Brief regering : Acute zorg
29 247 Acute zorg
Nr. 464
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 september 2025
Met deze brief informeer ik uw Kamer, in de aanloop naar het commissiedebat Acute
Zorg van donderdag 25 september 2025 over de voortgang van de maatregelen genoemd
in het Regeerprogramma ten aanzien van de acute zorg (paragraaf 1 in deze brief).
Tevens ga ik in op een aantal andere ontwikkelingen in de acute zorg:
• Differentiatie in kwaliteitseisen in het aanbod van acute zorg en de ontwikkelingen
met betrekking tot Mobiele Medische Teams (paragraaf 2).
• De stand van zaken van het ambulancebeleid, mede op basis van een aantal moties en
vragen van uw Kamer (paragraaf 3).
• De stand van zaken wat betreft de basiscapaciteit Intensive Care (paragraaf 4).
1. Stand van zaken maatregelen Regeerprogramma over acute zorg
Met betrekking tot de acute zorg, zijn in het Regeerprogramma drie maatregelen aangekondigd.1 Het betreft ten eerste het aanpassen van regelgeving, die gevolgd moet worden als
een ziekenhuis overweegt het aanbod van acute zorg op een bepaalde locatie te beperken.
Ten tweede is aangegeven dat het kabinet wil dat de spoedeisende hulp, acute verloskunde
en de intensive care afdelingen gefaseerd en zo snel mogelijk gefinancierd worden
op basis van een vast budget. Ten derde is een handreiking aangekondigd in relatie
tot het aanbod van acute zorg. In deze paragraaf licht ik de stand van zaken toe.
Regelgeving acute zorg
In bestaande regelgeving2 is vastgelegd welke besluitvormingsprocedure moet worden doorlopen, wanneer een zorgaanbieder
overweegt om het aanbod van acute zorg op een bepaalde locatie te beperken. Ik werk
aan een aantal aanpassingen van het Uitvoeringsbesluit Wkkgz en de Uitvoeringsregeling
Wkkgz. De belangrijkste aanpassingen betreffen de volgende:
• Met de eerste aanpassing wordt vastgelegd dat belanghebbenden zoals gemeenten en inwoners
vroegtijdig worden betrokken, zodat zij een sterkere invloed kunnen hebben op de besluitvorming
over eventuele wijziging van het aanbod van acute zorg.3 Door vroegtijdige betrokkenheid van belanghebbenden ontstaat een breder palet aan
inzichten, wat naar verwachting bijdraagt aan betere, beter onderbouwde en in de regio
breder gedragen besluiten.
• Met de tweede aanpassing breid ik het toepassingsgebied van de bestaande regelgeving
uit, zodat het aspect van bereikbaarheid (nog) beter wordt meegewogen bij besluitvorming
over eventuele beëindiging van het aanbod van acute zorg aanbod op een bepaalde locatie.
Op dit moment moeten alleen ziekenhuizen met een afdeling spoedeisende hulp of acute
verloskunde die gevoelig zijn voor de 45-minutennorm4 meewerken aan de zorgplicht van de zorgverzekeraar. Met de voorgenomen aanpassing
gaan deze regels gelden voor alle ziekenhuizen met een afdeling spoedeisende hulp
of acute verloskunde5. Dat betekent dat alle ziekenhuizen medewerking moeten verlenen aan de zorgplicht
van de zorgverzekeraar, indien zij voornemens zijn om het aanbod van acute zorg te
beperken6.
