Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over uitvoering van de motie van de leden Bikker en Omtzigt over een adviescommissie instellen die als taak heeft te adviseren welke strategie moet worden gevoerd om de toenemende rol van private equity in sectoren fors terug te dringen (Kamerstuk 36410-30) (Kamerstuk 36600-XIII-57)
36 600 XIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2025
Nr. 60
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 14 april 2025
De vaste commissie voor Economische Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd
aan de Minister van Economische Zaken over de brief van 20 december 2024 over uitvoering
van de motie van de leden Bikker en Omtzigt over een adviescommissie instellen die
als taak heeft te adviseren welke strategie moet worden gevoerd om de toenemende rol
van private equity in sectoren fors terug te dringen (Kamerstuk 36 410, nr. 30) (Kamerstuk 36 600 XIII, nr. 57).
De vragen en opmerkingen zijn op 20 februari 2025 aan de Minister van Economische
Zaken voorgelegd. Bij brief van 14 april 2025 zijn de vragen beantwoord door de Ministers
van Economische Zaken en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Staatssecretaris
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
De voorzitter van de commissie, Michon-Derkzen
De griffier van de commissie, Reinders
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
1. De leden van de GroenLinks-PvdA fractie lezen dat het kabinet handelt in de geest
van de motie, maar begrijpen tegelijkertijd dat het kabinet geen adviescommissie instelt
om de rol van private equity in sectoren.fors terug te dringen, waarom niet?
Het kabinet heeft aandacht voor de rol van private equity in sectoren die grotendeels
publiek worden bekostigd. Het kabinetsbeleid is er op gericht om excessen tegen te
gaan en te voorkomen. Het fors terugdringen van private equity in deze sectoren is
echter geen doelstelling van dit kabinet. Uit onderzoeken blijkt dat dit niet noodzakelijk
en proportioneel is, een grote impact heeft op bijvoorbeeld de toegankelijkheid en
continuïteit van zorg en een belemmering kan vormen voor de benodigde uitbreiding
van het aanbod aan plekken in de kinderopvang.1 Daarnaast is het fors terugdringen van private equity ook juridisch zeer kwetsbaar.
Een adviescommissie met als taak om te adviseren hoe private equity in deze sectoren
fors teruggedrongen kan worden, past daarom niet bij het kabinetsbeleid.
Dit neemt niet weg dat dit kabinet de zorgen rondom de rol van private equity serieus
neemt.
Zo neemt het kabinet extra maatregelen, zoals het wetsvoorstel voor de Wet integere
bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders (Wibz). Dit wetsvoorstel is op 28 januari
naar de TK gestuurd. Verder is in de kamerbrief van 20 december 2024 toegezegd om
in 2025 een aanvullende verkenning te doen naar de voors en tegens van de rol van
private equity in sectoren die grotendeels collectief worden bekostigd. De Minister
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft deze verkenning, mede ook naar aanleiding
van verschillende nieuwe moties op het gebied van private equity, uitgevoerd en alle
voor- en nadelen van private equity in de zorg, inclusief de potentiële kosten die
gemoeid gaan met een verbod op private equity, de risico's van private equity en een
plan van aanpak om deze risico's zoveel mogelijk te mitigeren. De Minister van VWS
heeft hierover op 5 maart j1. een kamerbrief naar de TK gestuurd. Conclusie is dat
zij vanwege de te grote negatieve impact op de toegankelijkheid en continuïteit van
zorg en de juridische kwetsbaarheid private equity niet gaat verbieden. Wel ziet de
Minister van VWS het risico dat commerciële partijen, zoals private equity partijen,
financiële belangen voorop zetten, en heeft hiervoor een gerichte aanpak opgesteld.
Verder heeft de Minister van VWS aangegeven nauwkeurig en nauwlettend in de gaten
te willen houden hoe de ingevoerde maatregelen gezamenlijk in de praktijk uitpakken.
Dit is ook sector overstijgend relevant, zodat afzonderlijke grotendeels collectief
bekostigde sectoren van elkaar kunnen leren in hun omgang met private equity.
Binnen de kinderopvang geven de onderzoeken van SEO en Decisio2 uit 2023 geen aanwijzing dat private equity winsten aan de kinderopvangsector onttrekt.
Ook blijkt dat aan private equity gelieerde aanbieders dezelfde hoge kwaliteit aanbieden
als andere partijen in de kinderopvang. Wel laten de onderzoeken hogere prijzen, een
hoger personeelsverloop en een lagere solvabiliteit bij aan PE gelieerde kinderopvang
organisaties zien. Daarnaast zien we in de markt voor kinderopvang lokaal marktconcentraties.
