Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken van 13 mei 2019 en over het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 8 april 2019
21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken
Nr. 2006
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 14 mei 2019
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 3 mei 2019 over
de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken van 13 mei 2019 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2004) en over de brief van 11 april 2019 over het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken
van 8 april 2019 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2002).
De vragen en opmerkingen zijn op 7 mei 2019 aan de Minister van Buitenlandse Zaken
voorgelegd. Bij brief van 9 mei 2019 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, P. Dijkstra
De griffier van de commissie, Van Toor
Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde
agenda van de Raad Buitenlandse Zaken van 13 mei 2019 en het verslag van de Raad Buitenlandse
Zaken van 8 april 2019. De leden van de VVD-fractie hebben hierbij nog enkele vragen
en opmerkingen.
De leden van de D66-fractie bedanken de Minister voor het toesturen van de geannoteerde
agenda van de EU-Raad Buitenlandse Zaken van 13 mei 2019. Deze leden hebben over enkele
ontwikkelingen vragen aan de Minister.
De leden van de fractie van GroenLinks hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda
van de RBZ. Zij hebben daarover een aantal vragen en opmerkingen.
Ook de leden van de SP-fractie hebben enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de PvdA fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de geannoteerde
agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken op 13 mei aanstaande. De leden hebben naar
aanleiding daarvan nog enkele vragen en opmerkingen.
Ministeriële bijenkomst Oostelijk Partnerschap
In het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 8 april jl. gaat de Minister in
op het Oostelijk Partnerschap. In deze passage schrijft hij dat een derde van het
totaalbudget van het Europees Nabuurschapsinstrument (ENI) thans ten gunste komt van
de landen van het Oostelijk partnerschap (OP). De leden van de VVD-fractie vragen
de Minister inzichtelijk te maken hoe de rest wordt verdeeld, met een specifiek overzicht
van de bestedingen per ontvangend land.
1. Antwoord van het kabinet:
Het totale ENI budget bedraagt € 15,4 miljard voor de periode 2014 – 2020. Daarvan
is ongeveer twee derde bestemd voor het Zuidelijk partnerschap. Afhankelijk van de
implementatie worden bedragen bijgesteld. In 2018 was de verdeling als volgt:
Een deel van het budget voor 2018 ging naar het Africa Trust Fund (€ 27,7 miljoen)
en het Madad Trust Fund (€ 187,6 miljoen) ten behoeve van (humanitaire) hulp als gevolg
van de Syriëcrisis. Het resterende bedrag werd verdeeld over de tien landen in de
regio die onder het Europees zuidelijk nabuurschap vallen.
In Algerije werd in 2018 € 45 miljoen besteed, waarbij de focus lag op vergroening, de overgang
naar een circulaire economie en capaciteitsopbouw van lokale ontwikkelingsactoren.
Voor Egypte bedroeg de inzet in 2018 € 111 miljoen en lag de focus met name op EU-investeringsprojecten
op het gebied van energie en water, alsook op het gebied van goed bestuur en sociale
ontwikkeling. In Israël is de inzet gericht op zogenoemde «twinning projecten», waarbij werd samengewerkt
tussen lidstaten en Israël. In 2018 bedroeg het budget hiervoor € 1,8 miljoen. Voor
de Palestijnse Gebieden bedroeg de bijdrage vanuit het ENI € 328,4 miljoen waarvan het overgrote deel naar
UNRWA en PEGASE ging. In Jordanië werd in 2018 € 89 miljoen aan steun gegeven, waarvan het overgrote deel ging naar
versterken van de rechtsstaat en aan innovatie voor groei en banen. In Libanon bedroeg de steun onder ENI € 43,8 miljoen. Prioriteit is hierbij gegeven aan het
versterken van de rechtsstaat, veiligheid en counter-terrorisme, maar ook aan economische
stabilisatie en werkgelegenheid. Libië heeft in 2018 een bedrag van € 18 miljoen ontvangen, voornamelijk voor de ontwikkeling
van het openbaar bestuur, hetgeen dat bijdraagt aan de algemene inspanning om het
land te stabiliseren. Marokko ontving € 232 miljoen waarbij openbaar bestuur en de jeugd centraal stonden. Ter
ondersteuning van de bevolking in Syrië is er naast het Madad fonds nog € 31 miljoen beschikbaar gesteld. In Tunesië is er in 2018 € 275 miljoen beschikbaar gesteld, waarbij voornamelijk werd ingezet
op steun aan lokaal bestuur, duurzame economische groei en steun aan de Tunesische
jeugd.
Onder hetzelfde kopje schrijft de Minister dat «in de oostelijke regio op het gebied
van verbetering van het ondernemersklimaat en duurzame economische ontwikkeling aantoonbare
positieve resultaten [zijn] behaald». De leden van de VVD-fractie vragen de Minister
om hier een aantal voorbeelden van te geven.
2. Antwoord van het kabinet:
Een analyse van de Commissie maakt inzichtelijk dat de handel tussen de EU en de OP-landen
in 2018 ten opzichte van 2017 als volgt is gegroeid: 12% met Armenië, 28% met Azerbeidzjan,
16% met Wit-Rusland, 3% met Georgië, 15% met Moldavië en 9% met Oekraïne. Daarnaast
laten cijfers van de Commissie zien dat onder andere het OP-brede «EU4Business» programma ertoe heeft geleid dat in de periode 2009–2017 66.000 MKB-ers in de OP-landen
toegang hebben gekregen tot financiering, en 11.000 ondernemers training hebben genoten
om hun bedrijf te laten groeien.1 Voorts stelt de Commissie dat in de periode 2009–2017 in de gehele OP regio 129 wetten
zijn opgesteld die gericht zijn op economische ontwikkeling, waarvan er 50 zijn geïmplementeerd.
Deze resultaten laten onverlet dat er nog veel ruimte is voor het verbeteren van de
randvoorwaarden voor economische ontwikkeling. Het niet optimaal functioneren van
de rechtsstaat in veel OP-landen schrikt buitenlandse investeerders af en draagt bij
aan economische onzekerheid onder lokale bedrijven. Om die reden blijft het cruciaal
dat de EU zich blijft inzetten voor een onafhankelijke rechtsstaat en adequate anti-corruptie
maatregelen.
De leden van de PvdA-fractie hechten veel waarde aan het Oostelijk partnerschap. Het
is een belangrijk instrument voor de benodigde hervormingen in die landen. Voorafgaand
aan de RBZ vindt er een ministeriële bijeenkomst plaats met de Ministers van Buitenlandse
Zaken van de EU en de landen van het Oostelijk Partnerschap waarbij mogelijk een verklaring
wordt aangenomen ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van het Oostelijk Partnerschap.
Mocht deze verklaring er inderdaad komen, wat is de Nederlandse inzet hierbij? En
verwacht de Minister dat er besluiten genomen zullen worden over de toekomst van het
Oostelijk Partnerschap en welke besluiten zullen dat dan zijn? Wat is daarbij de inzet
van Nederland?
3. Antwoord van het kabinet:
De onderhandelingen tussen de EU en de OP-landen over een gezamenlijke slotverklaring
voor de ministeriële bijeenkomst zijn nog niet afgerond. In het onderhandelingstraject
heeft het kabinet duidelijk gemaakt dat in de eventuele verklaring aandacht dient
te worden besteed aan de resultaten die sinds 2009 zijn geboekt, maar eveneens aan
de onderwerpen waar nog ruimte voor verbetering is, in het bijzonder op het gebied
van mensenrechten, rechtsstaatontwikkeling en anti-corruptie. De «20 deliverables for 2020» die zijn vastgesteld tijdens de OP-top in november 2017 zijn wat het kabinet betreft
inhoudelijk nog steeds grotendeels actueel en kunnen derhalve ook na 2020 in aangepaste
vorm het fundament voor samenwerking met de OP-partners vormen. Voor strategische
vergezichten over de toekomstige samenwerking in de slotverklaring ziet het kabinet
dan ook helemaal geen aanleiding. Besluiten over de toekomst van het Oostelijk Partnerschap
zijn niet aan de orde. Het kabinet acht het van belang steeds duidelijk te maken aan
de OP-partners dat zij conform het conditionaliteitsprincipe op inhoudelijke en financiële
steun van de Unie moeten kunnen rekenen, zolang zij commitment blijven tonen aan de
hervormingsagenda.
Libië
Blijkens de geannoteerde agenda is Nederland voornemens bij de eerstvolgende Raad
aandacht te vragen voor «een effectief Europees optreden en een duidelijke boodschap
aan alle Libische fracties om mee te werken aan een politieke oplossing». De leden
van de VVD-fractie vragen of de Minister van mening is dat thans sprake is van een
effectief en eenduidig Europees optreden? En deelt de Minister de mening dat een boodschap
aan Libische fracties over meewerken aan het vinden van een oplossing pas effectief
kan zijn als sprake is van een Europese consensus, en een einde aan het verdeelde
optreden waar op dit moment sprake van is?
De leden van de D66-fractie zijn ernstig bezorgd over de recente ontwikkelingen in
Libië. Sinds 2011 verkeert het land al in chaos nadat het 42 jaar onder het dictatoriale
bewind van Khadhafi had geleefd. De strijd tussen Generaal Khalifa Haftar en de door
de VN-erkende regering van Fayez al-Sarraj wordt heviger en kost veel mensen het leven.
Libië is één van de grootste zuiderburen van de Europese Unie. De EU draagt als grote
buurman, en mede door de NAVO-bijdrage van Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk aan
de militaire operaties in 2011, een verantwoordelijkheid om een eind te maken aan
dit conflict en hoop te bieden aan de bevolking. De Unie is op dit moment echter te
verdeeld om één duidelijk geluid te laten horen. Terwijl veel EU-landen, waaronder
Italië, de huidige regering van al-Sarraj steunen, lijkt Frankrijk de kant van Haftar
te kiezen. De aan het woord zijnde leden vragen zich af hoe de Minister het bericht
duidt dat Frankrijk onlangs een verklaring weigerde te tekenen die Haftar oproept
zijn militaire opmars te staken? Op deze manier staan EU-lidstaten lijnrecht tegenover
elkaar in een gewapend conflict aan de Europese zuidgrens. De leden van de D66-fractie
zien dergelijke tegenstellingen in buitenlands beleid als zeer schadelijk voor de
geloofwaardigheid van de Europese Unie en merken op dat dit daadkrachtig optreden
op het wereldtoneel ernstig belemmert. Is de Minister het eens dat deze verdeeldheid
binnen de Europese Unie totaal ongewenst is? Is de Minister het eens dat de Unie met
meer gelijke stem op zou moeten treden, ook naar buiten toe? Zo ja, welke stappen
wil hij daartoe ondernemen? Is de Minister bereid zijn EU-partners tijdens de aanstaande
RBZ op te roepen om meer gezamenlijk en eenduidig op te treden? Zo nee, waarom niet?
4. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet deelt de grote zorgen over de recente ontwikkelingen in Libië en volgt
deze nauwgezet. Het kabinet is met de fracties van VVD, D66, PvdA en GroenLinks eens
dat eenduidig EU optreden noodzakelijk is met een duidelijke boodschap naar de Libische
fracties en landen in de regio of in de VN Veiligheidsraad. Nederland heeft daartoe
eerder opgeroepen tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 8 april en zal daar tijdens
aankomende Raad opnieuw aandacht voor vragen bij de bespreking van Libië. Het kabinet
zal ook aandringen op aanname door de Raad van een gezamenlijke EU-verklaring. De
huidige situatie met aanhoudende gevechten en instabiliteit is in niemands belang.
Dat vraagt om duidelijke inspanningen om bijvoorbeeld het VN-wapenembargo op Libië
te handhaven en helder te maken aan alle Libische partijen dat een militaire oplossing
geen optie is. Het kabinet vraagt daar in internationale fora, inclusief de Raad,
aandacht voor op ambtelijk en politiek niveau.
De berichten dat Frankrijk heeft geweigerd een EU-verklaring te ondertekenen zijn
niet juist. Na de laatste Raad van Buitenlandse Zaken op 8 april is er een verklaring
van de Hoge Vertegenwoordiger uitgegaan waarin de Libische fracties werden opgeroepen
tot het stoppen met geweld en te komen tot een staakt-het-vuren.
