Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over de jaarverslagen 2024 (onderdeel Herstel Groningen) (Kamerstuk 36740-VII)
2025D27945 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken hebben de onderstaande fracties
de behoefte vragen en opmerkingen voor te leggen aan de Minister-President, de Minister
van Algemene Zaken, en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
De voorzitter van de commissie,
De Vree
Adjunct-griffier van de commissie,
Van der Haas
I
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
II
Antwoord/reactie van de Minister
III
Volledige agenda
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met interesse kennis genomen van de
jaarverslagen over het jaar 2024. Deze leden hebben hierover een aantal vragen en
opmerkingen.
Allereerst zien de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie dat inwoners en bedrijven
in Nederland en op de eilanden Bonaire, St. Eustatius en Saba (BES-eilanden) terecht
verwachten dat publiek geld doelmatig, doeltreffend en rechtmatig wordt besteed, maar
de Algemene Rekenkamer (hierna: Rekenkamer) laat met haar jaarlijkse verantwoordingsonderzoek
zien dat de overheid op cruciale punten tekortschiet. De hoofdboodschap is pijnlijk
duidelijk: doen wat je belooft gebeurt te vaak niet. Graag ontvangen deze leden hierop
een reactie van de Minister.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat bij slechts twee van de tien
onderzochte overheidsdoelen het oordeel van de Rekenkamer «toereikend» is. In de meeste
andere gevallen, zoals het terugdringen van het medicijntekort, schadeherstel in Groningen,
het realiseren van ouderenwoningen of het uitvoeren van slachtofferrechten, is het
oordeel «matig» of zelfs «zorgelijk». Wat de overheid belooft, wordt niet waargemaakt.
Daarmee worden mensen in de kou gezet en neemt het vertrouwen in overheid en politiek
af. Graag ontvangen deze leden ook hierop een reactie van de Minister.
Structurele tekortkomingen vragen om structureel ingrijpen. Er is sprake van een fundamenteel
probleem met de bedrijfsvoering van verschillende ministeries. De Ministeries van
Justitie & Veiligheid, Buitenlandse Zaken en Defensie kampen met ernstige interne
problemen en slagen er onvoldoende in om zichtbare resultaten van beleid te laten
zien. Ook het Ministerie van Financiën krijgt een duidelijke tik op de vingers. De
leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen hoe de Minister van Binnenlandse Zaken
en Koninkrijksrelaties (BZK) hier als systeemverantwoordelijke bewindspersoon voor
de bedrijfsvoering op reageert. De Rekenkamer stelt vast: de basis moet op orde zijn
voordat je beloftes doet. Dat geldt zeker voor de hersteloperatie kinderopvangtoeslag,
waar het tempo zorgelijk laag ligt. De Minister van BZK heeft een centrale, coördinerende
rol in het functioneren van het Rijk, bijvoorbeeld op het gebied van ICT, inkoop,
integriteit en verantwoordingssystemen, maar de Rekenkamer signaleert dat deze coördinatie
niet of nauwelijks van de grond komt. Daarom vragen deze leden een reactie van de
Minister hierop.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat er ten aanzien van externe
inhuur en het inkoopbeleid ook zorgen zijn over de effectiviteit van het beleid. Ten
aanzien van externe inhuur: het Ministerie van BZK heeft geen streefwaarde geformuleerd
voor externe inhuur. Daardoor is sturing op overschrijding van de Roemernorm niet
mogelijk. Sommige onderdelen overschrijden die norm met 34 of zelfs 48 procent. Graag
ontvangen deze leden hierop een reactie. Bij het inkoopbeleid is er geen Rijksbreed
inkoopkader, geen toezichtsstructuur en geen aanspreekcultuur. Dit leidt tot inefficiëntie,
onduidelijkheid en verspilling. Waarom pakt de Minister haar regierol hier niet op?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat de Minister van BZK niet reageert
op de fundamentele conclusies van de Rekenkamer. Waarom spreekt zij collega-ministers
niet aan? Wanneer komt er een zichtbare cultuur van verantwoordelijkheid nemen?