Uit de onderzoeken blijkt dat transparantie en een grotere invloed van stakeholders
de continuïteit kunnen versterken. Het is daarom belangrijk dat de sectorpartijen
in de kinderopvang werk maken van een gedragscode om de transparantie in de sector
te vergroten. Zo wordt risicovol gedrag inzichtelijk gemaakt en wordt het voor de
samenleving zichtbaar of overheidsmiddelen op een verantwoorde manier worden besteed.
Om beter zicht op de kwaliteit te krijgen is naast de Landelijke Kwaliteitsmonitor
Kinderopvang (LKK) afgelopen jaar de eerste meting van de Monitor implementatie kwaliteitseisen
kinderopvang afgerond en in december met uw Kamer gedeeld. Uiteraard blijft SZW de
ontwikkelingen in de markt nauwlettend monitoren. Binnen de Kinderopvang wordt gewerkt
aan een nieuw financieringsstelsel dat eenvoudiger is voor ouders en hen meer zekerheid
biedt. Onderdeel daarvan is de geleidelijke overstap op een inkomensonafhankelijke
vergoeding. Dit gaat gepaard met een grote budgettaire investering. Het borgen van
de publieke belangen in de kinderopvang is daarmee extra belangrijk. Er worden maatregelen
uitgewerkt om de toegankelijkheid en een doelmatige besteding van publieke middelen
te borgen. Planning is dat de Tweede Kamer hier na de zomer over wordt geïnformeerd.
Uiteraard blijft SZW de ontwikkelingen in de markt nauwlettend monitoren.
2. Er worden ook geen nieuwe onderzoeken of maatregelen aangekondigd om de rol van
private equity in bepaalde sectoren terug te dringen. Kan het kabinet duidelijk uiteenzetten
waarom zij denkt dat hiermee aan de motie is voldaan?
Op basis van de eerste verkenning naar private equity in de genoemde sectoren en het
overzicht van wat het kabinet reeds op het gebied van private equity doet en heeft
gedaan concludeert het kabinet dat het op dit moment niet wenselijk is om private
equity fors terug te dringen in sectoren die grotendeels publiek worden bekostigd.
Ook uit de aanvullende verkenning door VWS (zie kamerbrief 5 maart jl.) is geconcludeerd
dat het verbieden danwel terugdringen van private equity een te grote impact heeft
op de toegankelijkheid en continuïteit van zorg, en daarbij juridisch zeer kwetsbaar
is. Daarom besluit het kabinet op dit moment geen adviescommissie in te stellen met
als taak om te adviseren hoe private equity in deze sectoren fors teruggedrongen kan
worden.
3. De leden van de GroenLinks-PvdA fractie lezen in de brief dat het kabinet een verkenning
gaat doen naar de voors en tegens van de rol van private equity in sectoren die grotendeels
collectief worden bekostigd. Deze leden vragen om welke sectoren het hier specifiek
gaat.
Sectoren die grotendeels collectief worden bekostigd betreffen bijvoorbeeld kinderopvang
en zorg. De aanvullende verkenning naar de zorg is 5 maart j.1. naar uw Kamer gestuurd.
SZW verkent maatregelen om de toegankelijkheid, kwaliteit en continuïteit in de kinderopvang
te waarborgen. Planning is dat de Tweede Kamer hier na de zomer over wordt geïnfonneerd.
4. Deze leden vragen het kabinet om in deze verkenning expliciet te maken wat de belangen
en de werkwijze van private equity is en wat de belangen zijn van publieke sectoren.
De Belastingdienst heeft al eerder een uitgebreid rapport geschreven over de werkwijze
van private equity, voornamelijk op het gebied van :fiscaliteit.3 In de TK brief van VWS van 5 maart jl. wordt ingegaan op de belangen van private
equity en de maatschappij. Decisio is in haar onderzoek naar maatregelen marktwerking
kinderopvang ook ingegaan op de werkwijze van private equity.
5. Deze leden vragen het kabinet om in elk geval in te gaan op het doel van private
equity om op kortetermijnwinst te maken en het doel van publieke sectoren, namelijk
op langere termijn bepaalde maatschappelijke doelen te bereiken. Hoe kunnen deze doelen
in elkaars verlengde liggen en elkaar versterken? Heeft het kabinet daar voorbeelden
van? Hoe kan dit bereikt worden? Hoe kunnen deze doelen elkaar tegenwerken? Heeft
het kabinet daar voorbeelden van? Hoe kan dit worden voorkomen?
In de Kamerbrief van VWS van 5 maart jl. staan verschillende voorbeelden uitgewerkt
over hoe private equity een meerwaarde kan zijn in de zorg, maar ook voorbeelden van
ongewenst situaties.
In de Kamerbrief van SZW van 26 april 2023 zijn twee onderzoeken naar de marktwerking
in de kinderopvang naar uw Kamer gestuurd. Het kabinet heeft daarin toegelicht dat
commerciële partijen een belangrijke bijdrage leveren aan het aanbod in de kinderopvangsector.
