Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 8 april 2020 (Kamerstuk 21501-04-228)
21 501-04 Ontwikkelingsraad
Nr. 229
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 10 april 2020
De algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft
een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingssamenwerking over de brief van 2 april 2020 over geannoteerde agenda
voor de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 8 april 2020 (Kamerstuk
21 501-04, nr. 228).
De vragen en opmerkingen zijn op 3 april 2020 aan de Minister voor Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingssamenwerking voorgelegd. Bij brief van 7 april 2020 zijn de vragen
beantwoord.
De voorzitter van de commissie, De Roon
Adjunct-griffier van de commissie, Meijers
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en antwoord van de Minister
Inbreng leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben enkele vragen over de inzet van de Europese Unie
op het terrein van ontwikkelingssamenwerking in relatie tot het nieuwe coronavirus.
Kan de Minister toelichten wat haar inzet is ten aanzien van de Europese ontwikkelingssamenwerkingsinzet
in de strijd tegen het nieuwe coronavirus?
1. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet ziet een belangrijke leiderschapsrol voor de Europese Unie (EU) bij de
aanpak van COVID-19 in derde landen, onder meer via het bijeenbrengen en afstemmen
van de inzet van de EU-lidstaten en hun instellingen. Het gaat zowel om de korte termijn
verbetering van gezondheidssystemen en humanitaire hulp, als om het beperken van de
sociaaleconomische gevolgen van de COVID-19 crisis. Het kabinet omarmt daarom de Team Europe aanpak, waarmee de Europese Commissie deze rol op zich neemt.
Het kabinet vindt het belangrijk dat de EU zoveel mogelijk aansluit bij en afstemt
met multilaterale instellingen zoals de Wereldgezondheidsorganisatie, de Wereldbank
en het Internationaal Monetair Fonds. Waar mogelijk moeten EU ontwikkelingsprojecten
worden aangepast om de gevolgen van COVID-19 te beperken. Tegelijkertijd moet ervoor
gewaakt worden dat dit niet ten koste gaat van eerder bereikte resultaten op bijvoorbeeld
het gebied van de klimaattransitie, geestelijke gezondheid en psychosociale steun
(MHPSS) of seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR). Daarnaast moet
de EU, als waardengemeenschap, aandacht houden voor mensenrechten en ruimte voor maatschappelijke
organisaties, juist waar deze door nieuwe maatregelen in het gedrang dreigen te komen.
Kan de Minister een overzicht geven van de middelen die de Europese Unie tot dusver
heeft ingezet uit hoofde van ontwikkelingssamenwerking ter bestrijding van het nieuwe
coronavirus en welke doelen hiermee behaald dienen te worden?
2. Antwoord van het kabinet:
De Europese Commissie heeft haar bijdrage aan de Wereldgezondheidsorganisatie verhoogd
met EUR 114 mln ter ondersteuning van de verbetering van de gezondheidssystemen in
kwetsbare landen. Daarnaast heeft de Commissie EUR 15 mln beschikbaar gesteld ten
behoeve van snelle diagnostiek van en epidemiologische onderzoek naar COVID-19 in
Afrika, onder andere via het Institute Pasteur Dakar in Senegal. Op 7 april 2020 zal de Commissie naar verwachting een uitgebreider hulppakket
bekend maken.
Kan zij hierbij eveneens toelichten uit welke budgetten deze uitgaven gedaan worden?
Welke mogelijkheden zijn er om, binnen het bestaande EU-budget dat voor ontwikkelingssamenwerking
is bedoeld, een herprioritering aan te maken ter bestrijding van het nieuwe coronavirus?
3. Antwoord van het kabinet:
De verhoogde bijdrage aan de Wereldgezondheidsorganisatie is afkomstig van DG ECHO
(Directoraat-Generaal Humanitaire Hulp en Civiele Bescherming, EUR 62 mln) en van
DG DEVCO (Directoraat-Generaal Internationale Ontwikkelingssamenwerking, EUR 52 mln).
De bijdrage van EUR 15 mln, specifiek bedoeld voor Afrikaanse instellingen, komt uit
het Instrument voor bijdrage aan Stabiliteit en Vrede (IcSP).
De Europese Commissie zoekt momenteel binnen de EU-begroting en binnen het Europees
Ontwikkelingsfonds (EOF) naar financiële ruimte om partnerlanden verder te ondersteunen
in de beperking van de gevolgen van COVID-19, bijvoorbeeld door ombuiging van bestaande
EU-programma’s. Daarnaast zullen verschillende instrumenten, zoals het Instrument
voor bijdrage aan stabiliteit en vrede (IcSP) en het EU Civiele Beschermingsmechanisme,
worden ingezet. Het is op dit moment nog onbekend hoeveel financiële ruimte er beschikbaar
zal zijn. Naar verwachting worden deze cijfers vlak voor de Raad beschikbaar gemaakt.
Met betrekking tot de uitgaven die de Europese Unie in dit kader doet hebben de leden
van de VVD-fractie enkele vragen over de wijze waarop deze uitgaven gecontroleerd
worden. In hoeverre worden de aanbevelingen die de Europese Rekenkamer gedaan heeft
ten aanzien van het uitkeren van Europese ontwikkelingsgelden hierbij gevolgd? Op
welke wijze wordt nagegaan of de ontwikkelingsgelden op de juiste wijze besteed worden?
4. Antwoord van het kabinet:
Voor de COVID-19 programma’s in derde landen geldt geen uitzondering op regels voor
besteding van fondsen. Ook voor deze fondsen geldt het systeem waarmee toezicht wordt
gehouden op fondsen waaronder audits door de Europese Rekenkamer. Tevens heeft de
Europese Commissie een gedegen systeem voor monitoring-, rapportage-, en evaluatie
van programma’s.
Inbreng leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie willen ten eerste de Minister complimenteren met het nemen
van leiderschap door het oproepen tot deze extra Raad Buitenlandse zaken Ontwikkelingssamenwerking.
Deze leden delen de zorg voor de gevolgen van de COVID-19 pandemie in Afrika. De zeer
zwakke gezondheidssystemen zijn verre van toereikend om deze pandemie het hoofd te
bieden. Tevens zijn de economieën van de lage en middeninkomenslanden niet opgewassen
tegen de huidige mondiale macro-economische schokken. De leden van de CDA-fractie
benadrukken dat westerse landen een verantwoordelijkheid dragen tot actie, maar zijn
tevens van mening dat vergaande hulp en ondersteuning noodzakelijk is ten behoeve
van de eigen strijd tegen COVID-19.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister hoeveel geld er beschikbaar is in EU
en in hoeverre deze Raad wordt aangegrepen om te bespreken of er binnen de Europese
begroting meer middelen zijn vrij te spelen.
5. Antwoord van het kabinet:
Het is op dit moment nog onbekend hoeveel financiële ruimte binnen de EU beschikbaar
is om derde landen te ondersteunen in de aanpak van COVID-19. Vanuit de Europese Commissie
wordt ingezet op een substantiële bijdrage aan de COVID-19 respons. Deze informatie
zal vermoedelijk vlak voor de Raad bekend worden gemaakt in een Mededeling van de
Commissie, voor bespreking tijdens de Raad.
Daarbij vragen deze leden ook of de Minister in de Raad kan oproepen om te inventariseren
of en hoeveel goederen er vrijgemaakt kunnen worden voor derde landen. Te denken valt
aan medische goederen welke in Europa in overvloed zijn of andere goederen ten behoeve
aan ondersteuning van primaire levensbehoeften.
6. Antwoord van het kabinet:
Helaas zien we in veel Europese lidstaten tekorten aan medische hulpmiddelen en geneesmiddelen
ontstaan. De Europese Commissie speelt een belangrijke rol in het monitoren en het
aanpakken van deze tekorten. Nederland acht het tonen van solidariteit belangrijk
en om die reden zullen we op nationaal niveau de behoefte en voorraden gaan inventariseren.
Hierna kan er gekeken worden of en wat we kunnen delen met externen; hierbij oog houdend
voor de specifieke behoeften van derde landen.
De leden van de CDA-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat het dit jaar aflopende
Meerjarig Financieel Kader (MFK) het bemoeilijkt om fondsen te organiseren. Kan de
Minister dit toelichten en betekent dit dat financieel er slechts een planning tot
einde van dit kalender jaar gemaakt kan worden? Deze leden vragen de Minister wat
dit betekent voor de lange termijn interventies. Zal dat nu vooral op basis van financiële
inbreng door individuele lidstaten gedaan kunnen worden?
7. Antwoord van het kabinet:
Het huidig Meerjarig Financieel Kader (MFK) loopt eind 2020 af. Het aflopen van het
MFK betekent echter niet dat de inzet van de Europese Commissie zich enkel richt op
het huidige kalenderjaar. De Europese Commissie publiceert voor de Raad Buitenlandse
Zaken Ontwikkelingssamenwerking (RBZ/OS) van 8 april 2020 een plan voor een gezamenlijke
aanpak zowel voor de korte- als lange termijn. Op de korte termijn zal de focus gericht
zijn op humanitaire noden, maar er wordt ook al ingezet op het beperken van de lange
termijn sociaaleconomische gevolgen.
In de voorbereiding van de programmering vanaf 2021, geeft de Europese Commissie zich
tevens rekenschap van de mogelijke impact van COVID-19 op partnerlanden. De definitieve
planning voor 2021 hangt af van de uitkomsten van de lopende MFK-onderhandelingen.
De kwetsbare financieel-economische positie van veel landen zal naar verwachting onder
druk komen te staan door afname van binnenlandse en buitenlandse vraag naar producten
en diensten, verminderde belastinginkomsten en terugtrekkende (buitenlandse) investeringen
en kapitaal, zo valt te lezen in de geannoteerde agenda. De leden van de CDA-fractie
vragen de Minister cijfers te verbinden aan deze analyse. Om hoeveel daling van het
Bruto Nationaal Product (BNP) gaat het, om hoeveel daling van investeringen en daling
van vraag naar producten en diensten gaat dit voor de belangrijkste lage en middeninkomenslanden?
8. Antwoord van het kabinet:
Het is nog onbekend wat de precieze gevolgen van COVID-19 zullen zijn in lage- en
middeninkomenslanden. Het International Monetair Fonds (IMF) verwacht als gevolg van
de COVID-19 pandemie een zwaardere recessie dan tijdens de financiële crisis. Op 14 april
presenteert het IMF een update van de World Economic Outlook, waarin het Fonds zijn laatste ramingen kenbaar maakt en ook de effecten van de huidige
crisis zijn verwerkt.
In de brief wordt gesproken over kapitaalvlucht. De leden van de CDA-fractie vragen
de Minister aan te geven hoe groot de kapitaalvlucht is uit de Nederlandse focusregio's.
Deze leden vragen de Minister of er weer gedacht moet worden aan het verlenen van
begrotingssteun. Hoewel Nederland daar al geruime tijd mee gestopt is, is het wellicht
nu wel een mogelijkheid om landen te ondersteunen, volgens deze leden.
9. Antwoord van het kabinet:
Op dit moment is het niet mogelijk aan te geven hoe omvangrijk de kapitaalvlucht uit
de focusregio’s is, omdat betrouwbare cijfers per land ontbreken. Om een indruk te
geven: Fitch spreekt van «massive capital flight»; tweede helft maart schatte het Institute for International Finance dat USD 60 mld uit ontwikkelingslanden was teruggetrokken; 3 april sprak het IMF
al over USD 90 mld. Het tempo van de kapitaalvlucht is hoger en de omvang is groter
dan tijdens de financiële crisis. Als gevolg van de kapitaalvlucht lopen onder meer
de rentes op staatschuld in ontwikkelingslanden op. UNCTAD raamt dat ontwikkelingslanden,
mede als gevolg van de crisis, de komende twee jaar een financieringstekort zullen
hebben van USD 2–3 biljoen.
Op dit moment overweegt het kabinet niet om weer over te gaan tot verlenen van bilaterale
begrotingssteun. Wel blijft het kabinet bereid om bij te dragen aan dergelijke steun
via de EU en multilaterale financiële instellingen, wanneer de situatie daarom vraagt
en wanneer er voldoende vertrouwen is in de rechtmatige besteding van middelen. Ook
in ontwikkelingslanden hebben overheden een belangrijke rol te spelen bij het tegengaan
van de verspreiding van het virus en het opvangen van de effecten van de crisis voor
de bevolking. Nederland ziet belang in het versterken van de positie van overheden
om aan deze taken invulling te kunnen geven en is bereid om die rol waar mogelijk
en effectief te ondersteunen.
Aangezien de hele wereld is getroffen door COVID-19 achten de leden aan de CDA-fractie
het van belang dat er focus wordt aangebracht in de hulp en ondersteuning die Nederland
en ook de EU geven aan derde landen. Deze leden vragen de Minister vooral te focussen
op de Nederlandse focusregio's en tijdens de Raad in te zetten op coördinatie tussen
de lidstaten en de EU om een zo groot mogelijk aantal mensen en landen effectief te
helpen. De EU heeft aangegeven zich te richten op Afrika, Midden-Oosten, Latijns Amerika
en Azië. De leden vragen de Minister om focus aan te brengen in de Europese doelstellingen.
10. Antwoord van het kabinet:
De Europese Commissie werkt samen met landen in Afrika, Midden-Oosten, Latijns-Amerika
en Azië en zal daarom waar nodig en mogelijk steun bieden aan deze partnerlanden in
de aanpak van COVID-19. Gezien de beperkte middelen, zal de inzet van Commissie echter
niet overal gelijk zijn. De Commissie zal zich hoofdzakelijk richten op de meest getroffen
landen met zeer zwakke gezondheidssystemen en economische kwetsbaarheid. Ook zal de
Commissie specifieke aandacht hebben voor kwetsbare groepen, zoals migranten, vluchtelingen
en internally displaced people. Dit is conform inzet van het kabinet, aanvullend zal gevraagd worden om oog te houden
impact op vrouwen en meisjes, de gevolgen van COVID-19 zullen vrouwen op een andere
manier treffen dan mannen.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister aan te geven wat de EU en specifieke
landen doen om de grote vluchtelingenkampen overal ter wereld te ondersteunen. Daarbij
vragen deze leden de Minister aan te geven waar Nederland en Nederlandse NGO’s vooral
actief zijn, hoe hulpverleners beschermd worden en wat de grootste benodigdheden zijn
in die kampen.
11. Antwoord van het kabinet:
Hoewel de officieel geregistreerde ziektegevallen door COVID-19 op het moment van
dit schrijven nog relatief laag zijn, kan COVID-19 potentieel desastreuze gevolgen
hebben in (onder meer) vluchtelingenkampen. Vaak zijn ontheemden medisch al verzwakt
en zal schaarse hulpverlening verder onder druk komen te staan bij verspreiding van
het virus. Slechte sanitaire en medische voorzieningen in kampen zullen bij een uitbraak
rampzalige gevolgen hebben. Hulporganisaties zijn begonnen met noodplannen, waaronder
het klaarmaken van specialistische zorg, maar de hiertoe beschikbare voorzieningen
zijn gebrekkig. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) werkt met de betrokken autoriteiten
aan nationale noodplannen en kaart daarbij de noden aan van deze kwetsbare groepen.
De EU verhoogde haar bijdrage aan de WHO met EUR 114 mln ten behoeve van de COVID-19
aanpak. Deze hulp wordt op basis van noden gegeven en zal daarom ook bij kwetsbare
groepen zoals ontheemden terecht komen. Op korte termijn worden naar verwachting nieuwe
bijdragen beschikbaar gesteld voor de humanitaire hulpverlening wereldwijd.