De Rekenkamer wijst ook op een ander punt: de Tweede Kamer heeft onvoldoende zicht
op wat er werkelijk gebeurt. Informatie ontbreekt of is onvolledig. De Kamer moet
scherper kunnen controleren en daarvoor is heldere, volledige en tijdige informatie
cruciaal. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben hierover een aantal vragen
aan de Minister van BZK. Hoe gaat de Minister haar coördinerende rol verstevigen?
Wanneer komt er een Rijksbreed inkoopkader en hoe houdt zij toezicht op naleving?
Waarom ontbreekt er een aanspreekcultuur binnen het Rijk? Welke concrete stappen zet
de Minister van BZK om collega-ministers aan te spreken op falend beleid of bedrijfsvoering?
Waarom ontbreekt sturing op externe inhuur en ICT-uitgaven? Komt er een norm en transparantie
over overschrijdingen? Wanneer informeert de Minister de Tweede Kamer tijdig en volledig
over grote projecten, zoals de renovatie van het Binnenhof? Wat verklaart de extreme
stijging van de kosten en hoe kunnen we sturen op realistische raming aan de voorkant
die rekening houdt met de uitvoering en sturing aan de achterkant zonder dat er allerlei
wijzigingen en wensen bij komen? Wat doet gaat de Minister om systemen, processen
en verantwoordelijkheden binnen het Rijk eenvoudiger, uniformer en effectiever te
maken?
Tot slot hebben de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie nog een vraag over de afspraken
over de gemeentefinanciën. Deze leden constateren dat artikel 7 van de Code Interbestuurlijke
Verhoudingen decentrale overheden een plek geeft in de kabinetsformatie en dat de
zowel de Raad van State als de Studiegroep Interbestuurlijke en Financiële verhoudingen
al adviseerde om als Rijk en decentrale overheden de kabinetsformatie gezamenlijk
voor te bereiden. Kan de Minister hierop reageren? Waarom zijn hier nu nog geen afspraken
over gemaakt?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de stukken
van de Minister en de Rekenkamer aangaande de jaarverslagen over het jaar 2024. Deze
leden hebben hierover nog een aantal vragen en opmerkingen.
Allereerst zijn de leden van de VVD-fractie verheugd dat het aantal onvolkomenheden
bij het Ministerie van BZK in de afgelopen vier jaar sterk is afgenomen, van tien
naar slechts één.
Taakstelling Rijksdienst
De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat in de afgelopen jaren het aantal rijksambtenaren
te fors is toegenomen. Ook over het jaar 2024 lezen deze leden dat er opnieuw een
uitbreiding van de Rijksdienst is geweest van 6,2 procent aan fte. Zij vragen dan
ook hoe deze uitbreiding zich verhoudt ten opzichte van de taakstelling op de Rijksdienst?
Maakt de Minister het zichzelf niet lastiger om de financiële taakstelling uit het
hoofdlijnenakkoord van 2024 te halen als er juist voor wordt gekozen de Rijksdienst
zo fors uit te breiden? Kan een overzicht worden gegeven van uit welke soort functies
deze uitbreiding vooral bestaat? Welke problemen kunnen worden opgelost met deze uitbreiding?
Verder vragen de leden van de VVD-fractie of de Minister meer inzicht kan bieden in
de voortgang van de taakstelling Rijksdienst. Wanneer gaan deze leden de uitwerking
van de motie-Erkens zien, namelijk het kader voor de departementen waarmee invulling
wordt gegeven aan de voorgenomen besparingen op het ambtelijk apparaat? Hebben de
verschillende ministeries bijvoorbeeld al plannen ontwikkeld om aan de taakstelling
te voldoen en kunnen deze met de Kamer worden gedeeld? Welke concrete voorstellen
liggen er op dit moment op tafel om de regeldruk af te laten nemen? Welke keuzes liggen
er voor als het gaat om welke taken de Rijksdienst niet langer gaat uitvoeren, om
daarmee de taakstelling op de Rijksdienst in de toekomst te kunnen halen?
Externe inhuur
De leden van de VVD-fractie lezen dat het ook in 2024 niet gelukt is de Roemernorm
voor externe inhuur aan te houden, en dat deze overschreden is tot 15,4 procent. Deze
leden lezen verder dat deze overschrijding vooral veroorzaakt wordt door een tekort
aan ICT-kennis binnen de Rijksoverheid. Zij vragen zich dan ook af hoe dit gebrek
aan kennis zich verhoudt tot de grote toename van het aantal fte’s binnen de Rijksdienst
in het afgelopen jaar.
