Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
36 725 XIII Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2025 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)
Nr. 3
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 5 juni 2025
De vaste commissie voor Economische Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst
van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 3 juni 2025 voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken. Bij
brief van 30 mei 2025 zijn ze door de Minister van Buitenlandse Zaken beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Michon-Derkzen
Adjunct-griffier van de commissie, Krijger
Vragen en antwoorden
1
Wat zijn de structurele en incidentele uitgaven op artikel 3 van de begroting van
Economische Zaken in verhouding tot kasschuiven en eindejaarsmarges?
Antwoord
In onderstaande tabel is een uitsplitsing te vinden van de structurele en incidentele
budgetten op artikel 3 van de EZ-begroting. Op het Toekomstfonds zijn drie regelingen
met structureel budget. Dit zijn de SEED-regeling (SEED Capital en SEED Business Angels), de Vroegefasefinanciering (VFF) en
het Innovatiekrediet (IK). Hiernaast is er structureel budget voor de uitvoeringskosten
voor RVO voor de uitvoering van onder andere de SEED, VFF, en IK. Alle andere regelingen
en instrumenten op het Toekomstfonds zijn incidenteel van aard en hebben geen structureel
budget.
Bij de eerste suppletoire begroting 2025 heeft er op het structurele budget op het
Toekomstfonds per saldo een kasschuif van € 12,1 mln vanuit 2025 plaatsgevonden. Dit
tekent zich af tegen een structureel budget in 2025 van € 160,9 mln en € 143,8 mln
in 2026. Hiernaast is er op de structurele budgetten per saldo € 14,2 mln toegevoegd
aan eindejaarsmarge bij de eerste suppletoire begroting. Op de incidentele budgetten,
met een omvang van € 214,3 mln in 2025, is per saldo een kasschuif van € 12,5 mln
doorgevoerd. Voor de incidentele budgetten zijn geen eindejaarsmarges toegevoegd bij
de eerste suppletoire begroting.
Incidenteel en structureel kasbudget artikel 3 EZ-begroting (Toekomstfonds)
Instrument
2025
2026
2027
2028
2029
2030
Structureel
Leningen
Innovatiekrediet
69.885
56.000
72.000
64.000
65.000
61.189
Risicokapitaal SEED
49.736
50.501
55.188
61.052
64.554
46.916
Vroege fase / informal investors
31.862
27.960
32.390
31.140
31.140
22.150
Bijdragen Baten-Lastendiensten
Bijdrage RVO.nl
9.504
9.408
9.314
9.267
9.219
9.457
Totaal structureel budget
160.987
143.869
168.892
165.459
169.913
139.712
Saldo kasschuiven eerste suppletoire begroting
– 12.104
– 11.164
4.835
11.250
14.817
7.867
Saldo eindejaarsmarge eerste suppletoire begroting
14.224
0
0
0
0
0
Incidenteel
Subsidies
Thematische Technology Transfer
5.060
4.321
3.425
2.916
2.916
1.620
Leningen
Fund to Fund
11.905
11.905
11.905
132.844
ROM's
2.457
12.294
2.185
Investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek (met vermogensbehoud)
4.036
Onco research
4.125
3.995
3.895
3.045
1.795
5.759
Thematische Technology Transfer
6.240
7.300
6.700
8.300
6.315
8.302
REGMED
1.771
3.532
4.428
6.110
5.709
5.150
Dutch Future Fund
2.000
Deep Tech Fund
50.000
20.000
Fonds Alternatieve Financiering
10.000
Economische Veiligheid Fonds
22.735
1.637
European Tech Champions Initiative (ETCI)
35.000
25.000
18.100
Secfund
75.000
Start ups/MKB
25.000
25.000
25.000
22.087
Blended finance faciliteit Invest-NL
100.000
100.000
50.000
Totaal incidenteel budget
214.388
189.984
179.674
107.276
174.579
42.918
Saldo kasschuiven eerste suppletoire begroting
– 12.576
– 2.166
– 4.496
– 2.754
13.025
9.302
Saldo eindejaarsmarge eerste suppletoire begroting
0
0
0
0
0
0
2
In hoeverre zijn de mutaties op artikel 3 in lijn met de ambities van de Nationale
Technologiestrategie en hoe wordt deze samenhang bewaakt?
Antwoord
De mutaties op artikel 3 zijn vooral kasschuiven op de bestaande regelingen en instrumenten
binnen het Toekomstfonds om het beschikbare kas-, verplichtingen, en/of ontvangstenbudget
voor 2025 en latere jaren te laten aansluiten op de verwachte uitgaven en ontvangsten
voor de komende jaren. Hiernaast zijn er een aantal mutaties doorgevoerd voor het
ophogen van de uitgaven in 2025 voor de SEED-regeling, de Vroegefasefinanciering (VFF),
en het Innovatiekrediet (IK) via een specifieke eindejaarsmarge naar aanleiding van
nieuwe afspraken rondom het vervallen van de 100% eindejaarsmarge op het Toekomstfonds.
In de bijlage bij de brief over de uitwerking van de Nationale Technologiestrategie
(NTS) van 2 december 20241 ben ik ingegaan op het EZ-instrumentarium en hoe dit bijdraagt aan de NTS. De daarin
genoemde regelingen onder categorie 3 en 4 (valorisatie- en kapitaalinstrumentarium)
worden vrijwel volledig uit het Toekomstfonds gefinancierd. Ik verwijs daar graag
kortheidshalve naar voor de bijdrage van het Toekomstfonds aan de NTS. Hoewel deze
regelingen grotendeels niet specifiek op de NTS gericht zijn, komen de middelen daaruit
in overwegende mate terecht bij bedrijven die actief zijn op de prioritaire NTS-technologieën.
De beleidsdoelstellingen van het Toekomstfonds zijn dus in lijn met de ambities uit
de NTS, maar ik blijf bezien in hoeverre deze middelen hier nog sterker op gericht
moeten worden. De mutaties hebben hier geen invloed op.
3
Hoeveel middelen zijn er binnen artikel 3 doorgeschoven vanwege onderbesteding of
vertraging in 2024?
Antwoord
Bij de start van het kabinet Schoof-I zijn alle eindejaarsmarges voor niet-begrotingsfondsen
afgeschaft. Dit betekent dat met ingang van begrotingsjaar 2025 er geen 100% specifieke
eindejaarsmarge meer geldt voor artikel 3 van de EZ-begroting (het Toekomstfonds).
Om deze reden zijn er bij de eerste suppletoire begroting geen uitgavenmiddelen uit
2024 doorgeschoven naar begrotingsjaar 2025 vanwege onderbesteding of vertraging.
Bij de Voorjaarsbesluitvorming heeft het kabinet besloten om voor de meerontvangsten,
dat wil zeggen de gerealiseerde ontvangsten die hoger zijn dan initieel geraamd in
de begroting, mee te nemen naar het daaropvolgende begrotingsjaar via een specifieke
eindejaarsmarge voor de regelingen SEED, Innovatiekredieten (IK), en de Vroegefasefinanciering
(VFF). Als gevolg hiervan is er in totaal € 14,2 mln aan hogere ontvangsten uit 2024
meegenomen naar begrotingsjaar 2025 voor deze specifieke regelingen. Zie ook het antwoord
op vraag 1.
4
Wat is de budgettaire ruimte op de begroting van Economische Zaken?
Antwoord
Het uitgavenbudget van EZ voor het jaar 2025 is, na de mutaties van de 1e suppletoire begroting, € 3,4 mld. Deze middelen zijn gereserveerd voor specifieke
(beleids)doelen, zoals weergegeven en toegelicht in de begrotingsartikelen.
5
Wat zijn de gevolgen van de herhaalde kasschuiven naar latere jaren op de implementatie
en effectiviteit van Nationaal Groeifonds (NGF)-investeringen in internationaal concurrerende
technologieën?
Antwoord
Kasschuiven naar latere jaren die plaatsvinden op de begrotingsartikelen van projecten
binnen het Nationaal Groeifonds (NGF) zijn het gevolg van bijgestelde ramingen in
deze projecten. Het blijkt in de praktijk vaak lastig om goede ramingen te maken voor
dergelijke grote investeringen in innovatieve projecten. Daardoor worden middelen
doorgeschoven naar latere jaren. Bijgestelde ramingen hoeven geen gevolgen te hebben
voor de implementatie en effectiviteit van de NGF-investering. Voor een overzicht
van de huidige stand van zaken van de verschillende NGF-projecten verwijs ik graag
naar het Jaarverslag van de Adviescommissie Nationaal Groeifonds. Een geactualiseerd jaarverslag over 2024 wordt voor het zomerreces naar de Kamer
gestuurd.
6
Kunt u een overzicht geven van de vertraging in voorgenomen uitgaven van de Nationaal
Groeifonds-projecten op uw begroting ten opzichte van hun oorspronkelijke planning?
Welk deel van de middelen had volgens planning nu al uitgegeven moeten zijn?
Antwoord
In onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van alle oorspronkelijke en huidige
ramingen van de NGF-begroting op de EZ-begroting tussen 2021 en 2030. De originele
raming is het ritme waarin de middelen vanaf de NGF-begroting zijn overgeheveld naar
de EZ-begroting voor de verschillende rondes en toekenningen vanuit het NGF. De huidige
raming bestaat uit de realisatie over de jaren 2021 tot en met 2024 en de huidige
raming voor de jaren 2025 tot en met 2030 inclusief mutaties verwerkt bij de eerste
suppletoire begroting 2025. Daarnaast laat de tabel het verschil zien tussen de originele
raming en huidige raming, waarbij een negatief bedrag aangeeft dat er minder is uitgegeven
of naar verwachting zal worden uitgegeven in dat jaar en een positief bedrag aangeeft
dat er meer is uitgegeven of naar verwachting zal worden uitgegeven in dat jaar vergeleken
met de originele raming.
Tot en met 2024 had er op basis van de originele ramingen in totaal ongeveer € 1 mld
aan uitgaven plaats moeten vinden. In totaal is er echter € 851,4 mln gerealiseerd
(81%). Over deze vier jaren is er dus een vertraging opgetreden van cumulatief € 198,7 mln
minder uitgaven dan geraamd (19%). Bijgestelde ramingen hoeven geen gevolgen te hebben
voor de implementatie en effectiviteit van de NGF-investering. Redenen en uitleg voor
bijgestelde ramingen zijn erg verschillend per NGF-project. Enkele voorbeelden van
oorzaken in de bijstellingen van ramingen zijn:
• De opstart van het NGF-project. Veel projecten zijn in 2021 en 2022 van start gegaan
en hebben in die jaren nog effecten ondervonden van problemen in de toeleveringsketens.
