Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over o.a. het Jaarverslag Ministerie van Buitenlandse Zaken 2018
35 200 V Jaarverslag en slotwet Ministerie van Buitenlandse Zaken 2018
Nr. 8 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 1 juli 2019
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over het Jaarverslag Ministerie
van Buitenlandse Zaken 2018 (Kamerstuk 35 200 V, nr. 1) en over de lijst van vragen en antwoorden over het Jaarverslag Ministerie van Buitenlandse
Zaken 2018 (Kamerstuk 35 200 V, nr. 7).
De vragen en opmerkingen zijn op 7 juni 2019 aan de Minister van Buitenlandse Zaken
voorgelegd. Bij brief van 24 juni 2019 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra
De adjunct-griffier van de commissie, Konings
Inhoudsopgave
Blz.
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II
Antwoord / Reactie van de Minister
2
III
Volledige agenda
11
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en
II Antwoord / Reactie van de Minister
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de verantwoordingsstukken
van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Wel hebben deze leden nog enkele vragen.
Jaarverslag van het Ministerie van Buitenlandse Zaken
Uit antwoord 2 op de feitelijke vragen over het jaarverslag blijkt dat de Minister
ruim € 2,7 miljoen uitgeeft aan de Internationale Arbeidsorganisatie (ILO). Wat is
de reden voor de enorme vrijwillige afdracht aan de ILO? Welk doel dient dit? Hoe
verhoudt deze afdracht zich tot de Nederlandse prioriteiten en belangen?
Antwoord:
De bijdrage aan de ILO betreft een aantal projecten ter verbetering van arbeidsomstandigheden
en werkgelegenheid, onder andere vanuit het Shiraka programma. Het Shiraka programma
ondersteunt onder meer initiatieven in de MENA-regio gericht op het creëren van gunstige
condities voor economische groei en werkgelegenheid, mede door de opbouw van een transparant
economisch bestuur.
De leden van de VVD-fractie vragen naar aanleiding van antwoord 11 hoe de eerste fase
van een digitaal aanvraagproces voor paspoorten en identiteitskaarten voor Nederlanders
in het buitenland zal worden getest. Wordt gewerkt met een pilotgroup? Kan de test
uitgebreider worden omschreven? Verder vragen deze leden hoe de Nederlanders in Edmonton
(en later in Perth en Birmingham) worden geïnformeerd over de mogelijkheid om te werken
met een externe dienstverlener.
Antwoord:
In het najaar 2019 wordt het digitaal aanvraagproces in verschillende fasen op één
ambassade getest. Voor deze test is de Nederlandse ambassade in Bern geselecteerd.
De ambassade in Bern is de op één na grootste «paspoortpost» voor Nederlanders in
het buitenland. Bij deze ambassade worden paspoorten aangevraagd door Nederlanders
woonachtig in Zwitserland, Frankrijk en Duitsland. Gedurende het proces wordt steeds
onderzocht wat technisch en juridisch haalbaar is, daarbij zal ook constant oog zijn
voor efficiency, veiligheid en kwaliteit. Overigens betekent deze test in Bern niet
dat de verschijningsplicht vervalt, de verschijningsplicht in de Paspoortwet blijft
vooralsnog bestaan. De inzet is dat Nederlanders wereldwijd in het voorjaar van 2020
digitaal een aanvraag voor een paspoort en/of een identiteitskaart kunnen starten
en documenten kunnen uploaden. De aanvrager moet dan de aanvraag nog wel in persoon
aan de balie afronden. Het digitaal aanvragen van een reisdocument zal voor de Nederlander
in het buitenland daarom pas echt meerwaarde hebben als het mogelijk wordt om het
afnemen van de biometrie los te koppelen van de aanvraag. Deze mogelijkheid wordt
nu onderzocht, zodra dit onderzoek is afgerond zal dit aan de Kamer worden aangeboden.
Voordat een locatie van een externe dienstverlener paspoortaanvragen van Nederlanders
gaat innemen, zoals ook in Edmonton, worden Nederlanders in de regio hierover tijdig
geïnformeerd via onder meer www.nederlandwereldwijd.nl, de social media van de post en de externe dienstverlener, via Nederlandse verenigingen
en via het afsprakensysteem. Ook het 24/7 Contact Center van het ministerie is hiervan
op de hoogte en informeert aanvragers. Het streven is om steeds vijf weken voor de
opening de afsprakenkalender te openen zodat klanten tijdig een afspraak kunnen plannen
op de nieuwe locatie. Een maand voor de opening van de externe dienstverlener ontvangen
aanvragers die reeds een afspraak hebben bij de hoofdpost, een e-mail met de aankondiging
dat er een nieuwe locatie is waar men een reisdocument kan aanvragen en dat zij de
afspraak kunnen laten omzetten naar dat nieuwe kantoor als hen dat beter schikt.
