Initiatiefnota : Initiatiefnota
36 811 Initiatiefnota van de leden Van der Werf, Becker, Mutluer en Bruyning over het stoppen van geweld tegen vrouwen
Nr. 2
INITIATIEFNOTA
Inhoudsopgave
p.
Hoofdstuk 1 – Achter de voordeur.
1
Hoofdstuk 2 – In de hulpverlening
3
Hoofdstuk 3 – Bij de rechtbank.
5
Hoofdstuk 4 – Beschermd achter de voordeur
8
Hoofdstuk 5 – Beschermd in de hulpverlening
9
Hoofdstuk 6 – Beschermd bij de rechtbank
11
Beslispunten
13
Financiële gevolgen
14
Hoofdstuk 1 – Achter de voordeur
Afgelopen zomer werd opnieuw duidelijk dat vrouwen in Nederland nog altijd niet veilig
zijn. Ook niet achter hun eigen voordeur. In tien jaar tijd zijn 448 vrouwen slachtoffer
geworden van femicide. In 80% van de gevallen gebeurde dit achter de voordeur, en
in 91% van de gevallen was de dader een man, meestal een partner of ex-partner.1 Daarnaast worden honderdduizenden personen slachtoffer van huiselijk geweld dat plaatsvindt
achter de voordeur.2 Hoe kan het dat we er nog steeds niet in slagen deze slachtoffers voldoende te beschermen?
Dit is gedeeltelijk te wijten aan dat we te lang zijn blijven hangen in een gevaarlijke
aanname: namelijk dat geweld stopt bij het verbreken van de relatie.3 Dat als het slachtoffer besluit weg te gaan bij de pleger, de rust weer terugkeert.
Dat het niet de pleger, maar de relatie is, waar het probleem ligt. De realiteit is
anders. Geweld stopt vaak niet na het verbreken van een relatie – maar kan het risico
op geweld juist vergroten.4 Geweld sluimert door, escaleert en kan slachtoffers zelfs fataal worden.5
Een andere aanname vanuit de maatschappij is dat geweld achter de voordeur veelal
plaatsvindt bij mensen en gezinnen die het sociaaleconomisch moeilijker hebben. Terwijl
al jaren bekend is dat geweld achter de voordeur in alle lagen van de samenleving
voorkomt.6 De mensen in de wachtkamer bij Sterk Huis, Filomena en andere belangrijke hulporganisaties,
zien direct dat geweld achter de voordeur bij alle verschillende gezinnen kan spelen.
In alle culturen, alle opleidingsniveaus en alle leeftijden.
Daar komt bij dat wanneer sprake is van een echtscheiding of onenigheid over een omgang-
of gezagsregeling, nog te vaak wordt uitgegaan van een «vechtscheiding», waarbij beide
partijen verantwoordelijkheid en schuld dragen. Zo wordt huiselijk geweld nauwelijks
meegewogen in zaken rond omgang en gezag. De veiligheid van het slachtoffer wordt
hierdoor niet altijd voldoende gewaarborgd.7
Uit onderzoek van het CBS blijkt dat 1.3 miljoen Nederlanders slachtoffer zijn van
huiselijk geweld, waaronder 120.000 kinderen.8 Bij 185.000 personen gaat het om structureel geweld. Zij maken het elke dag, elke week, elke maand mee.9 Deze cijfers zijn helaas slechts het topje van de ijsberg.10 Slachtoffers die géén melding doen, geen melding durven te doen of die zich niet
realiseren dat zij slachtoffer zijn van psychisch geweld, blijven buiten beeld.
Onder huiselijk geweld vallen verschillende vormen van geweld: het kan gaan om fysiek
geweld, dwingende controle, stalking en seksueel geweld gepleegd door iemand uit de
huiselijke kring.11 Psychisch geweld komt het vaakst voor. 6% krijgt te maken met psychisch geweld, gevolgd door fysiek geweld (4%) en stalking (2%). 1% is slachtoffer van seksueel geweld in huiselijke kring.12 Psychisch geweld kent verschillende definities en loopt uiteen van treiteren en pesten
tot vernederen, intimideren en bedreigen.13 Een specifieke form van psychisch geweld is intieme terreur. Intieme terreur is een
ernstige vorm van partnergeweld en kenmerkt zich door controle en dwang, wat zich
kan uiten in het isoleren, vernederen, intimideren tot ernstig fysiek en seksueel
geweld. Ook controle van de financiën en dreigementen richting slachtoffers of kinderen
spelen een rol.14
200.000 personen in Nederland zijn slachtoffer van intieme terreur.15
Voor sommige slachtoffers wordt het geweld fataal. Iedere acht dagen wordt er in Nederland
een vrouw vermoord. In zes op de tien gevallen is zij om het leven gebracht door haar man, vriend of ex-partner.16 Vrouwen worden daarbij vaker slachtoffer dan mannen.17 Jaarlijks zijn veertig tot vijftig vrouwen slachtoffer van femicide.18
Slachtoffers van huiselijk geweld moeten kunnen rekenen op goede bescherming, ook
nadat zij de moedige beslissing nemen om hun relatie te verbreken. Dat begint bij
het serieus nemen van signalen van geweld, geloven in hun verhaal en het vooropzetten
van hun veiligheid. Daders blijven op dit moment – via juridische, maar ook andere
«onzichtbare» wegen – invloed uitoefenen op het leven van hun slachtoffer en kinderen.