Ook vinden omzettingen vanaf de NGF-begroting vaak later in het jaar plaats, waardoor
de middelen aan het eind van het begrotingsjaar naar de EZ-begroting worden overgeheveld
en openstellingen of toekenningen soms net over de jaargrens moeten worden getild.
• Aansluiting op bestaand instrumentarium. Voor de uitvoering van de NGF-projecten wordt
zoveel als mogelijk geprobeerd om aan te sluiten op het bestaande instrumentarium.
Dit betekent vaak echter aanpassingen in de bestaande regelingen om specifieke openingen
te creëren voor de NGF-projecten waarbij wordt aangesloten op de openstellingen van
de bestaande regelingen. Deze komen niet altijd overeen met het geplande ritme in
de originele raming.
• Behalen van mijlpalen. Veel NGF-projecten hebben mijlpalen ingebouwd om de voortgang
van de deelnemers binnen de projecten te bewaken. Wanneer een deelnemer de gestelde
doelen en mijlpalen niet behaalt kan de bevoorschotting worden stilgezet totdat er
voldoende voortgang is behaald of nieuwe bevoorschottingsafspraken zijn gemaakt. Dit
heeft over het algemeen het effect dat uitgaven later plaatsvinden dan origineel geraamd.
Oorspronkelijke en huidige ramingen NGF-projecten EZ-begroting
Realisatie
Raming
2021
2022
2023
2024
2025
2026
2027
2028
2029
2030
NGF-project AINed
Originele raming
4.400
18.000
34.200
52.000
43.100
30.200
7.100
0
0
0
Huidige raming
0
5.719
10.519
17.049
22.066
34.921
36.911
27.467
25.607
7.838
Verschil
– 4.400
– 12.281
– 23.681
– 34.951
– 21.034
4.721
29.811
27.467
25.607
7.838
NGF-project Nationaal Onderwijslab
Originele raming
0
5.460
5.638
6.032
9.821
16.756
9.096
36.697
2.000
0
Huidige raming
0
5.460
6.538
0
15.676
16.756
9.096
35.797
2.000
0
Verschil
0
0
900
– 6.032
5.855
0
0
– 900
0
0
NGF-project 6G Future Network Services
Originele raming
0
0
0
41.000
20.000
0
0
0
0
0
Huidige raming
0
0
0
23.818
26.728
9.682
0
0
0
0
Verschil
0
0
0
– 17.182
6.728
9.682
0
0
0
0
NGF-project Health-RI
Originele raming
2.200
4.400
6.600
18.600
13.200
11.000
8.000
5.000
0
0
Huidige raming
0
10.000
12.000
11.533
11.317
11.000
8.000
5.000
0
0
Verschil
– 2.200
5.600
5.400
– 7.067
– 1.883
0
0
0
0
0
NGF-project RegMed XB
Originele raming
10.200
20.100
9.783
6.634
5.533
1.584
1.283
1.183
0
0
Huidige raming
9.400
15.541
12.061
6.294
7.848
1.271
321
3.564
0
0
Verschil
– 800
– 4.559
2.278
– 340
2.315
– 313
– 962
2.381
0
0
NGF-project QuantumDeltaNL
Originele raming
14.200
60.600
77.000
79.200
24.200
7.700
19.100
0
0
0
Huidige raming
0
45.855
82.508
83.763
75.951
66.576
64.055
71.210
61.503
63.503
Verschil
– 14.200
– 14.745
5.508
4.563
51.751
58.876
44.955
71.210
61.503
63.503
NGF-project Oncode-PACT
Originele raming
0
10.000
60.000
50.000
41.000
0
0
0
0
0
Huidige raming
0
3.236
44.968
53.253
46.834
5.855
5.854
0
0
0
Verschil
0
– 6.764
– 15.032
3.253
5.834
5.855
5.854
0
0
0
NGF-project NXTGEN HIGH TECH
Originele raming
0
0
50.805
92.526
91.607
78.676
59.101
38.981
27.619
10.685
Huidige raming
0
0
134.018
47.013
71.246
43.410
44.014
30.436
18.751
59.878
Verschil
0
0
83.213
– 45.513
– 20.361
– 35.266
– 15.087
– 8.545
– 8.868
49.193
NGF-project PhotonDelta
Originele raming
0
0
84.948
84.949
102.127
10.760
21.520
16.140
0
0
Huidige raming
0
0
39.812
99.667
57.234
36.237
36.458
36.820
6.043
5.673
Verschil
0
0
– 45.136
14.718
– 44.893
25.477
14.938
20.680
6.043
5.673
NGF-project Opschaling PPS beroepsonderwijs
Originele raming
0
0
42.900
39.490
35.390
34.820
0
0
0
0
Huidige raming
0
0
38.256
33.156
39.360
28.083
10.500
0
0
0
Verschil
0
0
– 4.644
– 6.334
3.970
– 6.737
10.500
0
0
0
NGF-project Material Independence & Circular Batteries
Originele raming
0
0
0
58.359
70.921
18.968
9.658
0
0
0
Huidige raming
0
0
0
0
33.825
29.146
32.241
36.927
16.858
8.776
Verschil
0
0
0
– 58.359
– 37.096
10.178
22.583
36.927
16.858
8.776
Totaal originele ramingen
31.000
118.560
371.874
528.790
456.899
210.464
134.858
98.001
29.619
10.685
Totaal huidige ramingen
9.400
85.811
380.680
375.546
408.085
282.937
247.450
247.221
130.762
145.668
Verschil
– 21.600
– 32.749
8.806
– 153.244
– 48.814
72.473
112.592
149.220
101.143
134.983
7
Kunt u een compleet overzicht geven van alle regelingen, subsidies, investeringen,
staatsdeelnames, staatsgaranties, etc. die samen het financieringslandschap voor Nederlandse
bedrijven vormen? Kunt u daarbij een overzicht geven van de stijging of daling van
de budgettaire omvang van dat landschap in de afgelopen 10 jaar?
Antwoord
Het beleid dat met de in de vraag genoemde uitgaven wordt vormgegeven ter ondersteuning
van het bedrijfsleven wordt hoofdzakelijk verantwoord met de uitgavencategorieën subsidies,
leningen en garanties van beleidsartikelen 1, 2 en 3 van de EZ-begroting (en voorheen
de EZK-begroting). In onderstaande tabel is weergegeven wat de uitgaven zijn geweest
in de jaren 2016–2024 (op basis van jaarverslagen van betreffende jaren) en wat het
uitgavenbudget is voor 2025 met de stand van deze 1e suppletoire begroting.
* In 2016 had de EZ-begroting een andere indeling van beleidsartikelen. Huidig artikel 1,
2 en 3 bestonden destijds uit artikel 11, 12, 13 en 19.
In deze reeks is duidelijk het effect van de coronaperiode herkenbaar. Het verschil
in omvang tussen de jaren 2016–2019 en 2023–2025 wordt voornamelijk verklaard door
de intrede van het Nationaal Groeifonds en bijbehorende uitgaven aan NGF-projecten
vanuit artikel 2, de intrede van Europese subsidie-instrumenten zoals IPCEI’s en compensatie
voor loon- en prijsontwikkelingen.
Bedrijven kunnen ook ondersteund worden door maatregelen in andere uitgavencategorieën
(bijvoorbeeld opdrachten, of bijdrages aan samenwerkingsverbanden georganiseerd als
stichting), beleidsartikelen of begrotingen. In die gevallen zal echter een ander
beleidsdoel dan financiering en stimulering van bedrijvigheid de boventoon voeren.
Voor een gedetailleerd inzicht van de uitgaven van verschillende financiële instrumenten
bevat de «Open data» pagina van rijksfinancien.nl het overzicht «Financiële instrumenten
(2017–2024)».
8
Kunt u een overzicht geven alle fiscale regelingen die te maken hebben met het domein
van Economische Zaken, zoals de Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO),
Innovatiebox, etc.? Kunt u aangeven voor welke bedragen gebruik wordt gemaakt van
deze fiscale regelingen?
Antwoord
Voor een overzicht van alle fiscale regelingen, verwijs ik naar hoofdstuk 10 van de
bijlage bij de Miljoenennota 2025. Een aantal van deze regelingen heeft overwegend
raakvlakken met het beleidsterrein van EZ. Daarom zijn deze extracomptabel opgenomen
in tabel 22 van de EZ-begroting. Goed hierbij op te merken dat hier het budgettaire
belang van een regeling doorgaans het verschil in belastingkomsten is ten opzichte
van de situatie waarin de regeling niet zou bestaan en zonder gedragseffecten. Dit
laatste is anders voor de WBSO, die een budgetsystematiek kent. De vermelde regelingen
zijn in zijn algemeenheid ter ondersteuning van het Nederlandse bedrijfsleven. Voor
een nadere toelichting op deze regelingen verwijs ik u naar de Toelichting op de fiscale
regelingen die is bijgevoegd bij de Miljoenennota.
9
Wat zijn de gevolgen voor de arbeidsdeelname en daarmee de toename van het besteedbaar
inkomen door het uitstel van de gratis kinderopvang? Hoeveel minder kan de economie
hierdoor groeien?
Antwoord
Bij de Voorjaarsnota heeft het kabinet gekozen om het nieuwe financieringsstelsel
niet per 2027, maar per 2029 in te voeren. Dit is onder andere nodig om de uitvoering
goed in te richten en de kinderopvangorganisaties tijd te geven om zich voor te bereiden
op de nieuwe financiering. Ook heeft de kinderopvangsector zo meer tijd om het aantal
opvangplekken geleidelijk mee te laten groeien met de grotere vraag naar opvang, zodat
lange wachtlijsten worden tegengegaan.
Kinderopvang wordt de komende jaren voor veel ouders alsnog een stuk beter betaalbaar.
De regering verhoogt de vergoedingspercentages in de kinderopvangtoeslag ieder jaar.
En in 2029 hebben alle werkende ouders recht op een hoog, inkomensonafhankelijk vergoedingspercentage
van 96%. Vanaf 2026 hebben alle werkende ouders met een toetsingsinkomen tot circa
€ 56.400 al recht op het maximale vergoedingspercentage van 96%. De precieze gevolgen
voor het besteedbaar inkomen zijn niet eenduidig te vatten, omdat deze afhankelijk
zijn van factoren die per huishouden zullen verschillen (onder andere het inkomen,
het aantal kinderen, het type opvang, de uurtarieven en het aantal opvanguren).