Tegelijkertijd ziet het kabinet met het oog op de stelselherziening op basis van deze
onderzoeken risico's op het gebied van toegankelijkheid en continuïteit. Er worden
maatregelen uitgewerkt om de toegankelijkheid, kwaliteit en continuïteit te waarborgen.
Planning is dat de Tweede Kamer hier na de zomer over wordt geïnformeerd.
6. De leden van de GroenLinks-PvdA fractie hebben enkele vragen over de genoemde onderzoeken
naar private equity in de kinderopvang. Deze leden vragen bevestiging dat er sprake
lijkt te zijn van «cherry-picking», aangezien private equity zich concentreert in
wijken met bovengemiddelde leefbaarheid en sociaaleconomische status en gemiddeld
hogere tarieven worden gehanteerd. Tevens vragen zij het kabinet te bevestigen dat
de doorstroom van personeel groter is bij private equity.
Het onderzoek van SEO Economisch Onderzoek uit 2023 laat inderdaad zien dat aan private
equity gelieerde kinderopvangaanbieders vaker gevestigd zijn in wijken met een bovengemiddelde
leefbaarheid en SES-status.4 Aangezien de betalingsbereidheid van ouders naar verwachting groter is in rijke wijken,
kan dat een indicatie zijn voor cherry-picking door private equity aanbieders. Er
zijn echter ook mogelijke andere oorzaken dan cherry-picking. De onderzoekers noemen
bijvoorbeeld als mogelijke reden dat private equity zich vooral richt op (Rand)stedelijk
gebied, omdat hier makkelijker schaalvoordelen te behalen zijn. Tot slot is een mogelijke
verklaring dat de vroegere peuterspeelzalen vaker actief waren in armere wijken en
veelal een doorstart hebben gemaakt als non-profit partijen.
Het klopt dat de doorstroom van personeel groter is bij aan private equity gelieerde
aanbieders. SEO laat zien dat het personeelsverloop bij aanbieders in handen van private
equity 25% bedraagt, terwijl dit bij non-profit aanbieders slechts 15% bedraagt en
bij overige for-profit aanbieders 22%.
7. Deze leden vragen hoe het kabinet naar dit vraagstuk kijkt. Deze leden vragen of
het kabinet de opvatting deelt dat het niet uitgesloten kan worden dat private equity
middelen aan de sector onttrekt voordat hier duidelijkheid over bestaat. Deze leden
vragen het kabinet om vervolgonderzoek te doen naar de rendementen bij doorverkoop
van private equity in de kinderopvang. Andere schakels zijn volgens deze leden het
rekenen van hoge management-jees, sale and lease back constructies of andere fiscale
constructen om winst te maximaliseren. Deze leden vragen het kabinet in te gaan op
elk van deze schakels en uiteen te zetten welke onderzoeksresultaten er hierover zijn.
Het klopt dat private equity in de kinderopvang vooral rendement probeert te halen
door winst bij (door)verkoop. Zoals het onderzoek van SEO ook beschrijft, leidt de
verkoop op zichzelf niet er toe dat middelen worden onttrokken aan de sector; het
gaat om een overname van de bestaande onderneming door de nieuwe eigenaren tegen de
geldende marktwaarde.5 Vervolgonderzoek naar rendementen bij doorverkoop van private equity, zoals ook verzocht
in de motie Van der Lee-Kathmann, is bovendien niet uitvoerbaar.6 Transactiesommen zijn private informatie en worden niet centraal bijgehouden. Private
equity partijen zullen niet bereid zijn om deze informatie te delen, aangezien het
(zeer) bedrijfsgevoelige informatie betreft. Daarnaast is het aantal waarnemingen
zeer beperkt; voor zover bekend heeft sinds 2001 slechts zeven keer een exit plaatsgevonden,
bij in totaal twee kinderopvangorganisaties.
Het kan kloppen dat de som van delen van individuele kinderopvangorganisaties aangekocht
door private equity groter is dan de individuele kinderopvangorganisaties, omdat private
equity in staat is om door consolidatie schaalvoordelen te bereiken. Dat hoeft op
zich geen negatieve gevolgen te hebben voor de kinderopvang en kan zelfs tot verdere
professionalisering leiden, zoals ook beschreven in het onderzoek van SEO. Indien
consolidatie leidt tot (lokale) marktmacht, kan het echter wel de concurrentie in
de markt verminderen en op die manier tot hogere tarieven leiden. Recent onderzoek
laat zien dat aan private equity gelieerde kinderopvangorganisaties hun tarieven sterker
verhogen in gemeenten waarin zij een groot marktaandeel hebben bereikt.7 Eind 2024 heeft het CBS op verzoek van SZW een dashboard over de kinderopvangmarkt
gepubliceerd, waarin onder andere het gemiddeld aantal locaties per organisatie wordt
gemonitord.8
De leden van de GroenLinks-PvdA fractie vragen tot slot naar management fees, sale
and lease back-constructies of andere fiscale constructen om winst te maximaliseren.