Zonder dat hulpverlening, omstanders of de rechter de mogelijkheden heeft om in te
grijpen. Het is tijd om de gaten in ons systeem te dichten. Deze initiatiefnota beoogd
betere bescherming voor slachtoffers van geweld achter de voordeur te creëren, waarbij
specifiek aandacht wordt gevraagd voor bescherming achter de voordeur, bij de hulpverlening
en in de rechtbank.
In de volgende twee hoofdstukken worden de verschillende problemen en tekortkomingen
in het aanpakken van geweld achter de voordeur uiteengezet. Hoofdstukken vier tot
zes schetsen de door deze nota voorgestelde verbeteringen en maatregelen die moeten
zorgen voor een betere bescherming.
Hoofdstuk 2 – In de hulpverlening
«De GGZ besloot de hele antisociale persoonlijkheidsstoornis-diagnose te negeren,
want «daar kunnen we niks mee als hulpverleners», en nooit te kijken naar
de veiligheid achter gesloten deuren.»19
Manon
Het moment waarop een slachtoffer besluit een gewelddadige relatie te verbreken, zou
het begin moeten zijn van veiligheid en herstel. In werkelijkheid is voor veel slachtoffers
het moment dat zij besluiten om te vertrekken, het startsein zijn van een nieuwe fase
van gevaar.20 Er kan méér geweld worden gebruikt en het risico op moord wordt groter.21 Het is verleidelijk om opgelucht te kijken naar een relatiebreuk, alsof daarmee het
geweld – en het gevaar – is geweken. Terwijl er juist dan een hoog risico is op een
nieuwe periode van geweld: intensief, onvoorspelbaar en soms buiten het zicht van
hulpverlenende instanties.22 Ook als hulpverleners goed zicht hebben op het geweld, hebben zij vaak geen of onvoldoende
handvatten om in te grijpen.23
Het missen van signalen van geweld
Nog te vaak zien we dat de aandacht na een relatiebreuk verslapt. Het herkennen, begrijpen
en aanpakken van postrelationeel geweld is lastig. Daar komt bij dat hulpverlening
bij alle vormen van huiselijk geweld ontzettend versnipperd is: kennis over langdurige,
psychologische geweldspatronen is niet overal beschikbaar en signalen van structurele
dreiging komen soms pas bij elkaar als het al is geëscaleerd.24 Het informatiesysteem en de kennisdeling tussen organisaties is daarbij nog te versnipperd
om slachtoffers voldoende te beschermen.25
Personeelstekorten en capaciteitsproblemen kunnen zorgen voor een (terechte) focus
op acute risico's, waardoor signalen van stalking, bedreiging en psychisch geweld
minder aandacht krijgen. Bij sommige schakels, bijvoorbeeld bij de politie die ook
op véél andere terreinen actief moet zijn, is nog niet altijd prioriteit en daadkracht
voor de aanpak van huiselijk geweld.26 Daarbij speelt de misvatting dat het geweld is geweken zodra de relatie is beëindigd
een hardnekkige rol. Terwijl het einde van de relatie juist een bekende «trigger»
is voor daders van intieme terreur en femicide.27
Onvoldoende kennis over huiselijk geweld
Daders slagen er geregeld in om de omgeving van het slachtoffer en hulpverlening te
manipuleren of tegen het slachtoffer op te zetten.28 Met een berekenend doch charmant optreden weten ze cruciale signalen te ontkennen
en te maskeren, wat kan leiden tot desastreuze inschattingsfouten. Ook persoonlijkheidsstoornissen
worden niet altijd meegewogen, terwijl dat wél kan helpen om het patroon van geweld
te herkennen. Adequate training voor iedereen die een rol heeft in de aanpak van huiselijk
geweld: van de agent op straat, de huisarts tot aan de jeugdbescherming, is nog niet
overal beschikbaar. Ook hulpverleners zelf geven aan meer concrete kennis te willen
over huiselijk geweld.
Het gevolg is dat risico's vanuit de dader worden onderschat en het slachtoffer niet
altijd worden geloofd. Zij blijven vervolgens achter met het gevoel dat zij het zelf
moeten oplossen, vaak zonder enig handelingsperspectief om de agressor uit de situatie
te doen verdwijnen.