Nederlandse noodhulporganisaties zijn via de Dutch Relief Alliance (DRA) vooral actief
in Syrië, Zuid-Soedan en Nigeria.
Naast reguliere noodhulp zet Nederland zich via het partnerschap PROSPECTS in op een
ontwikkelingsgerichte aanpak van langdurige ontheemding (EUR 500 mln voor 2019–2023)
met UNHCR, UNICEF, ILO, de Wereldbank en IFC. Dit partnerschap richt zich in de Syrië-regio
en de Hoorn van Afrika op toegang tot onderwijs, werk en sociale bescherming, inclusief
mentale gezondheid en psychosociale steun, voor vluchtelingen, internally displaced people en kwetsbare gastgemeenschappen. In het kader van de COVID-19 crisis onderzoeken
de partners hoe binnen de doelstellingen van het partnerschap bestaande programmering
aangepast kan worden voor de veranderende noden.
De VN-Vluchtelingenorganisatie UNHCR heeft internationale hulpverleners deels geëvacueerd,
maar essentiële staf gehandhaafd. Lokale en externe staf wordt beschermd door het
verkleinen van de groepen waarmee zij werken, groepen voor distributies te verkleinen
en door persoonlijke medische beschermmiddelen. Waar mogelijk wordt overgeschakeld
op telewerken.
Beschikbaarheid en bevoorrading van beschermingsmaterialen is wereldwijd een groot
probleem, te meer in regio’s getroffen door conflict en natuurrampen waar lokale markten
ontwricht zijn. Ook reisrestricties bemoeilijken de voortgang van humanitaire operaties,
evenals bevoorrading. De WHO probeert door prioritering van landen, hulpgoederen op
de juiste plekken te krijgen.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister tevens in te gaan op het veiligheidsvraagstuk
en daarbij aan te geven hoe COVID-19 wordt bestreden in conflictgebieden, zoals bijvoorbeeld
Jemen en waar er nieuwe gewapende conflicten dreigen te ontstaan door de ontstane
crisis.
12. Antwoord van het kabinet:
De risico’s op verspreiding van COVID-19 in conflictgebieden zijn zeer groot. Onder
meer omdat het voor hulpverleners extra moeilijk is de bevolking te bereiken in een
onveilig gebied. Daarnaast hangt een effectieve respons onder meer af van een goed
functionerend bestuur dat het vertrouwen van de lokale bevolking geniet. In Jemen
en andere conflictgebieden ontbreekt dit. Nederlandse partners, zoals vredesopbouw-organisaties,
proberen bijvoorbeeld bij te dragen aan een goede, betrouwbare informatievoorziening
richting de bevolking in conflictgebieden en elders. De oproep van de Secretaris Generaal
van de Verenigde Naties tot een wereldwijde wapenstilstand, ook in Jemen, is in dit
verband belangrijk.
Tevens bestaat er het risico dat veel externe effecten van de COVID-19 respons de
onveiligheid vergroten. Zo kan een abrupte sociaaleconomische verslechtering bestaande
spanningen verergeren. En wanneer de centrale overheid en haar veiligheidstroepen
bezig zijn met de bestrijding van COVID-19, kunnen gewapende groepen – inclusief terroristische
groeperingen – gebruik maken van dit vacuüm en hun positie versterken. Dit risico
bestaat zeker in al gemarginaliseerde gebieden. Gezien de impact van COVID-19 op conflictgebieden,
blijft het zoveel mogelijk voortzetten van de Nederlandse inzet op veiligheid en rechtsorde
van groot belang, hoe moeilijk dit ook zal zijn.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister om in de Raad op te roepen en uit te
laten spreken in de conclusies om in navolging van de Verenigde Naties overal ter
wereld een staakt het vuren af te kondigen om gezamenlijk de gezamenlijke vijand COVID-19
te bestrijden.
13. Antwoord van het kabinet:
Op 3 april heeft de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie, Josep Borrell, een
verklaring uit laten gaan waarin de EU zich aansluit bij de oproep van de Secretaris-Generaal
van de Verenigde Naties tot een onmiddellijk en wereldwijd staakt-het-vuren in het
licht van de pandemie. Ook spoort de verklaring strijdende partijen aan te komen tot
een politieke oplossing, zich te houden aan het internationaal humanitair recht en
ongehinderde humanitaire toegang te verlenen.
Nederland sprak zich met 52 andere landen eerder al uit ter ondersteuning van de oproep
van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister om te agenderen en inventariseren hoe
social distancing en «de 1,5 meter economie» ook in lage en middeninkomens landen vorm gegeven kan
worden. Dat kan bijvoorbeeld door het faciliteren in producten en technologie die
daarvoor nodig zijn.
14. Antwoord van het kabinet:
Voor veel mensen in kwetsbare landen zullen COVID-19 maatregelen gericht op social distancing een directe impact hebben op de mogelijkheid om te voorzien in eigen levensonderhoud.
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) heeft experts beschikbaar gesteld om overheden
te adviseren over maatregelen in reactie op COVID-19. De advisering zal afhankelijk
zijn van de lokale context. In samenwerking met de WHO worden nationale plannen opgesteld.
De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor het instellen van maatregelen rondom zaken
zoals social distancing ligt bij overheden. WHO roept staten wel op om ook maatregelen te nemen om ervoor
te zorgen dat mensen toegang hebben tot voedsel en andere essentiële goederen. Nederland
onderschrijft de leidende rol die de WHO speelt bij de respons, het belang van hun
adviserende rol op basis van expertise, en ondersteunt de WHO ook financieel.
De leden van de CDA-fractie maken zich grote zorgen om de medische voorzieningen in
de sub-Sahara landen. Deze leden vragen de Minister aan te geven hoe het staat met
de medische voorzieningen in sub-Sahara landen evenals kennis en voorlichting over
COVID-19.
15. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet deelt deze zorgen. In veel Afrikaanse landen zijn de gezondheidssystemen
zwak. Er zijn tekorten aan gezondheidspersoneel, persoonlijke beschermingsmaterialen
zoals mondmaskers, en geneesmiddelen. Ook is er een zeer geringe IC-capaciteit. Omdat
het zorgsysteem reeds vaak moeite heeft om bestaande gezondheidsuitdagingen in deze
landen het hoofd te bieden, heeft een groot deel van de Afrikaanse bevolking ook weinig
vertrouwen in de zorg.
Veel Afrikaanse landen hebben maatregelen genomen om de verspreiding van COVID-19
tegen te gaan. Denk daarbij aan lockdowns, avondklokken en sluiten van scholen. In lijn met de instructies van de WHO, wordt
de bevolking van veel landen ook aangeraden thuis te blijven, afstand te houden en
handen te wassen.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister hoe de kracht van het maatschappelijk
middenveld kan worden ingezet bij de aanpak tegen COVID-19. Juist positie geven aan
het maatschappelijk middenveld is van belang omdat er landen zijn die COVID-19-maatregelen
aangrijpen om mensenrechten te schenden en het maatschappelijk middenveld te beperken.
De leden van de CDA-fractie vragen de Minister om in EU-verband op te roepen om een
strategie te ontwikkelen om de regimes in desbetreffende landen aan te pakken zonder
dat de bevolking daar onder lijdt.
16. Antwoord van het kabinet:
Het is van belang dat het maatschappelijk middenveld alle inperkingen van het recht
op vrijheid van meningsuiting, discriminatie, desinformatie en andere disproportionele
beperkingen van de maatschappelijke ruimte als gevolg van de COVID-19 crisis in kaart
kan brengen. Nederland blijft wereldwijd maatschappelijke organisaties steunen in
hun rol als pleitbezorger, beïnvloeder en onafhankelijke waakhond ten aanzien van
overheden, zoals via de partnerschappen onder het huidige beleidskader Samenspraak
en Tegenspraak.
Door in deze crisis extra flexibiliteit te bieden zijn maatschappelijke organisaties
beter in staat te reageren op de COVID-19 maatregelen en de crisis in zijn geheel.
Huidige partners zijn druk bezig met het kijken hoe hun programma’s ingezet kunnen
worden op het monitoren van en reageren op de huidige ontwikkelingen. Een voorbeeld
hiervan is onze partner Free Press Unlimited, die via hun netwerken van journalisten inzet op bestrijding van nepnieuws, toegang
tot informatie en het bereiken van gemeenschappen en jongeren via radio en sociale
media met informatie over COVID-19.
In EU verband pleit Nederland voor een proactieve en gezamenlijke aanpak, als onderdeel
van het EU externe mensenrechtenbeleid, om wereldwijd uit te dragen dat noodmaatregelen
ingesteld in reactie op de COVID-19 crisis onderhevig zijn aan mensenrechtennormen
en tijdelijk behoren te zijn.
Daarnaast heeft Nederland ook aandacht voor de ontwikkelingen binnen de EU. Op 1 april
jl. heeft Nederland met gelijkgezinde landen een verklaring uitgebracht met een oproep
aan alle EU lidstaten om te zorgen dat noodmaatregelen in lijn zijn met de principes
van de rechtsstaat, democratie en fundamentele rechten. In de verklaring spreken Nederland
en de gelijkgezinde landen steun uit voor het initiatief van de Europese Commissie
om de noodmaatregelen binnen de EU te monitoren en roepen zij op tot het bespreken
van dit onderwerp op de Raad Algemene Zaken.
De leden van de CDA-fractie vragen waarom er niets te lezen is in de brief over de
voedselvoorziening in de midden- en lage inkomenslanden. Het sluiten van de wereldhandel
leidt overal tot een «eigen voedsel eerst»-politiek. Dit is erg gevaarlijk voor Afrika
omdat het netto importeur is van basisproducten als granen en rijst.
17. Antwoord van het kabinet:
Zoals in de Geannoteerde Agenda beschreven, richt de Nederlandse inzet zich zowel
op de noden op korte termijn als op de secundaire effecten van COVID-19. In die laatste
categorie vallen ook de gevolgen voor voedselketens en de internationale handel in
voedsel. Ondanks het feit dat wereldwijd voldoende voedsel voorradig is, is protectionisme
een punt van toenemende zorg. Het kabinet is zich hiervan bewust en zal bepleiten
dat de EU zich inzet voor het openhouden van (inter)nationale handelskanalen.
Bovendien wordt in de meeste ontwikkelingslanden meer dan 50% van het inkomen uitgegeven
aan voedsel en is daardoor zeer kwetsbaar voor prijsstijgingen. Inmiddels heeft Vietnam
een stop gezet op het afsluiten van exportcontracten van rijst en werkt Rusland aan
het stoppen van de graanexport. De leden van de CDA-fractie vragen de Minister of
ze bekend is met dergelijke protectionistische maatregelen en welke voedselproducerende
landen eveneens dergelijke maatregelen hebben genomen, of er een strategie wordt ontwikkeld
om voldoende voedsel beschikbaar te houden voor de armste en in kaart te brengen waar
de grootste benodigdheden zijn.
18. Antwoord van het kabinet:
Ja, ik ben bekend met dergelijke maatregelen. De Wereldhandelsorganisatie verzamelt
voortdurend actuele informatie over de genomen maatregelen in verband met Covid-19,
met doorverwijzingen naar overzichten van handelsgerelateerde, waaronder handelsbeperkende,
maatregelen.1 FAO en WFP verzamelen informatie over de voedselbeschikbaarheid in landen2. Hierdoor kan tijdig worden gesignaleerd wanneer maatregelen de wereldwijde beschikbaarheid
van voedselgewassen, zoals rijst en graan, in gevaar brengen en zo kan gecoördineerd
worden ingespeeld op mogelijke tekorten. Nederland steunt de oproep van de FAO aanvoer
van basismaterialen, zoals zaden en kunstmest, voor de landbouw niet te belemmeren,
zodat het verbouwen van voedsel in het komende plantseizoen zo min mogelijk hinder
ondervindt.
Veel ontwikkelingslanden zijn veelal agrarische economieën. Door het wegblijven van
arbeiders omdat er niet gereisd mag worden of dat ze ziek zijn, dreigen oogsten te
mislukken omdat landbouw gebieden worden verlaten. De leden van de CDA-fractie vragen
de Minister in hoeverre hier al sprake van is en hoe landen gestimuleerd en geholpen
kunnen worden om buffervoorraden aan te leggen. Deze leden vragen de Minister om op
EU niveau ervoor te pleiten om handel richting Afrika in voedsel en medische producten
daarom zoveel mogelijk in stand te houden.
19. Antwoord van het kabinet:
De FAO verwacht verstoringen van de voedselketen, met name als gevolg van logistieke
beperkingen, vanaf medio april/mei. Vooral de beschikbaarheid van bederfelijk voedsel
(groente, fruit, vlees, etc.) kan hierdoor beperkt worden. Gebrek aan buffervoorraden
is volgens de FAO niet het probleem. Belangrijker is nu om handelsketens open te houden,
om het beschikbare voedsel op de gewenste plek te krijgen en om voor de meest kwetsbaren
de toegang tot voedsel te waarborgen. Het kabinet zal er op EU-niveau voor pleiten
om de handel richting Afrika waar mogelijk in stand te houden en terughoudendheid
bepleiten in het nemen van handelsrestrictieve maatregelen.
Inbreng leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde
agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking. Zij willen steun
uitspreken voor benadering van het kabinet om in de wereldwijde COVID-19 aanpak internationale
samenwerking en soliditeit voorop te stellen, in het bijzonder het beschikbaar stellen
van EUR 100 miljoen om de pandemie in ontwikkelingslanden te bestrijden. Tevens waarderen
de leden van de D66-fractie de leidende rol die de Minister hierin in neemt.
De leden hebben naar aanleiding van de eerdergenoemde brief en de actuele ontwikkelingen
nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie steunen de inzet op Europese coördinatie. Niet alleen
worden zo de krachten gebundeld, het zorgt er ook voor dat Europese lidstaten hun
middelen en expertise gericht kunnen inzetten daar waar de meeste impact te behalen
valt.
Hoe zal volgens de Minister de bundeling van krachten concreet uitwerking krijgen
in de lokale hulpverlening?
20. Antwoord van het kabinet:
De nauwe samenwerking tussen de Europese Commissie en EU-lidstaten zal ook plaatsvinden
op lokaal niveau, voornamelijk via de EU-delegaties en ambassades van EU-lidstaten,
alsmede in samenwerking met de VN-one-team. De EU-delegaties vervullen in partnerlanden een coördinerende rol en zullen deze
ook vervullen binnen de Team Europe aanpak. Mede in overleg met ambassades van EU-lidstaten, onderzoeken de EU delegaties
momenteel welke financiering beschikbaar gemaakt kan worden voor de COVID-19 aanpak
en hoe (gezamenlijke) programma’s kunnen worden aangepast.
Hoe vindt afstemming plaatst tussen Team Europe en het gecoördineerd humanitair responseplan
van de Verenigde Naties? Hoe verhoudt zich de afstemming binnen Team Europe tot de
inspanningen van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO)?
21. Antwoord van het kabinet:
De Europese Commissie deelt met het kabinet de uitgangspositie dat multilaterale samenwerking,
en specifiek met de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), van cruciaal belang is voor
een adequate aanpak van COVID-19 in derde landen. Dit betekent onder meer dat er wederzijdse
informatiedeling plaatsvindt en dat de EU haar inzet afstemt met dergelijke organisaties.