• De derde aanpassing is het gevolg van het recent door uw Kamer aangenomen amendement
Bushoff/Krul7. Hiermee wordt nog extra invulling gegeven aan het versterken van de invloed van
betrokken partijen. Dit amendement geeft de burgemeester van de gemeente waar de locatie
zich bevindt de mogelijkheid een zwaarwegend advies uit te brengen wanneer een zorgaanbieder
overweegt het aanbod van acute zorg op een bepaalde locatie geheel of gedeeltelijk
te beëindigen of op te schorten. Wanneer het zwaarwegend advies van de burgemeester
een negatief oordeel bevat over de voorgenomen beëindiging of opschorting, dan mag
deze pas plaatsvinden wanneer de zorgaanbieder heeft gemotiveerd waarom het advies
niet wordt gevolgd en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd hierover een zwaarwegend
advies heeft uitgebracht. Met de genoemde wijziging van de regelgeving verduidelijk
ik ook de reikwijdte van het amendement8.
De genoemde aanpassingen liggen op dit moment voor in de internetconsultatie9. De inzet is om de voorgestelde aanpassingen begin van het nieuwe jaar bij uw Kamer
en de Eerste Kamer voor te hangen.
Budgetbekostiging acute zorg
Eén van de maatregelen uit het Regeerprogramma betreft het gefaseerd en zo snel mogelijk
invoeren van budgetbekostiging voor de acute zorg. Deze zomer heeft mijn voorganger
gebruikt voor de definitieve besluitvorming met betrekking tot het invoeren van budgetbekostiging
voor de SEH. De Kamer wordt daar separaat over geïnformeerd voorafgaand aan het Commissiedebat
Acute zorg en dit laat ik daarom in deze brief buiten beschouwing.10 Voor de acute verloskunde en intensive care wacht ik de rapporten van de NZa af dit
najaar.
Handreiking voor de regionale dialoog
De handreiking is ontwikkeld als hulpmiddel om de dialoog tussen belanghebbenden in
de regio te ondersteunen bij (voorgenomen) wijzigingen in het aanbod van acute of
ziekenhuiszorg. Er staan adviezen in om een dergelijk proces zorgvuldig te laten verlopen.
Doel is wederzijds begrip en breed gedragen besluiten in de regio. Ik ben dan ook
verheugd dat ik de «Handreiking voor de regionale dialoog bij wijzigingen in het aanbod
van acute zorg en ziekenhuiszorg» hierbij aan uw Kamer kan aanbieden11, 12, 13. Ik zal de komende tijd monitoren hoe deze handreiking in de praktijk wordt gebruikt,
en de handreiking aanpassen als dat nodig blijkt.
2. Differentiatie kwaliteitseisen en Mobiele medische teams
Differentiatie kwaliteitseisen aanbod acute zorg in ziekenhuizen
Met de aangenomen motie van het lid Pouw-Verweij c.s.14 heeft uw Kamer opgeroepen om, samen met het zorgveld, tot duidelijkere definities
te komen voor varianten van acute zorgafdelingen waarvoor nu verschillende termen
worden gebruikt. Daarnaast heeft de toenmalige Minister van VWS aan uw Kamer toegezegd
een verkenning uit te voeren naar de kwaliteitseisen die moeten gelden voor de verschillende
varianten van acute zorgafdelingen15. Ook is de toezegging gedaan om met het Zorginstituut in gesprek te gaan over het
Kwaliteitskader Spoedzorgketen16. De uitkomst van deze verkenning en gesprekken met het veld (waaronder het Zorginstituut)
is dat er afspraken in het Aanvullend Zorg- en Welzijnsakkoord (AZWA)17 zijn gemaakt over de differentiatie van kwaliteitseisen voor het verschillend aanbod
van acute zorg in ziekenhuizen. Differentiatie zorgt ervoor dat de gestelde kwaliteitseisen
beter passen bij de verschillen in zorgaanbod. Daarmee hoeven ziekenhuizen geen afdeling
acute zorg te sluiten omdat ze niet aan onrealistische kwaliteitseisen kunnen voldoen.
Differentiatie van kwaliteitseisen doet daarmee recht aan de praktijk, waarin al verschillende
alternatieve organisatievormen van acute zorg bestaan, zoals spoedpleinen of spoedposten.