Geen veilige opvang
Daar komt bij dat wanneer het slachtoffer de dappere beslissing neemt bij een gewelddadige
partner weg te gaan, zij niet altijd direct naar een veilige plek kan. De opvang van
vrouwen en kinderen in onveiligheid loopt spaak, mede door het oplopende tekort aan
woningen. Naar schatting komen gemeenten op dit moment 800 plekken tekort, met als
gevolg dat vrouwen en kinderen op een wachtlijst worden geplaatst.29 Gemeenten geven aan dat er inmiddels een strengere selectie plaatsvindt bij opvanglocaties,
personen met acuut gevaar niet altijd direct worden opgevangen of slachtoffers wordt
gevraagd «nog even vol te houden».30 Slachtoffers worden noodgedwongen opgevangen in hotels en vakantieparken, waar niet
altijd de duurzame, structurele ondersteuning geboden kan worden die slachtoffers
nodig hebben.31
Hoofdstuk 3 – Bij de rechtbank
«De jeugdzorg kan nu eigenlijk ook niets. Zeker niet bij gezag dragende ouders. Het
gezag van de dader zou al in een vrij snel stadium ontheven moeten worden. Nu ben
je uit de relatie en sta je nog steeds onder zijn regime.»
Merel
Huiselijk geweld blijft buiten beeld
Na het verbreken van een gewelddadige relatie breekt geregeld een nieuwe strijd aan:
een juridisch gevecht om de kinderen. Ouders zijn het bijv. niet eens over bij wie
het ouderlijk gezag moet liggen of hoe de omgangsregeling eruit moet komen te zien.
Om de veiligheid van het kind, maar ook het slachtoffer van huiselijk geweld te waarborgen
zouden veiligheidsrisico's standaard moeten worden meegewogen bij een besluit over
omgang- of gezag.32
Uit een recent onderzoek van het Verwey-Jonker instituut blijkt echter dat huiselijk
geweld nauwelijks wordt meegewogen in omgang- en gezagzaken.33 Echtscheidingen die nu worden gezien als «vechtscheiding» of «complexe scheiding»
worden in de rechtbank behandeld als een «communicatieprobleem», waarbij ouders er
samen niet uitkomen.34 Vaak vanuit de veelvoorkomende gedachte: «waar er twee vechten, hebben er twee schuld.»35
Uit buitenlands onderzoek is echter gebleken dat in meer dan de helft van de scheidingen
die in de rechtbank wordt aangemerkt als «vechtscheiding» sprake is van huiselijk
geweld.36 Het is gevaarlijk om alle zaken te behandelen als een vechtscheiding en (het dreigen
met) geweld volledig buiten beeld te laten. Dit kan ervoor zorgen dat plegers hun
macht kunnen blijven uitoefenen. Geweld kan hierdoor, zelfs na de rechtsgang, voortzetten,
escaleren of zelfs fataal worden.37 Bekend is dat daders van intieme terreur een omgangsregeling met de kinderen soms
misbruiken om de controle en dwang over het slachtoffer voort te zetten.38 Juridische professionals moeten het onderscheid kunnen maken tussen een «normale
echtscheiding» of een scheiding waarbij sprake is van huiselijk geweld of intieme
terreur.39 Alleen dan kan de juiste afweging worden gemaakt over wat het beste is voor ouders
en hun kinderen.
Ook als (on)veiligheid wel ter zitting wordt gebracht, wordt veelal gefocust op de
veiligheid van het kind, niet op die van de partner.40 Rechters baseren zich in beginsel op het gelijkheidsbeginsel: beide ouders moeten
het kind kunnen blijven zien, waarbij wordt verondersteld dat een band met beide ouders
óók het beste is voor het kind.41 Co-ouderschap is het uitgangspunt. Uiteraard is deze benadering in veel scheidingen
juist wenselijk. Maar wanneer sprake is van huiselijk geweld hoeft deze benadering
niet altijd de meest veilige optie te zijn, ook niet voor het kind.42 Ook zij kunnen zich onveilig voelen óf zijn bij de ouder die de andere ouder heeft
mishandeld.43
Nadelige gevolgen als huiselijk geweld ter zitting wordt gebracht
Uit onderzoek blijkt ook dat advocaten en slachtoffers het gevoel hebben dat het ter
zitting brengen van huiselijk geweld nadelig is voor de positie van het slachtoffer.44 Rechters zouden het kunnen zien als «niet-constructief», «sfeer bedervend» of «moddergooien»
van de ene ouder richting de ander. De rechtszaal richt zich het liefst op de toekomst,
wat in veel familierechtzaken ook terecht is. Maar hierdoor worden onderliggende redenen
achter de echtscheidingsproblematiek en de mogelijke veiligheidsrisico's die zich
kunnen voordoen niet altijd volledig uitgevraagd.45 Naast het risico op de escalatie van geweld, verzwakt dit ook de positie van slachtoffers
in de rechtbank, en hoe we kijken naar gescheiden ouders en vrouwen in onze samenleving.
Hun verhaal, hoe krachtig dit soms ook is, wordt nog te vaak niet geloofd.