Verder zijn de leden van de VVD-fractie van mening dat vooral moet worden gekeken
hoe voorkomen kan worden dat dit probleem zich verder uitbreidt. Hoe gaat de Minister
van BZK ervoor zorgen dat ICT-kennis, waar het grootste deel van de externe inhuur
aan wordt besteed, juist binnen de overheid gehaald wordt? Welke andere maatregelen
worden genomen om de externe inhuur binnen het Ministerie van BZK, maar ook bij de
andere ministeries, af te laten nemen?
Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie de Minister van BZK hoe zij haar coördinerende
rol in de bedrijfsvoering en bij het Rijksbrede ICT-beheer wil verbeteren?
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de diverse
op de agenda staande jaarverslagen. Deze leden hebben hierover de volgende vragen
en opmerkingen.
De leden van de NSC-fractie constateren dat het aandeel externe inhuur ook in 2024
onverminderd hoog blijft op 15,4 procent, ruim boven de Roemernorm van tien procent.
Deze leden maken zich zorgen over de structurele aard van deze uitgaven en de aanhoudende
afhankelijkheid van externe krachten, met name op het gebied van ICT en communicatie.
Kan de Minister daarom uitsplitsen welk deel van de externe inhuur binnen het ministerie
langer dan één jaar wordt ingezet? Welke concrete stappen zijn in 2024 door de Minister
genomen om functies in vaste dienst te brengen, vooral in de ICT-hoek? In hoeverre
is het sturen op tarieven of gebruikmaken van de inkoopkracht van de overheid onderdeel
van de aanpak? Kan de Minister aangeven welke ontwikkeling de uurtarieven voor externe
inhuur de afgelopen jaren hebben doorgemaakt? Is de Minister, naar aanleiding van
deze ontwikkeling, bereid om plafonds voor inhuurtarieven in te stellen, die zonder
bestuurlijk of topambtelijk besluit niet overschreden mogen worden?
De leden van de NSC-fractie merken tevens op dat de apparaatsuitgaven in 2024 met
bijna 12 procent zijn gestegen. Deze stijging wordt verklaard door een toename van
het aantal fte’s, loonkosten en externe inhuur. Tegelijkertijd blijf er een budgettaire
taakstelling van 22 procent overeind. Wat is de visie van de Minister op het realiseren
van deze taakstelling en op welke gebieden is zij voornemens binnen de begroting van
BZK de budgettaire taakstelling te realiseren? Daarnaast hebben deze leden vaker aandacht
gevraagd voor het mandaat van de Ministeriële Commissie Taakstelling Rijksdienst.
Kan de Minister aangeven welke stappen er naar aanleiding van het recente commissiedebat
Functioneren Rijksdienst al genomen zijn ter voorbereiding op de volgende ministeriële
commissie? Wanneer vindt die commissievergadering plaats?
De leden van de NSC-fractie merken op dat het realiseren van de budgettaire taakstelling
gepaard kan gaan met de versobering van het stelsel van de Algemene Bestuursdienst
(ABD). Om de budgettaire taakstelling en de versobering van het ABD-stelsel complementair
aan elkaar te laten zijn is het wat deze leden betreft nodig dat er duidelijkheid
is over de exacte cijfers, zoals doorstroomcijfers en cijfers over interim-managers.
Kan de Minister nader toelichten wat de doorstroomcijfers richting de ABD-doelgroep
zijn? Hoeveel managers zijn er per jaar in de laatste vijf jaar doorgestroomd vanuit
schaal 14 en hoeveel managers zijn van buiten de rijksoverheid tot de ABD-doelgroep
gaan behoren? Kan de Minister ook aangeven in hoeverre er sprake is van uitstroom
vanuit de ABD naar functies buiten de Rijksoverheid? Om welk aandeel van de ABD-doelgroep
gaat het dan?
