Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
35 353 Wijziging van de Huisvestingswet 2014 in verband met de aanpak van ongewenste neveneffecten van toeristische verhuur van woonruimte (Wet toeristische verhuur van woonruimte)
Nr. 6
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 23 juni 2020
Met belangstelling heb ik kennisgenomen van het verslag van de vaste commissie voor
Binnenlandse Zaken belast met het voorbereidend onderzoek naar het wetsvoorstel toeristische
verhuur van woonruimte. De leden VVD, CDA, D66, GroenLinks, SP, PvdA en de ChristenUnie
hebben inbreng geleverd. In het navolgende wordt ingegaan op de vragen en opmerkingen
uit het verslag. Op onderdelen zijn vragen van gelijke strekking samengevoegd.
Inhoudsopgave
1.
Inleiding
2
2.
Aanleiding
3
2.1.
Achtergrond problematiek
4
2.2.
Redenen voor de regulering van toeristische verhuur van woonruimte
4
2.3.
Bestaande instrumenten en de noodzaak van nieuwe instrumenten
7
2.4.
Onderzochte alternatieven
8
3.
Inhoud van het wetsvoorstel
8
3.1.
Algemeen
8
3.2.
De eenmalige registratieverplichting
9
3.3.
Nachtencriterium en meldplicht per verhuring
14
3.4.
De vergunningplicht
15
3.5.
Combinatie van instrumenten
16
3.6.
Woonfraude
17
3.7.
Bestuurlijke boete
18
3.8.
Bestuursdwang bij het niet voldoen aan het verzoek toezichthouder
18
4.
Verhouding tot hoger recht
19
5.
Handhaving en uitvoerbaarheid
22
6.
Evaluatie
24
7.
Consultatie
24
1. Inleiding
De leden van de fractie van GroenLinks ontvangen graag op korte termijn de antwoorden
op schriftelijke vragen die zij hebben gesteld over de betrokkenheid van de platforms.
In reactie op dit verzoek zond ik u op 14 februari 2020 de antwoorden toe.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of de regering erkent dat platforms,
die het verhuren van woonhuizen voor toeristische doeleinden mogelijk maken, deze
vorm van verhuur sterk hebben doen toenemen, méér zijn dan simpelweg een platform
voor verhuur en dat zij vanuit commerciële belangen gebaat zijn bij meer aanbod van
woningen ter verhuur. In dit kader vragen de leden van de fractie van GroenLinks of
de regering vasthoudt aan de stelling dat platforms geen (mede) veroorzakers zijn
van de negatieve effecten van toeristische verhuur van woonhuizen. Ook vragen deze
leden naar een reactie van de regering op de berichtgeving van Brandpunt+ van 11 december
2019 waarin de lobby van Airbnb onder haar gebruikers onderwerp van de uitzending
is.
De toeristische verhuur van woningen is de afgelopen jaren gegroeid. Deze vorm van
verhuur is een nieuwe ontwikkeling en het ligt in de rede dat digitale platforms die
vraag en aanbod faciliteren een bijdrage leveren aan de genoemde groei en indirect
dus ook aan de neveneffecten. Immers, door de opkomst van de platforms die als marktplaats
fungeren is het voor aanbieders en toeristen makkelijker geworden om gebruik te maken
van deze vorm van deeleconomie. Platforms hebben uiteraard belang bij groei. Negatieve
effecten van toeristische verhuur zijn echter niet in het belang van platforms, omdat
die tot weerstand leiden en daarmee mogelijk tot minder groeimogelijkheden.
In de genoemde uitzending van Brandpunt+ wordt een beschouwing gegeven van de relatie
tussen Airbnb en de belangenvereniging Amsterdam Gastvrij (AGV). AGV is een onafhankelijke
vereniging die opkomt voor de belangen van de eigenaren van een Bed&Breakfast (B&B)
en «hosts» van toeristische verhuur. In de uitzending wordt gesuggereerd dat Airbnb
via AGV een lobby wilde opzetten tegen nieuwe regelgeving van het stadsbestuur in
Amsterdam. Het past bij het Nederlandse democratische bestel dat personen of organisaties
stelling kunnen nemen voor of tegen voorgenomen wet- en regelgeving.
De leden van de fracties van GroenLinks, de SP en de PvdA hebben vragen over de besprekingen
die hebben plaatsgevonden met gemeenten en platforms bij de totstandkoming van het
wetsvoorstel. Verwezen wordt naar een reconstructie van NRC1 en een Wob-verzoek. De Kamerleden vragen of het klopt dat de gemeenten en toeristische
platforms als gelijkwaardige partners werden gezien bij de besprekingen. Ook vragen
zij om gespreksverslagen van deze besprekingen. De leden van de fractie van GroenLinks
ontvangen verder graag een overzicht van alle afspraken die in het verleden tussen
overheden (gemeenten en rijksoverheid) in Nederland en de platforms zijn gemaakt over
de verhuur van woningen en over het tegengaan van overlast. De leden van de fractie
van GroenLinks en de SP vernemen graag waarom de regering ervoor heeft gekozen om
platforms mee te laten praten over het beteugelen en reguleren van hun werkzaamheden
gelet op de commerciële belangen van de platforms. De leden van de GroenLinks-fractie
vragen verder of de regering kan ingaan op het feit dat bijvoorbeeld de gemeente Amsterdam
geen nieuwe afspraken met Airbnb heeft kunnen maken omdat zij volgens de gemeente
Amsterdam aangeeft dat Airbnb niet wil meewerken aan een goede handhaving van het
maximaal aantal verhuurdagen per woning. Zij vragen of deze houding van Airbnb is
meegewogen bij de mate waarin Airbnb invloed heeft kunnen uitoefenen op dit wetsvoorstel.
Werken aan wet- en regelgeving vraagt om grote zorgvuldigheid. Het is van belang en
gebruikelijk partijen te horen die met de voorgenomen wetgeving te maken krijgen en
verschillende gezichtspunten te kunnen taxeren, kaders te kennen en ook vooruit te
kijken naar de uitvoerbaarheid van een wet. In het kader van de genoemde reconstructie
van de NRC en het daaraan ten grondslag liggende Wob-verzoek verwijs ik naar de openbaar
gemaakte stukken2. Hieruit valt af te leiden dat relevante partijen zijn uitgenodigd om op verschillende
aspecten van gedachten te wisselen. Dat komt de kwaliteit van een wetsvoorstel ten
goede. Bij de voorbereiding van het wetsvoorstel toeristische verhuur van woonruimte
is derhalve met relevante partijen gesproken zoals de meest belanghebbende gemeenten,
de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, platforms voor toeristische verhuur en belangenorganisaties
van verhuurders van woningen voor toeristische verhuur. Hierover is de Tweede Kamer
geïnformeerd in de brieven van 3 april 20183 en 25 september 20184. Voor een constructieve dialoog is het goed om partijen gelijkwaardig te behandelen.
Wel is het zo dat eerst met de gemeenten is gesproken over hun beleidsmatige behoeften
alvorens het gesprek met de platforms is aangegaan.
Ik moedig gemeenten en platforms aan om gezamenlijk afspraken te maken over de medewerking
aan het toezicht op de naleving van gemeentelijke regels en de handhaving daarvan.
De rijksoverheid heeft in het verleden geen afspraken gemaakt met de platforms en
is niet betrokken geweest bij gemaakte afspraken tussen gemeenten en platforms. Derhalve
is er geen overzicht van gemaakte afspraken tussen overheden en platforms.
2. Aanleiding
De leden van de VVD-fractie vragen of «oneerlijke concurrentie» en «geschiktheid van
de woning» toegevoegd kunnen worden aan de in het wetsvoorstel genoemde redenen voor
het gebruik van de bevoegdheden van de wet. Ook vragen zij of het mogelijk is om in
de wet op te nemen dat verhuur van toeristische woonruimte alleen mogelijk is door
de hoofdbewoner.
De Huisvestingswet 2014 stelt regels over woonruimteverdeling en -voorraadbeheer.
Voor dit wetsvoorstel is dat het kader. Daarnaast bepaalt het wetsvoorstel dat de
gemeente de gegevens van de eenmalige registratie mag gebruiken voor het innen van
toeristenbelasting. Dit draagt bij aan een gelijk speelveld met de hotelbranche. Met
behulp van de gegevens van de eenmalige registratie kan een gemeente verder controleren
of er is voldaan aan de vereisten uit het Bouwbesluit 2012 en of de woning derhalve
geschikt is om toeristen tijdelijk in te laten verblijven en een maximum stellen aan
het aantal verblijvende toeristen. Het is dus niet noodzakelijk dit toe te voegen
aan het wetsvoorstel. Niet elke gemeente staat alleen verhuur van een woning aan toeristen
toe indien de verhuurder de hoofdbewoner is. Er zijn gemeenten waar het wenselijk
kan zijn dat ook een tweede woning, waar de verhuurder niet staat ingeschreven, kan
worden verhuurd aan toeristen. Gezien de doelstellingen van het wetsvoorstel acht
ik een dergelijke algemene beperking ook niet noodzakelijk. Het wetsvoorstel voorziet
er wel in dat gemeenten in hun huisvestingsverordening dergelijke voorschriften en/of
beperkingen kunnen verbinden aan een vergunning.
2.1. Achtergrond problematiek
De leden van de D66-fractie vragen of de regering een inschatting heeft hoe groot
het deel van de Airbnb-advertenties is dat niet door ingeschreven bewoners wordt verhuurd.
Het is niet bekend hoe groot het deel van de advertenties voor toeristische woningverhuur
op platforms is dat wordt aangeboden door personen die niet op dat adres staan ingeschreven.
De leden van de D66-fractie vragen wat het verwachte effect van de wet is voor negatieve
aspecten van toeristische verhuur van woningen. De leden van de fractie van het CDA
vernemen graag hoe de wet de leefbaarheid in wijken kan ondersteunen.
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of de regering kan toelichten welke
publieke belangen voor ogen worden gehouden en wanneer sprake is van afdoende adequate
borging daarvan.
Voor het in goede banen leiden van toeristische verhuur en om publieke belangen zoals
het tegengaan van schaarste of overlast en het borgen van de leefbaarheid is de informatiepositie
van gemeenten van essentieel belang. Voor het toezicht, en om zo nodig te kunnen handhaven,
moeten gemeenten weten welke woonruimte in welke frequentie voor toeristische verhuur
wordt aangeboden. Het toezicht en de handhaving zijn momenteel moeilijk, ineffectief
en tijdrovend omdat gemeenten niet goed kunnen achterhalen welke woonruimten worden
aangeboden voor toeristische verhuur. Met het wetsvoorstel wordt de informatiepositie
van gemeenten verbeterd. Gemeenten kunnen er beter op toezien of woningen permanent
voor toeristische verhuur in gebruik worden gegeven en of de woningen geschikt zijn
voor toeristische verhuur. Ook kunnen zij een kwantitatieve beperking stellen aan
het aantal te verhuren nachten zodat de druk op de leefbaarheid in de wijk wordt verminderd.