Verder vragen deze leden de Minister of hij de berichtgevingen van de VN-vluchtelingenorganisatie
UNHCR en verschillende mensenrechtenorganisaties over de zorgelijke omstandigheden
waarin mensen in de detentiecentra rond Tripoli zich bevinden kan bevestigen? Is er
verdere recente informatie beschikbaar over de situatie in deze detentiecentra?
5. Antwoord van het kabinet:
Zoals uw Kamer bekend, zet het kabinet zich in voor het verbeteren van de situatie
van migranten in de Libische detentiecentra met als doel de uiteindelijke sluiting
daarvan.2 Het kabinet deelt de zorgen over de omstandigheden van vluchtelingen en migranten
in Libië, met name in de detentiecentra, zeker gelet op de actuele ontwikkelingen
daar. Samen met Europese partners en de internationale gemeenschap volgt het kabinet
de ontwikkelingen in Libië nauwlettend. Er is intensief contact met UNHCR, IOM en
andere (internationale) hulpverleners. Uw Kamer heeft hier tevens schriftelijke vragen
over gesteld aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, en de Minister voor
Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, die zo snel als mogelijk zullen
worden beantwoord.
De leden van de D66-fractie merken verder op dat de Verenigde Staten ineens steun
lijken te geven aan Haftar, in plaats van aan de VN-erkende regering in Tripoli. Deze
leden vragen zich af hoe de Minister dit bericht duidt? Klopt het dat de Verenigde
Staten deze ommezwaai in hun beleid in Libië hebben gemaakt? Welke gevolgen ziet de
Minister van dit besluit op het conflict in Libië?
6. Antwoord van het kabinet:
Volgens het Amerikaans Ministerie van Buitenlands Zaken blijft de VS – ook na het
telefoongesprek tussen president Trump en generaal Haftar – inzetten op een politieke
oplossing onder leiding van de VN. Nederland vindt het van groot belang dat er duidelijkheid
is over de Amerikaanse positie en dat landen als de VS hun invloed aanwenden om maximaal
druk uit te oefenen op de strijdende Libische partijen om naar een oplossing toe te
werken. In bilaterale contacten wordt deze boodschap ook uitgedragen.
De leden van de D66-fractie maken zich verder zorgen dat de Europese operatie Sophia
per 30 september 2019 ten einde zal komen, tenzij anders wordt besloten. Zij maken
zich zorgen dat een mogelijk aanstaand einde van deze humanitaire missie, gericht
op het voorkomen van drenkelingen en het tegengaan van mensensmokkel, ernstige gevolgen
kan hebben voor vluchtelingen op de Middellandse Zee. Zij vragen zich af of de Minister
aan kan geven wat de status is van de onderhandelingen over de verlenging van operatie
Sophia? En hoe staat het in dat verband met het vinden van een structurele oplossing,
zoals genoemd in zijn antwoorden op schriftelijke vragen van 29 maart jl.?3 Is de Minister het met de aan het woord zijnde leden eens, dat een gezamenlijke Europese
missie gericht op het voorkomen van drenkelingen op de Middellandse Zee en het tegengaan
van mensensmokkel, wenselijk is? Kan de Minister aangeven wat de regering er op dit
moment concreet aan doet om samen met Europese partners op te trekken om deze onderhandelingen
tot een succesvol eind te brengen? Verder vragen deze leden zich af of de Minister
gevolgen van de steeds verslechterende situatie in Libië ziet voor de voortgang van
deze missie? Zo ja, welke gevolgen?
7. Antwoord van het kabinet:
Zoals toegelicht in de antwoorden op vragen gesteld door uw fractiegenoot Groothuizen
(Tweede Kamer, vergaderjaar 2018–2019, Aanhangsel van de Handelingen, nr. 2134) is met de verlenging van Operatie Sophia tot 30 september een tussenoplossing overeengekomen
en worden de komende maanden aangewend om over een structurele oplossing verder te
onderhandelen.
Operatie Sophia is geen humanitaire missie maar een maritieme operatie gericht op
het ontwrichten van het bedrijfsmodel van mensensmokkelaars en -handelaars in het
zuidelijke deel van het centrale Middellandse Zeegebied. Bij de uitvoering van deze
taak is de operatie haar verplichtingen binnen het internationaal zeerecht altijd
nagekomen door drenkelingen te redden wanneer noodsituaties zich in de buurt van Sophia-schepen
hebben voorgedaan. Nederland is voorstander van verlenging van de operatie en blijft
in de onderhandelingen daarom een constructieve houding innemen. Daarbij is het voor
Nederland nog altijd van belang dat afspraken over operatie Sophia niet vooruitlopen
op een structurele oplossing voor ontscheping in de EU, in lijn met de conclusies
van de Europese Raad van juni 2018 en niet vooruit lopen op de uitkomsten van de nog
lopende onderhandelingen over de herziening van het gemeenschappelijke Europees asiel
stelsel (GEAS).
Vooralsnog ondervindt de operatie beperkte gevolgen van de verslechterde situatie
in Libië. Geplande monitoringsbezoeken aan de Libische kustwacht in Tripoli kunnen
vanwege de veiligheidssituatie voorlopig niet worden uitgevoerd. Andere onderdelen
van het monitoringsmechanisme, waaronder waarneming vanuit de lucht, worden onverminderd
voortgezet.
De leden van de fractie van GroenLinks hebben met verontrusting kennisgenomen van
het recente oplaaien van geweld in Libië, en met name Tripoli, waardoor de situatie
nog kritischer geworden is dan hij al was, met veel doden tot gevolg. Volgens deze
leden is een eensgezinde politiek vanuit de EU erg nodig. De leden van de GroenLinksfractie
vragen zich derhalve af wat de Minister verstaat onder een «effectief Europees optreden»
en vragen daarbij of de Minister in het bijzonder wil reflecteren op de opstelling
van Frankrijk, die tot nu toe een gezamenlijke Europese respons lijkt te blokkeren.
8. Antwoord van het kabinet:
Zie antwoord op vraag 4.
De leden van de fractie van GroenLinks merken op dat een of meerdere door Italië aan
de Libische kustwacht geschonken boten recent zijn ingezet voor gevechtshandelingen.4 Kan de Minister toelichten of hij hier ook van op de hoogte is en hoe hij dit beoordeelt
en of er inmiddels vervolgacties gepland staan om dit te verhinderen?
9. Antwoord van het kabinet:
Bij het kabinet zijn geen berichten bekend dat de Libische kustwacht betrokken is
geweest bij gevechtshandelingen.
Kan de Minister daarbij een bredere toelichting geven over de situatie van mensen
in detentiecentra? Klopt het dat deze verstoken zijn van water, voedsel en andere
essentiële levensmiddelen? Kan hij daarbij specifiek ingaan op het incident waarin
gewapende mannen het Qasr Ben Ghasir detentiecentrum in Libië beschoten? Kan de Minister
met zijn collega’s onderzoeken of er mogelijkheden zijn voor een onafhankelijk onderzoek
hiernaar?5
10. Antwoord van het kabinet:
Dagelijks zijn hulporganisaties, zoals UNHCR, betrokken bij het verschaffen van medische
zorg en voedsel. Samen met Europese partners en de verdere internationale gemeenschap
volgt het kabinet de ontwikkelingen in Libië nauwlettend. Het kabinet betreurt het
voorval in het Qasr Ben Ghasir detentiecentrum. Uw Kamer heeft hier tevens schriftelijke
vragen over gesteld aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en de Minister
van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, die zo snel als mogelijk zullen
worden beantwoord.
Er zijn berichten dat de totstandkoming van de gezamenlijk EU-verklaring moeizaam
is verlopen. Graag zouden de leden van de PvdA-fractie willen weten of deze berichten
juist zijn, en zo ja, wat zijn de concrete gevolgen geweest van het moeizame verloop
en zo nee, wat is er niet juist aan? Op welke wijze heeft Nederland zich heeft ingezet.
11. Antwoord van het kabinet:
Zie antwoord vraag 4.
In de geannoteerde agenda staat «het is van belang dat de EU zo goed mogelijk anticipeert
op de gevolgen van het conflict voor migranten, veiligheid, en inspanningen die bij
moeten dragen aan de stabilisatie van Libië». Welk initiatief ziet de Minister voor
de EU om actief te reageren op de situatie in Libië of heeft een afwachtende houding
de voorkeur?
12. Antwoord van het kabinet:
Nederland vraagt zowel in de Raad Buitenlandse Zaken als in andere fora aandacht voor
de instabiele situatie en wat dit betekent voor de internationale inspanningen in
Libië. Zo kunnen bijvoorbeeld belangrijke VN-programma’s rondom het vergroten van
de veiligheid in Tripoli onder de huidige omstandigheden moeilijk doorgang vinden.
Ook de situatie voor migranten in conflictgebieden verslechtert. Het kabinet volgt
de situatie nauwgezet en treedt in overleg met Europese partners over hoe de EU, als
grote donor en als internationale actor, een rol kan spelen om bijvoorbeeld IOM en
UNCHR in staat te stellen hun werk zo goed mogelijk te blijven doen. Op veel terreinen
moet nog blijken hoe groot de gevolgen zijn.
De leden van de PvdA-fractie vrezen dat het niet waarschijnlijk is dat de strijdende
partijen in Libië gehoor zullen geven aan de oproep tot een staken van militaire operaties.
Dit heeft zeker ook gevolgen voor de vluchtelingen die zich in Libië bevinden. De
situatie in de vluchtelingenkampen stond al niet bekend om de naleving van internationaal
rechten, inclusief het internationaal humanitair recht. Op welke wijze zullen degenen
die het overtreden verantwoordelijk worden gehouden? Op dit moment vinden al schendingen
plaats. Kan de Minister een overzicht geven van de wijze waarop de EU tot nu toe de
overtreders verantwoordelijk heeft gehouden? Wat is de inzet van Nederland bij de
komende Raad als het gaat om het naleven van internationaal recht?
13. Antwoord van het kabinet:
Nederland vindt het zeer belangrijk dat alle partijen bij een gewapend conflict zich
aan het internationaal recht houden. Partijen bij een gewapend conflict hebben de
plicht om het humanitair oorlogsrecht na te leven en te doen naleven. Mogelijke schendingen
hiervan door alle partijen bij een gewapend conflict moeten in de eerste plaats worden
onderzocht en personen verantwoordelijk voor deze schendingen mogen niet ongestraft
blijven. Het kabinet benadrukt dan ook het belang van strafrechtelijk onderzoek en
daarmee de noodzaak voor accountability.
Nederland vraagt in de Mensenrechtenraad en andere fora al geruime tijd aandacht voor
accountability, naleving van mensenrechten en vervolging van schendingen van internationaal
recht in Libië. De Speciale Rapporteurs en VN-instellingen actief op Libië hebben
een belangrijke taak in de monitoring daarvan. De EU heeft, mede op initiatief van
Nederland, in december onderstreept dat mensenrechtenschenders en geweldplegers verantwoordelijk
moeten worden gehouden voor hun daden. Daarnaast bestaan er EU-sancties tegen een
aantal Libiërs dat het politieke proces ondermijnt. Nederland heeft zich vorig jaar
in de VN Veiligheidsraad met succes sterk gemaakt voor opname van zes mensenhandelaren
onder het Libië sanctieregime. Deze VN-sancties hebben de terugtrekking van gewelddadige
milities uit mensenhandel en -smokkel versneld6.
De leden van de PvdA fractie constateren dat de UNHCR vluchtelingen uit de kampen
in Libië in veiligheid heeft moeten brengen, dat veel vluchtelingen Tripoli zijn ontvlucht
en Italië zelf vluchtelingen heeft geëvacueerd uit Libië. Eerder gaf het kabinet al
te kennen dat de omstandigheden in de Libische kampen dusdanig slecht waren dat zij
gesloten zouden moeten worden en dit was nog ruim voor het geweld was losgebarsten.
Wat is de Nederlandse inzet als het gaat om de opvang van deze vluchtelingen? Moeten
deze binnen Libië opgevangen blijven of is het ook mogelijk dat er andere oplossingen
komen, en zo ja, is Nederland bereid mee te werken aan andere oplossingen, zo nee,
waarom niet? En zo ja, zijn er al mogelijke alternatieve oplossingen overwogen? Wat
is uiteindelijk de inbreng van Nederland tijdens de Raad als het gaat om huidige de
positie van de vluchtelingen in Libische kampen?
