Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda voor de extra Raad Buitenlandse Zaken Handel inzake COVID-19 van 16 april 2020
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
25 295
Infectieziektenbestrijding
Nr. 2153
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 23 april 2020
De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft
een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van voor Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking over de brief van 8 april inzake Geannoteerde
agenda voor de extra Raad Buitenlandse Zaken Handel inzake COVID-19 (Kamerstukken
21 501-02 en 25 295, nr. 2145)
De vragen en opmerkingen zijn op 10 april 2020 aan de Minister van Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingssamenwerking voorgelegd. Bij brief van 15 april 2020 zijn de vragen
beantwoord.
De voorzitter van de commissie, De Roon
Adjunct-griffier van de commissie, Meijers
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Minister
Algemeen
De leden van de VVD-fractie danken de Minister voor de toegezonden geannoteerde agenda.
Zij hebben hier nog enkele vragen over.
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de extra Raad Buitenlandse Zaken Handel inzake COVID-19 van 16 april 2020
en hebben nog enkele vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda
van de Minister. Zij danken haar voor haar inspanningen en kunnen de voornomen inzet
van het kabinet steunen.
De leden van de SP-fractie hebben de onderliggende stukken gelezen en bestudeerd en
hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen.
De leden van de PvdA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de informele RBZ Buitenlandse Zaken inzake Handel van 16 april aanstaande.
Ook wensen zij gezien de raakvlakken enkele vragen te stellen over de beantwoording
van het schriftelijk overleg inzake de RBZ Buitenlandse Zaken betreffende Ontwikkelingssamenwerking.
De leden van de Tweede Kamerfractie van de ChristenUnie hebben met interesse kennisgenomen
van de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken met betrekking tot handel.
Zij hebben daarover enkele vragen en opmerkingen.
De gevolgen van COVID-19 voor de handelsbetrekkingen
Allereerst de lessen van COVID-19 voor de internationale handelsbetrekkingen. Het
importeren van bepaalde medische goederen is cruciaal voor de aanpak van de coronacrisis.
Hoewel binnenlandse productie van bepaalde goederen zoals mondmaskers op gang komt,
blijft de Nederlandse gezondheidszorg afhankelijk van uit het buitenland geïmporteerde
goederen. De leden van de VVD-fractie menen dat in dit kader de toenemende export
beperkende regels die wereldwijd worden gehanteerd zeer zorgelijk zijn. Zo werd recent
bekend dat onder andere de Verenigde Staten dergelijke maatregelen overweegt voor
bijvoorbeeld beademingsapparatuur, waardoor leveringen van dergelijke apparatuur bemoeilijkt
zal worden. Is de Minister bereid om tijdens de Raad het belang van het beperken van
exportbelemmeringen op medische apparatuur aan te kaarten?
1. Antwoord van het kabinet:
Nederland zal tijdens de extra informele Raad Buitenlandse Zaken Handel over COVID-19
pleiten voor open en duurzame mondiale waardeketens. Open waardeketens zijn ook van
belang voor de bevoorrading van de Nederlandse gezondheidszorg met gecompliceerde
medische apparatuur die in internationale waardeketens wordt geproduceerd. Het kabinet
steunt de inzet van de Europese Commissie om handelsbeperkende maatregelen op te heffen,
dan wel te beperken tot het noodzakelijke minimum. Juist in een crisissituatie kunnen
internationale samenwerking, dialoog en coördinatie bijdragen aan een effectieve allocatie
van schaarse middelen.
De maatregelen die de Amerikaanse overheid tot op heden heeft genomen voor beademingsapparaten
onder de Defense Production Act (DPA) lijken vooralsnog bij te dragen aan het realiseren
van noodzakelijke productieverhoging omdat hierdoor de toelevering van materialen
voor de productie van beademingsapparaten in de VS wordt gefaciliteerd. De regering
blijft eventuele verdergaande inzet van de DPA door de VS volgen.
Op welke wijze voorziet zij mogelijkheden om een Europees antwoord op dergelijke maatregelen
te formuleren? En deelt zij de mening van de bovengenoemde leden dat er op Europees
niveau gecoördineerd gewerkt moet worden om de export van medische goederen zoals
beschermingsmiddelen gaande te houden?
2. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet deelt de opvatting dat de EU eensgezind en gecoördineerd moet optreden
om handelsbeperkende maatregelen zoveel mogelijk op te heffen en te voorkomen. De
Europese Commissie zet zich hier in contacten met derde landen ook voor in. Zo hebben
de handelsministers van de G20 op 30 maart 2020 gezamenlijk opgeroepen om handel in
medische goederen en essentiële landbouwproducten open te houden. De handelsministers
benadrukken in de verklaring dat noodmaatregelen om COVID-19 te bestrijden gericht,
tijdelijk en niet onnodig handelsbeperkend dienen te zijn.1 De WTO heeft de lidstaten opgeroepen om het vrij verkeer van medische goederen en
medicijnen niet te belemmeren. Waar handelsbelemmeringen opduiken, dienen de Commissie,
de lidstaten en het Europese bedrijfsleven zich gezamenlijk in te zetten om deze te
adresseren.
De leden van de VVD-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat de Minister de inzet
van de Commissie deelt om handelsbelemmeringen richting derde landen zoveel mogelijk
te beperken of af te schaffen. Is zij met de bovengenoemde leden van mening dat dergelijke
versoepelingen wel op basis van wederkerigheid dienen te gebeuren? En deelt zij in
dat verband de zorgen van de bovengenoemde leden over berichten dat zendingen van
reeds bestelde medische goederen onderweg naar hun eindbestemming geconfisqueerd worden
door overheden van andere landen? Zo ja, kan zij dit aankaarten?
3. Antwoord van het kabinet:
EU-breed is enkel – en als tijdelijke noodmaatregel – de uitvoer van persoonlijke
beschermingsmiddelen aan een vergunningenplicht onderhevig gemaakt. Waar mogelijk
dringt de EU aan op brede afschaffing of beperking van handelsbeperkingen. Handelsbeperkende
maatregelen zitten productieverhoging en effectieve allocatie van medische goederen
in de weg. Binnen de EU is het ook van belang dat lidstaten handelsbeperkende maatregelen
afschaffen. Daarom steunt het kabinet de inzet van de Commissie om ongerechtvaardigde
belemmeringen op de interne markt tegen te gaan.
Ik deel uw zorgen over de effecten die handelsbelemmeringen kunnen hebben voor zendingen.
Waar problemen met zendingen van medische goederen zich voordoen, zet het kabinet
zich in om deze te adresseren – bilateraal in contacten met derde landen of door aan
te dringen op actie in EU-verband.
Naast corona-gerelateerde handelsbelemmeringen nemen ook het aantal handelspolitieke
maatregelen dat niet toeziet op medische goederen toe. De leden van de VVD-fractie
hebben dit al eerder geagendeerd, onder meer via de motie van de leden Weverling en
Amhaouch (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2123). Kan de Minister delen op welke wijze tot dusver uitvoering is gegeven aan deze
motie? Op welke termijn wordt de Kamer conform de motie uitgebreider geïnformeerd
over de impact van het coronavirus op de wereldhandel?
4. Antwoord van het kabinet:
Het duurt enige tijd voordat internationale handelscijfers beschikbaar worden. Naar
verwachting komt het CBS begin mei met informatie over handelscijfers voor Nederland
sinds maart 2020. Wanneer meer bekend is over de effecten van het coronavirus op de
wereldhandel, zal ik uw Kamer hierover informeren. De verwachting is evenwel dat de
negatieve effecten door de verstoring van internationale waardeketens en internationale
vervoersstromen zeer fors zullen zijn.
In de tussentijd staan wereldwijd onze ambassades in contact met Nederlandse bedrijven
om hen te helpen met problemen waar zij in het buitenland tegenaan lopen als gevolg
van de coronacrisis. Ook nationaal overlegt het kabinet regelmatig met het internationaal
opererend Nederlands bedrijfsleven over de knelpunten waarmee zij geconfronteerd worden
en mogelijke oplossingen voor nu en ná de crisis. Zo namen de Staatssecretaris van
Financiën (Fiscaliteit en Belastingdienst) en ikzelf op 26 maart jl. deel aan een
door de ondernemersorganisaties opgezette conference call met vele internationaal
opererende bedrijven en branches. Na afloop heeft het kabinet maatregelen gepresenteerd
om handelsstromen op gang te houden. 2 Daarnaast heeft het kabinet in het kader van de coronacrisis contact met VNO-NCW/MKB
Nederland over een actieagenda voor internationale handel nu en in de toekomst. Het
kabinet werkt ook nu reeds aan het oplossen van knelpunten waar het Nederlands bedrijfsleven
tegenaan loopt op bijvoorbeeld de interne markt, in relatie tot de handelspolitiek
en exportfinanciering. Dit gebeurt in nauwe samenwerking met het bedrijfsleven, waarbij
ook nieuwe knelpunten worden geïdentificeerd en opgepakt als deze zich voordoen.
Wereldwijd worden steeds meer exportverboden voor bijvoorbeeld (agro-)grondstoffen
ingesteld, hetgeen vaak negatief doorwerkt in allerlei sectoren van de economie die
als onderdeel van een waarde- of productieketen gebruik maken van dergelijke grondstoffen.
