Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
35 350 VII Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2019 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)
Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 18 december 2019
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst
van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 5 december 2019 voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties. Bij brief van 17 december 2019 zijn ze door de Minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Ziengs
De adjunct-griffier van de commissie, Hendrickx
1
Vraag:
Hoe kunnen provincies met het beschikbare budget voor flexwoningen gemeenten activeren?
Antwoord:
Provincies kunnen zelf bepalen hoe zij gemeenten willen ondersteunen. Dat kan bijvoorbeeld
door procesondersteuning aan te bieden, nader onderzoek te financieren, kennisuitwisseling
en samenwerking te organiseren of via een directe financiële bijdrage aan projecten.
Provincies leggen over de besteding van deze middelen verantwoording af aan provinciale
staten.
2
Vraag:
Hoeveel extra flexwoningen worden beoogd met de extra € 3 mln.?
Antwoord:
Dat kan ik op voorhand niet specificeren. De vraagstukken van spoedzoekers verschillen
van gemeente tot gemeente en hetzelfde geldt voor mogelijke oplossingsrichtingen.
Provincies hebben goed zicht op deze verschillen en vervullen daarom een belangrijke
schakelfunctie in hoe gemeenten en andere lokale partijen het beste ondersteund kunnen
worden. Soms is er behoefte aan procesondersteuning, voor een ander project is weer
nader onderzoek nodig en dan weer is meer kennisuitwisseling en samenwerking van belang.
Het staat de provincies vrij om te bepalen hoe zij de bouw van flexibele en tijdelijke
woningen stimuleren. Een directe financiële bijdrage aan projecten behoort bijvoorbeeld
ook tot de mogelijkheden.
3
Vraag:
In welke provincies worden de extra middelen voor flexwoningen ingezet?
Antwoord:
De bijdrage van in totaal € 3 mln. is verdeeld over alle provincies beschikbaar gesteld.
4
Vraag:
Wat is de exacte onderuitputting op de Subsidie energiebesparing eigen huis (SEEH)
en de PRE, uitgesplitst?
Antwoord:
Van de beschikbare € 35 mln. in 2019 komt € 7,4 mln. tot uitbetaling dit jaar. Het
restant is bij 2e suppletoire begroting teruggeboekt naar de EZK-begroting. Dit betekent het volgende
voor SEEH en PRE.
Voor SEEH is € 15 mln. beschikbaar in 2019. Hiervan komt € 8,5 mln. niet tot besteding.
Van de € 20 mln. in 2019 die voor PRE beschikbaar is, komt naar verwachting € 19 mln.
niet meer tot realisatie. In totaal is € 27,56 mln. teruggeboekt naar de begroting
van EZK. Bij de Voorjaarsnota 2020 wordt dit weer overgeboekt naar de BZK-begroting,
omdat voorzien wordt dat beide regelingen in 2020 worden uitgeput.
5
Vraag:
Hoeveel toekenningen voor de SEEH en Programma Reductie Energieverbruik (PRE) zijn
er in 2019 en hoe verhoudt dit zich tot voorgaande jaren?
Antwoord:
Tussen de start van de SEEH op 2 september 2019 en 6 december is er 1.257 keer subsidie
toegekend. Er zijn sinds de start in totaal 3.424 aanvragen ingediend. De meeste aanvragen
zijn nog in behandeling. De SEEH heeft een keer eerder gelopen. Toen kwamen er in
een vergelijkbare periode tussen 16 september 2016 en 1 december 2016 ongeveer 5.800
aanvragen binnen. Waarschijnlijk was dat aantal hoger dan nu, omdat mensen in 2016
voor het treffen van de energiebesparende maatregelen vooraf subsidie aanvroegen en
ontvingen. Omdat dit leidde tot fouten (aangevraagde maatregelen niet uitgevoerd)
en onduidelijkheden, vragen mensen nu subsidie aan nadat de maatregelen zijn aangebracht.
Het kost meer tijd voordat de aanvraag kan worden ingediend, maar het is een stimulans
om snel uit te voeren.
De aanvragen voor PRE door gemeenten lopen sinds enkele weken zeer goed. Er zijn 223
aanvragen van gemeenten ontvangen. De beoordeling hiervan vindt op dit moment plaats.
PRE loopt sinds 2019 en er zijn dus geen vergelijkingen met voorgaande jaren te trekken.