Onder druk gezet bij mediation
Op grond van artikel 48 lid 1 van het Verdrag van Istanbul mogen slachtoffers van
huiselijk geweld niet worden gedwongen tot deelname aan bemiddeling/ mediation.46 In de praktijk ervaren slachtoffers en hun advocaten echter wel degelijk druk om
hieraan mee te doen.47 Zelfs als sprake is van onderbouwd huiselijk geweld, sturen rechters soms aan op
mediation om tot afspraken te komen over omgang en gezag.48 Mediators en professionals die interventies uitvoeren gaan doorgaans uit van een
gelijkwaardige verhouding tussen beide ouders, waarbij niet duidelijk wordt wie wat
doet, tegen wie en met welke impact. Zij hebben daarnaast minder kennis over de machtsbalans
en het geweldspatroon dat zich tussen beide partijen voordoet.49 Zo worden slachtoffers van huiselijk geweld nogmaals slachtoffer: maar dit keer van
het systeem. De gedachte «dat ouders er samen wel uit kunnen komen» miskent het geweld
dat slachtoffer hebben ervaren en kan juist ten koste gaan van het belang van het
kind.
Geen gebruik van screeningsinstrumenten
Om veiligheidsrisico's goed in te kunnen schatten, kunnen bepaalde screeningsinstrumenten
of risicotaxaties worden ingezet.50 Deze instrumenten geven zicht op de ernst en de aard van het geweld en of bijvoorbeeld
sprake is van dwingende controle. Maar in de rechtszaal, of voorafgaand aan de zitting,
worden deze instrumenten zelden tot nooit gebruikt.51 Dit geldt niet alleen voor advocaten en rechters, ook de Raad voor de Kinderbescherming
maakt zelden een analyse van het geweld.52 Het risico dat zich hierdoor voordoet is dat veiligheidsrisico's worden onderschat,
kinderen gevaar lopen en slachtoffers niet voldoende worden beschermd door ons rechtssysteem.
Daar komt bij dat advocaten, rechters en andere juridische professionals niet altijd
voldoende kennis hebben over huiselijk geweld, femicide en intieme terreur.53 De focus is het afgelopen decennium komen te liggen op echtscheidingsproblematiek.
Dat is waar de meeste medewerkers ook in zijn geschoold. Er wordt hierdoor soms door
een andere bril naar een zaak gekeken. Kennisvermeerdering en het gebruik van screeningsinstrumenten
kunnen helpen vaker de juiste afweging te maken. Deze instrumenten moeten niet op
zichzelf staan, maar onderdeel zijn van een bredere analyse van het geweld dat voorafging
aan de scheiding.
Hoofdstuk 4 – Beschermd achter de voordeur
«Jullie hadden de melding van mijn zussen serieus moeten nemen. Ik kon zelf niet bellen.
Ik heb gewacht totdat hij sliep en durfde zelf niet te slapen, niet wetende of ik
dan nog wel wakker zou worden.»
Eveline
Het beschermen van slachtoffers van huiselijk geweld – in welke vorm dan ook – begint
bij aandacht hebben voor wat zich afspeelt achter de voordeur. Het Nederlandse idee
om «je vooral niet te veel te bemoeien met de ander» moet veranderen. Omstanders,
hulpverleners en politieagenten moeten signalen niet alleen kunnen opvangen, maar
ook direct handelen als zij een vermoeden hebben dat er iets aan de hand is. Er moet
daarbij specifiek aandacht zijn voor de complexe situatie van psychisch geweld.
Een verwaarloosd huis, een snauw naar iemands partner of een gekke verandering in
iemands gedrag gedurende een relatie. Het zijn signalen die je gemakkelijk mist als
hulpverlener of agent als je voor een halfgesloten deur staat. Soms wordt pas na binnenkomst
duidelijk dat er iets helemaal mis is en zélfs dan is het soms moeilijk te doorgronden.
Vaak is er wel een vermoeden dat er iets niet klopt, maar ontbreekt het hulpverleners
nog aan de ruimte om door te pakken wanneer zij signalen van geweld opvangen. Hulpverleners, bijvoorbeeld agenten die met een melding van mishandeling te maken
krijgen, moeten veel vaker de achter de voordeur kunnen kijken. Zij moeten daarbij beide partners afzonderlijk spreken en op zoek gaan naar het achterliggende
patroon van geweld. Alleen dan kunnen zij een goede inschatting maken over wie gevaar
loopt en bescherming of ondersteuning nodig heeft. Hierbij is het belangrijk dat degene
die het huisbezoek uitvoert over genoeg kennis en expertise beschikt om een juiste
inschatting te kunnen maken. Huisbezoeken moeten daarom hand in hand gaan met kennisvermeerdering
bij professionals.