De Commissie heeft daarnaast in februari haar bijdrage aan de WHO verhoogd met EUR
114 mln ten behoeve van onder meer de versterking van gezondheidssystemen.
Kan de Minister voorzien hoeveel financiële middelen er vanuit de Europese Commissie
binnen de EU-begroting beschikbaar gesteld kunnen worden voor de aanpak van de coronapandemie
in ontwikkelingslanden?
22. Antwoord van het kabinet:
Een overzicht van de financiële middelen die de Europese Commissie beschikbaar zal
stellen voor de inzet op COVID-19 in ontwikkelingslanden, is nog niet gepubliceerd.
Deze informatie zal vermoedelijk vlak voor de Raad beschikbaar worden gemaakt in een
Mededeling van de Commissie, voor bespreking tijdens de Raad.
De Europese Commissie zoekt naar ruimte zowel binnen de EU-begroting als binnen het
Europees Ontwikkelingsfonds (EOF), dat buiten de EU-begroting staat, bijvoorbeeld
door ombuiging van bestaande EU-programma’s en door resterende fondsen te benutten.
Daarnaast beziet de Europese Commissie of het Europees Fonds voor Duurzame Ontwikkeling
(EFSD) ingezet kan worden om economische gevolgen van COVID-19 te ondervangen.
In hoeverre vormt het aflopen van het Meerjarig Financieel Kader een obstakel en welke
oplossingen ziet de Minister hiervoor?
23. Antwoord van het kabinet:
Het huidige Meerjarige Financiële Kader (MFK) loopt eind 2020 af. De Europese Commissie
heeft binnen dit MFK nog beperkte ruimte om fondsen aan te wenden voor COVID-19 respons
in partnerlanden, door het ombuigen van bestaande EU programma’s en door resterende
fondsen aan te boren.
COVID-19 zal vermoedelijk snel tot grote druk op reeds kwetsbare gezondheidssystemen
leiden. Substantiële middelen zullen nodig zijn om deze uitdaging het hoofd te bieden.
In dit kader is het zeer van belang dat er goed wordt samen gewerkt tussen de Europese
Commissie, EU-lidstaten, hun uitvoeringsorganisaties en ontwikkelingsbanken, en financiële
instellingen. Het kabinet heeft er vertrouwen in dat de Team Europe benadering hier aan bij zal dragen.
Het coronavirus heeft laten zien hoe groot de verworvenheid van staten is in de wereldeconomie.
De Minister constateert terecht de gevaren van het stilvallen van wereldwijde waardeketens.
De leden van de D66-fractie steunen dan ook de focus van het kabinet op het ondersteunen
van het midden- en kleinbedrijf (MKB). Zij constateren dat het daarbij van belang
is ook de continuïteit van investeringen van Nederlandse ondernemers in ontwikkelingslanden
te waarborgen.
De leden van de D66-fractie vrezen dat activiteiten van het Nederlandse MKB in ontwikkelingslanden
door de economische gevolgen van de coronacrisis worden gestaakt, omdat deze bedrijven
mogelijk zelf amper het hoofd boven water kunnen houden. Hoe duidt de Minister dit?
24. Antwoord van het kabinet:
Het is evident dat ook Nederlandse bedrijven die in ontwikkelingslanden opereren getroffen
worden door de gevolgen van COVID-19. Juist deze bedrijven dragen samen met het lokale
bedrijfsleven bij aan werkgelegenheid en ontwikkeling in deze markten. Het kabinet
maakt zich zorgen over deze «indirecte» negatieve effecten van de COVID-19 crisis
vanwege de directe bedreiging voor inkomen en werkgelegenheid van toch al zeer kwetsbare
groepen in ontwikkelingslanden.
In dit verband is het van belang om op te merken dat de verruimde borgstelling midden-
en kleinbedrijf (BMKB)-regeling en de Garantie Ondernemersfinanciering (GO) ook van
toepassing zijn op de internationale activiteiten van het Nederlands MKB. In aanvulling
hierop zijn ook de (terugbetalings)voorwaarden van een aantal regelingen versoepeld
die specifiek bedoeld zijn om de internationale activiteiten van het Nederlands MKB
in ontwikkelingslanden en opkomende markten te ondersteunen. Het betreft de onderdelen
investeren en exporteren van het Dutch Good Growth Fund (DGGF) en het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) die vanuit de begroting voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
gefinancierd worden. Van geval tot geval zal worden bekeken worden welke vorm van
ondersteuning precies nodig en mogelijk is. De uitvoerders van deze programma’s staan
hierover in nauw contact met de bedrijven.
Kan het Nederlandse instrumentarium van de Rijksdienst voor Ondernemen Nederland (RVO)
hier een rol in spelen door dit instrumentarium bijvoorbeeld breder in te zetten ten
behoeve van het voortzetten van activiteiten van het Nederlandse MKB in ontwikkelingslanden?
25. Antwoord van het kabinet:
Ja. Zie het antwoord op vraag 24.
De leden van de D66-fractie zijn blij met de toegezegde EUR 100 miljoen voor het bestrijden
van de COVID-19 pandemie in ontwikkelingslanden.
Kan de Minister concretiseren hoe de toegezegde 100 EUR miljoen wordt uitgesplitst?
Welke organisaties worden er gefinancierd?
26. Antwoord van het kabinet:
De bijdragen uit het steunpakket van EUR 100 miljoen zijn bedoeld voor preventie in
de armste landen (15 miljoen), het lenigen van humanitaire behoeften (35 miljoen)
en de sociaaleconomische weerbaarheid en macro-economische stabiliteit van lage-inkomenslanden
(50 miljoen). Deze steun wordt zo veel mogelijk verleend via bestaande financieringskanalen
en coördinatiestructuren, zoals het IMF, de Wereldbank, VN-organisaties, het Rode
Kruis en het Nederlandse DRA. Over de precieze uitwerking en details van dit steunpakket
informeer ik uw Kamer later deze week.
De Minister gaf tijdens de uitzending van Jinek op 2 april 2020 aan dat tevens andere
Europese landen financieel zullen bijdragen aan de gezamenlijke inzet om ontwikkelingslanden
in deze crisis te ondersteunen. Kan zij aangeven om welke landen dit gaat en in welke
geldbedragen deze landen voorzien?
27. Antwoord van het kabinet:
Verschillende EU- en gelijkgezinde lidstaten hebben initiële financiële bijdragen
bekend gemaakt ten behoeve van de externe COVID-19 aanpak en zijn daarnaast aan het
onderzoeken of aanvullende financiering beschikbaar kan worden gemaakt. Zo maakte
Denemarken op 2 april een steunpakket van DKK 650 miljoen bekend (ongeveer EUR 87
mln), heeft Noorwegen een steunpakket bekend gemaakt van EUR 225 mln en zette Duitsland
een voorlopig bedrag van EUR 20,8 mln opzij voor COVID-19 aanpak (een additionele
bijdrage is in de maak), Frankrijk EUR 10,2 mln (additionele bijdrage verwacht) en
het VK 544 mln pond. Deze landen zullen naar verwachting de komende tijd nog aanvullende
steun bekendmaken.
De leden van de D66-fractie constateren dat tevens het Internationaal Monetair Fonds
(IMF) en de Wereldbank een rol (kunnen) spelen in het bestrijden van de (gevolgen
van) de coronacrisis in ontwikkelingslanden. Zal in de richting van deze multilaterale
organen eveneens een gezamenlijke EU-inzet plaatsvinden? Op welke wijze vindt afstemming
door Team Europe met zowel het IMF als de Wereldbank plaats om zo op alle fronten
de internationale hulp te coördineren?
28. Antwoord van het kabinet:
Onderdeel van de Team Europe benadering is een gecoördineerde EU-inzet in multilaterale instellingen waaronder
de Wereldbank en het Internationaal Monetair Fonds (IMF). Richting het International Monetary and Financial Committee (IMFC) wordt vanuit de Europese Commissie en EU-lidstaten een gezamenlijke positie
gevormd in een zogenaamde EU-verklaring die via de Ecofin Raad wordt vastgesteld.
Daarnaast vindt binnen de Raad van Bestuur van het IMF nauwe coördinatie plaats via
de bewindvoerders van de EU-lidstaten. Binnen de Raad van Bestuur (RvB) van de Wereldbank
vindt eveneens nauwe EU-coördinatie plaats, ook met betrekking tot de COVID-19 respons.
Zo hebben de EU-bewindvoerders op initiatief van Nederland (als huidige voorzitter
van dit EU-overleg) voorafgaand aan de RvB-bijeenkomst, waarin het eerste pakket van
projecten onder het Wereldbank Fast Track COVID-19 Response is goedgekeurd, een gezamenlijke verklaring ingediend.
Naast de EU, wordt ook met en in andere verbanden en internationale financiële instellingen
gecoördineerd. Zo coördineren IFI’s onderling en met de WHO, maar ook binnen raamwerken
zoals het Vienna Initiative
3. Europese spelers zijn bij deze coördinatie betrokken. Nederland hecht belang aan
coördinatie op deze diverse lagen.
De leden van de D66-fractie achten het van hoog belang dat er bij de Nederlandse inzet
op het bestrijden van de COVID-19 pandemie, gelijke aandacht is voor alle ontwikkelingsregio’s
wereldwijd.
Kan de Minister toelichten hoe financiële middelen worden verdeeld over de verschillende
regio’s (Latijns Amerika, Afrika, het Midden-Oosten, Azië)? Deelt de Minister de mening
van de aan het woord zijnde leden, gezien de internationale aard van deze crisis,
dat een min of meer gelijke verdeling over de regio’s wenselijk zijn?
29. Antwoord van het kabinet:
Deze internationale crisis vraagt om een zoveel mogelijk gecoördineerde response.
De Nederlandse steun aan het bestrijden van de COVID-19 crisis in ontwikkelingslanden
en het mitigeren van de consequenties wordt daarom ook zo veel mogelijk verleend via
bestaande financieringskanalen en coördinatiestructuren, zoals multilaterale organisaties
als het IMF, de Wereldbank, WHO, ICRC en de noodhulporganisaties van de VN. Die inzet
richt zich op de lage-inkomenslanden en waar het noodhulp betreft op de gebieden waar
de noden het hoogst zijn. Noodhulp bijdrages zijn grotendeels ongeoormerkt. Zo wordt
hulp ingezet daar waar de noden het hoogst zijn, op basis van een analyse van die
noden door betrouwbare internationale partners. Flexibel en snel.
Over de precieze uitwerking en details van het additionele steunpakket van EUR 100
mln wordt uw Kamer later deze week geïnformeerd (zie ook antwoord vraag 26).
Voor een toelichting op de inzet van de Europese Commissie, verwijs ik u graag naar
het antwoord op vraag 10.
De aan het woord zijnde leden achten het essentieel dat de toevoer van medische bevoorrading
aan alle landen gewaarborgd blijft. Voor landen als Cuba vormen bestaande handelsembargo’s
een gevaarlijk obstakel voor die toevoer.
Welke rol kan de EU volgens de Minister spelen in het ondersteunen van Cuba en andere
landen, voor wie de medische bevoorrading door handelsembargo’s in gevaar komt? Ziet
de Minister mogelijkheden om in deze exceptionele omstandigheden bij de Verenigde
Staten te pleiten voor opschorting van het handelsembargo?
30. Antwoord van het kabinet:
Nederland en de EU zijn van mening dat sancties geen impact mogen hebben op humanitaire
doeleinden, waaronder de levering van medische goederen. Dit wordt ook benadrukt in
de verklaring van de Hoge Vertegenwoordiger van de EU van 3 april jl. in reactie op
het verzoek van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties voor een onmiddellijke
wereldwijde wapenstilstand in het kader van de coronacrisis.
De sanctieregimes van de Verenigde Staten voorzien altijd in humanitaire en medische
uitzonderingen. Zo ook het handelsembargo van de Verenigde Staten tegen Cuba. Volgens
het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken staat de VS met regelmaat export
van humanitaire goederen, landbouwgoederen, medicijnen en medisch materiaal toe. De
verklaring van de Hoge Vertegenwoordiger van de EU roept landen op opheldering te
geven hoe hun respectievelijke sancties geen belemmering vormen voor de wereldwijde
strijd tegen de pandemie.
De leden van de D66-fractie achten het van groot belang dat bestaande kennis rondom
preventie en bestrijding van COVID-19 voor alle landen beschikbaar is. In dat licht
heeft Costa Rica een oproep gedaan aan de WHO om een wereldwijde pool te maken voor
de data, kennis en technologieën die nuttig zijn in de preventie, detectie en behandeling
van COVID-19. De WHO reageerde positief. Hoe staat Nederland hiertegenover? Wat was
de reactie van het kabinet op de oproep van maatschappelijke organisaties en academici
om het voorstel van Costa Rica te steunen?
31. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet deelt de visie dat het belangrijk is om bestaande kennis over preventie
en bestrijding breed te delen en is bekend met de genoemde oproep van Costa Rica aan
de WHO om op vrijwillige basis een wereldwijde pool op te zetten. Het kabinet is voorstander
van het delen van informatie en wetenschappelijke data via een open access strategie. Het voorstel van Costa Rica wordt dan ook verwelkomd als het begin van
een discussie over het realiseren van een universeel toegankelijk vaccin. Het kabinet
is in overleg met de WHO en andere partijen om te kijken wat het voorstel precies
betekent en hoe het kan worden uitgewerkt. Uw partij heeft separaat Kamervragen over
het voorstel gesteld aan de Minister van VWS. Voor meer details over het voorstel
en de positie van het kabinet, verwijs ik u dan ook graag naar de antwoorden op deze
Kamervragen.
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie delen de grote zorgen van het kabinet over het
risico op grootschalige verspreiding van COVID-19 in landen met kwetsbare gezondheidssystemen
en zwakke financieel-economische posities. Het virus zelf en de maatregelen die nodig
zijn ter indamming ervan zullen leiden tot een sterke toename van armoede en honger.
Zoals zo vaak zullen de meest kwetsbaren het hardst geraakt worden. Gecombineerd met
een vaak laag vertrouwen in instituties is de kans op sociale onrust in veel landen
aanzienlijk. Daarbij worden opkomende economieën en ontwikkelingslanden nu al hard
geraakt op macro-economisch vlak. Lokale valuta komen onder druk te staan en veel
landen bewegen zich gestaag richting een financiële afgrond, waarbij ze het zich niet
meer kunnen veroorloven om essentiële medische goederen en voedsel te importeren.
Een snelle en omvangrijke reactie van de internationale gemeenschap is hard nodig
om een catastrofe te voorkomen. Zowel vanuit de morele verantwoordelijkheid als vanuit
eigenbelang. Deze leden zijn dan ook zeer tevreden dat een extra informele Raad Buitenlandse
Zaken Ontwikkelingssamenwerking is belegd voor 8 april 2020. Zij hebben kennisgenomen
van de geannoteerde agenda en hebben daar nog verschillende vragen bij.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn blij te vernemen dat er wordt gewerkt aan
een gecoördineerde Team Europe aanpak. De Minister geeft aan dat de financiële ruimte
binnen de EU-begroting en Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) waarschijnlijk beperkt
zal zijn. Deze leden doen graag de oproep om alle financiële ruimte die bestaat binnen
deze instrumenten, en binnen de nationale begrotingen voor ontwikkelingssamenwerking,
in de vorm van niet-juridisch verplichte middelen, zonder dralen beschikbaar te maken
voor de bestrijding van deze crisis. Is de Minister bereid om deze oproep te ondersteunen
en in te brengen bij de RBZ?