6
Vraag:
Op basis van welke prognose en eventuele extra communicatie valt te verwachten dat
de extra middelen voor de SEEH in 2020 wel tot uitputting komen?
Antwoord:
De middelen voor de SEEH zijn gebaseerd op het gebruik van de SEEH in 2016 en 2017.
Er werd toen ongeveer € 42 mln. subsidie uitgegeven in acht maanden tijd. De SEEH
heeft nu een looptijd van 16 maanden tot 1 januari 2021. Gebaseerd op de cijfers uit
het verleden zou dit ongeveer € 84 mln. aan verstrekkingen opleveren. Om het treffen
van maatregelen verder te promoten, besteedt de rijksoverheid in de campagne «Iedereen
doet wat» en in contacten met bedrijven in de isolatiesector en bijvoorbeeld de Vereniging
eigen huis extra aandacht aan de SEEH. Hierbij geldt dat de werkelijke uitputting
afhankelijk blijft van de keuzes van mensen voor verduurzaming en de uitvoering door
bedrijven.
7
Vraag:
Wat is het subsidiepercentage (verhouding subsidie/eigen bijdrage) voor de SEEH en
hoe verhoudt dit percentage zich tot regelingen als de Investeringssubsidie duurzame
energie voor nieuwbouw (ISDE)?
Antwoord:
De SEEH en de ISDE geven beide forfaitaire bedragen voor maatregelen. Deze bedragen
zijn voor beide regelingen berekend op ongeveer 20% subsidie op de uitgevoerde maatregelen.
Het feitelijke subsidiepercentage in de praktijk, hangt af van de prijs die de burger
de facto voor de maatregelen betaalt.
8
Vraag:
Kunt u de bijdrage van € 2,5 mln. aan het Kadaster nader duiden? Betreft dit een begrote
overboeking of is dit het gevolg van tegenvallers?
Antwoord:
De overboeking voor het tactisch beheer van de Landelijke voorziening van het Digitale
Stelsel Omgevingswet (TBO-LV) is een begrote overboeking. Deze begrote overboeking
wordt gedekt vanuit diverse andere instrumenten binnen de begroting.
9
Vraag:
Waarvoor is de circa € 1,9 mln. bestemd die bij miljoenennota is gemuteerd op de post
WSW risicovoorziening?
Antwoord:
Het bedrag van circa € 1,9 mln. betreft twee betalingen aan Woningcorporatie Vestia
in verband met de kosten die zijn gemaakt voor het onderzoek naar de aansprakelijkheid
van banken in 2018. Bij de sanering van Vestia is destijds tussen het Centraal Fonds
voor de Volkshuisvesting en Vestia afgesproken dat 40% van de kosten die worden gemaakt
voor het onderzoek naar de aansprakelijkheid van banken kunnen worden vergoed uit
de risicovoorziening voor sanerings- en projectsteun woningcorporaties.
10
Vraag:
Waar zijn de extra middelen voor de BES-eilanden terug te vinden in tabel 6 (budgettaire
gevolgen van beleid art. 3 Woningmarkt)?
Antwoord:
Deze zijn onderdeel van de reeks subsidies woningmarkt in de kolom mutaties Miljoenennota.
11
Vraag:
Hoe groot is de groep belanghebbenden qua aantallen en gemiddelde bedragen (minimaal
/maximaal) aan terugvorderingen op individueel niveau en tussen welke inkomens percentages,
als voorbeeld 70% tot 130% van het wettelijk minimumloon, komen de grootste inkomensschommelingen
en terugvorderingen voor met betrekking tot de huurtoeslag?
Antwoord:
Het verkrijgen van deze gegevens vergt nadere analyse door de Belastingdienst. Ik
verwacht dit in de eerste helft van 2020 met uw Kamer te kunnen delen. In brede zin
wordt in het IBO-Toeslagen ingegaan op de problematiek van hoge terugvorderingen.
Deel 1 van dit onderzoek is 11 november jl. aan uw Kamer gestuurd (TK 31 006, nr. 540).
12
Vraag:
Wat zullen de effecten voor de groep van 70% tot 130% van het wettelijk minimumloon
zijn met inachtneming van de nieuwe huurtoeslag regels van 2020?
Antwoord:
Het effect van de gewijzigde regels huurtoeslag per 2020 op terugvorderingen is tweeledig.