Het is op voorhand niet exact te voorspellen hoeveel ouders meer of minder zullen
gaan werken als gevolg van deze keuzes. Het Centraal Planbureau en het Sociaal en
Cultureel Planbureau hebben er eerder op gewezen dat de arbeidsparticipatiebaten van
de nieuwe financiering mogelijk beperkt zijn2. Logischerwijs zouden de effecten van de latere invoering van de nieuwe financiering
dan ook beperkt zijn.
Tegelijkertijd betreft de nieuwe financiering een grootschalige, fundamentele wijziging.
Eerder heeft de Staatssecretaris Participatie en Integratie al aangegeven dat zulke
fundamentele wijzigingen kunnen bijdragen aan cultuurveranderingen rond het gebruik
van kinderopvang in combinatie met (meer) werken3. Bijvoorbeeld doordat de grotere eenvoud, zekerheid en betaalbaarheid van de kinderopvang
ertoe leiden dat het normaler wordt om meer dan twee of drie dagen kinderopvang te
gebruiken. Zulke cultuurveranderingen zijn niet op voorhand te kwantificeren en zijn
daarom ook niet meegenomen in de cijfers van de planbureaus.
De regering zal het gebruik van kinderopvang en de arbeidsparticipatie komende jaren
nauwlettend blijven monitoren.
10
Welke factoren veroorzaken structureel het niet tijdig besteden van middelen binnen
de Nationaal Groeifonds projecten?
Antwoord
Factoren voor het niet tijdig besteden van middelen verschillen per NGF-project. Enkele
voorbeelden van factoren zijn de aansluiting op het bestaande instrumentarium alsmede
het later behalen van de mijlpalen. Het niet tijdig besteden van het middelen binnen
de Nationaal Groeifonds projecten resulteert in bijgestelde ramingen. Bijgestelde
ramingen hoeven geen gevolgen te hebben voor de implementatie en effectiviteit van
de NGF-investering. Zie ook het antwoord op vraag 6.
11
Wat zijn uw beleidsdoelstellingen en welke instrumenten worden per beleidsdoel ingezet
om dat doel te bereiken?
Antwoord
Het verdienvermogen, de productiviteit en economische groei zijn belangrijk voor de
welvaart in Nederland, nu en in de toekomst. Het verdienvermogen gaat over onze basis
om blijvende welvaart te creëren. Productiviteit speelt hierin een belangrijke rol,
want als we productiever zijn, kunnen we als samenleving meer doen of slimmer omgaan
met dezelfde middelen. Samen met nationale en internationale partners werkt het Ministerie
van Economische Zaken (EZ) aan een innovatief, ondernemend en weerbaar Nederland.
Hierbij hebben we aandacht voor een goed ondernemersklimaat, het verminderen van regeldruk,
voldoende fysieke ruimte voor bedrijvigheid en dat onze economie concurrerend, weerbaar
en innovatief is. Daarnaast houden we oog voor de uitdagingen waar ondernemers nu
maar ook in de toekomst tegenaan lopen, zoals het tekort aan gekwalificeerd personeel,
een gelijk internationaal speelveld en toenemende geopolitieke spanningen.
De specifieke strategische (beleids)doelen van EZ zijn: Het scheppen van voorwaarden
voor goed functionerende markten en digitale economie, het voorzien in maatschappelijke
behoeften aan statistieken, het bevorderen van een innovatieve, concurrerende en weerbare
economie voortbouwend op de sterktes van de Nederlandse ecosystemen met een sterke
positionering op de groeimarkten van de toekomst, een goed functionerend en maatschappelijk
verantwoord bedrijfsleven door het waarborgen van een sterk ondernemings- en vestigingsklimaat
met optimale randvoorwaarden voor succesvol ondernemerschap, het faciliteren van de
transitie naar een toekomstbestendige circulaire en inclusieve economie, en het vergroten
en beschikbaar stellen van (risico)financiering voor bedrijven en onderzoek en het
behouden van vermogen voor toekomstige generaties. Voor een specifieke uitsplitsing
van de instrumenten welke per beleidsdoel worden ingezet, welke variëren tussen onder
andere bijdragen aan organisaties, subsidies, leningen, garanties, en onderzoek en
opdrachten verwijs ik u graag door naar de beleidsartikelen in de Ontwerpbegroting
2025, waar per beleidsartikel een uitsplitsing is van de instrumenten van EZ4.
12
Kunt u een overzicht geven van de totale investeringen vanuit Economische Zaken via
staatsdeelname? Kunt u per organisatie de omvang van de staatsdeelname geven?
Antwoord
EZ heeft als aandeelhouder kapitaal verstrekt aan de 7 Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen
(ROM’s) en 2 investeringsfondsen. Dit kapitaal wordt door deze organisaties gebruikt
om investeringen te doen. Dit is in onderstaande grafiek, afkomstig uit de EZ Ontwerpbegroting
2025, inzichtelijk gemaakt per organisatie. Het bedrag voor Groeifonds Flevoland is
geactualiseerd in vergelijking met de grafiek gepresenteerd in de Ontwerpbegroting
2025 waarin abusievelijk een storting uit eind 2023 niet was meegenomen in het totaalbedrag.
13
Kunt u een overzicht geven van de totale waarde van staatsgaranties die het Ministerie
van Economische Zaken heeft uitstaan? Kunt u per organisatie of project de omvang
van de staatsgarantie geven?
Antwoord
Gedurende het jaar fluctueert de waarde van de uitstaande garanties. Eind 2024 bedroeg
de uitstaande garanties voor Economische zaken € 1.604 mln. via verschillende garantieregelingen
zoals de Garantie Ondernemingsfinanciering en Borgstelling MKB. Via de verschillende
garantieregelingen worden veel verschillende bedrijven geholpen met het aantrekken
van financiering, echter is een volledige lijst van alle verschillende gebruikers
delen niet mogelijk. Wel verwijs ik u graag naar «Bedrijvenbeleid in beeld» waar het
Ministerie van Economische Zaken de BMKB-cijfers en cijfers van de GO periodiek publiceert.
14
Kunt u er een overzicht van geven of tegenover de daling van 1 miljard euro op de
begroting van Economische Zaken tot aan 2029 een evenredige stijging van investeringen
in het verdienvermogen staat via andere wegen (departementen of staatsdeelnemingen)?
Antwoord
Ik kan helaas geen overzicht geven van investeringen die buiten mijn beleidsdomein
worden gedaan, noch beoordelen in hoeverre investeringen elders bijdragen aan verdienvermogen
zoals door u bedoelt. De daling van tot en met 2029 betreft, naast het effect van
de taakstellingen van dit kabinet, grotendeels het aflopen van incidentele uitgaven
zoals NGF-projecten en IPCEI-projecten.
15
Welke subsidie-instrumenten worden geraakt door de taakstelling van 25 miljoen euro
structureel vanaf 2027?
16
Welke subsidies worden geraakt door de taakstelling in het kader van de rijksbrede
problematiek?
Antwoord op 15 en 16
De aanvullende subsidietaakstelling is in de eerste suppletoire begroting (VJN) verwerkt
op het onverdeeld artikel op de EZ-begroting. In de begroting voor 2026 (MJN) zal
de taakstelling specifiek worden ingevuld.
17
Hoeveel subsidie gaat naar grote bedrijven (met meer dan 250 fte in dienst en een
netto omzet van meer dan 50 miljoen euro en een balanstotaal van meer dan 43 miljoen
euro)?
Antwoord
Voor veel van de subsidieregelingen geldt dat zowel het mkb, als het grootbedrijf
beroep kan doen op de regeling. Het Ministerie van Economische Zaken (EZ) houdt geen
specifiek onderscheid bij van subsidies of subsidieregelingen aan deze doelgroepen.
Wel publiceert het ministerie, net als ieder departement, in de jaarlijkse ontwerpbegroting
een subsidieoverzicht, waarin per beleidsartikel alle subsidiebudgetten zijn opgenomen5. Tevens wordt er in het kader van het verantwoordingsproces van de begroting jaarlijks
na publicatie van de jaarverslagen en slotwetten gedetailleerde informatie van ontvangers
van financiële instrumenten gepubliceerd op Rijksfinanciën.nl6. Dit betreft alle rijksbrede financiële instrumenten, zoals bijdragen, garanties,
leningen, maar ook subsidies. In het kader van de Wet Algemene verordening gegevensbescherming
(AVG) worden private personen en eigennamen geanonimiseerd in de dataset. In de dataset
wordt per jaar, begrotingshoofdstuk, artikel, instrument en regeling het bedrag en
de ontvanger weergegeven. Hierbij wordt ook de rechtsvorm van de ontvangers weergegeven,
zoals besloten vennootschappen, eenmanszaken en ook verenigingen en stichtingen. Of
een ontvanger onder het mkb of grootbedrijf valt, wordt niet gepresenteerd. De openbare
dataset bevat op dit moment data tot en met 2024.
18
Hoeveel subsidie gaat op dit moment al naar bedrijven die in aanmerking komen voor
maatwerkafspraken? Kunt u hier een overzicht van geven, inclusief fiscale regelingen
en bedragen?
Antwoord
Indien vraagsteller doelt op de maatwerkafspraken met de industrie in het kader van
groene groei, dan verwijs ik naar de Minister van Klimaat en Groene Groei, die verantwoordelijk
is voor het maken van deze maatwerkafspraken.
Indien vraagsteller niet doelt op de maatwerkafspraken met de industrie, dan kan ik
het volgende melden over steun aan individuele bedrijven vanuit het Ministerie van
Economische Zaken. Het Ministerie van Economische Zaken maakt geen onderscheid in
wie de ontvanger is van een subsidie. Het instrumentarium van het Ministerie van Economische
Zaken is generiek ingericht voor brede doelgroepen, waarbij specifieke bedrijven of
organisaties niet worden uitgesloten als ze aan de voorwaarden van de regeling voldoen.
Elke organisatie of bedrijf heeft het recht om een verzoek tot maatwerk in te dienen,
dit geldt voor de bedrijven onder de Maatwerkaanpak vallen, en alle andere bedrijven
in Nederland.
In het kader van het verantwoordingsproces van de begroting wordt jaarlijks na publicatie
van de jaarverslagen en slotwetten gedetailleerde informatie van ontvangers van financiële
instrumenten gepubliceerd op Rijksfinanciën.nl7. Dit betreft alle rijksbrede financiële instrumenten, zoals bijdragen, garanties,
leningen, maar ook subsidies. In de dataset wordt per jaar, begrotingshoofdstuk, artikel,
instrument en regeling het bedrag en de ontvanger weergegeven.