Op de site van het consulaat-generaal in Sydney is inmiddels aangekondigd dat Nederlanders
vanaf begin 2020 ook een paspoort of ID-kaart kunnen aanvragen bij het kantoor van
VFS Global in Perth. Op de site van de ambassade in Londen is reeds aangekondigd dat
vanaf juni 2020 een paspoort of ID-kaart kan worden aangevraagd bij het kantoor van
VFS Global in Birmingham.
In antwoord 25 lezen de leden van de VVD-fractie: «Het uitspreken van zorgen over
de mensenrechtensituatie in China heeft in 2018 niet direct geleid tot een verbetering
van die situatie, maar dat weerhoudt het kabinet er niet van zijn waarden actief te
blijven uitdragen.» Welke andere EU-landen zetten even intensief in op de mensenrechtendialoog
als Nederland en hebben de bilaterale mensenrechtendialoog ook daadwerkelijk geformaliseerd?
Antwoord:
Binnen de EU onderhouden Duitsland en het Verenigd Koninkrijk een structurele mensenrechtendialoog
met China. Ook Zwitserland en China voeren een formele bilaterale mensenrechtendialoog.
In het verleden onderhielden ook Canada en Noorwegen een mensenrechtendialoog met
China.
De leden van de VVD-fractie lezen verder in antwoord 25 dat er een veldbezoek heeft
plaatsgevonden. Waaruit blijkt dat het veldbezoek aan een opvangplek voor slachtoffers
van huiselijk geweld de bereidheid van China heeft vergroot om van de Nederlandse
aanpak te leren?
Antwoord:
De gemeente Amsterdam organiseerde aansluitend op de formele mensenrechtendialoog
een veldbezoek rondom het thema huiselijk geweld. Een bezoek aan het Oranjehuis in
Amsterdam dat dient als opvang voor slachtoffers van huiselijk geweld maakte indruk
op de Chinese delegatie. Het hoofd van de delegatie gaf aan het concept mee terug
te zullen nemen naar China. Tevens is het idee ter sprake gekomen om Amsterdam mogelijk
te betrekken bij een volgende mensenrechtendialoog in China.
De leden van de VVD-fractie constateren naar aanleiding van de beantwoording op de
vragen 29 t/m 33 dat er een streven is om in 2020 veertig procent vrouwen te benoemen
in ambassadeursposities. Hoe verhoudt het streven naar veertig procent zich tot de
bewering dat er geen quotabeleid wordt gevoerd? Wat is het concrete verschil tussen
het streven naar veertig procent en een quotum, temeer aangezien in het antwoord op
vraag 35 wordt gesproken van een «commitment»?
Antwoord:
Onder een quotum versta ik een juridisch afdwingbare norm. Onder een streefcijfer
versta ik een ambitie waarvan, mits goed onderbouwd, afgeweken kan worden. Het Ministerie
van Buitenlandse Zaken spant zich in om het Rijksbrede streven naar minimaal 30% vrouwen
in ambtelijke topfuncties te behalen en te behouden en voert hierin geen separaat
quotumbeleid. Het hanteert streefcijfers voor managementfuncties op verschillende
niveaus, waaronder ambassadeursposities, om de doorstroom van vrouwelijk talent naar
de top te stimuleren en bij te dragen aan het Rijksbrede doel.
Uit de beantwoording van vraag 34 blijkt dat de Minister geen quotabeleid hanteert.
Hoe geeft de Minister concreet invulling aan «Kandidaten die bijdragen aan de diversiteit
binnen de groep van ambassadeurs krijgen extra aandacht»? Wat houdt die «extra aandacht»
in en hoe verhoudt die zich tot de inzet op kwaliteit, vragen de leden van de VVD-fractie.
Antwoord:
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken wil de diversiteit van talenten binnen de organisatie
maximaal benutten om de beleidsdoelen te behalen. De mate waarin een kandidaat bijdraagt
aan de diversiteit en inclusiviteit van de organisatie is een van de selectiecriteria
voor alle functies, ook ambassadeursfuncties. De extra aandacht bestaat uit zoveel
mogelijk goede kandidaten, waaronder voldoende vrouwelijke kandidaten, te interesseren
in de vacatures voor ambassadeursposities.
In antwoord 35 wordt gesproken over een biculturele achtergrond. Wat is een biculturele
achtergrond en waarom leidt dit tot een betere uitgangspositie voor sollicitanten
bij uw ministerie?
Antwoord:
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken streeft naar een aandeel medewerkers (Rijksambtenaren)
met een niet-westerse migratieachtergrond dat gelijk is aan het Rijksbrede gemiddelde.
Geen enkele groep of individu heeft een betere uitgangspositie in het sollicitatieproces.
Om zoveel mogelijk goede kandidaten aan te trekken in een krappe arbeidsmarkt, inclusief
kandidaten met verschillende culturele achtergronden, is brede werving nodig. Elke
kandidaat wordt vervolgens aan dezelfde criteria getoetst en geselecteerd op zijn
of haar competenties.