14. Antwoord van het kabinet:
Zoals eerder aangegeven baart de verslechterde situatie in Libië het kabinet grote
zorgen. De Nederlandse inzet is erop gericht om de situatie van migranten in de Libische
detentiecentra te verbeteren, met als doel de uiteindelijke sluiting daarvan. Het
kabinet deelt de zorgen over het lot van deze mensen. Uw Kamer heeft hier tevens schriftelijke
vragen over gesteld, die zo snel mogelijk zullen worden beantwoord.
Ook vragen de leden van de PvdA-fractie de Minister te reageren op berichten dat de
Libische kustwacht zich nog maar nauwelijks bezighoudt met reddingsactiviteiten op
zee. De Libische Minister van Binnenlandse Zaken heeft klaarblijkelijk aangegeven
dat de kustwacht de interceptie van migranten heeft moeten onderbreken om zich op
het beschermen van Tripoli te richten. Als deze berichten juist zijn, wat zijn dan
de gevolgen voor migranten die op zee in nood komen en hulp behoeven? Is Nederland
bereid dit in de RBZ aan de orde te stellen?
15. Antwoord van het kabinet:
Libië houdt als kuststaat de primaire verantwoordelijkheid voor de coördinatie van
het redden van migranten in de Libische search and rescue (SAR) zone. De Libische Kustwacht heeft haar reddingsacties niet gestaakt; in 2019
heeft de kustwacht circa 1.200 personen gered en ook na het uitbreken van de strijd
om Tripoli meerdere reddingsoperaties uitgevoerd.7 Daarnaast is het van belang om op te merken dat de taken van de Libische kustwacht
meer behelzen dan search and rescue, zoals veelal het geval is bij nationale kustwachten. De Libische kustwacht en marine
vormen onderdeel van de bredere soevereine Libische kustverdediging.
Sahel
Het kabinet intensiveert de komende tijd de diplomatieke aanwezigheid in de Sahel-regio.
Volgens de Minister moeten de posten aldaar bijdragen aan «armoedebestrijding en het
investeren in perspectief, de aanpak van irreguliere migratiestromen, terrorisme,
criminaliteit en conflictpreventie». De leden van de VVD-fractie vragen de Minister
om toe te lichten welke prioritering hierbij wordt aangehouden en of de gehanteerde
volgorde in deze passage bewust is gekozen? Deelt de Minister de mening dat de aanpak
van irreguliere migratiestromen prioriteit verdient in de Sahel, temeer gezien de
gebrekkige resultaten tot nu toe van de inspanningen van de internationale gemeenschap
in het kader van armoedebestrijding?
16. Antwoord van het kabinet:
De uitbreiding van de diplomatieke aanwezigheid in de Sahel dient ter ondersteuning
van de intensiverende Nederlandse inzet in deze regio en draagt bij aan de brede doelstellingen
van het buitenlands beleid (Brief van de Minister van Buitenlandse Zaken over de uitbreiding
van het postennet, Kamerstuk 32 734, Nr. 31).
Zoals aangeven in de «Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie» (Kamerstuk
33 694, nr. 12), alsook de «integrale migratieagenda» (Kamerstukken 19 637 en 30573, nr. 2375) en de nota «Investeren in Perspectief: Goed voor de Wereld, Goed voor Nederland»
(Kamerstuk 34 952, nr. 1) is een geïntegreerde benadering noodzakelijk voor een effectief buitenlands beleid.
De veiligheidsstrategie stoelt op de pijlers voorkomen, verdedigen en versterken.
Ontwikkelingssamenwerking is meer dan voorheen, als onderdeel van het buitenlands
beleid, gericht op de bestrijding van grondoorzaken van armoede, irreguliere migratie,
terreur en klimaatverandering.
Ook de integrale migratie agenda van dit kabinet is gericht op verschillende pijlers
die in samenhang en op verschillende plekken op de migratieroutes in uitvoering worden
gebracht. Hoewel er sprake is van een stijging van het aantal irreguliere aankomsten
in Spanje via de Westelijke Mediterrane route geldt over het algemeen dat het totaal
aantal irreguliere aankomsten naar de EU in 2018 drastisch is gedaald. Ten opzichte
van 2015 bedroeg die daling 92%. Hiermee bevinden we ons op het niveau van voor 2013.
Dit is het resultaat van een gezamenlijke, alomvattende aanpak waarbij wordt geïnvesteerd
in de aanpak van grondoorzaken voor irreguliere migratie, het creëren van alternatieve
inkomsten voor mensensmokkel, een hardere aanpak van deze zelfde smokkel en versterking
van het grensbeheer in landen langs de route.
Tijdens mijn bezoek aan Niger van 31 oktober jl. heeft Nederland € 4 miljoen steun
toegezegd voor het opzetten van mobiele grensteams op de grens tussen Nigeria en Niger.
Hiermee levert Nederland, samen met Duitsland, een concrete bijdrage aan de internationale
strijd tegen mensenhandel en mensensmokkel. Het aantal irreguliere migranten dat door
Niger naar Libië en Europa reist is sinds 2015, toen de autoriteiten een antismokkelwet
aannamen, fors gedaald. Om dit resultaat te bestendigen is het van belang ook te investeren
in alternatieve economische mogelijkheden.
De Nederlandse missie in Mali is beëindigd. De indruk bestaat dat de Nederlandse militairen
Mali verlaten terwijl het geweld in het land, waaronder terrorisme, is toegenomen.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister hierop in te gaan. Klopt het dat het
geweld in het land is toegenomen de afgelopen maanden of zelfs jaren? Welke conclusies
worden hieruit getrokken? Hoe is het mogelijk dat ondanks de aanwezigheid van vele
duizenden VN-militairen het geweld in het land toch toeneemt? Hoe wordt dit door de
Minister verklaard?
17. Antwoord van het kabinet:
Zonder interventie van de internationale gemeenschap, na de opmars van jihadisten
in 2012, had Mali er nu veel slechter voor gestaan. De afgelopen jaren zijn met ondersteuning
van MINUSMA stappen gezet richting vrede en stabiliteit. Zo geven de gewapende groepen
gezamenlijk uitvoering aan het vredesakkoord en zijn inmiddels mede dankzij MINUSMA
meer dan 50% van de afspraken in het akkoord uitgevoerd.
Het zwaartepunt van de MINUSMA-troepenmacht ligt in het noorden van Mali. Terwijl
de situatie in dat deel van het land enigszins is gestabiliseerd, is de situatie in
Centraal-Mali de afgelopen jaren verslechterd. De toegenomen onveiligheid en instabiliteit
in het centrum wordt veroorzaakt door conflicten over schaarse natuurlijke hulpbronnen,
spanningen tussen bevolkingsgroepen, een zwakke overheid, mensenrechtenschendingen
en de toenemende invloedssfeer van criminele en terroristische organisaties. Vanwege
de zorgwekkende situatie in het centrum heeft MINUSMA in het afgelopen jaar haar presentie
daar dan ook uitgebreid. Tijdens de aanstaande mandaatsonderhandelingen in de VN-Veiligheidsraad
wordt besproken of, en onder welke voorwaarde, MINUSMA zich actiever in dit deel van
het land kan inzetten.
Het is duidelijk dat stabiliteit in Mali, zeker in het centrum, een langdurige en
geïntegreerde inzet vereist. De komende jaren wordt de Nederlandse inzet in Mali daarom
geïntensiveerd. Nederland richt zich daarbij op de hierboven beschreven grondoorzaken
van de conflicten in het noorden en het centrale deel van Mali; de meest instabiele
gebieden van het land. Hoewel de Nederlandse militaire bijdrage is afgebouwd, blijven
zoals gemeld in de artikel 100-brief van 14 september 2018 (Kamerstuk 29 521 nr. 368), tot en met 2021 maximaal tien leden van de Koninklijke Marechaussee en politiefunctionarissen
en twee tot drie militaire stafofficieren werkzaam bij MINUSMA. Daarnaast levert Nederland
een bijdrage aan de EU-missies in de Sahel.
Helaas moeten de leden van de PvdA-fractie vernemen dat de situatie in de Sahel nog
altijd fragiel, zo niet zelfs verslechterd is als we uitgaan van het meest recente
voortgangsverslag. In het verslag is daarnaast alleen een voortgang van de drie GVDB-missies,
die actief zijn in de Sahel, beschreven. De Europese Rekenkamer is eerder wel inhoudelijk
ingegaan op het effect van de missies, waarna er Raadsconclusies zijn aangenomen in
reactie op de aanbevelingen van de Rekenkamer. Wat is het oordeel van het kabinet
over de effectiviteit van de EU-inzet in de Sahel, in het bijzonder de GVDB-missies
en het tijdpad voor de regionalisering van de missies? Is men inmiddels bezig met
een update van de EU-strategie voor de Sahel en/of het regionale actieplan dat vooralsnog
in 2020 afloopt?
18. Antwoord van het kabinet:
De EU is in de Sahel actief op zowel diplomatiek, ontwikkelings- als veiligheidsgebied.
Op ontwikkelingsgebied biedt de EU een belangrijke meerwaarde in de aanpak van (grondoorzaken
van) instabiliteit omdat programma’s een groter deel van de bevolking bereiken en
zo meer effect hebben. Ook op diplomatiek gebied legt gezamenlijk EU-optreden gewicht
in de schaal. Zo heeft de G5-troepenmacht zich mede dankzij inzet van de EU en lidstaten,
waaronder Nederland, verbonden aan een mensenrechtenkader voor de troepenmacht. De
GVDB-missies in de Sahel leveren een belangrijke bijdrage aan het versterken van de
capaciteiten van de veiligheidssector in Mali en in Niger.
De aanbevelingen van de Europese Rekenkamer waren onder meer gericht op het verbeteren
van de operationele efficiëntie van de missies, het verhogen van de bezettingsgraad
van personeel in de missies en het realiseren van een sterkere gerichtheid op duurzaamheid
en monitoring en evaluatie. Ook stelde de Europese Rekenkamer dat mandaten en budgetten
beter berekend dienen te zijn op de operaties en dat de missies in een exit strategie
moeten voorzien. Deze aanbevelingen zijn met steun van Nederland overgenomen in de
Raadsconclusies over het rapport van de Europese Rekenkamer die in april door de Raad
zijn aangenomen. De EU en de missies werken aan de implementatie van de aanbevelingen
en zetten stappen om de effectiviteit van de missies te verbeteren. Het kabinet blijft
de ontwikkelingen op dit vlak nauwlettend volgen.
In de regionaliseringsplannen van de EU is een uitbreiding voorzien van de regionale
coördinatie cel voor ondersteuning van de G5 en de G5-troepenmacht, en het coördineren
van internationale steun. Ook wordt de cel in juni van Bamako (Mali) naar Nouakchott
(Mauritanië) verplaatst, waar ook het G5-secretariaat is gevestigd. Na de verplaatsing
van de cel wordt gestart met de advisering van de G5-Sahel en het organiseren van
trainingen in de G5-Sahellanden. Het kabinet is van mening dat de regionaliseringsplannen
ten goede komen aan de coördinatie tussen verschillende internationale actoren in
de regio. Zo wordt overlap in de inzet beperkt en de effectiviteit van de missies
vergroot. Zoals gebruikelijk informeert het kabinet de Kamer over de Nederlandse inzet
in missies en operaties en de voortgang van deze missies in de Tussentijdse Evaluatie
Missies en Operaties die de Kamer jaarlijks in mei toegaat.
Het regionale actieplan voor de Sahel, in 2015 aangenomen door de Raad, loopt inderdaad
in 2020 ten einde. Nederland is voorstander van een update maar heeft wel een aantal
aandachtspunten: (i) qua timing voorkeur voor actualisering na bekendmaking van de
prioriteiten van de nieuwe Europese Commissie; (ii) een actualisering van de Sahel-regio
in samenhang bezien met actualisering van meerdere strategische regio’s; en (iii)
goede aansluiting met de actualisering van de strategieën voor individuele Sahel-landen
die de EU momenteel herziet.
Over de situatie in Niger zijn verontrustende berichten, als laatste relatief veilige
land in de regio zou Niger het centrum van de internationale strijd tegen terreur
zijn geworden. Gaat de Minister tijdens de Raad zijn zorgen over de situatie in Sahel,
in het bijzonder in Niger overbrengen? Welke aanpassingen in de strategie zijn er
nodig om te voorkomen dat de situatie in Niger escaleert?
