Antwoord schriftelijke vragen : Antwoord op vragen van de leden Omtzigt, Van der Linde, Bruins, Stoffer, Tony van Dijck, Leijten, Baudet en Van Rooijen over de brief van de Minister van Financiën d.d. 5 februari 2019 over het op handen zijnde akkoord betreffende het Pan-Europees Persoonlijk Pensioenproduct (PEPP)
Vragen van de leden Omtzigt (CDA), Van der Linde (VVD), Bruins (ChristenUnie), Stoffer (SGP), Tony vanDijck (PVV), Leijten (SP), Baudet (FvD) en Van Rooijen (50PLUS) aan de Minister van Financiën over de brief van de Minister van Financiën d.d. 5 februari 2019 over het op handen zijnde akkoord betreffende het Pan-Europees Persoonlijk Pensioenproduct (PEPP) (ingezonden 6 februari 2019).
Antwoord van Minister Hoekstra (Financiën) (ontvangen 8 februari 2019).
Vraag 1
Kunt u aangeven wanneer een definitief akkoord over het Pan-Europees Persoonlijk Pensioenproduct
(PEPP) wordt vastgesteld in de Europese Raad?
Antwoord 1
Het Roemeense voorzitterschap is voornemens het onderhandelaarsakkoord te agenderen
voor de Coreper van 13 februari a.s. Zoals is toegelicht in mijn brief van 5 februari
jl., heeft Nederland bij het voorzitterschap aangekondigd niet te kunnen instemmen
met het onderhandelaarsakkoord.
Vraag 2
Kunt u aangeven welke gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen zijn opgenomen in
het onderhandelaarsakkoord?
Antwoord 2
PEPP kenmerkt zich als een derde pijler pensioenproduct. De PEPP-verordening bevat
maatregelen om te komen tot een derde pijler pensioenproduct waarvan een aantal productkenmerken
is gestandaardiseerd op Europees niveau. De gedelegeerde handelingen hebben betrekking
op producten die als een PEPP worden aangeboden en strekken zich dus niet uit tot
andere onderdelen van de pensioenmarkt.
Nederland was kritisch ten aanzien van de grondslagen voor gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen
in het oorspronkelijke voorstel van de Europese Commissie voor een PEPP-verordening.
Gedurende de onderhandelingen over dit voorstel heeft Nederland zich dan ook tegen
deze grondslagen verzet. Dit heeft er echter niet toe geleid dat het aantal grondslagen
voor gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen is verminderd.
In het thans voorliggende onderhandelaarsakkoord is sprake van drie grondslagen voor
een gedelegeerde handeling van de Europese Commissie. Bij de totstandkoming van deze
gedelegeerde regelgeving dient de Europese Commissie experts uit de individuele lidstaten
te betrekken.
1) In de eerste plaats dient de Europese Commissie in een gedelegeerde handeling de aanvullende
informatie te specificeren die aanbieders van een PEPP aan de nationale toezichthouder
moeten verstrekken in het kader van het (doorlopend) toezicht.
2) Daarnaast is voorgesteld dat de Europese Commissie het maximum percentage dat op grond
van de voorgestelde verordening zal gelden voor de kosten die aan een «basis PEPP»
mogen worden verbonden kan wijzigen, indien dat nodig is om de markttoegang voor aanbieders
van een PEPP te waarborgen.
3) Tot slot voorziet het onderhandelaarsakkoord in een verplichting voor de Europese
Commissie om nader uit te werken wanneer er sprake is van een significante zorg omtrent
de bescherming van spaarders die gebruik maken van een PEPP. In die gevallen kan EIOPA,
zij het onder voorwaarden, een PEPP tijdelijk van de markt weren («product interventie
bevoegdheid»).
Daarnaast is er in het onderhandelaarsakkoord voorzien in negen gevallen waarin EIOPA
ontwerpen voor technische regulerings- of uitvoeringsnormen dient op te stellen, die
vervolgens door de Europese Commissie worden vastgesteld. Zo wordt van EIOPA verlangd
dat zij de vereisten aan het «key information document», de informatie die voorafgaand
aan het aanbieden van een PEPP beschikbaar moet worden gesteld, nader invult, dat
zij specificeert in welke gevallen dit document moet worden herzien en op welke wijze
dit document aan de spaarders moet worden verstrekt. Daarnaast dient EIOPA in een
ontwerp voor technische reguleringsnormen regels te formuleren op basis waarvan de
veronderstellingen van pensioenprojecties kunnen worden bepaald en waarop spaarders
hun pensioenopbouw bij gebruikmaking van een PEPP baseren. EIOPA dient ook de aanvullende
informatie uit te werken die een aanbieder van een PEPP aan de individuele spaarder
dient te verstrekken in een zogenaamd «PEPP benefit statement». Een andere grondslag
betreft het format voor rapportages van aanbieders van een PEPP aan de nationale toezichthouders.
Daarnaast dient EIOPA in een ontwerp voor technische reguleringsnormen het type kosten
te bepalen dat aan een PEPP kan worden verbonden, alsmede de (minimum) criteria vast
te stellen die moeten gelden voor de risicobeheertechnieken die door een aanbieder
van een PEPP in acht moeten worden genomen. Tot slot voorziet het onderhandelaarsakkoord
in een grondslag op grond waarvan EIOPA nader zal uitwerken hoe de nationale toezichthouders
op aanbieders van PEPP samenwerken en informatie uitwisselen met elkaar. In al deze
gevallen dienen de ontwerpen voor technische regulerings- of uitvoeringsnormen vervolgens
door de Europese Commissie te worden vastgesteld.