In antwoord 41 wordt ingegaan op consulaire bijstand aan niet-Nederlandse terugkeerders.
Wat wordt bedoeld met «het eigen beleid», temeer aangezien in het antwoord op vraag
26 wordt bevestigd dat consulaire bijstand niet verplicht is?
Antwoord:
Op basis van de regelgeving van de EU hebben alle EU-burgers het recht op gelijke
behandeling wat betreft bescherming van diplomatieke en consulaire instanties van
elk EU-land wanneer zij reizen naar of wonen in een land buiten de EU waar hun eigen
land niet vertegenwoordigd is (onder dezelfde voorwaarden als de onderdanen van die
lidstaat). Indien niet-vertegenwoordigde EU-burgers zich bij een Nederlandse vertegenwoordiging
in de regio melden, dan verleent Nederland in beginsel consulaire bijstand – conform
het eigen beleid – in afstemming met de autoriteiten van het land van herkomst.
Over het («eigen») Nederlandse beleid ten aanzien van de verlening van consulaire
bijstand aan Nederlandse uitreizigers naar terroristische gebieden in Syrië, die nu
wensen terug te keren naar Nederland («terugkeerders») is uw Kamer reeds uitvoerig
geïnformeerd. Nederland verleent geen (consulaire) bijstand aan terugkeerders in Syrië.
Consulaire bijstand wordt enkel verleend indien betrokkene zich met een hulpvraag
meldt bij een Nederlandse vertegenwoordiging in de regio of indien detentie door lokale
autoriteiten bij de Nederlandse vertegenwoordiging gemeld wordt (bijvoorbeeld in Turkije
of Irak). In zo’n geval zal consulaire bijstand verleend worden in afstemming met
partners in de veiligheidsketen, met als inzet de gecontroleerde terugkeer naar Nederland.
In lijn hiermee kan Nederland – conform dit eigen beleid – in voorkomend geval consulaire
bijstand verlenen aan niet-Nederlandse terugkeerders (EU-onderdanen) indien betrokkenen
zich melden bij een Nederlandse vertegenwoordiging in de regio waar hun eigen land
niet vertegenwoordigd is.
Jaarverslag Homogene Groep Internationale Samenwerking
De leden van de VVD-fractie vragen waarom alle programma’s in het kader van privatesectorontwikkeling
plaatsvinden in het kader van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s), zoals blijkt
uit antwoord 4. Is er geen reden om private sectorontwikkeling te steunen met het
oog op andere Nederlandse belangen? En hoe verhoudt dit antwoord zich bijvoorbeeld
tot eerdere uitspraken van het kabinet in relatie tot het wegnemen van de grondoorzaken
van migratie maar ook de Aid and Trade-agenda?
Antwoord:
De Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s), in 2015 overeengekomen door regeringsleiders
van 193 lidstaten van de Verenigde Naties zijn universeel en gaan over het toekomstperspectief
van alle landen. De SDG’s moeten een einde maken aan wereldwijde problemen en uitdagingen
– van armoede, ongelijkheid en gelijke rechten tot duurzame consumptie en productie,
klimaatverandering, conflictbeheersing en migratie. Nederland zet zich in om deze
doelstellingen te bereiken in zowel eigen land als wereldwijd. De SDG’s vormen de
kaders voor het gehele BHOS-beleid: zowel voor ontwikkelingssamenwerking als voor
het buitenlandse handelsbeleid.
Het thema Privatesectorontwikkeling (PSD, artikel 1.3) binnen de begroting van BHOS
maakt onderdeel uit van het Ontwikkelingssamenwerking-deel van de begroting. De programma’s en activiteiten die hieronder vallen
richten zich op het versterken van de private sector en het investeringsklimaat in
ontwikkelingslanden, de verduurzaming van productie en handel en de bestrijding van
de grondoorzaken van migratie omdat banen en kansen voor ondernemingen mensen lokaal
meer perspectief bieden.
Een groot aantal van deze PSD-programma’s, zoals het DGGF, DRIVE, SDGP en het nieuwe
Challenge Fund for Youth Employment, bieden tegelijkertijd volop kansen voor Nederlandse bedrijven om hun kennis en kunde
in te zetten en producten aan te bieden die een bijdrage leveren aan deze maatschappelijke
uitdagingen. Zo profiteert ook de Nederlandse economie van deze koppeling tussen het
OS- en handelsbeleid.
Voorts vragen deze leden welke definitie van «wapens en munitie» de Minister hanteert
bij de beantwoording van vraag 6, in het bijzonder in relatie tot de FMO-uitsluitingslijst.
Behoren alle in het kader van het wapenexportbeleid vergunningplichtige goederen tot
deze categorie? Zo nee, welke wel en welke niet?
Antwoord:
Daarover wordt op dit moment, in het licht van de Defensie Industrie Strategie, overlegd
binnen het kabinet.