19. Antwoord van het kabinet:
De verslechterende veiligheidssituatie in de Sahelregio, en de impact hiervan op de
relatieve stabiliteit in Niger – en in meerdere mate nog op Burkina Faso – staat helder
op het netvlies van de Raad. Tijdens het bezoek van Minister Blok aan Niger van 31 oktober
jl. en tijdens het bezoek van de Nigerijnse Minister van Buitenlandse Zaken aan Nederland
op 25 april jl. is waardering getoond voor de wijze waarop Niger zich staande houdt,
ondanks de instabiliteit in de buurlanden. Nederland levert een actieve bijdrage aan
verbeterd grensbeheer en aan de aanpak van de grondoorzaken van instabiliteit.
Om verdere escalatie te voorkomen is steun vanuit de EU voor de Sahel regio in toenemende
mate gericht op het stabiliseren van kwetsbare grensregio’s. De EU verleent niet alleen
steun aan operaties van de regionale G5 troepenmacht langs de onderlinge grenzen maar
ook aan het verbeteren van de toegankelijkheid van publieke diensten in deze gebieden.
Nederland levert zelf een extra financiële bijdrage van € 15 miljoen aan de beschikbaarheid
van water en sanitatie in onder meer de grensregio tussen Mali en Niger.
Gezien de huidige bevolkingsgroei en grote ontwikkelingsuitdagingen in Niger is het
verder vooral zaak om succesvolle bestaande ontwikkelingsprogramma’s verder op te
schalen om zo meer mensen te bereiken en meer resultaat en impact te kunnen realiseren.
Nederland is lid geworden van de Alliance Sahel, een door de Franse president Macron en Duitse Bondskanselier Merkel gelanceerd netwerk
dat programmatische samenwerking en gezamenlijke financiering en coördinatie van multilaterale,
bilaterale en private donoren bevordert.
De geannoteerde agenda benadrukt hoe belangrijk de Sahel is in de ogen van dit kabinet
als transitregio voor irreguliere migratie richting Europa. Daarom steunt Nederland
de brede Europese samenwerking in de Sahel, die langs de hele migratieketen gericht
is op de aanpak van grondoorzaken van irreguliere migratie, de aanpak van mensenhandel
en -smokkel, de bescherming van kwetsbare migranten en het bevorderen van terugkeer
en re-integratie. In de geannoteerde agenda staat ook dat de EU de noodzaak onderstreept
van regionale samenwerking tussen landen in de Sahel en aangrenzende landen als Libië
en Algerije in het nastreven van deze doelstellingen. Hoe zou die samenwerking eruit
moeten zien gegeven de huidige omstandigheden in de beide landen?
20. Antwoord van het kabinet:
Gezien het grensoverschrijdende karakter van de uitdagingen in de Sahel regio heeft
de EU het belang van samenwerking met de landen in de regio Noord-Afrika (Maghreb)
al in een eerder stadium in de strategie voor de Sahel benadrukt. Beide regio’s zijn
nauw met elkaar verbonden door verschillende migratieroutes. Met steun van Nederland
werkte de VN organisatie die strijdt tegen drugs en criminaliteit (UNODC) in het recente
verleden al aan het bevorderen van de onderlinge samenwerking tussen politie en justitie
vertegenwoordigers uit West-Afrika, de Sahel en Maghreb.
De huidige politieke ontwikkelingen in Algerije en Libië lijken geen direct effect
te hebben op de migratiesituatie in de Sahel noch voor meer instabiliteit te zorgen,
maar maken verdere intensivering van de samenwerking tussen beide regio’s op korte
termijn onmogelijk.
De huidige Nederlandse bijdrage richt zich dan ook vooral op het redden en beschermen
van migranten in de grensgebieden van Niger met Algerije en Libië, met steun aan de
Internationale Organisatie voor Migratie (IOM). Daarnaast evacueert UNHCR kwetsbare
vluchtelingen uit Libië naar Niger alvorens ze gehervestigd worden in derde veilige
landen, waaronder Nederland.
Tot slot, vragen de leden van de PvdA fractie wat de concrete inzet van Nederland
zal zijn tijdens de Raad? Welke uitkomsten zouden tot tevredenheid stemmen?
21. Antwoord van het kabinet:
De Nederlandse inzet tijdens de Raad benadrukt (i) dat EU-steun gericht op het versterken
van de capaciteiten van Sahellanden om zelf hun veiligheid te waarborgen nadrukkelijk
in samenhang met de bredere strafrechtketen (rechtstaat) dient te worden vormgegeven,
met expliciete referenties aan het belang van mensenrechten; (ii) het belang van een
brede migratiesamenwerking, conform het in 2015 afgesproken Valetta actieplan, als
integraal onderdeel van de EU inzet in de Sahel regio en (iii) het belang van een
geïntegreerde benadering met ook aandacht voor grondoorzaken van armoede en instabiliteit
in de Sahel. Het investeren in een toekomstperspectief van de jeugdige bevolking,
meisjes voorop, is van belang om toekomstige problemen te verminderen of zelfs te
voorkomen.
In Benelux-verband zal een kort statement tijdens de Raad worden afgegeven over de
gezamenlijke inzet in de Sahel regio, met name op het gebied van veiligheid en rechtsorde.
Venezuela
De leden van de D66-fractie zien de situatie in Venezuela, het grootste buurland van
het Koninkrijk, als uiterst zorgelijk. Afgelopen week riep parlementsvoorzitter Juan
Guaidó, die door Nederland erkend is als interim-president, op tot het overnemen van
de macht van Nicolas Maduro. Ondertussen is de humanitaire situatie in het land onverminderd
zorgelijk, en de buitenlandse bemoeienis met het conflict groeit. De leden van de
D66-fractie hebben enkele vragen over de recente ontwikkelingen in en rond Venezuela.
Zo vragen deze leden zich af hoe de Minister de opmerking van de Amerikaanse Minister
van Buitenlandse Zaken duidt waarin hij stelt dat militair optreden van de Verenigde
Staten in Venezuela mogelijk is? Hoe beoordeelt de Minister in dit licht zijn opmerking
dat Maduro bereid was te vertrekken in de eerste uren na Guaidó»s oproep om de macht
over te nemen? Welke rol is op dit moment nog weggelegd voor de «internationale contactgroep»
waar ook Nederland deel van uitmaakt, nu er geen vrije presidentsverkiezingen zijn
geweest? Verwacht de Minister dat het mandaat van de groep, dat binnenkort verloopt,
verlengd zal worden?
22. Antwoord van het kabinet:
Veel landen uit de regio, waaronder de VS, maken zich ernstige zorgen over de verslechterde
situatie in Venezuela en zetten zich in voor een vreedzame oplossing van het conflict.
De inzet van de VS is vooral gericht op een politieke transitie waarbij het Venezolaanse
volk op democratische wijze haar leider kan kiezen. Om dit te bewerkstelligen heeft
de VS de druk op het Maduro-bewind opgevoerd door middel van persoonsgerichte en sectorale
sancties.
Ondanks dat de VS meermaals te kennen heeft gegeven dat alle opties op tafel liggen
om een politieke transitie te bewerkstelligen, beschikt het kabinet niet over informatie
waaruit blijkt dat de VS op het punt staat militair te interveniëren in Venezuela.
Recent verklaarde het Pentagon dat er geen orders zijn gegeven om een militaire optie
voor te bereiden. Ook heeft het Pentagon steun uitgesproken voor diplomatieke inzet
ten behoeve van een democratische transitie.
Het kabinet is van mening dat er een vreedzame politieke oplossing dient te worden
gevonden. De Hoge Vertegenwoordiger riep hier in haar verklaring namens alle Lidstaten
op 30 april jl. ook toe op. Venezuela en de regio zijn gebaat bij stabiliteit.
Over een eventueel vertrek van Maduro is geen nadere informatie bekend dan hetgeen
in de media is verschenen. De politieke situatie in Venezuela is al geruime tijd instabiel
en deze instabiliteit lijkt enkel te zijn toegenomen. De gebeurtenissen van vorige
week laten zien dat massale steun vanuit het leger aan interim-president Guaidó uitblijft,
maar ook dat de relatie tussen het leger en het Maduro-bewind zichtbaar scheuren begint
te vertonen.
Op 6 en 7 mei kwam de International Contact Group (ICG) bijeen in Costa Rica8. Tijdens de bijeenkomst hebben de leden van de ICG de voortgang van de eerste maanden
besproken en is besloten dat de inzet op een geloofwaardig politiek proces wordt voortgezet.
Het mandaat van de ICG zal periodiek worden geëvalueerd. De ICG heeft het voornemen
uitgesproken een politieke missie naar Venezuela af te vaardigen met als doel de bereidheid
van partijen te toetsen om tot een vreedzame en democratische oplossing (presidentiële
verkiezingen) te komen. De ICG heeft een bijdrage kunnen leveren aan het toelaten
van humanitaire hulp aan Venezuela. Gelet op de zeer schrijnende humanitaire situatie
zal een blijvende inspanning nodig blijven, zeker zolang de VN niet in staat is hier
een volledige rol te spelen. De ICG heeft besloten een humanitair coördinatiemechanisme
op te zetten.
De leden van de GroenLinksfractie zijn benieuwd hoe de bijeenkomst van de International
Contact Group (ICG) is verlopen waarin gesproken wordt over de mogelijkheden om tot
eerlijke en transparante presidentsverkiezingen te komen. Zij vragen zich daarbij
af wat de inbreng van Nederland was. De genoemde leden vragen zich af of de Minister
een inschatting kan maken van de slagingskansen van de oproep van Juan Guaidó en welke
gevolgen eventueel slagen of falen heeft voor de erkenning van Guaidó als interim-president
van Venezuela. Tot slot vragen deze leden wat de status is van het verschaffen van
humanitaire hulp aan de bevolking, zeker in het licht van de recente ontwikkelingen.
23. Antwoord van het kabinet:
Zie vraag 22 voor het verloop van de ICG-bijeenkomst. Nederland heeft zich in ICG-verband
ingespannen om naar mogelijkheden te blijven zoeken om de juiste voorwaarden te scheppen
om de politieke impasse in Venezuela te kunnen doorbreken.
Daarnaast heeft Nederland gepleit voor het behouden van het humanitaire spoor totdat
het volledige VN-systeem voor het leveren van humanitaire hulp kan worden uitgerold.
Nederland steunt, net als grote delen van de EU en de democratische landen in Latijns-Amerika,
Juan Guaidó als interim-president met als doel het organiseren van vrije en eerlijke
presidentsverkiezingen. Op 30 april heeft interim-president Guaidó opgeroepen tot
een mobilisatie van het Venezolaanse volk en leger. De massale opkomst van het volk
laat zien hoe sterk de behoefte is aan een vreedzame politieke oplossing voor de huidige
crisis.
Het Venezolaanse volk moet via eerlijke en vrije verkiezingen over zijn eigen toekomst
kunnen beslissen. Dat vraagt dat de democratie op een vreedzame manier wordt hersteld,
er een politieke oplossing komt en dat de situatie nu niet tot een gewelddadige confrontatie
leidt.
De ernst van de crisis in Venezuela is groot en een verbetering van de situatie lijkt
nog niet in zicht. Daarmee is ook de rol van de humanitaire werkgroep van de ICG nog
niet uitgespeeld. Op 17 april is een voorzichtige opening gekomen voor humanitaire
hulp. Van beide kanten, de oppositie en het Maduro-bewind, is er beweging om hulp
op een meer onafhankelijke en gecoördineerde wijze te leveren. Tegelijkertijd blijft
de situatie uiterst kwetsbaar en is de geboden hulp tot dusver onvoldoende om de noden
van de bevolking te verlichten. Juist omdat de noden al hoog zijn en naar verwachting
verder zullen toenemen, is het belangrijk deze fragiele structuur van humanitaire
assistentie overeind te houden en langzaam uit te breiden. De ICG werkt hierin nauw
samen met VN-organisaties.
In Venezuela blijft de politieke en humanitaire situatie uitermate precair. De leden
van de SP-fractie keuren de recente couppoging van Juan Guaidó en de daaropvolgende
dreigementen met militair optreden door de VS af en vragen de Minister datzelfde te
doen. Volgens deze leden is er geen militaire of antidemocratische oplossing voor
het conflict in dit land mogelijk. Zij vernemen graag of de Minister deze opvatting
deelt.