De leden van de NSC-fractie lezen dat er zowel bij het Ministerie van BZK als bij
het Ministerie van Algemene Zaken (AZ) veel capaciteit wordt ingezet op het verbeteren
van de e-mail- en chatarchivering. Deze leden onderstrepen het belang van goede archivering
en transparantie volledig. Zij vragen de Minister welke concrete resultaten zijn behaald
met deze inzet. Hoe wordt gemonitord of de archivering nu structureel op orde is?
Is er inmiddels een vastgestelde Rijksbrede instructie voor het archiveren van chats?
Zo nee, wanneer wordt die afgerond?
De leden van de NSC-fractie constateren een forse stijging (78 procent) van de uitgaven
aan het beleidsartikel Openbaar Bestuur en Democratie, onder meer door overhevelingen
vanuit het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) en herverdelingen
binnen de enveloppe Goed Bestuur. Kan de Minister nader inzicht geven in de beoogde
doelen van deze middelen?
De leden van de NSC-fractie hechten groot belang aan begrijpelijke taal in alle overheidscommunicatie.
Een overheid die duidelijk communiceert, voorkomt niet alleen verwarring bij burgers,
maar draagt ook bij aan vertrouwen in de overheid en een laagdrempelige toegang tot
dienstverlening. Deze leden vragen de Minister in hoeverre het Ministerie van BZK
actief beleid voert op begrijpelijke taal binnen de Rijksdienst. Wordt er gewerkt
met duidelijke richtlijnen of standaarden? Hoe wordt hierop gestuurd binnen de uitvoeringsorganisaties
en in interdepartementale communicatie? Zijn er concrete middelen of opleidingsprogramma’s
beschikbaar gesteld om ambtenaren hierin te trainen? Daarnaast willen deze leden weten
of er een monitoring plaatsvindt op de leesbaarheid van overheidsbrieven en andere
overheidscommunicatie. Worden burgers betrokken bij het testen van communicatieproducten?
Welke rol speelt begrijpelijke taal in het bredere traject van het verbeteren van
overheidsdienstverlening?
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de jaarverslagen van BZK, AZ
en de Koning. Deze leden hebben hierover nog enkele vragen.
Een van de belangrijkste opgaven voor de Minister was de taakstelling op het apparaat.
De doelstelling: minder ambtenaren en minder externe inhuur. Met een taakstelling
van 22 procent, ongeveer een miljard euro aan bezuinigingen. Het ontbrak echter volledig
aan een achterliggend plan of strategie hoe deze doelen te bereiken. Daar is de leden
van de D66-fractie meermaals voor gewaarschuwd, zonder al te veel weerklank aan de
kant van de Minister. De resultaten verassen deze leden dan ook niet: de overheid
gaf vorig jaar een recordbedrag uit aan externe inhuur: 3,7 miljard euro, 15 procent
van het totale budget voor personeel. En er kwamen 9.000 ambtenaren bij in 2024. Van
die bezuiniging is dus weinig terecht gekomen. Nu heeft de Minister in ieder geval
nog een paar maanden de tijd om het schip te keren. Wat gaat zij doen om dat voor
elkaar te krijgen, zo vragen deze leden. Welke consequenties heeft deze beweging weg
van de doelstelling voor de realisatie van de gestelde doelen? Is de Minister voornemens
om deze doelen bij te stellen?.
De leden van de D66-fractie merken op dat er bij de begroting van AZ en de Koning
een aantal moties is aangenomen met betrekking tot het Koningshuis. Zo is daar de
motie van het lid Sneller over een voorstel uitwerken voor de invulling van een ceremonieel
Koningschap, die vraagt om voor de zomer van 2025 een voorstel hiervoor naar de Kamer
te sturen. Wat is de voortgang op deze motie, zo vragen deze leden.
Ook is er de motie van de leden Sneller en Six Dijkstra over een substantiële verbetering
doorvoeren in de publieke verantwoording over de uitgaven ten laste van de rijksbegroting
die betrekking hebben op het Koninklijk Huis. De leden van de D66-fractie hebben bij
het jaarverslag geen substantiële verbetering ten aanzien van de verantwoording van
de uitgaven bemerkt. Deze leden spreken daarover hun ongenoegen uit. Zij verwachten
dat deze motie bij de begroting voor 2026 is verwerkt. Kan de Minister-President aangeven
op welke wijze hij dit verwacht te doen?