19
Kunt u een uitputtend overzicht geven van subsidieregelingen (inclusief fiscale regelingen
en over de vraag hoeveel middelen ermee gemoeid zijn) waar bedrijven in Nederland
gebruik van kunnen maken?
Antwoord
In onderstaande tabel is een overzicht te vinden van de openstelling van de Regeling
nationale EZK- en LNV-subsidies8 met betrekking tot de subsidieregelingen van het Ministerie van Economische Zaken
(EZ), Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN), en Klimaat en Groene
Groei (KGG) en de openstellingsplafonds voor 20259. De (subsidie)regelingen voor deze drie departementen beslaan natuurlijk niet het
volledige (subsidie)instrumentarium van de Rijksoverheid waar bedrijven en ondernemers
gebruik van kunnen maken. Voor een overzicht en het budgettaire beslag van alle fiscale
regelingen binnen het domein van het Ministerie van Economische Zaken zie het antwoord
op vraag 8.
Departement
Regeling
Openstellingsplafond
LVVN
Titel 2.2: Bewezen en niet-bewezen innovaties verduurzaming veehouderij
60.000.000
Titel 2.5: Borgstelling MKB-landbouw-kredieten
85.000.000
Titel 2.10: Marktintroductie energie-innovaties
8.500.000
Titel 2.23: Warmte-infrastructuur glastuinbouw
90.000.000
Titel 2.24: Agenda Natuurinclusief
3.630.000
Titel 2.25: Experimenteerlocaties
17.000.000
EZ
Titel 3.6: Maritieme innovatieprojecten
7.500.000
Titel 3.7: Eurostarsprojecten
12.175.000
Titel 3.8: Internationaal Innoveren
15.425.000
Titel 3.9: Innovatiekredieten
50.000.000
Titel 3.10: Seed capital technostarters
69.000.000
Titel 3.11: Borgstelling MKB-kredieten
758.900.000
Titels 3.13 en 3.14: Garantie ondernemingsfinanciering en Garantstelling gericht op bankgaranties
400.000.000
Titel 3.16: Vroegefasefinanciering
25.200.000
Titel 3.22: Thematische Technology Transfer
48.000.000
Titel 3.23: Venture Challenge
300.000
Titel 3.25: High-performance computing-projecten (HPC-projecten)
7.500.000
Titel 3.31: Circular Batteries
95.000.000
KGG
Titel 4.2: Topsector energieprojecten
446.900.000
Titel 4.5: Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE)
555.000.000
Titel 4.6: Versnelde klimaatinvesteringen in de industrie
130.000.000
Titel 4.7: Investeringssubsidie maakindustrie klimaatneutrale economie (IMKE)
148.000.000
Titel 4.11: Beperking ammoniakemissie bij industriële piekbelasters
54.000.000
20
Hoe hoog was het percentage van het bruto binnenlands product (BBP) dat de afgelopen
jaren is besteed aan onderzoek en innovatie en hoe zal dit percentage zich de komende
jaren ontwikkelen? Kunt u dit uitsplitsen naar het totale percentage en ook uitgesplitst
naar publieke en private uitgaven?
Antwoord
De onderstaande tabel geeft de R&D-intensiteit weer in Nederland van 2017–2023, volgens
de laatste cijfers van het CBS. Grofweg kan gesteld worden dat de instellingen en
het hoger onderwijs de publieke uitgaven omvatten, maar deze uitsplitsing klopt niet
volledig.
Instituut Rathenau brengt specifiek de Rijksuitgaven aan R&D in kaart in de jaarlijkse
TWIN-rapportage en voorspelt op basis van het huidige regeerprogramma dat deze van
2025 tot 2029 zullen dalen van 0,81% naar 0,66% van het bbp.10 De private en totale uitgaven kunnen niet op dezelfde manier worden voorspeld en
worden pas met een vertraging van twee jaar gepubliceerd door het CBS. Van de mogelijke
ontwikkeling van private uitgaven de komende jaren zal wel een schatting worden gemaakt
in het 3%-actieplan dat in Q3 met de Tweede Kamer gedeeld wordt.
Jaar
R&D-intensiteit
(% van het bbp)
Alle sectoren
2017
2,14
2018
2,10
2019
2,14
2020
2,27
2021
2,22
20221
2,18
20231
2,23
Bedrijven
2017
1,42
2018
1,40
2019
1,43
2020
1,51
2021
1,46
20221
1,49
20231
1,56
Instellingen
2017
0,12
2018
0,12
2019
0,12
2020
0,13
2021
0,12
20221
0,10
20231
0,11
Hoger onderwijs
2017
0,60
2018
0,58
2019
0,59
2020
0,63
2021
0,63
20221
0,58
20231
0,56
Bron: CBS, zie ook Research en development; kerncijfers per sector van uitvoering | CBS
X Noot
1
De gegevens over 2017–2021 zijn definitief, de gegevens over 2022 zijn nader voorlopig
en de gegevens over 2023 zijn voorlopig.
21
Kunt u een overzicht geven van alle projecten en fondsen waar Invest-NL in geïnvesteerd
heeft, en op welke wijze zij daarin geïnvesteerd heeft, in de afgelopen viereneenhalf
jaar? Kunt u er daarbij ook een overzicht van geven welke vervolgplannen er liggen
voor bedrijven en/of projecten waar reeds in geïnvesteerd is?
Antwoord
Invest-NL rapporteert doorlopend over de investeringen en business development activiteiten
die het verricht op de eigen website, en geeft in het jaarverslag en voortgangsverslag
aan de Tweede Kamer jaarlijks overzicht van alle investeringen in portfolio. Het jaarverslag over 2024 is recent gepubliceerd (23 mei 2025) inclusief het overzicht van alle investeringen
in portfolio sinds 2020.
Investeringen die tot aflossing danwel verkoop hebben geleid (zogenaamde «exits»)
staan niet langer in portfolio, en ontbreken hierin. Momenteel betreft dat alleen
de investering in SIF. Daaraan heeft Invest-NL in 2023 € 64,8 miljoen lening verstrekt,
die inmiddels is afgelost.
Ook ontbreken in dit overzicht enkele faillissementen, in Exasun (aandelenbelang € 3,5 miljoen),
ISA Pharmaceuticals (Converteerbare lening € 8 miljoen), PMC (Garantie en converteerbare
lening € 8 miljoen), Umincorp (Aandelenbelang en converteerbare lening € 27,9 miljoen)
en Blue Sphere Brabant (Garantie € 3,3 miljoen). Tot slot ontbreekt er in dit overzicht
nog een commitment van € 6 miljoen aan EIF.
Investeringen van Invest-NL zijn gericht op de groei, innovatie en verduurzaming van
bedrijven, zowel direct als via investeringsfondsen. De vervolgplannen van de bedrijven
zijn daarmee gericht op verdere opschaling, wat volgende financieringsrondes vergt.
Indien nodig neemt Invest-NL ook deel aan deze volgende financieringsrondes, tot de
markt deze volledig zelf doet, en de lening van Invest-NL wordt afgelost danwel het
aandelenkapitaal wordt overgenomen. Gezien het risicovolle karakter van de Invest-NL
investeringen, komen ook faillissementen van de bedrijven voor. In dat geval zoekt
Invest-NL met de andere investeerders naar mogelijkheden voor doorstart.
22
Kunt u een overzicht geven van de huidige innovatieprojecten gefinancierd door de
MKB-Innovatiestimulering Regio en Topsectoren (MIT), de omvang van de subsidies en
het gevolg van de korting?
Antwoord
Het openbaar overzicht van de huidige innovatieprojecten gefinancierd door de MKB-Innovatiestimulering
Regio en Topsectoren (MIT) met de omvang van de subsidies per project is te vinden
op:
Projectenoverzicht | Projecten Database NL
Momenteel dateert het laatste overzicht van de huidige innovatieprojecten gefinancierd
door de MKB-Innovatiestimulering Regio en Topsectoren (MIT) uit 2023, dit komt omdat
de aanvragen van 2024 nog gedocumenteerd en verwerkt worden en dat de data pas daarna
beschikbaar is voor het overzicht.
Voor de 10 procent budgetkorting op de overgehevelde middelen via het Provinciefonds
als gevolg van de taakstelling op de specifieke uitkeringen (SPUK) per 2026 verzorgt
EZ zelf een alternatieve dekking binnen de begroting. Dit heeft dus geen gevolgen
voor het beleidsbudget, provincies of de doelgroep van de MKB-Innovatiestimulering
Regio en Topsectoren (MIT).
23
Hoeveel van de innovatieregeling Maritieme Maakindustrie komt terecht bij het bouwen
van superjachten?
Antwoord
De uitkomsten van de eerste ronde van de maritieme innovatieregeling worden naar verwachting
medio juli bekend. De beoordeling van de voorstellen loopt nu. Het gaat hierbij om
de vraag of de voorstellen conform de Sectoragenda Maritieme Maakindustrie bijdragen
aan de modernisering van de scheepsbouw vanuit de strategische belangen voor Nederland,
zoals onze welvaart, weerbaarheid en veiligheid.
Hiervoor zijn concreet de volgende maatschappelijke doelen geformuleerd (Staatscourant 2024, 33784): het ontwikkelen van methoden, technieken of toepassingen die kunnen leiden tot
veiligheid, duurzame economische groei of verbeterde energie-efficiëntie. Andere doelen
zijn gericht op het verminderen van emissies, van onderwatergeluid en voor het verbeteren
van de circulariteit.
24
De Maritieme Maakindustrie maakt schepen voor onder andere Defensie. Er zijn voldoende
middelen beschikbaar bij Defensie, dus waarom moeten vanuit het budget van het Ministerie
van Economische Zaken deze projecten gesubsidieerd worden?
Antwoord
In 2024 heeft het kabinet in samenwerking met koepelorganisatie Nederland Maritiem
Land (NML), zoals toegezegd in de sectoragenda Maritieme Maakindustrie: No guts, no
Hollands glorie, een nieuwe Maritieme Innovatieregeling ontwikkeld. Zie ook de onlangs
aan uw Kamer verstuurde voortgangsrapportage Sectoragenda Maritieme Maakindustrie
(Kamerstuk 31 409, nr. 481). De Ministeries van EZ en IenW trekken hiervoor in 2025 en 2026, elk vijf miljoen
euro per jaar uit. Deze bedragen worden vanuit de sector ook geïnvesteerd. Ook Defensie
investeert minimaal € 10 miljoen in maritieme innovatie in de komende 2 jaar met eigen
regelingen. Deze innovaties liggen nadrukkelijk op het vlak van militaire veiligheid.