24. Antwoord van het kabinet:
Het Maduro-bewind heeft er alles aan gedaan om te voorkomen dat het Venezolaanse volk
in vrijheid zijn stem kan laten horen. Nederland en de meerderheid van de EU-lidstaten
hebben om die reden Juan Guaidó erkend als interim-president van Venezuela met als
doel het houden van vrije en eerlijke verkiezingen. Het kabinet deelt de opvatting
dat er sprake was van een couppoging dan ook niet.
De VS heeft gezegd dat alle opties op tafel liggen, maar heeft afgelopen week opnieuw
benadrukt voorstander te zijn van een democratisch proces als oplossing voor de politieke
crisis. Zoals ook vermeld in het antwoord op vraag 22 is het kabinet geen voorstander
van militair ingrijpen. Venezuela en de regio zijn gebaat bij stabiliteit.
Alle nadruk moet volgens de leden van de SP-fractie worden gelegd op een diplomatieke
uitweg uit de crisis. Op dit moment komt de International Contact Group bijeen om
de crisis in Venezuela te bespreken. In de brief van de Minister staat dat de inzet
hiervan is om tot nieuwe presidentsverkiezingen te komen. Dat kan een oplossing zijn,
maar zal waarschijnlijk door de regering van president Maduro van de hand worden gewezen.
Een alternatieve politieke uitweg wordt geboden door het voorstel tot onderhandelingen,
zonder voorwaarden vooraf, van de kant van Mexico en Uruguay. Ziet de Minister mogelijkheden
om de verschillende partijen in Venezuela hiertoe te bewegen? Zo nee, waarom niet?
25. Antwoord van het kabinet:
Alle mogelijkheden om tot een onderhandelde oplossing te komen voor de crisis in Venezuela
moeten worden overwogen. Het verleden heeft echter uitgewezen dat het Maduro-bewind
verschillende initiatieven tot dialoog gebruikt heeft om de oppositie uit elkaar te
spelen, zonder dat er serieuze bereidheid was om een uitweg te vinden uit de politieke
impasse. Het is van groot belang dat het Maduro-bewind laat zien dat het bereid is
een constructieve en geloofwaardige positie in te nemen. Daarom zet de ICG allereerst
in op het creëren van condities en bereidheid die de weg vrij maken voor een onderhandelde
oplossing. Alleen dialoog is niet voldoende. De internationale gemeenschap moet ook
de druk opvoeren op het Maduro-bewind om te zorgen voor een daadwerkelijke verandering.
Zonder meer ernstig zijn, aldus de leden van de SP-fractie, de bevindingen in een
recent rapport van het Center for Economic and Policy Research dat zo’n 40.000 mensen
(het betreft een schatting) sinds 2017 zijn gestorven in Venezuela als gevolg van
brede economische sancties van de VS tegen dat land. Deze sancties worden een vorm
van collectieve bestraffing en illegaal genoemd. De leden van de SP-fractie vragen
de Minister te reageren op de bevindingen van dit rapport, getiteld «Economic Sanctions
as Collective Punishment: The Case of Venezuela» (april 2019). Is de Minister het
met deze leden eens dat de EU de VS niet moet volgen op dit pad van harde economische
sancties? Is de Minister bereid zorgen over de gevolgen van de sancties voor de bevolking
van Venezuela onder de aandacht te brengen bij zijn Amerikaanse collega? Zo nee, waarom
niet?
26. Antwoord van het kabinet:
Venezuela verkeert in een diepe economische crisis met zeer ernstige humanitaire gevolgen.
Deze neerwaartse spiraal, die ruim voor de sancties van de VS haar oorsprong kent,
is te wijten aan jaren van economisch wanbeleid en gebrek aan hervormingen.
Dat laat onverlet dat het kabinet geen voorstander is van economische sancties. Uitgangspunt
voor het kabinet blijft dat de Venezolaanse bevolking niet mag lijden onder sancties.
De EU heeft daarom gekozen voor een gericht sanctieregime bestaande uit een wapenembargo
en persoonsgerichte sancties tegen hooggeplaatste Venezolanen die zich schuldig maken
aan ondermijning van de democratie en mensenrechtenschendingen.
De VS en Lima-groep landen maken een eigen afweging via welke middelen ze de druk
op het bewind willen en kunnen opvoeren. Het doel blijft hetzelfde, een vreedzame
oplossing van de diepe crisis waarin Venezuela verkeert zonder dat de bevolking nog
harder getroffen wordt dan nu al het geval is door maatregelen van het huidige bewind.
Kabinetsappreciatie Gezamenlijke Mededeling «Europese Unie, Latijns Amerika en het
Caribisch gebied: de handen in elkaar slaan voor een gemeenschappelijke toekomst»
De leden van de PvdA-fractie hebben een paar vragen over de gezamenlijke mededeling
van de Europese Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger getiteld «Europese Unie, Latijns-Amerika
en het Caribisch Gebied: de handen in elkaar slaan voor een gemeenschappelijke toekomst».
Graag ontvangen de leden van de PvdA-fractie een reactie op deze mededeling met een
toelichting op de voorstellen. Het streven is de voorstellen in nauwe samenwerking
met de lidstaten van de EU uit te voeren. Welke rol speelt de strategie bij het Nederlandse
beleid in deze regio en welke rol heeft Nederland voor ogen bij de uitvoering?
27. Antwoord van het kabinet:
De mededeling «Europese Unie, Latijns-Amerika en het Caribisch Gebied: de handen in
elkaar slaan voor een gemeenschappelijke toekomst» geeft een visie weer voor een versterkt
en gemoderniseerd biregionaal partnerschap op basis van 4 prioriteiten: welvaart,
democratie, weerbaarheid en effectief beleid in multilaterale fora. Per prioriteit
zet de mededeling uiteen hoe het engagement van de EU eruit zou kunnen zien, afhankelijk
van de context in een specifiek land.
Op het gebied van welvaart gaat het bijvoorbeeld om partnerschappen die inter- en intraregionale handel en investeringen
faciliteren, de groene economie bevorderen en in kennis, innovatie en menselijk kapitaal
investeren. De prioriteit democratie voorziet in partnerschappen gericht op onder meer mensenrechten en democratische
beginselen, steun aan het maatschappelijk middenveld en de aanpak van gender based violence. Ten aanzien van weerbaarheid moet gedacht worden aan partnerschappen op het gebied van duurzaam beheer van natuurlijke
hulpbronnen en ecosystemen, coördinatie en samenwerking inzake rampenbeheersing en
civiele bescherming, maar ook intensivering van de dialoog en samenwerking inzake
migratie en mobiliteit. Tot slot is de prioriteit effectief beleid in multilaterale fora gericht op onder meer de bevordering van verdere deelname van landen uit Latijns-Amerika
en het Caribisch Gebied (LAC) aan missies en operaties in het kader van het Gemeenschappelijk
Veiligheids- en Defensiebeleid van de EU, samenwerking in het kader van de hervormingen
van het VN-systeem, de uitvoering van het Parijs Akkoord en Agenda 2030, en een gemeenschappelijke
agenda voor versterking van het multilaterale handelsstelsel.
De gezamenlijke mededeling vormt aan de hand van deze prioriteiten een leidraad voor
EU betrokkenheid in de regio. Zoals aangegeven in de appreciatie in de Geannoteerde
Agenda verwelkomt het Kabinet de gezamenlijke mededeling, die een nuttig kader vormt
voor de relaties tussen de EU en de LAC. Het Nederlandse bilaterale beleid sluit goed
aan bij dit kader, waarbij opgemerkt moet worden dat de regio zeer divers is waardoor
de concrete samenwerking inzake de implementatie per land op basis van maatwerk vormgegeven
zal worden.
Appreciatie EU-China Top slotverklaring
De Minister schrijft over de slotverklaring van de EU-China Top dat de tekst een «commitment»
van beide zijden ten aanzien van WTO-hervormingen bevat. De leden van de VVD-fractie
vragen de Minister om toe te lichten hoe serieus hij daarbij het Chinese commitment
inschat? Verwacht de Minister dat China een einde wil en gaat maken aan het ten onrechte
hanteren van de status van «ontwikkelingsland», en voornemens is zich te gaan houden
aan afspraken over bijvoorbeeld overheidsaanbesteding? Zijn deze zaken concreet besproken?
Zo nee, blijft de EU hier wel expliciet op aandringen?
28. Antwoord van het kabinet:
Het kabinet verwelkomt de slotverklaring van de EU-Chinatop. Het kabinet gaat ervan
uit dat China net als de EU alleen toezeggingen doet als het ook bereid is daarnaar
te handelen. De geïdentificeerde prioriteiten zijn breed. De EU is sinds de vorige
EU-Chinatop met China in gesprek over modernisering van de WTO en zal in dat kader
nadere invulling van de samenwerking bespreken. Vooralsnog verwacht het kabinet niet
dat China op korte termijn afstand zal doen van de status van ontwikkelingsland. Het
kabinet steunt de besprekingen in Genève over een meer toegesneden toepassing van
Speciale en Gedifferentieerde Behandeling door de WTO-leden. De onderhandelingen met
China om toe te treden tot de overeenkomst inzake overheidsaanbestedingen (Government Procurement Agreement, GPA) van de WTO worden voortgezet.
De leden van de GroenLinksfractie hebben met belangstelling de appreciatie van de
EU-China slotverklaring gelezen. Zij merken met grote zorg op dat er met name op het
gebied van de bescherming van onze interne markt en de mensenrechtensituatie in China
grote onduidelijkheden en hiaten zijn. Daarbij hebben zij de volgende vragen.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen zich af of de Minister uitgebreider
kan toelichten wat er op het gebied van bescherming van de interne markt tegen oneerlijke
Chinese concurrentie en veiligheid ten aanzien van toekomstige 5G netwerken is besproken?
Is het mogelijk geheel uitsluiten van onveilige 5G netwerken aan de orde geweest?
Zo ja, welke lidstaten waren hier voor en tegen? Kan de Minister ook toelichten welke
concrete stappen in de nabije toekomst worden genomen om non-discriminatoire markttoegang
te garanderen? Indien deze niet worden gezet en de veiligheid van een toekomstig 5G
netwerk te onzeker is, lijkt de Minister het dan alsnog verstandig een bilateraal
investeringsakkoord te tekenen?
29. Antwoord van het kabinet:
Eerlijke concurrentie was een belangrijk onderwerp op de EU-Chinatop. Zo heeft vicepresident
Katainen van de Europese Commissie helder gesteld dat de EU waar nodig zal optreden
om de integriteit van de interne markt te waarborgen, de markteconomie te beschermen
en te streven naar gelijkwaardige wederzijdse markttoegang in de handelsrelatie met
China. Dit is in lijn met de ambitie zoals verwoord in de Gezamenlijke Mededeling
van de Europese Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger van de Unie voor Buitenlandse
Zaken en Veiligheidsbeleid van 12 maart jl. met een strategische visie op de EU-Chinarelatie.
Deze inzet werd ook gesteund door de Europese regeringsleiders tijdens de Europese
Raad van 21-22 maart.
Omdat veel lidstaten nog werken aan een eigenstandige analyse van de risico’s bij
de aanleg van 5G-netwerken is tijdens de EU-Chinatop niet over de veiligheid van toekomstige
5G-netwerken gesproken. Zo wordt in Nederland momenteel in samenwerking met de drie
grote telecomaanbieders (KPN, T-Mobile en VodafoneZiggo) een risicoanalyse uitgevoerd
naar de kwetsbaarheid van 5G-telecommunicatienetwerken voor misbruik door leveranciers
van technologie voor deze netwerken, en welke maatregelen nodig zijn om risico’s te
beheersen. Het doel is om tot evenwichtige besluitvorming te komen waarbij zowel veiligheidsbelangen
als economische belangen worden geborgd. Nederland spant zich daarbij ook in voor
informatie-uitwisseling en gedeelde risicoafweging in EU-verband en met bondgenoten
buiten de EU, en heeft de Commissieaanbeveling ter zake verwelkomd. Deze aanbeveling
doet geen afbreuk aan bijvoorbeeld de bevoegdheden van de lidstaten met betrekking
tot nationale veiligheid. Uitsluitingen op grond van nationale veiligheid zouden dat
vermoedelijk wel doen en zijn dan ook niet aan de orde als EU-brede maatregel. Om
die reden is ook uitsluiting geen onderwerp van gesprek geweest bij de EU-Chinatop.