32. Antwoord van het kabinet:
Voor het effectief beperken van de negatieve gevolgen van de COVID-19 pandemie in
derde landen zijn veel middelen nodig. Het kabinet vindt het van belang dat hiertoe
alle financiële ruimte binnen de EU-begroting en het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF)
in kaart wordt gebracht, en waar mogelijk en wenselijk wordt omgebogen ten behoeve
van de COVID-19 aanpak. Hetzelfde geldt voor de nationale OS-begrotingen van EU-lidstaten.
Het kabinet zal de reeds ondernomen acties door de Europese Commissie en lidstaten
op dit vlak verwelkomen en oproepen om naar aanvullende mogelijkheden te blijven zoeken.
Het kabinet wil hierbij aantekenen dat tevens oog gehouden moet worden voor bestaande
noden en uitdagingen, zoals die op het gebied van klimaatverandering en mensenrechten.
Ook daarvoor zullen voldoende middelen beschikbaar moeten blijven.
Is de Minister verder bereid om binnen de Team Europe aanpak expliciet te pleiten
voor additionele middelen om derde landen te ondersteunen en de mate van additionaliteit
ook mee te nemen in het in kaart brengen van de bilaterale inzet van de verschillende
lidstaten?
33. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet vindt het van belang dat de EU en EU-lidstaten met een substantieel pakket
komen ter ondersteuning van derde landen bij de COVID-19 aanpak. Hierbij dient echter
wel rekening gehouden te worden met de druk die de COVID-19 crisis zal leggen op de
economische groei in veel EU-lidstaten.
Is de Minister bereid om bij de RBZ te pleiten voor een speciaal Europees coronafonds
voor de groep minst-ontwikkelde landen, met additionele middelen?
34. Antwoord van het kabinet:
De Europese Commissie heeft in het huidige MFK verschillende externe financieringsinstrumenten
die kunnen worden aangewend om partnerlanden te steunen in de COVID-19 respons. Ten
behoeve van het spoedig aanwenden van fondsen, is het kabinet van mening dat met prioriteit
moet worden gekeken naar het inzetten van beschikbare fondsen binnen deze instrumenten.
Tevens is het van belang om aan te sluiten bij multilaterale initiatieven, zoals het
Strategic Preparedness and Response Plan van de Wereldgezondheidsorganisatie, om deze mondiale gezondheidscrisis een halt
toe te roepen.
Daarbij is een goede coördinatie van de inzet van de Europese Commissie, EU-lidstaten,
hun uitvoeringsorganisaties en ontwikkelingsbanken, en financiële instellingen van
groot belang. Verschillende EU lidstaten maken bilaterale bijdragen voor COVID-19
respons vrij. Het kabinet verwelkomt de inzet van de Europese Commissie om een Team Europe benadering vorm te geven. Nederland zal tijdens de RBZ/OS benadrukken dat steun met
name beschikbaar moet zijn voor de meest kwetsbare landen en groepen.
Deze leden zijn ook benieuwd hoe de coördinatie tussen de lidstaten zich verhoudt
tot coördinatie binnen het Development Assistance Committee (DAC) van de Organisatie
voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), met niet-Europese donoren. Bent
u bereid om dit aan te kaarten en te pleiten voor sterke coördinatie op DAC-niveau?
35. Antwoord van het kabinet:
Het Development Assistance Committee (DAC) heeft vooral een rol op het gebied van
kwaliteit van beleid, uitwisseling van geleerde lessen en het toezien op het naleven
van in consensus afgesproken richtlijnen waaronder de 0,7% ODA-norm. De DAC is niet
in het leven geroepen en niet toegerust om de coördinatie van de uitvoering van beleid
op zich te nemen. Coördinatie van de inspanningen moet vooral liggen aan de uitvoerende
kant bij VN-organisaties die daarvoor uitgerust zijn zoals WHO en OCHA waar het gaat
om de crisisrespons en de SGVN waar het gaat om de coördinatie van de inzet om de
sociaaleconomische gevolgen te mitigeren. De DAC kan in deze fase van respons voorbereiding
wel een rol spelen bij het snel schakelen tussen donoren om beleids- en financieringsvoornemens
uit te wisselen en zo duplicatie van inspanningen te voorkomen.
Deze leden zijn van mening dat snelheid en flexibiliteit van het grootste belang zijn
in tijden van crisis. Voorkomen moet worden dat bestaande projecten niet de ruimte
hebben om in te kunnen spelen op de nieuwe realiteit. Is de Minister bereid om bij
de RBZ te pleiten voor maximale flexibiliteit in bestaande programma’s, zowel van
de Commissie als van de lidstaten, zonder daarbij gemaakte afspraken en contracten
niet na te komen?
36. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet zal tijdens de Raad pleiten voor snel en flexibel optreden bij de COVID-19
aanpak. Indien partners van de EU zich kunnen vinden in aanpassing van gemaakte afspraken
en contracten, dan dient hiervoor ruimte te bestaan, vanzelfsprekend wel binnen de
kaders van bestaande EU-wet- en regelgeving.
Hoe is de Minister van plan deze flexibiliteit vorm te geven voor de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking?
37. Antwoord van het kabinet:
Vorige week heeft het kabinet EUR 100 miljoen beschikbaar gesteld als eerste snelle
respons op de COVID-19 crisis in derde landen. Dat budget is vrijgemaakt uit de nog
niet juridisch verplichte middelen op de BHOS-begroting, maar leidt ertoe dat bepaalde
activiteiten niet meer zullen doorgaan zoals beoogd. Nadere informatie hierover komt
u later deze week toe (zie antwoord vraag 26).
Daarnaast onderzoekt het kabinet of het mogelijk is om binnen bestaande subsidiecontracten
met NGO’s, reeds juridisch verplichte middelen, een deel in te zetten in de respons
op COVID-19.
Ook in tijden van crisis is lokaal eigenaarschap van belang voor succesvolle interventies.
Hoe kijkt de Minister naar de trade-off tussen de snelheid van respons en lokaal eigenaarschap
in deze crisis? Is zij bereid om het belang van lokaal eigenaarschap te benadrukken
in de RBZ?
38. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet onderschrijft het belang van lokaal eigenaarschap, juist ook in tijden
van crisis. De gezamenlijke EU-aanpak komt deze inzet ten goede. De lokale capaciteit
van partnerlanden is vaak beperkt en via een coördinerende rol voor de Europese Commissie
kan efficiënter worden samengewerkt met nationale en lokale overheden. Ook de centrale
rol van multilaterale instellingen en de blijvend belangrijke inzet van NGO’s komt
lokaal eigenaarschap ten goede; beide hebben specifieke expertise en een uitgebreid
netwerk. De steun voor lokaal eigenaarschap past binnen de Nederlandse inbreng op
de gezamenlijke EU-externe respons op COVID-19.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn verheugd om te vernemen dat de Minister alvast
EUR 100 miljoen beschikbaar stelt voor de bestrijding van de pandemie in ontwikkelingslanden.
Zij zien dit vooral als een tegemoetkoming aan de oproep vanuit de VN van 25 maart
2020 voor $ 2 miljard voor preventie en humanitaire behoeften. De Minister lijkt in
de geannoteerde agenda echter te suggereren dat deze middelen ook al gericht zijn
op het vergroten van de sociaaleconomische weerbaarheid en macro-economische stabiliteit.
In dat geval is het vrijgemaakte bedrag verre van voldoende, zo denken deze leden.
Kan de Minister hier op ingaan? Wordt er gewerkt aan het beschikbaar stellen van additionele
middelen om ook te ondersteunen bij het opvangen van de economische klappen?
39. Antwoord van het kabinet:
De wereldwijde COVID-19 uitbraak zal naar verwachting ingrijpende korte en langere
termijn gevolgen hebben voor ontwikkelingslanden. Het steunpakket van EUR 100 mln
dat Nederland beschikbaar stelt is een eerste financiële bijdrage, bedoeld voor preventie
in de armste landen, het lenigen van humanitaire behoeften en het vergroten van de
sociaaleconomische weerbaarheid en macro-economische stabiliteit van lage-inkomenslanden.
Daarmee heeft het kabinet zeker niet de illusie dat dit voldoende zal zijn om de grote
sociaaleconomische impact van de crisis op de langere termijn te bedwingen. Nederland
staat uiteraard niet alleen voor deze uitdaging. Naar verwachting zullen echter ook
de Europese Commissie en andere landen grote additionele steun gaan verlenen.
Het Nederlandse BHOS-beleid is gericht op het behalen van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen
(SDG’s), dat geldt ook voor de bijdragen uit de BHOS-begroting. De COVID-19 zet het
behalen van de SDG’s zwaar onder druk. We zullen voortdurend moeten vaststellen hoe
vanuit het BHOS-budget maximaal bijgedragen kan worden aan het behalen van de SDG’s.
Wanneer COVID-19 crisis om bijsturing zou vragen, zal dat serieus worden overwogen.
Kan de Minister in meer detail ingaan op de herkomst van de aangekondigde EUR 100
miljoen? Gaat dit ten koste van reeds geplande ontwikkelingsuitgaven? En zo ja, van
welke dan? In hoeverre wordt de bijdrage additioneel aan geplande ODA-uitgaven? En
betekent de toewijzing van deze EUR 100 miljoen de volledige uitputting van de beschikbare
ruimte op de begroting van deze Minister in de vorm van juridisch niet-verplichte
middelen? Zo nee, hoeveel ruimte blijft er nog over?
40. Antwoord van het kabinet:
Uit de eerste voorlopige inventarisatie blijkt dat met de toegezegde EUR 100 mln voor
de COVID-19 respons, een belangrijk deel van de nog niet juridisch en bestuurlijk
verplichte ruimte op de BHOS-begroting is gebruikt. Of en hoe de resterende ruimte
kan worden ingezet wordt op dit moment nog onderzocht.
Graag verwijs ik u tevens naar het antwoord op vraag 37.
Kan de Minister ook nader ingaan op de besteding van de vrijgemaakte EUR 100 miljoen?
Welk deel hiervan gaat naar de WHO en het Rode Kruis?
41. Antwoord van het kabinet:
De bijdragen uit het steunpakket van EUR 100 miljoen zijn bedoeld voor preventie in
de armste landen, het lenigen van humanitaire behoeften en de sociaaleconomische weerbaarheid
en macro-economische stabiliteit van lage-inkomenslanden. Deze steun wordt zo veel
mogelijk verleend via bestaande financieringskanalen en coördinatiestructuren, zoals
het IMF, de Wereldbank, VN-organisaties, het Rode Kruis en het Nederlandse DRA. Over
de precieze uitwerking en details van dit steunpakket wordt uw Kamer later deze week
geïnformeerd.
De leden van de GroenLinks-fractie maken zich ernstig zorgen over de paraatheid van
vluchtelingenkampen om met een eventuele uitbraak van COVID-19 om te gaan. Op welke
manier wordt daar specifiek aan gewerkt? Gaat een deel van de middelen ook naar de
VN Vluchtelingenorganisatie UNHCR met dit doel?
42. Antwoord van het kabinet:
Om de uitdagingen van COVID-19 het hoofd te bieden is de VN-Vluchtelingenorganisatie
UNHCR bezig lopende programma’s voor preparedness & response aan te passen en voort te zetten. Samen met regeringen, de WHO en VN-landenteams
bevordert UNHCR verder dat vluchtelingen en ontheemden worden meegenomen in nationale
maatregelen, in het bijzonder in programma’s gericht op gezondheid, en op water en
sanitatie. UNHCR heeft intern de situatie aangemerkt als «Level 2 emergency». Dat
maakt sneller verloop van procedures mogelijk, zoals voor de selectie van uitvoeringspartners,
de inkoop van medicijnen en beschermingsmateriaal, het opzetten van shelter- en quarantaine
voorzieningen, en het opschalen van diensten voor water, sanitatie en hygiëne en gezondheid.
Verder is er uiteraard aandacht voor het voortzetten van de lopende operaties.
UNHCR ontvangt in 2.020 EUR 38 mln uit het Nederlandse noodhulpbudget (ongeoormerkt)
en is partner in het programma Prospects in het kader van het beleid voor opvang in de regio. Daarnaast is Nederland een grote
donor van het VN-noodhulpfonds CERF waar UNHCR een beroep op kan doen.
Tevens stelt Nederland per direct EUR 100 mln beschikbaar ten behoeve van het bestrijden
van de COVID-19 pandemie in ontwikkelingslanden. Over de precieze uitwerking en details
van dit steunpakket wordt uw Kamer later deze week geïnformeerd.
Deze leden delen de analyse van het kabinet dat vrouwen in het bijzonder hard worden
getroffen door de pandemie en de gevolgen daarvan. Kan de Minister ingaan op de wijze
waarop de Nederlandse inzet, ook de financiële, hier expliciet aandacht aan besteedt?
43. Antwoord van het kabinet:
Mannen en vrouwen worden op een andere manier geraakt door de COVID-19 crisis. 70%
van de eerstelijns zorgverleners zijn vrouwen en in tijden van crisis zien we onbetaald
zorgwerk toenemen. Ook is er een scherpe toename in gender-gerelateerd geweld, en
zien we vaak dat reguliere zorg zoals seksuele en reproductieve gezondheidszorg, hiv-,
malaria en tb-zorg wegvallen door de druk op het zorgsysteem. Het kabinet vindt het
daarom belangrijk dat genderverschillen meegenomen worden in de COVID-19 respons.
Zoals eerder gesteld wordt u einde deze week geïnformeerd over de precieze uitwerking
en details van het steunpakket van 100 miljoen Euro. Daarbij zij vermeld dat het belang
van aandacht voor gender en de rechten van vrouwen en meisjes in lijn met bestaand
beleid bij organisaties wordt benadrukt. De organisaties die financiering ontvangen
hebben dikwijls zelf genderstrategieën. Ook is gender goed verankerd in het Global Humanitarian Response Plan (GHRP).
Ook ondersteunen deze leden het pleidooi van het kabinet om zoveel mogelijk op te
treden in partnerschap met maatschappelijke organisaties. Op welke manier is de Minister
van plan hier invulling aan te geven?
44. Antwoord van het kabinet:
Maatschappelijke organisaties zijn belangrijke samenwerkingspartners van het kabinet.
Door in deze crisis extra flexibiliteit te bieden aan de maatschappelijke organisaties
zijn deze beter in staat te reageren op de COVID-19 maatregelen en de crisis in zijn
geheel. Huidige partners zijn bezig met het kijken hoe hun programma’s beter ingezet
kunnen worden op het monitoren van en reageren op de huidige ontwikkelingen. Tegelijkertijd
blijft de rol van maatschappelijke organisaties als waakhond belangrijk in het monitoren
van overheidshandelen en het betrekken van de samenleving. Een weerbaar maatschappelijk
middenveld is nodig om zowel tijdens als na de crisis deze rol te kunnen blijven vervullen,
juist ook als tijdelijke maatregelen door overheden gebruikt worden om het handelen
van maatschappelijke organisaties aan banden te leggen of een discriminerende werking
hebben.
En deelt de Minister de mening dat GAVI in het bijzonder een goed gepositioneerde
organisatie is om landen en gemeenschappen effectief te kunnen ondersteunen bij het
omgaan met de pandemie? Is de Minister bereid om additionele middelen vrij te maken
voor steun aan GAVI?