Naar de mening van de leden van de VVD-fractie zijn dergelijke maatregelen zeer nadelig
voor de wereldwijde economie en de stand van de wereldhandel, die als gevolg van de
coronacrisis toch al een flinke klap krijgt. De bovengenoemde leden vernemen dan ook
graag van de Minister hoe dergelijke maatregelen vanuit een Europees verband tegengegaan
kunnen worden. Kan de Minister delen in hoeverre er vanuit de Unie druk wordt uitgeoefend
op landen die dergelijke maatregelen nemen? Kan zij delen op welke wijze wordt gemonitord
of dergelijke maatregelen binnen de afgesproken handelsafspraken van de Wereldhandelsorganisatie
(WTO) vallen? Als dat niet het geval is, wordt daar door de Unie op geacteerd?
5. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet is geen voorstander van exportbeperkingen. Kwantitatieve beperkingen of
discriminatoire maatregelen op de export van goederen en/of diensten zijn in beginsel
in strijd met de WTO-regels. Alle WTO-leden zijn gehouden aan de WTO-regels, waaronder
art. XI van de GATT. In dit artikel staat dat kwantitatieve exportbeperkingen in principe
niet toegestaan zijn, met uitzondering van bijzondere omstandigheden, genoemd in lid
2. Lid 2(a) bepaalt dat uitvoerverboden of -beperkingen tijdelijk mogen worden toegepast
om kritieke tekorten aan voedingsmiddelen of andere onmisbare producten te voorkomen
of te verlichten. Daarnaast kent de WTO algemene uitzonderingsgronden (artikel XX
GATT en/of artikel XIV GATS), op grond waarvan handelsbelemmerende maatregelen gerechtvaardigd
zouden kunnen worden met een beroep op, bijvoorbeeld, het beschermen van het leven
en de gezondheid van mens, dier of plant. Dergelijke maatregelen mogen niet arbitrair
of onrechtvaardig discriminatoir zijn tussen landen waar dezelfde omstandigheden bestaan,
of als verkapt doel hebben de handel te belemmeren.
Op dit moment is er veel aandacht voor handelsbeperkende maatregelen in het kader
van de verspreiding van COVID-19. De WTO heeft het initiatief genomen om te inventariseren
welke handelsgerelateerde maatregelen WTO-leden nemen, zodat deze inzichtelijk worden
gemaakt. Als EU-bedrijven hinder ondervinden van dit soort exportbeperkingen en van
mening zijn dat deze niet in lijn zijn met de WTO-regels, zal de Europese Commissie
overwegen in hoeverre actie opportuun is. Voorts houden zowel de Europese Commissie
als het kabinet de situatie nauwlettend in het oog, en zullen zij, indien opportuun,
nadere acties ondernemen.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister waar op dit moment de grootste handelsbeperkingen
liggen en met welke landen dat is.
6. Antwoord van het kabinet:
In het licht van de huidige COVID -19 crisis nemen landen handelsbeperkende maatregelen
om te voorkomen dat essentiële beschermende en/of medische goederen worden geëxporteerd
om zodoende de eigen nationale gezondheidssystemen te kunnen bevoorraden. Verschillende
landen hebben zulke maatregelen genomen. De impact hiervan is op dit moment moeilijk
kwantificeerbaar en hangt onder andere af van de daadwerkelijke implementatie en handhaving
van deze maatregelen. Daarbij speelt ook mee dat de mondiale vraag naar deze goederen
de mondiale productie momenteel fors overtreft.
De Wereldhandelsorganisatie verzamelt voortdurend actuele informatie over de genomen
handelsmaatregelen in verband met COVID-19, met doorverwijzingen naar overzichten
van gerelateerde, waaronder handelsbeperkende, maatregelen.3 Daarnaast is op de Market Access Database van de Europese Commissie een breder overzicht
met handelsbelemmeringen in derde landen te vinden.4
Tevens vragen deze leden of de handelsverdragen die afgelopen jaren zijn afgesloten
op enige manier van nut zijn in de bestrijding van deze crisis. Anderzijds vragen
deze leden of de Minister kan aangeven of handelsakkoorden zijn geschonden.
7. Antwoord van het kabinet:
Waar in EU-handelsakkoorden afspraken zijn gemaakt over verlaging van invoerrechten
of nulrechten voor medische goederen, onderdelen voor deze goederen en landbouwproducten,
kan het nu voordeliger zijn om deze te importeren. Op dit moment is het probleem vooral
dat er een schaarste aan deze goederen is. Hoewel handelsakkoorden bijdragen aan open,
voorspelbare handel en mogelijkheden voor diversificatie bevorderen lossen zij het
schaarste -probleem als zodanig niet op. Daarvoor is het van belang dat productieverhoging
gerealiseerd wordt zonder verstoring van mondiale waardeketens. Handelsverdragen kunnen
bijdragen aan het flexibeler en weerbaarder maken van waardeketens omdat zij voor
Europese producenten de keuze uit toeleveranciers uit verschillende landen vergroten.
Het kabinet heeft op dit moment geen aanwijzingen dat afspraken in EU-handelsakkoorden
geschonden worden. Wel ondervinden ondernemers soms problemen om originele exemplaren
van certificaten aan te leveren. De Commissie heeft de eisen daarom tijdelijk versoepeld,
bijvoorbeeld door een kopie of elektronische variant te accepteren. Ook dringt de
Commissie aan op reciprociteit in partnerlanden.5 Verschillende landen hebben dit al gedaan.
Tijdens de Raad zal gesproken worden over de afhankelijkheid van derde landen voor
medische producten en medicijnen. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister eveneens
aan te geven hoe dat binnen de EU zit en op welke manier de waardenketens tussen de
lidstaten in stand zijn gebleven.
8. Antwoord van het kabinet:
Productie van medische goederen en medicijnen vindt plaats in verschillende lidstaten.
Zo is de EU-productie van persoonlijke beschermingsmiddelen als mondkapjes voornamelijk
geconcentreerd in Duitsland, Frankrijk, Polen en Tsjechië. Productie van beademingsapparaten
vindt binnen de EU onder andere plaats in Duitsland en Zweden. Ook zetten verschillende
Europese bedrijven van geheel andere producten hun productieprocessen in om een bijdrage
te kunnen leveren aan het acute tekort aan medische goederen.
Waardeketens van deze goederen bevinden zich in verschillende landen, binnen en buiten
de EU. Veel toeleveranciers van producenten zijn op hun beurt ook afhankelijk van
levering van grondstoffen en onderdelen die elders vandaan komen. Het is dan ook een
uitdaging om productie van alle materialen en onderdelen uit de waardeketens zonder
vertraging op te schalen. Daarom is er een gezamenlijk belang om verstoringen in de
toelevering en productie door handelsbeperkende maatregelen te voorkomen.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister op te brengen de exportbeperkingen
richting Afrika op te heffen en waar mogelijk handel met Afrika te stimuleren. Tevens
vragen deze leden de Minister om aan te geven welke barrières het grootst zijn in
de handel met Afrika.
De leden van de CDA-fractie vragen voorts aan de Minister om in te brengen hoe Afrika
ondersteund kan worden met de benodigde (betaalbare) medische apparatuur en gezondheidszorg
materialen en voedsel in relatie tot COVID-19.
9. Antwoord van het kabinet:
De EU heeft enkel en als tijdelijke noodmaatregel de uitvoer van persoonlijke beschermingsmiddelen
aan een vergunningenplicht onderhevig gemaakt. De verordening achter die plicht voorziet
in de mogelijkheid om een exportvergunning te verstrekken voor bijvoorbeeld zendingen
van humanitaire organisaties die noodvoorraden verstrekken in het kader van humanitaire
hulp. Indien de Commissie een voorstel doet om exportbeperkingen voort te zetten,
zal de regering bovendien kritisch kijken naar de noodzaak, duur en reikwijdte hiervan.
Het Kabinet is van mening dat de handel met Afrikaanse landen waar mogelijk in stand
moet blijven. Het voorkomen van onnodig handelsbeperkende maatregelen op het gebied
van essentiële medische goederen en landbouwproducten is een gezamenlijk belang. Deze
beperkingen kunnen mondiale waardeketens verstoren en de productie en toedeling van
deze producten bemoeilijken. Tijdens de extra ingelaste informele RBZ/ Handel op 16 april
zal Nederland dan ook aandacht vragen voor het belang van open en duurzame mondiale
waardeketens. (Kamerstukken 21 501-02 en 25 295, nr. 2145). Verder is het kabinet er voorstander van dat de Europese Commissie de handelsrelatie
met Afrikaanse landen verder intensiveert door onder meer de Economische Partnerschap
Overeenkomsten met Afrikaanse landen te versterken. Voor antwoord op de vraag welke
handelsbarrières het grootst zijn in relatie tot COVID-19, verwijs ik u naar het antwoord
op vraag 6.
Op 14 april jl. heb ik u geïnformeerd dat per direct EUR 100 miljoen op de BHOS-begroting
wordt vrijgemaakt ten behoeve van het bestrijden van de COVID-19 pandemie in ontwikkelingslanden
en het mitigeren van de sociaaleconomische effecten (Kamerbrief inzake Nederlandse
inzet bestrijden coronacrisis, d.d. 14 april 2020). (Kamerstukken 33 625 en 25 295, nr. 293). De bijdragen uit dit steunpakket van EUR 100 miljoen zijn bedoeld voor preventie
in de armste landen, het lenigen van humanitaire noden en de versterking van sociaaleconomische
weerbaarheid en macro-economische stabiliteit van lage-inkomenslanden. Deze steun
wordt zo veel mogelijk verleend via reeds bestaande financieringskanalen en coördinatiestructuren.
