Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de Letter of Intent Eurostar
29 984 Spoor: vervoer- en beheerplan
Nr. 796
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 20 november 2018
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid over de brief van 24 augustus
2018 over de Letter of Intent Eurostar (Kamerstuk 29 984, nr. 788).
De vragen en opmerkingen zijn op 10 oktober 2018 aan de Staatssecretaris van Justitie
en Veiligheid voorgelegd. Bij brief van 16 november 2018 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
Adjunct-griffier van de commissie, Rijkers
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Inleiding
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de Letter
of Intent, waarin de uitgangspunten om te komen tot het vierlandenverdrag met België,
Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk en het bilaterale verdrag met het Verenigd Koninkrijk
zijn vastgelegd inzake de Eurostar. Zij hebben nog enkele vragen.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de Letter of Intent met
betrekking tot de Eurostar. Deze leden zijn verheugd dat hiermee is vastgesteld dat
alle betrokken landen hetzelfde doel nastreven en dat de uitvoering snel ter hand
kan worden genomen.
De leden van de SP-fractie hebben met interesse de intentieverklaring (Letter of Intent)
gelezen. Zij hebben hierbij nog wel enkele vragen.
Algemeen
De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris of tijdig vergelijkbare onderhandelingen
met andere buurlanden gestart zouden moeten worden.
De leden van de GroenLinks-fractie maken uit de stukken op dat, zoals eerder bepleit,
het bestaande verdrag tussen België, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, de inhoudelijke
basis vormt voor de nieuw te sluiten vierlandenovereenkomst. Deze leden hebben er
vertrouwen in dat dit de zaak zal bespoedigen en hopen dat gedurende het proces blijkt
dat er nog meer tijdwinst gemaakt kan worden. Hoe eerder de onnodige overstap in Brussel
beëindigd kan worden, hoe beter. Deze leden willen bij dezen de Staatssecretaris aanmoedigen
om haast te maken waar dat kan.
De leden van de SP-fractie juichen toe dat de Staatssecretaris laat weten dat het
opstellen en ondertekenen van de overeenkomst spoedig kan plaatsvinden, maar vragen
waarom de Staatssecretaris daarvan overtuigd is, gelet op het moeizame en toch wel
enigszins traag verlopen voortraject. Het heeft immers bijna een jaar geduurd om tot
de Letter of Intent te komen die op 12 juli 2018 is ondertekend. Voor de daadwerkelijke
invulling van de intentieverklaring: het sluiten van de vierpartijenovereenkomst,
zou nu nog slechts enkele maanden tijd zijn.
De leden van de SP-fractie vragen hoe de Staatssecretaris van plan is om aan de Kamer
te rapporteren op het moment dat er toch vertraging in het proces komt. Is de Staatssecretaris
bereid om dit steeds per direct te doen, dat wil zeggen buiten de toezegging om om
de Kamer eind 2018 schriftelijk te informeren naar aanleiding van de motie van de
leden Kröger en Ziengs (Kamerstuk 29 984, nr. 776)?
De leden van de SP-fractie lezen dat het verdrag eind 2018 gereed zou moeten zijn.
Is het waar dat het vanaf dat moment nog ongeveer een jaar zal duren voordat de directe
service tussen Amsterdam en Londen daadwerkelijk rijdt? Deze leden vragen de Staatssecretaris
toe te lichten waarom deze periode zo lang is, gezien het feit dat de Kamer zich op
vele momenten en met breedgedragen steun heeft uitgesproken om zo snel mogelijk tot
een directe verbinding te komen. Kan dit versneld worden? Wat heeft de Staatssecretaris
nodig om het proces te versnellen?
Gevolgen Brexit
De leden van de CDA-fractie vragen of geschetst kan worden wat de eventuele gevolgen
zijn van een «harde» dan wel «zachte» Brexit.
De leden van de GroenLinks-fractie maken zich zorgen over de eventuele gevolgen van
een mogelijke Brexit. Deze leden willen graag weten of de nog te sluiten overeenkomst
voldoende «Brexit-proof» is of dat er later alsnog weer andere afspraken en procedures
nodig zijn.