Ten eerste zal het vervallen van de inkomensgrenzen voor huidige huurtoeslagontvangers
bij een stijging van het inkomen leiden tot lagere terugvorderingen dan bij de huidige
huurtoeslagregels. Op dit moment moeten circa 77.000 huurtoeslagontvangers achteraf
hun volledige huurtoeslag terugbetalen, omdat ze op grond van hun inkomen alsnog geen
recht op huurtoeslag bleken te hebben. Met het vervallen van de maximale inkomensgrenzen
zal deze groep kleiner worden en zullen anderen bij een inkomensstijging slechts een
deel hoeven terug te betalen.
Daarnaast heeft het vervallen van de maximale inkomensgrenzen een effect voor huishoudens
in een huurwoning met een inkomen iets boven de huidige maximale inkomensgrenzen.
Deze circa 115.000 huishoudens krijgen door de wijziging de mogelijkheid huurtoeslag
aan te vragen. Deze groep krijgt recht op een gemiddeld bedrag aan huurtoeslag van
circa € 50 per maand, met een maximum van € 185 per maand. Ook bij deze groep kunnen
inkomensstijgingen leiden tot terugvorderingen waarbij een deel van het ontvangen
huurtoeslagbedrag moet worden terugbetaald.
13
Vraag:
Wat zijn de uitvoeringskosten van al deze terugvorderingen en betalingsregelingen
in de groep van 70% tot 130% van het wettelijk minimumloon?
Antwoord:
Het verkrijgen van deze gegevens vergt nadere analyse door de Belastingdienst. Ik
verwacht dit in de eerste helft van 2020 met uw Kamer te kunnen delen.
14
Vraag:
Waarom wordt de afdracht voor de Nationale Hypotheek Garantie (NHG) bij najaarsnota
geregeld, terwijl dit een jaarlijkse vergoeding betreft?
Antwoord:
Vooraf wordt de hoogte van de jaarlijks af te dragen achterborgvergoeding niet geraamd.
De hoogte van de achterborgvergoeding is namelijk afhankelijk het aantal de hypotheken
dat in een jaar wordt afgesloten en de hoogte ervan.
In de tweede suppletoire begroting staat weergegeven hoeveel premie het Waarborgfonds
Eigen Woningen (WEW) over het (boek)jaar 2018 heeft afgedragen. Dit bedrag is eind
juni 2019 ontvangen en vervolgens gestort in de daarvoor bestemde risicovoorziening
voor de Nationale Hypotheekgarantie. Uw Kamer is hierover in de toelichting op de
begroting 2020 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2019–2020, 35 300 VII, nr. 2) geïnformeerd.
15
Vraag:
Hoe verhoudt de afdracht aan de NHG zich tot de afdracht in de afgelopen vijf jaren?
Antwoord:
Sinds 2015 wordt premie afgedragen als vergoeding voor de achterborgstelling door
het rijk. Hieronder staan de afgedragen bedragen van de afgelopen jaren. De afdracht
is stabiel ten opzichte van voorgaande jaren.
Premie 2015 € 26.931.890,00
Premie 2016 € 30.017.500,00
Premie 2017 € 30.607.636,78
Premie 2018 € 29.768.171,89
16
Vraag:
Kunt u de circa € 4,2 mln. voor woondeals en gebiedsgerichte versnellingsaanpak Flexwonen
nader uitsplitsen?
Antwoord:
De € 4,2 mln. Is niet het volledige bedrag. Vanaf artikel 3 en 11 ontvangen de provincies
in totaal € 5,375 mln. Dit bedrag bestaat uit € 3 mln. voor provincies om flexwonen
op lokaal en regionaal niveau te stimuleren. Het overige bedrag wordt vanuit de woondeals
aan Eindhoven (€ 850.000,–), Utrecht (€ 1 mln.) en aan de Zuidelijke Randstad (€ 525.000,–)
beschikbaar gesteld.
17
Vraag:
Wat is de reden voor de onderuitputting op de BEW?
Antwoord:
Redenen voor onderuitputting zijn:
– Het hoger dan verwachte aantal niet-indieners. Als de aanvrager ervoor kiest niet
de vervolgaanvraag in te dienen, vervalt het recht op de bijdrage onherroepelijk.
Het aantal niet-indieners ligt rond de vijftig procent en vormt hiermee de hoofdreden.
– Een gestegen inkomen. Dit kan een lagere beschikking of een nihil-beschikking tot
gevolg hebben.
– Verhuizingen/verkoop van de woning.