De leden van de VVD-fractie vragen naar aanleiding van antwoord 6 wanneer en hoe «zal
worden bezien op welke wijze de handelsinzet kan worden toegepast, waarbij internationale
afspraken op het terrein van financiering en een zorgvuldige toetsing van de geldende
wapenexportrestricties in acht zullen worden genomen».
Antwoord:
Binnen het kabinet wordt op dit moment overlegd over de vraag hoe de handelsinzet
kan worden aangepast in het licht van de Defensie Industrie Strategie. U zal uiterlijk
voor Prinsjesdag 2019 geïnformeerd worden hoe de handelsinzet op dit punt wordt aangepast.
In antwoord 7 wordt ingegaan op de ontwikkeling van het digitaal platform door NLinBusiness.
In hoeverre zal het «digitaal platform in ontwikkeling» in de toekomst ook worden
gebruikt voor het aanvragen van financiering? Kan dit antwoord worden toegelicht?
Antwoord:
Het digitale platform is een voorlichtingsplatform en geen transactieplatform en zal
vooralsnog niet gebruikt worden voor het aanvragen van financiering. Op het platform
kan de bezoeker wel informatie vinden over financierings- en subsidiemogelijkheden
van de overheid en wordt daartoe doorgeleid naar de website van RVO.
Uit de tabel in antwoord 14 blijkt dat in 2018 een zeer beperkt deel van de middelen
in de focusregio’s is besteed. Wat betekent focus, nu het in de opvatting van het
kabinet kennelijk zelfs niet betekent dat merendeel van de fondsen eraan besteed wordt?
Verwacht de Minister in het jaarverslag over het jaar 2019 een betere verhouding te
zien? Welk plafond wordt binnen het nieuwe beleidskader voor ontwikkelingssamenwerking
gehanteerd voor uitgaven buiten de focusregio’s, vragen de leden van de VVD-fractie.
Antwoord:
Het antwoord op de betreffende vraag bij het jaarverslag HGIS-2018 moet worden gezien
tegen de achtergrond van het feit dat de begroting voor 2018 nog in hoge mate het
beleid van het vorige kabinet reflecteert; in dat beleid speelde het concept focusregio
geen rol. De BHOS-nota waarin de geografische verschuiving is aangekondigd, dateert
immers van 18 mei 2018 en is besproken met de Kamer tijdens het notaoverleg op 20 juni
2018, waarna implementatie van start ging. De meeste thematische programma’s kennen
een looptijd van meerdere jaren, zodat verschuiving van het geografische zwaartepunt
van het ontwikkelingsbeleid zich geleidelijk zal aftekenen. De verwachting is inderdaad
dat het volgende jaarverslag een verhoging zal laten zien van de betreffende percentages.
Voor uitgaven buiten de focusregio’s wordt geen algemeen plafond gehanteerd. Wel wordt
per thema en per programma bekeken welke bijdrage kan worden geleverd aan de beoogde
geografische concentratie. De Kamerbrief over verschuiving naar de focusregio’s van
5 juni jl. (Kamerstukken 35 000 XVII en 34 952, nr. 68) geeft meer informatie over hoe dat over de volle breedte van beleid wordt opgepakt.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de verantwoordingsstukken
2018 van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Deze leden hebben nog enkele vragen
over deze stukken.
ICT
De leden van de D66-fractie hebben met zorg kennisgenomen van de ICT-problematiek
bij het ministerie en met name de problemen rondom de accreditatiesystemen. In het
rapport van de Algemene Rekenkamer doet zich een beeld voor van systematische problematiek
in de ICT die in de afgelopen jaren steeds gerapporteerd is, maar niet verholpen is.
In dit rapport staat ook vermeld dat als deze problemen niet verholpen zijn voor het
einde van dit jaar, het ministerie, en daarmee de volledige rijksoverheid, geen EU-
of NAVO-documenten meer kunnen ontvangen, omdat zijn niet aan de veiligheidseisen
voldoen. Deze leden vragen of de Minister deze conclusies herkent. Kan de Minister
toelichten wanneer deze problemen naar verwachting opgelost zijn? Om wat voor problemen
gaat dit en hoe kan het dat dit nog niet is verholpen? Hoe groot wordt de kans geacht
dat dit lukt voor het eind van het jaar? Wat voor risico’s loopt het ministerie op
dit moment op het gebied van IT-beveiliging? Hoe verklaart de Minister de blijvende
problematiek op ICT-gebied binnen het ministerie? Klopt het dat er op dit moment geen
procedure is voor data beveiligingsincidenten? Hoe functioneert het Security Center
op dit moment?
