Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Verslag
36 792 Wijziging van de Wet tegemoetkomingen loondomein teneinde voor een nieuwe werkgever een recht te regelen op een loonkostenvoordeel voor de resterende duur daarvan
Nr. 5
VERSLAG
Vastgesteld 1 oktober 2025
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid, belast met het voorbereidend
onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen
van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende
door de regering worden beantwoord acht de commissie de openbare behandeling van het
wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave
Algemene Toelichting
1
1.
Aanleiding
2
2.
Voorgestelde oplossing
2
3.
Verhouding tot jurisprudentie en Europees recht
2
4.
Caribisch gebied
2
5.
Uitwerking
2
6.
Overgangsrecht
2
7.
Financiële gevolgen
2
8.
Gevolgen voor uitvoering
2
9.
Doenvermogen voor werknemers en werkgevers
3
10.
Internetconsultatie
3
11.
Regeldruk
3
12.
Evaluatie
3
Algemene toelichting
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorliggende wet. Deze leden hebben
hier enkele vragen over.
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden hebben nog enkele
vragen.
1. Aanleiding
2. Voorgestelde Oplossing
De leden van de D66-fractie danken de regering voor de toelichting, maar blijven, net als de Raad van State,
bezorgd over de administratieve last die bij de werknemer wordt gelegd. De regering
stelt dat de eis voor een nieuwe doelgroepverklaring noodzakelijk is vanwege privacy-aspecten
in bepaalde gevallen van bedrijfsovergang en dat het uitvoeringstechnisch niet mogelijk
is om onderscheid te maken tussen deze situaties en een zuivere overgang van rechtsvorm,
waar het privacy-aspect niet speelt.
De leden van de D66-fractie vragen waarom er wordt gekozen voor een oplossing die
voor de meest eenvoudige gevallen, waarin feitelijk alleen het loonheffingsnummer
wijzigt, een onnodige lastenverzwaring introduceert. Het uitgangspunt zou immers moeten
zijn een regeling zo lastenluw mogelijk vorm te geven.
Kan de regering nader onderzoeken of dit uitvoeringsprobleem niet op een andere manier
kan worden opgelost? Is bijvoorbeeld overwogen om de werkgever de plicht te geven
de aanvraag te doen, juist omdat het alternatief van een machtiging door de werknemer
al in het voorstel wordt genoemd? Een dergelijke aanpak zou de last bij de werknemer
wegnemen, terwijl de door de regering genoemde privacy-waarborgen via de machtiging
gerespecteerd kunnen worden. Waarom is deze eenvoudigere, voor de werknemer minder
belastende route niet als standaard gekozen?
3. Verhouding tot jurisprudentie en Europees recht
4. Caribisch gebied
5. Uitwerking
6. Overgangsrecht
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben enkele vragen over het overgangsrecht en mogelijke terugwerkende kracht. De
leden merken op dat de regering dit niet wenselijk acht vanwege budgettaire en uitvoeringstechnische
gevolgen, zoals staat beschreven op pagina 14 van de memorie van toelichting. Deze
leden vragen om nadere toelichting waarom er niet is gekozen om deze wet met terugwerkende
kracht te laten gelden. De leden vragen in dit antwoord de verschillende overwegingen
te schetsen en daarbij in ieder geval in te gaan op de genoemde knelpunten. Tevens
vragen de leden van de GroenLinks-PvdA fractie op welke manier de regering gaat communiceren
over het overgangsrecht.
7. Financiële gevolgen
8. Gevolgen voor uitvoering
De leden van de GroenLinks-PvdA fractie vragen of de regering het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekering (UWV) al een
implementatieopdracht heeft gegeven voor het voorliggende wetsvoorstel. Ook vragen
deze leden of de beoogde inwerkingtredingsdatum gehaald kan worden.
9. Doenvermogen voor werknemers en werkgevers
De leden van de D66-fractie constateren dat het wetsvoorstel meer vraagt van het doenvermogen van werknemers.
Juist in een periode van een bedrijfsovergang, die voor een werknemer onzeker kan
zijn, wordt van hen een extra administratieve handeling verwacht om een financieel
voordeel voor de werkgever veilig te stellen. Is de regering het met de D66-fractie
eens dat het onwenselijk is om deze administratieve last eenzijdig bij de werknemer
te leggen? Heeft de regering overwogen om in de wet een actieve faciliteerplicht voor
de werkgever op te nemen? Dit zou kunnen betekenen dat de werkgever wettelijk verplicht
wordt om de werknemer te ondersteunen bij de aanvraag van de nieuwe doelgroepverklaring.
Kan de regering reflecteren op de mogelijkheid om werkgevers te verplichten hun werknemers
actief en aantoonbaar te informeren en hen hulp aan te bieden bij het aanvraagproces,
juist omdat het loonkostenvoordeel de werkgever ten goede komt? Zo nee, waarom is
een dergelijke verplichting tot ondersteuning niet overwogen? De leden van de D66-fractie
maken zich zorgen over de positie van werknemers met beperkte administratieve of digitale
vaardigheden. De Belastingdienst waarschuwt in zijn uitvoeringstoets dat het wetsvoorstel
meer vraagt van het doenvermogen van werknemers. Hoewel de regering inzet op «duidelijke
communicatie», is communicatie alleen vaak niet voldoende voor werknemers die moeite
hebben met het begrijpen of uitvoeren van administratieve processen. Ook vragen deze
leden waarom deze uitvoeringstoets niet bij de stukken is gevoegd. De leden van de
D66-fractie vragen de regering om te specificeren welke concrete, laagdrempelige ondersteuningsmaatregelen
er worden getroffen voor werknemers die extra hulp nodig hebben bij de aanvraag van
de doelgroepverklaring. Is de regering bijvoorbeeld voornemens om, naast algemene
communicatie, te voorzien in persoonlijke ondersteuning via telefoon, fysieke loketten
bij het UWV of proactieve hulpverlening? Hoe wordt gewaarborgd dat deze ondersteuning
werknemers bereikt die de standaard digitale communicatie mogelijk missen of niet
volledig begrijpen, zodat ook zij het recht op het loonkostenvoordeel voor hun (nieuwe)
werkgever kunnen veiligstellen?
10. Internetconsultatie
11. Regeldruk
12. Evaluatie
De leden van de GroenLinks-PvdA fractie vragen wanneer de evaluatie van de Wtl concreet
gaat plaatsvinden. Deze leden vragen of de evaluatie wordt meegenomen in een reeds
gepland moment of dat er een nieuw (aanvullend) moment wordt gecreëerd.
De Voorzitter van de commissie, Van der Burg
De griffier van de commissie, Post
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. van der Burg, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
H.J. Post, griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.