18
Vraag:
Hoeveel toekenningen zijn er dit jaar op de Bevordering eigen woningbezit (BEW) en
hoeveel waren dit er in de voorgaande vier jaren?
Antwoord:
– 2019 (t/m nov): 1.384 definitieve en 50 voorlopige toekenningen;
– 2018: 895 definitieve en 13 voorlopige toekenningen;
– 2017: 202 definitieve en 13 voorlopige toekenningen;
– 2016: 165 toekenningen (overbruggingsjaar);
– 2015: 3.617 toekenningen.
19
Vraag:
Wat is de totale steun die Vestia sinds 2012 heeft ontvangen via het Centraal Fonds
voor de Volkshuisvesting, het Waarborgfonds Sociale Woningbouw en het Rijk?
Antwoord:
Woningcorporatie Vestia heeft sinds 2012 saneringssteun ontvangen via het toenmalige
Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting (Cfv), deze taak is na de herziening van de
Woningwet in mandaat overgegaan naar het Waarborgfonds Sociale Woningbouw namens het
Rijk. In 2012 is ter ondersteuning van de beëindiging van de derivatencontracten door
het Cfv, het besluit genomen om saneringssteun te verlenen aan Vestia van € 674,6 mln.
in de vorm van een renteloze lening. Bij de sanering van Vestia is destijds tussen
het Cfv en Vestia afgesproken dat 40% van de kosten die worden gemaakt voor het onderzoek
naar de aansprakelijkheid van banken wordt vergoed uit de risicovoorziening voor sanerings-
en projectsteun woningcorporaties (dit betreft tot op heden € 7,3 mln.) waarvan de
tot op heden laatste betaling verwerkt zal worden bij de Slotwet. De genoemde saneringssteun
is verleend in de vorm van een renteloze lening en aan het einde van de saneringsperiode
(2022) zal bepaald worden in hoeverre deze omgezet zal worden naar een bijdrage waarbij
gekeken wordt naar in hoeverre Vestia de (financiële) mogelijkheid heeft om de steun
terug te betalen.
20
Vraag:
Wat is de stand van zaken ten aanzien van het financieel herstel van Vestia, inclusief
de overname van vastgoed en leningen door andere partijen?
Antwoord:
Ten aanzien van de stand van zaken van het financieel herstel van Vestia is op maandag
9 december 2019 een kamerbrief verstuurd (Vergaderjaar 2019–2020, 29453–496), waarin
ook de overname van vastgoed in de zogenaamde maatwerkgemeenten wordt besproken. Kort
samengevat is op dit moment de verwachting dat Vestia aan het einde van de saneringsperiode
(2022) voldoet aan de voor continuïteit relevante financiële ratio’s. Wel blijft Vestia
een te grote leningenportefeuille behouden en is de realisatie van de strategie en
het financieel herstel van Vestia aan een aantal risico’s onderhevig. Hierdoor zal
Vestia gedurende een lange periode blijvend scherpe keuzes in haar volkshuisvestelijke
opgave en verduurzamingsopgave moeten maken. Dit kan spanning opleveren met de gewenste
opgave in de regio, omdat Vestia een minder grote bijdrage kan leveren dan regionaal
mogelijk gewenst is. In dit kader pak ik samen met de zuidelijke Randstad de afspraken
uit de woondeal op en heb ik eerder de heer Karakus aangesteld om oplossingen aan
te dragen voor de volkshuisvestelijke opgave in de zogenaamde maatwerkgemeenten. Naar
verwachting zal de heer Karakus in het voorjaar van 2020 over de voortgang rapporteren.
21
Vraag:
Kunt u nader uiteenzetten waarom de middelen ten behoeve voor woningcoöperaties dit
jaar niet meer tot besteding komen?
Antwoord:
Het is niet gelukt om deze middelen dit jaar op een prudente wijze te besteden zodat
zij zoveel mogelijk bijdragen aan de doelstellingen rondom de wooncoöperaties. De
middelen worden via de eindejaarsmarge meegenomen naar volgend jaar. Voor ongeveer
20% van het bedrag kan nog voor het einde van het jaar of net na de jaarwisseling
een verplichting worden aangegaan. Vanuit het Ministerie van BZK is blijvend aandacht
voor de wooncoöperatie, zo wordt regelmatig overleg gevoerd met relevante partijen
(waaronder wooncoöperaties, gemeenten en financiers).
22
Vraag:
Wat betekent het niet uitputten van de middelen voor woningcoöperaties voor de uitvoering
van de werkzaamheden die zij voor 2019 hebben?