Antwoord:
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken erkent de achterstand in (her)accreditaties
van een aantal Informatiesystemen maar kan het beeld van een «systematische problematiek
in de ICT» niet onderschrijven. BZ werkt sinds twee jaar hard aan het wegwerken van
de achterstanden alsmede aan de opbouw van nieuwe kaders, een nieuwe beveiligingsorganisatie
en bijbehorend toezichtstelsel. De Algemene Rekenkamer benadrukt in haar rapport het
belang om verlopen accreditaties tijdig te verlengen, met name in verband met de EU-
en NAVO-inspecties die eind 2019 plaats zullen vinden.
Een accreditatie is een procedure waarbij getoetst wordt of een informatiesysteem
aan specifieke (nationale en internationale) vereisten voldoet, zodat deze gerubriceerde
informatie mag bevatten. Indien er geen accreditatie kan worden verleend voor het
systeem waarmee gerubriceerde civiele informatie digitaal met de EU en NAVO wordt
uitgewisseld, dan kan en mag die gerubriceerde informatie niet via het netwerk van
het ministerie gedistribueerd worden en zal indien vereist door de EU of NATO worden
teruggegrepen naar papieren distributie.
Als reactie op de vraag of het Ministerie van Buitenlandse Zaken geen EU- en/of NAVO-documenten
meer kan ontvangen als de problemen met de accreditaties niet worden opgelost, verwijs
ik terug naar vraag 17 van de eerder gestelde Kamervragen over de resultaten van het
verantwoordingsonderzoek 2018 bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken, waarin het
treffen van maatregelen een verantwoordelijkheid is van de EU en NAVO en het ministerie
daar geen uitspraak over kan doen.
Het ministerie werkt hard aan het wegwerken van de achterstanden in de (her)accreditaties
zodat deze in 2019 zijn opgelost.
De belangrijkste risico’s zoals die momenteel worden onderkend op het gebied van IT-beveiliging
binnen het ministerie, kunnen als volgt worden benoemd:
• De dienstverlening van SSC-ICT is voornamelijk gebaseerd op de standaardisatie en
generalisatie van de diensten conform de nationale standaarden VIR 2007 en BIR 2017. Deze sluiten onvoldoende aan bij de geldende EU- en NAVO-voorschriften die BZ nodig
heeft voor haar wereldwijde dienstverlening. Dit spanningsveld leidt ertoe dat het
voldoen aan deze internationale voorschriften onvoldoende kan worden aangetoond. BZ
heeft hiertoe specifieke maatregelen getroffen en merkt op dat de getroffen maatregelen
tot nu toe afdoende zijn gebleken.;
• Verdere digitalisering betekent kansen voor de dienstverlening, efficiency, kwaliteit
van het werk en informatiepositie van het departement. Daar staat tegenover het risico
van cyberaanvallen. Innovatie zal dus hand in hand moeten gaan met cyber-weerbaarheid
BZ maakt wereldwijd steeds vaker gebruik van externe dienstverleners, wat complexiteit
en afhankelijkheden in informatieketens kan toevoegen.
Op uw vraag naar een procedure voor data beveiligingsincidenten verwijs ik naar het
antwoord op vraag 15 van de eerder gestelde Kamervragen over de resultaten van het
verantwoordingsonderzoek 2018 bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken waarop bevestigend
is geantwoord.
Tot slot kan worden gemeld dat de opbouw van het Security Center naar verwachting verloopt. Het Security Center adviseert en ondersteunt proces-
en systeemeigenaren binnen BZ op het gebied van informatiebeveiliging en privacy waaronder
de begeleiding van accreditaties. Hiermee wordt de benodigde kennis en capaciteit
verder geborgd binnen BZ. Het security center bestaat nog maar kort, toch is de eerste
indruk dat het effectief is. Op een later moment zal dat in een interne toezichtsrapportage
worden getoetst.
Mensenrechten
De leden van de D66-fractie zijn verheugd te lezen dat er meer financiële middelen
beschikbaar zijn gesteld ten behoeve van de mensenrechten, dat het Mensenrechtenfonds
is opgehoogd en dat dit beleid tot positieve resultaten heeft geleid. Heeft de verhoging
van deze budgetten naar het oordeel van de Minister tot zichtbare positieve resultaten
geleid? Is de Minister bereid binnen de projecten onder het thema vrijheid van religie
structureler aandacht te besteden aan de positie van niet-gelovigen of atheïsten?
Zo ja, op welke manier?
Antwoord:
De intensivering van het mensenrechtenbeleid is in mei 2018 bekend gemaakt (Kamerstuk
32 735, nr. 198). De eerste additionele projecten zijn om die reden in de tweede helft van 2018 van
start gegaan, zoals aan uw Kamer bericht in de brief over de intensivering van het
mensenrechtenbeleid (Kamerstuk 32 735, nr. 227), en zijn nu ruim een half jaar gaande. Met de extra middelen kan bijvoorbeeld de
Office of the High Commissioner on Human Rights in 2019 de wereldwijde campagne voor gelijke rechten voor LHBTI’s voortzetten. Een
ander voorbeeld van de nieuwe projecten is de financiële steun (EUR 1,5 miljoen) aan
de ngo Freedom House voor Protecting Belief: a Rapid Response Fund for Religious Freedom. Dit fonds biedt onder meer noodhulp aan personen die worden vervolgd om religieuze
redenen en aan mensenrechtenverdedigers en ngo’s actief op het gebied van vrijheid
van religie en levensovertuiging. Binnen dit fonds, net als in vele andere projecten
uit het Mensenrechtenfonds op het gebied van vrijheid van religie en levensovertuiging,
is ook nadrukkelijk aandacht voor de positie van niet-gelovigen en atheïsten. Een
uitgebreider verslag kunt u vinden in de Mensenrechtenrapportage 2018.