Partijen hebben afgesproken dat uiterlijk in het vierde kwartaal van 2025 een voorstel
wordt uitgewerkt, bestaande uit een set gedifferentieerde kwaliteitseisen voor verschillend
aanbod van acute zorg in ziekenhuizen. Mocht de Landelijke Spoedzorgtafel niet vóór
1 januari 2026 tot een voorstel komen, dan plaatst het Zorginstituut de kwaliteitseisen
voor verschillend aanbod van acute zorg in ziekenhuizen op haar meerjarenagenda. Hiermee beschouw ik de bovengenoemde toezeggingen als afgedaan. Differentiatie
van de kwaliteitseisen zoals hierboven beschreven zal leiden tot duidelijker definities
van verschillende vormen van aanbod van acute zorg. Daarmee zie ik ook de motie van
het lid Pouw-Verweij c.s. als afgedaan.
Mobiele medische teams
Vanwege de druk op de traumazorg door Mobiel Medische Teams (MMT) heeft de toenmalige
Minister van VWS op basis van het advies van het Landelijk Netwerk Acute Zorg (LNAZ)
in juni 2024 het principebesluit genomen tot uitbreiding van de MMT-zorg met een 24/7
helikopter-MMT op luchthaven Teuge én een 24/7 grondgebonden-MMT in Maastricht. Ik
steun dit besluit en het belang van gelijke toegankelijkheid voor heel Nederland tot
deze vorm van acute zorg. Ik verken de mogelijkheden om te komen tot passende bekostiging
en dekking van benodigde middelen.
De uitbreiding van een 24/7 helikopter-MMT op luchthaven Teuge voor de regio Gelderland/Overijssel
vraagt aanvullend nog aanpassing van het luchthavenbesluit. Hiervoor moet door het
bevoegd gezag (provincie Gelderland) passende geluidsruimte opgenomen worden in het
luchthavenbesluit van Luchthaven Teuge. Op dit moment is er geen geldig luchthavenbesluit
en wordt er teruggevallen op de omzettingsregeling luchthaven Teuge18. De Raad van State heeft namelijk in april jl. het luchthavenbesluit nietig verklaard
na bezwaren van omwonenden over de gevolgde procedure. Deze bezwaren hadden geen betrekking
op MMT-zorg, omdat MMT-vliegbewegingen (nog) niet waren opgenomen in het thans nietig
verklaarde luchthavenbesluit. Nu de procedure tot een nieuw luchthavenbesluit moet
worden doorlopen, heeft het LNAZ de provincie Gelderland uitdrukkelijk verzocht stationering
van een helikopter op Luchthaven Teuge hierin mee te nemen. In lijn met de aangenomen
motie van het lid Rikkers-Oosterkamp (BBB)19 ben ik in overleg getreden met de provincie Gelderland en heb ik opnieuw aandacht
gevraagd voor de stationering van een helikopter op Teuge. Ik heb ook verzocht dit
mee te nemen in een nieuw luchthavenbesluit. De provincie geeft aan een positieve
grondhouding te hebben ten aanzien van dit verzoek. Ze geeft aan reeds gestart te
zijn met voorbereidende werkzaamheden in aanloop naar een nieuw luchthavenbesluit.
Op voorhand is lastig aan te geven hoe lang het proces duurt, de verwachting is een
doorlooptijd van één tot twee jaar. LNAZ heeft mij laten weten dat het MMT-team per
auto vanaf omgeving Teuge kan worden ingezet, zolang er geen helikopter kan vliegen
op Teuge. Ik houd uw Kamer op de hoogte van de voortgang op dit dossier.
3. Ontwikkelingen in de ambulancesector
Zoals hiervoor aangegeven wil ik u in deze paragraaf op de hoogte stellen van enkele
belangrijke ontwikkelingen in de ambulancesector. Ik ga achtereenvolgens in op de
verbeterde urgentie-indeling, de responstijden en mobiele zorgconsulten. Tevens sta
ik stil bij het vernieuwde Referentiekader Spreiding en Beschikbaarheid.