Bij het afbakenen van de scope van de maritieme innovatieregeling is er onder de vlag
van het Rijksregiebureau afstemming geweest met Defensie waardoor overlap voorkomen
is. Tegelijkertijd is het wel wenselijk dat er kennis uit de maritieme innovatieregeling
doorvloeit naar het defensie domein en vice versa, dit leidt tot versterking van het
Nederlands bedrijfsleven en verhoogt de effectiviteit van ingezette middelen.
25
Hoe gaat het met de bedrijvigheid van de afgelopen jaren in de schone industrie in
Nederland? Hoe verwacht u dat de schone industrie zich de komende jaren zal ontwikkelen?
Antwoord
We moeten constateren dat de concurrentiepositie van de gehele energie-intensieve
industrie onder druk is komen te staan over de afgelopen jaren. Recente signalen zijn
dat investeringen worden uitgesteld, dat fabrieken van energie-intensieve industrie
sluiten of dat er wordt afgeschaald. De situatie in de industrie kent meerdere oorzaken,
waaronder de overproductie uit China die onder de kostprijs op de Europese markt komt,
de handelsoorlog en de hogere energiekosten die in Europa bestaan vergeleken met elders
in de wereld. Ook schone industrie, zoals plastic recycling en volledig geëlektrificeerde
installaties, hebben daar last van en dat weerspiegelt zich in een afname van bedrijvigheid.
Exacte cijfers ten aanzien van de bedrijvigheid zijn niet beschikbaar, aangezien er
geen eenduidige definitie bestaat voor «schone» industrie.
Het kabinet heeft bij de voorjaarsbesluitvorming wel verschillende maatregelen genomen
om het gelijk speelveld voor de industrie te verbeteren en toekomstbestendig te maken.11 Hier is nadrukkelijk stilgestaan bij het toekomstperspectief van schone industrie
en groene groei. Verder kijkt het kabinet ook nadrukkelijk naar Europa zodat we de
kansen benutten die de Clean Industrial Deal (CID) biedt, waaronder het Action Plan
for Affordable Energy, om ook op Europees niveau tijdig de randvoorwaarden realiseren.
Door de getroffen maatregelen en de inspanningen van dit kabinet om de schone industrie
te ondersteunen, verwacht het kabinet dat de schone industrie zich in de komende jaren
positief zal kunnen ontwikkelen.
26
Welke subsidies en regelingen zijn er voor het midden- en kleinbedrijf (mkb) om te
verduurzamen? Hoeveel subsidies ontvangt het mkb jaarlijks om te verduurzamen?
Antwoord
Er zijn twee mkb-financieringsregelingen vanuit de EZ-begroting, specifiek gericht
op verduurzaming:
• BMKB groen luik onder de BMKB: Het Borgstellingskrediet MKB (BMKB) is een garantie-instrument aan financiers gericht
op leningen (zowel bancair als non-bancair) tot € 1,5 miljoen voor mkb bedrijven met
onvoldoende zekerheden. Het totale jaarlijkse BMKB-garantiebudget is € 765 miljoen. De BMBK kent verschillende luiken waaronder de «BMKB-Groen», specifiek voor bedrijven die duurzame investeringen willen doen, die voordeligere
voorwaarden kent (lagere provisie, hogere garantstellingspercentage en langere looptijd
voor te verstrekken leningen).
• Qredits duurzaamheidsleningen: Qredits is gestart per 1 oktober 2024 met duurzaamheidsleningen (gemiddeld 35.000),
op basis van een pilot in Overijssel. Via het klimaatfonds is er € 10 mln. beschikbaar
gesteld voor een rentekorting van 50%, de rente wordt hierdoor 4,95%. Ongeveer 1.700
ondernemers kunnen een duurzaamheidslening krijgen.
Daarnaast hebben ook andere ministeries regelingen/subsidies voor verduurzaming waar
het mkb gebruik van kan maken.
27
Kunt u een uiteenzetting geven van de opdracht Regeldruk? Waar gaat dit geld specifiek
naartoe en waar is het al aan besteed?
Antwoord
Voor Betere Regelgeving is het budget onder andere ingezet voor de ATR, de pilot Wetwijzer,
MKB-indicatorbedrijvenonderzoeken, het Regeldruk Reductieprogramma, subsidie aan de
VNG voor dienstverlening en regeldrukreductie in de regio en daarnaast voor bewustwordingscampagnes
waarin aandacht is voor het regeldrukbeleid waaronder de aangepaste Bedrijfseffectentoets
(BET) en het Beleidskompas. In 2025 betreft dit een budget van € 2,3 mln.
28
Kunt u aangeven welk deel van uw begroting de afgelopen vijf jaar ging naar kosten
voor het kerndepartement, agentschappen, zelfstandige bestuursorganen (ZBO's)/rechtspersonen
met een wettelijke taak (RWT's) en welk deel naar subsidies voor bedrijven?
Antwoord
De onderstaande tabel geeft een totaaloverzicht weer van de gerealiseerde uitgaven
aan apparaatskosten van het kerndepartement EZK, de bijdrage van EZK aan agentschappen,
ZBO’s en RWT’s, en de uitgaven van subsidies op artikelen 1, 2 en 3 van de EZK-begroting.
Totaaloverzicht EZK apparaatsuitgaven/kosten inclusief agentschappen, ZBO's en RWT's1
2020
2021
2022
2023
2024
in € mln
Totaal apparaatsuitgaven kerndepartement EZK2
191,9
199,3
348,7
367,7
373,1
Totaal bijdrage EZ aan uitgaven/kosten agentschappen
654,5
803,6
817,5
889,4
951,3
Totaal bijdrage EZ aan uitgaven/kosten ZBO's en RWT's
627,4
645,4
693,8
772,0
854,5
Totaal EZK apparaatsuitgaven
(kerndepartement en bijdragen ZBO's/RWT's)
1.473,7
1.648,3
1.511,3
2.029,1
2.178,9
Subsidies artikel 1: Goed functionerende economie en markten
2,8
3,6
16,3
31,8
60,5
Subsidies artikel 2: Bedrijvenbeleid
2.046,9
5.702,8
3.956,8
1.073,3
836,4
Subsidies artikel 3: Toekomstfonds
2,8
2,9
2,9
3,4
3,3
Totaal subsidies EZ (artikelen 1, 2 en 3)
2.052,5
5.709,3
3.976,0
1.108,5
900,2
X Noot
1
Hierbij moet worden opgemerkt dat er door verschillende wijzigingen en herverkavelingen
binnen het ministerie de begrotingsposten in de betreffende periode zijn veranderd.
Het is daarom niet mogelijk om volledig vergelijkbare staten over de jaren heen te
geven.
X Noot
2
In 2022 zijn de kosten voor de dienst NCG eenmalig verantwoord op de post van het
kerndepartement EZK vanwege de herverkaveling in dat jaar.
29
Wat zijn de status en de verwachte impact van het Nationaal versterkingsplan microchip-talent?
Hoe wordt het resultaat gemeten?
Antwoord
Het Nationaal Versterkingsplan microchip-talent heeft als doel om zo spoedig mogelijk
extra technisch talent voor de microchip sector (halfgeleiderindustrie) op te leiden.
De plannen beogen in totaal 25.000 extra technici tot en met 2030 op te leiden voor
de Nederlandse microchipsector. De regio’s zetten onder andere in op het aanpassing
en uitbreiding van het curriculum (o.a. ontwikkelen van specifieke semicontracks en
een gezamenlijke hbo/wo propedeuse), werving van internationale studenten, meer bedrijfsstages,
het doorontwikkelen van faciliteiten en om- en bijscholing van onder andere arbeidsmigranten,
werklozen en werkenden.
Op 20 november 2024 heeft het kabinet bekendgemaakt dat er een bedrag van € 80,9 miljoen
is toegekend aan de regio’s voor het verhogen van de initiële instroom van studenten.
De vier regio’s (Brainport, Twente, Zuid-Holland en het Noorden) zijn begonnen met
de uitvoering hiervan. Op 15 mei 2025 heeft het kabinet bekendgemaakt dat er voor
leven lang ontwikkelen in totaal € 24,8 mln. euro wordt toegekend aan de vier regio’s.
RVO is bezig om maatwerkbeschikkingen op te stellen.
Het kabinet heeft gekozen voor een gefaseerde toekenning van middelen. De voortgang
wordt gemonitord door een monitoringscommissie. Op basis van impactindicatoren (KPI’s)
wordt de voortgang gemonitord. Eind 2026 zal er een evaluatie plaatsvinden. Het Nationaal
Versterkingsplan van Microchip-talent kent een lerende aanpak waarbij een belangrijke
rol is weggelegd voor het Platform Talent voor Technologie. Zij stimuleren onderlinge
kennisdeling tussen regio’s en staan de regio’s bij met kennis en expertise uit andere
publiek-private programma’s. De lessen van de lerende aanpak kunnen na de evaluatie
eind 2026 meegenomen worden in de vervolgfase. Op basis van een positieve tussentijdse
evaluatie (na elke 2 jaar) kunnen aanvullende middelen toegekend worden.
30
Kunt u een overzichtstabel geven van de budgetten op het Toekomstfonds voor de periode
2025–2034 naar de volgende categorieën: reguliere/structurele budgetten, doorgeschoven/onbenutte
middelen en revolverende inkomsten (terugbetalingen en/of rendement)?
Antwoord
In onderstaande tabel is een uitsplitsing te vinden van de geraamde uitgaven en ontvangsten
voor het Toekomstfonds voor de periode 2025–2034. In deze tabel is zijn de uitgaven
opgesplitst in de regelingen en instrumenten welke incidenteel of structureel budget
hebben, en het saldo van meegenomen middelen uit 2024 via specifieke eindejaarsmarge.
Deze eindejaarsmarge ziet specifiek op de meerontvangsten over 2024 op de SEED-regeling,
de Vroegefasefinanciering (VFF), en het Innovatiekrediet (IK). Zie ook de antwoorden
op vraag 1 en 3.