Intensiveringsmiddelen postennet
De leden van de D66-fractie vragen of er ook vertraging in de uitvoering van de intensivering
te verwachten valt in de jaren 2019, 2020 en 2021. Deze leden vragen wat er aan deze
vertraging wordt gedaan. Tevens vragen zij of het niet verstandig zou zijn om een
additioneel bedrag uit het programmatische deel van de begroting van het Ministerie
van Buitenlandse Zaken structureel in te zetten ter versterken van het postennet.
Antwoord:
De vertraging in de uitvoering van de intensivering wordt vanaf 2019 geleidelijk ingelopen,
onder meer door posten die extra FTE’s toegewezen hebben gekregen in staat te stellen
eerder met de interne werving te starten en door daarnaast extra mensen op de arbeidsmarkt
te werven (extern). De intensiveringen worden gemonitord om ervoor te zorgen dat in
2021 alle middelen zijn besteed in overeenstemming met de brieven van 2 juli (Kamerstuk
32 734, nr. 31) en 8 oktober 2018 (Kamerstuk 32 734, nr. 32).
Omdat in het regeerakkoord is afgesproken dat voor het postennet EUR 40 miljoen extra
structureel wordt uitgegeven, is verdere stijging van de uitgaven aan het postennet
uit programmamiddelen op dit moment niet aan de orde.
Veiligheid
De leden van de D66-fractie vragen hoe de lagere afdracht aan de Verenigde Naties
en andere internationale gremia verklaard kan worden. Verwacht u dat deze afdracht
structureel naar beneden zal worden bijgesteld, of is dit eenmalig? Deze leden lezen
dat de hierdoor beschikbaar gekomen middelen ingezet zijn ter dekking van de extra
inzet op mensenrechten. Is de Minister van plan deze extra inzet structureel te maken?
Antwoord:
De contributie is een juridische verplichting die voortvloeit uit het Nederlandse
lidmaatschap van de VN. De exacte hoogte wordt per jaar bepaald. Doordat de VN-begroting
pas laat in het jaar wordt vastgesteld en de verdeelsleutel en dollarkoers van invloed
zijn op de hoogte van de contributie is bij het vaststellen van de BZ-begroting nog
niet bekend hoe hoog de contributie uiteindelijk zal worden. Dit kan hoger of lager
zijn dan het bedrag dat is opgenomen in de BZ-begroting. Het is niet te voorspellen
hoe deze bijdrage zich structureel zal ontwikkelen. Overigens is het budget voor mensenrechten
conform het regeerakkoord structureel verhoogd, zoals toegelicht in de actualisering
van het mensenrechtenbeleid (Kamerstuk 32 735 nr. 198).
Consulair
De leden van de D66-fractie vinden het positief dat de consulaire dienstverlening
gemoderniseerd en gedigitaliseerd wordt. Deze leden hebben daarover nog enkele vragen.
Worden de niet uitgegeven middelen in 2019 extra besteed aan de intensivering van
het 24/7 Loket Buitenland? Hoe wordt verklaard dat de verwerkingstijd van de visumaanvragen
steeds langer wordt? Welk effect heeft de uitgestelde aanbesteding voor consulaire
informatiesystemen op de invoering daarvan? Wanneer verwacht de Minister dat wereldwijd
volledig digitale consulaire dienstverlening verstrekt kan worden? Wat gaat de Minister
doen om de verwerkingstijden van visumaanvragen te verkorten, mede gelet op de toegevoegde
waarde van € 300 miljoen per jaar dat het visumbeleid met zich meebrengt? Zijn er
op dit moment problemen die de invoer van deze digitale dienstverlening bemoeilijken
of vertragen? Zo ja, welke?
Antwoord:
De in 2018 niet uitgegeven middelen zullen in 2019 niet extra worden besteed aan het
loket buitenland. De uitgaven voor het 24/7 Loket Buitenland komen later op gang.
Dit komt met name omdat uitgaven voor infrastructuur, waaronder IT applicaties, verbindingen
en redactie- en regiecapaciteit mede afhankelijk zijn van de uitkomsten van een analyse
van de huidige klantvraag en het huidige dienstverleningsaanbod bij alle twaalf partnerorganisaties,
alsmede een impactanalyse van wat er nodig is voor opname in het Loket Buitenland.