De leden van de D66-fractie vermelden ook de motie-Van Nispen, die gaat over het voorleggen
van een wijzigingsvoorstel van artikel 40 van de Grondwet om de vrijstelling van inkomsten-,
erf- en schenkbelasting op te heffen voor het Koninklijk Huis, en de motie-Ergin over
het uitwerken van een taakstelling voor het Koninklijk Huis om de personele uitgaven
op verantwoorde wijze te verminderen. Deze leden laken het gebrek aan voortgang en
daadkracht van de Minister-President om uitvoering te geven aan breed gedeelde wensen
van de Kamer.
De leden van de D66-fractie roepen de volgende passage uit de appreciatie van een
aantal amendementen ingediend tijdens begrotingsbehandeling van het Ministerie van
BZK in herinnering: «Het langetermijnperspectief moet ook meer en meer een normaal
onderdeel worden van het besluitvormingsproces. Om die reden werken we aan het vormgeven
van een zogenoemde generatietoets. Het doel van die toets is om ambtenaren en wetgevingsjuristen
meer inzicht te geven in de mogelijke effecten van nieuw beleid en nieuwe wetgeving
op lange termijn en ook voor de verschillende generatiegroepen. Dat langetermijnperspectief
moet meer expliciet onderdeel worden van het beleidskompas en wordt dan daarmee ook
voor alle beleidsmakers binnen de rijksdienst leidend. Hoewel ik begrijp dat de Nationale
ombudsman wordt gezien, en zichzelf ook ziet, als een geschikte onafhankelijke vertegenwoordiger
voor deze taak, gaat mijn voorkeur uit naar de zogenoemde generatietoets. Daarom heb
ik dit voorstel tijdens de begrotingsbehandeling ontraden. Bovendien zou moeten worden
bezien hoe een dergelijke functie c.q. taak zich tot de wettelijke taken van de Nationale
ombudsman zou verhouden.»
De Minister ontraadde in de genoemde passage twee amendementen om de opdracht om het
perspectief van toekomstige generaties te verwoorden door de Nationale ombudsman te
versterken. De argumentatie is dat zij twee andere instrumenten verkiest, te weten
de generatietoets en het beleidskompas. Deze leden vragen wat de stand van zaken is
ten aanzien van het realiseren van deze instrumenten, waarvan de Minister heeft gesteld
dat zij ze graag wil. Deze leden wijzen ook op de conclusies van de Monitor Brede
Welvaart. Daaruit blijkt dat de brede welvaart van nu ten koste gaat van de volgende
generatie. Zo neemt het verdienvermogen van de economie af, blijft de druk op de natuur
hoog en staan de houdbaarheid van de welvaartsstaat en de kwaliteit van publieke instituties
onder druk. Dit onderstreept dat het van belang is om het perspectief van toekomstige
generaties mee te wegen in de beslissingen die we vandaag met elkaar maken. Deze leden
vragen de Minister welke conclusies zij verbindt aan deze bevindingen en hoe ze dat
rijmt met de gebrekkige voortgang om de generatietoets en het beleidskompas.
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de jaarverslagen en hebben hierover
nog enkele opmerkingen en vragen.
Allereerst constateren de leden van de SP-fractie dat de externe inhuur nog steeds
onverminderd hoog is en dat de Roemernorm jaarlijks wordt overschreden. Vooral op
het gebied van ICT blijft de externe inhuur aanzienlijk. Kan de Minister toelichten
hoe zij deze inhuur wil terugdringen zonder dat dit ten koste gaat van de slagkracht
en capaciteit van het ministerie? Ziet de Minister ook in dat juist binnen de ICT,
een domein waar de overheid steeds afhankelijker van wordt en waarin autonomie wenselijk
is, structureel gezocht moet worden naar vaste krachten?
Tegelijkertijd merken de leden van de SP-fractie op dat er een forse bezuiniging van
22% op het ministerie is gepland. Een deel van deze taakstelling moet worden gerealiseerd
door middel van fte-reductie. Is de Minister zich ervan bewust dat dit haaks kan staan
op de ambitie om de externe inhuur terug te dringen, aangezien het verminderen van
inhuur juist vraagt om de aanstelling van nieuw personeel? Hoe denkt de Minister deze
tegenstrijdigheid op te lossen?