Overzichtstabel uitgaven en ontvangsten Toekomstfonds 2025–2034
Uitgaven
2025
2026
2027
2028
2029
2030
2031
2032
2033
2034
Incidentele uitgaven
Thematische Technology Transfer
5.060
4.321
3.425
2.916
2.916
1.620
1.619
0
0
0
Fund to Fund
0
11.905
11.905
11.905
132.844
0
0
0
0
0
ROM's
2.457
12.294
2.185
0
0
0
0
0
0
0
Investeringen in fundamenteel en toegepast onderzoek (met vermogensbehoud)
0
0
4.036
0
0
0
0
0
0
0
Onco research
4.125
3.995
3.895
3.045
1.795
5.759
2.504
2.504
2.504
0
Thematische Technology Transfer
6.240
7.300
6.700
8.300
6.315
8.302
407
0
0
0
REGMED
1.771
3.532
4.428
6.110
5.709
5.150
2.357
54
54
54
Dutch Future Fund
2.000
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Deep Tech Fund
50.000
20.000
0
0
0
0
0
0
0
0
Fonds Alternatieve Financiering
10.000
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Economische Veiligheid Fonds
22.735
1.637
0
0
0
0
0
0
0
0
European Tech Champions Initiative (ETCI)*
35.000
25.000
18.100
0
0
0
0
0
0
0
Secfund
75.000
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Start ups/MKB
0
0
25.000
25.000
25.000
22.087
0
0
0
0
Blended finance faciliteit Invest-NL
0
100.000
100.000
50.000
0
0
0
0
0
0
Structurele uitgaven
Innovatiekrediet
69.885
56.000
72.000
64.000
65.000
61.189
60.189
60.189
60.189
60.189
Risicokapitaal Seed
49.736
50.501
55.188
61.052
64.554
46.916
43.757
44.557
44.557
44.192
Vroege fase / informal investors
31.862
27.960
32.390
31.140
31.140
22.150
20.441
14.597
14.597
14.597
Bijdrage RVO.nl
9.504
9.408
9.314
9.267
9.219
9.457
9.552
9.552
9.552
9.552
Totaal uitgaven
375.375
333.853
348.566
272.735
344.492
182.630
140.826
131.453
131.453
128.584
Waarvan middelen meegenomen via specifieke Eindejaarsmarge
14.224
0
0
0
0
0
0
0
0
0
Ontvangsten
Incidentele ontvangsten
ROM's
5.504
143.117
0
0
0
0
0
0
0
0
Fund to Fund
0
0
0
0
125.350
0
0
0
0
0
DVI II
0
0
0
0
85.050
0
0
0
0
0
Investeringen fundamenteel en toegepast onderzoek (met vermogensbehoud)
777
704
720
494
533
551
570
390
407
429
Thematische Technology Transfer
0
0
0
0
106
2.960
2.925
3.261
2.731
2.923
Ontvangsten Smart industry
411
411
411
263
0
0
0
0
0
0
Structurele ontvangsten
Innovatiekredieten
31.000
21.000
21.000
21.000
22.000
23.000
25.000
25.000
25.000
25.000
SEED
13.000
13.000
13.000
13.000
13.000
13.000
13.000
13.000
13.000
13.000
Totaal ontvangsten
50.692
178.232
35.131
34.757
246.039
39.511
41.495
41.651
41.138
41.352
31
Wat is de stand van zaken met betrekking tot regionale innovatieclusters in Groningen,
Delft en Eindhoven? Kunt u er een overzicht van geven welke middelen in 2025 zijn
toegekend per innovatiecluster?
Antwoord
Als het gaat om het Nationaal Versterkingsplan Microchip-talent dan zijn vier regio’s
betrokken, namelijk Brainport, Twente, Zuid-Holland en het Noorden. Doel van het Versterkingsplan
is om extra talent op te leiden voor de halfgeleiderindustrie.
Op 20 november 2024 heeft het kabinet bekend gemaakt dat er incidenteel een bedrag
van € 80,9 miljoen toegekend werd aan de regio’s voor het verhogen van de instroom
van initiële studenten. Hiervan is € 45,0 miljoen toegekend aan Brainport, € 9,4 miljoen
aan Delft, € 20,5 miljoen aan Twente en € 5,9 miljoen aan het Noorden voor 2025 en
2026.
Op 15 mei 2025 heeft het kabinet bekend gemaakt dat er voor leven lang ontwikkelen
binnen het Nationaal Versterkingsplan Microchip-talent incidenteel in totaal 24,8 mln.
euro wordt toegekend aan de vier regio’s. Hiervan is € 17,8 miljoen toegekend aan
Brainport, € 2,8 miljoen aan Delft, € 3,8 miljoen aan Twente en € 0,4 miljoen aan
het Noorden.
32
Kunt u een overzicht geven van alle investeringsfondsen waar de overheid via de SEED
Capital regeling in geïnvesteerd heeft in de afgelopen 10 jaar? Kunt u een overzicht
geven van de omvang van investering en rendement per fonds?
Antwoord
De SEED Capital regeling (incl. de SEED Business Angels) is gericht op het versterken
van financieringsmogelijkheden van innovatieve, risicovolle start-ups, door middel
van het mobiliseren van privaat kapitaal en het versterken van het durfkapitaalfondsenlandschap.
Hoewel de SEED Capital een revolverende regeling is, is de revolverendheid en daarmee
het rendement niet een primaire doelstelling van de regeling. Het deel dat revolveert,
wordt opnieuw ingezet ten behoeve van de financiering van innovatief MKB of valorisatie
binnen het Toekomstfonds. De regeling is in 2024 positief geëvalueerd.
Vanaf 2015 tot en met 2024 is er door EZ € 354,3 mln beschikbaar gesteld (verplicht)
aan SEED-Capital fondsen. Inclusief private investeringen in deze fondsen bedroeg
de omvang van het totaal investeringskapitaal daarmee € 732,9 mln enkel in de laatste
10 jaar (€ 1.079,9 mln voor de totale looptijd van de regeling). Eind 2024 was er
nog € 342,1 mln beschikbaar om te investeren door SEED-fondsen die nog in hun investeringsperiode
van 6 jaar zitten. Eind 2024 waren er in totaal 104 actieve fondsen van de totaal
106 fondsen waar EZ middelen aan beschikbaar heeft gesteld.
In totaal is er in de laatste 10 jaar € 156,9 mln aan ontvangsten gerealiseerd door
EZ op de SEED-regeling (SEED-Capital en SBA). Het rendement op de SEED-fondsen uit
deze periode is niet representatief te berekenen omdat de totale looptijd van deze
fondsen 12 jaar betreft en de eerste fondsen uit 2015 pas in 2027 zijn afgerond en
de fondsen uit 2024 net zijn opgestart.
Onderstaande tabel geeft een detailoverzicht van investeringen per fonds uit de SEED
Capital regeling. Rendementen per individueel fonds kunnen niet worden gedeeld, omdat
dit vertrouwelijke marktinformatie betreft. Openbaarmaking kan leiden tot onjuiste
beeldvorming, schade toebrengen aan betrokken fondsen en investeerders, en de werking
van de regelingen ondermijnen. Daarnaast kan dit het vertrouwen van marktpartijen
in samenwerking met de overheid schaden.
Fondsnaam
Jaar
Bijdrage SEED
TechNano Fund B.V.
2015
4.000.000
Mainport Innovation Fund II Seed Fund B.V.
2015
6.000.000
5square Tech Fund IV B.V.
2015
4.000.000
Peak Capital III B.V.
2015
6.000.000
Holland Venture Technologie Fonds I B.V.
2015
4.000.000
BioGeneration Ventures III B.V.
2016
6.000.000
KIKK Capital B.V.
2016
6.000.000
Security of Things Fund B.V.
2016
4.000.000
StartCapital Partners B.V.
2016
2.000.000
Swanbridge Capital B.V.
2016
2.537.500
Future Food Fund Coöperatief U.A.
2016
6.000.000
SHIFT Seed Fund B.V.
2016
6.000.000
Slingshot Early Growth Fund B.V.
2017
6.000.000
VOC Capital Partners III B.V.
2017
3.070.000
Blue Sparrows Medtech Finance B.V.
2017
1.950.000
Brightlands AF Seed B.V.
2017
6.000.000
JOA Ventures Seed Capital I B.V.
2017
1.750.000
Newion Investments Capital Early-Stage Fund III B.V.
2017
6.000.000
Health Innovation SEED Fund III B.V.
2017
6.000.000
Holland Venture Zorg Innovaties II Coöperatief U.A.
2017
5.150.000
Healthy.Capital I B.V.
2017
4.000.000
Disruptive Technology Ventures Seed Fund I B.V.
2018
6.000.000
EVCF II Growth Capital B.V.
2018
5.700.000
Forward.one Seed 1 B.V.
2018
6.000.000
Tablomonto Seed Capital B.V.
2018
3.150.000
4Impact.vc Coöperatief U.A.
2019
6.000.000
Nextgen Ventures 2 Seed Fonds B.V.
2019
6.000.000
Dutch Security TechFund 4 C.V.
2019
6.000.000
Coöperatieve INZET I U.A.
2019
3.450.000
Peak Capital IV Seed Fund B.V.
2019
5.550.000
SHIFT Seed Fund III B.V.
2019
10.000.000
ICF3 Technopartner B.V.
2019
10.000.000
BF Seed Capital B.V.
2020
3.500.000
LUMO Fund II Seed Capital B.V.
2020
4.000.000
CapitalT Seed B.V.
2020
5.000.000
Rubio Impact SEED Fund II B.V.
2020
10.000.000
Percival Participations III B.V.
2020
4.500.000
Rockstart Energy Seed Fund I B.V.
2020
5.000.000
Early Stars Fund I B.V.
2020
10.000.000
Brightlands Venture Partners Renewable Chemistry Fund B.V.
2020
10.000.000
FORWARD.ONE Seed II B.V.
2021
6.000.000
Healthy.Capital II SEED B.V.
2021
4.000.000
VCC Deep Tech Seed Fund B.V.
2021
4.000.000
Graduate Entrepreneur Deep Tech Seed Capital B.V.
2021
7.000.000
Disruptive Technology Ventures Seed Fund II
2021
6.000.000
DeeptechXL Seed Fund B.V.
2021
9.000.000
Cottonwood Dutch Seed Fund Coop U.A.
2021
5.000.000
Curiosity Seed Fund B.V.
2022
6.000.000
SV Holdco B B.V. (Shamrock)
2022
3.250.000
imec.istart NL Seed Fund B.V.
2022
5.000.000
Curie Capital 3 B.V.
2022
6.000.000
Positron Ventures Seed Fund B.V.
2022
6.750.000
Antler Netherlands Seed Fund B.V.
2022
5.000.000
KIKK Capital II Coöperatie U.A.
2023
6.000.000
Healthy.Capital III SEED B.V.
2023
6.000.000
NLC Health Impact Seed Fund B.V.
2023
5.000.000
Dutch Industrial Biotech Seed Fund B.V.
2023
6.000.000
4impact Seed Fund II B.V.
2023
6.000.000
ECFG Growth Ventures III B.V.
2023
6.000.000
LUMO Rise DeepTech Seed Capital B.V.