Hiermee wordt ook de prikkel weggenomen om woningen aan te houden of aan te kopen
met als doel deze voornamelijk toeristisch te verhuren. Het ligt in de rede dat dit
een mogelijk prijsopdrijvend effect als gevolg van toeristische verhuur kan matigen.
Tevens kan frequente toeristische verhuur van woonruimten de sociale cohesie en de
leefbaarheid in een buurt aantasten, wat een belangrijke reden is om toeristische
verhuur van woonruimte in beeld te brengen en te reguleren. Het wetsvoorstel biedt
hiertoe de mogelijkheden omdat de gemeente niet alleen een beperking kan instellen
voor het aantal te verhuren nachten maar ook een vergunningplicht kan instellen voor
die gebieden waar de balans tussen wonen en toeristische verhuur is verstoord. De
gemeente levert de onderbouwing voor maatregelen die passen bij de aard van de lokale
omstandigheden en zodoende heeft de wet gericht effect.
2.2. Redenen voor de regulering van toeristische verhuur van woonruimte
De leden van de CDA-fractie vernemen van de regering graag in welke mate sprake is
van oneigenlijk gebruik en in welke mate gemeenten dat tegen kunnen gaan.
De leden van de fractie van de PvdA vragen de regering te kwantificeren wat de gevolgen
zijn van toeristische verhuur van woonruimte via platforms voor de betaalbaarheid
van wonen. Zij vragen ook of de gemeenteraad ook beperkingen aan toeristische verhuur
kan opleggen met het doel om prijseffecten te reguleren en de betaalbaarheid van wonen
te verbeteren.
Van oneigenlijk gebruik van een woning is sprake als iemand een woning op een andere
wijze gebruikt dan waarvoor de woning is bedoeld. In het kader van toeristische verhuur
betekent dit dat een bewoner of eigenaar de woning niet of nauwelijks voor bewoning
gebruikt, maar de woning vooral verhuurt aan toeristen. Met het wetsvoorstel kan de
gemeente een kwantitatieve beperking instellen van het aantal te verhuren nachten
en hierbij eventueel een meldplicht instellen ter bevordering van de leefbaarheid
en een juist gebruik van de woning te behouden. Hiermee kan tevens worden geborgd
dat woningen niet worden gekocht enkel en alleen om toeristisch te verhuren.
De betaalbaarheid van koop- en huurwoningen is van veel factoren afhankelijk. Een
directe relatie tussen betaalbaarheid van wonen en toeristische verhuur kan derhalve
niet worden gekwantificeerd. Toeristische verhuur zelf heeft twee effecten op de betaalbaarheid
van woningen. Enerzijds kunnen bewoners hun inkomen aanvullen met opbrengsten uit
toeristische verhuur, wat bijdraagt aan de betaalbaarheid. Anderzijds kan toeristische
verhuur van woningen in populaire toeristische gebieden een prijsopdrijvend effect
hebben voor woningzoekenden. Zoals in paragraaf 2.1 is aangegeven kan de gemeente
een kwantitatieve beperking stellen aan het aantal te verhuren nachten teneinde bijvoorbeeld
de prikkel weg te nemen om woningen aan te houden of aan te kopen met als doel deze
voornamelijk toeristisch te verhuren. Het ligt in de rede dat dit een mogelijk prijsopdrijvend
effect kan matigen.
De leden van de SP-fractie vragen hoeveel gemeenten nu een huisvestingsverordening
hebben en op basis van welke argumenten zij deze hebben ingesteld.
Van de 380 Nederlandse gemeenten hebben 187 gemeenten een huisvestingsverordening
vastgesteld (49%). Gemeenten kunnen het merendeel van de instrumenten die de Huisvestingswet
2014 biedt alleen inzetten indien sprake is van schaarste op de woningmarkt in de
betreffende gemeente. Met het vaststellen van een huisvestingsverordening kunnen gemeenten
regels stellen ten aanzien van de woningvoorraad of de verdeling daarvan. Ook kan
een gemeente ervoor kiezen om een urgentieregeling op te nemen in de huisvestingsverordening.
Hiervoor is het bestaan van schaarste geen vereiste. Zoals in de memorie van toelichting
bij het wetsvoorstel is aangegeven, is naar aanleiding van de openbare internetconsultatie
het verbeteren van de leefbaarheid aan het wetsvoorstel toegevoegd als grond om regels
te stellen voor toeristische verhuur van woningen. Een gemeente zonder schaarste aan
woningen kan bij aantoonbare overlast en aantasting van de leefomgeving als gevolg
van toeristische verhuur, een verordening vaststellen om toeristische verhuur van
woningen in goede banen te leiden. Op deze wijze kunnen ook gemeenten zonder schaarste
gebruik maken van de instrumenten uit het wetsvoorstel ten behoeve van het verbeteren
van de leefbaarheid.
De leden van de PvdA-fractie constateren dat uit recente rechterlijke uitspraken blijkt
dat gemeenten er niet in slagen schaarste als bedoeld in de Huisvestingswet 2014 te
onderbouwen in hun huisvestingsverordening. Zij vragen de regering of het klopt dat
onvoldoende onderbouwing van schaarste aan betaalbare woningen ertoe kan leiden dat
de rechter de gehele huisvestingsverordening vernietigt. Ook vragen zij of de regering
kan aangeven of zij problemen voorziet bij het onderbouwen van lokale schaarste aan
betaalbare huisvesting en hoe gemeenten lokale schaarste voldoende kunnen onderbouwen.
Verder vragen zij of de regering kan verduidelijken of het mogelijk is om een nachtencriterium
te hanteren zonder dat sprake is van lokale schaarste. De leden van de ChristenUnie-fractie
vragen of in alle gevallen oneigenlijk gebruik van de woningvoorraad niet iets is
wat voorkomen zou moeten, of in elk geval kunnen, worden. Zij vragen waarom de nadruk
wordt gelegd op gemeenten waar schaarste aan woonruimte is.
Momenteel verleent de Huisvestingswet 2014 gemeenten uitsluitend de bevoegdheden om
maatregelen te treffen inzake woonruimteverdeling en woonruimtevoorraadbeheer indien
dat noodzakelijk en geschikt is voor het bestrijden van onevenwichtige en onrechtvaardige
effecten van schaarste aan woonruimte.5 Gemeenten zonder schaarste kunnen wel een urgentieregeling opstellen.6 Daarom is het criterium leefbaarheid aan het wetsvoorstel toegevoegd zodat ook gemeenten
zonder schaarste maar die wel de negatieve effecten van toeristische verhuur op de
leefbaarheid kunnen aantonen, gebruik kunnen maken van de instrumenten uit het wetsvoorstel.
In artikel 52 van de Huisvestingswet 2014 is bepaald dat vijf jaar na inwerkingtreding
van die wet een evaluatie zal plaatsvinden. Momenteel wordt deze evaluatie uitgevoerd.
Daarbij zal ook onderzocht worden of gemeenten zonder schaarste voldoende mogelijkheden
hebben om maatregelen te treffen inzake woonruimtevoorraadbeheer.
In een aantal recente uitspraken7 heeft de rechtbank enkele huisvestingsverordeningen (gedeeltelijk) onverbindend verklaard
wegens strijd met de Huisvestingswet 2014. De rode draad in deze uitspraken is dat
de betreffende gemeenten onvoldoende hadden gemotiveerd dat schaarste aan (bepaalde
categorieën van) woonruimte bestond in hun gemeente. De gemeente Rotterdam heeft hoger
beroep ingesteld tegen enkele van deze rechtbankuitspraken. De Afdeling bestuursrechtspraak
van de Raad van State (de Afdeling) heeft op 29 april 2020 uitspraak hierover gedaan.8 Daarin wordt het oordeel van de rechtbank bevestigd dat gemeenten alleen regels mogen
stellen voor woonruimteraadraadbeheer indien zij onderbouwen dat er sprake is van
schaarste aan woonruimte en van onevenwichtige en onrechtvaardige effecten die noodzaken
tot ingrijpen. Uit de uitspraak van de Afdeling volgt verder dat de onderbouwing van
schaarste specifiek moet zien op het segment van de woningmarkt waarop via de huisvestingsverordening
wordt ingegrepen. Het is volgens de Afdeling niet toegestaan om regels te stellen
voor het middensegment indien de onderbouwing van schaarste alleen ziet op het sociale
segment. Wanneer een gemeente dit nalaat betekent dit niet dat de gehele huisvestingsverordening
onverbindend moet worden verklaard. Zoals hiervoor geschetst mogen gemeenten zonder
aanwezigheid van schaarste wel regels in hun huisvestingsverordening opnemen voor
urgentie. Met deze uitspraak, in samenhang met de memorie van toelichting van de Huisvestingswet
2014 waarin staat beschreven van welke bronnen en indicatoren gebruikt kunnen worden
bij de onderbouwing van schaarste9, heeft de Afdeling verduidelijkt op welke wijze gemeenten schaarste kunnen onderbouwen.
Naar verwachting kunnen gemeenten hiermee uit de voeten.
In het wetsvoorstel wordt gemeenten de mogelijkheid geboden om het voorgestelde instrumentarium
inzake toeristische verhuur van woonruimte in te zetten indien er schaarste is of indien dit noodzakelijk is voor het
behoud van de leefbaarheid. Hiervoor is gekozen omdat toeristische verhuur van woonruimte
zowel kan leiden tot oneigenlijk gebruik van de woningvoorraad als tot vermindering
van de leefbaarheid. Het behoud van de leefbaarheid kan een gerechtvaardigde reden
zijn voor het opleggen van maatregelen die een beperking kunnen zijn van het vrij
verkeer van diensten10 en het reguleren van het eigendomsrecht.11 Dit betekent dat in beginsel zowel gemeenten waar schaarste is, als gemeenten waar
regulering van de toeristische verhuur van woonruimte noodzakelijk is voor het behoud
van de leefbaarheid, gebruik kunnen maken van het in het wetsvoorstel voorgestelde
instrumentarium waaronder een nachtencriterium.
2.3. Bestaande instrumenten en de noodzaak van nieuwe instrumenten
De leden van de D66-fractie vragen de regering toe te lichten op welke wijze digitale
platformen op dit moment medewerking verlenen aan de handhaving van de bestaande regels
door gemeenten. Tevens vragen zij of en op welke wijze de rijksoverheid, de Vereniging
Nederlandse Gemeenten (VNG) of een van de geconsulteerde gemeenten, aan een platform
heeft gevraagd om nu al meer inspanningen te leveren rondom de handhaving. Deze leden
vragen naar de stand van zaken rondom de gesprekken tussen de rijksoverheid of gemeenten
met de digitale platforms om illegale verhuur verder te voorkomen.
De leden van de fractie van D66 vragen of de regering kan toelichten of zij concrete
afspraken met platforms heeft gemaakt over het verkrijgen van meer inzicht in de verhuuradressen.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de platforms bereid zijn gebruikers
te verplichten zich te registreren bij de gemeenten én hiervan melding te doen. Als
dit niet het geval is, vragen deze leden zich af of er dan daadwerkelijk sprake is
van medewerking.