45. Antwoord van het kabinet:
Nederland ondersteunt GAVI al sinds de oprichting, omdat het een effectieve organisatie
is om vaccinatieprogramma’s in landen te ondersteunen. Hierbij besteedt GAVI, net
als bijvoorbeeld het Global Fund for Aids, TB en Malaria, steeds meer aandacht aan
het versterken van gezondheidssystemen. Beide organisaties zijn echter niet primair
met dit doel opgericht en zijn in mijn ogen dan ook niet de meest geëigende partij
om landen te ondersteunen bij het voorbereiden op een pandemie. Momenteel beraad ik
mij op de Nederlandse bijdrage aan GAVI voor de periode 2021 tot en met 2025. Hierbij
kijk ik niet alleen naar het functioneren van de organisatie zelf, maar ook naar de
toegevoegde waarde die Nederland als donor voor deze organisatie heeft en wil hebben.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn, gezien de situatie op de wereldmarkt, ook
bezorgd over de toegang voor arme landen tot essentiële medische goederen, zoals beademingsapparatuur,
beschermingsmiddelen en benodigdheden voor additionele testcapaciteit. Er is een wereldwijde
slag gaande voor dergelijke producten en zelfs een rijk en goed georganiseerd land
als het onze ondervindt hierdoor ernstige problemen. Welke mechanismen bestaan er,
of kunnen worden gecreëerd op internationaal niveau, om toegang voor arme landen te
regelen? Is de Minister bereid om dit onderwerp aan te snijden bij de RBZ?
46. Antwoord van het kabinet:
Toegang tot medische goederen voor ontwikkelingslanden kan voor een deel bevorderd
worden via de inzet van multilaterale instellingen zoals de Wereldgezondheidsorganisatie
en de Wereldbank. Zo zet de Wereldbank hun netwerk van belangrijke producenten en
leveranciers van medische producten in en staan ze landen bij in onderhandelingen
met deze partijen om tot redelijke prijzen te komen.
Het is ook voor ontwikkelingslanden belangrijk dat onnodig handelsbeperkende maatregelen
op het gebied van medische goederen voorkomen worden. Deze beperkingen kunnen mondiale
waardeketens verstoren en de productie en toedeling van deze producten bemoeilijken.
Tijdens de informele Raad Buitenlandse Zaken Handel op 16 april zal Nederland aandacht
vragen voor het belang van open en duurzame mondiale waardeketens.
Behalve financiële middelen en medische goederen is het ook van groot belang dat ontwikkelingslanden
toegang hebben tot data, kennis en technologie die nuttig zijn bij de preventie, detectie
en behandeling van de pandemie. Bent u bereid om bij de RBZ te pleiten voor Europese
steun voor het voorstel van Costa Rica om daartoe een wereldwijde pool op te zetten?
47. Antwoord van het kabinet:
Zie het antwoord op vraag 31. Gesprekken hierover zijn gaande, ook in EU-verband,
waar het voorstel van Costa Rica reeds op brede steun kan rekenen.
Deelt u de mening dat patenten nu niet mogen verhinderen dat essentiële medische goederen
hun weg kunnen vinden naar ontwikkelingslanden en dat bedrijven nu zouden moeten afzien
van rechten die zij aan patenten ontlenen? Bent u voorts bereid om ervoor te pleiten
dat overheidssteun vanuit de EU of de lidstaten die aan bedrijven wordt verleend voor
het ontwikkelen van tests, medicijnen of vaccins onder de voorwaarde komt dat de resultaten
van die inspanningen ook ruimhartig ter beschikking van ontwikkelingslanden zullen
worden gesteld?
48. Antwoord van het kabinet:
Het is van belang dat essentiële medische goederen hun weg kunnen vinden naar ontwikkelingslanden,
maar daarvoor is het nodig noch gewenst dat volledig wordt afgezien van de uitoefening
van octrooirechten. Een zorgvuldige uitoefening van die rechten staat aan het breed
ter beschikking stellen van essentiële medische goederen ook niet in weg.
Zoals in de Kamerbrief «COVID-19 – Update stand van zaken» van 31 maart 2020 staat
beschreven wordt vanuit het kabinet 42 miljoen euro beschikbaar gesteld aan COVID-19
gerelateerd onderzoek. Vorig jaar zomer heeft de Minister van VWS uw Kamer, mede namens
de Minister van Onderwijs Cultuur en Wetenschap (OCW) en de Staatssecretaris van Economische
Zaken en Klimaat (EZK) al aangegeven de principes van Maatschappelijk Verantwoord
Licentiëren zoals opgesteld door de Nederlandse Federatie van Universitair Medische
Centra’s een belangrijke stap te vinden. Dit geldt ook voor het onderzoek dat gedaan
wordt in het kader van COVID-19 onderzoek. De betaalbaarheid en toegankelijkheid van
medicijnen en hulpmiddelen en het delen van informatie is van groot belang en we zullen
dan ook goed in de gaten houden of dit gewaarborgd wordt.
In aanvulling hierop kan ik u informeren dat aan organisaties die geld ontvangen vanuit
de BHOS-begroting voor de ontwikkeling van vaccins en andere medische producten (via
het kader voor Product Development Partnerships), scherpe eisen worden gesteld ten
aanzien van het beleid om deze middelen ook voor de allerarmsten toegankelijk te maken.
De Minister gaf in de media aan dat de bijdrage van 100 miljoen euro een druppel is
op een gloeiende plaat. De leden van de GroenLinks-fractie beamen dat. Zij vragen
de Minister wat het kabinet van plan is te ondernemen om van die druppel een volle
emmer te maken, zowel via het verder verhogen van de eigen inspanning als bondgenoten
op te roepen om hun deel te leveren? Hoe kijkt de Minister naar de oproep van de VN
van 30 maart om $ 500 miljard aan additionele ODA te mobiliseren om de gezondheidscrisis
in opkomende economieën en ontwikkelingslanden het hoofd te bieden? Is zij bereid
om bij de RBZ/Ontwikkelingssamenwerking in te zetten op een gezamenlijke Europese
tegemoetkoming aan een «fair share» van deze oproep?
49. Antwoord van het kabinet:
Het steunpakket van EUR 100 miljoen is een eerste financiële bijdrage van het kabinet
aan preventie in de armste landen, het lenigen van humanitaire behoeften en het versterken
van de sociaaleconomische weerbaarheid en macro-economische stabiliteit van lage-inkomenslanden.
In de afgelopen weken heb ik contact gezocht met mijn Europese collega’s om gezamenlijke
en gecoördineerde inzet te stimuleren. Net als Nederland hebben verschillende andere
Europese landen middelen vrijgemaakt voor het bestrijden van de COVID-19 crisis en
het nu al mitigeren van de consequenties. Nederland herkent zich in de oproep van
de VN dat hiervoor significante maatregelen nodig zijn en zal in de Raad oproepen
tot een passende en substantiële bijdrage vanuit de EU en de EU-lidstaten.
De leden van de GroenLinks-fractie zijn ernstig bezorgd over het effect van de noodzakelijke
social distancing-maatregelen in ontwikkelingslanden, die veelal worden gekenmerkt
door een enorme informele sector en het ontbreken van sociale vangnetten vanuit de
overheid. Deelt de Minister deze zorgen en gevolgen voor armoede en honger? Deelt
zij verder de mening dat cash transfers, het direct geven van geld aan arme huishoudens,
juist in deze tijd een efficiënt middel kan zijn om de ergste klappen op te vangen?
Is zij bereid om er in de RBZ op aan te dringen dat cash transfers een belangrijke
component gaan vormen in de Team Europe aanpak?
50. Antwoord van het kabinet:
Ik deel deze zorgen. Cash transfers en andere vormen van social safety nets kunnen bijdragen aan het mitigeren van de economische impact voor de armste en meest
kwetsbare groepen in gemeenschappen. Bovendien kan de inzet van cash transfers ondersteunend
zijn aan de versterking van de gezondheidszorg. In dat kader heeft de Wereldbank de
inzet van dit instrument opgeschaald als onderdeel van de COVID-19 aanpak van de Bank.
Ook binnen de humanitaire respons zijn cash transfers een belangrijk middel om mensen
op een effectieve manier te helpen. Ik zet mij als Eminent Person van het Grand Bargain
hervormingstraject in voor meer gebruik van cash in crisissituaties.
Binnen de RBZ zet het kabinet er op in dat de financiering voor de respons op COVID-19
loopt via bestaande en bewezen effectieve financieringspartners en -instrumenten.
Deze partners worden, wanneer het humanitaire organisaties betreft, aangesproken op
uitvoering van de Grand Bargain afspraken. In brede zin onderstreept Nederland in
de beleidsdialoog met partners het belang van effectieve financieringsinstrumenten
die de getroffen bevolking zo efficiënt mogelijk bereiken. Cash transfers zijn hier onderdeel van.
Voorts zijn deze leden bezorgd over de gevolgen voor de private sector in ontwikkelingslanden.
Noodpakketten om bedrijven overeind te houden ontbreken, waardoor het risico ontstaat
op grootschalige faillissementen en krimp van de toch al geringe formele arbeidsmarkt.
Het scheppen van banen is cruciaal voor duurzame ontwikkeling en de vooruitgang die
de afgelopen jaren is geboekt dreigt teniet te worden gedaan door de pandemie. De
bloemenexport vanuit Oost-Afrika is bijvoorbeeld grotendeels stil komen te liggen
en deze bedrijven hebben beperkte mogelijkheden om werknemers door te betalen. Is
de Minister bereid om ervoor te pleiten dat het recent aangekondigde Europese steunpakket
voor werktijdverkorting (Sure) ook een component krijgt om banen in internationale
toeleveringsketens te beschermen, vooral in de minst-ontwikkelde landen?
51. Antwoord van het kabinet:
Het voorstel van de Europese Commissie is dat lidstaten door middel van dit instrument
financiële steun zouden kunnen krijgen in de vorm van leningen voor de financiering
van nationale vormen van werktijdverkorting of andere maatregelen die het beschermen
van werknemers en zelfstandigen tot doel hebben. Verschillende lidstaten hebben –
net als Nederland met de Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid
(NOW) – dergelijke regelingen opgezet, of zijn dergelijke regelingen aan het opzetten.
Een voorwaarde voor het ontvangen van steun bij het voorstel is dat de betreffende
lidstaat aan moet kunnen tonen dat het te maken heeft met een forse stijging van de
daadwerkelijke of geplande publieke uitgaven om werkgelegenheid te behouden als gevolg
van de COVID-19 uitbraak. De Europese Commissie kan vervolgens aan de Raad een voorstel
doen voor het verlenen van steun, de Raad moet dergelijke voorstellen met gekwalificeerde
meerderheid aannemen. Het doel van het voorstel is het tonen van solidariteit en het
mitigeren van de sociaaleconomische gevolgen van de COVID-19 uitbraak. In het bijzonder
dient het voorstel eraan bij te dragen dat mensen zoveel mogelijk hun baan behouden,
om de economische schade van COVID-19 te beperken. Gezien de context en focus van
de uitdagingen voor dit instrument ligt Nederlandse inzet op uitbreiding van het instrument
naar steun voor derde landen wat het kabinet betreft niet voor de hand.
Wel wijst het kabinet in dit verband op de ketenverantwoordelijkheid van het Nederlandse
en Europese bedrijfsleven. Met behulp van regelingen zoals de NOW, de verruimde BMK
en GO, en eventueel Sure, kunnen Nederlandse (en Europese bedrijven) blijven ondernemen.
Dit houdt wat het kabinet betreft ook in dat zij hun verantwoordelijkheid blijven
nemen richting hun ketenpartners door bijvoorbeeld hun crediteuren in ontwikkelingslanden
tijdig te betalen.
Wat zijn de gevolgen van de pandemie en de economische ontwikkelingen voor de Nederlandse
Financieringsmaatschappij voor Ontwikkeling (FMO) en haar portfolio? Wordt er gewerkt
aan coulanceregelingen voor ondersteunde bedrijven bij het terugbetalen van leningen?
En wordt er nagedacht over de mogelijkheid om extra overbruggingskredieten in te zetten
voor klanten die dreigen ten onder te gaan? Op welke manier kunnen we garanderen dat
bilaterale en multilaterale ontwikkelingsbanken in de naderende economische crisis
anticyclisch kunnen optreden?
52. Antwoord van het kabinet:
FMO brengt momenteel in kaart wat de gevolgen zijn van de COVID-19 uitbraak op haar
organisatie en portfolio. Het is de verwachting dat de economische gevolgen van de
uitbraak een negatieve impact heeft op FMO’s klanten en daardoor mogelijk ook invloed
heeft op de investeringen van FMO. FMO ziet het als onderdeel van haar missie om ook
in moeilijke tijden haar klanten bij te staan. Net als bij reguliere financieringen
betreft dit maatwerk, de mogelijkheden om te ondersteunen worden daarom per klant
onderzocht. In sommige gevallen betreft dit uitgestelde terugbetaling en overbruggingskredieten,
in andere gevallen betreft het non-financiële steun zoals advies aan klanten over
hoe met deze situatie om te gaan.
FMO kan – net als andere ontwikkelingsbanken – een betekenisvolle rol spelen in de
huidige fase van de pandemie en waarschijnlijk nog meer in de periode na deze acute
gezondheidscrisis. Hierbij valt te denken aan bovenstaande maatregelen, maar ook aan
het blijven mobiliseren van privaat kapitaal voor investeringen in ontwikkelingslanden.
Met het bijstaan van haar bestaande klanten en het zo veel mogelijk continueren van
het bestaande investerings- en mobilisatieprogramma gaat reeds een anticyclische werking
uit van FMO. Daarnaast wordt met FMO gekeken naar additionele mogelijkheden, bijvoorbeeld
binnen de Staatsfondsen die FMO voor BHOS beheert en naar mogelijke herbestemming
en opschaling van bestaande Europese publieke fondsen.
De verschillende multilaterale ontwikkelingsbanken maken op dit moment grote hoeveelheden
middelen vrij om de sociaaleconomische gevolgen van de pandemie te mitigeren. Dit
gebeurt door het herprogrammeren van bestaande leningen, het naar voren halen van
toekomstige leningen en het aanspreken van buffers. Het kabinet steunt deze banken
bij deze anticyclische maatregelen.
Tenslotte hebben de leden van de GroenLinks-fractie ook grote zorgen over macro-economische
en financiële stabiliteit van ontwikkelingslanden. Wat is de appreciatie van de Minister
van het feit dat de directeur van het IMF heeft aangegeven dat opkomende market waarschijnlijk
tot $ 2.5 biljoen nodig zullen hebben aan externe financiering, terwijl de leencapaciteit
van het IMF slechts maximaal $ 1 biljoen bedraagt?
53. Antwoord van het kabinet:
De mondiale verkrapping van financiële condities leidt tot kapitaaluitstroom uit opkomende
economieën die omvangrijker is dan ten tijde van de mondiale financiële crisis. Deze
omstandigheden maken het voor veel landen lastig om op korte termijn aan hun buitenlandse
financieringsverplichtingen te voldoen. Landen hebben behoefte aan liquiditeit in
harde valuta om tijdens de COVID-19 crisis in hun externe financieringsbehoefte te
voorzien. IMF Managing Director Georgieva heeft aangegeven dat opkomende economieën
en lage-inkomenslanden mogelijk USD 2,5 biljoen aan financieringsbehoefte hebben in
2020.