Voordat ik hierop in ga, wil ik graag in herinnering roepen dat op dit moment ook
de evaluatie van de Wet ambulancezorgvoorzieningen plaatsvindt.20 Het doel van de evaluatie is onderzoeken of de wet in de praktijk doeltreffend is
in het borgen van kwaliteit en continuïteit van ambulancezorg. Tevens moet de evaluatie
inzichtelijk maken of de huidige kaders in wet- en regelgeving voldoende richting
geven en ruimte bieden voor de ontwikkelingen. Na afronding van de evaluatie, gepland
voor het eind van dit jaar, zal ik de bevindingen met uw Kamer delen.
Verbeterde urgentie-indeling
Conform de toezegging van de voormalig Minister van VWS, informeer ik uw Kamer hierbij
over de verbeterde urgentie-indeling, waar de ambulancesector sinds vorig jaar mee
werkt.21 Dit heeft als doel de inzet van ambulances verder te optimaliseren. Onderdeel hiervan
is een nieuwe categorie voor de grootst mogelijke spoed: de A0-urgentie.22 De A0-urgentie is een medisch onderbouwde categorie voor de gevallen met de grootst
mogelijke spoed (die voorheen allemaal als A1 werden geclassificeerd). In dergelijke
gevallen telt elke minuut voor de overlevingskans of kwaliteit van leven van de patiënt.
Het gaat hierbij bijvoorbeeld om een reanimatie, of een situatie waarin de patiënt
niet of nauwelijks ademt, of een situatie waarin de centralist oordeelt dat de zorgvraag
potentieel levensbedreigend is, zoals bij een grote bloeding. In 2024 waren er 22.124
inzetten met de A0-urgentie.23 Dit betrof ongeveer 3% van de A0- en A1-spoedinzetten tezamen.
Het evaluatierapport van het gebruik van de verbeterde urgentie-indeling ambulancezorg
is 19 augustus jl. verschenen op de website van Ambulancezorg Nederland (AZN).24 De implementatie van de A0-urgentie is (overwegend) positief beoordeeld door zowel
melders, patiënten als zorgprofessionals. De eerste cijfers laten daarbij zien dat
een ambulance bij de nieuwe A0-urgentie één minuut en 39 seconden sneller ter plaatse
is dan bij een A1-urgentie, zonder dat dit ten koste gaat van de responstijden voor
de A1- (en A2-)urgenties.
De verbeterde urgentie-indeling is door de ambulancesector geïmplementeerd. De wettelijke
norm is nog gebaseerd op de oude urgentie-indeling.25 Ik zal de komende tijd gebruiken om me te beraden op een geschikte wettelijke norm
die aansluit bij deze nieuwe urgentie-indeling. Dit zal ik in samenhang bekijken met
de uitkomsten van de genoemde wetsevaluatie en de manier waarop de A0-urgentie een
plek krijgt in het kwaliteitskader ambulancezorg. Tot die tijd blijven de huidige
wettelijke streefnorm voor de A1-urgentie en het toezicht daarop ongewijzigd.
Aanpak dunbevolkte landelijke gebieden
Responstijden zijn de indicator voor de toegankelijkheid van ambulancezorg. Op 18 augustus
jl. is het AZN Sectorkompas Ambulancezorg verschenen over het rapportagejaar 2024.26 Daaruit blijkt dat de ambulance in spoedgevallen gemiddeld in 10 minuten ter plaatse
is en dat in 95% van de A1-inzetten de ambulance binnen 16:51 minuten ter plaatse
is (gemeten op het niveau van de veiligheidsregio). Deze cijfers blijven al enkele
jaren stabiel, ondanks de stijgende zorgvraag en personeelskrapte. De streefnorm is
echter dat de ambulance binnen 15 minuten ter plaatse is.27
Op grond van de Regeling ambulancezorgvoorzieningen is de regionale ambulancevoorziening
(RAV) verplicht jaarlijks de prestaties in relatie tot de eerder genoemde streefnorm
te analyseren en in overleg met de zorgverzekeraars aantoonbare maatregelen te nemen
wanneer de streefnorm in bepaalde gebieden niet wordt gehaald. Eerder zijn er Kamervragen
gesteld over het niet halen van deze streefnorm in dergelijke gebieden, zoals dunbevolkte
landelijke gebieden.28 Samen met AZN en Zorgverzekeraars Nederland (ZN) zal ik in enkele regio’s het gesprek
aangaan, met de vraag welke verbetermaatregelen genomen zijn en nog genomen kunnen
worden, om lange responstijden in dunbevolkte landelijke gebieden, zoals grensregio’s,
te voorkomen. Op dit moment worden de gesprekken ingepland. Zodra deze zijn afgerond
zal ik de bevindingen met uw Kamer delen.