De medewerking van de platforms aan de mogelijkheden die het wetsvoorstel aan gemeenten
biedt kent meerdere componenten. Indien blijkt dat er advertenties zichtbaar zijn
van woningen die niet voldoen aan de door gemeenten gestelde regelgeving, moet het
platform de betreffende advertentie verwijderen indien het bevoegd gezag hierom heeft
verzocht.
Door de eenmalige registratieverplichting worden de adressen van de voor toeristische
verhuur aangeboden woningen kenbaar voor de gemeente zonder dat een platform die gegevens
hoeft te verstrekken. De platforms hebben aangegeven mee te willen werken door hun
websites op een zodanige wijze in te richten dat nieuw aanbod van advertenties zonder
registratienummer zo veel mogelijk uitgesloten wordt. Voor bestaande advertenties
hebben de platforms aangegeven deze aanbieders te attenderen op de nieuwe wetgeving
en hen te bewegen, indien van toepassing, een registratienummer aan te vragen bij
de gemeente. Indien voor een aangeboden woonruimte de lokale registratieplicht geldt,
maar bij de advertentie voor deze woning na 6 maanden nog steeds geen registratienummer
wordt aangegeven, dan zal het platform ervoor zorgen dat deze woning niet meer kan
worden geboekt. Voorgaande heeft Airbnb nog eens aan mij bevestigd in een brief van
27 februari 2020 waarvan uw Kamer van Airbnb een afschrift heeft mogen ontvangen.
Hiermee ontstaat, zo is mijn verwachting, een goeddeels sluitend en werkbaar systeem
rond het nieuwe instrumentarium dat het wetsvoorstel biedt. Indien op termijn blijkt
dat het instrumentarium onvoldoende blijkt te zijn, zal ik moeten bezien welke aanvullende
maatregelen mogelijk en noodzakelijk zijn.
De leden van de SP-fractie vragen de regering toe te lichten waarom zij de verhuurplatforms
niet wil verplichten om toeristenbelasting te betalen, al dan niet via de gebruikers
van hun dienst. Zij vragen de regering om het heffen van toeristenbelasting via platforms
op te nemen als instrument in de wet. Indien de regering hiertoe niet bereid is, vragen
deze leden om een toelichting.
Uit jurisprudentie12 volgt dat indien een gemeente toeristenbelasting heft, deze ook geheven kan worden
indien een woonruimte toeristisch wordt verhuurd. Op basis van artikel 224 van de
Gemeentewet mogen gemeenten zelf bepalen of zij toeristenbelasting heffen en hoe zij
het tarief berekenen. Bijvoorbeeld een vast bedrag per verblijf of een percentage
van de overnachtingprijs. Elke gemeente kan dit regelen in een eigen verordening.
Aangezien de gemeente niet verplicht is om toeristenbelasting te heffen, ligt het
ook niet voor de hand om een wettelijke verplichting op te leggen aan platforms om
deze te innen. Wel kunnen gemeenten hierover afspraken maken met de platforms, hetgeen
in de praktijk ook gebeurt. Door middel van de in dit wetsvoorstel voorgestelde registratie-
en meldplicht krijgen gemeenten ook duidelijk inzicht in waar toeristische verhuur
plaatsvindt en hoeveel nachten iemand zijn woning toeristisch heeft verhuurd, zodat
het voor hen eenvoudiger wordt om zelf de toeristenbelasting te heffen en innen bij
dit type toeristisch verblijf.
Volgens de leden van ChristenUnie-fractie stellen platforms dat er een noodzaak moet
zijn om een registratieplicht in te voeren. Deze leden vragen daarom of de regering
het wenselijk vindt dat verhuurplatforms de voorwaarde bepalen waaronder gemeenten
een registratieplicht moeten invoeren.
Dat er een noodzaak moet zijn voor het invoeren van een registratieplicht is gelegen
in het feit dat een registratieplicht een beperking is van het eigendomsrecht en het
vrij verkeer van diensten. Dergelijke beperkingen moeten noodzakelijk, proportioneel
en non-discriminatoir zijn. Deze voorwaarden worden niet bepaald door verhuurplatforms
maar volgen uit Europeesrechtelijke kaders. Op basis van het wetsvoorstel is een registratieplicht
voor toeristische verhuur van woonruimte gerechtvaardigd indien de gemeente dit instrument
noodzakelijk acht voor het tegengaan van de onevenwichtige en onrechtvaardige effecten
van schaarste of voor het behoud van de leefbaarheid.
2.4. Onderzochte alternatieven
De leden van de CDA-fractie vragen wanneer de terugkoppeling van de Staatssecretaris
van Financiën volgt over grootschalige particuliere verhuur die vaak praktisch onbelast
plaatsvindt. Deze leden vragen verder naar een voorstel voor een rechtvaardigere belastingheffing
over verhuurinkomsten.
In de bouwstenen voor een beter belastingstelsel is een onderzoek opgenomen naar de
digitale platforms. In dit onderzoek en in het rapport van de bouwsteen overig vermogen
worden maatregelen uitgewerkt die betrekking hebben op verhuurinkomsten. De bouwstenen
zijn op 18 mei 2020 door de Staatssecretaris van Financiën naar de Tweede Kamer gestuurd.13
3. Inhoud van het wetsvoorstel
3.1. Algemeen
De leden van de fractie van het CDA vragen in hoeverre verhuurders en platforms als
Airbnb, Booking en Expedia gelijke verplichtingen krijgen.
Het instrumentarium dat gemeenten krijgen met dit wetsvoorstel is niet afhankelijk
van het medium dat aanbieders gebruiken om woonruimte voor toeristische verhuur aan
te bieden. Voor de verhuurders is het afhankelijk van de gemeente waarin hun aangeboden
woning zich bevindt welke verplichtingen er specifiek voor hen gelden. Verder geldt
de verplichting om medewerking te verlenen aan verzoeken van toezichthouders voor
eenieder. Dus ook voor alle platforms voor toeristische verhuur.
De leden van de fractie van GroenLinks ontvangen graag een overzicht van het aantal
woningen (per gemeente, voor zover bekend) dat via platforms wordt verhuurd en hoeveel
dagen deze woningen gemiddeld via de platforms worden verhuurd.
Ik heb geen overzicht van hoeveel woningen per gemeente worden verhuurd. Het grootste
platform Airbnb verschaft deze informatie over en voor een aantal gemeenten wél maar
het grootste deel van de gemeenten heeft hier geen inzicht in. Het wetsvoorstel geeft
gemeenten met de registratieplicht een instrument om dat inzicht te verkrijgen. Het
aantal woningen dat in Amsterdam minimaal één keer per jaar toeristisch is verhuurd
lag volgens de gemeente Amsterdam in 2018 op ruim 21.000. Opgemerkt moet worden dat
het aantal aangeboden woningen veelal hoger is dan het aantal daadwerkelijk verhuurde
woningen. De grootste platforms voor toeristische verhuur hebben in Europees verband
toegezegd gegevens te gaan delen over vakantieverhuur met Eurostat, het statistiekbureau
van de Europese Commissie.14
3.2. De eenmalige registratieverplichting
De leden van D66-fractie vragen de regering toe te lichten of het wetsvoorstel ertoe
kan leiden dat elke gemeente een eigen registratiesysteem instelt. Zij vragen de regering
of belemmeringen bestaan als gemeenten een gezamenlijk registratiesysteem opzetten
vanuit efficiëntieoverwegingen. Deze leden vragen ook of de regering heeft overwogen
om één organisatie aan te wijzen om een landelijk registratiesysteem in te richten
en te onderhouden ten behoeve van alle gemeenten.
Met en tussen de betrokken partijen zijn gesprekken gefaciliteerd en deze partijen
zijn betrokken bij de beleidsvorming, mede om een uniforme aanpak te bewerkstelligen.
Als gevolg hierop zetten gemeenten gezamenlijk een registratiesysteem op dat voor
alle partijen werkbaar is. Parallel hieraan tref ik voorbereidingen voor een algemene
maatregel van bestuur, waartoe het wetsvoorstel de grondslag biedt, waarin de noodzakelijke
voorwaarden voor een uniform registratiesysteem van gemeenten worden vastgelegd. Het
initiatief om een registratiesysteem te ontwikkelen is in 2019 al genomen door de
gemeente Amsterdam. Daarbij kan aansluiting gezocht worden bij wat in de lokale praktijk
reeds ontwikkeld is. Het is de bedoeling dat een gemeente die aan de slag wil met
het instrumentarium uit deze wet kan aansluiten op dit registratiesysteem. Ik blijf
de ontwikkeling van een registratiesysteem door gemeenten volgen.
De leden van de fracties van D66 en GroenLinks ontvangen van de regering graag een
uitgebreide reactie op de inbreng van de meest betrokken gemeenten dat handhaving
van de registratie- en aanmeldplicht arbeidsintensief en kostbaar zal zijn. De D66-fractieleden
vragen hoeveel capaciteit grote gemeenten kwijt zullen zijn aan de controle en handhaving
van de registratieplicht. Zij vragen voorts of gemeenten hier extra middelen voor
krijgen. Verder vragen deze leden welke aanvullende maatregelen gemeenten zelf kunnen
nemen om handhaving verder te optimaliseren en overlast daarmee tegen te gaan. Deze
leden vragen ook of een gemeente bepaalde wijken of buurten volledig kan uitsluiten
van het verhuren van woningen via platforms.
De SP-fractieleden hebben vragen over de digitale registratie. Zij vragen wat er gebeurt
als foutieve gegevens worden doorgegeven, wie de digitale registratie controleert
en welke mogelijkheden er zijn om fouten te herstellen. Deze leden vragen ook wanneer
het registratiesysteem klaar en goed werkend zal zijn. De leden van de SP-fractie
vragen verder wie hiervoor verantwoordelijk zal worden en vragen of dit de landelijke
overheid kan zijn.
Het doel van het wetsvoorstel is dat gemeenten meer inzicht krijgen in de toeristische
verhuur van woningen zodat er zo nodig efficiënter en doelgerichter kan worden gehandhaafd.
De mate waarin sprake is van de negatieve gevolgen van toeristische verhuur van woningen
verschilt per gemeente. Het is dan ook een lokale aangelegenheid om te beoordelen
of een eenmalige registratieverplichting noodzakelijk is. Indien de gemeente besluit
om een eenmalige registratieverplichting in te voeren ligt het in de rede dat er capaciteit
wordt vrijgemaakt om te controleren of aanbieders zich daadwerkelijk hebben geregistreerd.
Hoeveel capaciteit hieraan wordt besteed is afhankelijk van de omvang van de toeristische
verhuur. Gemeenten kunnen gebruik maken van ICT-technieken waarmee advertenties op
platforms zonder registratienummer automatisch kunnen worden opgespoord. Voor die
advertenties die geen registratienummer hebben, zal een platform op verzoek van de
gemeente de adresgegevens van de aanbieder moeten verstrekken. Voorts is het aan de
gemeente om handhavend op te treden tegen de betreffende aanbieder en om zo nodig
het platform te verzoeken om de advertentie van een aanbieder te verwijderen (notice-and-takedown-procedure).