Ook onderwijs- en zorgprofessionals zoals leraren, huisartsen, verpleegkundigen of
schoolmedewerkers die een vermoeden hebben van huiselijk geweld en intieme terreur
spelen een belangrijke rol in het signaleren van geweld. Handelingsverlegenheid speelt
bij hen nog té vaak een rol. Zorgen over het doen van een onterechte melding zijn
begrijpelijk, maar kunnen er ook voor zorgen dat geweld lang onbesproken en ongemeld
blijft. Daarom moet er een wettelijke meldplicht van huiselijk geweld voor onderwijs- en zorgprofessionals worden
ontwikkeld.
De hulpverlening voor slachtoffers van geweld achter de voordeur is erg versnipperd.
Politie, jeugdbescherming, Veilig Thuis, regionale organisaties en veiligheidsteams
dragen allemaal een klein stukje verantwoordelijkheid, maar het ontbreekt soms aan
de middelen óf moed om door te pakken. Hulpverlening kan hierdoor vastlopen. Daarom
is het nodig om de eindverantwoordelijkheid bij één regisseur te leggen. Deze nota pleit voor een aanpak waarbij één regisseur per casus, die ook de mogelijkheid
krijgt om doorbraken te forceren als dat nodig is. Dit vereist niet noodzakelijkerwijs het oprichten van een nieuwe schakel, maar juist
een goede beoordeling bij wie als beste een regiefunctie kan worden neergelegd.
Ook signalen en meldingen zijn versnipperd over verschillende organisaties. Elke organisatie
heeft een klein stukje aan informatie, een klein stukje regie en een klein stukje
aan verantwoordelijkheid. Maar niemand ziet het gehele plaatje. Betere bescherming
vraagt ook om betere samenwerking. Cruciaal daarbij is dat informatie over meldingen
rond één gezin of persoon niet langer versnipperd zijn over organisaties maar worden
gebundeld. Alle relevante instanties, van politie tot jeugdbescherming tot Veilig Thuis moet
toegang hebben tot geregistreerde signalen en meldingen van huiselijk geweld. Hiervoor is ook nodig dat we knelpunten in privacywetgeving die effectieve informatie-uitwisseling belemmeren in
kaart brengen en aanpakken. Het is essentieel om hulpverleners een volledig beeld te geven, in plaats van dat
zij moeten werken met losse puzzelstukjes. Binnen de privacywetgeving moet worden
bekeken wat mogelijk is om knelpunten in de informatie-wisseling zo veel mogelijk
weg te nemen.
De toegankelijkheid van hulp is voor slachtoffers erg laag. Zo houden de huidige hulplijnen
nog te weinig rekening met de situatie waar slachtoffers zich in kunnen bevinden.
Zo is het ontzettend moeilijk voor iemand die slachtoffer is van dwingende controle
om naar Veilig Thuis te bellen. De angst om gehoord te worden door een partner is
soms zo hoog dat slachtoffers besluiten geen contact op te nemen. Betere bescherming
achter de voordeur vraagt ook om het erkennen van hun situatie en het bieden van een
zo laagdrempelig mogelijke hulplijn, specifiek ingericht op hun situatie. Dit vraagt ook om een 24/7 chatlijn voor slachtoffers van huiselijk geweld en dwingende
controle.
Geregeld heeft een dader al een verleden met huiselijk geweld en/of dwingende controle.
De signalen en meldingen zijn, bijvoorbeeld in een eerdere relatie, al eens gezien
en genoteerd.54 Slachtoffers en omstanders kunnen een vermoeden hebben dat er iets niet klopt, maar
omdat zij geen toegang hebben tot deze informatie, tasten zij volledig in het duister.
Slachtoffers en nabestaanden zeggen soms achteraf: «als ik zijn verleden had geweten,
was ik eerder weggegaan of had ik eerder om hulp gevraagd.» Dat kan veel verschil
maken. Op dit moment is er geen mogelijkheid voor slachtoffers of familieleden om
deze informatie op te vragen. Het is belangrijk om de privacy van plegers te waarborgen:
het moet niet mogelijk zijn om zomaar elk delict van een (ex-)partner op te vragen.
Maar als sprake is geweest van huiselijk geweld, intieme terreur of stalking, verdient
een slachtoffer en haar familie het om dat te weten. Er moet dan ook een Nederlandse versie van Clare's law komen, die slachtoffers informatie
biedt op het moment dat er sprake is van een veiligheidsrisico.55
Hoofdstuk 5 – Beschermd in de hulpverlening
«Ik was bang voor hem. En dan het slachtoffer zo dicht in de buurt van de dader laten
komen en ook nog verwachten dat er juist gecommuniceerd wordt. Omdat hij mij fysiek
nooit iets heeft aangedaan moest het van de medewerkers. Zij vonden dat twee volwassenen
dat moesten kunnen. In het belang van de kinderen.»56
Anne
Het is cruciaal dat de hulpverlening goed toegerust is om postrelationeel geweld te
herkennen en te handelen in het belang van de veiligheid van het slachtoffer. Ook
in de hulpverlening is op dit moment nog niet altijd voldoende kennis over de risico's.57 Dat komt ook door het feit dat er veel verschillende schakels zijn betrokken. In de gehele keten, van jeugdzorg en hulpverlening tot politie en justitie moet kennisvermeerdering
komen over huiselijk geweld, intieme terreur en femicide. Maar naast kennisvermeerdering moeten zij ook voldoende wetgeving en juridische kaders
hebben waarbinnen zij kunnen optreden. Het
wetsvoorstel strafbaarstelling psychisch geweld moet daarom zo snel mogelijk worden
behandeld en ingevoerd.