Transparantie van responstijden op gemeenteniveau
Naar aanleiding van de aangenomen motie Rikkers-Oosterkamp c.s.29 is met AZN gesproken over meer transparantie van de responstijden van spoedritten
op gemeenteniveau en waar mogelijk op gemeentekernniveau (dorpsniveau). Mijn ambtsvoorganger heeft AZN verzocht om dit vanaf 2026 (d.w.z.
rapportagejaar 2025) jaarlijks inzichtelijk te maken. AZN heeft hier op 26 juni 2025
positief op gereageerd. Tijdens het uitwerken van een passend format bleek inzicht
op gemeentekernniveau echter niet (altijd) haalbaar. Waar de aantallen te klein zijn kan dit niet,
met het oog op privacy. Ik ben blij met de toezegging van AZN dat de RAV’s in ieder
geval op gemeenteniveau inzicht zullen verschaffen in responstijden van A0- en A1-inzetten.
Daarbij merk ik op dat transparantie op gemeenteniveau een ander vraagstuk betreft dan verantwoording. Dit laatste vindt, conform de Regeling Ambulancezorgvoorzieningen, nog steeds plaats
op het niveau van de veiligheidsregio.30 Daar hecht ik ook aan, omdat dat het niveau is waarop zij capaciteit toebedeeld krijgen.
Wel kan transparantie op het niveau van de gemeente mijns inziens leiden tot een betere
informatiepositie van gemeenten in de lokale gesprekken over het tijdig bereiken van
hun inwoners.
Ontwikkeling aantal mobiele zorgconsulten
Op 13 juni heeft mijn ambtsvoorganger Kamervragen beantwoord van het lid Van Houwelingen
(FVD) over het aantal inzetten van ambulances, rapid responders en first responders.31 In die beantwoording is toegezegd om uw Kamer na de zomer opnieuw te informeren met
een aanvulling van het jaar 2024 en een uitgebreide verklaring van de volume ontwikkelingen
van rapid responders en first responders. Gezien het detailniveau verwijs ik hiervoor
naar de bijlage bij deze brief.
Graag beschrijf ik in deze brief wel de algemene ontwikkeling in de sector ten aanzien
van het aantal mobiele zorgconsulten.
Grafiek 1: Procentuele groei ambulance inzetten en mobiele zorgconsulten1
1 Zie in de bijlage de tabel horend bij deze grafiek.
Het totale aantal ambulance inzetten is sinds 2017 met 13% gestegen. Het aantal mobiele
zorgconsulten, ambulance inzetten waarbij geen vervoer van de patiënt naar het ziekenhuis
nodig is, is sinds 2017 met 52% gestegen. Bij circa een derde van alle spoedinzetten volstaat een mobiel zorgconsult.32 De toename van dit type ambulancezorg is één van de logische ontwikkelingen in antwoord
op de stijgende zorgvraag. Wanneer zorg ter plekke kan worden geboden en de patiënt
niet naar een ziekenhuis hoeft te worden gebracht, voorkomt dit zowel SEH-belasting
als onnodige (tijds)belasting voor de patiënt. In veel gevallen kan een mobiel zorgconsult
worden verzorgd door een rapid responder. Dit is een solo ambulancezorgprofessional
in een kleiner voertuig die extra uitrusting (zoals een defibrillator, medicatie en
andere medische hulpmiddelen) bij zich heeft.