Antwoord:
Er zijn geen wooncoöperaties die voor 2019 middelen toegezegd hebben gekregen, het
niet uitputten van de middelen heeft daarmee geen gevolgen voor de werkzaamheden van
individuele wooncoöperaties.
23
Vraag:
Op welke wijze draagt de € 4,2 mln. voor gemeenten en provincies bij aan meer flexwoningen?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 2.
24
Vraag:
Hoe ver zijn gemeenten met de uitvoering van de taken die zij gekregen hebben vanuit
het Klimaatakkoord en waarvoor € 150 mln. beschikbaar is gesteld?
Antwoord:
Veel gemeenten hebben een start gemaakt met het opstellen van een Transitievisie Warmte,
waarin zij voor de periode tot 2030 aangeven welke wijken op welk tijdstip aardgasvrij
zullen worden. De snelheid in dit proces verschilt per gemeente. De transitievisies
dienen volgens de afspraken in het Klimaatakkoord, dat eind juni 2019 uitkwam, uiterlijk
eind 2021 gereed te zijn. Wat betreft de RES-en kan worden opgemerkt dat alle dertig
regio´s druk aan de slag zijn om hun Regionale Energie Strategie vorm te geven. De
overheden zijn met alle stakeholders in de regio bezig om een bod op te stellen voor
hernieuwbare energie op land en een regionale structuur warmte. Hoe dit proces wordt
ingericht en wat de stand van zaken is, verschilt sterk tussen de regio´s. In het
Klimaatakkoord is afgesproken dat de regio’s op 1 juni 2020 een concept RES opleveren
en in maart 2021 de definitieve RES 1.0.
25
Vraag:
Hoe staat het met de Regionale Energie Strategieën die in 2019 vorm moeten krijgen?
Antwoord:
Zie vraag 24.
26
Vraag:
Hoe verhouden de extra middelen voor het Programma Reductie Energieverbruik en de
Subsidieregeling PRE zich tot de onderuitputting in 2019?
Antwoord:
Het budget van 2019 is overgeboekt naar de begroting van EZK en telt derhalve niet
mee als onderuitputting op de BZK-begroting. Sinds een aantal weken lopen de aanvragen
door gemeenten echter voorspoedig. De beoordeling van de aanvragen vindt op dit moment
plaats. Gemeenten met een goedgekeurde aanvraag ontvangen hierover een brief voor
het einde van het jaar. De verwachting is dat het gehele budget van PRE in 2020 tot
besteding komt.
27
Vraag:
Welke concrete lessen zijn tot nog toe getrokken door het Programma Aardgasvrije Wijken?
Antwoord:
In januari 2020 stuur ik u een brief over de voortgang van het Programma Aardgasvrije
Wijken, waarin ik ook de lessen voor het programma zal benoemen. Met deze brief stuur
ik u ook de resultaten toe van monitoringsgesprekken die eind 2019 met alle gemeenten
met een geselecteerde proeftuin gevoerd worden over de leerervaringen en de voortgang
van de proeftuinen.
28
Vraag:
Kunt u nader uiteenzetten op welke wijze de overboeking in het kader van het Meerjarige
Missiegedreven Innovatie Programma (MMIP) aan het Ministerie van Economische Zaken
en Klimaat in de begroting staat verwerkt en in welk kasritme?
Antwoord:
Het betreft een eenmalige overboeking van € 7,3 mln. naar EZK in 2019. Dit is in de
tabel 7 (budgettaire gevolgen van artikel 4) onderdeel van 4.1 bijdrage aan andere
begrotingshoofdstukken / EGO in de kolom mutaties Miljoenennota. In de verdiepingsbijlage
van de begroting 2020, artikel 4, is deze overboeking ook zichtbaar.
29
Vraag:
Kunt u een overzicht maken van alle subsidieregelingen voor de verduurzaming van woningen
en kunt u deze uitsplitsen naar regeling, met bijbehorende bedragen, voor de koopsector,
sociale huursector en vrije huursector?
Antwoord:
Deze vraag wordt ook beantwoord naar aanleiding van het Wetgevingsoverleg over de
begroting 2020 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. U
ontvangt het overzicht voor het einde van 2019.
30
Vraag:
Op welke manier is de SEEH bij huiseigenaren onder de aandacht gebracht?