In de kennisvermeerdering zal ook aandacht moeten zijn voor persoonlijkheidsstoornissen
en narcistische daders. Juist het kunnen herkennen van een pleger die zijn omgeving
probeert te manipuleren kan ervoor zorgen dat intieme terreur sneller wordt herkend.
Wanneer sprake is van een persoonlijkheidsstoornis moet dit altijd worden meegewogen
door de hulpverlening. Wél is een belangrijke kanttekening daarbij dat bij veel plegers
een persoonlijkheidsstoornis helemaal geen rol speelt. We moeten erkennen dat ook
héél normale mensen gewelddadig kunnen zijn.
Meldingen van geweld achter de voordeur, maar ook van postrelationeel geweld, moeten
we serieus nemen. Als hulpverleners zoals agenten, zorgprofessionals of omstanders
aangeven dat sprake is van huiselijk geweld, moet daarop worden gereageerd en de hulpverlening
om het slachtoffer heen gaan staan. Daarom moet als er sprake is van huiselijk geweld automatisch worden gekeken of er
een contactverbod, huis- en straatverbod of locatieverbod kan worden opgelegd, tenzij dit direct ingaat tegen de wens en behoefte van het slachtoffer. Op die wijze
kan afstand worden gecreëerd tussen slachtoffer en dader. Wél moet dit altijd hand
in hand gaan met andere hulpverlening voor het geval dat het verbod wordt overtreden.58
Als slachtoffers de moedige beslissing nemen de relatie te verbreken, te vluchten
of tijdelijk hun huis te verlaten, moeten zij direct kunnen rekenen op veilige begeleiding
naar een veilige plek. Dat vraagt om structureel voldoende opvang voor slachtoffers van huiselijk geweld en opschaling
van het aantal plekken. Gezien het huidige tekort aan woningen moet er per gemeente een plan worden ontwikkeld
voor de uitstroom uit de vrouwenopvang en het beschikbaar komen van woningen zodat
doorstroom weer mogelijk wordt.
Wanneer hun veiligheid in het geding is moeten vrouwen altijd de mogelijkheid hebben
om naar een opvang stappen. Maar er moet wel meer aandacht komen voor het «dubbel
slachtofferschap» dat hierdoor plaatsvindt. Het is niet de dader, maar het slachtoffer
dat wordt geconfronteerd met de nadelige gevolgen van het verlaten van je eigen huis.
We moeten ons misschien afvragen of het niet vaker de dader zou moeten zijn die uit
huis wordt geplaatst en (tijdelijk) ergens anders wordt ondergebracht? De pleger mag
nu meestal in zijn eigen huis blijven, omringd door zijn of haar eigen spullen en
vertrouwde omgeving. In situaties waarin dat mogelijk is, moeten vaker worden gekeken of de dader uit huis
kan worden geplaatst tot er een structurele oplossing is gevonden. Uitbreiding van het tijdelijk huisverbod zou hierbij een rol kunnen spelen, in samenhang
met andere maatregelen.
Hoofdstuk 6 – Beschermd bij de rechtbank
«Aan mijn verhaal over de jarenlange fysieke en psychische mishandelingen had de familierechter
geen enkele boodschap. Ik kreeg zelf het advies van mijn advocaat om er niets over
te zeggen. Dat wekt alleen maar irritatie op, zei ze.»
Anna
De veiligheid van slachtoffers van huiselijk geweld, en hun kinderen, is in de rechtbank
niet op orde.59 Huiselijk geweld wordt nauwelijks meegewogen bij beslissingen over omgangsregelingen
en ouderlijk gezag. Terwijl al lang bekend is dat omgangsregelingen met kinderen worden
ingezet als wraak- of pressiemiddel of om het geweld voort te zetten.60 Het beschermen van slachtoffers vereist ook dat zij een sterkere positie krijgen
in de rechtbank, dat hun zorgen serieus worden genomen én altijd naar de risico's
worden gekeken van een eventuele omgangsregeling.
Op dit moment is het gelijkheidsbeginsel tussen ouders het belangrijkste principe
in het familierecht. Beide ouders hebben recht op omgang met het kind én het kind
verdient contact met beide ouders. In zaken van huiselijk geweld kan dit echter een
gevaarlijke aanname zijn.61
Deze initiatiefnota pleit er dan ook voor de veiligheid van het slachtoffer van huiselijk
geweld zwaarder mee te laten wegen in de rechtbank. Rechtszaken moeten gericht zijn op waarheidsvinding, waarbij niet alleen wordt gekeken
naar de veiligheid van het kind, maar ook expliciet naar de veiligheid van beide ouders.