Nederland blijft daarbij consequent aandacht vragen voor vrouwen, meisjes en kwetsbare
groepen zoals vluchtelingen, ontheemden en irreguliere migranten. Zoals vermeld in
het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking (d.d. 14 april
2020) (Kamerstuk 21 501-04, nr. 230) stelt de EU een steunpakket van EUR 15,6 mrd ter beschikking om buiten de EU de
gevolgen van de COVID-19 pandemie te beperken. In de Commissiemededeling over dit
steunpakket is expliciete aandacht voor het behoud en de ontwikkeling van duurzame
en houdbare internationale waardenketens. Nederland steunt deze inzet.
De leden van de D66-fractie horen graag van de Minister of de WTO-top in Kazachstan
in juni doorgang zal vinden en of hier anders alternatieven voor worden gezocht.
De aan het woord zijnde leden horen ook graag van de Minister of er positieve ontwikkelingen
te melden zijn binnen de WTO hervormingsagenda van de EU in het licht van de COVID-19
crisis.
10. Antwoord van het kabinet:
De Ministeriële Conferentie van de WTO die gepland was voor 8-11 juni 2020 is uitgesteld.
Op dit moment consulteert de DG van de WTO de lidstaten over een geschikt moment voor
deze top.
Op 27 maart zijn 16 WTO-leden, waaronder de EU, het eens geworden over de uitwerking
van het Multi-Party Interim Arrangement (MPIA).6 Deze noodoplossing zorgt ervoor dat beroepen die gewoonlijk zouden worden gehoord
door het Appellate Body nu kunnen worden gehoord door arbiters. Deze afspraken gelden
tussen de deelnemende partijen voor de duur dat het Appellate Body niet operationeel
is. Het kabinet verwelkomt deze overeenkomst en kijkt ernaar uit dat akkoord in werking
zal treden na notificatie aan de WTO. Het kabinet blijft echter streven naar een duurzame
en inclusieve multilaterale oplossing, inclusief de VS.
Ook vragen de leden of de Minister mogelijkheden ziet om in EU-verband tijdens deze
crisis eerdere EU-voorstellen kracht bij te zetten.
11. Antwoord van het kabinet:
Sinds enkele weken worden er geen vergaderingen meer gehouden bij de WTO. Dit betekent
dat verschillende onderhandelingsprocessen zijn opgeschort dan wel vertraagd. Langzaam
maar zeker wordt een manier gevonden om de onderhandelingsprocessen in digitale vorm
weer op te starten. Het kabinet zal hier tijdens de ingelaste RBZ Handel inzake COVID-19
steun voor uitspreken alsmede voor het voortzetten dan wel intensiveren van lopende
onderhandelingen.
Versterken houdbaarheid van wereldwijd geïntegreerde waardeketens
Ten tweede de problematiek rondom het beschermen van internationale waarde- en productieketens.
In dit verband delen de leden van de VVD-fractie de zorgen van de Minister over de
kwetsbaarheid van dergelijke ketens, zeker in tijden van crisis. Zij steunen de Minister
dan ook in de stellingname dat geanalyseerd moet worden welke impact de afhankelijkheid
van bepaalde landen ten aanzien van de productie van bepaalde medische goederen heeft.
Kan de Minister verder toelichten wat er concreet voorgesteld wordt met «de mogelijkheid
om afspraken te maken binnen het raamwerk van de WTO om te verzekeren dat in tijden
van crisis de internationale handel in schaarse medische goederen gereguleerd wordt»?
12. Antwoord van het kabinet:
De Corona-crisis laat zien dat bepaalde goederen, die onder normale omstandigheden
voldoende voorhanden zijn, in korte tijd relatief schaars kunnen worden. Dat is vooral
een probleem als het gaat om essentiële goederen zoals persoonlijke beschermingsmiddelen
of beademingsapparatuur. In een dergelijke situatie van schaarste leidt het normale
prijsmechanisme tot ongewenste uitkomsten: de prijzen gaan omhoog en producten zijn
slechts beschikbaar voor degene die de hoogste prijs kan betalen. Een ander onwenselijke
uitkomst is dat landen die wel over productiecapaciteit beschikken hun grenzen sluiten
voor export. De beslissing over een «ethische» verdeling van dit soort goederen kan
niet alleen over gelaten worden aan individuele bedrijven, hoe welwillend en verantwoord
deze ook zijn. Een vorm van overheidsregulering lijkt noodzakelijk. Een dergelijke
regulering op nationaal niveau is geen oplossing, vandaar het voorstel om hier op
internationaal/mondiaal niveau aan te werken.
Hoewel het in de huidige crisis gaat om tekorten aan persoonlijke beschermingsmiddelen
of beademingsapparatuur, kan het bij een volgende pandemie om andere goederen en tekorten
gaan. De mogelijkheid zou kunnen worden onderzocht om in WTO-kader te komen tot een
Essential Health Goods Agreement dat de handel in schaarse, essentiële goederen tijdens een mondiale crisis reguleert.
Dergelijke afspraken zouden moeten borgen dat er geen oneigenlijke handelsbarrières
worden opgeworpen, alle partijen toegang hebben tot een eerlijk deel van het internationale
aanbod. en ongerechtvaardigde prijsverhogingen worden voorkomen.
Hoe voorziet zij in een mogelijke volgende crisis dat dergelijke afspraken op korte
termijn gehandhaafd worden, wanneer de nood aan de man is?
13. Antwoord van het kabinet:
Een mogelijk initiatief om afspraken te maken over de allocatie van schaarse goederen
in tijden van crisis is een proces van lange adem. De gedachtevorming hierover, inclusief
over de handhaving van in de toekomst te maken afspraken, krijgt juist vorm en is
nog niet afgerond.
Deelt zij ook ten aanzien van dit punt de stellingname van bovengenoemde leden dat
het opheffen of voorkomen van handelsbeperkingen van bepaalde medische goederen op
basis van wederkerigheid tussen de Unie en derde landen dient plaats te vinden?
14. Antwoord van het kabinet:
Zie het antwoord op vraag 3.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister een lijst met voor Nederland strategische
producten en productiecapaciteiten binnen Europa op te stellen. Deze leden zijn van
mening dat een volgende pandemie of andere wereldwijde crisis om heel andere producten
kan vragen dan nu het geval is. Daarom achten deze leden het van belang dat de industrie
flexibel wordt ingericht en eenvoudig van productielijn kan veranderen om zo direct
aan een veranderende behoefte te kunnen voldoen. De leden van de CDA-fractie vragen
of de Minister deze zienswijze deelt en eveneens van mening is dat een dergelijke
weerbaarheid van de industrie op Europees niveau vorm gegeven moet worden.
15. Antwoord van het kabinet:
Juist omdat er bij een volgende pandemie of crisis behoefte kan zijn aan totaal andere
(medische) producten, is het niet op voorhand mogelijk een uitputtende lijst van «strategische
producten» op te stellen. Daarbij gaan bedrijven zelf over het vormgeven van hun productielijnen,
en niet de overheid. Het kabinet heeft daarbij grote bewondering voor de wijze waarop
de Nederlandse industrie zich inzet om in te springen op de acute leveringsproblemen
in de gezondheidssector. De industrie is bereid en in staat gebleken op zeer korte
termijn met tal van innovatieve oplossingen te komen en productieprocessen om te schakelen
om aan de ergste noden tegemoet te komen. Het kabinet ondersteunt dit actief. Waar
nodig worden bedrijven en experts met elkaar in contact gebracht om zo kennis, materialen
en grondstoffen bijeen te brengen opdat de slaagkans van een voorstel vergroot kan
worden. Waar logistieke uitdagingen liggen, wordt bekeken of er geholpen moet worden
(met luchttransport).
In de huidige fase van de coronacrisis is alle inzet er op gericht om het virus zoveel
mogelijk onder controle te krijgen en te houden. Wanneer het kabinet daar in geslaagd
is, komt ook een periode om te reflecteren op – en lessen te trekken uit – de manier
waarop deze bedrijven een rol hebben gespeeld in het voorzien van grondstoffen, materialen
en fabricage, en de manier waarop de coördinatie en governance heeft gefunctioneerd.
Deze leden vragen de Minister daarom in kaart te brengen hoe essentiële producten
ten alle tijden in de EU voorradig zijn of met spoed geproduceerd kan worden.
16. Antwoord van het kabinet:
Zoals aangegeven in het antwoord bij vraag 15 is het niet op voorhand mogelijk een
uitputtende lijst van strategische of essentiële producten op te stellen voor een
volgende pandemie of crisis. Als de huidige pandemie voorbij is, zal de EU zich moeten
beraden op mogelijke strategieën om te zorgen dat tijdens een volgende pandemie of
crisis de dan benodigde essentiële gezondheidsproducten beschikbaar zijn en blijven.
Deze leden vragen de Minister haar Europese collega’s te verzoeken om in EU-verband
direct te starten met het ontwikkelen van een strategie voor de diversificatie van
de waardenketen.
17. Antwoord van het kabinet:
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 16 zal de EU zich moeten beraden op mogelijke
strategieën om te zorgen dat tijdens een volgende pandemie of andere crisis de dan
benodigde essentiële gezondheidsproducten beschikbaar zijn. Een van de strategieën
kan zijn het flexibeler en weerbaarder maken van internationale waardeketens. Als
Europa voor een product minder afhankelijk wordt van één land of van één of enkele
bedrijven, wordt de aanvoer minder kwetsbaar voor verstoringen. Diversificatie van
waardeketens (als maatregel om risico te mitigeren) is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid
van bedrijven, maar de overheid en de EU kunnen hierbij een faciliterende rol spelen.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of er een EU draaiboek is met governance
structuur en richtlijnen om in tijden van crisissen als deze de vitale (markt)partijen
snel te kunnen verbinden en materiaal (en/of medicijnen) vraag kunnen uitzetten.