De genoemde potentiële financieringsbehoefte is echter niet gelijk aan de vraag aan
IMF-middelen. Om aan de financieringsbehoefte te voldoen, kunnen landen, naast de
mogelijke financiering op de markt, gebruik maken van het totale mondiale financiële
vangnet dat breder is dan alleen de leencapaciteit van het IMF van circa USD 1.000
miljard. Landen kunnen hun reserves en buitenlandse deviezen bij centrale banken aanspreken,
bilaterale swaplijnen gebruiken en een beroep doen op regionale vangnetten. Het IMF
heeft een centrale rol in dit bredere mondiale financiële vangnet en staat klaar om
de beschikbare leencapaciteit te gebruiken om landen te ondersteunen wanneer dat nodig
is.
Het IMF lijkt te worden overvraagd door landen voor steunpakketten en veel analisten
verwachten dat de huidige leencapaciteit niet voldoende zal zijn om daaraan te kunnen
voldoen. Is de Minister bereid om, in navolging van de Verenigde Staten, te overwegen
tot uitbreiding van de Nederlandse New Arrangements to Borrow (NABs)? Is de Minister
voorts bereid om andere EU-lidstaten in de RBZ op te roepen hetzelfde te doen, om
de leencapaciteit van het IMF tijdig uit te breiden?
54. Antwoord van het kabinet:
Op dit moment hebben 85 landen aangegeven gebruik te willen maken van een vorm van
steun van het IMF of de noodzaak te zien om hun bestaande IMF-programma's uit te breiden.
Het IMF verwacht dat de huidige leencapaciteit op dit moment voldoende is om hieraan
te voldoen. Ook voor de middellange termijn is het van belang dat de leencapaciteit
van het IMF behouden blijft om de gevolgen van de COVID-19 crisis op te vangen.
Nederland onderstreept dat het mondiale financieel vangnet een goed geëquipeerd IMF
nodig heeft dat over voldoende middelen beschikt. In lijn hiermee heeft het International Monetary and Financial Committee (IMFC) in het kader van de afronding van de 15de quotaherziening al in oktober 2019 steun uitgesproken voor behoud van huidige omvang
van het IMF, door een verdubbeling van de New Arrangements to Borrow (NAB) en een verlenging van (een deel van) de bilaterale leningen (BBA)4.
De VS heeft op vrijdag 27 maart een noodpakket begrotingsmaatregelen aangenomen, waar
de reeds afgesproken verdubbeling van de NAB, in 2021, onderdeel van is en implementeert
hiermee dus de eerder overeengekomen afronding van de 15de quotaherziening. Ook Nederland is voornemens de verdubbeling van de NAB en het verlengen
van (een deel van) de BBAs in 2021 te implementeren om zo de financiële slagkracht
van het IMF te waarborgen. Zoals aangegeven in het verslag van de jaarvergadering
20195 zal de Kamer nader worden geïnformeerd over een wijziging van de NAB- en BBA-middelen
waarna dit via de begroting van het Ministerie van Financiën 2021 aan de Kamer worden
voorgelegd.
Is de Minister bereid om in EU-verband te komen tot een gecoördineerde ondersteuning
van de voornemens van het IMF om hun faciliteiten voor noodfinanciering te verdubbelen
van USD 50 miljard naar USD 100 miljard, via de Rapid Financing Instrument (RFI) en
de Rapid Credit Facility (RCF)?
55. Antwoord van het kabinet:
Aangezien de problematiek omvangrijk en acuut is, is Nederland voorstander van het
verhogen van de beschikbare middelen via de Rapid Credit Facility (RCF) en het Rapid Financing Instrument (RFI). Dit zijn snel beschikbare leningen die voor zowel opkomende economieën als
lage-inkomenslanden verlichting kunnen bieden. De huidige omvang van deze instrumenten
(ca. USD 50 miljard) is beperkt in verhouding tot de grote vraag van landen. Het voorstel
tot verhoging van de beschikbare middelen via de RCF en het RFI wordt binnen de EU
en daarbuiten breed gesteund en zal naar verwachting door de Raad van Bewindvoerders
van het IMF op korte termijn worden goedgekeurd en daarna geïmplementeerd worden.
Is de Minister bereid om bij de RBZ in te zetten op een ambitieuze en gezamenlijke
EU-positie in de aanloop naar de G20 bijeenkomst van 15 april en de voorjaarsvergaderingen
van het IMF en de Wereldbank? Wat is de appreciatie van het kabinet van de oproep
van de VN van 30 maart tot een forse injectie van Special Drawing Rights (SDR’s),
dusdanig opgezet dat $ 1 biljoen aan additionele SDR’s ten goede kan komen aan ontwikkelingslanden?
Is de Minister bereid om bij de RBZ/Ontwikkelingssamenwerking ervoor te pleiten dat
Europa dit tot inzet maakt in de verschillende multilaterale fora? Zo nee, is zij
bereid om te pleiten voor een andere hoeveelheid SDR’s?
56. Antwoord van het kabinet:
De gezamenlijke EU positie ter voorbereiding op de G20 bijeenkomst van Ministers van
Financiën en Centrale Bank Gouverneurs en de voorjaarsvergadering IMF is zoals gebruikelijk
onderdeel van de agenda van de Ministers van Financiën en daarmee van het Ecofin-traject.
Opkomende economieën en lage inkomenslanden worden door COVID-19 geconfronteerd met
verschillende schokken en de mondiale verkrapping van financiële condities leidt tot
een kapitaaluitstroom uit opkomende economieën die omvangrijker is dan ten tijde van
de mondiale financiële crisis. Het IMF beziet op dit moment een aantal maatregelen
om het instrumentarium gerichter in te kunnen zetten in reactie op de schok veroorzaakt
door COVID-19 evenals mogelijkheden om het instrumentarium aan te passen. Nederland
bestudeert de voorstellen nauwkeurig en weegt deze aan de hand van een aantal criteria.
Zo bekijkt Nederland of de voorstellen gericht zijn en voldoen aan de vraag van opkomende
economieën en lage inkomenslanden, waarbij tijdigheid van belang is. Tot slot kijkt
Nederland of aanpassingen en aanvullingen een tijdelijk karakter kennen.
Om specifiek het hoofd te bieden aan de verslechtering van financieringscondities
in lage-inkomenslanden (LIC’s) en opkomende economieën, kijkt het IMF op dit moment
naar de mogelijke introductie van nieuwe instrumenten en maatregelen, waaronder het
ophogen van toegang tot faciliteiten die landen van noodliquiditeit voorzien, de invoering
van een nieuw liquiditeitsinstrument en een mogelijke generieke allocatie van Special Drawing Rights (SDR).
Een generieke SDR allocatie zorgt ervoor dat reserves toegekend worden aan alle centrale
banken van de leden van het IMF en is daarmee een potentieel krachtig instrument.
Tegelijkertijd komen bij een dergelijke generieke SDR allocatie, ca. 60% van de SDR’s,
terecht bij ontwikkelde economieën die de aanvulling naar verwachting niet nodig hebben,
omdat zij geen tekort aan reserves ervaren. Het is daarom de vraag of een allocatie
van SDR’s het meest efficiënte en effectieve instrument is om de huidige problematiek
aan te pakken. Een SDR allocatie vergt daarnaast een ophoging van de Nederlandse garantie
aan De Nederlandsche Bank zoals die staat op de begroting van het Ministerie van Financiën.
Nederland steunt de aanpak van het IMF om snel de mogelijkheden om landen te kunnen
helpen in kaart te brengen. Nederland kijkt uit naar de verdere onderbouwing van het
IMF en zal de voorstellen als integraal pakket bestuderen. Wanneer er tot een aanvulling
wordt besloten door de leden van het IMF en wanneer deze gepaard gaat met budgettaire
gevolgen voor Nederland zal de Kamer hier tijdig over worden geïnformeerd.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met gemengde gevoelens kennisgenomen van
de verklaring van Wereldbank president Malpass. Daarin stelt hij terecht dat een ambitieuze
respons hoognodig is. Echter roept hij ook op tot de gebruikelijke leenvoorwaarden
met betrekking tot structurele hervormingen, vooral gericht op liberalisering van
markten. Deze leden zijn van mening dat nu niet het moment is om dit soort voorwaarden
te stellen. Onderhandelingen daarover vergen veel tijd en politiek kapitaal in de
desbetreffende landen: die tijd is nu niet voorhanden, maar financiële inzet is wel
urgent. Deze leden denken daarom dat het verstandiger zou zijn om dergelijke voorwaarden
achterwege te laten en in plaats daarvan in te zetten en aan te dringen op transparantie
van ontvangende landen over besmettingen en sterfgevallen. Deelt de Minister deze
analyse en is zij bereid om haar EU-collega’s op te roepen om bij de Wereldbank gezamenlijk
in te zetten op een tijdelijke versoepeling van de leenvoorwaarden?
57. Antwoord van het kabinet:
De Wereldbank maakte op 23 maart jl. bekend USD 14 miljard aan versnelde crisisfinanciering
beschikbaar te stellen via de Fast Track COVID-19 Facility (FTCF). Deze middelen worden
ingezet voor onmiddellijke ondersteuning van landen ten behoeve van gezondheidssystemen
en van bedrijven bij de aanpak van de directe uitdagingen van de COVID-19 uitbraak.
Landen zullen deze steun met name ontvangen via projectfinanciering in het kader van
context-specifiek vormgegeven landenprogramma’s gericht op een effectieve aanpak van
de gezondheidscrisis. Hierbij gelden geen specifieke economische of politieke voorwaarden
(wel gelden er versnelde procedures). De Wereldbank heeft onverkort aandacht voor
bescherming van mens en milieu, gender en integriteitsaspecten in onder FTCF gefinancierde
projecten. Ook gaat speciale aandacht uit naar veilige verwerking van medisch afval.
De Wereldbank werkt tevens aan de inzet om de sociaaleconomische gevolgen van COVID-19
het hoofd te bieden. Reeds kondigde de Wereldbankgroep aan hiervoor de komende 15
maanden USD 150 miljard ter beschikking te hebben voor landen en bedrijven. Dit zal
via bestaand instrumentarium van de Wereldbankgroep, IBRD, IDA en IFC plaatsvinden.
Nederland ondersteunt dit brede financieringspakket, welk wat Nederland betreft zich
moet richten op het beschermen van de meest armen en kwetsbaren (via onder meer sociale
vangnetten), het versterken van economische weerbaarheid. Nederland zal de Wereldbank
oproepen om bij de uitwerking de financiering zo goed mogelijk te laten aansluiten
op de analyses van de noden en daarbij het principe van «recover better», zoals aangehaald
door de secretaris-generaal van de VN, hoog te houden door duurzaam en inclusief economisch
herstel na te streven. Nederland vraagt er specifieke aandacht voor de ambities voor
duurzaamheid en klimaatimpact, schuldhoudbaarheid en de effecten op de positie van
jongeren, vrouwen en andere kwetsbare groepen niet uit het oog te verliezen. Het behalen
van SDG’s staat daarbij voorop.
Wat is de appreciatie door het kabinet van de oproepen van de Wereldbank, IMF en Verenigde
Naties tot een moratorium op rentelasten voor Afrikaanse landen over bestaande schuld
aan bilaterale en multilaterale crediteuren? Is het kabinet bereid om bij de RBZ de
lidstaten op te roepen om hier in de aanloop naar de G20-top op in te zetten, en nadrukkelijk
ook China daarbij te betrekken, gezien het feit dat Afrikaanse landen grote schuldverplichtingen
aan dit land hebben opgebouwd de afgelopen jaren?
Veel Afrikaanse landen hebben inmiddels ook een aanzienlijke schuld aan private crediteuren,
die inmiddels meer dan de helft van de Afrikaanse rentelasten beslaan. Is het kabinet
bereid om ook een moratorium op rentelasten over schuld aan private partijen tot inzet
te maken in de RBZ/Ontwikkelingssamenwerking en daaropvolgende multilaterale fora,
in coördinatie met private kredietverstrekkers in Nederland, Europa en daarbuiten?
58. Antwoord van het kabinet:
Nederland maakte zich al voor de Covid-19 crisis zorgen over de snel toegenomen schulden
in veel lage-inkomenslanden. De economische effecten als gevolg van de pandemie zullen
naar verwachting leiden tot een verdere verslechtering van die situatie. Het kabinet
staat welwillend tegenover de genoemde oproepen tot een betalingsmoratorium. De armste
landen (IDA-landen) krijgen daardoor namelijk de gelegenheid om de vrijgevallen middelen
te gebruiken voor de bestrijding van het virus en om de negatieve economische effecten
van de pandemie op te vangen. De details van de vormgeving van een moratorium zijn
daarbij van groot belang, zowel om de effectiviteit daarvan te vergroten alsook om
solidariteit onder de crediteuren te waarborgen. Nederland zet daarom in om zoveel
mogelijk crediteuren te laten aansluiten bij dit initiatief, waaronder de G20, China
en het Institute of International Finance, waar private crediteuren vertegenwoordigd zijn. Doel is om de verschillende typen
crediteuren daarbij dezelfde voorwaarden te laten hanteren. Nederland draagt deze
positie uit in de daarvoor relevante internationale gremia, zoals de Club van Parijs,
het IMF en de Wereldbank en zal hiertoe ook oproepen in EU-verband.
Inbreng leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben het onderhavige stuk gelezen en bestudeerd en hebben
daarop de volgende opmerkingen en vragen.
Allereerst zijn de leden van de SP-fractie tevreden met de inzet en de proactieve
houding van de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking om de
pandemie in kwetsbare landen aan te willen pakken in zowel nationaal, Europees als
internationaal verband, als ook met de financiering die zij daarvoor beschikbaar stelt.
Als eerste vragen de leden van de SP-fractie zich af wanneer de Minister het gezamenlijke
plan van aanpak van de Europese Commissie verwacht en of zij bereid is het plan met
de Kamer te delen. Bovendien vragen deze leden om hierbij duidelijk aan te geven wat
de nationale en Europese bevoegdheden zijn en hoe de taakverdeling is.
59. Antwoord van het kabinet:
Deze informatie zal vermoedelijk vlak voor de Raad bekend worden gemaakt in een Mededeling
van de Commissie, voor bespreking tijdens de Raad. Deze Mededeling is dan online beschikbaar. Het kabinet zal in het verslag van de Raad
Buitenlandse Zaken/ Ontwikkelingssamenwerking een korte appreciatie geven van deze
Mededeling en de hierin genoemde voorstellen over samenwerking tussen de Europese
Commissie en de lidstaten.
Ook zijn de leden geïnteresseerd om inzicht te krijgen in de resultaten van het lopende
proces om de Europese en bilaterale inzet van EU-lidstaten in kaart te brengen. Is
de Minister bereid dit met de Kamer te delen, vragen de leden. Zo nee, waarom niet?
60. Antwoord van het kabinet:
Zie voor een eerste inzicht van de bilaterale bijdragen van EU-lidstaten, het antwoord
op vraag 27.
Met betrekking tot de Europese financiering vragen de leden van de SP-fractie of het
mogelijk is hierover een nadere specificering te ontvangen. In hoeverre gaat het om
«nieuw» geld? Of van welke kanalen wordt de financiering geheroriënteerd?
61. Antwoord van het kabinet:
De financiering van de Europese Commissie volgt uit heroriëntatie van bestaande financiering
uit het Meerjarig Financieel Kader 2014–2020 en uit de reserves van het Europees Ontwikkelingsfonds.
Zie voor meer toelichting het antwoord op vraag 22.