Dit vereist ook een fundamentele beleidswijziging: de jarenlange focus op «het vechtscheidingsmodel»
moet compleet anders, waarbij er een onderscheid komt tussen «normale» echtscheidingen
en scheidingen waarbij huiselijk geweld een rol speelt.
Dit vereist in ieder geval kennisvermeerdering bij alle professionals in het familierecht. Advocaten, rechters, gerechtsjuristen en de Raad van de Kinderbescherming moeten
geschoold worden in het herkennen van huiselijk geweld, intieme terreur en rode vlaggen
van femicide. In de Wet op de Rechterlijke organisatie moet een verplichting worden
opgenomen dat familierechters zich periodiek laten bijscholen over huiselijk geweld.
Iedereen die in de familierechtsector werkt moet bijgeschoold worden om het onderscheid
te maken tussen een klassieke echtscheiding en een scheiding waarbij huiselijk geweld
een rol speelt. Uiteraard zijn er gevallen waarin dit onderscheid lastig te maken
is. In die gevallen moeten juridische professionals de mogelijkheid hebben om advies
te vragen van een onafhankelijke expert, zodat er een juiste afweging kan worden gemaakt.
Om de veiligheid van het slachtoffer voorop te stellen moet bij alle complexe scheidingen
worden gescreend op huiselijk geweld. Hiervoor moet standaard gebruik worden gemaakt van erkende screeningsinstrumenten
en risicotaxaties. Deze instrumenten kunnen helpen om het geweld op onafhankelijke
wijze boven tafel te krijgen, zonder dat het slachtoffer kan worden beschuldigd van
«moddergooien» of een niet-constructieve houding. Ook wanneer niet duidelijk is wie
het slachtoffer is, of er tegenstrijdige verhalen zijn, kunnen deze instrumenten helpen
om een juiste afweging te maken. Als in een screening duidelijk wordt dat het om situationeel
geweld gaat vanuit beide kanten, kan deze informatie worden gebruikt om verdere escalatie
te stoppen.
Dergelijke screeningsinstrumenten moeten ook, gevraagd en ongevraagd, ingezet kunnen
worden bij mediation, bijvoorbeeld als er een ouderplan moet worden opgesteld door
middel van mediation. Het is onacceptabel dat slachtoffers druk ervaren om mediation
aan te gaan met degene die hen heeft mishandeld, omdat zij anders nadeel ondervinden
in de rechtbank. Voorafgaand aan mediation moet worden gescreend of er sprake is van huiselijk geweld
en of het slachtoffer druk ervaart. Indien uit deze screening blijkt dat er inderdaad enige druk wordt gevoeld, moet
direct van mediation worden afgezien. Ook wanneer beide cliënten aangeven wél mediation
te willen moet worden onderzocht of er enige druk wordt ervaren om te voorkomen dat
een slachtoffer enkel onder dwang van pleger mediation aangaat.
Wanneer sprake is geweest van geweld achter de voordeur, psychische mishandeling of
dwingende controle, moet ook worden gekeken naar de opvoedvaardigheden van de pleger/de
ouders. Hoewel niet altijd sprake is van geweld tegen zowel de partner als de kinderen,
moet wél altijd voldoende rekening worden gehouden met de beste opvoeding voor het
kind en de invloed van huiselijk geweld op kinderen.62 Wanneer sprake is geweest van huiselijk geweld, moet het mogelijk zijn om ouderschaps- en agressiecursussen op te leggen aan de pleger,
specifiek gericht op huiselijk geweld. Veel plegers van huiselijk geweld komen zelf namelijk óók uit een gezin waar geweld
een rol speelt. Door cursussen aan te bieden over het bij zichzelf te signalen én
hun handvatten geven hier mee om te gaan kan voorkomen worden dat het geweld zich
voortzet.
In sommige gevallen is het geweld zo ver opgelopen dat er een strafrechtelijke zaak
loopt jegens pleger. Kinderen lopen, met name bij intieme terreur, hierbij het risico
ingezet te worden als pressiemiddel. Niet alleen tegen het slachtoffer, maar ook nabestaanden
kunnen in een gevaarlijke situatie belanden als ouderlijke gezag- en/of omgangsregelingen
worden misbruikt om het geweld voort te zetten. Op dit moment lopen strafrechtelijke
en civiele zaken vaak compleet langs elkaar heen.63 Dit kan soms leiden tot tegenstrijdige beslissingen die de veiligheid van slachtoffers
en kinderen in gevaar brengt. De rechtbank Rotterdam heeft in een pilot «gezinskamer»
straf- en civiele zaken gecombineerd, waarbij strafrechtelijke informatie onder regie
van de familierechter kan worden gewogen.64
Er moet veel vaker worden ingezet op dit soort combizittingen in het straf- en familierecht. Hierbij moet de rechter altijd in ogenschouw nemen of de rechtsbescherming van de
pleger voldoende wordt gewaarborgd.