Het doel van de eenmalige registratieverplichting is om inzicht te krijgen in waar
de verhuur plaatsvindt, zodat de gemeente kan bezien of verdere maatregelen zoals
een nachtencriterium, meldplicht per verhuring of vergunningsplicht noodzakelijk zijn.
De keuzes die daarbij worden gemaakt bepalen mede hoeveel capaciteit een gemeente
zal moeten inzetten voor handhaving. Er worden geen middelen vrijgemaakt door het
Rijk ten behoeve van de uitvoering van het wetsvoorstel. Het wetsvoorstel geeft gemeenten
mogelijkheden om de toeristische woningverhuur beter te reguleren en de lokale regels
beter te handhaven, waaronder ook het innen van de toeristenbelasting bij toeristische
woningverhuur. Het ligt in de rede dat waar de baten landen ook de kosten worden gedragen.
Bij de inwerkingtreding van het wetsvoorstel zal een registratiesysteem operationeel
zijn. Hiervoor is initiatief door gemeenten genomen en de ontwikkeling hiervan wordt
gevolgd.
De gemeente kan gebieden in de gemeente aanwijzen waar voor toeristische verhuur van
woonruimte een vergunning moet worden aangevraagd en daarbij, indien dat op basis
van de lokale omstandigheden noodzakelijk is, een maximum stellen aan het aantal vergunningen
dat in dat gebied kan worden afgegeven. Een systeem van vergunningen kan in beginsel
geen totaalverbod inhouden. Iedereen die aan de voorwaarden van de vergunning voldoet,
komt in beginsel in aanmerking voor een vergunning. Een totaalverbod is een grote
inbreuk op het eigendomsrecht en het vrij verkeer van diensten en zal slechts in zeer
uitzonderlijke omstandigheden als een gerechtvaardigde maatregel kunnen worden ingezet.
De leden van de fractie van de VVD vragen de regering om nader toe te lichten waarom
het Europese recht het niet toestaat om platforms te verplichten mee te werken aan
een registratiesysteem. Zij wijzen erop dat dit in Frankrijk, Spanje, Duitsland, Portugal
wel gebeurt. De leden van de VVD-fractie vragen of het in de rede ligt, noodzakelijk
en mogelijk is specifieke regels te stellen ten aanzien van informatiedienstverleners
gelet de recente uitspraak van het Europese Hof van Justitie. De leden van de fractie
van de ChristenUnie vragen of er lidstaten zijn waar platforms wel verplicht zijn
gebruikers een registratienummer te laten vermelden.
Verwezen wordt naar de antwoorden in hoofdstuk 4 waarin uitgebreid wordt ingegaan
op vragen over de verhouding tussen het wetsvoorstel en het Europees recht. Daarbij
komt ook de recente uitspraak van het Europees Hof van Justitie aan bod.
Ter voorbereiding op het wetsvoorstel heeft het kabinet onderzoek laten uitvoeren
naar de aanpak van negatieve neveneffecten van toeristische verhuur in andere lidstaten.
Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat zowel in Frankrijk als in Portugal platforms
worden verplicht alleen advertenties met registratienummer te tonen. Uit het onderzoek
bleek echter ook dat het onzeker is of deze verplichting wel in overeenstemming is
met de Richtlijn inzake elektronische handel. Ook lijkt het systeem in Frankrijk en
Portugal te werken op basis van een notice-and-takedown-procedure, aldus het onderzoek.
Een notice-and-takedown-procedure is niet zozeer het resultaat van verplichtingen
die lidstaten aan platforms hebben opgelegd. Deze procedure volgt namelijk uit de
aansprakelijkheidsverdeling die in de Richtlijn inzake elektronische handel is geregeld15. Of de boetes die in Frankrijk aan Airbnb zijn opgelegd door de rechter in stand
zijn gelaten, gelet op de uitspraak van het Europese Hof van Justitie van 19 december
2019 waar in hoofdstuk 4 nader op wordt ingegaan, is niet bekend. Wel richt Frankrijk
zich momenteel ook op het reguleren van toeristische verhuur door middel van een vergunningensysteem.
Het kabinet leidt uit dit alles af dat ook andere lidstaten worstelen met de aanpak
van de negatieve neveneffecten van toeristische verhuur. Het voorliggende wetsvoorstel
is gericht op de aanbieders van woonruimte die voor toeristische doeleinden wordt
verhuurd. Parallel hieraan zet het kabinet er in Europees verband op in om tot aanvullende
maatregelen te komen.
De leden van de CDA-fractie vragen of de platforms verplicht kunnen worden om advertenties
zonder nummer te weigeren. Zij vernemen ook graag of platforms verplicht kunnen worden
de adressen van de aangeboden woningen te delen met gemeenten. Ook de leden van de
D66-fractie vragen nader te motiveren waarom in het wetsvoorstel geen verplichting
voor digitale platforms is opgenomen om advertenties zonder registratienummers te
weren. De leden van de fractie van GroenLinks vragen of de regering kan ingaan op
de juridische houdbaarheid van de variant waarbij de platforms wel verplicht worden
om een advertentie zonder registratienummer te verwijderen zonder dat de platforms
verplicht worden om ook de authenticiteit van het nummer te controleren. De leden
van de fractie van de PvdA vragen waarom de regering er niet voor heeft gekozen om
de platforms medeverantwoordelijk te maken voor handhaving van de wet. Deze leden
willen graag vernemen waarom de regering er niet voor kiest om platforms te verplichten
een registratienummer als voorwaarde voor gebruik te stellen. Deze leden vernemen
ook graag, waarom geen maatregelen zijn genomen om platforms te verplichten zich zo
in te richten dat overtredingen technisch niet meer mogelijk zijn. Ze vragen ook waarom
de regering er niet voor kiest om platforms te verplichten persoonsgegevens te delen
met gemeenten indien het platform overtredingen van de registratieplicht, de meldplicht
of het nachtencriterium constateert. Verder vragen deze leden of de regering op alternatieve
wijze platforms gaat bewegen tot een dergelijke technische inrichting.
Deze vragen over mogelijke regulering van de verhuurplatforms raken aan het Europeesrechtelijk
kader. Verwezen wordt naar de antwoorden in hoofdstuk 4 waarin uitgebreid wordt ingegaan
op vragen over de verhouding tussen het wetsvoorstel en het Europees recht. In paragraaf
3.2 is aangegeven dat door de eenmalige registratieverplichting de adressen van de
voor toeristische verhuur aangeboden woningen kenbaar worden voor de gemeente zonder
dat een platform die gegevens hoeft te verstrekken. Daarnaast hebben de platforms
aangegeven mee te willen werken door hun websites op een zodanige (technische) wijze
in te richten dat nieuw aanbod van advertenties zonder, of met een foutief, registratienummer
zo veel mogelijk wordt uitgesloten. Tevens hebben de platforms aangegeven dat zij
bestaande advertenties die in overtreding zijn met de plicht om het registratienummer
te tonen na 6 maanden zullen blokkeren, zodat deze adressen dan niet meer geboekt
kunnen worden totdat een registratienummer wordt vermeld.
De leden van de fractie van de PvdA vragen op welke wijze de Nederlandse privacybescherming
afwijkt van de Spaanse waardoor het niet mogelijk is om de persoonsgegevens van aanbieders
van toeristische verhuur van woonruimte te delen met de gemeente. Ook vragen deze
leden of de regering kan aangeven of optreden tegen overtredingen van wet- en regelgeving
een voldoende gerechtvaardigd belang is om uitwisseling van persoonsgegevens mogelijk
te maken via de AVG en op welk punt de wetgeving zou kunnen worden aangepast om dit
alsnog mogelijk te maken.
Het is aan individuele lidstaten om te beoordelen of het opstellen van wetgeving die
inbreuk maakt op privacy noodzakelijk en proportioneel is. Binnen de kaders van het
wetsvoorstel acht ik het niet noodzakelijk noch proportioneel om platforms te verplichten
actief de persoonsgegevens van alle verhuurders van woonruimte te delen. Het stellen
van regels over toeristische verhuur van woonruimte en de instrumentkeuze zal per
gemeente worden afgewogen waarbij kan worden besloten dat er geen lokale behoefte
is voor een dergelijke regulering. Daarnaast zal naar verwachting het merendeel van
de verhuurders van woonruimte zich aan de regels houden die gemeenten voor toeristische
verhuur zullen opstellen. Het zou in dat kader een zeer verstrekkende maatregel zijn
als de persoonsgegevens van alle verhuurders, ook de verhuurders die zich aan de gestelde
regels houden, door platforms worden gedeeld met gemeenten. Wanneer gemeenten daadwerkelijk
overtredingen constateren biedt het wetsvoorstel de mogelijkheid om de persoonsgegevens
van verhuurders bij platforms op te vragen. Medewerking daarvan kan worden afgedwongen
door het opleggen van een dwangsom.
De leden van de fractie van de SP vragen waarom de regering afziet van een landelijke
registratieverplichting voor aanbieders van advertenties voor toeristische verhuur.
Zij vragen of er is afgezien van een landelijke registratieplicht vanwege druk die
is uitgeoefend door platforms. De leden van de fractie van de SP vragen waarom platforms
advertenties mogen blijven plaatsen zonder registratienummer, waarom er niet voor
gemeenten maar voor bedrijven wordt opgekomen en waarom wordt toegestaan dat de platforms
hun verantwoordelijkheid kunnen ontlopen.
De leden van de fractie van de SP vragen hoe de zin uit de memorie van toelichting
op pagina 4: «Voor een effectieve handhaving is de informatiepositie van gemeenten
van essentieel belang» zich verhoudt tot het schrappen van een landelijke registratieplicht
in de conceptwet.
In het voorliggende wetsvoorstel is nooit sprake geweest van een landelijke registratieplicht
en dit is ook niet aangekondigd in de brief van 25 september 201816. In de in uw verslag genoemde brief wordt wel aangegeven dat er gezamenlijk met de
relevante partijen wordt gewerkt aan een registratiesysteem. Slechts een beperkt aantal
gemeenten heeft aangegeven behoefte te hebben aan instrumenten om de negatieve neveneffecten
van toeristische verhuur te kunnen voorkomen of tegengaan. Voor het invoeren van een
registratieplicht moet een noodzaak bestaan omdat het een beperking is van het eigendomsrecht
en een beperking van het vrij verkeer van diensten. Door het invoeren van een landelijke
registratieplicht zouden ook gemeenten die hier geen nood aan hebben, deze registratieverplichting
moeten handhaven. Ten slotte schrijft de Algemene verordening gegevensbescherming
voor dat gestreefd moet worden naar minimalisatie van gegevensverwerking. Indien er
in het merendeel van de gemeenten geen noodzaak is voor een registratieplicht, moet
het verwerken van persoonsgegevens ook beperkt blijven tot die gemeenten die hieraan
wel behoefte hebben. Wel hebben de betrokken partijen aangegeven noodzaak te zien
in een uniform registratiesysteem dat voor alle betrokkenen partijen werkbaar is.
Daarom tref ik in samenwerking met de gemeenten voorbereidingen voor een algemene
maatregel van bestuur waarin de noodzakelijke voorwaarden voor het registratiesysteem
van gemeenten worden vastgelegd.