Ook willen de leden van de SP-fractie dit graag weten over de 100 miljoen die het
kabinet heeft vrijgemaakt ter bestrijding van de COVID-19 pandemie in ontwikkelingslanden.
Uit welke potjes komt dit geld en kan de Minister uiteenzetten hoe dit geld besteed
wordt?
62. Antwoord van het kabinet:
Het steunpakket van EUR 100 mln voor de aanpak van COVID-19 in kwetsbare landen, is
vrijgemaakt uit de nog niet juridisch verplichte middelen op de BHOS-begroting. Zie
verder antwoord op vraag 26.
Met betrekking tot de Nederlandse inzet, zijn de leden van de SP-fractie enigszins
verbaasd over de opmerkingen gemaakt over physical distancing. De Minister schrijft dat dit een «een grotere impact zal hebben op kwetsbare bevolkingsgroepen
zoals mensen in sloppenwijk en dagarbeiders», maar gaat voorbij aan het feit dat afstand
houden een luxe is die veel mensen in sloppenwijken en vluchtelingenkampen zich helemaal
niet kunnen veroorloven en daarmee feitelijk onuitvoerbaar is. De leden horen hierop
graag een reactie.
63. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet onderschrijft het punt van de leden van de SP-fractie. Thuis blijven is
een luxe die velen zich niet kunnen veroorloven. Voor mensen in kwetsbare landen zullen
COVID-19 maatregelen gericht op social distancing een directe impact hebben op de mogelijkheid om te voorzien in eigen levensonderhoud.
Zie ook beantwoording vraag 14.
De leden van de SP-fractie lezen dat het kabinet «speciale aandacht» heeft voor kwetsbaren
groepen, zoals in dichtbevolkte vluchtelingenkampen. Kan de Minister uitweiden over
wat deze speciale aandacht concreet betekent, vragen de leden.
64. Antwoord van het kabinet:
Nederland onderstreept in internationaal verband, bijvoorbeeld richting EU-partners
maar ook in de beleidsdialoog met organisaties zoals de Wereldgezondheidsorganisatie,
het belang van aandacht voor kwetsbare groepen in de voorbereiding op een uitbraak,
tijdens de bestrijding, maar ook in de fase van herstel. Er moet in internationaal
verband aandacht worden gevraagd voor deze groepen zodat hun bescherming voldoende
wordt meegenomen bij het vormgeven van programma’s en de uitvoering daarvan.
Het Global Humanitarian Response Plan COVID-19 benoemt zelf ook, mede op aandringen van Nederland, het belang van aandacht
voor kwetsbare groepen alsmede het belang van mentale gezondheid en psychosociale
steun voor hen. Het Inter Agency Standing Committee van de VN, waarin humanitaire VN-organisaties en NGO’s samenwerken, heeft in het
kader van de COVID-19 respons in kampen en elders richtlijnen uitgebracht inzake gender,
c.q. vrouwen en meisjes, SEAH en mensen zie zijn beperkt in hun vrijheid zoals gedetineerden,
en centra voor de opvang van migranten en drugsverslaafden.
Uw Kamer wordt later deze week over de precieze uitwerking en details van het eerder
genoemde steunpakket geïnformeerd.
Hetzelfde willen de leden van de SP-fractie graag weten met betrekking tot de terechte
opmerking dat maatregelen niet ten koste hoeven en mogen gaan van mensenrechten en
rule of law. Ziet de Minister hier al voorbeelden van? En wat doet zij concreet om
dit te bestrijden?
65. Antwoord van het kabinet:
Ja, helaas ziet het kabinet hier voorbeelden van. Samen met gelijkgezinde landen en
onze internationale partners Civicus en ICNL monitoren we de maatregelen. Civicus
en ICNL begeleiden lokale maatschappelijke organisaties in het aankaarten van disproportionele
maatregelen die worden ingesteld door autoriteiten in reactie op de COVID-19 crisis.
Daarnaast faciliteren deze organisaties consultaties met het maatschappelijk middenveld
over de genomen crisismaatregelen door overheden. Ook middels onze partners onder
het programma Samenspraak en Tegenspraak worden lokale maatschappelijke organisaties
gesteund in hun rol, waardoor zij beter in staat zijn hun waakhondfunctie t.a.v. autoriteiten
uit te oefenen en op te komen voor de rechten van gemarginaliseerde groepen.
Ook in VN-verband benadrukt Nederland dat bescherming en respect voor mensenrechten
centraal moet staan in de strijd tegen COVID-19. Zo pleit Nederland voor een sterke
rol van de OHCHR binnen de VN in deze crisis en goede coördinatie tussen de verschillende
VN-instellingen. Nederland was cosponsor van de resolutie van de Algemene Vergadering
van de VN over COVID-19 d.d. 3 april jl., waarin expliciet een paragraaf is opgenomen
over de noodzaak van het respecteren van mensenrechten.
Voor de inzet in EU-verband, zie het antwoord op vraag 16.
Nederland zal, samen met gelijkgezinde landen en partners, blijven benadrukken dat
democratische controle, de rechtsstaat, persvrijheid en andere fundamentele rechten
een groot goed zijn en dat de COVID-19 crisis niet mag worden aangewend om disproportionele
of ongelimiteerde beperkingen op te leggen. Ik zal dit punt tevens inbrengen tijdens
de Raad Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking op 8 april.
De leden van de SP-fractie horen graag hoe behoud van werkgelegenheid wordt gerealiseerd
in landen die voornamelijk een informele economie hebben. Werkt het kabinet ook expliciet
op versterken van werknemersrechten om juist nu de sociaaleconomische gevolgen voor
langere termijn te kunnen verbeteren?
66. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet is het met de leden van de SP-fractie eens dat de informele sector speciale
aandacht verdient. De informele sector maakt in sommige landen tot wel 90% van de
economie uit. Dit betekent dat de ruime meerderheid van de mensen in ontwikkelingslanden
voor hun werk en inkomen afhankelijk is van deze sector, in het bijzonder kwetsbare
groepen, vrouwen en jongeren. Deze sector en deze groepen worden extra hard geraakt
door zgn. lockdowns. Zij hebben in veel gevallen geen buffer of toegang tot krediet en moeten er, ondanks
de lockdowns, dus dagelijks op uit om in hun levensonderhoud te voorzien. Tegelijkertijd is het
juist vanwege het informele karakter van deze sector, erg ingewikkeld om deze doelgroepen
te bereiken. Het kabinet beziet dit vraagstuk in samenwerking met multilaterale organisaties
als de Wereldbank, de ILO en in EU-verband.
Het kabinet staat tijdens deze crisis ook in nauw contact met uitvoeringsorganisaties
als Mondiaal FNV, CNV Internationaal, FWF en IDH. De inspanningen van het kabinet
voor werknemersrechten, leefbaar loon en MVO zullen nu vanuit de COVID-19 context
worden bezien. De crisissituatie toont eens te meer het belang van sociale zekerheid
en financiële buffers.
Daar waar sociale systemen nu ontbreken of tekort schieten, zal het kabinet wijzen
op de belangrijke rol van lokale overheden voor minimumlonen op het niveau van een
leefbaar loon, en voor het bevorderen van sociale dialoog. Tevens steunt het kabinet
de oproep van multistakeholder initiatieven voor maatschappelijk verantwoorde inkooppraktijken
van Nederlandse bedrijven, ook in tijden van COVID-19.
In het kader van het vakbondsmedefinancieringsprogramma wordt in lage – en lage middeninkomenslanden
gewerkt aan de versterking van de sociale dialoog en arbeidsrechten in ketens. Behoud
van werkgelegenheid maakt deel uit van deze agenda. De belangen van de informele sector
worden ondersteund via lokale partners die de informele sector helpen zich te organiseren
en aandacht vragen voor de specifieke noden van deze categorie werkenden.
Ook indirect poogt het kabinet een bijdrage te leveren aan het op peil houden van
de werkgelegenheid in de informele sector via kredietverstrekking aan het lokale MKB.
In de praktijk is de informele sector voor hun vraag en aanbod immers sterk afhankelijk
van de formele sector en vice versa. Het kabinet beziet in dit verband de mogelijkheden
om binnen kaders van bestaande programma’s gericht op het lokale MKB, meer liquiditeit
te blijven verzekeren. Nederland zal in de Raad, de EU en de andere lidstaten oproepen
hetzelfde te doen.
Wat is het standpunt van het kabinet met betrekking tot de oproep van opschorten van
schulden- en renteaflossingen van de Wereldbank zonder negatieve gevolgen voor toegekende
financiering? Bovenal vragen de leden van de SP-fractie in dit kader of de Minister
zich expliciet kan inzetten om alle vormen van financiering ter bestrijding van dit
virus onvoorwaardelijk te maken, dus ook zonder de eis om economische maatregelen
te nemen. Graag een toelichting.
67. Antwoord van het kabinet:
De Wereldbank maakte op 23 maart jl. bekend USD 14 miljard aan versnelde crisisfinanciering
beschikbaar te stellen via de Fast Track COVID-19 Facility (FTCF). Deze middelen worden
ingezet voor onmiddellijke ondersteuning van landen ten behoeve van gezondheidssystemen
en van bedrijven bij de aanpak van de directe uitdagingen van de COVID-19 uitbraak.
Landen zullen deze steun met name ontvangen via projectfinanciering in het kader van
context-specifiek vormgegeven landenprogramma’s gericht op een effectieve aanpak van
de gezondheidscrisis. Hierbij gelden geen specifieke economische of politieke voorwaarden.
Daarnaast worden momenteel de details uitgewerkt van een betalingsmoratorium voor
ontwikkelingslanden (IDA-landen). Dit moratorium is bedoeld als crisismaatregel om
IDA-landen in liquiditeitsproblemen te ondersteunen bij het bestrijden van het COVID-19
virus en het mitigeren van de bijbehorende negatieve economische effecten. Aangezien
dit een tijdelijke crisismaatregel betreft zet Nederland niet in om verregaande voorwaarden
ten aanzien van economische hervormingen aan het betalingsmoratorium te verbinden.
Wel wordt overwogen beperkte vereisten te stellen ten aanzien van bijvoorbeeld schuldentransparantie.
Tot slot vragen de leden van SP-fractie zich af hoe de inzet van het kabinet om schoner
en groener te zijn bij de sociaaleconomische en macro-economische interventies zich
verhoudt tot het bericht van vorige week over de versoepeling van de exportkredietverzekeringen
(EKV). De leden merken op dat EKV veel wordt ingezet voor milieuvervuilende en klimaatopwarmende
projecten en maken zich zorgen over de korte termijn toename van gebruik van fossiele
brandstoffen. Deelt de Minister deze zorgen? Bovendien kan volgens de leden van de
SP-fractie een versnelling van de doorlooptijden ook leiden tot minder grondig onderzoek
op de gevolgen voor mensenrechten. De leden vragen de Minister wat zij doet om dit
te voorkomen, en of zij ook een kans ziet om juist nu aan te sturen op verduurzaming
van EKV?
68. Antwoord van het kabinet:
Om de internationale handel zoveel mogelijk op gang te houden heeft het kabinet de
mogelijkheden voor exportkredietverzekeringen verruimd. De maatregelen helpen voorkomen
dat bedrijven grotere betalingsrisico’s ondervinden, in extra liquiditeitsproblemen
komen of internationale projecten noodgedwongen moeten worden stilgelegd. Due diligence op sociale- en milieurisico’s, waaronder mensenrechten, zal even grondig worden verricht.
De versnelling van de doorlooptijden van nieuwe EKV-aanvragen ziet toe op andere aspecten.
De ingeslagen weg voor het vergroenen van de EKV-portefeuille gaat onverminderd door.
Inbreng leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van de geannoteerde
agenda met de Nederlandse inzet en hebben nog enkele vragen.
Vooropgesteld dat de leden van de PvdA-fractie blij zijn met het voornemen om 100
miljoen euro vrij te maken voor de bestrijding van het COVID-19 virus in Afrika en
de inzet om in multilateraal verband te pleiten voor gecoördineerde actie. Wel vinden
de leden het jammer dat het hier gaat om geld uit de bestaande begroting terwijl het
kabinet miljarden heeft vrijgemaakt bovenop de bestaande begrotingen om de gevolgen
van deze crisis in Nederland te mitigeren. Is deze 100 miljoen wat de Minister betreft
het eindbedrag of is het mogelijk dat er meer geld beschikbaar komt? Waarom is deze
100 miljoen niet bovenop de bestaande begroting?
69. Antwoord van het kabinet:
Gezien de grote noden en urgentie daarvan in ontwikkelingslanden heb ik besloten nu
al EUR 100 mln vrij te maken op mijn eigen begroting om bij te kunnen dragen in de
mitigatie van de internationale crisis. Het budget van EUR 100 miljoen voor de eerste
noodzakelijke snelle respons is vrijgemaakt binnen de BHOS-begroting uit de nog niet
juridisch verplichte middelen. Het bedrag is niet additioneel aan al geplande ODA-uitgaven.
Uit een eerste voorlopige inventarisatie blijkt dat hiermee een belangrijk deel van
de niet juridisch en bestuurlijk verplichte ruimte is gebruikt.
Het Nederlandse ODA-budget is zoals afgesproken in het regeerakkoord gekoppeld aan
de ontwikkeling van het BNI en komt daarmee op 0,7% BNI minus EUR 1,4 miljard.
Extra middelen hangen mede af van de BNI-ontwikkeling en de scenario’s hoe met de
potentiele effecten hiervan zal worden omgegaan. Naar verwachting zal dit richting
de zomer bekend worden.
En wat zijn de gevolgen van deze keuze voor lopende projecten of projecten die nog
van start moeten gaan? Zijn er projecten die uitgesteld gaan worden en om hoeveel
projecten gaat het?
70. Antwoord van het kabinet:
Omdat het financiële steunpakket is vrijgemaakt uit de bestaande BHOS-begroting, zal
dit ten koste gaan van bestaande geplande activiteiten, welke niet meer zullen doorgaan
zoals beoogd. U zult hier later in de week nader over worden geïnformeerd.
Is de Minister bereid een wereldwijd corona fonds te steunen, in navolging van het
EU corona fonds, en steun daarvoor te bepleiten bij EU-collega’s?
71. Antwoord van het kabinet:
Zie het antwoord op vraag 34.
Ziet u een rol weggelegd voor de Europese Centrale Bank (ECB)? Gaat de ECB kijken
of haar monetaire politiek van Quantative Easing geen negatieve spillovers heeft op
ontwikkelingslanden of emerging economies? Kunnen ontwikkelingsinstrumenten rechtstreeks
gefinancierd worden door de ECB?
72. Antwoord van het kabinet:
De ECB beslist in onafhankelijkheid over welke beleidsinstrumenten zij inzet om haar
mandaat te vervullen. Het mandaat van de ECB is primair het waarborgen van prijsstabiliteit
binnen de eurozone en secundair het ondersteunen van het algemene economische beleid
van de Unie. Het is belangrijk dat de ECB binnen haar mandaat acteert.
Het pleidooi van de leden van de PvdA-fractie om er samen voor te zorgen dat ook de
allerarmsten in de meest kwetsbare landen in de toekomst beter voorbereid zijn op
crises als deze vinden we terug in de inzet.
Gaat de Minister in EU-verband pleiten voor specifieke ondersteuning van de noden
van vrouwen, gezien hun cruciale rol in zowel de voedselvoorziening als in de zorg
voor zieken, kinderen, ouderen en gehandicapten, alsmede voor extra ondersteuning
van kleinschalige producenten ten behoeve van het zaaien, oogsten, en vermarkten van
hun producten?