2024
6.000.000
Lumaux Capital B.V.
2024
5.000.000
ECG Ventures I C.V. (Value Factory Ventures I)
2024
3.000.000
Cottonwood Dutch Seed Fund II Coöperatief U.A.
2024
6.000.000
Natural Ventures Netherlands B.V.
2024
10.000.000
TOTAAL
354.307.500
33
Kunt u een overzicht geven van alle investeringsfondsen waar de overheid via de SEED
Business Angels-regeling in geïnvesteerd heeft in de afgelopen 10 jaar? Kunt u een
overzicht van de omvang van investering en rendement per fonds geven?
Antwoord
De SEED Capital regeling (incl. de SEED Business Angels) is gericht op het versterken
van financieringsmogelijkheden van innovatieve, risicovolle start-ups, door middel
van het mobiliseren van privaat kapitaal en het versterken van het durfkapitaalfondsenlandschap.
Hoewel de SEED Capital een revolverende regeling is, is de revolverendheid en daarmee
het rendement niet een primaire doelstelling van de regeling. Het deel dat revolveert,
wordt opnieuw ingezet ten behoeve van de financiering van innovatief MKB of valorisatie
binnen het Toekomstfonds. De regeling is in 2024 positief geëvalueerd.
De SEED-Business Angel (SBA) regeling bestaat pas 7 jaar. Vanaf 2017 tot en met 2024
is er door EZ € 28,4 mln beschikbaar gesteld (verplicht) aan SEED-BA fondsen. Inclusief
private investeringen in deze fondsen bedraagt de omvang van het totaal investeringskapitaal
daarmee € 56,8 miljoen euro. Eind 2024 was er nog € 22,2 mln beschikbaar om te investeren
door SEED-fondsen die nog in hun investeringsperiode van 6 jaar zitten. Eind 2024
waren er in totaal 30 actieve fondsen waar EZ middelen aan beschikbaar heeft gesteld.
In totaal is er in de laatste 10 jaar € 156,9 mln aan ontvangsten gerealiseerd door
EZ op de SEED-regeling (SEED-Capital en SBA). Het rendement op de SEED-fondsen uit
deze periode is niet representatief te berekenen omdat de totale looptijd van deze
fondsen 12 jaar betreft en de eerste fondsen uit 2017 pas in 2029 zijn afgerond en
de fondsen uit 2024 net zijn opgestart.
Onderstaande tabel geeft een detailoverzicht van investeringen per fonds binnen de
SBA. Rendementen per individueel fonds kunnen niet worden gedeeld, omdat dit vertrouwelijke
marktinformatie betreft. Openbaarmaking kan leiden tot onjuiste beeldvorming, schade
toebrengen aan betrokken fondsen en investeerders, en de werking van de regelingen
ondermijnen. Daarnaast kan dit het vertrouwen van marktpartijen in samenwerking met
de overheid schaden.
Fondsnaam
Jaar
Bijdrage SBA
Orthos Ventures B.V.
2017
600.000
R&D Ventures B.V.
2017
200.000
WISE BCI Seed business angel fonds B.V.
2018
1.000.000
JIT Investments B.V.
2018
1.000.000
Curie Capital B.V.
2018
1.000.000
S2 Capital B.V. (New Dawn Capital B.V.)
2018
500.000
Tekkoo Investment II B.V.
2018
250.000
BIVAXS Capital B.V.
2018
1.000.000
River Venture Partners Seed Fund B.V.
2019
300.000
Essential Investments B.V.
2020
1.000.000
Rising Star Venture Partners B.V.
2020
1.000.000
Undisputed Venturing B.V.
2020
1.000.000
Crosspring Business Angel Fund I B.V.
2020
600.000
Impact Tech Ventures B.V.
2020
1.000.000
BLOOMIT SEED I Fonds B.V.
2021
900.000
Arket Ventures B.V.
2021
1.000.000
Glass Frog Ventures B.V.
2021
1.000.000
Whizzdom B.V.
2021
1.000.000
BIVAXS Capital II B.V.
2022
1.000.000
StartCapital Partners II B.V.
2022
1.000.000
Boralis Fund III B.V.
2022
1.000.000
Special Purpose Projects Seed Business Angel Fonds B.V.
2022
300.000
Semilla Impact B.V.
2022
400.000
Init Power B.V.
2022
750.000
Selected Ventures B.V.
2022
833.333
Building Better Worlds 2 B.V.
2022
1.000.000
Vectrix Seed Fund B.V.
2022
700.000
YoV Capital I B.V.
2022
1.000.000
Tenzing Alpha B.V.
2023
500.000
Dutch Operator Fund I B.V.
2024
1.000.000
Empower Impact B.V.
2024
300.000
Earthstar Angels B.V.
2024
500.000
SSC Support B.V. (Keadyn)
2024
1.000.000
Quantum Leap Capital Fonds 1 B.V.
2024
1.000.000
TN Ventures Seed Fund I B.V.
2024
675.000
TOTAAL
27.308.333
34
Kunt u een overzicht geven van de omvang van de investeringen per Regionale Ontwikkelingsmaatschappij
(ROM) in de afgelopen 10 jaar? Kunt u per ROM de investeringen en het rendement geven?
Antwoord
De definities van investeringen zijn sinds 2022 gestandaardiseerd tussen de ROM’s.
Met de komst van ROM Utrecht en ROM InWest zijn de ROM’s sinds 2022 in geheel Europees
Nederland actief.
Vanaf dat jaar is het mogelijk om op een gelijke wijze de omvang van de investeringen
per Regionale Ontwikkelingsmaatschappij (ROM) weer te geven. In totaal zijn er de
laatste drie jaar 1.047 investeringen gedaan door de ROM’s. Dit zijn zowel investeringen
uit de eigen fondsen als investeringen uit de fondsen in beheer bij de ROM’s. Voorbeelden
van fondsen in beheer zijn het Energietransitiefonds Rotterdam bij ROM InnovationQuarter of het MKB Fonds Drenthe bij de Ontwikkelingsmaatschappij voor Noord-Nederland
(NOM). In de diverse jaarverslagen van de ROM’s zijn de portfoliobedrijven van de
ROM’s zichtbaar en het rendement over het gehele portfolio per jaar. Een integrale
uitsplitsing van het rendement per ROM is daarom niet representatief te berekenen
aangezien de ROMs investeren over lange looptijden.
Een uitsplitsing per ROM van de investeringen in de afgelopen drie jaar is hieronder
weergegeven.
Realisatie aantal gecommitteerde investeringen in kalenderjaren 2022–2024
2022
2023
2024
2022–2024
Limburgs Instituut voor Ontwikkeling & Financiering (LIOF)
28
34
29
91
Brabantse Ontwikkelings Maatschappij (BOM)
60
56
64
180
InnovationQuarter (IQ)
38
35
40
113
Investerings- en ontwikkelingsmaatschappij voor Noord-Nederland (NOM)
61
93
101
255
Oost NL
80
76
62
218
Impuls Zeeland
15
24
20
59
Horizon Flevoland
11
17
10
38
ROM Utrecht
11
25
17
53
ROM InWest
4
12
24
40
TOTAAL
308
372
367
1.047
Voor de periode 2016–2021 is de data lastiger te vergelijken tussen de ROM’s vanwege
de variërende definities. ROM’s zijn op dit moment de data met terugwerkende kracht
aan het harmoniseren. Er is sprake van een forse groei in het aantal investeringen.
In 2016 ging het om minder dan 150 investeringen en in 2024 was sprake van meer dan
350 investeringen in dat betreffende kalenderjaar. Een aantal succesvolle exits in
deze periode zijn het online platform Catawiki uit Assen, biotechbedrijf Acerta Pharma
uit Oss en recent het medisch technologiebedrijf Fortimedix uit Geleen. Deze exits
zorgen ervoor dat de ROM’s revolverend kunnen investeren.
35
Wat zijn de oorzaken en implicaties van de kasschuiven en ontvangstenbijstellingen
bij de SEED Capital, SEED Business Angels, Dutch Venture Initiative (DVI) I en II,
en Vroegefasefinanciering (VFF)?
Antwoord
Voor de SEED Capital, SEED Business Angels (BA), Dutch Venture Initiative (DVI) I
en II, en Vroegefasefinanciering (VFF) zijn kasschuiven doorgevoerd bij de eerste
suppletoire begroting op basis van de dan bekende uitvoeringsinformatie van uitvoerder
RVO en ROM OostNL. Doordat de SEED-regeling op basis van capital calls werkt, zijn
de uitgaven vaak lastig te voorspellen omdat deze over een looptijd van 6 jaar kunnen
worden opgevraagd door de fondsen die een toekenning hebben gekregen. Capital calls
worden doorgaans gedaan op basis van het voltooien van een investering in een bedrijf,
waarvan de doorlooptijden soms onvoorspelbaar zijn. Door middelen waarvan de opvraag
door de karakteristieken van durfkapitaalinvesteringen anders loopt dan verwacht (€ 8,8 mln
in 2025) naar latere jaren binnen het Toekomstfonds te schuiven wordt geborgd dat
er door EZ kan worden voldaan aan de toegezegde en juridisch verplichte fondstoekenningen
binnen de SEED voor de komende jaren.
Voor de VFF voert RVO het regionale-luik uit, waarin de regio’s eens per drie jaar
een aanvraag kunnen doen om een VFF-fonds op te zetten. Niet alle regio’s lopen in
hetzelfde ritme. Hierdoor zijn middelen (€ 6,2 mln in 2025) naar latere jaren geschoven
om aan te sluiten op de financieringsbehoeftes van de regionale uitvoerders van de
regeling. Door deze middelen naar latere jaren binnen het Toekomstfonds te schuiven
wordt geborgd dat alle regio’s die een nieuw VFF-fonds op willen zetten deze mogelijkheid
krijgen in de komende jaren, passend bij hun fondsritme van drie jaar.
Voor DVI I en II stond origineel € 11,9 mln geraamd voor 2025. In overleg met de uitvoerder
van DVI I en II, de ROM OostNL, is er geen additionele storting vanuit de ROM benodigd
in de fondsen in beheer bij het Europees Investeringsfonds (EIF) voor 2025 voor DVI I
en II. Dit omdat EIF saldeert met de reeds gedane investeringen en opbrengsten binnen
DVI I en II: de ontvangsten die het EIF heeft gehad op DVI I en II worden opnieuw
geïnvesteerd binnen de fondsen totdat het totaalbedrag van € 130 mln (DVI I) en € 100 mln (DVI II) is behaald.