De leden van de fractie van de SP vragen verder of het wetsvoorstel voorziet in effectieve
handhaving voor gemeenten zonder huisvestingsverordening. De leden van deze fractie
vernemen verder graag waarom alleen in schaarstegebieden mogelijkheden worden geven
voor het reguleren van toeristische verhuur en hoe een gemeente zonder huisvestingsverordening
het aantal dagen of nachten vakantieverhuur kan maximeren. Deze leden willen graag
weten hoe dit zich verhoudt tot het recht op woongenot, wat geldt in het hele land.
Ook willen deze leden weten welke andere wetten de regering heeft bekeken om de voorgestelde
maatregelen in op te nemen en in welke andere wet de maatregelen opgenomen zouden
kunnen worden zodat elke gemeente er gebruik van kan maken. Ook vragen deze leden
of de regering heeft overwogen om ervoor te zorgen dat elke gemeente een huisvestingsverordening
in kan stellen gelet op het gelijkheidsbeginstel.
Zoals uiteengezet gaat het hier om beperkingen van het eigendomsrecht, vrijheid van
vestiging en het vrij verkeer van diensten. De bevoegdheden die aan de gemeenten worden
gegeven in het kader van het voorliggende wetsvoorstel kunnen worden ingezet indien
dat noodzakelijk is voor het behoud van de leefbaarheid of om de onevenwichtige en
onrechtvaardige effecten van schaarste tegen te gaan. Hierdoor kunnen alle gemeenten
waar er op basis van de lokale omstandigheden noodzaak is, gebruik maken van het instrumentarium
dat wordt voorgesteld in dit wetsvoorstel.
De leden van de SP-fractie vragen hoeveel tijd gemeenten krijgen om hun beleid op
te nemen in de huisvestingsverordening.
Artikel 122 van de Gemeentewet bepaalt dat gemeentelijke verordeningen in wier onderwerp
door een wet wordt voorzien van rechtswege vervalt. Om te voorkomen dat de regels
die gemeenten momenteel over toeristische verhuur in hun huisvestingsverordeningen
hebben opgenomen vervallen op het moment dat het wetsvoorstel in werking treedt, zal
in het wetsvoorstel worden voorzien in overgangsrecht. Middels nota van wijziging
is in het wetsvoorstel een overgangsvoorziening opgenomen op grond waarvan gemeenten
een termijn van maximaal één jaar krijgen om hun huisvestingsverordening aan te passen
aan de nieuwe regels op het gebied van toeristische verhuur. Met het vaststellen van
een maximale termijn, krijgen gemeenten die eerder aan de slag willen met het nieuwe
instrumentarium daar de mogelijkheid toe. Voor gemeenten die in hun huisvestingsverordening
nog geen regels hebben gesteld over toeristische verhuur geldt geen termijn.
De leden van zowel de CDA-fractie als die van de PvdA vragen om een toelichting van
de regering hoe gemeenten kunnen omgaan met zowel het platform als de aanbieder wanneer
geen registratienummer wordt aangevraagd of het nummer niet wordt vermeld.
Indien de gemeente een registratieplicht heeft opgenomen in de huisvestingsverordening
is het verboden om woonruimte aan te bieden voor toeristische verhuur zonder vermelding
van het registratienummer in de aanbieding. Indien de gemeente een advertentie opmerkt
voor toeristische verhuur van een woonruimte waarbij geen registratienummer is vermeld,
kan ze bij het platform informatie opvragen over degene die deze advertentie heeft
geplaatst. Indien het platform hieraan niet meewerkt, kan de gemeente medewerking
afdwingen door een last onder dwangsom op te leggen aan het platform. Uiteindelijk
kan de gemeente aan de aanbieder van de woonruimte een last onder bestuursdwang of
een bestuurlijke boete opleggen.
3.3. Nachtcriterium en meldplicht per verhuring
De leden van de SP-fractie vragen wat in de praktijk gaat gebeuren als de maximale
termijn van het aantal nachten wordt overschreden. Ze vragen ook of het klopt dat
een nachtencriterium instellen pas mogelijk is als er een registratieplicht is ingesteld
in de huisvestingsverordening en waarom er pas een meldplicht van een verhuring ingesteld
kan worden als er een nachtencriterium is. Deze leden vragen om de gemaakte koppeling
los te laten om op die manier maatwerk toe te kunnen passen. Ook vragen zij of om
een toelichting waarom het beperken van het aantal personen niet als optie in het
wetsvoorstel wordt genoemd en ze vragen of deze vorm van regulering als optie voor
gemeenten kan worden opgenomen.
Het wetsvoorstel geeft gemeenten verschillende instrumenten om toeristische verhuur
van woonruimte te reguleren. Met de eenmalige registratieverplichting krijgen gemeenten
inzicht in welke wijken, welke typen woonruimte, en door wie de woonruimte wordt aangeboden
voor toeristische verhuur. De inzichten die de registratieplicht verschaft aan een
gemeente kunnen aanleiding zijn voor regulering via een nachtencriterium, al dan niet
met meldplicht, of een vergunningsplicht.
De meldplicht is een middel om te kunnen controleren of het nachtencriterium wordt
nageleefd. Bij het ontbreken van een nachtencriterium zou het doel van deze meldplicht
ontvallen. Aanbieders van toeristische verhuur zouden een onnodige administratieve
last opgelegd krijgen die een beperking van het eigendomsrecht en op het vrij aanbieden
van diensten oplevert zonder dat daarvoor een dwingende reden van algemeen belang
aanwezig is. Daarom is het voor gemeenten niet mogelijk om gebruik te maken van de
meldplicht zonder dat een nachtencriterium is ingesteld. Op het moment dat een gemeente
vaststelt dat een woning wordt verhuurd terwijl de aanbieder het vastgestelde maximum
aantal nachten reeds heeft bereikt, biedt het wetsvoorstel gemeenten de mogelijkheid
om een boete op te leggen van maximaal het bedrag dat is vastgesteld voor de vierde
categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht (in 2020
is dat € 21.750). Op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Woningwet
is een vergunning voor brandveilig gebruik verplicht voor het in gebruik nemen of
gebruiken van een bouwwerk waarin bedrijfsmatig nachtverblijf wordt verschaft aan
meer dan tien personen. Gemeenten kunnen in hun bouwverordening van dit aantal personen
afwijken. Er bestaat dus reeds wet- en regelgeving waarmee gemeenten het maximale
aantal personen dat gelijktijdig in een bouwwerk mag verblijven, kunnen reguleren.
Wanneer gemeenten bijzondere voorwaarden wil verbinden aan de toeristische verhuur
ten behoeve van de leefbaarheid in een bepaald gebied kunnen zij een vergunningplicht
instellen en daarbij bijvoorbeeld een maximum stellen aan het aantal personen dat
in de woning mag verblijven.
De leden van de PvdA-fractie vragen of het klopt dat platforms hebben gepoogd landelijk
vast te leggen dat het nachtencriterium niet lager kan worden vastgesteld dan zestig
nachten.
Tijdens de gesprekken die zijn gevoerd hebben alle gesprekspartners hun punten naar
voren kunnen brengen. In het voorliggende wetsvoorstel is geen onder- of bovengrens
voor het nachtcriterium opgenomen. Die afweging ligt bij de gemeente. Het stellen
van een nachtencriterium door een gemeente moet zich verhouden tot de ernst en aard
van de lokale problematiek.
3.4. De vergunningplicht
De leden van de fractie van D66 vragen de regering nader toe te lichten in hoeverre
zij denkt dat gemeenten de expertise in huis hebben om vergunningen in een eerlijke,
transparante en niet-discriminatoire verdelingsprocedure uit te geven. Deze leden
vragen of de regering heeft overwogen om voor de verdeling van schaarse vergunningen
een landelijke richtlijn of model uit te vaardigen.
Gemeenten hebben veel ervaring met het verlenen van (schaarse) vergunningen en het
inrichten van een stelsel daarvoor, bijvoorbeeld als het gaat om ruimtelijke ordening
en de huisvestingsvergunning op grond van de Huisvestingswet 2014. Ook deze vergunningverleningen
dienen op een transparante en eerlijke wijze plaats te vinden. Vanuit dit perspectief,
en het feit dat de VNG in 2018 al een handreiking schaarse vergunningen heeft opgesteld17, verwacht het kabinet dat gemeenten een goede verdelingsprocedure zullen kunnen opstellen
en is derhalve een richtlijn of model niet noodzakelijk.
De leden van de D66-fractie vragen of het in het kader van het tegengaan van overlast
het niet meer voor de hand zou liggen om het aantal nachten te beperken in plaats
van het aantal vergunningen dat wordt verleend.
Het is aan de gemeente om naar gelang de lokale situatie de keuze te maken voor een
of meer van de instrumenten die het wetsvoorstel biedt om toeristische verhuur van
woonruimte te reguleren. De gemeente heeft de mogelijkheid om een nachtencriterium
in te stellen al dan niet in combinatie met een meldplicht. Met een vergunningplicht
kunnen gemeenten toeristische verhuur van woonruimte onder voorwaarden toestaan. Een
vergunningplicht is pas aan de orde als de neveneffecten in de betreffende gemeente
zodanig ernstig zijn dat alleen een registratieplicht en een nachtencriterium in combinatie
met een meldplicht geen soelaas bieden of niet effectief zijn. Indien de lokale omstandigheden
daartoe aanleiding geven, kan een vergunningplicht ook gepaard gaan met een nachtencriterium
en/of een meldplicht per verhuring
De leden van de D66-fractie vragen om een toelichting op de inbreng in de consultatie
waarin is aangegeven dat een nachtencriterium lastig te handhaven zal zijn wanneer
een woonruimte op meerdere platforms wordt aangeboden.
De mogelijkheid om een nachtencriterium in te stellen is niet afhankelijk van het
medium dat aanbieders van woonruimte voor toeristische verhuur gebruiken. Aanbieders
zullen eenmalig een uniek registratienummer bij de gemeenten moeten aanvragen. Toeristische
verhuur, via welk medium of platform dan ook, kan vervolgens worden toegerekend aan
het registratienummer dat bij de betreffende woonruimte hoort. Als gemeenten een meldplicht
per verhuring voorschrijven kunnen zij vervolgens handhavend optreden wanneer blijkt
dat woonruimte wordt verhuurd terwijl het maximum aantal nachten reeds is overschreden.
Het is daarbij niet relevant via welk platform de verhuring heeft plaatsgebonden.
De leden van de fractie van de SP en de PvdA vragen of een vergunningplicht geen totaalverbod
in zou kunnen houden in bepaalde beperkte gebieden of straten en in hoeverre het nu
al mogelijk is om bepaalde buurten of wijken uit te sluiten voor toeristisch verhuur.
Zij verwijzen naar gebieden in Barcelona waar geen vergunningen meer worden afgegeven.
Indien dit niet of onvoldoende kan vragen deze leden of de regering bereid is om gemeenten
hier (meer) mogelijkheden toe te bieden.