De leden van de SP-fractie willen van de Staatssecretaris weten hoe hij in de vierpartijenovereenkomst
met de onzekerheid rekening zal houden dat op 29 maart 2019 het Verenigd Koninkrijk
de Europese Unie zal verlaten. Op dit moment is nog niet bekend onder welke voorwaarden
dit vertrek zal plaatsvinden en is dus ook nog niet bekend hoe de grenscontroles met
het Verenigd Koninkrijk ingevuld zullen gaan worden. Deze leden vragen de Staatssecretaris
toe te lichten hoe met deze onzekerheid omgegaan wordt. Kan de Staatssecretaris garanderen
dat een zogeheten «no deal-Brexit» niet tot vertraging zal leiden?
II Reactie van de bewindspersoon
Mede namens de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en de Staatssecretaris
van Financiën, volgt mijn reactie op de vragen en opmerkingen van de vaste commissie
voor Infrastructuur en Waterstaat over de Letter of Intent inzake Eurostar (Kamerstuk
29 984, nr. 788).
De totstandkoming van de Letter of Intent heeft meer tijd in beslag genomen dan werd
voorzien omdat de standpunten van België, Frankrijk, Nederland en het Verenigd Koninkrijk
ten aanzien van zowel de vorm als de inhoud van de tot stand te brengen verdragen
verder uiteen bleken te liggen dan oorspronkelijk werd aangenomen. Zoals de Letter
of Intent laat zien, is er over die wezenlijke uitgangspunten inmiddels overeenstemming
bereikt. In het licht van deze uitgangspunten wordt er door de partijen sinds enkele
maanden intensief onderhandeld over het vierlanden-verdrag. Tegelijkertijd wordt er
door Nederland en het Verenigd Koninkrijk gewerkt aan een bilateraal verdrag dat specifiek
op de juxtaposed controls ziet. De inspanningen blijven erop gericht de onderhandelingen
van beide verdragen einde van dit jaar af te ronden.
Na de ondertekening van deze verdragen zullen in de vier betrokken landen de parlementaire
goedkeuringsprocedures worden opgestart. Vanaf dat moment hangt de datum waarop deze
verdragen in werking zullen treden hoofdzakelijk af van de snelheid waarmee in de
vier betrokken landen de parlementaire goedkeuringsprocedures zullen worden afgerond.
In Nederland duurt de stilzwijgende goedkeuringsprocedure gemiddeld zes maanden, de
duur van de uitdrukkelijke goedkeuringsprocedure hangt daarentegen hoofdzakelijk af
van de agendering door de beide Kamers van de Staten-Generaal. De nog te maken keuze
voor de stilzwijgende of de uitdrukkelijke goedkeuringsprocedure zal mede afhangen
van de vraag of er ter uitvoering van deze verdragen nog een wet in formele zin zal
moeten worden gewijzigd. Dit laatste is afhankelijk van de uitkomst van de onderhandelingen.
In het kader van de onderhandelingen wordt er daarnaast nog door de vier partijen
onderzocht of de verdragen, in afwachting van de uiteindelijke inwerkingtreding, voorlopig
zouden kunnen worden toegepast.
Brexit
Douanetoezicht
Het Verenigd Koninkrijk heeft te kennen gegeven om bij de Brexit de interne markt
en de douane-unie van de EU te verlaten, waarbij het ook geen onderdeel meer zal uitmaken
van het gemeenschappelijk BTW gebied. Dit zal dan gevolgen hebben voor de Eurostar.
Immers, als het Verenigd Koninkrijk daadwerkelijk de interne markt en douane-unie
van de EU verlaat, moeten voor goederen vervoerd met de Eurostar, zoals reizigersbagage,
douaneformaliteiten vervuld gaan worden. Daarnaast zijn op deze goederen fiscale en
niet fiscale bepalingen van toepassing en komen ze onder douanetoezicht te staan.