Het is voor bepaalde indicaties een logische keuze om een rapid responder in te zetten,
omdat hoogcomplexe ambulances dan zoveel mogelijk beschikbaar blijven voor de zorgvragen
waarbij vervoer van de patiënt naar de SEH nodig zal zijn. Het percentage patiënten
dat na een mobiel zorgconsult binnen 24 uur opnieuw ambulancezorg ontving, is 3%.33 Dit is een indicatie dat in vrijwel alle gevallen de geboden zorg toereikend was.
Ik zie dit dan ook als een mooi voorbeeld van hoe de sector aan de slag is gegaan
met het doelmatig inzetten van schaarse zorgmiddelen bij een stijgende zorgvraag.
Vernieuwd Referentiekader Spreiding en Beschikbaarheid
Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) maakt op mijn verzoek jaarlijks
een berekening van het aantal benodigde ambulances in het «referentiekader spreiding
en beschikbaarheid ambulancezorg». Dit rekenmodel berekent per RAV het aantal ambulances
dat minimaal nodig is om in die regio spoedeisende (A-urgenties) en niet-spoedeisende
ambulancezorg (B-urgenties) te verzorgen. Voor spoedeisende ambulancezorg is het uitgangspunt
dat in 95% van de gevallen een ambulance beschikbaar is voor een spoedeisende inzet.
Daarnaast wordt rekening gehouden met de borging van de paraatheid in de regio. Voor
dit laatste gaat het referentiekader uit van een spreiding van standplaatsen die ook
voorziet in de mogelijkheid dat ambulances van buur-standplaatsen elkaar «rugdekking»
kunnen geven in geval van piekdrukte. Het rekenmodel beoogt zo voldoende middelen
te berekenen, zonder dat er sprake is van inefficiënte overcapaciteit van schaars
personeel in de acute zorg.34
In de periode 2023–2025 heeft het RIVM onder begeleiding van een expertteam met vertegenwoordigers
van AZN, ZN en het Ministerie van VWS onderzoek gedaan naar verbetering van het rekenmodel
van het referentiekader.35 Als gevolg daarvan is dit jaar een aantal verbeteringen aan het rekenkundig model
doorgevoerd, waardoor het model de werkelijkheid beter benadert en minder gevoelig
is voor jaarlijkse schommelingen in de productiecijfers. Op basis van het nieuwe model,
dat in staat is een afgewogen voorspelling te maken voor het komende jaar, komt het
aantal beschikbare ambulances in Nederland beter overeen met de te verwachten zorgvraag,
met als gevolg een passender zorgaanbod.
Met de invoering van deze methode stijgen de RAV-budgetten eenmalig meer dan normaal
(2,17% productiegroei ten opzichte van de RAV-budgetten voor dit jaar), om tegemoet
te komen aan de voorspelde stijging van het aantal inzetten in 2026. De Nederlandse
Zorgautoriteit (NZa) heeft de resultaten van het referentiekader reeds doorgerekend
in de budgetten voor de RAV’s voor 2026, die jaarlijks conform de NZa beleidsregel
«Regionale Ambulancevoorzieningen» rond de zomer worden vastgesteld.
4. Basiscapaciteit Intensive Care
Op 5 juli 2022 heeft uw Kamer een motie36 aangenomen die de regering verzoekt om te streven naar een Intensive Care (IC)-basiscapaciteit
van ten minste 1.150 bedden en met regelmaat in de praktijk te toetsen of deze capaciteit
ook wordt gehaald. Het is partijen de afgelopen jaren niet gelukt om hierover afspraken
te maken ondanks diverse acties. In het eerste half jaar van 2024 lag de gemiddelde
operationele IC-capaciteit rond de 1.000 bedden. Mijn voorganger heeft u geïnformeerd
dat na juni 2024 geen landelijke aantallen meer zijn verzameld.37
Het Zorginstituut is gevraagd om met betrokken veldpartijen afspraken te maken over
een flexibele organisatie van de IC-zorg en dit op te nemen in haar Meerjarenagenda.