Het wetsvoorstel biedt de bevoegdheid aan gemeenten om een vergunningensysteem voor
toeristische verhuur te introduceren indien dit noodzakelijk en geschikt is voor het
tegengaan van de onrechtvaardige en onevenwichtige effecten ten gevolge van schaarste
op de woningmarkt of voor het behoud van de leefbaarheid. De gemeente kan per buurt
of wijk bepalen of een quotum gesteld moet worden aan het aantal vergunningen dat
verstrekt wordt voor toeristische verhuur van woonruimte. Ook de hoogte van dit quotum
kan verschillen per wijk. Deze quota kunnen ook verschillen voor verschillende vormen
van toeristische verhuur. Zo kan bijvoorbeeld in een bepaald gebied het aantal vergunningen
voor B&B anders worden vastgesteld dan voor kortstondige toeristische verhuur. Op
deze wijze kunnen gemeenten afhankelijk van de noodzaak maatwerk leveren. Een totaalverbod
door geen enkele vergunning af te geven vormt een grote inbreuk op het eigendomsrecht
en het vrij verkeer van diensten en zal door het Europese Hof van Justitie slechts
in zeer uitzonderlijke omstandigheden als een gerechtvaardigde maatregel worden aangemerkt.
Daarnaast zullen gemeenten bij het instellen van quota voor een vergunningstelsel
rekening moeten houden met de verdeling van schaarse rechten. De vergunningen dienen
in een eerlijke, transparante en niet-discriminatoire verdelingsprocedure te worden
uitgegeven.
3.5. Combinatie van instrumenten
De leden van de fractie van GroenLinks vragen hoe de (brand)veiligheid van woningen
die verhuurd worden via platforms wordt gewaarborgd. Ook vragen zij aan welke wettelijke
eisen verhuurders moeten voldoen voordat zij hun woning mogen verhuren. Verder vragen
deze leden of de regering de mening van de leden van de fractie van GroenLinks deelt
dat de veiligheid te allen tijde gewaarborgd dient te zijn en dat (buitenlandse) huurders
die via een platform een woning huren voor toeristisch gebruik ervan uit moeten kunnen
gaan dat de ter verhuur aangeboden woningen voldoen aan de veiligheidseisen. Voorts
vragen zij of de regering het eens is met de stelling dat aanbod op een bekend platform
voor toeristische verhuur de suggestie wekt dat de woningen aan de minimale veiligheidsvoorschriften
zullen voldoen.
Brandveiligheid is momenteel geregeld in het Bouwbesluit 2012 en in de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht. In deze wetgeving wordt onderscheid gemaakt in de functie
van gebouwen en woonruimte. Zo gelden extra eisen voor een gebouw dat wordt gebruikt
voor het bieden van recreatief verblijf (logiesfunctie) en is een omgevingsvergunning
voor brandveilig gebruik nodig voor een gebouw waarin bedrijfsmatig, of in het kader
van verzorging, nachtverblijf aan meer dan 10 personen wordt verschaft. Gemeenten
mogen in hun bouwverordeningen afwijken van dit aantal personen. Deze eisen blijven
gelden ongeacht de vraag of een woning wordt aangeboden voor toeristische verhuur
of niet. Gemeenten kunnen hier toezicht op houden en zo nodig op handhaven via de
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. De gegevens die gemeenten verkrijgen met de
registratieplicht uit het wetsvoorstel kunnen zij ook gebruiken voor het toezicht
op de naleving van deze brandveiligheidseisen. De regering deelt de mening van de leden van de fractie van GroenLinks dan
ook in zoverre dat al het aanbod van verblijfsruimten voor toeristische doeleinden,
of het nu gaat om een woning of een hotel, aan de geldende brandveiligheidseisen moet
voldoen. Aanbod van woningen op een bekend platform brengt geen aanvullende garanties
met zich mee. Airbnb wijst haar aanbieders wel op de geldende brandveiligheidseisen
en faciliteert het gebruik van rookmelders.
3.6. Woonfraude
De leden van de SP-fractie vragen of de regering de boetes voor het illegaal verhuren
van woonruimte proportioneel en rechtvaardig vindt in verhouding met de afwezigheid
van boetes voor platforms. De leden van de fracties van de VVD en de SP vragen of
een hogere categorie kan worden toegekend voor verhuurders die zich niet houden aan
de registratieplicht. Deze leden vragen ook waarom het wetsvoorstel geen mogelijkheid
bevat om platforms een boete op te leggen. Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie
waarom de regering kiest voor lagere boetes dan die momenteel in Amsterdam gelden.
De leden van de VVD-fractie vragen of het mogelijk is om ook een boete met het bedrag
dat is vastgesteld voor de vijfde categorie toe te kennen als het behaalde profijt
een bepaald niveau heeft bereikt, om te voorkomen dat woonfraude lucratief is.
Het wetsvoorstel introduceert verschillende mogelijkheden voor gemeenten om de negatieve
neveneffecten van toeristische verhuur tegen te gaan. Daarnaast is de maximumboete
voor illegale onderverhuur verhoogd van de vierde categorie naar de vijfde categorie
voor gevallen waarin hetzelfde verbod in de huisvestingsverordening herhaaldelijk
wordt overtreden. Daarbij zijn de sanctiemogelijkheden, zoals voorgeschreven in de
Boetewijzer voor het bepalen van de maximumboete in wetgeving van het Ministerie van
Veiligheid en Justitie, toegesneden op de aard van de overtreding, de aard van de
overtreder, het behaalde profijt, de mogelijkheden tot herstel van de gevolgen, de
samenhang met andere sanctiemogelijkheden en de mogelijkheid om bij recidive zwaarder
te kunnen sanctioneren. Wat betreft de boete voor illegale onderhuur is in de praktijk
gebleken dat de huidige maximumboete onvoldoende afschrikwekkend is, waardoor het
voor malafide verhuurders lucratief blijft om door te gaan met hun illegale praktijken.
Daarom wordt in dit wetsvoorstel voorgesteld om bij herhaaldelijke overtreding van
hetzelfde verbod aan de gemeente de mogelijkheid te bieden een hogere bestuurlijke
boete op te leggen. Hiermee kan een gemeente ervoor zorgen dat het niet meer winstgevend
is om de woningen illegaal onder te verhuren. Ik zie derhalve geen aanleiding om behaalde
inkomsten specifiek te relateren aan de hoogte van een boete. Indien blijkt dat een
verhuurder de woning meer nachten toeristisch verhuurt dan de toegestane termijn,
kan een boete worden opgelegd van de vierde categorie.
Het wetsvoorstel kent geen directe verplichtingen voor platforms, maar richt zich
tot de werkelijke veroorzakers van de negatieve neveneffecten van toeristische verhuur
van woonruimte. Dat zijn degenen die woonruimte verhuren aan toeristen. Op de Europeesrechtelijke kaders voor het opleggen
van verplichtingen aan platforms wordt hierna in paragraaf 4 ingegaan. Het wetsvoorstel
biedt wel de mogelijkheid om een last onder dwangsom op te leggen aan een platform
dat niet meewerkt aan een verzoek van de gemeentelijke toezichthouder in het kader
van het toezicht op de registratieplicht. Een last onder dwangsom is in die gevallen
effectiever dan een boete om het beoogde doel te bereiken. In die gevallen heeft een
gemeente immers informatie nodig om te kunnen achterhalen wie zonder het verplichte
registratienummer de woonruimte aanbiedt voor toeristische verhuur, zodat tegen de
aanbieder kan worden opgetreden.
Verder is in het wetsvoorstel de maximale boete voor het niet vermelden van een registratienummer
vastgesteld ter hoogte van de tweede categorie als bedoeld in artikel 23, vierde lid,
van het Wetboek van Strafrecht. Daarbij is ermee rekening gehouden dat het niet vermelden
van het registratienummer niet betekent dat de woonruimte daadwerkelijk toeristisch
wordt verhuurd maar dat dit wel essentieel is voor de gemeente om te kunnen achterhalen
wie welke woonruimte aanbiedt voor toeristische verhuur of dat door het niet melden
van een verhuring het gestelde nachtencriterium is overschreden. Een boete van de
derde categorie vind ik in dit verband derhalve niet proportioneel.
3.7. Bestuurlijke boete
De leden van de VVD-fractie vragen of het mogelijk is dat gemeenten de platforms kunnen
verplichten om verhuurders die zich al drie keer niet aan de regels hebben gehouden
of die drie keer woonoverlast hebben veroorzaakt van hun site af te halen. Deze leden
vragen voorts of een boete kan worden opgelegd aan platforms indien zij niet tot verwijdering
van het platform overgaan.
Gemeenten kunnen platforms verzoeken aanbiedingen die in overtreding zijn met de in
de huisvestingsverordening opgenomen regels te verwijderen (notice-and-takedown).
Indien platforms weigeren tot verwijdering over te gaan, kunnen zij via de rechter
worden aangesproken op de onwettige inhoud. In paragraaf 4 ga ik in op de vraag in
hoeverre het mogelijk is om verplichtingen, zoals de verplichting om in bepaalde gevallen
advertenties te verwijderen, op te leggen aan de platforms.
3.8. Bestuursdwang bij het niet voldoen aan verzoek toezichthouder
De leden van de fractie van de PvdA vragen of de regering op basis van ervaring in
buitenlandse steden kan onderbouwen of de bevoegdheid tot het opleggen van een last
onder dwangsom effectief is gebleken om platforms te dwingen noodzakelijke informatie
te delen. Ook vragen PvdA- en de ChristenUnie-fractieleden naar de hoogte van de dwangsommen
die gemeenten kunnen opleggen en of de regering deze bedragen voldoende acht om platforms
te bewegen medewerking te verschaffen.
Er is geen informatie voorhanden over ervaringen in het buitenland met het opleggen
van een last onder dwangsom. Als het gaat om het verlenen van medewerking aan het
toezicht op de naleving van wet- en regelgeving acht de regering de mogelijkheid van
het opleggen van een last onder dwangsom het meest effectief. Bij het toezicht op
de registratieplicht is de toezichthouder afhankelijk van de platforms om te kunnen
achterhalen wie achter de advertentie zit waarin woonruimte wordt aangeboden voor
toeristische verhuur zonder verplicht registratienummer. Als de toezichthouder constateert
dat een woonruimte, in strijd met de huisvestingsverordening, zonder registratienummer
wordt aangeboden voor toeristische verhuur, kan hij de aanbieder en het adres van
de woonruimte achterhalen via een verzoek aan het platform. De medewerking van het
platform bij een dergelijk verzoek dient gegarandeerd te zijn. Het niet meewerken
aan zo een verzoek is al een strafbaar feit op grond van artikel 184 van het Wetboek
van Strafrecht, maar de vervolging en berechting ervan neemt tijd in beslag. Dat is
bij toeristische verhuur van woonruimte onwenselijk, gezien de tijdelijkheid van iedere
toeristische verhuring. Om effectief toezicht te kunnen uitoefenen moet dan ook snel
en accuraat gehandeld kunnen worden. Een last onder dwangsom die gericht is op het
afdwingen van de medewerking is hierbij het meest effectief.