Naar verwachting zijn deze analyses in het 3e kwartaal van 2019 voor het merendeel
gereed. In de meerjarige begroting zal op de hieruit voortvloeiende uitgavendynamiek
worden geanticipeerd.
Op uw vraag over de verwerkingstijd van de visumaanvragen verwijs ik naar het antwoord
op de vragen 45 en 46 bij het jaarverslag, waar volumegroei en consultatieplicht als
belangrijkste redenen worden genoemd voor de stijging in de doorlooptijd van visumaanvragen.
De groei is sterker dan voorspeld en het vraagt tijd en budget om extra capaciteit
en nieuwe systemen in te kunnen zetten. Het huidige visumverwerkingssysteem is verouderd
hetgeen resulteert in systeemtechnische vertraging, waardoor de impact van de volumegroei
wordt vergroot. Op dit moment wordt een geheel vernieuwd en toekomstgericht digitaal
verwerkingssysteem ontwikkeld, dat naar verwachting in de komende jaren zal worden
opgeleverd.
Met betrekking tot de vraag over de uitgestelde aanbesteding voor consulaire informatiesystemen
wordt aangenomen dat het hier gaat om de aanbesteding voor externe dienstverlening.
Deze aanbesteding is afgerond in december 2018, later dan voorzien vanwege een bezwaarprocedure
door één van de betrokken partijen. Het effect is dat de uitrol van de applicatie
om de visumdossiers te scannen en digitaal aan te bieden bij de backoffice pas in
juni 2019 kon worden gestart en nu in oktober 2020 zal worden afgerond, in plaats
van eind 2019.
De volledig wereldwijde verstrekking van digitale consulaire dienstverlening wordt
gefaseerd ingevoerd. Sinds september 2018 kan online een visumaanvraag voor het Schengengebied
of een visumaanvraag voor het Caribisch grondgebied van het Koninkrijk worden ingevuld.
Sinds november 2018 wordt in Moskou het visumdossier gescand en digitaal aangeboden
aan het backoffice bij de Regionale Service Organisatie in Praag. Vanaf medio juni
2019 gaat dit gefaseerd wereldwijd ingevoerd worden. Een online aanvraagformulier
voor een Nederlands reisdocument is in ontwikkeling en zal in het najaar van 2019
in fasen worden getest. De inzet is dat Nederlanders wereldwijd in het voorjaar van
2020 digitaal een paspoort en/of een identiteitskaart kunnen aanvragen en documenten
kunnen uploaden. De verschijningsplicht komt vooralsnog niet te vervallen. Het nieuwe
backoffice systeem voor visa, ter vervanging van het huidige NVIS, is naar verwachting
medio 2020 gereed en zal daarna gefaseerd in gebruik worden genomen. De online aanvraag
en het digitale dossier zijn dan gekoppeld met het backoffice systeem en het visumproces
kan volledig digitaal worden afgehandeld.
Over het verkorten van de verwerkingstijden van visumaanvragen volgt het volgende
antwoord. Maatregelen om de doorlooptijden weer boven het streefpercentage te krijgen
zijn het uitbreiden van capaciteit en het verder digitaliseren en optimaliseren van
de aanvraagprocessen. Hiertoe is in 2018 en 2019 gestart met de uitbreiding van capaciteit
in verband met de autonome groei van het aantal visumaanvragen. De uitbreiding van
capaciteit kost echter tijd, kende geen gelijke tred met de groei van het aantal aanvragen
en is qua mogelijkheden beperkt door toegekende budgetten.
Met de inrichting van een betere «forecast» (voorspelling van verwachte groei) op
basis van historie en gebeurtenissen met impact op het aantal aanvragen verwachten
we de groei in de loop van 2019 eerder inzichtelijk te kunnen maken en beter te kunnen
opvangen.
In 2019 wordt verder gewerkt aan het aanscherpen van actieve sturing op het verdelen
van beschikbare aanvraagcapaciteit richting voor het Nederlands (economisch) beleid
interessante landen. Zoals aangekondigd in de beleidsnotitie «Staat van het Consulaire»
(Kamerstuk 35 000 V, nr. 51) wordt actief gekeken naar doelgroepen waar nadrukkelijk wordt ingezet op visumverlening,
zoals bedrijfsleven en start-ups. Tot slot worden in de komende twee jaar mogelijkheden
tot versnellen, optimaliseren en digitaliseren van processen verder uitgewerkt en
ingezet.