Hiertoe heeft het Zorginstituut gesprekken gevoerd met veldpartijen. Op 19 juni 2025
heeft het Zorginstituut laten weten dat zij het onderwerp niet op haar Meerjarenagenda
kan plaatsen. Omdat zij het reëel achten dat partijen er niet met elkaar uitkomen
en het Zorginstituut juridisch geen mogelijkheid ziet om in dat geval doorzettingsmacht
toe te passen.
Ik hecht eraan uitvoering te geven aan de breed gedragen wens in de Kamer. Nu het
Zorginstituut heeft aangegeven dat er verschillende inzichten blijven bestaan over
de basiscapaciteit, zie ik mij genoodzaakt om de route van wetgeving in te slaan om
uitvoering te geven aan de motie. Ik zal daarom een verkenning starten naar wet- en
regelgeving voor het vastleggen van een basiscapaciteit. Dat neemt niet weg dat het
partijen vrij staat om eerder tot een concrete oplossing voor het vraagstuk te komen.
Ik zal uw Kamer uiterlijk Q1 2026 informeren over de stand van zaken.
Tot slot
Acute (spoedeisende) zorg is een belangrijke pijler van onze zorg. Het kabinet wil
zich inspannen om de toegankelijkheid van acute zorg in iedere regio goed te regelen.
Ik ben daarom blij dat de aangepaste regelgeving nu ter consultatie voorligt, per
1 januari 2027 de budgetbekostiging voor SEH’s van start gaat en de Handreiking nu
is gepubliceerd. Hiermee zetten we belangrijke stappen om ervoor te zorgen dat iedereen
die deze nodig heeft tijdig de juiste spoedzorg ontvangt.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
J.A. Bruijn
BIJLAGE
Op 13 juni jl. heeft mijn ambtsvoorganger Kamervragen beantwoord van het lid Van Houwelingen
(FVD) over het aantal inzetten van ambulances, rapid responders en first responders.38 In die beantwoording werd toegezegd om uw Kamer na de zomer opnieuw te informeren
met een aanvulling van het jaar 2024 en een meer uitgebreide verklaring van de volume
ontwikkelingen van rapid responders en first responders. Hierbij geef ik invulling
aan deze toezegging. Onderstaande tabel is aangevuld met 2024 op basis van het onlangs
verschenen jaarlijkse sectorkompas van Ambulancezorg Nederland.39
Jaar
Totaal aantal ambulance-inzetten
Waarvan aantal mobiele zorgconsulten
Totaal aantal inzetten rapid responders1
Totaal aantal inzetten first responders2
2024
1.484.107
417.204
64.720
–
2023
1.457.863
393.368
68.694
8.143
2022
1.489.572
388.797
52.602
3.688
2021
1.408.115
336.691
57.154
5.598
2020
1.299.620
301.015
47.289
3.774
2019
1.346.055
303.822
50.531
3.000
2018
1.322.844
289.386
52.779
3.286
2017
1.313.103
274.678
51.731
2.803
X Noot
1
De aantallen van rapid responders maken onderdeel uit van het totale aantal ambulance
inzetten. AZN werkt voor de aantallen rapid responders met zelfgerapporteerde cijfers
door RAV-en.
X Noot
2
First responders zijn politie, brandweer en burgerhulpverleners samen; deze maken
dus geen onderdeel uit van het totale aantal ambulance inzetten. First responders
bieden de eerste hulp in afwachting van een ambulance in situaties waarin elke minuut
telt (reanimatie).