73. Antwoord van het kabinet:
Zoals aangegeven in de Geannoteerde Agenda, zal Nederland in EU- verband pleiten voor
extra aandacht voor kwetsbare groepen. Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking
zal Nederland vragen om oog te houden voor de impact van COVID-19 op vrouwen en meisjes,
en de aanpak hier op aan te passen.
Zie ook het antwoord op vraag 43.
Gaat de Minister zich ook inspannen om te kijken wat er gedaan kan worden voor het
faciliteren van voedselstromen van het achterland en van de havens naar de steden?
En in hoeverre het nodig en mogelijk is om te investeren in het aanleggen of uitbreiden
van voedselreserves?
74. Antwoord van het kabinet:
Nederland sluit zich aan bij de oproep van de FAO om waar mogelijk bij te dragen aan
het in stand houden van de agrologistiek die nodig is voor goed functionerende voedselketens,
inclusief het faciliteren van voedselstromen van achterland en havens naar steden.
Gebrek aan voedselreserves is volgens de FAO op dit moment niet het probleem. Belangrijker
is nu om handelsketens open te houden, om het beschikbare voedsel op de gewenste plek
te krijgen en om voor de meest kwetsbaren de toegang tot voedsel te waarborgen.
Ook is er in veel ontwikkelingslanden een grotere informele sector en er is afhankelijkheid
van remittances. Deze zullen waarschijnlijk ook afnemen als gevolg van de economische crisis. De
inzet is nu vooral gericht op het MKB, maar het is wellicht juist de informele sector
waar de allerarmsten werken en waar de grote klappen vallen. Wat is de inzet van de
Minister op dit punt?
75. Antwoord van het kabinet:
Zie het antwoord op vraag 66.
Ook worden, net als in Europa en de Verenigde Staten, bedrijven in ontwikkelingslanden
geraakt door het stilvallen van wereldwijde waardeketens. Hoe ziet de Minister de
rol van internationale bedrijven die in veel lage lonen landen zorgen voor werkgelegenheid?
Hoe ziet de ketenverantwoordelijkheid van die bedrijven eruit in deze tijd van crisis?
En gaat de Minister dit in EU-verband aankaarten?
76. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet ziet dat mondiale waardeketens – goed voor de helft van de wereldhandel
– worden verstoord door terugval in vraag wat leidt tot de sluiting van fabrieken.
Een daling van de consumentenbestedingen in de Europese Unie en de Verenigde Staten
vermindert de invoer van consumptiegoederen uit ontwikkelingslanden. Zoals in de textiel
en bloemen. Dat leidt tot baanverlies, bijvoorbeeld van de textielarbeiders in Bangladesh
en van de tuinbouwarbeiders in Kenia en Ethiopië.
Goed werkgeverschap geldt ook over de grens. Initiatieven die hiertoe oproepen en
toezien, verdienen alle steun. Dit zal het kabinet ook in de convenanten bespreken
waar dit speelt.
Daarnaast blijft het van belang dat bedrijven risico’s op negatieve impact voor mens
en milieu in hun waardeketen in kaart brengen en aanpakken. Hierdoor wordt handel
meer verantwoord en profiteren ook productielanden van handel. Het kabinet zal dit
ook in Europees verband aankaarten.
Kan de Minister garanderen dat de lopende en geplande projecten die betrekking hebben
op vrouwen, meisjes en kwetsbare groepen door zullen blijven lopen, naast de eventuele
aanvullende maatregelen voor deze groepen?
77. Antwoord van het kabinet:
De lopende en geplande projecten voor vrouwen, meisjes en kwetsbare groepen lopen
in principe door. Voor veel programma’s zal de COVID-19 crisis wel gevolgen hebben
voor de te realiseren doelen, planning van activiteiten en uitgaven. In de Nederlandse
respons op COVID-19 voor ontwikkelingslanden zal zoveel mogelijk specifiek aandacht
uitgaan naar de gevolgen voor en rol van vrouwen, meisjes en kwetsbare groepen.
De leden van de PvdA-fractie merken op dat naast de onvermijdelijke gevolgen van de
COVID-19 pandemie zoals meer werkloosheid, armoede en sterfte in ontwikkelingslanden,
veel van deze landen ook gebukt gaan onder hoge bilaterale, private en multilaterale
schulden. Oxfam Novib concludeerde in recent onderzoek dat ontwikkelingslanden hun
gezondheidsbudgetten zouden moeten kunnen verdubbelen om de crisis het hoofd te bieden.
De Duitse Minister van ontwikkelingssamenwerking heeft donorlanden opgeroepen de terugbetaling
van schulden uit landen met lage inkomens te schrappen om middelen vrij te maken om
de COVID-19-pandemie te bestrijden. Welke steun is de Minister bereid te geven en
voor welke steun pleit de Minister binnen de EU betreffende de aanpak van de schuldenlast
van ontwikkelingslanden?
78. Antwoord van het kabinet:
De oproep tot het inlassen van een betalingsmoratorium klinkt inmiddels vanuit meerdere
hoeken. Zie het antwoord op vragen 58, 67 voor het kabinetsstandpunt ten aanzien van
deze oproepen. Nederland spant zich in om zoveel mogelijk crediteuren te betrekken
bij dit initiatief en deze daarbij dezelfde voorwaarden te laten hanteren. Hierdoor
wordt de effectiviteit van het betalingsmoratorium vergroot en wordt solidariteit
onder crediteuren gewaarborgd. Nederland draagt deze positie uit in de daarvoor relevante
gremia, zoals de Club van Parijs, het IMF en de Wereldbank alsook in de EU.
Naast geld voor personeel en materiaal in de zorg, is er ook (wereldwijd) behoefte
aan het delen van kennis, data en intellectueel eigendom rondom COVID-19. Costa Rica
heeft de WHO verzocht om een wereldwijde pool te creëren voor de data, kennis en technologieën
die nuttig zijn bij de preventie, detectie en behandeling van de COVID-19 pandemie.
De WHO staat positief tegenover het voorstel, Chili, Israël, Canada en Duitsland hebben
al aangegeven – indien nodig – dwanglicenties in te zetten om de exclusiviteit van
octrooien op te heffen. Wat is de reactie van de Minister op dit voorstel? Is de Minister
bereid zich in de Raad en in andere multilaterale fora in te zetten om steun voor
dit voorstel te vergaren?
79. Antwoord van het kabinet:
Zie het antwoord op vraag 31.
Wat de vraag over dwanglicenties betreft: ieder land in de wereld heeft het recht
om, in lijn met afspraken die WTO-verband zijn gemaakt, gebruik te maken van dwanglicenties
op octrooien op farmaceutische producten als er volksgezondheidsproblemen zijn die
daarom vragen. Nederland heeft zich – in tegenstelling tot veel andere landen- in
internationale fora (bijvoorbeeld tijdens onderhandelingen over bilaterale handelsverdragen)
steeds hard gemaakt voor het waarborgen van deze zogenoemde Trips-flexibiliteit. Het
Kabinet zal dit ook blijven doen. Voor de vraag of Nederland ook van dit recht gebruik
zal maken, verwijs ik u naar de Minister van Economische Zaken.
De leden van de PvdA-fractie zien dat wereldwijd fundamentele vrijheden en de ruimte
voor het maatschappelijk middenveld niet alleen onder druk staan, maar dat deze op
veel plaatsen al vergaand ingeperkt zijn. Iedere dag zijn er verontrustende bericht
over landen die maatregelen nemen die niet in lijn zijn met het uitgangspunt dat noodmaatregelen
die genomen worden vanwege de COVID-19 crisis niet gericht fmogen zijn op bepaalde
groepen, minderheden of individuen en dat de maatregelen niet mogen dienen als dekmantel
voor repressieve acties onder het mom van bescherming van de gezondheid. Wat is de
inzet van de Minister als het gaat om landen die dit uitgangspunt niet hanteren en
waar maatregelen genomen zijn die de mensenrechten schenden en vrijheden onevenredig
inperken?
80. Antwoord van het kabinet:
Zie het antwoord op vraag 16 en 65.
Verwacht de Minister dat er en marge van de Raad nog gesproken zal worden over het
opnemen van minderjarige vluchtelingenkinderen zonder familie uit de kampen in Griekenland,
nu Luxemburg, Duitsland, Frankrijk, Portugal, Ierland, Finland en Kroatië 1600 van
deze kinderen op gaan vangen? Ziet de Minister aanleiding in de huidige gezondheidssituatie
om het Nederlandse standpunt om geen minderjarige alleenstaande kinderen op te nemen
uit de vluchtelingenkampen in Griekenland te heroverwegen?
81. Antwoord van het kabinet:
De situatie van asielzoekers in Griekenland wordt veelvuldig besproken in de Raad
Justitie en Binnenlandse Zaken. Daarom wordt niet verwacht dat dit onderwerp en marge
van deze Raad besproken zal worden.
Het kabinet is niet voornemens deel te nemen aan de ad hoc herplaatsing van alleenstaande
minderjarige alleenstaande vreemdelingen (AMV´s). Uw Kamer is hier reeds over geïnformeerd,
o.a. via het verslag van de JBZ-raad van 13 maart jl. Ten aanzien van de zorgwekkende
situatie op de Griekse eilanden, is de inzet van het kabinet gericht op het doorvoeren
van structurele verbeteringen, zoals het verbeteren van de opvangomstandigheden, meer
terugkeer en het versnellen van asielprocedures. Het meest recente Actieplan voor
Griekenland van de Commissie, waaronder het voorstel van de Commissie omtrent de additionele
EUR 350 mln, zet hier op in. Nederland is van mening dat een substantieel deel van
de additionele EUR 350 mln gebruikt moet worden om (opvang)omstandigheden voor AMV’s
te verbeteren (motie Voordewind, Kamerstuk 32 317, nr. 608).
Inbreng leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen
van de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking
van 8 april aanstaande.
Deze leden zijn het van harte met de Minister eens dat de verspreiding van het coronavirus
ook bestreden dient te worden in die landen waar veel van de armste en meest kwetsbare
mensen wonen. Zij vragen zich af of zij een duidelijk beeld heeft in welke landen
de nood het hoogst is, qua aantal besmettingen, qua risico op massale verspreiding
van het virus en qua belasting van de gezondheidszorg. Deze leden zijn van mening
dat succesvolle hulp zich op deze situaties zou moeten richten en dat de kennis hiervan
van groot belang is. Kan de Minister dit beeld schetsen? Hoe sluit de voorgestelde
aanpak hier op aan?
82. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet monitort de situatie in deze landen dagelijks. Er zijn nu bijna 10.000
geregistreerde gevallen op het Afrikaanse continent. De verspreiding versnelt, maar
het beeld loopt per land erg uiteen. In sommige landen is er op dit moment sprake
van een relatief hoog aantal besmettingen, in andere landen juist relatief laag. Ook
qua aanpak die wordt gehanteerd en maatregelen die zijn genomen zijn er verschillen
tussen landen.
Een zekerheid is dat in veel Afrikaanse landen de gezondheidssystemen zwak zijn met
grote tekorten aan gezondheidspersoneel en geneesmiddelen. Inzet op preventie van
de verspreiding van COVID-19 is belangrijk, omdat daarmee ook de druk op het zorgsysteem
over langere periode verdeeld kan worden. Daarom reserveer ik een deel van mijn bijdrage
van EUR 100 miljoen daarvoor. Deze steun wordt zo veel mogelijk verleend via bestaande
financieringskanalen en coördinatiestructuren, flexibel en snel, deze organisaties
zijn het best in staat te bepalen in welke landen en regio’s de nood het hoogst is
en ondersteuning het meest urgent. Uw Kamer wordt later deze week geïnformeerd over
dit steunpakket.
Zie ook de beantwoording van vraag 15.
Het is de leden van de ChristenUnie-fractie niet helemaal duidelijk of de Europese
Commissie nu met een plan komt waar de lidstaten gezamenlijk uitvoering aan gaan geven
of dat de Commissie vooral de bilaterale inzet van de lidstaten in kaart gaat brengen.
Kan de Minister dit duidelijk maken? Hoe kan de Commissie in dat laatste geval ervoor
zorgen dat er een geïntegreerd en consistent plan van aanpak komt?
83. Antwoord van het kabinet:
De Europese Commissie, de EU-lidstaten en hun nationale uitvoeringsorganisaties en
ontwikkelingsbanken zullen gezamenlijk uitvoering geven aan het plan van de Commissie.
Deze Team Europe benadering vraagt onder meer overeenstemming tussen EU-lidstaten over de geïdentificeerde
prioriteiten, ten behoeve van een afgestemd plan van aanpak. Daarnaast zal de Commissie
ook overzicht houden van de nationale (financiële) bijdragen aan de COVID-19 response
in derde landen om zodoende zorg te dragen voor aansluiting bij lokale behoeften en
verzoeken vanuit multilaterale organisaties.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen zich verder af of de Europese Unie dan
wel Nederland al concrete hulpvragen, bijvoorbeeld uit Afrikaanse landen, hebben gekregen
om het coronavirus te bestrijden. Zij vragen zich af of de hulp vraag-gestuurd of
ook aanbod-gestuurd gaat plaatsvinden.
84. Antwoord van het kabinet:
Zowel bij Nederland als bij de Europese Unie komen regelmatig steunverzoeken binnen
van derde landen, ook uit Afrika. Nederlandse hulp wordt grotendeels via ongeoormerkte
bijdragen aan multilaterale partners besteed. Dit bevordert internationale coördinatie
van de respons. Uitgangspunt bij het bieden van hulp is altijd dat deze vraag gestuurd
moet zijn, waarbij de lokale context leidend is.
Voor wat betreft preventie zouden deze leden willen weten hoe hier op dit moment het
beste aan kan worden bijgedragen. In welke landen of gebieden kan nu de grootste winst
geboekt worden op het gebied van preventie? Ontvangen de EU dan wel Nederland ten
aanzien van preventie hulpvragen uit landen waar preventie erger kan voorkomen? Zo
ja, welke zijn dat en kan er snel ingespeeld worden op deze vraag?
85. Antwoord van het kabinet:
Inzet op preventie van de verspreiding van COVID-19 is urgent, omdat daarmee ook de
druk op zorgsystemen verdeeld kan worden over een langere periode. Vooral in de meest
kwetsbare en dichtbevolkte gebieden zoals sloppenwijken, (arme) stedelijke gebieden
en vluchtelingenkampen behoeft dit extra aandacht. Daar zijn de risico’s op snelle
verspreiding van het virus het grootst.
Het kabinet heeft
EUR 100 miljoen vrijgemaakt voor het bestrijden van COVID-19, met daarin expliciete
aandacht voor preventie. Dit zal met name via die multilaterale kanalen worden besteed
die bewezen hebben snel in te kunnen spelen op de noden.
Deze leden zijn het eens met de Minister dat het van belang is om zoveel mogelijk
op te treden in partnerschap met maatschappelijke organisaties en bedrijven. In dat
verband pleiten deze leden er voor om bij de besteding van de hulp in het kader van
de wereldwijde coronabestrijding nadrukkelijk ook de Dutch Relief Alliance (DRA) te
betrekken. Is de Minister dat met deze leden eens? Kan zij toezeggen dat een substantieel
deel van de hulp via de DRA besteed zal worden?
86. Antwoord van het kabinet:
Zie antwoord vraag 26.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
R. de Roon, voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
E.A.M. Meijers, adjunct-griffier