Naast dat deze maatregelen essentieel zijn om de veiligheid van het slachtoffer te
waarborgen, is Nederland hier ook expliciet toe verplicht op basis van het Verdrag
van Istanbul. Artikel 31 van het Verdrag vereist dat huiselijk geweld een relevante
factor moet zijn bij het nemen van beslissingen inzake omgang en gezag. Artikel 31
lid 1 vereist daarnaast dat niet alleen rekening moet worden gehouden met de rechten
en veiligheid van het kind, maar ook met die van het volwassen slachtoffer. Ondanks
dit vereiste is er voor rechtbanken nog steeds geen toetsingskader ontwikkeld om een
goede afweging te maken. Het Hof Arnhem-Leeuwarden heeft al meermaals aangegeven dat
er op grond van artikel 31 een toetsingskader moet komen.65
Er moet daarom zo snel mogelijk een toetsingskader worden ontwikkeld op basis van
het Verdrag van Istanbul om huiselijk geweld een belangrijkere rol te geven in de
rechtbank.
Beslispunten
De Kamer wordt gevraagd om aan de regering te verzoeken de volgende maatregelen te
nemen:
H4 – Beschermd achter de voordeur
• Maak huisbezoeken vaker mogelijk bij een vermoeden van huiselijk geweld, waarbij alle
gezinsleden altijd separaat worden gesproken en onderzoek wordt gedaan naar het onderliggende
patroon van geweld.
• Ontwikkel een wettelijke meldplicht van huiselijk geweld voor onderwijs- en zorgprofessionals.
• Eén regisseur per casus, die de mogelijkheid krijgt om doorbraken te forceren.
• Verwijder knelpunten in de informatie-uitwisseling tussen instanties en bundel signalen
en meldingen van huiselijk geweld.
• Ontwikkel een 24/7 chatlijn voor slachtoffers, familieleden en omstanders, waarbij
niet hardop gesproken hoeft te worden.
• Er moet een Nederlandse versie van Clare’s law komen, die slachtoffers informatie
biedt op het moment dat er sprake is van een veiligheidsrisico.
H5 – Bescherming in de hulpverlening
• Kennisvermeerdering bij hulpverleners en alle juridische professionals over huiselijk
geweld, intieme terreur en femicide.
• Versnel de behandeling en invoering van het wetsvoorstel strafbaarstelling psychisch
geweld.
• Maak vaker gebruik van contactverboden, huis- en straatverboden en locatieverboden.
• Zorg voor structureel voldoende plekken in de vrouwenopvang met per gemeente een plan
voor de uitstroom naar beschikbare woningen.
• Verken of de dader vaker uit huis kan worden geplaatst in plaats van het slachtoffer.
H6 – Beschermd bij de rechtbank
• Weeg de veiligheid van slachtoffers van huiselijk geweld zwaarder mee in zaken rondom
omgang en gezag.
• Maak standaard gebruik van screeningsinstrumenten en risicotaxaties bij complexe scheidingen.
• Ontwikkel een screening bij mediation om te voorkomen dat slachtoffers onder druk
worden gezet.
• Maak vaker gebruik van ouderschapscursussen voor de pleger wanneer sprake is geweest
van huiselijk geweld.
• Maak gebruik van combizittingen van straf- en familierecht waarbij direct naar ouderlijk
gezag wordt gekeken.
• Ontwikkel een toetsingskader op basis van het Verdrag van Istanbul, zodat huiselijk
geweld als belangrijke factor wordt meegewogen bij zaken rond omgang en gezag.
Financiële gevolgen
De voorgestelde maatregelen zijn in grote mate technisch en procedureel van aard en
brengen daarom beperkte structurele kosten met zich mee. Veel verbeteringen bestaan
uit het beter benutten van bestaande instrumenten, zoals locatie- en huisverboden,
het wegnemen van belemmeringen in informatie-uitwisseling of het leggen van een eindverantwoordelijk
bij één (al bestaande) organisatie. Ook het uitbreiden van bestaande hulplijnen kan
binnen de huidige structuren worden georganiseerd tegen relatief geringe middelen.
Voor aanvullende trainingen van professionals en het creëren van extra opvangplekken
zijn aanvullende investeringen nodig. Deze kosten zijn overzichtelijk en goed te verantwoorden
in het licht van de maatschappelijke en persoonlijke schade die partnergeweld met
zich meebrengt. Bovendien kunnen deze preventieve investeringen op termijn besparingen
opleveren voor zorg, jeugdzorg, politie en justitie.
Van der Werf Becker Mutluer Bruyning
Indieners
-
Indiener
Hanneke van der Werf, Kamerlid -
Medeindiener
Songül Mutluer, Kamerlid -
Medeindiener
Bente Becker, Kamerlid -
Medeindiener
Faith Bruyning, Kamerlid
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.