Uw kamer ontvangt binnenkort een BNC-fiche met de kabinetsappreciatie van de Commissieaanbeveling
inzake de veiligheid van 5G-netwerken.
De slotverklaring van de EU-Chinatop bevat enkele concrete afspraken die tot non-discriminatoire
markttoegang moeten leiden. Zo zullen de EU en China de voornaamste handelsbarrières
waar zij tegenaanlopen identificeren, en zal hierover bij de volgende EU-Chinatop
de balans worden opgemaakt. Daarmee blijft het onderwerp op het hoogste niveau op
de agenda.
Het afsluiten van een bilateraal investeringsakkoord draagt bij aan het creëren van
een gelijk economisch speelveld. Het kabinet juicht het derhalve toe dat beide partijen
zich in de slotverklaring committeren aan het streven naar afronding van de onderhandelingen
in 2020. De veiligheid van toekomstige 5G-netwerken moet uiteraard worden gewaarborgd,
maar de discussie daaromtrent doet wat het kabinet betreft niet af aan het belang
van een bilateraal investeringsakkoord.
De leden van de GroenLinksfractie hebben kritische kanttekeningen bij het bespreken
van de mensenrechtensituatie in China. Zij krijgen niet de indruk dat dit een stevige
dialoog op hoog niveau is geweest, terwijl dit volgens deze leden wel zeer wenselijk
was geweest. Kan de Minister toelichten of hij tevreden is met dit specifieke resultaat?
30. Antwoord van het kabinet:
De mensenrechten zijn ter sprake gekomen tijdens de lunchbijeenkomst van de Raad Buitenlandse
Zaken op 18 maart jl.. De Chinese Minister van Buitenlandse Zaken, Wang Yi, was bij
deze lunch aanwezig. Op 1 en 2 april vond de EU-China mensenrechtendialoog plaats,
waarbij de Europese zorgen over de gehele linie zijn overgebracht. Voorzitter van
de Europese Raad, Donald Tusk, heeft de mensenrechten ook tijdens de EU-China top
van 9 april aan de orde gesteld. Premier Rutte heeft hier op 22 maart tijdens de Europese
Raad nadrukkelijk voor gepleit.
Dat de mensenrechten in een korte tijd vaak en uitvoerig door de EU zijn opgebracht
is deels te danken aan de stevige Nederlandse inzet op dit dossier. Zeker ook omdat
EU-eenheid op dit onderwerp niet altijd vanzelfsprekend is, kijkt het kabinet met
tevredenheid terug op dit resultaat. Dat neemt niet weg dat de zorgen over de mensenrechtensituatie
in China blijven bestaan en dat Nederland moet blijven investeren in een stevige EU-inzet
op dit onderwerp.
Kan de Minister tot slot meer uitleg geven bij het volgende statement uit de appreciatie
EU-China top slotverklaring: «Voor Nederland is verder van belang dat expliciet verwezen
wordt naar de EU-China mensenrechtendialoog die plaatsvond op 1 en 2 april in Brussel.»?
Is de Minister het met de GroenLinksfractie eens dat de mensenrechtensituatie in China
vooral op het hoogst mogelijk politieke niveau gevoerd moet worden, en wil hij zich
inspannen bij collega’s om hier eensgezind in te opereren? Kan de Minister daarbij
toelichten wat de reactie van China is geweest op het aan de orde stellen van de mensenrechtensituatie
en dan met name die van de Oeigoeren?
31. Antwoord van het kabinet:
Eensgezindheid binnen de EU ten aanzien van China is van groot belang, niet alleen
vanwege zorgen over de mensenrechtensituatie in China zelf, maar ook omdat China zich
internationaal steeds assertiever opstelt op het gebied van mensenrechten. Het kabinet
is van mening dat de bilaterale mensenrechtendialoog tussen de EU en China een nuttig
instrument is om de vele zorgen over de gehele linie aan te kaarten. Zo nodig worden
de mensenrechten ook op het hoogste niveau onder de aandacht gebracht, bijvoorbeeld
als het gaat om de mensenrechtensituatie in Xinjiang. Dit is op de EU-China top van
9 april jl. ook gebeurd, nadat onder andere Nederland hier nadrukkelijk voor had gepleit.
Van Chinese zijde is aangegeven dat de EU welkom is om Xinjiang te bezoeken. Van belang
is echter dat tijdens een dergelijk bezoek sprake moet zijn van vrije toegang. Deze
boodschap is ook door de EU aan China overgebracht.
Nu het kabinet van de gelegenheid gebruik maakt een appreciatie te geven van de slotverklaring
van de EU-China top willen de leden van de PvdA-fractie het kabinet danken voor de
inzet bij het nadrukkelijk aandacht vragen voor de mensenrechtensituatie in China,
in het bijzonder voor de situatie van de Oeigoeren en het toelaten van internationale
waarnemers tot de regio Xinjiang (conform de motie-Asscher c.s., Kamerstuk 23 987, nr. 337), en de bescherming van godsdienstvrijheid (conform de motie-Van der Graaf c.s.,
Kamerstuk 21 501-20, nr. 1422). Helaas levert dit in slotverklaring niet veel meer in passage over mensenrechten
op dan slechts het committeren aan het respecteren van de universele mensenrechten.
Dit is niets anders dan het al was en klinkt als een holle frase, deze passage is
daarmee slechts een bevestiging van de praktische invulling die China tot op heden
geeft aan het naleven van de universele mensenrechten. Er is dus geen overeenstemming
over het concreet toelaten van internationale waarnemers en geen concrete invulling
aan de bescherming van godsdienstvrijheid bereikt. Is er druk uitgeoefend om dit wel
te doen en zo ja, wat is hier op de reactie geweest?
32. Antwoord van het kabinet:
De EU heeft ingezet op een expliciete verwijzing in de slotverklaring naar toegang
van VN-waarnemers tot de regio Xinjiang en vrijheid van religie en levensovertuiging.
Deze verwijzingen zijn uiteindelijk niet opgenomen in de slotverklaring, net als dat
er door China voorstellen zijn gedaan die niet in de slotverklaring terecht zijn gekomen.
Dat China zich middels deze verklaring committeert aan universele mensenrechten is
geen holle frase. Mensenrechtenverdragen zijn bindend en de EU kan China daarmee zowel
bilateraal als in bijvoorbeeld de VN-Mensenrechtenraad ter verantwoording roepen.
Heeft de EU aangedrongen op een meer praktische invulling van het committeren aan
het respecteren van de universele verklaring van de rechten van de mens? En zo ja,
waarom is het kabinet dan tevreden met de bevestiging van het commitment van beide
zijden aan multilateralisme en respect voor het internationaal recht, met een centrale
rol voor de VN? Hiermee is er dus geen enkele visie vastgelegd en kan China de eigen
visie blijven hanteren. Waarbij China als permanent lid van VN Veiligheidsraad de
daar voorliggende resoluties, ook op het gebied van mensenrechten, kan blokkeren met
een veto. De leden van de PvdA-fractie begrijpen de tevredenheid van het kabinet op
dit punt niet zo goed. Is die gelegen in het feit dat tijdens de EU-China top de Chinese
visie op mensenrechten niet officieel is vastgelegd? En zo nee, waar bestaat die tevredenheid
dan wel uit? En hoe ziet die visie van China eruit? Is dat nog altijd het uitgangspunt
dat tradities en gebruiken soms sterker moeten wegen dan mensenrechten? Voor zover
de leden van de PvdA-fractie kunnen overzien is er op het punt van mensenrechten,
het speerpunt van het buitenlandbeleid voor dit kabinet, naast het tijdens de mensenrechtenraad
benoemen van de situatie van de Oeigoeren en de godsdienstvrijheid tijdens de EU China
top niet veel bereikt.
33. Antwoord van het kabinet:
De visies van de EU en China op mensenrechten liggen ver uiteen. Belangrijker echter,
zijn bindende internationale afspraken op basis van universele mensenrechten. China
heeft zich gecommitteerd aan het respecteren van universele mensenrechten. En de EU
heeft herhaaldelijk de zorgen over de mensenrechtensituatie in China overgebracht.
Er is echter een voortdurende inspanning nodig om China ertoe te bewegen de internationale
verplichtingen op het gebied van mensenrechten ook daadwerkelijk in de praktijk te
brengen. Vooral de situatie in China zelf vraagt om duidelijke stellingname van niet
alleen de EU, maar ook van andere internationale partners.
Afghanistan
De Minister schrijft in het verslag van de RBZ van 8 april jl. dat Nederland in de
laatste Raad Buitenlandse Zaken heeft verklaard dat de samenwerking met Afghanistan
ook in de toekomst gebaseerd dient te zijn op wederzijdse afspraken, bijvoorbeeld
op het gebied van migratie. Begin oktober 2016 zijn met de Afghaanse regering afspraken
gemaakt over migratie. De leden van de VVD-fractie vragen de Minister om toe te lichten
wat deze afspraken tot nu toe hebben opgeleverd en of de Nederlandse regering tevreden
is met de resultaten tot nu toe? Kan de Minister tevens toelichten of hij, indien
relevant, nog mogelijkheden ziet om de bestaande afspraken aan te scherpen?
34. Antwoord van het kabinet:
De EU en Afghanistan hebben onder de naam Joint Way Forward (JWF) in 2016 afspraken gemaakt over de bestrijding van irreguliere migratie en in
het bijzonder terugkeersamenwerking. In dit geval dienen deze afspraken ter aanvulling
op de bestaande afspraken die Nederland al eerder met Afghanistan had over terugkeersamenwerking.
Op grond van deze Joint Way Forward is het overleg over terugkeer tussen de EU, de EU lidstaten en Afghanistan geïntensiveerd.
Hoewel dit heeft geleid tot hogere aantallen EU-breed, wordt terugkeer nog steeds
in onvoldoende mate gerealiseerd, ook vanuit Nederland. Nederland blijft Afghanistan,
ook op politiek niveau, aanspreken op zijn verplichtingen om eigen onderdanen terug
te nemen. Het kabinet ziet momenteel geen noodzaak om bestaande afspraken aan te scherpen,
het gaat veeleer om het insisteren op implementatie hiervan.
Soedan (ontwikkelingssamenwerking)
In het verslag van de RBZ van 8 april jl. schrijft de Minister over het programma
Better Migration Management (BMM-programma) in Soedan dat «er nog winst te behalen [valt] op het gebied van efficiëntie
en effectiviteit». Deze conclusie maakt op de leden van de VVD-fractie een nogal eufemistische
indruk. Kan de Minister toelichten in hoeverre de trainingen in het kader van de laatste
pijler hebben bijgedragen aan de behartiging van Europese migratiebelangen en welke
lessen getrokken kunnen worden voor soortgelijke capaciteitsopbouwtrainingen in andere
landen?
35. Antwoord van het kabinet:
Een effectieve internationale strijd tegen mensensmokkel en mensenhandel en verbetering
van het grensbeheer in de Hoorn van Afrika is in het belang van zowel de landen in
de Hoorn van Afrika als in het belang van Europa. In dit kader wordt steun gegeven
vanuit de EU aan capaciteitsversterking (via trainingen) van lokale autoriteiten in
de regio, ook in Soedan. Trainingen zijn erop gericht om mensensmokkelaars en -handelaars te vervolgen en slachtoffers van deze praktijken, waaronder kinderen,
te identificeren en te beschermen. Dit draagt bij aan de Europese en Nederlandse doelstellingen
omtrent het terugdringen van irreguliere migratie, in de regio en richting Europa,
en de internationale aanpak van mensensmokkel en -handel. Tegelijkertijd geldt voor
het Better Migration Management (BMM) programma, en het EU Trust Fund in het algemeen, dat de programma’s baat zouden
hebben bij meer gerichte en concrete doelstellingen, zoals ook de Europese Rekenkamer
geconcludeerd heeft in 2018. Het kabinet heeft er bij de Europese Commissie op aangedrongen
dat de aanbevelingen van de Europese Rekenkamer zo goed als mogelijk worden toegepast9.
Daarnaast schrijft de Minister dat noch Nederland, noch de EU, directe financiering
aan de Soedanese overheid leveren. Wel wordt, zo schrijft de Minister, door de EU
aan capaciteitsopbouw in Soedan gedaan. De leden van de VVD-fractie vragen de Minister
of hij kan verhelderen of er, naast capaciteitsopbouw, door de EU geen andere ontwikkelingsprojecten
worden ontplooid in Soedan, bijvoorbeeld op andere thema’s? Kan hij, als dit wel het
geval is, uiteenzetten op welke thema’s en met welke bedragen ontwikkelingsprojecten
worden gefinancierd?
36. Antwoord van het kabinet:
Soedan heeft de Cotonou-overeenkomst tussen de EU en landen in Afrika, het Caribisch
gebied en de Stille Oceaan (ACP) niet geratificeerd, waardoor het geen beroep kan
doen op fondsen uit het Europees Ontwikkelingsfonds.
Om steun te kunnen bieden aan de kwetsbare bevolking van Soedan en om (grondoorzaken
van) irreguliere migratie aan te pakken wordt er vanuit het EU Trust Fund (EUTF) voor
€ 173.5 miljoen aan projecten gefinancierd in Soedan. Hiermee biedt de EU hulp aan
kwetsbare groepen op het gebied van o.a. onderwijs, gezondheid, voedselzekerheid en
ontwikkeling in rurale gebieden. Deze projecten richten zich op gebieden die het zwaarst
getroffen zijn door conflicten en waar een groot aantal vluchtelingen en ontheemden
wordt opgevangen. Een voorbeeld is het Regional Development and Protection Programme (RDPP), een programma gericht op verbeterde opvang in de regio voor vluchtelingen
en gastgemeenschappen, waar vanuit het EUTF € 15 miljoen voor gecommitteerd is. In
alle gevallen gaat het om activiteiten waarbij geen geld naar de Soedanese overheid
gaat. Voor meer informatie over de lopende projecten in Soedan binnen het EUTF en
regionale projecten uit andere Europese fondsen verwijst het kabinet ook graag naar
de website van de Commissie10.
Soedan (politieke situatie)
De leden van de D66-fractie zijn ernstig bezorgd over de recentelijke ontwikkelingen
in Soedan. Enerzijds is er hoop nu na aanhoudende demonstraties president Omar Al-Bashir
eindelijk is afgezet. Anderzijds is er vrees, omdat de macht overgenomen is door de
militaire raad bestaande uit Bashir’s vertrouwelingen, de legertop. Deze militairen
zijn de uitvoerders geweest van de verschrikkelijke oorlogsdaden in Darfur waar voormalig
president Bashir voor gezocht wordt. De protesten zijn na het afzetten van Bashir
niet tot een einde gekomen, omdat de demonstranten eerlijke en vrije verkiezingen
eisen in plaats van een schijntransitie die meer weg lijkt te hebben van een militaire
façade. De Soedanese bevolking vraagt om een civiele overheid, niet een legerclub
bestaande uit Bashir’s lieden. Een recente ontmoeting tussen de civiele raad en de
militaire raad biedt enige hoop, maar de situatie kan nog alle kanten op gaan. De
aan het woord zijnde leden zijn van mening dat de Europese Unie zich moet inspannen
om dit proces zo veel mogelijk de goede kant op te laten gaan. Voorts merken deze
leden op dat er al sinds 2009 een arrestatiebevel uitstaat voor Bashir van het Internationaal
Strafhof (ISH) in Den Haag, omdat hij verdacht wordt van misdaden tegen de menselijkheid
en genocide. De leden van de D66-fractie vinden het van het grootste belang dat Bashir
zo snel mogelijk terechtstaat bij het Strafhof om gerechtigheid te vinden voor zijn
slachtoffers en om straffeloosheid te voorkomen.
De leden van de D66-fractie vinden dat de Europese Unie een leidende rol moet spelen
in beide zaken: het ondersteunen van een democratische transitie in Soedan enerzijds
en ervoor zorgen dat Bashir zo snel mogelijk berecht kan worden in Den Haag anderzijds.
De EU zou hiervoor druk kunnen leggen op de militaire raad en tegelijkertijd broodnodige
hulp in het vooruitzicht kunnen stellen. Deze leden zijn van mening dat de Europese
Unie een serieus hulppakket moet aanbieden aan de bevolking en de overheid van Soedan,
en aangeven aan de huidige machtshebbers dat dit wordt verstrekt als aan de volgende
voorwaarden wordt voldaan: 1) het op korte termijn uitleveren van Omar Al-Bashir aan
het ISH; 2) Het op korte termijn organiseren van vrije en open verkiezingen waarbij
een civiele gekozen regering het bestuur over kan nemen van de militairen. Het Europees
hulppakket zou ondersteuning kunnen bieden aan deze democratische transitie, door
bijvoorbeeld advies, logistieke ondersteuning en monitoring aan te bieden. Door deze
combinatie van een vooruitzicht op hulp gekoppeld aan strenge eisen te bieden, zou
de EU geloofwaardige druk opbouwen.
Is de Minister bereid om voor een dergelijk EU-hulppakket met voorwaarden te pleiten
tijdens de aanstaande RBZ? Zo ja, welke mogelijkheden en kansen ziet hij daartoe?
Zo nee, waarom niet?
37. Antwoord van het kabinet:
Zoals beschreven in de brief aan Uw Kamer van 26 april jl. (referentie BZDOC-734935481–53)
is het onwaarschijnlijk dat Bashir zal worden uitgeleverd aan het Internationaal Strafhof
(ICC) in Den Haag zolang de militairen de macht hebben in Soedan.
De ondersteuning van de EU en van Nederland van een democratische transitie in Soedan
dient meerdere doelstellingen. Allereerst is het een goede zaak voor het land zelf,
en ten tweede brengt het de uitlevering van Bashir en andere verdachten aan het ICC
een stap dichterbij.
De door u naar voren gebrachte ideeën voor een EU-hulppakket voor Sudan ondersteunt
het kabinet ten dele. Het is belangrijk vrije en eerlijke verkiezingen te organiseren.
De vraag in Soedan is nu hoe spoedig deze moeten worden gehouden. De oppositie heeft
aangegeven hiervoor de tijd te willen nemen. Na dertig jaar bewind van Bashir en het
stelselmatig onderdrukken van de oppositie zullen de huidige politieke partijen en
politiek geëngageerde organisaties de tijd nodig hebben om zich voor te bereiden op
deelname aan verkiezingen. Alleen dan zijn geloofwaardige verkiezingen mogelijk.
De strijd tegen straffeloosheid is een beleidsprioriteit van Nederland. Daarom zal
Nederland aandacht blijven vragen voor de opvolging van de arrestatiebevelen van het
ICC. Ook in recente verklaringen van de EU Hoge Vertegenwoordiger Mogherini zijn,
mede op aandringen van Nederland, de ICC arrestatiebevelen genoemd. Zoals eerder aangegeven,
wordt een uitlevering van Bashir vooral dichterbij gebracht door nu eerst een democratische
transitie te ondersteunen. Hier zal dan ook prioriteit aan dienen te worden gegeven,
zonder daar op dit moment voorwaarden aan te verbinden.
Nederland zal in EU-verband dan ook pleiten voor een blijvende proactieve opstelling
van de EU in dit proces. Tevens zal het kabinet bezien op welke manier Nederland zelf
ook een proactieve rol kan spelen.
De leden van de D66-fractie hebben ook nog enkele andere vragen aan de Minister. De
huidige regering heeft al bericht Bashir zelf te willen vervolgen en niet voornemens
te zijn hem uit te leveren aan het Strafhof. Kan de Minister deze berichtgeving bevestigen?
Klopt het dat de huidige regering Bashir alleen wil vervolgen voor corruptie, en niet
voor de vijf aanklachten van misdaden tegen de menselijkheid en drie aanklachten van
genocide waarvoor het Internationaal Strafhof hem wil vervolgen? Kan de Minister aangeven
of het arrestatiebevel van het Strafhof onverminderd van kracht blijft, mocht hij
inderdaad enkel voor corruptie of een ander misdrijf anders dan genocide vervolgd
worden?
38. Antwoord van het kabinet:
Volgens een verklaring van de militaire overgangsraad is Bashir gearresteerd. Hij
zal niet worden uitgeleverd aan het Internationaal Strafhof, maar worden berecht in
Soedan. De details inzake deze vermeende arrestatie en de gronden waarop Bashir berecht
zal worden zijn vooralsnog onbekend.
Het Statuut van Rome is gestoeld op het complementariteitsbeginsel. Aangezien de Veiligheidsraad
de situatie in Darfur in 2005 heeft doorverwezen naar het ICC en deze arrestatiebevelen
heeft uitgevaardigd, is het aan het ICC om te bepalen waar de verdachten het beste
vervolgd kunnen worden. Als Soedan de verdachten zelf wil vervolgen zal deze rechtsgang
wel aan bepaalde voorwaarden moeten voldoen. Soedan zal dan moeten aantonen dat het
dezelfde zaak eigenstandig onderzoekt. Vervolging voor andere misdrijven dan de exacte
misdrijven waarvan iemand wordt verdacht hebben geen impact op de openstaande arrestatiebevelen.
En kan de Minister aangeven welke overige (diplomatieke) middelen hij ziet om druk
uit te oefenen op de Soedanese regering om Al-Bashir naar Den Haag te krijgen?
Wil de Minister er in EU-verband voor pleiten om gezamenlijk met de Afrikaanse Unie
op te treden om zo de druk op de legertop te vergroten om civiele verkiezingen te
organiseren? Zo nee, waarom niet?
39. Antwoord van het kabinet:
Zie antwoord op vraag 37.
De leden van de PvdA-fractie vinden het jammer dat er geen aandacht is voor Soedan
zeker nu de stabiliteit in dat land nog geen gegeven is en de ontwikkelingen zich
in rap tempo opvolgen. Tijdens de RBZ zouden de EU lidstaten zich duidelijk kunnen
uitspreken en stelling nemen tegen de huidige ontwikkelingen en de protesten van de
oppositie, alsmede kenbaar kunnen maken dat zij de roep van de bevolking om een burgerregering
blijven ondersteunen. Is de Minister van plan dit tijdens de RBZ in te brengen en
zo nee, waarom niet?
40. Antwoord van het kabinet:
Soedan staat niet geagendeerd voor de Raad Buitenlandse Zaken van 13 mei aanstaande.
De EU heeft overigens al meerdere malen publiekelijk aangegeven de transitie in Soedan
te ondersteunen en opgeroepen tot een spoedige overdracht van de macht aan een burgerregering.
Nederland zal de komende tijd aandringen op een actieve rol van de EU in de transitie
in Soedan.
Magnitsky-wetgeving
De leden van de D66-fractie zijn verheugd dat zowel de Raad als het Europees Parlement
met grote meerderheid hebben ingestemd met het Nederlandse voorstel om een Magnitsky-sanctieregime
op te richten. Deze leden vinden het van groot belang dat deze wetgeving zo snel als
mogelijk geïntroduceerd wordt in Europa. De aan het woord zijnde leden hebben nog
enkele vragen aan de Minister over de vorderingen op dit gebied. Kan de Minister toelichten
waar de onderhandelingen binnen de Raad op dit moment staan? Wil de regering zich
inzetten om de naam «Magnitsky» toch op de titel van deze wet te houden, iets waar het Europees Parlement ook vóór
heeft gestemd? Zo ja, op wat voor manier? Zo nee, waarom niet? Deze leden vragen zich
af of de regering kan bevestigen of het klopt dat Hongarije bezwaar heeft gevoerd
tegen de naamgeving «Magnitsky» in de titel van deze wet? En zo ja, op welke manier heeft Hongarije dit geuit? Zijn
er andere EU-partners die bezwaar hadden tegen de naamgeving «Magnitsky»? Verder vragen de leden van de D66-fractie of de Minister kan aangeven wat voor
een tijdpad hij voorziet voor de invoering van deze wet? En wil de Minister zich ervoor
inzetten dat de wet er spoedig komt? Wil de Minister zich inzetten om de misdaad van
corruptie toegevoegd te krijgen aan de wetgeving, zodat corruptieplegers ook binnen
het sanctieregime kunnen vallen? Zo ja, op wat voor manier? Zo nee, waarom niet?
41. Antwoord van het kabinet:
In de afgelopen maanden zijn in de EU mensenrechtenwerkgroep van de Raad diepgaande
discussies gevoerd over de toegevoegde waarde van een EU mensenrechtensanctieregime.