18. Antwoord van het kabinet:
Op 19 maart besloot de Europese Commissie een strategische «rescEU stockpile» te creëren
van medische beschermingsmiddelen en dergelijke om EU-lidstaten te helpen bij een
gezondheidscrisis. RescEU is onderdeel van het al bestaande EU Civic Protection Mechanism
dat gericht is op samenwerking in geval van rampen.
Daarnaast zijn onder het Joint Procurement Agreement van de EU verschillende tenders
voor aanbesteding van persoonlijke beschermingsmiddelen en medische apparaten gelanceerd.
Door hun krachten te bundelen, kunnen deelnemende landen effectiever en op betere
voorwaarden medische goederen aanschaffen. De Europese Commissie heeft een coördinerende
rol in dit proces.
De leden van de D66-fractie merken op dat crisissituaties afhankelijkheid van de EU
binnen bepaalde sectoren bloot leggen, zoals bijvoorbeeld binnen de medische sector
of bij vitale communicatie-infrastructuur. De leden van de D66-fractie hebben China
al vaker aangeduid als systeemrivaal van de EU. Kan de Minister aangeven of zij deze
analyse herkent en welke sectoren in een crisis als deze het meest kwetsbaar blijken?
Is zij bereid de Commissie te vragen de geleerde lessen van deze crisis aan te grijpen
om een analyse te maken van de wederkerige afhankelijkheid tussen China en de EU?
19. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet spreekt al langer met Europese partners over de EU-China relatie. De wederkerige
afhankelijkheid tussen China en de EU zal naar verwachting ook de komende maanden
prominent op de agenda blijven staan, onder andere in aanloop naar de speciale EU27-China
top in Leipzig die vooralsnog gepland is voor september 2020.
Mondiale waardeketens hebben in belangrijke mate bijgedragen aan economische groei
en efficiëntie, ook in Nederland en de EU. Tegelijkertijd, kunnen er ook kwetsbaarheden
ontstaan in deze ketens, die mede door de huidige crisis worden blootgelegd. Het gaat
daarbij bijvoorbeeld om een te grote afhankelijkheid van één of twee producenten of
van slechts enkele landen voor bepaalde onderdelen uit de waardeketen (dat geldt dus
evengoed voor een overmatige oriëntatie op een ander land, dan China). Het is daarom
van belang om die kwetsbaarheden in kaart te brengen en de risico’s te mitigeren.
Op het gebied van economische veiligheid en technologie speelt de discussie al langer.
De Inzet van het kabinet is om op Europees en internationaal niveau (binnen bestaande
regimes zoals het Wassenaar Arrangement) goede afspraken te maken die zowel het functioneren
van waardeketens als de veiligheidsbelangen borgen (Aanhangsel Handelingen II 2019/20,
nr. 2313).
Bovengenoemde leden zien momenteel dat waardeketens wereldwijd onder druk staan en
dat dit zal betekenen dat er in de toekomst anders moet worden gewerkt en geproduceerd.
Graag horen de aan het woord zijnde leden van de Minister of de huidige crisis kan
worden aangegrepen om de Green Deal centraal te zetten in toekomstig EU-handelsbeleid.
20. Antwoord van het kabinet:
De huidige crisis kan worden aangegrepen om duurzaamheid verder te integreren in de
waardeketens en de economie. De Green Deal is hierbij van belang. De crisis versterkt
de noodzaak voor bedrijven om economische risico’s in hun waardeketens te identificeren.
Tegelijkertijd wordt van bedrijven verwacht dat zij de risico’s voor mens en milieu
in hun waardeketens in kaart brengen en aanpakken. Het kabinet werkt samen met bedrijven
en maatschappelijke organisaties, om risico’s voor mens en milieu in de waardeketens
in kaart te brengen en aan te pakken. Het EU handelsbeleid kan ook veerkrachtige en
duurzame waardeketens stimuleren door duurzame en inclusieve handelsakkoorden af te
sluiten met derde landen. Zulke handelsakkoorden stimuleren diversificatie van handel,
komen groepen die door de lange termijn economische effecten van Covid-19 getroffen
worden ten goede en vormen een platform voor samenwerking aan sociale- en milieudoelen.
De leden van de SP-fractie delen de zorgen over de problemen in de globale handelsketen
als gevolg van de coronapandemie zoals uiteengezet door de Minister in de geannoteerde
agenda. De leden steunen dan ook de inzet van het kabinet om op korte termijn de handelsbarrières
voor medische hulpmiddelen op te lossen. De leden van de SP-fractie vragen echter
ook of er nagedacht kan worden over structurele oplossingen op lange termijn. Hier
wordt al een aanzet gegeven door het belang van de «diversificatie van waardenketens»
te benoemen, maar het kabinet komt daarbij niet verder dan voorstellen voor WTO regulering
tijdens (volgende) crises. Zodoende vragen de leden aan de Minister ook te kijken
naar de diepere oorzaken van de problemen in de handelsketen, namelijk de deregulering
van handel. Is de Minister het met de leden van de SP-fractie eens dat er in de afweging
van het economisch belang, de veiligheid en de volksgezondheid wereldwijd in de toekomst
moet worden meegenomen dat afhankelijkheid ook kan worden verminderd door de productieketens
te verkorten en te verduurzamen?
21. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet meent dat de huidige mondiale schaarste aan persoonlijke beschermingsmiddelen
en medische hulpmiddelen geen gevolg is van deregulering, maar van een onvoorziene
snelle en sterke stijging van de vraag. De handel in deze producten is nooit gereguleerd
geweest. Wel heeft de productie ervan zich in de afgelopen decennia verplaatst naar
andere delen van de wereld.
Het verkorten van productieketens betekent dat er minder tussenschakels in de waardeketen,
van grondstof naar eindproduct, zitten. Een kortere keten verkleint het aantal betrokken
partijen en kan daarmee de aanvoer minder kwetsbaar maken voor maatregelen uit allerlei
landen. Tegelijkertijd kan het ook leiden tot schaalvergroting en een afnemend aantal
producenten, en daarmee de kwetsbaarheid juist vergroten. Daarbij speelt dat bedrijven
zelf bepalen hoe zij hun waardeketens vorm geven; dat doen zij niet alleen met oog
voor efficiënte allocatie en kosten, maar ook risicoafweging speelt een rol. De overheid
kan wel met bedrijven in gesprek gaan over kwetsbaarheid en afhankelijkheid binnen
ketens.
Verduurzaming van ketens is belangrijk en het kabinet zet daar actief op in, bijvoorbeeld
middels de IMVO-convenanten of door te pleiten voor eerlijke lonen. Er is geen directe
relatie tussen afhankelijkheid en duurzaamheid. Nederland of de EU kan voor een bepaald
product afhankelijk zijn van een paar leveranciers. Daarbij zijn kortere ketens niet
per definitie duurzamer. Een efficiënte allocatie van productiemiddelen brengt ook
duurzaamheidsvoordelen met zich mee.
Wat betreft duurzame handel, zijn de leden van de SP-fractie blij dat de Minister
het belang van het onderschrijven van de richtlijnen voor multinationale ondernemingen
van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) benoemt, maar
de leden vragen zich af hoe de Minister dat concreet gaat maken?
22. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet zet zich in om internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO)
te bevorderen. Een Europees IMVO-actieplan draagt hieraan bij. Ik bespreek dit waar
mogelijk in bilateraal contact met andere Ministers en Europese commissarissen en
ik breng dit onder de aandacht in de verschillende Raden. Ook bij de aankomende Handelsraad
zal ik uiteraard het belang van duurzame en verantwoorde handel benoemen. Conform
het regeerakkoord evalueert het kabinet op dit moment het IMVO-beleid en bekijkt het
kabinet of en zo ja welke aanvullende maatregelen nodig zijn. Dit najaar doe ik hiervoor
een voorstel op hoofdlijnen. Verdere inzet op Europese maatregelen kan hier onderdeel
van zijn.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen zich af of er WTO-bepalingen zijn die
diversificatie en het tegengaan van strategische afhankelijkheid in de weg staan.
Zo ja, welke bepalingen zijn dat en kan het kabinet er niet op inzetten dat dergelijke
bepalingen ter discussie gesteld worden? Hoe denkt de Minister erover om ook in Europees
verband hier op aan te dringen?
23. Antwoord van het kabinet:
De gedachtevorming over verdere diversificatie en het verminderen van strategische
afhankelijkheid ten aanzien van de handel in goederen of diensten is momenteel volop
in beweging. Deze discussie speelt al langer op het gebied van strategische veiligheid
en technologie. Tot op heden bieden de bepalingen van de WTO de ruimte om deze discussie
te voeren. Pas als er gesproken wordt over concrete maatregelen, kan worden bezien
hoe deze concrete maatregelen zich verhouden tot de WTO-regels.