Toelichting «Rapid responder»
De inzet van de rapid responder is een vorm van ambulancezorg. De rapid responder
is in dienst van de Regionale Ambulancevoorziening (RAV) en wordt solo ingezet in
een kleinere ambulance auto bij meldingen waarbij de meldkamer ambulancezorg geen
vervoer van de patiënt verwacht. Ook wordt de rapid responder ingezet om als eerste
eenheid ter plekke zorg te verlenen in afwachting van andere eenheden zoals een ALS-ambulance
en indien nodig vervolgzorg door andere zorgverleners in gang te zetten. Een rapid
responder kan een ervaren ambulanceverpleegkundige of medisch hulpverlener zijn, maar
RAV-en hebben de afgelopen jaren ook ingezet op het opleiden en positioneren van Verpleegkundig
Specialisten (VS) en Physician Assistants (PA). Rapid responders kunnen met hun aanvullende
kennis, bevoegdheden en materialen bepaalde zorg zelfstandig bieden en afhandelen.
Bijvoorbeeld bij een patiënt met buikklachten waarbij echografie wordt ingezet, hechtingen,
katheterzorg, of palliatieve zorg.
Ambulancevoorzieningen krijgen een door het RIVM berekend budget om voldoende capaciteit
beschikbaar te kunnen stellen voor tijdige ambulancezorg. Het is aan de RAV om dit
budget zo aan te wenden dat zij in de betreffende regio hiermee goede zorg leveren.
Hierbij kan gekozen worden voor het inzetten van rapid responders. Effectieve inzet
van rapid responders kan leiden tot financiële ruimte voor de RAV die kan worden aangewend
voor de inzet van een aanvullend zorgaanbod. Er is dan in totaal meer zorgaanbod om
dus sneller patiënten te kunnen helpen, waarbij hoogcomplexe ambulances zoveel mogelijk
beschikbaar blijven voor de zorgvragen waarbij vervoer naar de SEH nodig zal zijn.
Terwijl het aantal mobiele zorgconsulten sinds 2017 met 52% is gestegen, is het aantal
rapid responders sinds 2017 met 25% gestegen. Er is dus sprake van een duidelijke
stijging, maar die verklaar ik vooral door een stijging van het aantal mobiele zorgconsulten
als geheel. Het aandeel mobiele zorgconsulten dat wordt geleverd door rapid responders blijft stabiel.
Toelichting «First responder»
Bij een hartstilstand is het voor de overlevingskans cruciaal dat iemand binnen 6 minuten
wordt gereanimeerd en een AED wordt aangesloten. First responders bieden de eerste
hulp in afwachting van een ambulance in situaties waarin elke minuut telt. De first
responder is een hulpverlener die door de meldkamer ambulancezorg automatisch wordt
gealarmeerd om, in afwachting van de komst van een ambulance-eenheid, de hulpverlening
(reanimatie) op te starten. Zowel professionele hulpverleners (huisarts, brandweer,
politie) als getrainde burgerhulpverleners kunnen als first responder worden ingezet.
HartslagNu beschikt inmiddels over een landelijk dekkend netwerk van burgerhulpverleners
die met behulp van AED’s binnen enkele minuten kunnen starten met levensreddende handelingen
ter overbrugging van de aankomst van de ambulance. Bij meldingen van een (vermoedelijk)
benodigde reanimatie, alarmeert de meldkamer ambulancezorg automatisch het systeem
van HartslagNu en de andere ketenpartners.
Ten aanzien van de toename in first responders, heeft Ambulancezorg Nederland (AZN)
aangegeven dat de significante stijging in hoge mate verklaard wordt door verschillen
in de registratie ervan door de RAV-en. Dataoptimalisatie heeft de aandacht van AZN,
en zij zullen daar het komende jaar extra aandacht aan besteden. Omdat first responders
geen ambulancezorgprofessionals zijn en de inzet ervan wisselend wordt geregistreerd
door RAV-en, is AZN dit jaar gestopt met het presenteren van dit cijfer. Het is op
dit moment niet betrouwbaar te genereren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.A. Bruijn, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport