Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het voornemen tot oprichting Stichting Woonbedrijf Aardbevingsgebied Groningen
35 008 Voornemen tot oprichting Stichting Woonbedrijf Aardbevingsgebied Groningen
Nr. 2
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 14 november 2018
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen
voorgelegd aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de brief van 31 augustus
2018 over het Voornemen tot oprichting Stichting Woonbedrijf Aardbevingsgebied Groningen
(Kamerstuk 35 008, nr. 1).
De vragen en opmerkingen zijn op 25 september 2018 aan de Minister van Economische
Zaken en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 13 november 2018 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Diks
Adjunct-griffier van de commissie, Jansma
Inhoudsopgave
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
II
Antwoord / Reactie van de Minister
6
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voornemen
tot oprichting van de Stichting Woonbedrijf Aardbevingsgebied Groningen. Graag willen
deze leden enkele opmerkingen maken en een paar vragen stellen.
Allereerst willen de leden van de VVD-fractie benadrukken dat ze het voornemen tot
oprichting van Stichting Woonbedrijf Aardbevingsgebied Groningen een goede zaak vinden.
Deze leden zijn tevens voorstander van een zo beperkt mogelijke invloed vanuit het
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Onafhankelijkheid is belangrijk voor
de leden van de VVD-fractie: zij willen een stichting waar Groningers vertrouwen in
kunnen hebben.
Wel hebben de leden van de VVD-fractie nog enkele vragen over het voorstel. Welke
criteria worden er gehanteerd om de onafhankelijkheid van de bestuurders te borgen?
Uit het voorstel blijkt dat de financiering voor het woonbedrijf grotendeels afkomstig
is van de Nederlandse Aardolie Maatschappij (NAM). Hoe ziet de invloed van de NAM
eruit bij de uitvoeringsovereenkomst? Deelt de Minister de mening van de leden van
de VVD-fractie dat de invloed van de NAM minimaal moet zijn en kan de Minister toelichten
hoe dat is geborgd? Kan de Minister tevens toelichten hoe het geheel van de financiering
en dekking van het woonbedrijf eruit ziet?
De leden van de VVD-fractie merken op dat in het voorstel wordt gesproken over objectieve
criteria voor het behandelen van de aanvragen. Hoe worden deze objectieve criteria
vormgegeven? Hoe wordt de transparantie geborgd als het gaat om de afhandeling van
aanvragen? Waar kan men in beroep gaan als er verschillen optreden?
De leden van de VVD-fractie lezen in het voorstel over de taxatie van de marktwaarde.
Wie doet deze taxatie? Kunnen deze leden ervan uitgaan dat de huiseigenaar vrij is
om de taxateur te kiezen?
De leden van de VVD-fractie vragen tot slot of de Minister een indicatie kan geven
van hoeveel mensen er gaan werken bij dit woonbedrijf. Deze leden hopen dat dit voornamelijk
Groningers zijn die de lokale situatie goed kennen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het voornemen tot oprichting
van de Stichting Woonbedrijf Aardbevingsgebied Groningen. Hierover hebben deze leden
nog vragen.
De leden van de CDA-fractie zijn er blij mee dat er nu een structureel instrument
komt, te weten het Woonbedrijf, voor het opkopen van woningen boven het Groningengasveld.
Deze leden vragen wanneer het Woonbedrijf van start gaat en op welke termijn zij naar
verwachting haar taken uit kan voeren. Kan onderbouwd worden dat de aan het Woonbedrijf
beschikbaar gestelde middelen voldoende zijn?
De leden van de CDA-fractie vragen of aangegeven kan worden hoe het beheer door het
Woonbedrijf eruit gaat zien. Deze leden vragen wanneer wel en wanneer niet wordt overgegaan
tot de sloop van opgekochte woningen. Daarbij vragen zij hoe voorkomen gaat worden
dat opgekochte gebouwen lang leeg staan.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Algemene Rekenkamer (ARK) de aanbeveling
doet om de rollen en verantwoordelijkheden expliciet te beschrijven. In welk artikel
van de statuten wordt de rol en verantwoordelijkheid van het Ministerie van Economsiche
Zaken en Klimaat beschreven? Kan de Minister aangeven hoeinvulling wordtgegeven aan de aanbeveling van de
ARK «[dat] van belang [is] dat u concreet aangeeft welke politieke verantwoordelijkheid
voortvloeit uit die rollen en in hoeverre u aanspreekbaar bent op het algehele functioneren
en de taakuitvoering van de stichting en waarover u derhalve Informatieplichtig bent
aan het parlement stichting»? Kan worden verduidelijkt waar de Kamer de Minister op
kan aanspreken ten aanzien van het functioneren en de taakuitvoering van de stichting?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van voorliggend voorstel.
Zij waarderen de inzet van de Minister op dit dossier. Zij zijn te spreken over de
beperkte invloed van het ministerie op het woonbedrijf en dat de NAM verder op afstand
wordt gezet. Wel hebben zij nog enkele vragen over een aantal zaken in voorliggend
voorstel.
De leden van de D66-fractie vragen welke partij de taxatie van de woningen uitvoert.
Worden hiervoor experts ingehuurd door het woonbedrijf, of beschikt het woningbedrijf
zelf over onafhankelijke experts die in staat zijn taxaties uit te voeren?
De leden van de D66-fractie verzoeken om verduidelijking van de uitvoeringsovereenkomst
en welke specifieke rol de NAM hierin heeft. Voorts waarderen genoemde leden het dat
de NAM op afstand wordt gezet. Wel vinden deze leden het verwarrend dat de NAM wel
wordt betrokken bij zaken die vallen onder de uitvoeringsovereenkomst, zoals de werkwijze
van het woonbedrijf en interne procedures, en vragen de Minister om nadere toelichting.
De leden van de D66-fractie vragen hoeveel geld er in totaal beschikbaar wordt gesteld
door zowel het Rijk als de NAM. Kan de Minister een volledig beeld geven (eventueel
uitgesplitst in een tabel) zodat inzichtelijk wordt hoeveel welke partij bijdraagt
voor welke termijn, voor zowel de pilot als het Woonbedrijf? Kan de Minister daarnaast
inzichtelijk maken hoeveel woningen mogelijk in aanmerking komen voor de regeling
van het Woonbedrijf en hoe uiteindelijk de definitieve keuze wordt gemaakt? Hoe staat
het aantal woningen dat in aanmerking komt voor de regeling van het Woonbedrijf in
verhouding tot de beschikbaar gestelde financiële middelen?
De leden van de D66-fractie vragen welke invloed de oprichting van dit woonbedrijf
heeft op de bewoners die al meededen aan de pilot Koopinstrument. Blijven deze bewoners
in de pilot of worden deze opgenomen in het Woonbedrijf? Hoe zorgt de Minister ervoor
dat de bewoners zelf zo min mogelijk last ervaren van deze overgang?
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van de stukken met betrekking
tot de oprichting van het Stichting Woonbedrijf Aardbevingsgebied Groningen en hebben
hier enkele vragen en opmerkingen over.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen nergens in de statuten dat medeoverheden
en belangenorganisaties regelmatig zullen worden geraadpleegd. Dit is een gemiste
kans, aldus deze leden. Zij zouden graag in de statuten een bepaling zien opgenomen
waarin staat dat medeoverheden en belanghebbenden op regelmatige basis de mogelijkheid
wordt gegeven om mee te denken en ook actief vanuit de stichting worden benaderd en
geraadpleegd. Kan de Minister dit toezeggen?
De leden van de GroenLinks-fractie zien graag dat er meer restricties worden geplaatst
rondom de bestuursleden van de stichting (artikel 4.3 van de statuten). Zo zou het
ongewenst zijn dat er personen in het bestuur komen die werkzaam zijn of zijn geweest
bij de NAM, Shell of ExxonMobil. Is de Minister bereid meer restricties hieromtrent
vast te leggen? Zo kan volgens deze leden elke schijn van belangenverstrengeling worden
voorkomen.
De leden van de GroenLinks-fractie zien graag dat men zoveel mogelijk transparant
over de werkzaamheden van de stichting is. Deze leden willen dat zoveel mogelijk inzage
wordt gegeven in de financiën en beslissingen van de stichting zodat iedere betrokkene,
ook personen die niet in het bestuur zitten, goed het functioneren van de stichting
kan controleren. Kunnen hierover meer bepalingen worden opgenomen?
De leden van de GroenLinks-fractie willen graag meer weten over wat er onder het beheer
van panden precies wordt verstaan. Wat zijn de ideeën hierover? Kan dit bijvoorbeeld
ook betekenen dat panden tijdelijk andere functies krijgen?
De leden van de GroenLinks-fractie vragen waarom woningen voor slechts 95% van de
taxatiewaarde worden opgekocht. Het koopinstrument is bedoeld voor huizen die, zonder
schuld van de gedupeerden, niet verkocht raken. Waarom is dit niet 100% of zelfs meer
gezien alle bijkomende kosten en lasten die komen bij een verhuizing?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende voornemen tot
oprichting van de Stichting Woonbedrijf Aardbevingsgebied Groningen. Zij hebben hierbij
verscheidene vragen en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie merken op dat woningeigenaren van woningen die niet verkocht
worden ondersteund kunnen worden door het Woonbedrijf als deze eigenaren aan voorwaarden
voldoen. Welke voorwaarden zijn dit? Deze leden vrezen dat eigenaren die niet aan
de voorwaarden voldoen geen ondersteuning krijgen van het Woonbedrijf, ook al kunnen
zij hun huis ook niet verkopen. Tevens merken deze leden op dat de woning getaxeerd
zal worden en dat de bewoners dan 95% van die taxatie kunnen krijgen voor hun woning.
Op basis waarvan wordt die 95% bepaald? Wordt bij de taxatie rekening gehouden met
de waardedaling van de huizen tijdens de crisis, die in Groningen veel sterker was
dan in de rest van Nederland, door de bevingen? Wordt daarbij ook rekening gehouden
met het feit dat de waardestijging in die regio ook veel trager verloopt dan in de
rest van Nederland?
Hoe gaat het woonbedrijf om met monumentale panden? Kunnen deze gered worden, ook
als sloop goedkoper is? Wie bepaalt er welk pand versterkt en welk pand gesloopt zal
worden? Hebben inwoners van de provincie enige inbreng? Zo nee, hoe gaat de Minister
dat dan toch organiseren?
De leden van de SP-fractie vragen ook hoe eventuele winst dat het Woonbedrijf maakt
gebruikt zal worden. Vloeien de middelen terug naar de regio?
De leden van de SP-fractie willen duidelijkheid over de rol die de NAM en de Nationaal
Coördinator Groningen (NCG) in het Woonbedrijf innemen. Kan de Minister de keiharde
garantie geven dat de NAM geen invloed uitoefent op de verkoopprijs van een gebouw,
geen invloed op welk onderdeel in het proces dan ook? Kan de Minister garanderen dat
het enige dat de NAM moet doen, betalen is? Kan de Minister de onafhankelijkheid van
het bestuur ook keihard garanderen?
De leden van de SP-fractie willen weten hoe het overleg met de regio loopt, houdt
de Minister rekening met wat de regio wil? In hoeverre kunnen de maatschappelijke
organisaties invloed uitoefenen op de inrichting en uitvoering van het Woonbedrijf?
Deze leden stellen vast dat het advies van de Mijnraad gebruikt wordt bij de versterking.
Dit advies is tot stand gekomen met metingen verricht door het NAM-model HRA. Is de
regering het met deze leden eens dat daar onverklaarbare uitkomsten uit komen? Zo
nee, hoe verklaart de Minister de wisselende uitkomsten dan? Is het inspecteren van
gebouwen met schade die onverkoopbaar zijn niet een betrouwbaardere manier om een
plan van aanpak voor versterking te maken?
De leden van de SP-fractie merken op dat het Woonbedrijf misschien een goede mogelijkheid
biedt om mensen die wonen in onverkoopbare gebouwen enige zekerheid te bieden. Deze
leden zouden graag zien dat er ook een instantie opgericht zou worden die niet om
scheuren in gebouwen draait, maar om scheuren in zielen. Is het mogelijk om een «Gezondheidsreparatiebedrijf»
op te richten waar de psychische en lichamelijke hulpverlening betaald wordt door
de NAM en de organisatorische- en beheerskosten door de Staat?
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het voorstel tot
oprichting van de Stichting Woonbedrijf Aardbevingsgebied Groningen. Zij hebben hierbij
enkele vragen.
De leden van de PvdA-fractie vragen waarom gekozen is voor 95% van de getaxeerde marktwaarde
onder het Koopinstrument. Zij stellen dat woningen onverkoopbaar zijn en een lage
marktwaarde kennen vanwege schade door aardbevingen, dan wel de kans daarop, dan wel
het imago dat de omgeving kent vanwege de aardbevingen. De marktwaarde is daarmee
geen geschikte graadmeter om een rechtvaardige prijs te bepalen. Hoe ziet de Minister
dit? Zijn er andere prijsbepalingsmethodes overwogen? Wat gebeurt er met eventuele
restschulden van bewoners?
Kan de Minister uitleggen waarom het belangrijk is dat het Woonbedrijf op afstand
van het ministerie staat, hoewel de stichting wel publieke doelen nastreeft? Waarom
is er niet voor gekozen in ieder geval de mogelijkheid te hebben tot bijsturing? Waarom
is de NAM betrokken bij de uitvoeringsovereenkomst?
De leden van de PvdA-fractie vragen waar het bedrag van 30 miljoen plus 10 miljoen
euro op is gebaseerd. Wat is het verwachte gebruik van de regeling? Klopt het dat
het bedrag van 10 miljoen euro is gereserveerd voor organisatorische kosten? Zo ja,
waar is dit bedrag op gebaseerd? Hoeveel mensen zullen werkzaam zijn voor de organisatie?
Waar zal de huisvesting plaatsvinden?
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het
voornemen om de Stichting Woonbedrijf Aardbevingsgebied Groningen op te richten. Zij
stellen enkele vragen.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen nadere toelichting waarom bewoners een
aanbieding van 95% van de getaxeerde marktwaarde krijgen. Hoe is dit percentage vastgesteld?
Ligt de marktwaarde per definitie niet al relatief laag ten opzichte van vergelijkbare
woningen elders, in verband met de negatieve gevolgen van de gaswinning?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen toelichting op de opmerking dat de financiering
voor het Woonbedrijf is grotendeels afkomstig is van NAM. Wat wordt bedoeld met «grotendeels»?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen inzichtelijk te maken hoe de keuze voor
een stichtingsvorm is gemaakt en hoe bij het maken van die afweging het besliskader
over privatisering en verzelfstandiging van de Eerste Kamer is gehanteerd.
II Antwoord / Reactie van de Minister
Ik dank de leden van de VVD-fractie, de CDA-fractie, de D66-fractie, de SP-fractie,
de GroenLinks-fractie, de PvdA-fractie en de ChristenUnie-fractie voor hun inbreng.
Hieronder ga ik in op de gestelde vragen en daarbij houd ik de volgorde van de vragen
aan zoals opgenomen in het verslag.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie vragen welke criteria worden gehanteerd om de onafhankelijkheid
van de bestuurders te borgen?
In artikel 4.3. van de concept-statuten is opgenomen dat politieke ambtsdragers en
ambtenaren niet tot bestuurder van het Woonbedrijf kunnen worden benoemd. Dit met
het oog op dubbele belangen en loyaliteitsconflicten. In de concept-statuten is verder
opgenomen dat de Minister van Economische Zaken en Klimaat een profielschets voor
het bestuur vaststelt, rekening houdend met de aard van de Stichting, haar activiteiten
en de gewenste deskundigheid en achtergrond van de bestuurders. In deze profielschets
zullen aanvullende criteria worden opgenomen die de onafhankelijkheid moeten borgen.
In die profielschets zal ik tevens opnemen dat de bestuurders geen (recente) betrokkenheid
mogen hebben (gehad) bij NAM en/of haar aandeelhouders.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe de invloed van de NAM eruit ziet bij de uitvoeringsovereenkomst?
NAM verstrekt slechts geld aan het Woonbedrijf. Voor de geldverstrekking zal het Woonbedrijf
een separate geldleningsovereenkomst met NAM sluiten, waarin de condities en voorwaarden
voor het beschikbaar gestelde bedrag zullen worden vastgelegd. Door deze separate
overeenkomst is het niet nodig om NAM te betrekken bij de uitvoeringsovereenkomst.
Op deze wijze komt NAM ook op meer afstand te staan, wat beter recht doet aan de gewenste
verhoudingen. De concept-statuten zullen mede naar aanleiding van deze vraag op dit
punt (artikel 15 in de concept-statuten) worden aangepast. Door de statutenwijziging
door te voeren is het niet nodig om NAM ook te betrekken bij de uitvoeringsovereenkomst,
hetgeen beter recht doet aan de gewenste verhoudingen tussen partijen.
De leden van de VVD-fractie vragen om een toelichting over de financiering en de dekking
van het woonbedrijf.
Het Woonbedrijf krijgt een subsidie van het Rijk van 10 miljoen euro voor de meerjarige
organisatorische- en beheerskosten. Die beheerskosten zijn bedoeld voor de woningen
die via het Koopinstrument in bezit van het Woonbedrijf komen. De ervaring met de
pilot Koopinstrument en de ronde van 2018 leert dat – deels afhankelijk van het peilmoment
– zo’n 40 woningen in de woningportefeuille zitten. Die portefeuille muteert voortdurend
door nieuwe aan- en verkopen. Voor de woningen in portefeuille moeten verzekeringen,
gemeentelijke belastingen, onderhoudskosten en dergelijke worden betaald.
De organisatorische kosten bestaan voornamelijk uit kantoorkosten, bezoldigingskosten
van het bestuur en personeel en makelaarskosten. Aanvullend wordt er geld voor onvoorziene
zaken gereserveerd. Het Woonbedrijf heeft daarmee een begroting van 600.000 euro per
jaar. De subsidie van 10 miljoen euro is voldoende om de beheerskosten van het Woonbedrijf
de komende jaren te kunnen bekostigen.
Daarnaast stelt NAM in drie tranches in totaal 30 miljoen euro beschikbaar voor het
aankopen van woningen via het Koopinstrument, voor de jaren 2018, 2019 en 2020. De
eerste tranche is reeds uitgegeven in het jaar 2018. Op dit moment worden de woningen
nog opgekocht door de tijdelijke Stichting Proef Koopinstrument (SPKI) die de pilots
in 2016 en 2018 uitvoerde. Na oprichting van het Woonbedrijf zullen de woningen die
SPKI nog in portefeuille heeft worden overgedragen aan het Woonbedrijf.
Afgaande op het aantal in 2016 en in 2018 ontvangen aanvragen dat aan de voorwaarden
voldeed is dit bedrag voldoende om een aanzienlijk deel van de aanvragen direct deel
te kunnen laten nemen. Zijn er meer aanvragen dan beschikbaar budget dan komen deze
woningen op de reservelijst totdat er weer voldoende budget is om de eerstvolgende
woning te kopen.
De leden van de VVD-fractie merken op dat in het voorstel wordt gesproken over objectieve
criteria voor het behandelen van de aanvragen en vragen hoe deze objectieve criteria
worden vormgegeven? Hoe wordt de transparantie geborgd als het gaat om de afhandeling
van aanvragen? Waar kan men in beroep gaan als er verschillen optreden?
Het Woonbedrijf wordt opgericht om instrumenten gericht op het kopen en beheren van
woningen in het aardbevingsgebied, zoals het reeds bestaande Koopinstrument, uit te
voeren.
Het is de intentie om het Woonbedrijf de huidige werkwijze van het Koopinstrument
te laten voortzetten. Om als bewoner voor het Koopinstrument in aanmerking te komen
dient – onder de huidige voorwaarden – de woning in het aardbevingsgebied gelegen
te zijn, tenminste twaalf maanden openbaar te koop zijn aangeboden en het moet gaan
om het eigendom en hoofdverblijf van de betreffende bewoner of om een woning uit een
erfenis. Dergelijke criteria zijn objectief vast te stellen waarmee de transparantie
is geborgd. Net als in de huidige situatie kan een aanvrager zich tot de rechter wenden
indien er verschil van inzicht bestaat. Daarnaast zal ik het Woonbedrijf stimuleren
om een klachtenregeling op te stellen waarmee – in het geval van verschil van inzicht
– eerst een traject zonder tussenkomst van de rechter wordt beproefd. Mocht er verschil
van inzicht blijven bestaan dan kan daarna altijd nog de gang naar de rechter worden
gemaakt.
De leden van de VVD-fractie lezen in het voorstel over de taxatie van de marktwaarde.
Wie doet deze taxatie? Kunnen deze leden ervan uitgaan dat de huiseigenaar vrij is
om de taxateur te kiezen?
Deze vraag heeft betrekking op het reeds bestaande Koopinstrument. Ook hier geldt
dat het de intentie is om het Woonbedrijf de huidige werkwijze van het Koopinstrument
te laten voortzetten. De marktwaarde wordt – onder de huidige voorwaarden – in onderling
overleg vastgesteld door twee taxateurs, waarvan één taxateur in opdracht van het
Woonbedrijf taxeert en één taxateur in opdracht van de bewoner taxeert. Net als in
de huidige situatie, zal het Woonbedrijf ook werken met een kleine, vaste poule van
lokale taxateurs. De taxateurs uit deze poule kunnen dan niet door de bewoner worden
gekozen. Om de onafhankelijkheid en objectiviteit te borgen mogen beide taxateurs
in de afgelopen twee jaar niet op enige wijze betrokken zijn geweest bij de aan- of
verkoop van de woning. De taxateur die door de bewoner wordt gekozen moet ingeschreven
staan in de kamer Wonen van de Nederlands Register Vastgoed Taxateurs (NRVT) en bij
het Nederlands Woning Waarde Instituut (NWWI) en kantoor houden binnen een straal
van 30 kilometer van de betreffende woning.
De leden van de VVD-fractie vragen tot slot of de Minister een indicatie kan geven
van hoeveel mensen er gaan werken bij dit woonbedrijf. Deze leden hopen dat dit voornamelijk
Groningers zijn die de lokale situatie goed kennen.
Het Woonbedrijf wordt ingericht met een bestuur bestaande uit drie personen dat kan
rekenen op de ondersteuning van ongeveer twee fte. Voor de ondersteuning wordt gezocht
naar mensen die bekend zijn met de instrumenten die het Woonbedrijf zal uitvoeren
en de problematiek in het aardbevingsgebied. Deze fte zullen evenwel extern worden
ingehuurd.
Voor de werving van bestuursleden zal door mij een profielschets worden opgesteld.
Bekendheid met de woningmarktproblematiek in het aardbevingsgebied is een vereiste
die ik in die profielschets zal opnemen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie zijn er blij mee dat er nu een structureel instrument
komt, te weten het Woonbedrijf, voor het opkopen van woningen boven het Groningengasveld.
Deze leden vragen wanneer het Woonbedrijf van start gaat en op welke termijn zij naar
verwachting haar taken uit kan voeren. Kan onderbouwd worden dat de aan het Woonbedrijf
beschikbaar gestelde middelen voldoende zijn?
Het streven is om het Woonbedrijf per 1 januari 2019 operationeel te hebben. Dat wil
zeggen dat zij vanaf die datum in staat is om verplichtingen aan te gaan en daarmee
dus ook haar taken uit te kunnen voeren.
Over de onderbouwing voor de beschikbaar gestelde middelen verwijs ik naar het antwoord
op de vraag van de leden van de VVD-fractie over financiering en dekking.
De leden van de CDA-fractie vragen of aangegeven kan worden hoe het beheer door het
Woonbedrijf eruit gaat zien. Deze leden vragen wanneer wel en wanneer niet wordt overgegaan
tot de sloop van opgekochte woningen. Daarbij vragen zij hoe voorkomen gaat worden
dat opgekochte gebouwen lang leeg staan.
Woningen die door het Woonbedrijf worden aangekocht vallen uiteen in drie categorieën:
(1) woningen die meteen weer te koop worden aangeboden, (2) woningen die inzetbaar
zijn als wisselwoning voor de versterkingsopgave en (3) woningen die uit de verkoop
worden gehouden omdat ze bijvoorbeeld in een zeer slechte staat verkeren of omdat
ze in een herstructureringsopgave van de gemeente kunnen worden meegenomen.
Bij de afweging of een woning moet worden gesloopt wordt gekeken naar de investeringskosten
ten opzichte van de herbouwwaarde en of de betreffende gemeente akkoord gaat met sloop
van het gebouw.
In alle gevallen zullen de woningen door het Woonbedrijf moeten worden beheerd. Dat
beheer is er in eerste instantie op gericht om risico's zoals vandalisme, verloedering,
kraak, diefstal of brandstichting te verminderen. Schades als gevolg van bijvoorbeeld
onstuimig weer zullen worden hersteld en indien er een tuin aanwezig is zal deze ook
worden onderhouden.
Het Woonbedrijf heeft nadrukkelijk ook oog voor de leefbaarheid van de woonomgeving
bij de bij haar in bezit zijnde woningen. Om te voorkomen dat woningen langdurig leeg
staan zal actief worden gestuurd op de verkoopstrategie van de woningportefeuille.
In het geval de animo voor de te koop staande woningen dan nog achterwege blijft kan
worden overwogen om bewoning via leegstandsbeheer te organiseren.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Algemene Rekenkamer (ARK) de aanbeveling
doet om de rollen en verantwoordelijkheden expliciet te beschrijven. In welk artikel
van de statuten wordt de rol en verantwoordelijkheid van het Ministerie van Economische
Zaken en Klimaat beschreven? Kan de Minister aangeven hoe invulling wordt gegeven aan de aanbeveling van de
ARK «[dat] van belang [is] dat u concreet aangeeft welke politieke verantwoordelijkheid
voortvloeit uit die rollen en in hoeverre u aanspreekbaar bent op het algehele functioneren
en de taakuitvoering van de stichting en waarover u derhalve Informatieplichtig bent
aan het parlement stichting»? Kan worden verduidelijkt waar de Kamer de Minister op
kan aanspreken ten aanzien van het functioneren en de taakuitvoering van de stichting?
Zoals ik in de Kamerbrief van 31 augustus heb aangegeven staat het Woonbedrijf op
afstand en daarom is de invloed vanuit mijn ministerie beperkt. Derhalve is gekozen
voor beperkte sturingsbevoegdheden. Mijn eerste statutaire bevoegdheid betreft de
goedkeuring van de benoeming van bestuurders (artikel 4.2). Op deze wijze wordt geborgd
dat het bestuur een gewogen afvaardiging heeft vanuit de verschillende expertises
en domeinen. Ten tweede kunnen statutenwijzigingen die wijziging brengen in het doel
van de stichting (artikel 2 van de oprichtingsakte) of die afbreuk doen aan mijn bevoegdheden,
alleen worden doorgevoerd met mijn instemming (artikel 16). Ten derde moet ik worden
geraadpleegd over overige voorgenomen statutenwijzigingen (ook artikel 16). Tot slot
heb ik bij wijze van een exitbepaling de mogelijkheid om het Woonbedrijf te ontbinden
(artikel 17). Deze aanvullende bevoegdheden acht ik wenselijk in aanvulling op de
subsidierelatie en de voorwaarden die daaraan zijn verbonden zoals bedoeld in de artikelen
4:64; 4:69; 4:71 lid 1 sub b, en i van de Algemene wet bestuursrecht. Over die subsidie
ben ik informatieplichtig aan het parlement en daarop kan ik door uw Kamer worden
aangesproken, net zoals op mijn uitvoering van de hierboven genoemde bevoegdheden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie vragen welke partij de taxatie van de woningen uitvoert.
Worden hiervoor experts ingehuurd door het woonbedrijf, of beschikt het woningbedrijf
zelf over onafhankelijke experts die in staat zijn taxaties uit te voeren?
In antwoord op vragen van de VVD-fractie over de taxatie van de marktwaarde ben ik
reeds ingegaan op de keuzemogelijkheid voor een taxateur.
De leden van de D66-fractie verzoeken om verduidelijking van de uitvoeringsovereenkomst
en welke specifieke rol de NAM hierin heeft. Voorts waarderen genoemde leden het dat
de NAM op afstand wordt gezet. Wel vinden deze leden het verwarrend dat de NAM wel
wordt betrokken bij zaken die vallen onder de uitvoeringsovereenkomst, zoals de werkwijze
van het woonbedrijf en interne procedures, en vragen de Minister om nadere toelichting.
De concept-statuten zullen op dit punt (artikel 15) worden aangepast. Voor de geldlening
zal het Woonbedrijf een separate overeenkomst met NAM afsluiten, waarin de condities
en voorwaarden voor het beschikbaar gestelde bedrag zullen worden vastgelegd. Met
die wijziging is het niet nodig om NAM te betrekken bij de uitvoeringsovereenkomst,
hetgeen beter recht doet aan de gewenste verhoudingen tussen partijen.
De leden van de D66-fractie vragen hoeveel geld er in totaal beschikbaar wordt gesteld
door zowel het Rijk als de NAM. Kan de Minister een volledig beeld geven (eventueel
uitgesplitst in een tabel) zodat inzichtelijk wordt hoeveel welke partij bijdraagt
voor welke termijn, voor zowel de pilot als het Woonbedrijf? Kan de Minister daarnaast
inzichtelijk maken hoeveel woningen mogelijk in aanmerking komen voor de regeling
van het Woonbedrijf en hoe uiteindelijk de definitieve keuze wordt gemaakt? Hoe staat
het aantal woningen dat in aanmerking komt voor de regeling van het Woonbedrijf in
verhouding tot de beschikbaar gestelde financiële middelen?
Door het Rijk wordt 10 miljoen euro beschikbaar gesteld ten behoeve van de organisatiekosten
van het Woonbedrijf en de beheerkosten van de woningen uit het Koopinstrument. Door
NAM wordt 30 miljoen euro voor het Koopinstrument beschikbaar gesteld in drie tranches
van 10 miljoen euro voor de jaren 2018, 2019 en 2020. De eerste tranche is al ingezet
voor de aankoop van woningen uit het Koopinstrument 2018, waarvan de aanvraagperiode
reeds is gesloten. In afwachting van de oprichting van het Woonbedrijf voert de Stichting
Proef Koopinstrument (SPKI) het Koopinstrument uit. Na oprichting zullen de door SPKI
opgekochte woningen door het Woonbedrijf worden overgenomen.
Op de vraag hoeveel woningen voor het Koopinstrument in aanmerking kunnen komen geldt
dat iedere woning in het aardbevingsgebied die langer dan twaalf maanden openbaar
te koop staat en het eigendom en hoofdverblijf van de aanvrager dan wel een erfenis
is in aanmerking komt voor het Koopinstrument. Dat aantal verandert voortdurend en
daarmee kan ik niet aangeven hoeveel woningen er mogelijk in aanmerking kunnen komen.
De definitieve keuze voor welke woningen in aanmerking kwamen voor selectie voor het
Koopinstrument werd in 2018 gemaakt op basis van de duur dat de woningen openbaar
te koop stonden waarbij bewoners met een sociaal-maatschappelijk of sociaaleconomisch
knelpunt voorrang kregen op bewoners die dit niet hadden. Om te bepalen of er sprake
was van een dergelijk knelpunt heeft de NCG zich laten bijstaan door een adviescommissie:
de adviescommissie Koopinstrument.
Bewoners die niet direct kunnen worden geselecteerd komen op een reservelijst terecht.
Zodra er binnen het instrument budget vrijkomt, bijvoorbeeld omdat bewoners er zelf
in slagen hun woning te verkopen, wordt bekeken of dat voldoende is voor de eerstvolgende
op de reservelijst. Op deze manier zijn in een kleine twee jaar tijd alle bewoners
die daar nog behoefte aan hadden via de pilot Koopinstrument geholpen.
Los van de uitvoering van het Koopinstrument wordt nog bekeken of het Woonbedrijf
ook een rol kan spelen bij het beheren of in eigendom verkrijgen van woningen die
in het verleden zijn aangekocht op voordracht van de Commissie Bijzondere Situaties
of vanuit andere situaties, zoals complexe schades of schikkingen.
De leden van de D66-fractie vragen welke invloed de oprichting van dit woonbedrijf
heeft op de bewoners die al meededen aan de pilot Koopinstrument. Blijven deze bewoners
in de pilot of worden deze opgenomen in het Woonbedrijf? Hoe zorgt de Minister ervoor
dat de bewoners zelf zo min mogelijk last ervaren van deze overgang?
Het Koopinstrument werkt met jaarlijkse ronden waarvoor bewoners van het aardbevingsgebied
zich kunnen aanmelden. De Pilot Koopinstrument is gestart in 2016. Alle bewoners die
voor de Pilot waren geselecteerd zijn geholpen of hebben zich uit eigen beweging teruggetrokken.
De Pilot was een succes en in 2017 zijn drie nieuwe ronden van het Koopinstrument
aangekondigd (2018 t/m 2020). In 2018 is de eerste ronde van die reeks van het Koopinstrument
gehouden. De stichting die het taxatie- en aankoopproces van deze ronde voor haar
rekening neemt, de Stichting Proef Koopinstrument, zal dit blijven doen totdat alle
geselecteerden van 2018 zijn geholpen of zich uit eigen beweging hebben teruggetrokken.
Zo blijven de bewoners van de selectie tot en met de levering van de woning bij dezelfde
partij. Het Woonbedrijf zal volgend jaar starten met een nieuwe ronde van het Koopinstrument
(2019).
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie lezen nergens in de statuten dat medeoverheden
en belangenorganisaties regelmatig zullen worden geraadpleegd. Dit is een gemiste
kans, aldus deze leden. Zij zouden graag in de statuten een bepaling zien opgenomen
waarin staat dat medeoverheden en belanghebbenden op regelmatige basis de mogelijkheid
wordt gegeven om mee te denken en ook actief vanuit de stichting worden benaderd en
geraadpleegd. Kan de Minister dit toezeggen?
Het Woonbedrijf is een stichting die op afstand van de Minister staat en die zich
– onder andere ter uitvoering van het Koopinstrument – richt op privaatrechtelijke
rechtshandelingen, te weten de aankoop en het beheer van woningen. Het Woonbedrijf
maakt geen beleid.
Bij het ontwerpen van het Koopinstrument zijn door de NCG de medeoverheden en andere
belanghebbenden meegenomen via de maatschappelijke en bestuurlijke stuurgroepen. Met
regelmaat wordt er gerapporteerd aan deze stuurgroepen en ook worden voorgenomen wijzigingen
of evaluaties in deze stuurgroepen geagendeerd.
De leden van de GroenLinks-fractie zien graag dat er meer restricties worden geplaatst
rondom de bestuursleden van de stichting (artikel 4.3 van de statuten). Zo zou het
ongewenst zijn dat er personen in het bestuur komen die werkzaam zijn of zijn geweest
bij de NAM, Shell of ExxonMobil. Is de Minister bereid meer restricties hieromtrent
vast te leggen? Zo kan volgens deze leden elke schijn van belangenverstrengeling worden
voorkomen.
De onafhankelijkheid van de bestuurders staat voorop. Ik vind het een evidente vereiste
dat bestuurders geen (recente) betrokkenheid hebben bij NAM en/of haar aandeelhouders.
Ik zal deze notie opnemen in de profielschets voor de bestuurders.
De leden van de GroenLinks-fractie zien graag dat men zoveel mogelijk transparant
over de werkzaamheden van de stichting is. Deze leden willen dat zoveel mogelijk inzage
wordt gegeven in de financiën en beslissingen van de stichting zodat iedere betrokkene,
ook personen die niet in het bestuur zitten, goed het functioneren van de stichting
kan controleren. Kunnen hierover meer bepalingen worden opgenomen?
Zoals hierboven aangegeven in antwoord op de vragen van de CDA-fractie wordt het Woonbedrijf
opgericht om instrumenten gericht op koop en beheer van woningen in het aardbevingsgebied,
zoals het reeds bestaande Koopinstrument, uit te voeren. Het Woonbedrijf voorziet
in de praktische uitvoering en maakt zelf geen beleid. Betrokkenheid bij en afstemming
over de beleidsmatige kant van de instrumenten verloopt via evaluatie van de betreffende
instrumenten, onder meer via de rapportages van de NCG.
De leden van de GroenLinks-fractie willen graag meer weten over wat er onder het beheer
van panden precies wordt verstaan. Wat zijn de ideeën hierover? Kan dit bijvoorbeeld
ook betekenen dat panden tijdelijk andere functies krijgen?
Op het beheer van panden ben ik reeds ingegaan in het antwoord op de vraag van de
leden van de CDA-fractie op dit punt.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen waarom woningen voor slechts 95% van de
taxatiewaarde worden opgekocht. Het Koopinstrument is bedoeld voor huizen die, zonder
schuld van de gedupeerden, niet verkocht raken. Waarom is dit niet 100% of zelfs meer
gezien alle bijkomende kosten en lasten die komen bij een verhuizing?
Het Koopinstrument is bedoeld als een vangnet voor diegene die – ondanks uiterste
inspanningen – er niet in slagen hun woning te verkopen. Er wordt niet specifiek getoetst
of er een directe relatie met aardbevingsproblematiek is. Het is voor alle partijen
wenselijk dat woningen op de vrije markt worden verkocht. Het Koopinstrument treedt
daarbij marktverstorend op. Om deze marktverstoring te beperken wordt 95% van de marktwaarde
geboden. Tussen het tekenen van de concept-koopovereenkomst en definitieve levering
zit zes maanden in welke periode de bewoner de mogelijkheid heeft om zijn woning zo
mogelijk tegen een hogere prijs aan een derde te verkopen. De ervaringen met het Koopinstrument
leren dat een deel van de bewoners daarin slaagt.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie merken op dat woningeigenaren van woningen die niet verkocht
worden ondersteund kunnen worden door het Woonbedrijf als deze eigenaren aan voorwaarden
voldoen. Welke voorwaarden zijn dit? Deze leden vrezen dat eigenaren die niet aan
de voorwaarden voldoen geen ondersteuning krijgen van het Woonbedrijf, ook al kunnen
zij hun huis ook niet verkopen. Tevens merken deze leden op dat de woning getaxeerd
zal worden en dat de bewoners dan 95% van die taxatie kunnen krijgen voor hun woning.
Op basis waarvan wordt die 95% bepaald? Wordt bij de taxatie rekening gehouden met
de waardedaling van de huizen tijdens de crisis, die in Groningen veel sterker was
dan in de rest van Nederland, door de bevingen? Wordt daarbij ook rekening gehouden
met het feit dat de waardestijging in die regio ook veel trager verloopt dan in de
rest van Nederland? Hoe gaat het woonbedrijf om met monumentale panden? Kunnen deze
gered worden, ook als sloop goedkoper is? Wie bepaalt er welk pand versterkt en welk
pand gesloopt zal worden? Hebben inwoners van de provincie enige inbreng? Zo nee,
hoe gaat de Minister dat dan toch organiseren?
De huidige voorwaarden om in aanmerking te komen voor het Koopinstrument 2018 zijn
dat de woning gelegen moet zijn in het aardbevingsgebied, tenminste twaalf maanden
openbaar te koop moet zijn aangeboden en dat het gaat om het eigendom en hoofdverblijf
van de aanvrager, of om een erfenis. In het antwoord op de vraag van de GroenLinks-fractie
ben ik ingegaan op de keuze voor 95% van de taxatie. De gehanteerde taxatie is een
taxatie op basis van marktwaarde. Marktwaarde is het geschatte bedrag waartegen vastgoed
zou worden overgedragen op de peildatum tussen een bereidwillige koper en een bereidwillige
verkoper in een zakelijke transactie. De peildatum is in het geval van het Koopinstrument
de datum van opname door de taxateur.
Het kan voorkomen dat de verkoopprijs van een woning in het aardbevingsgebied lager
uitvalt ten opzichte van vergelijkbare woningen daarbuiten, als gevolg van de aardbevingsrisico’s.
Woningeigenaren kunnen voor de gevolgen van die waardedaling een beroep doen op de
Waarderegeling van NAM. Woningeigenaren die hun woning verkopen via het Koopinstrument
kunnen na verkoop ook een aanvraag voor deze regeling indienen. Woningeigenaren die
hun huis aan het Woonbedrijf kunnen verkopen kunnen dus nog steeds in aanmerking komen
voor compensatie onder de Waarderegeling van de NAM. Het is overigens mijn ambitie
om de Waarderegeling publiek af te handelen waar dat mogelijk is.
Het Woonbedrijf zal bij de uitvoering van de verschillende instrumenten gericht op
koop en/of beheer van woningen in het aardbevingsgebied monumentale panden in principe
op dezelfde wijze behandelen als andere panden. Uiteraard kan het zijn dat een monumentenstatus
specifieke eisen stelt aan het onderhoud en beheer van het pand. Waar dat het geval
is dan zal het Woonbedrijf overeenkomstig die eisen handelen.
Tot slot wil ik opmerken dat het Woonbedrijf zich niet richt op het herstel van aardbevingsschade
en de versterking van panden. Als er panden in de woningportefeuille komen die dergelijke
aandacht behoeven dan zal dit verlopen via de daarvoor ingerichte procedures, gelijk
aan de procedures die ook voor de inwoners van Groningers openstaan. Het Woonbedrijf
heeft daarmee als woningeigenaar dezelfde status als een inwoner van Groningen en
heeft geen preferente positie waar het aankomt op schadeherstel of versterking.
De leden van de SP-fractie vragen ook hoe eventuele winst dat het Woonbedrijf maakt
gebruikt zal worden. Vloeien de middelen terug naar de regio?
Het Woonbedrijf is een stichting die geen onderneming drijft en geen winstoogmerk
heeft.
Het karakter van de werkzaamheden – te weten het kopen van moeilijk verkoopbare woningen
of woningen met schade – brengt met zich mee dat over enige tijd het Woonbedrijf met
een incourante woningportefeuille achterblijft. De verwachting is dat het Woonbedrijf
geen winst zal maken. In het onverwachte geval dat het Woonbedrijf toch een positief
resultaat boekt zal dit resultaat worden gebruikt om meer woningen op te kopen.
De leden van de SP-fractie willen duidelijkheid over de rol die de NAM en de Nationaal
Coördinator Groningen (NCG) in het Woonbedrijf innemen. Kan de Minister de keiharde
garantie geven dat de NAM geen invloed uitoefent op de verkoopprijs van een gebouw,
geen invloed op welk onderdeel in het proces dan ook? Kan de Minister garanderen dat
het enige dat de NAM moet doen, betalen is? Kan de Minister de onafhankelijkheid van
het bestuur ook keihard garanderen?
Zoals in het antwoord op de vraag van de leden van de D66-fractie aangegeven, zullen
de concept-statuten worden aangepast, zodat NAM geen betrokkenheid heeft bij de uitvoeringsovereenkomst.
Het Woonbedrijf zal een aparte overeenkomst met NAM sluiten voor de financiering.
Daarmee heeft NAM geen invloed op de werkwijze van het Koopinstrument.
Over de onafhankelijkheid van het bestuur ben ik ingegaan in reactie op de eerste
vraag van de leden van de VVD-fractie. De onafhankelijkheid van de bestuurders vind
ik een belangrijk gegeven en om die reden heb ik in de concept-statuten ook een goedkeuringsrecht
ten aanzien van de bestuurdersbenoemingen laten opnemen. Ook zal ik in de profielschets
opnemen dat de bestuurders geen (recente) betrokkenheid mogen hebben (gehad) bij NAM
en/of haar aandeelhouders.
De leden van de SP-fractie willen weten hoe het overleg met de regio loopt, houdt
de Minister rekening met wat de regio wil? In hoeverre kunnen de maatschappelijke
organisaties invloed uitoefenen op de inrichting en uitvoering van het Woonbedrijf?
Deze leden stellen vast dat het advies van de Mijnraad gebruikt wordt bij de versterking.
Dit advies is tot stand gekomen met metingen verricht door het NAM-model HRA. Is de
regering het met deze leden eens dat daar onverklaarbare uitkomsten uit komen? Zo
nee, hoe verklaart de Minister de wisselende uitkomsten dan? Is het inspecteren van
gebouwen met schade die onverkoopbaar zijn niet een betrouwbaardere manier om een
plan van aanpak voor versterking te maken?
Op de vraag naar de betrokkenheid van maatschappelijke organisaties bij de totstandkoming
van het Koopinstrument ben ik ingegaan bij het antwoord op de vraag van GroenLinks.
Het Koopinstrument is bedoeld om woningeigenaren in de kern van het aardbevingsgebied
te ondersteunen die willen verhuizen maar moeite hebben hun woning te verkopen en
richt zich dus niet specifiek op woningen met schade of die versterkt moeten worden.
De leden van de SP-fractie merken op dat het Woonbedrijf misschien een goede mogelijkheid
biedt om mensen die wonen in onverkoopbare gebouwen enige zekerheid te bieden. Deze
leden zouden graag zien dat er ook een instantie opgericht zou worden die niet om
scheuren in gebouwen draait, maar om scheuren in zielen. Is het mogelijk om een «Gezondheidsreparatiebedrijf»
op te richten waar de psychische en lichamelijke hulpverlening betaald wordt door
de NAM en de organisatorische- en beheerskosten door de Staat?
De gevolgen van de aardbevingen door gaswinning op de psychische en lichamelijke gezondheid
van de inwoners van Groningen hebben uiteraard mijn volste aandacht, naast het herstel
van schade en de bouwkundige versterking van gebouwen voor de veiligheid. Echter,
deze vraag valt buiten de scope van het Woonbedrijf.
Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie vragen waarom gekozen is voor 95% van de getaxeerde marktwaarde
onder het Koopinstrument. Zij stellen dat woningen onverkoopbaar zijn en een lage
marktwaarde kennen vanwege schade door aardbevingen, dan wel de kans daarop, dan wel
het imago dat de omgeving kent vanwege de aardbevingen. De marktwaarde is daarmee
geen geschikte graadmeter om een rechtvaardige prijs te bepalen. Hoe ziet de Minister
dit? Zijn er andere prijsbepalingsmethodes overwogen? Wat gebeurt er met eventuele
restschulden van bewoners?
In het antwoord op de vraag van de GroenLinks-fractie ben ik ingegaan op de keuze
voor 95% van de taxatie.
De woningmarkt in het aardbevingsgebied trekt aan, net als in de rest van Nederland.
De verkoopbaarheid van woningen neemt daarmee toe. Dat blijkt uit het meest recente
woningmarktonderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).1 In de gebieden met gemiddeld meer schade als gevolg van de gaswinning is deze ontwikkeling
wel later op gang gekomen dan in andere gebieden.
De marktwaarde kan voor bepaalde woningen in bepaalde gemeenten als gevolg van de
aardbevingsrisico’s lager uitvallen ten opzichte van vergelijkbare panden. Woningeigenaren
kunnen daarvoor een beroep doen op de eerder genoemde Waarderegeling van NAM. Deze
waardedalingsregeling compenseert de lagere verkoopprijs van woningen als gevolg van
de aardbevingsproblematiek. Ook woningeigenaren die hun woning verkopen via het Koopinstrument
kunnen na verkoop een aanvraag voor deze regeling indienen.
Met de toegang tot de Waarderegeling is de taxatie op marktwaarde een geschikte graadmeter
om de waarde van de woning te bepalen.
Of een restschuld blijft bestaan bij eigenaren die met behulp van het Koopinstrument
hun huis aan het Woonbedrijf hebben verkocht zal per situatie verschillen. Het Woonbedrijf
en het Koopinstrument richten zich op ondersteuning van woningeigenaren in het aardbevingsgebied
die willen verhuizen maar moeite hebben hun woning te verkopen. Er zijn andere instrumenten
waar restschuldenproblematiek wel een rol zou kunnen spelen, bijvoorbeeld situaties
die voorgelegd worden aan de Commissie Bijzondere Situaties.
Kan de Minister uitleggen waarom het belangrijk is dat het Woonbedrijf op afstand
van het ministerie staat, hoewel de stichting wel publieke doelen nastreeft? Waarom
is er niet voor gekozen in ieder geval de mogelijkheid te hebben tot bijsturing? Waarom
is de NAM betrokken bij de uitvoeringsovereenkomst?
Binnen de gekozen rechtsvorm is het eenvoudiger en meer geaccepteerd om verschillende
financieringsbronnen, zowel privaat (NAM) als publiek (subsidie van de Staat), te
hebben. De stichting zal een gescheiden boekhouding voeren. Enerzijds een boekhouding
betreffende de publieke gelden, de subsidie vanuit de Staat. Anderzijds een boekhouding
betreffende de private gelden te ontvangen van NAM.
Het Woonbedrijf geeft praktische uitvoering aan publieke doelen, zoals het Koopinstrument
dat erop is gericht om mensen die het gevoel hebben «vast te zitten» in hun woning
vanwege onverkoopbaarheid vanwege de aardbevingsproblematiek een helpende hand te
bieden. Het bijsturen op publieke doelstellingen gebeurt niet op het uitvoeringsniveau
van het Woonbedrijf, maar aan de hand van de evaluaties van de instrumenten zij uitvoert
zoals het Koopinstrument (bijvoorbeeld in de halfjaarrapportage van de NCG).
Op de betrokkenheid van NAM bij de uitvoeringsovereenkomst ben ik ingegaan bij de
vragen van de leden van de D66-fractie. De concept-statuten zullen op dit punt worden
aangepast en NAM zal geen partij zijn bij de uitvoeringsovereenkomst.
De leden van de PvdA-fractie vragen waar het bedrag van 30 miljoen plus 10 miljoen
euro op is gebaseerd. Wat is het verwachte gebruik van de regeling? Klopt het dat
het bedrag van 10 miljoen euro is gereserveerd voor organisatorische kosten? Zo ja,
waar is dit bedrag op gebaseerd? Hoeveel mensen zullen werkzaam zijn voor de organisatie?
Waar zal de huisvesting plaatsvinden?
NAM heeft in 2016 een bedrag van 10 miljoen euro beschikbaar gesteld voor een instrument
voor onverkoopbare woningen. Op basis van dat bedrag is de NCG in 2016 gestart met
de pilot Koopinstrument. Voor dat bedrag konden 55 woningeigenaren direct worden geselecteerd
en kwamen er 35 op de reservelijst. Budget dat vrijkwam doordat bewoners er bijvoorbeeld
alsnog zelf in slaagden hun woning te verkopen werd benut voor die reservelijst. In
een kleine twee jaar tijd zijn alle bewoners die daar nog behoefte aan hadden via
de pilot Koopinstrument geholpen.
Afgaande op die ervaring en het totaal aantal ontvangen aanvragen dat aan de voorwaarden
voldoet is dit bedrag voldoende om een aanzienlijk deel van de aanvragen per ronde
direct deel te kunnen laten nemen.
Voor de vragen over de dekking en de personele inzet verwijs ik naar eerdere antwoorden
op vragen van de leden van de VVD-fractie Het Woonbedrijf krijgt zijn zetel in Groningen.
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen nadere toelichting waarom bewoners een
aanbieding van 95% van de getaxeerde marktwaarde krijgen. Hoe is dit percentage vastgesteld?
Ligt de marktwaarde per definitie niet al relatief laag ten opzichte van vergelijkbare
woningen elders, in verband met de negatieve gevolgen van de gaswinning?
Op de 95% taxatiewaarde ben ik reeds ingegaan bij de vragen van de leden van de GroenLinks-fractie
en de SP-fractie. Bij het ontwerpen van het Koopinstrument heeft de Moerdijkregeling
als voorbeeld gediend, waar ook het percentage van 95% wordt gehanteerd.
Het kan voorkomen dat de verkoopprijs van woningen in het aardbevingsgebied lager
uitvalt ten opzichte van vergelijkbare woningen elders als gevolg van de aardbevingsrisico’s.
Woningeigenaren kunnen daarvoor een beroep doen op de Waarderegeling van NAM. Deze
waardedalingsregeling compenseert de lagere verkoopprijs als gevolg van de aardbevingsproblematiek.
Woningeigenaren die hun woning verkopen via het Koopinstrument kunnen na verkoop een
aanvraag voor deze regeling indienen.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen toelichting op de opmerking dat de financiering
voor het Woonbedrijf grotendeels afkomstig is van NAM. Wat wordt bedoeld met «grotendeels»?
De aankoop van woningen door middel van het Koopinstrument (de kosten koper van de
aan te kopen woningen) wordt met 30 miljoen euro volledig door NAM gefinancierd. Daar
tegenover staat dat het Rijk een subsidie aan het Woonbedrijf verstrekt van 10 miljoen
euro voor de organisatorische- en beheerskosten ter uitvoering van het Koopinstrument.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen inzichtelijk te maken hoe de keuze voor
een stichtingsvorm is gemaakt en hoe bij het maken van die afweging het besliskader
over privatisering en verzelfstandiging van de Eerste Kamer is gehanteerd.
Het Woonbedrijf is een stichting die op afstand van de Minister staat en die zich
– onder andere ter uitvoering van het Koopinstrument – richt op privaatrechtelijke
rechtshandelingen, namelijk de aankoop en het beheer van woningen. Het Woonbedrijf
maakt zelf geen beleid. De keuze om het verder bij een privaatrechtelijke rechtspersoon
te beleggen en niet bij een publieke rechtspersoon is ingegeven door de financiering
van NAM. Ik zou het onwenselijk vinden als NAM geld aan een overheidspartij zou verstrekken
voor de uitvoering van activiteiten die bij uitstek privaatrechtelijk van aard zijn,
te weten het kopen van woningen. De stichting zal overigens een gescheiden boekhouding
voeren.
Het besliskader2 biedt een overzicht met aandachtspunten en richtlijnen voor besluiten over privatisering
en verzelfstandiging en, procesmatig, voor de besluitvorming. Het kader is gebruikt
om de gedachten over de oprichting van een entiteit aan te scherpen. Omdat het hier
niet gaat om een privatisering of verzelfstandiging van een bestaande taak is het
kader niet één-op-één toepasbaar.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E.D. Wiebes, minister van Economische Zaken en Klimaat