36
Op welke manier waarborgt u dat deze regelingen ondanks deze schuiven en bijstellingen
hun beoogde impact behouden op het gebied van risicokapitaal en vroege fase-ondersteuning
voor innovatieve bedrijven?
Antwoord
Alle middelen die naar latere jaren op de EZ-begroting zijn geschoven blijven beschikbaar
voor deze regelingen. Het schuiven van middelen over de jaren op de begroting heeft
geen invloed op de algehele impact van de regelingen en draagt juist bij aan het borgen
van de impact van deze regelingen door de middelen beschikbaar te houden voor risicokapitaal
en vroege-fase ondersteuning voor innovatieve bedrijven. De schuiven zijn dan ook
niet symptomatisch voor een gebrek aan investeringsmogelijkheden of een verminderde
impact, maar zorgen voor aansluiting van de begroting bij de werkelijkheid van de
regelingen en de fondsen die ermee worden gefinancierd.
37
Welke regelingen zijn er om maatschappelijke verantwoord ondernemen in het mkb te
bevorderen? Wat zijn de effecten van deze regelingen?
Antwoord
MVO-steunpunt en CSRD
Sinds 2025 draagt MinEZ financieel bij aan het MVO-steunpunt om vragen van ondernemers
op gebied van de implementatie van de CSRD te beantwoorden. MinEZ ondersteunt het
implementatietraject van met name mkb-bedrijven, via de branches, door te zorgen dat
er voldoende informatievoorzieningen beschikbaar zijn. De eerste evaluatie wordt medio
Q2 verwacht.
City Deal Impact Ondernemen
In het initiatief van de City Deal Impact Ondernemen ondersteunt EZ het verder faciliteren
van sociaal ondernemers in het maken van sociale impact van het bedrijf. Deze vorm
van MVO wordt Maatschappelijk Ondernemerschap genoemd.
Pilotproject Geïntegreerde Benadering MVO
Het doel van dit pilotproject is de regeldruk te verminderen met behoud van de duurzaamheidsambities
door een aanpak te ontwikkelen waarmee bedrijven de verschillende wetgevingen op een
geïntegreerde manier kunnen toepassen. Door met bedrijven in gesprek te gaan over
waar zij in de praktijk in de verduurzamingsslag tegenaan lopen proberen we te komen
tot een geïntegreerde benadering om de verschillende wetten en regels beter te stroomlijnen
en zodoende de regeldruk en administratieve lasten te verminderen.
38
Welke projecten worden in 2025 gefinancierd uit het Beschermingsfonds Economische
Veiligheid? Wat zijn de concrete resultaten tot nu toe?
Antwoord
Op dit moment zijn er voor 2025 nog geen projecten gefinancierd uit het Beschermingsvoorziening
Economische Veiligheid (BEV). Het BEV is bedoeld als een laatste redmiddel en wordt
uitsluitend ingezet wanneer investeringen – met directe of indirecte betrokkenheid
van statelijke actoren – een risico vormen voor de nationale veiligheid.
Wanneer zich een casus voordoet, wordt altijd eerst onderzocht of het veiligheidsrisico
op andere manieren kan worden gemitigeerd, bijvoorbeeld met hulp van de markt of andere
partners. Zo zorgt het kabinet ervoor dat de voorziening paraat blijft, zodat het
in geval van acute nood slagvaardig kan optreden.
39
Waarom worden middelen voor het Dutch Venture Initiative en SEED doorgeschoven naar
2029?
Antwoord
Zie antwoord op vragen 35 en 36.
40
Is er binnen het Ministerie van Economische Zaken een afwegingskader om te bepalen
via welke route (bijvoorbeeld staatsdeelneming, InvestNL, fondsen) er geïnvesteerd
wordt in bedrijven met dual use of nationale veiligheidsbelangen (naar aanleiding
van de overheveling van SecFund naar het Ministerie van Defensie)?
Antwoord
Ik erken de groeiende noodzaak om bij investeringsbeslissingen nadrukkelijk oog te
hebben voor technologieën die van strategisch belang zijn voor onze nationale veiligheid,
waaronder technologieën met een zogenoemd dual-use-karakter. Een algemeen afwegingskader voor investeringen in dual use technologieën
is er niet. De afweging verschilt per specifieke regeling die van toepassing is.
Er bestaan verschillende regelingen die gericht zijn op investeringen in strategisch
belangrijke technologieën met een dual-use karakter, zoals het Deep Tech Fund (DTF)
dat zich richt op fotonica en quantumtechnologie, en zijn er verschillende NGF projecten
op gebied van dit soort technologieën die essentieel zijn voor onze nationale veiligheid.
Initiatieven zoals het SecFund en de Nationale Technologiestrategie (NTS) geven hier
ook concreet invulling aan. Met de NTS prioriteert EZ sleuteltechnologieën die nadrukkelijk
ook relevant zijn voor de strategische autonomie en nationale veiligheid. Op dit moment
werken we wel aan verdere integratie van economische veiligheid binnen het bredere
industriebeleid, zodat nationale veiligheid en weerbaarheid beter geborgd zijn in
toekomstige investeringskeuzes.
41
Kunt u een overzicht geven van de taakstelling in het kader van de 22% besparing op
apparaatskosten voor de komende vijf jaar?
Antwoord
Voor EZ en KGG (die ten tijde van de Miljoenennota 2024 een gedeeld apparaatsartikel
hadden) leidde de taakstelling oplopend tot 22% tot een opgave van € 22,9 mln in 2025
oplopend tot structureel € 90,9 mln vanaf 2029. Een deel van de apparaatstaakstelling
is ingevuld door alle uitvoeringsorganisaties van EZ en KGG een efficiencykorting
op te leggen van 0,5% per jaar, oplopend tot 2,5% in 2029. Dit is in lijn met wat
het CPB in het algemeen veronderstelt als reëel voor dergelijke organisaties en sluit
aan bij het uitgangspunt zoals verwoord in de Startnota12. In totaal levert deze efficiencytaakstelling een besparing op van circa € 24,6 mln.
Daarmee resteert een taakstelling voor het kerndepartement oplopend tot € 66,3 mln
in 2029. Binnen het Ministerie van EZ is een analyse gemaakt welke werkzaamheden de
komende jaren prioriteit kunnen krijgen, in hoeverre het departement efficiënter kan
gaan werken en welke taken gestopt dan wel versoberd kunnen worden. De budgettaire
verwerking van de achterliggende keuzes zal plaatsvinden in de Ontwerpbegroting 2026
en September suppletoire begroting 2025.
2025
2026
2027
2028
2029
2030
A. Taakstelling Hoofdlijnenakkoord EZ/KGG
22.900
43.300
64.600
81.900
90.900
90.900
B. Efficiencytaakstelling uitvoeringsorganisaties
5.315
10.409
15.349
20.178
24.593
24.593
C. Restant taakstelling KD (A–B)
17.585
32.891
49.251
61.722
66.307
66.307
42
Wat is de realisatie van deze taakstelling voor het jaar 2024 en wat is de voortgang
voor 2025?
Antwoord
In 2024 was er nog geen sprake van een apparaatstaakstelling. De eerste bezuinigingen
zijn vanaf 1 januari 2025 ingegaan. Voor 2025 is een efficiëntiekorting ingeboekt
op de uitvoeringsorganisaties van € 5,3 mln en een taakstelling op de apparaatsuitgaven
van EZ en KGG, die vooralsnog een gezamenlijk apparaatsartikel hebben van € 17,6 mln.
43
Welk deel van die taakstelling wordt ingevuld vanuit apparaatsgelden en welk deel
vanuit andere middelen en welke zijn dat?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 41.
44
Welke ICT-vernieuwingen zullen niet of later plaatsvinden als gevolg van de taakstelling
op apparaatskosten?
Antwoord
Het is nog niet bekend of en zo ja welke ICT-vernieuwingen niet of later plaatsvinden
als gevolg van de taakstelling op apparaatskosten.
45
Welk deel van deze taakstelling valt neer bij uitvoeringsorganisaties en wat zijn
hier de operationele gevolgen van?
Antwoord
De apparaatstaakstelling voor EZ en KGG bedraagt oplopend € 90,9 mln in 2029. Een
deel van de apparaatstaakstelling is ingevuld door alle uitvoeringsorganisaties van
EZ en KGG een efficiencykorting op te leggen van 0,5% per jaar, oplopend tot 2,5%
in 2029. Dit is in lijn met wat het CPB in het algemeen veronderstelt als haalbaar
voor organisaties en sluit aan bij het uitgangspunt zoals verwoord in de Startnota13. In totaal levert de efficiencytaakstelling een besparing op van circa € 24,6 mln.
De taakorganisaties vullen deze taakstelling in door efficiencyslagen te maken en
zijn vrij in de wijze waarop zij dat doen.
46
Welke kaders hanteert u voor het realiseren van de taakstelling op de apparaatsuitgaven?
Antwoord
Voor het realiseren van de taakstelling op de apparaatsuitgaven hanteren de departementen
EZ en KGG de uitgangspunten zoals verwoord in het Hoofdlijnenakkoord en de Startnota14.
47
Kunt u een overzicht geven van de ontwikkeling van externe inhuur in de afgelopen
vijf jaar en de doelstelling voor de komende vijf jaar?
Antwoord
Het streven van de Ministeries EZ en KGG, nu en voor de komende vijf jaar, is om de
externe inhuur te verlagen. De inhuurpercentages voor EZ en KGG, inclusief diensten
en agentschappen, zijn de afgelopen jaren als volgt geweest:
2020: 24,9%
2021: 28,9%
2022: 32,1%
2023: 30,9%
2024: 28,6%
De overschrijding van de Roemernorm van 10% wordt met name veroorzaakt door de hogere
inhuurpercentages bij een aantal diensten en agentschappen waaronder RVO, DICTU en
NCG, welke te maken hebben met onder andere fluctuerende opdrachtenportefeuilles en
de behoefte aan een flexibele schil. Voor het kerndepartement waren de percentages
de afgelopen jaren als volgt:
2020: 9,3%
2021: 10,3%
2022: 9,1%
2023: 11,8%
2024: 10,6%
Het doel is om deze daling voort te zetten tot onder de Roemernorm.
48
Welk budgetten zijn in 2025 verhoogd voor externe inhuur en wat is daarvoor de verklaring?
Antwoord
In 2025 zijn geen budgetten verhoogd voor externe inhuur. Het budget voor externe
inhuur is juist verlaagd om invulling te geven aan de apparaatstaakstelling uit het
Hoofdlijnenakkoord.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken -
Mede ondertekenaar
H.W. Krijger, adjunct-griffier