De belangrijkste uitdaging bij de digitalisering van de consulaire dienstverlening
is dat tegelijkertijd met de vernieuwing de huidige operaties overeind gehouden. Op
beide trajecten is voldoende inzet nodig met specifieke kennis en vaardigheden en
dat is beperkt beschikbaar. De bestaande IT-middelen zijn verouderd en moeten zo snel
mogelijk vervangen worden. Ondertussen stijgt het aantal visumaanvragen snel en zijn
de Nederlandse economische belangen gediend met een soepel visumproces. In deze omstandigheden
kan het voorkomen dat prioriteit gegeven moet worden aan de lopende operaties en de
vernieuwing vertraging oploopt.De invoering van de digitale dienstverlening vindt
plaats in een complexe omgeving. Er wordt intensief samengewerkt met externe partijen,
zoals de EU, externe dienstverleners (EDV’s) en de partners in de Nederlandse vreemdelingenketen.
Hoewel daar op dit moment nog geen aanwijzingen voor zijn, kan dat zorgen voor vertraging.
Huisvesting
De leden van de D66-fractie hebben nog een vraag over de huisvesting van het ministerie.
Welk percentage van de tijd werd in 2018 de bezettingsgraadnorm van het gebouw aan
de Rijnstraat overschreden?
Antwoord:
Om betere benutting van gebouwen te stimuleren is voor Rijkskantoren door BZK een
kader opgesteld (Streefwaarde werkplekbezetting). Over de bezettingsgraad van de werkplekken
is daarin opgenomen dat de streefwaarde gemiddeld 75% is voor de twee drukste dagen
van de week tussen 9.00 en 17:00 uur. Deze streefwaarde geldt alleen voor de kantooromgeving
met bureauwerkplekken en in directe nabijheid gelegen kleinschalige overlegplekken.
In 2018 zijn er geen bezettingsgraadmetingen uitgevoerd in het gebouw Rijnstraat 8.
De laatste bezettingsgraadmeting is, in opdracht van BZK, uitgevoerd eind 2017 in
het kader van het bezettings- & belevingsonderzoek vanuit het onafhankelijke onderzoeksbureau
Centre for People and Buildings (CfPB). Uit deze meting bleek dat voor de etages waar BZ is gehuisvest de streefwaarde
gemiddeld op de drukke dagen (maandag, dinsdag en donderdag) wordt overschreden.
Mede op basis van het rapport van het CfPB is een aantal maatregelen toegezegd door
het Ministerie van BZK, zie de kamerbrief van 26 september 2018, «Huisvestingsproblematiek
Rijkskantoor Rijnstraat 8». Een van de maatregelen is het uithuizen van een aantal
organisatieonderdelen naar andere gebouwen (voor Buitenlandse Zaken ca. 236 medewerkers
in juli 2019). De verwachting is dat hiermee de druk op de werkplekken in Rijnstraat
8 zal afnemen. In het najaar zal BZK de effecten van de maatregelen evalueren.
III Volledige agenda
Slotwet Ministerie van Buitenlandse Zaken 2018. Brief regering d.d. 15-05-2019, Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok – Slotwet
Ministerie van Buitenlandse Zaken 2018 (Kamerstuk 35 200 V, nr. 3).
Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden Slotwet Ministerie van Buitenlandse
Zaken 2018. Brief regering d.d. 04-06-2019, Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok – Verslag
houdende een lijst van vragen en antwoorden over de Slotwet Ministerie van Buitenlandse
Zaken 2018 (Kamerstuk 35 200-V, nr. 6).
Jaarverslag Ministerie van Buitenlandse Zaken 2018. Brief d.d. 15-05-2019, Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok – Jaarverslag Ministerie
van Buitenlandse Zaken 2018 (Kamerstuk 35 200, nr. 1)
Lijst van vragen en antwoorden Jaarverslag Ministerie van Buitenlandse Zaken 2018. Brief regering d.d. 04-06-2019, Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok – Beantwoording
vragen commissie over het Jaarverslag Ministerie van Buitenlandse Zaken 2018 (Kamerstuk
35 200 V, nr. 7).
Aanbieding van het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2018 bij het Ministerie
van Buitenlandse Zaken (V). Rapport/brief Algemene Rekenkamer d.d. 15-05-2019, president van de Algemene Rekenkamer,
A.P. Visser – Aanbieding van het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2018
bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) (Kamerstuk 35 200 V, nr. 2).
Lijst van vragen en antwoorden van het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek
2018 bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Brief d.d. 04-06-2019, Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok – Beantwoording
vragen commissie over rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2018 bij het Ministerie
van Buitenlandse Zaken (Kamerstuk 35 200 V, nr. 2).
Jaarverslag 2018 van de Homogene Groep Internationale Samenwerking. Kamerstuk 34 776, nr. 4 – Brief regering d.d. 15-05-2019, Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok – Jaarverslag
2018 van de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS).
Antwoorden feitelijke vragen Jaarverslag 2018 van de Homogene Groep Internationale
Samenwerking. Brief regering d.d. 04-06-2019, Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok – Lijst
van vragen en antwoorden over het Jaarverslag 2018 van de Homogene Groep Internationale
Samenwerking (Kamerstuk 34 776, nr. 4).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.A. (Pia) Dijkstra, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
R. Konings, adjunct-griffier