Vraag 3
Klopt het dat door de gedelegeerde regelgeving, de mogelijkheid bestaat dat er regels
worden opgesteld die het Nederlandse pensioenstelsel kunnen raken, zonder dat Nederland
daar nog invloed op kan uitoefenen?
Antwoord 3
Zoals ik in mijn brief van 5 februari jl. heb toegelicht, zal het onderhandelaarsakkoord voor de totstandkoming van de PEPP-verordening geen invloed hebben op
het tweedepijlerstelsel in Nederland. De PEPP verordening heeft ook geen invloed op
andere derde pijlerpensioenproducten, als die niet als PEPP worden aangeboden.
Dat geldt ook voor de grondslagen voor gedelegeerde en uitvoeringshandelingen die
in het onderhandelaarsakkoord zijn opgenomen. Deze gedelegeerde regelgeving is niet
van invloed op de bestaande onderdelen van ons Nederlandse pensioenstelsel.
Dat neemt echter niet weg dat Nederland kritisch is ten aanzien van de in het onderhandelaarsakkoord
opgenomen grondslagen voor gedelegeerde regelgeving. De rol van de Raad en het Europees
Parlement bij de totstandkoming van gedelegeerde handelingen is beperkt. Die beperkte
betrokkenheid is naar mijn oordeel niet in alle gevallen gewenst of gepast. Zo vergt
een aantal onderwerpen waarvoor in gedelegeerde regelgeving is voorzien niet alleen
een technische afweging. Dat is bijvoorbeeld het geval bij het uitwerken van het criterium
dat sprake moet zijn van een significante zorg over de bescherming van spaarders die
gebruik maken van een PEPP, hetgeen een voorwaarde is voor de inzet van de product
interventie bevoegdheid van EIOPA. Het aantal grondslagen voor gedelegeerde en uitvoeringshandelingen
is dan ook één van de redenen waarom Nederland niet kan instemmen met het onderhandelaarsakkoord.
Vraag 4
Klopt het dat Nederland in onderhandelingen over PEPP, vier voorwaarden heeft gesteld
om PEPP te verbeteren, maar dat niet aan alle vier de voorwaarden is voldaan?
Antwoord 4
Zoals het kabinet eerder heeft aangegeven, is het kabinet van mening dat de PEPP-verordening
een beperkte meerwaarde heeft voor het pensioenaanbod in Nederland.
Daarnaast had Nederland vier prioriteiten in de onderhandelingen over het voorstel
voor de PEPP-verordening. In de eerste plaats gold als uitgangspunt dat de PEPP-verordening
geen invloed zou moeten hebben op de verplichtstelling in de tweede pijler. Daarnaast
zou de PEPP-verordening niet mogen ingrijpen in de nationale fiscale stelsel. Nederland
had als derde prioriteit dat er geen rol zou moeten worden toegekend aan EIOPA als
directe toezichthouder op aanbieders van PEPP. Tot slot gold als vierde prioriteit
dat het aantal grondslagen voor gedelegeerde of uitvoeringshandelingen in het voorstel
zou moeten worden teruggebracht.
Het klopt dat het onderhandelaarsakkoord niet aan alle vier de Nederlandse prioriteiten
tegemoetkomt. Hoewel Nederland zich daar tijdens de onderhandelingen voor heeft ingespannen,
is het aantal grondslagen voor gedelegeerde regelgeving in het onderhandelaarsakkoord
niet verminderd. Zie in dit licht ook de beantwoording van de vragen 2 en 3. Daarnaast
heeft EIOPA weliswaar geen doorlopende rol in het directe toezicht op aanbieders van
PEPP, maar is aan EIOPA wel een zogenaamde productinterventiebevoegdheid toegekend.
Onder omstandigheden kan EIOPA tijdelijk het aanbieden van een specifiek PEPP-product
verbieden. Bovendien zijn er verschillende verplichtingen in het voorstel opgenomen
voor EIOPA om door middel van technische reguleringsnormen nadere invulling te geven
aan bepalingen uit het onderhandelaarsakkoord die betrekking hebben op het werk van
de nationale toezichthouders.
Het onderhandelaarsakkoord komt wel tegemoet aan de eerste twee prioriteiten: de PEPP-verordening
zal geen invloed hebben op de Nederlandse tweede pijler en het akkoord bevat ook geen
fiscale bepalingen.
Vraag 5
Bent u bereid om gezien mogelijke gevolgen voor het Nederlandse pensioenstelsel, volgens
de wens van de fracties van de ondertekenaars van deze vragen, u in Europees verband
namens Nederland tegen de PEPP-verordening uit te spreken?
Antwoord 5
Zoals ik in mijn brief van 5 februari jl. heb aangekondigd, heb ik gisteren aan het
Roemeense voorzitterschap kenbaar gemaakt dat Nederland op Coreper aanstaande woensdag
niet kan instemmen met het onderhandelaarsakkoord inzake de PEPP-verordening. Tijdens
Coreper op 13 februari a.s. zal in een stemverklaring worden gemeld om welke redenen
Nederland niet kan instemmen. Die redenen heb ik in mijn brief van 5 februari jl.,
alsmede met de beantwoording van voorgaande vragen, toegelicht. In het tot uitdrukking
brengen van de Nederlandse stem zal het kabinet het oordeel van de Kamer uiteraard
nadrukkelijk meewegen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.