Antwoord:
Over de voorwaarden en openstelling van de SEEH is gecommuniceerd via de brancheorganisaties
en bedrijven die in de vorige aanvraagperiode maatregelen hebben geplaatst waarbij
de SEEH werd gebruikt door de eigenaar-bewoners. Er zijn twee informatiebijeenkomsten
(2 keer meer dan 50 deelnemers) gehouden voor deze stakeholders, waarin toelichting
is gegeven over de inhoud van de regeling en de aanvraagprocedure is toegelicht. Online,
via websites van ministeries en tal van organisaties zoals de Consumentenbond en de
Vereniging eigen huis en via social media, is er extra aandacht besteed aan de SEEH
en er worden periodiek updates gestuurd aan brancheorganisaties en geïnteresseerde
partijen.
31
Vraag:
Welke acties/maatregelen zijn gepland om de middelen voor de SEEH in 2020 wel volledig
te benutten?
Antwoord:
De subsidie krijgt extra aandacht in de campagne «Iedereendoetwat». Zo start maandag
16 december 2019 onder de campagne «Iedereendoetwat» een social mediacampagne vanuit
BZK gericht op isolatie en de SEEH-subsidie. RVO zal periodiek updates blijven versturen
aan relevante partijen. Zo nodig wordt er extra aandacht gegeven aan de uitputting
van het subsidiebudget. RVO heeft de ervaring dat in de maanden voor het sluiten van
een aanvraagperiode pieken in aanvragen komen. Gebruikelijk is dat regelingen in het
begin op gang moeten komen. Ik zie de laatste weken een groei in het aantal aanvragen
voor de SEEH van 100 naar 400 per week.
32
Vraag:
Kunt u nader uiteenzetten waarom er minder Stimuleringsregeling Energieprestatie Huursector
(STEP-subsidie) dan eerder begroot zal worden uitgekeerd?
Antwoord:
RVO.nl maakt enkele keren per jaar een prognose van het aantal subsidievaststellingen.
Op basis hiervan is eerder het verwachte kasritme aangepast. Het blijft echter altijd
een inschatting die in de praktijk anders kan uitvallen. Verder is het zo dat de STEP-bijdrage
twee jaar na de subsidieverlening definitief wordt vastgesteld en vervolgens uitgekeerd.
Het is daarbij mogelijk dat er minder wordt uitgekeerd dan twee jaar eerder is gereserveerd.
Inmiddels wordt er toch meer uitgeput op de STEP subsidie, te weten € 135,5 mln. in
2019. Inmiddels wordt er toch meer uitgeput op de STEP subsidie, te weten € 135,5 mln.
in 2019. Hierover zal ik uw Kamer nader informeren middels de zogenaamde «Veegbrief»,
waarin ik u informeer over de (beleidsmatige) mutaties na Najaarsnota.
33
Vraag:
Hoe rijmt de toelichting onder Gemeentefonds (H50) waarin € 105 mln. beschikbaar komt
voor de RES met het ruim € 30 mln. hogere bedrag dat in tabel 7 wordt overgeheveld
naar het gemeentefonds?
Antwoord:
Het gaat hier om het totaal van € 150 mln. voor gemeenten voor klimaatdoeleinden.
Deze middelen zijn aanvullend op de al gereserveerde middelen in de Klimaatenvelop
voor onder andere de Proeftuinen Aardgasvrije Wijken. Nadruk bij deze aanvullende
middelen ligt op de ondersteuning van de decentrale overheden bij het realiseren van
de RES en de gemeenten bij de transitiesvisies warmte.
Voor de RES was al eerder in 2019 € 30 mln. beschikbaar gesteld aan gemeenten. Daarnaast
wordt € 15 mln. beschikbaar gesteld aan gemeenten voor laadpalen (uitvoering door
het Ministerie van IenW). Dit resulteert in € 105 mln. voor transitievisie warmte,
particuliere bouw en wijkaanpak.
34
Vraag:
Waar zijn de overboekingen naar de begrotingen EZK (€ 12,6 mln.) en I&W (€ 15 mln.)
terug te vinden in tabel 7?
Antwoord:
De overboekingen zijn te vinden in tabel 7 (budgettaire gevolgen van artikel 4) onder
artikel 4.1 bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken onder de regeling Gemeentefonds.
In de tabel staat een overboeking van € 136,4 mln. waarin onder andere de € 12,6 mln.
naar EZK, de € 15 mln. naar IenW zijn verwerkt.