Het is aan de betreffende gemeente om de hoogte van de dwangsom te bepalen. Op grond
van artikel 5:32b, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht moet het bedrag van
de dwangsom in een redelijke verhouding staan tot het geschonden belang en de beoogde
werking van de dwangsom. De gemeente kan dus een dwangsom opleggen die voor het platform
voldoende afschrikwekkend is door deze bijvoorbeeld vast te stellen op een bedrag
dat hoger is dan het financiële voordeel dat het platform zou hebben bij het niet
meewerken en daarbij rekening houden met bijvoorbeeld het nalevingsgedrag van het
platform in het verleden.
4. Verhouding tot hoger recht
De leden van de fracties van de VVD, GroenLinks en de ChristenUnie-fractie vragen
of het juist is dat Europese richtlijnen het opleggen van nadere eisen, bijvoorbeeld
de verplichting tot melding van het niet gebruiken van een registratie op een verhuurplatform,
belemmert. De leden vragen om een uitgebreide reactie waarin wordt ingegaan op de
richtlijnen en jurisprudentie die van toepassing zijn. De leden van de GroenLinks
fractie vragen of de regering nauwkeurig heeft onderzocht of er niet toch mogelijkheden
zijn om binnen het Europeesrechtelijk kader nadere regels te stellen aan platforms.
De leden van de fractie van D66 vragen een specifieke toelichting op de Richtlijn
elektronische handel. Zij vragen of artikel 12, derde lid, van deze richtlijn met
zich brengt dat een lidstaat van een dienstverlener kan eisen dat een registratienummer
op de site wordt getoond. Deze leden vragen verder of lidstaten krachtens artikel
15, tweede lid, van de Richtlijn kunnen voorschrijven dat dienstverleners de bevoegde
autoriteiten onverwijld in kennis dienen te stellen van vermeende onwettige activiteiten.
Ook vragen zij of een lidstaat kan voorschrijven dat, indien bij de dienstverlener
bekend is gemaakt in welke gebieden een registratieplicht geldt, een dienstverlener
de bevoegde autoriteiten onverwijld in kennis stelt als de aanbieder geen registratienummer
bij de advertentie meldt.
Er zijn geen uitspraken van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) waarin
het Hof dit type verplichtingen heeft getoetst op de verenigbaarheid met het Unierecht.
Ook zijn er geen oordelen bekend van de Europese Commissie over de verenigbaarheid
met het Unierecht van dit type verplichtingen naar aanleiding van een notificatie
van een lidstaat.
Wel heeft het HvJEU met de uitspraak van 19 december 201918 duidelijk gemaakt dat dit type maatregelen moet worden beoordeeld onder de Richtlijn
inzake elektronische handel (richtlijn 2000/31/EG). Het HvJEU heeft in die uitspraak
geoordeeld dat de diensten die Airbnb Ireland UC in Frankrijk aanbiedt, gekwalificeerd
moeten worden als een „dienst van de informatiemaatschappij» binnen de reikwijdte
van de Richtlijn inzake elektronische handel. Voor de goede orde zij opgemerkt dat
het HvJEU tot dit oordeel is gekomen door het beoordelen van de feitelijke dienstverlening
door Airbnb Ireland UC in Frankrijk, waaronder de mate van invloed van Airbnb Ireland
UC op de uitvoering van de onderliggende dienst, namelijk de toeristische woningverhuur.
Er is geen reden om aan te nemen dat de diensten die Airbnb in Frankrijk anders zijn
dan de diensten die zij in Nederland aanbiedt. Voor andere platforms dient dit per
geval beoordeeld te worden.
Voor een beoordeling of bepaalde verplichtingen aan de verhuurplatforms kunnen worden
opgelegd onder de Richtlijn inzake elektronische handel zijn met name twee onderdelen
van die richtlijn relevant: het land-van-oorsprongsbeginsel (artikel 3) en het verbod
om een algemene toezichtsverplichting op te leggen aan bepaalde typen dienstverleners
(artikel 15). Het land-van-oorsprongsbeginsel waarborgt het vrije verkeer van diensten
van de informatiemaatschappij tussen lidstaten. Het is aan de lidstaat van vestiging
van de dienstverlener om regels te stellen die vallen binnen het gecoördineerde gebied,
dat wil zeggen eisen met betrekking tot het starten of uitoefenen van een activiteit
van een dienst van de informatiemaatschappij (artikel 3, eerste lid, van de richtlijn).
Andere lidstaten is het verboden om het vrije verkeer van diensten van de informatiemaatschappij
die vanuit een andere lidstaat worden geleverd, te beperken om redenen die vallen
binnen het gecoördineerde gebied (artikel 3, tweede lid, van de richtlijn). Indien
aan een aantal strikte voorwaarden is voldaan, is het lidstaten echter toegestaan
af te wijken van dit verbod ten aanzien van een specifieke dienst van de informatiemaatschappij
(artikel 3, vierde lid, van de richtlijn).
Voor de beoordeling van de eerdergenoemde verplichtingen onder het land-van-oorsprongsbeginsel
is dus van belang of een platform voor toeristische woningverhuur is gevestigd in
Nederland of in een andere lidstaat. Is dat laatste het geval, dan zal – indien de
verplichting valt binnen het gecoördineerde gebied – een beroep moeten worden gedaan
op de afwijkingsmogelijkheid van artikel 3, vierde lid van de richtlijn. Die bepaling
stelt een aantal inhoudelijke en procedurele eisen.
Qua procedure is vereist dat, voordat de verplichting kan worden opgelegd aan een
platform (verlener van een dienst van de informatiemaatschappij), de lidstaat van
oorsprong is verzocht om een dergelijke maatregel te nemen en deze lidstaat niet,
of onvoldoende, is ingegaan op het verzoek. Voorts moet de verplichting worden gemeld
bij de Europese Commissie, die de verplichting toetst op verenigbaarheid met het Gemeenschapsrecht.
In voornoemd arrest heeft het HvJEU geoordeeld dat dit wezenlijk procedurele vereisten
zijn om te voorkomen dat een lidstaat inbreuk maakt op een bevoegdheid die principieel
toekomt aan de lidstaat van vestiging van de dienstverrichter. Is niet aan deze procedurele
eisen voldaan, dan kan de verplichting niet worden opgelegd aan de betreffende dienstverlener.
De inhoudelijke eisen zijn de volgende. De maatregelen moeten allereerst noodzakelijk
zijn ter bescherming van de belangen openbare orde, nationale veiligheid, volksgezondheid
of de bescherming van consumenten. De maatregelen kunnen vervolgens alleen worden
genomen jegens een specifieke dienst van de informatiemaatschappij die afbreuk doet
aan deze belangen. De maatregelen moeten verder evenredig zijn aan de genoemde belangen.
Dit betekent dat lidstaten zullen moeten motiveren dat andere minder ingrijpende maatregelen
niet voldoende zijn om de genoemde belangen te beschermen.
De Richtlijn inzake elektronische handel bevat voorts een verbod tot het opleggen
aan verleners van diensten die bestaan uit het opslaan of doorgeven van informatie
van een algemene verplichting om toe te zien op de informatie die zij doorgeven of
opslaan, noch om actief te zoeken naar feiten of omstandigheden die op onwettige activiteiten
duiden (artikel 15, eerste lid, van de richtlijn). Hierbij gaat het om diensten die
een louter technisch, automatisch en passief karakter hebben, hetgeen betekent dat
de aanbieder van de diensten van de informatiemaatschappij noch kennis noch controle
heeft over de informatie die wordt doorgegeven of opgeslagen. Het HvJEU heeft zich
in voornoemd arrest over de diensten van Airbnb Ireland UC niet uitgesproken over
de vraag of die diensten vallen binnen de reikwijdte van artikel 15.
In het geval het verbod op het opleggen van een algemene toezichtsverplichting van
toepassing geacht moet worden op platforms voor toeristische woningverhuur, is relevant
dat het HvJEU in een recent arrest heeft bepaald dat er geen sprake is van een algemene
toezichtsverplichting als een dienstverrichter niet verplicht is een autonome beoordeling
te verrichten, zodat hij geautomatiseerde technieken en onderzoeksmethoden kan aanwenden.19Voorts kunnen lidstaten wel voorschrijven dat dienstverleners de bevoegde autoriteiten
onverwijld in kennis dienen te stellen van vermeende onwettige activiteiten of informatie
door afnemers van hun dienst (artikel 15, tweede lid, van de richtlijn).
De gekozen afbakening van het wetsvoorstel tot aanbieders van de woonruimte biedt
een antwoord op de behoefte van gemeenten het aanbod van woonruimte voor toeristische
verhuur te reguleren en heeft als bijkomend voordeel dat dit sneller van kracht zou
kunnen worden dan een voorstel waarbij platforms rechtstreekse verplichtingen wordt
opgelegd en waarvoor aan de genoemde voorwaarden van de Richtlijn inzake elektronische
handel moet worden voldaan. Zoals in de eerdergenoemde brief aan uw Kamer van 14 februari
2020 is uiteengezet, wordt parallel aan dit wetstraject in Europees verband verkend
in hoeverre er gekomen kan worden tot een aanvullende aanpak van de negatieve neveneffecten
van toeristische verhuur van woningen via platforms. In dat verband worden de mogelijkheden
uitgewerkt voor verdergaande maatregelen die de werking en de uitvoering van het huidige
wetsvoorstel mogelijk zouden kunnen verbeteren en die passen binnen de hiervoor geschetste
kaders van de Richtlijn elektronische handel. Daarbij helpt uitvoering van de met
dit wetsvoorstel beoogde regels bij het leveren van de vereiste onderbouwing voor
de aanvullende maatregelen. Hiermee ontstaat een dieper inzicht in de implicaties
die opties zoals een directe informatieplicht met zich meebrengen. Tegelijkertijd
zullen gemeenten met deze parallelle handelwijze al eerder gebruik kunnen maken van
het door hen gewenste instrumentarium dat dit wetsvoorstel biedt dan bij het gelijktijdig
uitwerken in wetgeving van de mogelijkheden die zich richten op aanbieder en platform.
De leden van de fracties van de VVD, het CDA, GroenLinks, de SP en de ChristenUnie
vragen welke stappen de regering kan zetten om op Europees niveau aan te dringen op
regelgeving die dit wel mogelijk maakt en of de regering bereid is deze stappen te
nemen. De leden van de GroenLinks fractie vragen verder of de regering over dit onderwerp
expliciet contact heeft gehad met de Europese Commissie of andere betrokken instanties.
Ook vragen deze leden of de regering inmiddels in overleg is met de Europese Commissie
en andere lidstaten om te bezien of de huidige Europese regels op dit punt kunnen
worden aangepast. De leden van de fractie van D66 vragen wat de laatste stand van
zaken is ten aanzien van Europese regulering van digitale platforms. De D66-fractieleden vragen verder om een toelichting van de regering wat de Nederlandse positie
hierin is en op welke termijn zij een herziening van de richtlijn verwacht. Tot slot
vragen deze leden welke positie andere landen hebben ten aanzien van het aanpassen
van de richtlijn.