Nederland heeft deze discussie aangezwengeld. Op bilateraal niveau heb ik ook met
veel van mijn Europese collega’s hierover gesproken. Uit deze discussies komt een
beeld naar voren dat een zeer ruime meerderheid van lidstaten de meerwaarde van een
EU mensenrechtensanctieregime ziet en de volgende fase van besprekingen in wil om
daadwerkelijk te gaan onderhandelen over de invulling van een dergelijk sanctieregime.
Over oprichting van een sanctieregime moet met unanimiteit besloten worden. Als de
naam van een EU mensenrechtensanctieregime unanimiteit in de weg staat, dan zal het
kabinet de totstandkoming van het sanctieregime verkiezen boven een principieel standpunt
over de naam. Het product (een stevig mensenrechtensanctieregime) is immers belangrijker
dan het etiket. Ten aanzien van het wel of niet opnemen van corruptie als grond voor
het instellen van sancties geldt eenzelfde opstelling. Daarbij geldt aanvullend voor
corruptie dat het kabinet in het geval van door corruptie verkregen in Nederland aanwezige
tegoeden een strafrechtelijke aanpak verkiest boven inzet van het sanctie-instrument.
Het kabinet is voorstander van een zo spoedig mogelijke oprichting van een EU mensenrechtensanctieregime
en zal zich hiervoor blijven inspannen. Concreet betekent dit op de korte termijn
dat de inzet van het kabinet erop gericht is de enkele nog niet overtuigde lidstaten
te doen bewegen om in te kunnen stemmen. Hierin trekt Nederland op met gelijkgezinde
landen en werkt het kabinet aan de vorming van een zo groot mogelijke coalitie van
lidstaten om voortgang te blijven boeken.
Israël/Gaza
Het geweld tussen Israël en gewapende groepen in Gaza is de laatste dagen opgelaaid,
met vele doden als gevolg. De leden van de SP-fractie maken zich hier grote zorgen
over en vragen de Minister hoe hierop is gereageerd door Nederland en vanuit de EU.
Is wederom alleen het geweld van Palestijnse zijde veroordeeld of ook het Israëlische
geweld, als gevolg waarvan meerdere kinderen zijn omgekomen? Als dat laatste niet
is gebeurd, waarom dan niet? Kan de Minister ook ingaan op de rol van de EU wat betreft
het naleven door Israël van eerder gemaakte afspraken om de illegale blokkade van
Gaza te versoepelen. Wordt hier serieus werk van gemaakt? Hoe wordt hierop aangedrongen?
42. Antwoord van het kabinet:
De Hoge Vertegenwoordiger van de EU heeft in een verklaring op 5 mei jl. gemaand tot
het direct stoppen van de niet-onderscheidende beschietingen vanuit Gaza (https://eeas.Europa.eu/headquarters/headquarters-homepage/61848/stateme…). Tevens heeft de EU medeleven uitgesproken aan de families van alle slachtoffers
en aan de Israëlische bevolking. In dezelfde verklaring heeft de Hoge Vertegenwoordiger
namens de Unie aangegeven bezorgd te zijn over het oplaaiende geweld dat het werk
dat tot doel heeft het lijden van de Gazaanse bevolking te verlichten in gevaar kan
brengen. Zij betreurde de hoge tol die de Palestijnen in Gaza betalen, inclusief de
vele slachtoffers. Nederland deelt dit. Nederland heeft daarnaast in een verklaring
het staakt-het-vuren verwelkomd en onderstreept dat niet-onderscheidende beschietingen
vanuit Gaza op burgers onacceptabel zijn. Een Nederlands gezin waarvan het huis was
geraakt door de beschietingen uit Gaza werd bezocht door de Nederlandse ambassadeur
in Israël.
Nederland en de EU hebben meermaals steun uitgesproken voor de bemiddelende rol van
Egypte en de VN om de kalmte te doen terug keren. De Hoge Vertegenwoordiger herhaalde
in haar verklaring dat voor een duurzame oplossing een terugkeer naar Gaza van de
Palestijnse Autoriteit als legitiem bestuur noodzakelijk is, alsook geloofwaardige
veiligheidsgaranties voor Israël en het opheffen van de Israëlische beperkingen op
verkeer van goederen en personen. Dit wordt door Nederland onderschreven en uitgedragen
in internationale fora en bilaterale gesprekken. Mogelijkheden voor verbeteren van
het vrije verkeer van goederen en personen zijn onderwerp van de trilaterale expertgroepen
die Nederland met steun van Israël en de Palestijnse Autoriteit organiseert.
Jemen
Het verbaast de leden van de SP-fractie dat de oorlog en ongekende humanitaire crisis
in Jemen wederom niet op de agenda van de Raad Buitenlandse Zaken staat. Het is de
grootste humanitaire crisis van dit moment! Dat lijkt deze leden reden genoeg om hier
permanent, of in ieder geval heel regelmatig, aandacht aan te besteden. De SP-leden
vragen de Minister deze stilte te verklaren. Ook wordt gevraagd of de Minister in
kan gaan op het rapport «Assessing the Impact of War on Development in Yemen» (april
2019) waaruit blijkt dat meer dan 230.000 mensen zijn gestorven sinds het uitbreken
van de oorlog, veel meer dan tot dan toe werd aangenomen.
De leden van de SP-fractie hebben regelmatig gepleit voor sancties tegen Saoedi-Arabië,
onder andere omdat dat land in Jemen uithongering inzet als oorlogswapen en verantwoordelijk
is voor tal van oorlogsmisdaden en mensenrechtenschendingen. Hiertoe is ook een motie
aangenomen. Zij vragen de Minister in te gaan op de laatste stand van zaken wat betreft
de mogelijkheid van dergelijke sancties. In het verleden is opgemerkt dat er geen
rechtsgrond voor het instellen van sancties tegen dit land zou zijn. De leden van
de SP-fractie kunnen daar weinig begrip voor opbrengen, vooral omdat tegen tal van
andere landen (bijvoorbeeld Iran, Myanmar, Venezuela, Syrië, Rusland, Noord-Korea)
wel sancties zijn ingesteld. Daardoor ontstaat de indruk dat het vooral een kwestie
van politieke wil is, of eigenlijk het ontbreken daarvan, waarom er geen maatregelen
tegen Saoedi-Arabië of andere landen van de coalitie zijn ingesteld. Kan de Minister
uitleggen waarom de EU wel bij machte is tegen allerlei andere landen sancties in
te stellen, maar niet tegen Saoedi-Arabië?
43. Antwoord van het kabinet:
De Raad Buitenlandse Zaken besteedt regelmatig aandacht aan Jemen, mede op Nederlands
aandringen: de laatste keer was in maart van dit jaar. Tijdens de Raad van februari
zijn bovendien Raadsconclusies aangenomen. Nederland heeft de afgelopen jaren meerdere
keren met succes het initiatief genomen om Jemen te agenderen voor bespreking in de
Raad, onder meer om Raadconclusies aan te nemen en om te bepleiten dat alle lidstaten
net als Nederland een zeer restrictief wapenexportbeleid hanteren richting de landen
die in Jemen militair actief zijn. Nederland blijft zich inzetten voor verdere acties
in EU-verband.
Het kabinet heeft kennisgenomen van betreffend rapport en erkent de situatie in Jemen
als ergste humanitaire crisis van het moment. De bevolking heeft niet alleen te maken
met oorlogsgeweld, maar ook tekort aan basis levensbehoeften en moeilijke toegang
van humanitaire hulp. Het rapport schetst een zeer sombere toekomst indien het conflict
blijft voortslepen en benadrukt de noodzaak tot een spoedige beëindiging. Ook benadrukt
het rapport dat de gevolgen enkel gekeerd kunnen worden indien het conflict structureel
en fundamenteel tot een einde komt. Het is de visie van het kabinet dat een dergelijke
oplossing alleen bereikt kan worden middels politieke weg: alleen onderhandelde vrede,
inclusief politiek akkoord, kan een duurzaam einde maken aan het conflict. Het kabinet
blijft zich hier voor inzetten.
Alle bij het conflict betrokken partijen worden beschuldigd van het schenden mensenrechten
en humanitair oorlogsrecht. Behalve over optreden van de Arabische coalitie, die onder
leiding staat van Saoedi-Arabië, heeft Nederland ook grote zorgen over het optreden
van Houthi’s, in verband met de inzet van burgers als menselijk schild, de behandeling
van journalisten, mensenrechtenverdedigers en de Bahai. Voor specifieke sancties tegen
Saoedi-Arabië is internationaal onvoldoende steun.
Iran
De leden van de SP-fractie maken zich zorgen over de escalatie van de spanningen met
Iran, waar het laatste bericht is dat een Amerikaans vliegdekschik richting het land
opstoomt. Eerder zetten de VS al een legeronderdeel van Iran op de lijst van terroristische
organisaties en ook werden de oliesancties tegen het land, die de bevolking van Iran
hard raken, verder aangescherpt. Deze leden vragen de Minister hierop te reageren.
Worden deze acties afgekeurd? Zo nee, waarom niet? Hoe treft dit Amerikaanse handelen
de Europese en Nederlandse betrekkingen met Iran, inclusief de handelsbetrekkingen?
Ziet de Minister mogelijkheden om te komen tot de-escalatie? Hoe wordt hierop ingezet?
44. Antwoord van het kabinet:
Nederland en de EU blijven gecommitteerd aan het nucleaire akkoord met Iran (Joint Comprehensive Plan of Action, JCPOA) en zijn daarom teleurgesteld over de herinvoering van de unilaterale sancties
tegen Iran door de VS, en erkennen de extraterritoriale effecten van deze sancties
niet. Nederland en de EU zijn ook zeer bezorgd over de verklaringen van Iran van 8 mei
jl. over het opschorten van bepaalde beloftes in het kader van het JCPOA (export van
overtollig zwaar water en maximale opslag van verrijkt uranium), die ook per brief
aan de ondertekenaars van het JCPOA (Frankrijk, Duitsland, Verenigd Koninkrijk, de
EU, China en Rusland) zijn verstuurd. De Hoge Vertegenwoordiger heeft hierover samen
met Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk op 9 mei een verklaring afgegeven11.
De Iraanse aankondiging is niet behulpzaam maar betekent niet automatisch een schending
van het JCPOA. De afspraken die zijn gemaakt in het JCPOA worden geverifieerd op basis
van rapporten van het Internationaal Atoomenergie Agentschap (IAEA). Iran houdt zich
tot dusverre aan dit akkoord, zoals bevestigd in de laatste 14 rapporten van de IAEA.
Als Iran zich niet aan de afspraken zou houden is dat een ernstig feit. Nederland
blijft in nauw contact met EU-partners over de recente ontwikkelingen en zal blijven
acteren op basis van de rapportages van de IAEA.
Nederland en de EU maken zich ook zorgen over de recente Amerikaanse beslissing om
waivers op sancties m.b.t. oliehandel en (gedeeltelijk) de nucleaire non-proliferatieprojecten
niet te verlengen. Dat zijn immers essentiële afspraken onder het nucleaire akkoord
met Iran. Dit akkoord biedt nog steeds de beste garantie voor het voorkomen van een
Iraans nucleair wapen. Nederland blijft dit akkoord dan ook steunen, zolang Iran zich
aan zijn afspraken blijft houden.
Zoals de eerdere herinvoering van Amerikaanse sancties zullen de recente besluiten
van de VS de handelsbetrekkingen met Iran verder bemoeilijken. Nederland en de EU
blijven inzetten op het in stand houden van het JCPOA. Dit gebeurt onder andere via
de antiboycotverordening en het Instrument in Support of Trade Exchanges (INSTEX), dat is opgericht in januari 2019 door Frankrijk, Duitsland en het Verenigd
Koninkrijk.
De Nederlandse steun aan het nucleaire akkoord met Iran neemt niet weg dat Nederland
zorgen houdt over de Iraanse rol in de regio, het ballistische raketprogramma van
Iran en de voortdurende mensenrechtenschendingen in het land. Het kabinet onderzoekt
manieren om deze zorgen in nauwe afstemming met Europese partners aan de orde te blijven
stellen in de dialoog met Iran. Nederland blijft, bilateraal en in EU-verband, met
de VS in gesprek over het beleid t.a.v. Iran en de gedeelde zorgen omtrent de Iraanse
rol in de regio.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P.A. (Pia) Dijkstra, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
T.J.E. van Toor, griffier