Die douaneformaliteiten zijn ook nodig als het VK en de EU voor de situatie na de
Brexit een nieuwe douane-unie sluiten; een douane-unie op zich is onvoldoende om douaneformaliteiten
en douanetoezicht achterwege te laten. Dit vraagstuk van douaneformaliteiten en -toezicht
is nog niet aan de orde voor het realiseren van een directe verbinding tijdens de
transitieperiode tot eind 2020 wanneer de EU erin slaagt een uittredingsakkoord met
het VK te sluiten. Wanneer er echter sprake is van een no deal Brexit op 29 maart
2019, spelen de douaneformaliteiten al een rol bij de start van de directe verbinding.
Op basis van de geldende douanewetgeving vindt douanetoezicht plaats vanaf het moment
dat goederen het grondgebied van de EU binnenkomen of tot het moment van uitgaan.
Nederland is niet het eerste land waar de Eurostar de EU binnenkomt of het laatste
land waar de Eurostar de EU uitgaat. Om een directe verbinding na Brexit te bewerkstelligen,
of in stand te houden, is het dan ook nodig dat Frankrijk, België, en Nederland met
Eurostar afspraken maken over het moment waarop douaneformaliteiten en de controles
voor de (reizigers van de) Eurostar plaatsvinden.
De Nederlandse inzet ten aanzien van douanetoezicht is gericht op een oplossing die
past binnen de wetgeving en die tegelijkertijd geen afbreuk doet aan de directe verbinding
na Brexit waarbij de reiziger zo min mogelijk hinder ondervindt. Overigens geldt dat
afspraken gemaakt moeten worden voor alle reeds bestaande Eurostar diensten van en
naar het grondgebied van de EU, en niet alleen voor de diensten van en naar Nederland.
Bij het maken van afspraken moet ook de Europese Commissie worden betrokken aangezien
de douanewet- en regelgeving een Europees karakter heeft en deze mogelijk moet worden
aangepast. Daarnaast onderhandelt de Europese Commissie namens de EU exclusief met
het Verenigd Koninkrijk over het verdrag na Brexit, waarvan de douaneformaliteiten
een onderdeel uitmaken.
Vergunningen
Bij een harde of «no-deal» Brexit vervalt in maart 2019 het principe van de wederzijdse
erkenning van vergunningen op spoorgebied: vergunningen afgegeven in het Verenigd
Koninkrijk zijn niet meer geldig in de EU. In Nederland zal dit naar verwachting voor
weinig problemen zorgen. In Nederland is de operatie door Eurostar uitbesteed aan
NS Internationaal en rijdt daarom op basis van vergunningen die in Nederland zijn
afgegeven. Verder is het Eurostar materieel in Nederland en België toegelaten op basis
van een oorspronkelijke toelating in Frankrijk. De Brexit levert daarom geen problemen
op t.a.v. de vergunningen in Nederland, maar mogelijk wel in Frankrijk en België.
Frankrijk en België zijn in gesprek met Eurostar om hiervoor praktische oplossingen
te vinden.
Motie van de leden Kröger en Ziengs
Zoals eerder gecommuniceerd in de Kamerbrief van 24 augustus jl.1 zal u voor het eind van dit jaar geïnformeerd worden over de voortgang van de activiteiten
van mijn ministerie en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat ten behoeve
van de realisatie van de directe Eurostar treinverbinding Amsterdam–Londen en over
de mogelijkheid om een voorlopige toepassing van zowel het vierlandenverdrag als het
bilaterale verdrag met het Verenigd Koninkrijk te bewerkstelligen voorafgaande aan
de inwerkingtreding van deze verdragen, naar aanleiding van de motie van de leden
Kröger (GroenLinks) en Ziengs (VVD) die is aangenomen tijdens het Verslag Algemeen
Overleg Spoor van 19 juni jl. (Handelingen II 2017/18, nr. 95, item 27). Zodra het proces toch enige vertraging oploopt zal dat nog dit jaar in de toegezegde
brief aan uw Kamer gecommuniceerd worden.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.H. (Agnes) Mulder, voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat -
Mede ondertekenaar
J. Rijkers, adjunct-griffier