Zoals is aangegeven, wordt parallel aan het voorliggende wetsvoorstel in Europees
verband verkend in hoeverre gekomen kan worden tot een aanpak van de negatieve neveneffecten
van toeristische verhuur van woningen via platforms. In dat verband worden de mogelijkheden
uitgewerkt voor verdergaande maatregelen die de werking en de uitvoering van het huidige
wetsvoorstel mogelijk zouden kunnen verbeteren en die passen binnen de strikte kaders
van de Richtlijn inzake elektronische handel. Gelet op de notificatieverplichtingen
die gelden jegens andere lidstaten en de Europese Commissie zal met deze partijen
nader worden gesproken of tot een gezamenlijk aanpak gekomen kan worden. In dit kader
is relevant dat momenteel geen jurisprudentie bekend is waarin het HvJEU tot het oordeel
is gekomen dat maatregelen die een lidstaat heeft genomen jegens diensten van de informatiemaatschappij
die zijn gevestigd in een andere lidstaat in overeenstemming zijn met de richtlijn.
In de eerder aangehaalde zaak van 19 december 2019 kwam het HvJEU aan een dergelijke
inhoudelijke beoordeling niet toe omdat niet was voldaan aan de notificatieverplichtingen.
Bij het HvJEU is op dit moment een zaak aanhangig waarin de verwijzende rechter heeft
gevraagd of het instellen van een vergunnings- of licentieplicht voor een dienstverlener
die dienstverleningscontracten afsluit met geautoriseerde taxichauffeurs maatregelen
zijn die afwijken van het in artikel 3, tweede lid, van de Richtlijn elektronische
handel opgenomen verbod.20 Het kabinet volgt deze zaak met interesse.
Naast een nadere verkenning naar aanvullende mogelijkheden binnen de huidige Richtlijn
inzake elektronische handel, heeft de Europese Commissie het voornemen om te komen
tot een Digital Services Act. Dit zal waarschijnlijk een herziening van de Richtlijn
elektronische handel betekenen. De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat
is primair verantwoordelijk voor het volgen en beïnvloeden van de ontwikkelingen rondom
de Digital Services Act. De Digital Services Act biedt de mogelijkheid om in Europees
verband te kijken naar de rol en verantwoordelijkheden van online platforms in relatie
tot de bestrijding van illegale en onrechtmatige informatie. Hierin kunnen waar relevant
ook de bevindingen worden meegenomen uit de genoemde verkenning naar mogelijke verdergaande
maatregelen ten aanzien van de platforms. Een voorstel van de Commissie wordt in het
vierde kwartaal van dit jaar verwacht. De Staatssecretaris van Economische Zaken en
Klimaat zal in het kader van de motie Middendorp de Kamer informeren over de Digital
Services Act en de Nederlandse positie daarin.
5. Handhaving en uitvoerbaarheid
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering nader kan toelichten welke bevoegdheden
gemeenten na invoering van de voorgestelde wet hebben om van aanbieders van woonruimte
die toeristisch verhuurd wordt, al dan niet via platforms, de data te krijgen die
nodig is om de wet te handhaven. Zij vragen hierbij ook een oordeel van de regering
of gemeenten hiermee voldoende in staat zijn de wet te handhaven en, zo niet, of de
regering er in Europees verband voor kan pleiten om gemeenten meer bevoegdheden te
geven.
Op het moment dat gemeenten de eenmalige registratieplicht in hun huisvestingsverordening
hebben opgenomen is het verboden om woonruimte voor toeristische verhuur aan te bieden
zonder het vermelden van een registratienummer. Door de registratieplicht verkrijgt
de gemeente informatie over wie welke woonruimte aanbiedt. Als toezichthouders van
de gemeente constateren dat woonruimte zonder registratienummer op een platform wordt
aangeboden, kunnen zij via een verzoek tot medewerking de adresgegevens van de aanbieder
van de woonruimte bij het platform achterhalen. Platforms zijn op grond van artikel
5:20 van de Awb verplicht medewerking te verlenen aan dergelijke verzoeken. Het wetsvoorstel
geeft gemeenten de bevoegdheid om platforms een last onder dwangsom op te leggen indien
zij geen of onvoldoende medewerking verlenen aan een dergelijk verzoek. De regering
verwacht dat gemeenten daarmee voldoende kunnen afdwingen dat platforms hun medewerking
verlenen.
De leden van de VVD-fractie vragen de regering nader toe te lichten hoe gemeenten
bij de invoering van deze voorgestelde wet worden ondersteund. Ook vragen zij of onder
aansturing van het Ministerie van Binnenlandse Zaken bijvoorbeeld een template kan
worden geleverd aan gemeenten, die zij kunnen gebruiken om een registratiesysteem
te ontwikkelen.
Zoals aangegeven in paragraaf 2.3 zijn met en tussen de betrokken partijen gesprekken
gefaciliteerd en deze partijen zijn betrokken bij de beleidsvorming, mede om een uniforme
aanpak te bewerkstelligen. Hieruit volgt dat gemeenten gezamenlijk een registratiesysteem
opzetten dat voor alle partijen werkbaar is. Parallel hieraan tref ik samen met de
gemeenten voorbereidingen voor een algemene maatregel van bestuur, waartoe het wetsvoorstel
de grondslag biedt, waarin de noodzakelijke voorwaarden voor een uniform registratiesysteem
van gemeenten worden vastgelegd. Het is de bedoeling dat alle gemeenten kunnen aansluiten
op het registratiesysteem indien daar noodzaak toe is en kan worden onderbouwd vanuit
de lokale omstandigheden. Ik blijf de ontwikkeling van een registratiesysteem zoals
die door gemeenten is opgepakt volgen. Daarnaast worden gemeenten ondersteund door
voorlichting te geven indien er vragen zijn over het wetsvoorstel en over de operationele
kant hiervan. Voorts zal, voordat de wet in werking treedt, aandacht worden besteed
aan de communicatie over de inhoud van de wet richting de betrokken doelgroepen.
De leden van de fractie van D66 vragen de regering om de reikwijdte van de voorgestelde
informatieplicht van platforms ten aanzien van toezichthouders te verhelderen. Zij
vragen of deze plicht alleen geldt als de toezichthouder advertenties zonder registratienummer
bij het platform voorlegt. Ook vragen deze leden of de toezichthouder aan het platform
om de benodigde inlichtingen van alle actuele advertenties in dat gebied zonder registratienummer
kan vragen. Voorts vragen zij of deze plicht ook inhoudt dat een platform elke keer
inlichtingen aan de toezichthouder verstrekt nadat een advertentie zonder registratienummer
in dat gebied is geplaatst.
De informatieplicht van platforms volgt uit artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht.
Op grond van dat artikel is eenieder verplicht alle medewerking te verlenen aan toezichthouders
die deze redelijkerwijs kan vorderen. Toezichthouders zijn bij het gebruik van hun
bevoegdheden gebonden aan het evenredigheidsbeginsel.21 Zij moeten hun bevoegdheden op een voor de burger minst belastende wijze uitoefenen.
Ook mogen toezichthouders alleen gebruik maken van hun bevoegdheden op een wijze die
redelijkerwijs nodig is voor de vervulling van hun taak. De regering is van mening
dat het voorleggen van geconstateerde overtredingen aan platforms (de verplichting
tot het tonen van een registratienummer) met het verzoek tot medewerking aan het verstrekken
van de adresgegevens van de overtreder als evenredig gebruik van toezichtsbevoegdheden
kan worden aangemerkt. Bredere verzoeken tot medewerking, waarbij platforms worden gevraagd de gegevens van alle aanbieders te delen die
geen registratienummer melden, kan op gespannen voet komen te staan met het evenredigheidsbeginsel.
De leden van de D66-fractie vragen of een toezichthouder een webcrawler op digitale
platforms mag inzetten om fraude op te sporen.
Wanneer gemeenten willen handhaven op toeristische verhuur dan dienen zij onderzoek
te doen naar de relevante feiten en de belangen af te wegen. In het kader van de onderzoekplicht
zijn gemeenten bevoegd om informatie uit openbare bronnen te raadplegen. Daarnaast
beschikken door de gemeenten aangewezen toezichthouders over de bevoegdheden genoemd
in titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht. De inzet van een webcrawler die op
platforms, zijnde openbare bronnen, informatie verzamelt, valt binnen deze bevoegdheden.
De rechtbank Amsterdam heeft in een drietal uitspraken de inzet van webcrawlers voor
het handhaven van regelgeving over toeristische verhuur van woonruimte rechtmatig
geacht22. Bij de inzet van nieuwe technologische instrumenten als webcrawlers en het «scrapen»
van websites dienen gemeenten wel altijd aandacht te houden voor de ernst van mogelijke
privacy-inmenging.
6. Evaluatie
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de snelle veranderingen en toenemende
ontwikkelingen op het gebied van toeristische verhuur niet een kortere evaluatietermijn
dan een termijn van vijf jaar rechtvaardigen.
Nadat het wetsvoorstel in werking is getreden zullen gemeenten die hier gebruik van
willen maken hun huisvestingsverordening hierop moeten aanpassen. Voorts zal er een
overgangstermijn voor bestaande advertenties gaan gelden. Derhalve zal het enige tijd
duren voordat de wet volledig operationeel is. Een evaluatie na 5 jaar lijkt daarmee
passend.
7. Consultatie
De leden van de SP-fractie vragen de regering om te reageren op het vermoeden van
de fractieleden dat de positie van arbeidsmigranten en buitenlandse studenten in het
bijzonder kwetsbaarder kan worden door de definitie van toeristische verhuur in het
wetsvoorstel. Zij vragen in hoeverre het wetsvoorstel bescherming biedt voor arbeidsmigranten
of buitenlandse studenten als de wet niet voor elke gemeente geldt.
Voor de definitie van toeristische verhuur is aansluiting gezocht bij artikel 244
van de Gemeentewet. Op grond van die bepaling kunnen gemeenten ervoor kiezen om toeristenbelasting
te heffen. Het is een passende definitie voor het wetsvoorstel omdat het objectieve
criteria bevat die niet afhankelijk zijn van subjectieve factoren als de reden of
intentie. Gemeenten zullen bij de handhaving zich kunnen baseren op deze objectieve
criteria. Dit komt de uitvoerbaarheid ten goede. Daarnaast biedt deze definitie gemeenten
de mogelijkheid om in de huisvestingsverordening maatwerk toe te passen door te bepalen
welke vormen van toeristische verhuur gereguleerd moeten worden gelet op de lokale
omstandigheden. De regering verwacht niet dat arbeidsmigranten of buitenlandse studenten,
die in een gemeente verblijven zonder toeristisch oogmerk, nadelige gevolgen zullen
ondervinden van het wetsvoorstel. Personen die langer dan vier maanden in Nederland
komen te wonen dienen zich als ingezetene te laten inschrijven in de Basisregistratie
Personen. Dit vormt reeds een afbakening van de geschetste groep. Daarnaast zullen
arbeidsmigranten of buitenlandse studenten vaak in een woning verblijven met een huurovereenkomst
in enige vorm meer dan in een woning die via een platform kort toeristisch wordt aangeboden.
Dit kan voor gemeenten een omstandigheid zijn om mee te nemen in hun toezicht- en
handhavingsbeleid.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.H. Ollongren, minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.