35
Vraag:
Betreft de overheveling naar het gemeentefonds een decentralisatie uitkering, een
specifieke uitkering of een doeluitkering? In het geval van een specifieke- of doeluitkering:
welke voorwaarden worden hieraan gesteld?
Antwoord:
Het betreft een decentralisatie-uitkering.
36
Vraag:
Wat is de voortgang van het VNG-programma voor de invoering van de Wet kwaliteitsborging
van het bouwen?
Antwoord:
Conform het bestuursakkoord tussen de Minister van BZK en de VNG is de VNG actief
bezig met het programma voor de implementatie van de Wet kwaliteitsborging voor het
bouwen (WKB). Nadruk in het programma ligt op het maken van een analyse van de impact
van de WKB voor gemeenten, het opstarten van voldoende proefprojecten en de consequenties
van de ICT van de gemeenten. Deze inspanningen zijn erop gericht dat medio 2020 voldoende
voortgang is gemaakt om het beoogde stelsel van kwaliteitsborging per 1 januari 2021
inwerking te laten treden.
37
Vraag:
Wat is de reden dat de toelatingsorganisatie Kwaliteitsborging een onderuitputting
heeft?
Antwoord:
De Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (WKB) is op 14 mei 2019 door de Eerste Kamer
aangenomen. Uitgangspunt is dat het ZBO Toelatingsorganisatie kwaliteitsborging bouwen
van start gaat op 1 juli 2020. De voorbereidende werkzaamheden voor de op- en inrichting
van de Toelatingsorganisatie zijn voortvarend opgepakt, maar leiden in de tweede helft
van 2019 nog niet tot kosten.
38
Vraag:
Kunt u nader ingaan op de voortgang van de werkzaamheden ten behoeve van de Regionale
Energiestrategieën (RES)?
Antwoord:
Zie vraag 25.
39
Vraag:
Zijn de middelen ten behoeve van de RES aan het gemeentefonds opgezet als een specifieke
uitkering, zodat deze ook daadwerkelijk aan dit doel worden uitgegeven?
Antwoord:
De middelen ten behoeve van de RES worden verstrekt via een decentralisatie uitkering.
De gemeenten die de middelen ontvangen bepalen zelf hoe ze die inzetten. Het kabinet
heeft hiervoor gekozen omdat ze verwacht dat gemeenten zelf het beste kunnen bepalen
welke activiteiten er nodig zijn om een RES op te stellen en hoeveel middelen ze daarvoor
moeten inzetten vanuit deze financiële impuls.
40
Vraag:
Kunt u nader uiteenzetten hoe gemeenten en provincies financieel bijdragen aan de
totstandkoming van de Regionale Energiestrategieën?
Antwoord:
De gemeenten en provincies bepalen zelf op welke wijze ze bijdragen aan de Regionale
Energiestrategieën. De mij bekende voorbeelden zijn inzet van ambtelijke en bestuurlijke
capaciteit, het beschikbaar stellen van eigen financiële middelen voor bijvoorbeeld
kennis/onderzoek, inhuur procesbegeleiders, enzovoort.
41
Vraag:
Kunt u nader duiden wat de onderuitputting op de stimuleringssubsidie Omgevingswet
betekent voor de werkzaamheden in het kader van de implementatie van de Omgevingswet?
Antwoord:
De onderuitputting op de stimuleringssubsidie Omgevingswet is het gevolg van het verlengen
van de subsidieperiode naar 2020 en 2021 van de subsidies aan de VNG en Unie van Waterschappen.
De verlenging van de subsidieperiode heeft als gevolg dat de werkzaamheden in het
kader van de implementatie van de Omgevingswet gedeeltelijk uitgevoerd worden in 2020
en 2021.
42
Vraag:
Kunt u aangeven waarvoor de onderuitputting voor de stimuleringssubsidie Omgevingswet
wordt aangewend?
Antwoord:
De middelen voor de stimuleringssubsidie Omgevingswet worden via de eindejaarsmarge
meegenomen naar volgend jaar. Zie ook het antwoord op vraag 41.
43
Vraag:
Kunt u een overzicht geven welke bedragen zijn gemoeid en waaraan zij zijn besteed,
inclusief uitkomsten en hoe zij ook structureel invloed hebben op de verdeling van
middelen op de artikelen in 2020 in het licht van de ambities uit het regeerakkoord
en het gestelde in de brief over Sturing informatiebeveiliging en ICT en de verdere
uitwerking in de strategische I-agenda?