Daarnaast constateren de leden van de SP-fractie dat complexe regelgeving de uitvoering
belemmert en juist meer personeel vereist. Hoe voorkomt de Minister, als verantwoordelijke
voor de taakstelling, dat het uitvoeringsapparaat vastloopt door de geplande personeelsreductie?
Om wetgeving af te schaffen of te vereenvoudigen zijn op korte termijn juist extra
wetgevingsjuristen en ambtenaren nodig, zodat er op de lange termijn minder uitvoerend
personeel nodig is. Toch zien we dat wetgeving eerder complexer dan eenvoudiger wordt.
Waarom kiest de Minister er niet voor om nu te investeren in bijvoorbeeld wetgevingsjuristen,
om op termijn de druk op de uitvoering te verlagen?
De leden van de SP-fractie constateren dat uit het jaarverslag van de Rekenkamer blijkt
dat uitvoeringstoetsen vaak slecht worden benut. Hierdoor worden wetten ingevoerd
zonder dat goed zicht bestaat op de uitvoerbaarheid, hetgeen kan leiden tot een verkeerd
beeld van de benodigde capaciteit. Hoe gaat de Minister ervoor zorgen dat uitvoeringstoetsen
voortaan wél effectief worden ingezet binnen de departementen, zodat uitvoeringsorganisaties
niet voor verrassingen komen te staan? Wat is de visie van de Minister op het voorstel
van de Staatscommissie Rechtsstaat om uitvoeringsorganisaties een «rode kaart» te
laten trekken bij onuitvoerbare regelgeving?
Tot slot hebben de leden van de SP-fractie vragen over het beleid rondom cloudgebruik,
kunstmatige intelligentie (AI) en risicomodellen. Zij constateren dat veel overheidsorganisaties
AI-systemen inzetten, met name intern, maar dat vaak onduidelijk is of de baten opwegen
tegen de risico’s. Er lijkt een gebrek aan risicoafwegingen te bestaan. Dit geldt
ook voor AI-systemen met een hoog risico. Kan de Minister toelichten hoe dit mogelijk
is en waarom deze risicoafwegingen geen standaardprocedure vormen bij het gebruik
van AI binnen de overheid? Een vergelijkbare situatie doet zich voor bij het gebruik
van clouddiensten. Uit de gegevens blijkt dat bij 67 procent van deze diensten geen
risicoafweging wordt gemaakt. Kan de Minister verklaren hoe dit mogelijk is en waarom
risicoafwegingen ook hier niet standaard zijn ingebed in een standaardprocedure bij
het gebruik van deze clouddiensten?
II Antwoord/reactie van de Minister
III Volledige agenda
Jaarverslag Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2024
Kamerstuk 36 740 VII, nr. 1 – Brief d.d. 21-05-2025, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J.J.M. Uitermark
Jaarverslag van de Koning 2024
Kamerstuk 36 740 I, nr. 1 – Brief d.d. 21-05-2025, Minister van Algemene Zaken, H.W.M. Schoof
Jaarverslag overige Hoge Colleges van Staat, Kabinetten van de Gouverneurs en de Kiesraad
2024
Kamerstuk 36 740-IIB, nr. 1 – Brief d.d. 21-05-2025, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J.J.M. Uitermark
Jaarverslag Ministerie van Algemene Zaken, het Kabinet van de Koning en de Commissie
van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten 2024
Kamerstuk 36 740 III, nr. 1 – Brief d.d. 21-05-2025, Minister van Algemene Zaken, H.W.M. Schoof
Jaarverslag Gemeentefonds 2024
Kamerstuk 36 740-B, nr. 1 – Brief d.d. 21-05-2025, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J.J.M. Uitermark
Jaarverslag Provinciefonds 2024
Kamerstuk 36 740-C, nr. 1 – Brief d.d. 21-05-2025, Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J.J.M. Uitermark
Jaarverslag Ministerie van Economische Zaken en Klimaat 2024 (onderdeel Herstel Groningen)
Kamerstuk 36 740 XIII, nr. 1 – Brief d.d. 21-05-2025, Minister van Economische Zaken, D.S. Beljaarts
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.H. de Vree, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
J.P. van der Haas, adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.