Het lijkt de leden van de ChristenUnie-fractie van groot belang een analyse te maken
van de afhankelijkheid van enkele landen of leveranciers binnen de voor de EU strategische
waardeketens. Is de Minister van plan een dergelijke analyse aan de Kamer te doen
toekomen, niet alleen op het punt van afhankelijkheden in waardeketens ten aanzien
van de volksgezondheid – zoals die nu pijnlijk blijken als gevolg van de coronacrisis
– maar op alle gebieden die van strategisch belang zijn, bijvoorbeeld, maar niet uitsluitend,
op het terrein van ICT? Op welke termijn denkt zij zo’n analyse aan de Kamer te kunnen
sturen?
24. Antwoord van het kabinet:
Het in kaart brengen van afhankelijkheden in waardeketens is tot op zekere hoogte
mogelijk. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft vorig jaar een onderzoek van
het Centraal Bureau voor de Statistiek gefinancierd naar import afhankelijkheden van
China, Rusland en de VS (https://www.cbs.nl/nl-nl/maatwerk/2019/47/importafhankelijkheid-van-chi…). Het CBS kan de directe en indirecte afhankelijkheid van een land per sector of
productcategorie vaststellen. De discussie over Europese strategische waardeketens
bevindt zich nog in het beginstadium. Er tekent zich ook nog geen overeenstemming
af op Europees niveau over welke waardeketens voor Europa van strategisch belang zijn
en wat dit voor het Europees beleid betekent.
Is de Minister het met deze leden eens dat goederen die van strategisch belang zijn
in voldoende mate geproduceerd moeten kunnen worden binnen de EU? Zo ja, is zij van
mening dat dit nu ook gewaarborgd is? Zo nee, waarom niet?
25. Antwoord van het kabinet:
De EU moet de strategische weerbaarheid vergroten. Dat betekent echter niet dat alle
hiervoor bepalende producten binnen de EU geproduceerd moeten worden. Omdat het strategisch
belang van goederen afhankelijk van de omstandigheden kan verschillen, kan dit ertoe
leiden dat het in totaal om een groot aantal verschillende producten gaat, waarvan
het niet aannemelijk is dat die allen in de Europese Unie geproduceerd moeten of kunnen
worden. Daarnaast hebben de blootgelegde kwetsbaarheden vooral te maken met het just-in-time
karakter van de aanvoerlijnen die bedrijven hanteren. Hierin verschilt het risico
voor binnenlandse aanvoerlijnen niet van het risico voor wereldwijde aanvoerlijnen,
en is het verkorten van die aanvoerlijnen dus niet de oplossing. De EU kan ook op
andere manieren aan strategische weerbaarheid werken, bijvoorbeeld door samen met
het bedrijfsleven te werken aan diversificatie van aanvoerlijnen en leveranciers.
Zie ook vraag 17.
Is de Minister het met deze leden eens dat het beter is te streven naar zo kort mogelijke
waardeketens, ook om uit het oogpunt van milieu en klimaat inefficiënte transporten
te verminderen? Op welke manier maakt dit streven deel uit van het Nederlandse beleid?
Hoe denken haar Europese collega’s hierover?
26. Antwoord van het kabinet:
Er is geen directe correlatie tussen de lengte en locatie van waardeketens en de leveringszekerheid
of het effect op milieu en klimaat. Kortere ketens dichter bij huis betekenen niet
per definitie meer leveringszekerheid, noch een gunstiger milieu of klimaat effect.
Open waardeketens stimuleren efficiënte allocatie en concurrentie en leiden daardoor
tot efficiënte productie, innovatie en de verspreiding van technologieën. Bovendien
is de EU voor de overgang naar een circulaire en groene economie afhankelijk van de
import van goederen en primaire grondstoffen. Ook derde landen zijn gebaat bij de
welvaart die handel oplevert om een duurzame transitie door te maken. Tenslotte kunnen
transportemissies slechts een relatief klein onderdeel uitmaken van emissies in de
gehele waardeketen, bijvoorbeeld bij levensmiddelen. Lokalisering is daarom vanuit
zowel economisch- als milieuperspectief niet automatisch de duurzamere optie. Binnen
de Raad is weinig steun voor het streven naar zo kort mogelijke waardeketens.
Mede vanuit het oogpunt van internationaal maatschappelijk verantwoordelijk ondernemen,
hechten de leden van de ChristenUnie-fractie groot belang aan het concept van een
leefbaar loon. Zij zouden in dat verband aan de Minister willen vragen in hoeverre
zij de toedeling van productie aan landen die concurrerend zijn als gevolg van lage
lonen – lonen die zelfs volgens lokale maatstaven onder het leefbaar loon liggen –
«efficiënt» acht? Is zij het met deze leden eens dat dit eigenlijk een vorm van oneerlijke
concurrentie is en dat de EU producten die op deze manier gemaakt worden zou moeten
kunnen weren? Kan de Minister haar antwoord toelichten?
27. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet ziet geen mogelijkheid om producten die gemaakt zijn voor minder dan een
leefbaar loon te weren van de Europese markt. Een dergelijke maatregel zou niet handhaafbaar
zijn en in strijd met het WTO-recht. Het kabinet is er ook geen voorstander van. Het
is beter om vanuit een positieve agenda te werken aan leefbaar loon, zoals het stimuleren
van adequate minimumlonen, dan mensen in de betreffende productielanden werkloos te
maken door een importverbod. Het kabinet steunt daartoe de ILO bij het berekenen van
benchmarks voor deze adequate minimumlonen in landen die produceren voor de Nederlandse
markt, zoals India, Vietnam, Ethiopië en Indonesië. De ILO bespreekt de uitkomsten
met overheden en sociale partners ter plekke. Ook Nederlandse bedrijven kunnen via
hun inkooppraktijken een positieve rol spelen bij de betaling van leefbare lonen.
In de IMVO-convenanten zijn afspraken gemaakt over de naleving van de OESO-richtlijnen
voor multinationale ondernemingen, onderdeel hiervan is dat bedrijven risico’s in
hun waardeketen, zoals een gebrek aan een leefbaar loon, in kaart brengen en aanpakken.
In een aantal IMVO-convenanten zijn specifieke projecten opgestart gericht op de rol
die bedrijven kunnen spelen via hun inkooppraktijken bij het mogelijk maken van een
leefbaar loon. Maar Nederlandse bedrijven kunnen dat niet alleen. Het kabinet stelt
het belang van leefbare lonen in productieketens daarom ook internationaal aan de
orde.
Deze leden vragen de Minister verder of er volgens haar wel een eerlijke en efficiënte
toedeling van de wereldwijde productie van beschermingsmiddelen en medische hulpmiddelen
plaats zal vinden als er helemaal geen handelsbeperkende maatregelen worden ingevoerd?
Is zij van mening dat er in dat geval een eerlijke verdeling naar behoefte plaats
zal vinden? De leden van de ChristenUnie gaan er eerder vanuit dat in dat geval de
hoogste bieders zichzelf zullen kunnen voorzien van deze middelen. Is de Minister
dat met hen eens? Zo nee, waarom niet?
28. Antwoord van het kabinet:
Een eerlijke en efficiënte toedeling van medische producten in tijden van crisis is
een uitdaging, zoals ook uit de Corona-crisis blijkt. Handelsbeperkende maatregelen
zijn over het algemeen geen oplossing, juist omdat dit ten koste zal gaan van kwetsbare
landen zonder eigen productiecapaciteit, en van de wereldwijde productiecapaciteit
als zodanig. Internationale handel draagt immers ook bij aan de beschikbaarheid van
grondstoffen en halffabricaten. Ook zorgt deze voor concurrentie tussen producenten
van medische producten, hetgeen een gunstige invloed heeft op de prijs. Dat neemt
niet weg dat de huidige crisis laat zien dat bepaalde goederen, die onder normale
omstandigheden voldoende voorhanden zijn, in korte tijd relatief schaars kunnen worden.
In een dergelijke situatie van schaarste leidt het normale prijsmechanisme tot ongewenste
uitkomsten: de prijzen gaan omhoog en producten zijn slechts beschikbaar voor degene
die de hoogste prijs kunnen betalen. Een ander onwenselijke uitkomst is dat landen
die wel over productiecapaciteit beschikken hun grenzen sluiten voor export. De beslissing
over een «ethische» verdeling van dit soort goederen kan niet alleen over gelaten
worden aan individuele bedrijven, hoe welwillend en verantwoord deze ook zijn. Een
vorm van overheidsregulering is noodzakelijk. Een dergelijke regulering op nationaal
niveau is geen oplossing; hieraan zou op internationaal niveau aan gewerkt moeten
worden. Zie ook vraag 12.
Acties van de Commissie
Ten derde vragen de leden van de VVD-fractie aandacht voor de kwetsbare positie van
een aantal bedrijven in vitale sectoren, welke als gevolg van de coronacrisis en de
daarbij behorende koersdalingen kwetsbaarder zijn geworden voor eventuele overnames.
Bovengenoemde leden menen dan ook dat het terecht is dat de Commissie wijst op deze
mogelijkheid en lidstaten aanraadt om investeringsscreening zo spoedig mogelijk op
orde te krijgen. De Minister schrijft dat zij inzet op «een balans tussen openheid
van de EU voor directe buitenlandse investeringen» en «het zorgdragen voor behoud
van strategische weerbaarheid». Kan de Minister toelichten hoe deze balans wat haar
betreft ligt? Is zij het met de bovengenoemde leden eens dat hoewel het vrije verkeer
van kapitaal en de openheid van de Nederlandse economie zeer belangrijk en zeer waardevol
zijn, het bijzondere tijdsvlak waarin wij ons nu bevinden en de invloed daarvan op
de economie en de kwetsbaarheid van bepaalde bedrijven wellicht vragen om het leggen
van deze balans op een andere wijze dan voor de coronacrisis verstandig en proportioneel
zou zijn geweest?
29. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet onderschrijft de visie van de Commissie dat directe buitenlandse investeringen
bijdragen aan onze werkgelegenheid, ons innovatievermogen, onze concurrentiekracht
en in het algemeen aan onze economische groei. Het kabinet erkent tegelijkertijd dat
de coronacrisis noopt tot extra waakzaamheid om ongewenste investeringen en overnames
van bedrijven geraakt door de Corona-crisis tegen te gaan. Het kabinet steunt de oproep
van de Commissie om bestaande investeringstoetsen in te zetten ten tijden van de crisis,
maar wijst tegelijkertijd op de noodzaak van investeringen voor het innovatievermogen,
juist in de medische sector. De balans tussen openheid en behoud van weerbaarheid,
die overigens niet elkaars tegenpolen hoeven te zijn, zal per casus gevonden moeten
worden.
Herkent zij hierin een verschil met de lijn van de Commissie?
30. Antwoord van het kabinet:
Nee, ook de Commissie benadrukt zowel het belang van openheid voor directe buitenlandse
investeringen als de noodzaak tot behoud van weerbaarheid.
Maakt Nederland op dit moment voldoende en volledig gebruik van de bestaande screeningsmechanismen
om bedrijven in vitale sectoren te beschermen?
31. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet maakt waar nodig gebruik van bestaande investeringstoetsen om ondernemingen
in vitale processen te beschermen. In Nederland is een relatief groot deel van de
vitale processen een overheidstaak waardoor er weinig risico is op ongewenste overnames
en investeringen. Voor overige ondernemingen in vitale processen die geen overheidstaak
zijn, kan er sprake zijn van een investeringstoets.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of er sprake is van vijandige overnames
of pogingen daartoe op cruciale industrie in de bestrijding van COVID-19 door derde
landen en in hoeverre nationale en Europese wetgeving toereikend is om cruciale industrie
en producten in de EU te behouden.
32. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet heeft tot nu toe nog geen signalen van ongewenste investeringen en overnames
bij Nederlandse COVID-19- relevante ondernemingen of instellingen. Het kabinet houdt
een vinger aan de pols bij marktontwikkelingen en zal bij mogelijke ongewenste overnames
en investeringen gepast reageren wanneer er risico's voor de Nederlandse publieke
belangen ontstaan.
De leden van de D66-fractie zien dat de Nederlandse economie en industrie sterk verweven
is met de andere EU-lidstaten. Landen die hard (economisch) getroffen worden door
de COVID-19 crisis worden kwetsbaarder voor directe buitenlandse investeringen in
strategische en medische industrieën. Dit brengt risico’s voor vitale (medische) infrastructuur
binnen de EU en Nederland. De aan het woord zijnde leden vragen de Minister toe te
lichten welke lidstaten nog niet voldoen aan de screeningsverordening voor directe
buitenlandse investeringen (FDI), en of deze lidstaten actief bezig zijn met het implementeren
van screeningmechanismes.
33. Antwoord van het kabinet:
De FDI-screeningsverordening verplicht EU lidstaten tot de inrichting van een contactpunt
voor een Europees samenwerkingsmechanisme tussen de lidstaten onderling en met de
Europese Commissie om beschikbare vertrouwelijke informatie over directe investeringen
uit derde landen te verzamelen, te aggregeren en uit te wisselen wanneer een lidstaat
van mening is dat deze investering raakt aan de openbare orde en veiligheid van die
lidstaat. De FDI-screeningsverordening treedt op 11 oktober 2020 in werking. De lidstaten
zijn nu in de implementatiefase van de verordening. Nederland is op koers en het kabinet
verwacht dat het Nederlandse contactpunt in oktober 2020 operationeel is.
De FDI-screeningsverordening verplicht lidstaten niet tot het inrichten van investeringstoetsen.
Vooralsnog beschikken veertien lidstaten, waaronder Nederland, over verschillende
vormen van investeringstoetsen. Het kabinet is daarnaast bezig met een versterking
van het toetsingsregime in Nederland.
De leden van de SP-fractie zijn enigszins verbaasd over de oproep tot «waakzaamheid»
met betrekking tot het risico op vijandige overnames van essentiële onderdelen van
onze maatschappij, zoals gezondheidssystemen, vanwege de lage aandelenkoersen. De
leden vragen wat de Minister bedoelt met waakzaamheid en op welke manier zij daar
handen en voeten aan wil geven? Zijn concrete beschermende maatregelen mogelijk of
is dit in strijd met het huidige handelssysteem van de WTO?
34. Antwoord van het kabinet:
Zowel in binnen- als buitenland ondervinden ondernemingen de effecten van het Coronavirus.
Dit heeft niet alleen een impact op de aandelenkoersen, maar ook op de bereidheid
tot het aangaan van, doorgaans risicovolle, fusies en overnames. De waardedaling op
de beurs door de coronacrisis leidt daarmee niet per definitie tot een toename van
vijandige overnames van Nederlandse ondernemingen, al is dit ook niet uit te sluiten,
daarom is waakzaamheid geboden. Het kabinet overweegt geen maatregelen die in strijd
zijn met de relevante WTO-bepalingen.
Zijn er maatregelen die de Minister nu wel zou willen nemen, maar waar zij momenteel
in wordt belemmerd door de huidige mondiale of Europese regels?
35. Antwoord van het kabinet:
Nee.
Is het wel mogelijk om deze vijandige overnames tegen te houden, waarvan het belang
zeker nu groot is, vragen de leden?
36. Antwoord van het kabinet:
Veel beursgenoteerde ondernemingen in Nederland zijn reeds beschermd tegen vijandige
overnames. Daarnaast beschikt het kabinet over zowel een wettelijk als financieel
instrumentarium om ongewenste overnames of investeringen tegen te gaan wanneer deze
het gevolg zijn van financiële problemen bij ondernemingen. Tegelijkertijd werkt het
kabinet al langere tijd aan uitbreiding van dit instrumentarium. Zo ligt momenteel
in uw Kamer het Wetsvoorstel Bedenktijd door het bestuur van een beursvennootschap
voor, die aanvullende bescherming kan bieden in het geval van een vijandige overname.
Uw Kamer heeft daar recentelijk het verslag over uitgebracht (Kamerstuk 35 367, nr. 5). Tevens ligt het Wetsvoorstel Ongewenste Zeggenschap Telecommunicatie (WOZT) (Kamerstuk
35 153, nr. 9) ter behandeling in uw Kamer.
Ziet de Minister een kans om deze crisis te gebruiken belemmerende regels aan te passen?
37. Antwoord van het kabinet:
Naar mening van het kabinet vormen de huidige regels geen belemmering om de belangen
van Nederland adequaat te kunnen borgen.
De leden van de ChristenUnie-fractie stellen hun eerder vragen ook in verband met
de maatregel investeringsscreening die de EU neemt. Is die maatregel ook niet een
– volgens deze leden terechte – maatregel die weliswaar de handel kan belemmeren,
maar er juist voor bedoeld is om te voorkomen dat een bepaalde partij alle noodzakelijke
beschermingsmiddelen en medische hulpmiddelen in handen zou kunnen krijgen? Is de
Minister niettemin van mening dat de verdeling van goederen altijd eerlijker en efficiënter
zal zijn als er zo min mogelijk handelsbelemmeringen zijn? Kan zij dit dan toelichten?
38. Antwoord van het kabinet:
Investeringsscreening is een instrument dat kan worden gebruikt om de strategische
veerkracht van de EU te bewaken en ongerechtvaardigde afhankelijkheden te voorkomen.
Het screenen van investeringen betreft het reguleren van overnames van Europese bedrijven,
die op de interne markt opereren en aan de interne markt leveren, in het belang van
de nationale veiligheid en vormt daarmee geen handelsbelemmering.
Als laatste zouden deze leden graag weten welke screeningsmechanisme Nederland kent.
39. Antwoord van het kabinet:
Nederland beschikt op dit moment over meerdere sectorale investeringstoetsen voor
de financiële sector, voor de elektriciteitssector (centrales van 250 MW of meer)
en voor de gassector (LNG opslag).
Momenteel werkt het kabinet aan aanvullende sectorale investeringstoetsen. Het Wetsvoorstel
Ongewenste Zeggenschap Telecommunicatie (WOZT) voor een sectorale investeringstoets
voor ondernemingen in de telecom- en IT-sector ligt momenteel aan uw Kamer ter behandeling
voor (Kamerstuk 35 153, nr. 9). Het toetsingskader voor toeleveranciers voor het vitale proces Inzet Defensie verwacht
het kabinet begin 2021 aan de Tweede Kamer te kunnen aanbieden.
Complementair aan de sectorale investeringstoetsen werkt het kabinet aan een breed
stelsel van investeringstoetsing voor overnames en investeringen in ondernemingen
die actief zijn binnen de vitale processen of werken met technologie die raakt aan
de nationale veiligheid en openbare orde, maar (nog) niet binnen de reikwijdte vallen
van de sectorale investeringstoetsen. Het kabinet is voornemens het wetsvoorstel hiervoor
eind 2020 aan uw Kamer aan te bieden.
Overig
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister een update te geven van belangrijke
lopende zaken die naar de achtergrond zijn verdrongen door de COVID-19 crisis. Te
denken valt aan de verlamming van de WTO, Nederlandse staalindustrie, onderhandelingen
handelsverdragen of het handelsconflict met de Verenigde Staten.
40. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet is verheugd te melden dat er vorderingen zijn op terrein van de noodoplossing
ten aanzien van beroepszaken in de WTO. Op 27 maart zijn 16 WTO-leden, waaronder de
EU, het eens geworden over de uitwerking van het Multi-Party Interim Arrangement (MPIA).7 Deze noodoplossing zorgt ervoor dat beroepen die gewoonlijk zouden worden gehoord
door het Appellate Body nu kunnen worden gehoord door arbiters. Deze afspraken gelden
tussen de deelnemende partijen voor de duur dat het Appellate Body niet operationeel
is. Het kabinet verwelkomt deze overeenkomst en kijkt ernaar uit dat akkoord in werking
zal treden na notificatie aan de WTO. Het kabinet blijft echter streven naar een duurzame
en inclusieve multilaterale oplossing, inclusief de VS.
Per 8 februari heeft de VS de sinds 2018 opgelegde staal- en aluminiumtarieven uitgebreid
naar ook verwerkte producten als spijkers, schroeven en nietjes, kabels, autobumpers
en tractoronderdelen. Nederland wordt door deze aanvullende maatregel nauwelijks geraakt.
Het kabinet is van mening dat deze maatregelen – net als de eerdere maatregelen op
staal en aluminium – niet WTO-conform zijn. Het kabinet heeft op 24 maart ingestemd
met tegenmaatregelen op aanstekers en beslag voor meubelen. Het is de verwachting
dat de tegenmaatregelen op 8 mei 2020 in werking zullen treden.
Op terrein van de handelsbetrekking tussen EU en VS over een beperkt handelsakkoord
lopen de gesprekken door.
De Europese Commissie is op 14 februari 2020 gestart met het tweede herzieningsonderzoek
van de staalvrijwaringsmaatregelen. De Commissie streeft ernaar om dit heronderzoek
snel af te ronden. Zowel de Europese staalindustrie als de staalverwerkende industrie
worden zwaar getroffen door de COVID-crisis. Dat geldt ook voor de Nederlandse staalproducerende
en staalverwerkende industrie. Nederland zet zich in voor een snelle aanpassing van
de maatregelen, zodanig dat deze de Europese staalproducerende industrie de nodige
ondersteuning geeft, maar waarbij de verwerkende industrie de grondstoffen die zij
niet van binnen de EU kan betrekken, kan blijven importeren van buiten de EU.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister aan te geven hoe het staat met de onderhandelingen
met het Verenigd Koninkrijk over een toekomstig handelsverdrag.
41. Antwoord van het kabinet:
De vorige onderhandelingsronde beginnend op 18 maart heeft vanwege Covid-19 geen doorgang
kunnen vinden. De Europese Commissie heeft wel op 18 maart conceptteksten voor een
toekomstig partnerschap gepubliceerd op haar website. Het VK heeft zijn conceptteksten
in vertrouwelijkheid gedeeld met de Europese Commissie. De Europese Commissie en het
VK voorzien een volgende onderhandelingsronde via videoverbinding in de week beginnend
op 20 april.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister, nu de EU een nieuw plan voor de industriepolitiek
heeft gepresenteerd, hoe deze wordt vertaald naar de individuele landen en wat dit
betekent voor re-shoring van Europese bedrijven in bijvoorbeeld Azië terug naar Europa.
42. Antwoord van het kabinet:
De Europese industriestrategie van de Europese Commissie is een mededeling, die de
komende tijd door de Commissie zal worden uitgewerkt in concrete voorstellen. Het
is nu nog te vroeg om aan te geven hoe de strategie zal worden vertaald naar individuele
lidstaten. De strategie beoogt onder meer de concurrentiekracht van de Europese industrie
te versterken, hetgeen een positief effect kan hebben op de aantrekkelijkheid van
de EU voor bedrijven in de industrie. De Kamer wordt naar verwachting volgende week
geïnformeerd over deze mededeling middels een BNC-fiche.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister hoe de invloed van China en Rusland
op lidstaat niveau is toegenomen door toenemende afhankelijkheid van medische producten.
43. Antwoord van het kabinet:
De coronacrisis stelt de gehele wereld voor ongeëvenaarde uitdagingen. Internationale
solidariteit is essentieel. Verschillende landen van buiten de EU stellen expertise
en materieel ter beschikking aan EU-lidstaten, zo ook China en Rusland. Tegelijkertijd
moeten we onze ogen er niet voor sluiten dat geopolitieke spelers ook politieke beweegredenen
kunnen hebben voor de manier waarop ze omgaan met de crisis. Een eventuele toename
van invloed als gevolg hiervan valt echter niet te meten of kwantificeren. Het illustreert
wel het belang van een sterk gemeenschappelijk antwoord van de EU – binnen de Unie
en daarbuiten – op deze crisis. Dat maakt de Unie als geheel minder vatbaar voor pogingen
van derde landen om de crisis geopolitiek te benutten.
Ten slotte vragen de leden van de CDA-fractie de Minister in het verslag ook kort
weer te geven wat ze namens Nederland precies heeft ingebracht in de drie minuten
spreektijd die ze heeft.
44. Antwoord van het kabinet:
Zoals gebruikelijk zal in het verslag dat de Kamer toegaat na afloop ook worden ingegaan
op de Nederlandse inbreng.
De leden van de GroenLinks-fractie maken graag van de gelegenheid gebruik om enkele
vragen te stellen over de door de Minister aangekondigde verruiming van de exportkredietverzekeringen
(ekv’s).
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Kamer inzicht kan krijgen in de budgettaire
consequenties van de aangekondigde verruiming van de ekv’s. Wordt hiervoor extra budget
gereserveerd, en zo ja, van welke post is dit geld afkomstig?
45. Antwoord van het kabinet:
Bij de totstandkoming van de noodmaatregelen op het terrein van de ekv is er rekening
mee gehouden dat deze op de middellange termijn kostendekkend moeten zijn. Dat betekent
dat in sommige gevallen de premies ook zullen stijgen. Er wordt geen extra budget
voor de ekv, die op de begroting van het Ministerie van Financiën staat, gereserveerd.
Voor de volledigheid vermeldt het kabinet dat voor de ekv-faciliteit op de begroting
van het Ministerie van Financiën een plafond opgenomen is van EUR 10 miljard voor
het bedrag dat jaarlijks aan nieuwe verplichtingen kan worden aangaan.
Beschikt de Minister over uitgewerkte prognoses aan wat de uitbreiding van de ekv’s
de schatkist gaat kosten, en wordt daarin rekening gehouden met de ernstig volatiele
economische situatie wereldwijd?
46. Antwoord van het kabinet:
Zie het antwoord op vraag 45.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de Minister nader toe te lichten wat zij
precies bedoelt met «verruiming van de mogelijkheden voor binnenlandse dekking, wordt
het landenbeleid flexibeler en is voor meer landen dekking te verkrijgen. Ook worden
procedures verruimd en versneld en wordt een hoger percentage werkkapitaal gedekt.»8 Kan de Minister per maatregel specifiek aan de Kamer beschrijven wat de maatregel
precies inhoudt?
Antwoord van het kabinet:
Hieronder treft u per maatregel een toelichting aan:
a. Het mogelijk maken van dekking op kortlopende exportkredieten.
Dit betekent dat de Staat exportkredieten met een looptijd van korter dan twee jaar
in verzekering gaat nemen. Hiermee is vooral de Nederlandse export op hoge inkomenslanden
(EU -en OECD landen) geholpen. Normaal gesproken kan de Staat geen kortlopende exportkredieten
in verzekering nemen omdat dit in de normale situatie door de markt bediend wordt
en in strijd is met de mededeling van de EC ten aanzien van kortlopende exportkredieten
(2012/C392/01). De Commissie heeft deze mededeling opgeschort tot eind dit jaar vanwege
de economische situatie en terugtrekkende markt. Tot die tijd is de Staat bereid om
deze kortlopende transacties in verzekering te nemen.
b. Het in verzekering nemen van transacties die indirect export gerelateerd zijn.
Dit betekent dat de Staat binnenlandse transacties die indirect aan Nederlandse export
gerelateerd zijn, in verzekering gaat nemen. Een voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld
het in verzekering nemen van Nederlandse toeleveranciers aan een Nederlandse exporteur.
c. Het leveren van maatwerk binnen het landenbeleid.
Dit betekent dat de Staat kan besluiten een transactie op een land te accepteren terwijl
de landlimiet wordt overschreden. Ook kan deze maatregel tot gevolg hebben dat de
Staat besluit een transactie op de overheid van een land toch te accepteren terwijl
transacties er formeel gezien op gesloten zijn.
d. Het bieden van ekg (exportkredietgaranties) op bestaande door ekv gedekte leningen.
Dit betekent dat de Staat naast het bieden van ekg op nieuwe door ekv gedekte leningen
ook ekg kan bieden op bestaande door ekv gedekte leningen. Voor deze noodmaatregel
geldt wel dat het nog uit nadere toetsing moet blijken dat het bieden van ekg op bestaande
door ekv gedekte leningen in overeenstemming is met de Europese staatssteunregels.
e. Het verhogen van het gedekte percentage op contragaranties en werkkapitaaldekkingen.
Dit betekent dat de Staat in plaats van 80 procent 90 procent dekking gaat bieden
op contragaranties en werkkapitaaldekkingen. Dit wordt toegestaan door de tijdelijke
staatssteunkaderregeling in het kader van COVID die de EC op 19 maart jl. heeft aangenomen.
Normaal gesproken is 80 procent het maximaal toegestane dekkingspercentage op contragaranties
en werkkapitaaldekking.
Voor wat betreft het versnellen van processen geldt dat exporteurs voor spoedeisende
zaken als gevolg van de Corona crisis gebruik kunnen maken van een fast track goedkeuringsproces
bij Atradius DSB. Door middel van dit proces kunnen bepaalde transacties snel worden
goedgekeurd.
De leden van de GroenLinks-fractie gaan er vanuit dat de verruiming van ekv’s niet
betekent dat soepeler zal worden getoetst op normen voor maatschappelijk verantwoord
ondernemen en dat er door Atradius DSB onverkort (zorgvuldige) due dilligence moet worden uitgevoerd. Deze leden vragen de Minister dit te bevestigen.
47. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet kan dit bevestigen.
Tot slot hebben de leden van de SP-fractie een aantal vragen die onbenoemd blijven
in de geannoteerde agenda, namelijk het effect van de huidige problemen in de handelsketen
op voedselzekerheid en de strijd tegen honger. Volgens de Food and Agriculture Organisation
(FAO) van de Verenigde Naties kunnen de maatregelen in strijd tegen het coronavirus
een negatieve impact hebben op de voedselketen.9 Daarnaast zijn de voedselprijzen sterk aan het dalen door de afname van de vraag.10 Deze ontwikkelingen zullen enorme impact hebben op de voedselvoorziening in fragiele
landen, waardoor honger zal toenemen. Is de Minister zich hiervan bewust? Zo ja, hoe
is zij van plan dit te adresseren? Is de Minister bereid dit punt op te nemen met
haar Europese collega’s?
48. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet deelt de geschetste zorgen. De FAO verwacht vanaf medio april/mei verstoringen
van de voedselketen, met name als gevolg van logistieke beperkingen. De beschikbaarheid
van bederfelijk voedsel (groente, fruit, vlees, etc.) kan hierdoor beperkt worden.
Gebrek aan buffervoorraden is volgens de FAO niet het probleem. Belangrijker is om
handelsketens open te houden, om het beschikbare voedsel op de gewenste plek te krijgen
en om voor de meest kwetsbaren de toegang tot voedsel te waarborgen.
De leden van de PvdA-fractie zijn positief over de per 8 april jongstleden opengestelde
subsidieregeling voor huidige partners uit het maatschappelijk middenveld.11 Kan de Minister aangeven of het instrument op deze manier werkt en op welke termijn
zij verwacht dat betreffende organisaties daadwerkelijk de budgetten versneld en flexibeler
in kunnen zetten?
49. Antwoord van het kabinet:
Deze subsidieregeling stelt de partners in staat om middelen uit de huidige contracten
zo flexibel mogelijk in te zetten op activiteiten gerelateerd aan de gevolgen van
het COVID-19 virus. Organisaties kunnen hiervoor tot uiterlijk 7 mei 2020 voorstellen
indienen. De voorstellen zullen middels een vereenvoudigde procedure binnen vier weken
worden beoordeeld en goedgekeurd.
Helaas neemt dit nog in de verste verte niet de wereldwijde zorgen weg over de situatie
die als gevolg van het COVID-19 virus aan het ontstaan is in lage inkomenslanden.
Vindt de Minister dat de Europese Commissie alsook haar lidstaten afzonderlijk op
dit moment voldoende – binnen hun mogelijkheden – doen om deze landen bij te staan?
50. Antwoord van het kabinet:
In de Europese Unie staat de mondiale aanpak om de gevolgen van COVID-19 in kwetsbare
en lage inkomenslanden te beperken, hoog op de agenda. De Europese Commissie publiceerde
op 8 april een Mededeling waarin de Team Europe benadering gecombineerd met een financieel steunpakket van ruim EUR 15 mrd wordt beschreven12. In de Raad Buitenlandse Zaken / Ontwikkelingssamenwerking werd deze inzet breed
gesteund, ook door het kabinet. Op de korte termijn zal steeds meer duidelijk worden
over de steunpakketten van de Europese lidstaten, zoals het recentelijk bekend gemaakte
Nederlands pakket van EUR 100 mln. Het kabinet zal blijven aansturen op een substantiële
Europese inzet. Voor verdere toelichting verwijs ik uw Kamer graag naar het verslag
van de Raad Buitenlandse Zaken / Ontwikkelingssamenwerking van 8 april (aan uw Kamer
verstuurd op 14 april jl.).
In de beantwoording van het schriftelijke overleg over de RBZ Buitenlandse Raad Ontwikkelingssamenwerking
van 7 maart jongstleden (Kamerstuk 21 501-04, nr. 229) stelde de Minister zich in diverse gremia in te zetten om meer crediteuren te betrekken
bij het betalingsmoratorium. Is de Minister bereid te delen in hoeverre crediteuren
hier tot nu toe gehoor aan hebben gegeven en hoe dit internationaal gemonitord wordt?
En lukt het tevens om hen achter dezelfde voorwaarden te krijgen?
51. Antwoord van het kabinet:
Om de effectiviteit van het betalingsmoratorium te vergroten en de solidariteit onder
crediteuren te waarborgen vindt het kabinet het belangrijk dat zoveel mogelijk crediteuren
hieraan deelnemen. De Club van Parijs, G20 en het Institute of International Finance, als vertegenwoordiger van de private sector, staan welwillend tegenover de oproep.
Er wordt momenteel gewerkt aan de gedetailleerde vormgeving van de regeling waarbij
het doel is dat crediteuren zoveel mogelijk dezelfde voorwaarden hanteren.
Welke aanvullende mogelijkheden zijn er volgens de Minister om ervoor te zorgen dat
crediteuren daadwerkelijk (tijdelijk) stoppen met innen van geld?
52. Antwoord van het kabinet:
Zie ook het antwoord op vraag 52. De verschillende crediteuren staan welwillend tegenover
het voorgenomen betalingsmoratorium. Gezien deze brede steun en de grote politieke
en maatschappelijke aandacht voor de regeling verwacht Nederland dat crediteuren deze
ook daadwerkelijk uitvoeren.
Tot slot op dit punt zijn de leden van de PvdA-fractie benieuwd wat de reactie is
op het pleidooi van onder meer de Wereldbank, het Internationaal Monetair Fonds en
Oxfam Novib om over te gaan op een (tijdelijke) onmiddellijke kwijtschelding van schulden
aan deze landen.
53. Antwoord van het kabinet:
Het IMF en de Wereldbank pleitten onlangs voor tijdelijke schuldverlichting voor IDA-landen.
Onder andere in de Club van Parijs en de G20 wordt momenteel gevolg gegeven aan die
oproep en worden de details van de vormgeving van de regeling uitgewerkt. Het doel
van dit betalingsmoratorium is om de armste landen de gelegenheid te geven om de vrijgevallen
middelen te gebruiken voor de bestrijding van het virus en om de negatieve economische
effecten van de pandemie op te vangen. Deze crisisregeling is niet bedoeld voor landen
die kampen met meer structurele betalingsbalansproblemen en voorziet daarom niet in
schuldkwijtschelding. Net als voorheen kunnen dergelijke landen bij het IMF een programma-aanvraag
te doen.
In de Kamerbrief van 17 maart jongstleden over het «noodpakket banen en economie»
(Kamerstuk 35 420, nr. 2) schrijft het kabinet «In deze uitzonderlijke tijden roept het kabinet alle ketenpartijen
op om redelijkheid te betrachten in de prijsonderhandelingen, zodat de primaire producent
– die vaak prijsnemer is – niet onevenredig hard wordt getroffen door de gevolgen
van het coronavirus.» Wat betekent dit in de verwachting van het kabinet, en in het
bijzonder deze Minister, van Nederlandse bedrijven ten aanzien van hun internationale
productieketens? Kan daarbij indien van toepassing ook worden ingegaan op het onderscheid
dat daarbij wordt gemaakt tussen bedrijven die momenteel een partnerschap met de overheid
of lening bij de overheid hebben? Hoe gaat de Minister haar verwachtingen overbrengen
aan het bedrijfsleven? Overheidssteun voor het bedrijfsleven, met name grote bedrijven,
zowel in Nederland als elders, moet gepaard gaan met voorwaarden zoals het niet uitkeren
van dividenden of eisen op verduurzaming en klimaatbestendigheid. En erkent de Minister
dat het redelijk is om van bedrijven die overheidssteun ontvangen gedurende deze crisisperiode
naleving van de OESO-richtlijnen met betrekking tot multinationale ondernemingen voorwaardelijk
te stellen?
54. Antwoord van het kabinet:
Een voorwaarde voor het ontvangen van overheidssteun van het Ministerie van Buitenlandse
Zaken zijn de OESO-richtlijnen voor Multinationale Ondernemingen (OESO-richtlijnen),
ook in deze tijd verwacht het kabinet van bedrijven dat zij hun verantwoordelijkheid
hierop nemen. De overheid, het bedrijfsleven en internationale partners kunnen, om
de negatieve fiscale effecten zo klein mogelijk te houden, coulance betrachten wanneer
het gaat om prijsonderhandelingen en/of het innen van rekeningen van getroffen partijen
en sectoren. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken en andere uitvoerders van haar
instrumenten hebben frequent contact met VNO-NCW, brancheorganisaties en het bedrijfsleven
om hierin steun te bieden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
R. de Roon, voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
E.A.M. Meijers, adjunct-griffier