Antwoord:
Over de uitgevoerde activiteiten ten behoeve van de Rijksbrede digitale ambities,
de voornemens uit de Sturing op Informatiebeveiliging en ICT en de Strategische I-agenda
2019–2021 heb ik u op 28 oktober 2019 een voortgangsbrief gestuurd (Kamerstuk 26 643, nr. 646). Met deze activiteiten is in 2019 een bedrag van ongeveer € 9 mln. gemoeid, waarvan
€ 1,4 mln. voor versterking van de governance op I, € 1,8 mln. voor Informatie en
data, € 4 mln. voor kennis & kunde, € 1,7 mln. voor ICT. Ten behoeve van de beoogde
activiteiten in dit verband voor 2020 ontvangt u begin volgend jaar een geactualiseerde
versie van de Strategische I-agenda. Binnen de begroting 2020 is momenteel € 7,5 mln.
voor deze activiteiten beschikbaar. De reallocatie van middelen van artikel 6 naar
artikel 7 en 11 betreft enkel 2019.
44
Vraag:
Zijn dit eenmalige mutaties aangaande Logius, die zijn gericht op de innovatie binnen
de gemeenschappelijke digitale infrastructuur en tot welke producten hebben zij geleid
binnen de investeringspost digitale overheid?
Antwoord:
Het betreft inderdaad een eenmalige mutatie. Dit is een saldo van meerdere mutaties
voor lopende en nieuwe projecten die door Logius worden gerealiseerd in het kader
van de innovatie van de gemeenschappelijke Digitale Infrastructuur. Voor een aantal
lopende projecten is gekozen om een deel van het benodigde budget niet in 2019 maar
in 2020 aan Logius beschikbaar te stellen zodat in 2019 ruimte ontstaat voor het bijsturen
op lopende projecten en het opstarten van een aantal nieuwe projecten.
45
Vraag:
Over wat voor soort afrekening gaat het en hoeveel klanten worden geraakt door de
correctie van bijna € 50 mln. die bij het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) heeft plaatsgevonden
voor de afrekening over 2018?
Antwoord:
De afrekening zakelijke lasten over 2018 betreft € 2,4 mln. voor het Rijksvastgoedbedrijf
en raakt geen klanten. Het gaat hier om de afrekening met het RVB van de door gemeenten
en waterschappen opgelegde belastingen en heffingen op onroerende zaken in eigendom
bij de Staat voor zover het niet de Rijkshuisvesting betreft.
De verschuiving tussen instrumenten Bekostiging en Bijdragen aan Agentschappen bij
Miljoenennota van circa € 46 mln. is het gevolg van een wijziging van de systematiek,
en niet van een budgetmutatie. Voortaan vindt de bevoorschotting aan het RVB plaats
en later de afrekening van de zakelijke lasten met het RVB.
46
Vraag:
Kunt u nader toelichten welke werkzaamheden er vanwege de vertraging in het tijdelijke
huisvestingsproject Staten-Generaal naar volgend jaar worden doorgeschoven, incl.
de middelen per onderdeel van deze werkzaamheden?
Antwoord:
Het betreft het doorschuiven van middelen die samenhangen met de volgende posten:
Communicatiemiddelen (t.b.v. beeld, geluid en data): € 1.423.000
Ophangsystemen (t.b.v. lichte voorwerpen aan wanden): € 416.000
Beveiliging (o.a. kaartlezersysteem, scanstraat, software): € 106.000
Diversen (binnenlichtwering, stemmingsbel, etc.): € 72.000
47
Vraag:
Kunt u nader ingaan op de mutatie vanuit de begroting van het Ministerie van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van de Eerste
Kamer?
Antwoord:
Het betreft de middelen voor de kosten voor de Eerste Kamer aanvullend op hun normale
bedrijfsvoeringkosten als gevolg van en in relatie tot de tijdelijke huisvesting samenhangend
met de renovatie van het Binnenhof. Deze middelen staan op artikel 9 van de begroting
van BZK. Middels deze overboeking worden de beschikbare middelen in 2019 voor de niet-huisvestingskosten
van de Eerste Kamer naar de begroting van de Eerste Kamer overgeboekt. Voorbeelden
van deze kosten zijn communicatiemiddelen, ophangsystemen, beveiliging en andere diverse
kleine zaken (zie ook het antwoord op vraag 46).
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
E. Ziengs, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
F.M.J. Hendrickx, adjunct-griffier