SEO concludeert dat de fees die kinderopvangorganisaties uitbetalen aan general partners
verwaarloosbaar zijn. Daarnaast vond SEO geen directe aanwijzingen voor sale and lease-back
constructies bij private equity partijen. Tot slot werden er geen aanwijzingen gevonden
dat deze partijen dividend uitkeerden of aandeelhoudersleningen verstrekten.
8. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben ook enkele andere vragen over de
inhoud van dit SEO-onderzoek, naar voren gebracht door Thomas van Huizen in de Economisch
Statistische Berichten (ESB). De leden van de GroenLinks-PvdA fractie vragen naar
een reflectie op zijn artikelen uit 21 april 2023 «SEO-onderzoek naar de markt van
kinderopvang is incompleet» en uit 9 mei 2023 «Vervolgonderzoek markt kinderopvang
blijft nodig». Ook vragen deze leden een overzicht van lopende projecten rondom de
studie van Decisio over mogelijke mitigerende maatregelen voor de kinderopvang. Deze
leden vragen om een overzicht van de ondernomen stappen op de maatregelen op het gebied
van governance, vergunningen en in het financiële domein (zie ook tabel 5.1).
Van Huizen stelde in de ESB dat het onderzoek van SEO verschillende omissies bevat.
Zo zouden aan private equity gelieerde aanbieders minder voorschoolse opvang en peuteropvang
aanbieden, wat volgens Van Huizen op cherry-picking duidt («krenten uit de pap halen»),
naast de aanwijzingen die SEO hiervoor vindt. Ook is geen dieperliggende analyse gedaan
naar welke factoren verschillen in proceskwaliteit verklaren tussen aan private equity
gelieerde aanbieders en non-profit aanbieders. SZW heeft SEO in 2023 opdracht gegeven
om de marktwerking en verschillende financieringsvormen in de kinderopvang in kaart
te brengen, om zo inzichtelijk te maken in welke mate private equity, for-profit en
non-profit aanbieders verschillen in bijvoorbeeld tarieven, kwaliteit en arbeidsvoorwaarden.
Het onderzoek had niet tot doel om een diepere analyse te doen naar cherry-picking
of om alle verklarende factoren voor kwaliteitsverschillen in beeld te brengen. De
onderzoekers zijn zelf ook uitgebreid ingegaan op het artikel van Thomas van Huizen
in de ESB 5 mei 2023.9
In de kabinetsreactie op de onderzoeken van SEO en Decisio10 heeft het kabinet aangekondigd vier maatregelen nader te gaan verkennen; tariefregulering,
een kwaliteitsmonitor, het vergroten van transparantie en een grotere ouderbetrokkenheid
bij bedrijfsvoering in ruimere zin.11 In het kader van tariefregulering lopen er nu verschillende onderzoeken, waaronder
een kostprijsonderzoek, zoals toegezegd in de Kamerbrief van 15 september 2023.12 De Staatssecretaris van Participatie en Integratie verwacht dat hij deze onderzoeken
voorzien van een kabinetsreactie in september met uw Kamer kan delen. Naast de Landelijke
Kwaliteitsmonitor Kinderopvang (LKK)13 is afgelopen jaar de eerste meting van de Monitor implementatie kwaliteitseisen kinderopvang
afgerond en in december met uw Kamer gedeeld.14 Voor het vergroten van transparantie ziet de Staatssecretaris van Participatie en
Integratie een grote rol voor de Kwaliteitscode, waar de sector zelf afspraken maakt
over het vergroten van transparantie in de sector. De Staatssecretaris van Participatie
en Integratie heeft uw Kamer in december geïnformeerd over vervolgacties naar aanleiding
van het onderzoek naar ouderparticipatie in de kinderopvang.15
9. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen daarnaast naar de uitvoering van
de motie Dobbe-Westerveld (Kamerstuk 36 600 VIII, nr. 45). Deze leden vragen op welke manier de Kamer op de hoogte is gebracht dat het kabinet
deze motie niet gaat uitvoeren. Deze leden zijn van mening dat het niet zo mag zijn
dat de Kamer dit moet lezen in een beslisnotitie gestuurd aan de Kamer van een andere
bewindspersoon.
De Staatssecretaris van Participatie en Integratie heeft uw Kamer in de Kamerbrief
van 20 december 2024 over de uitvoering van de motie BikkerOmtzigt op de hoogte gebracht
dat het kabinet de motie Dobbe Westerveld niet zal uitvoeren.16 De Staatssecretaris van Participatie en Integratie gaf daarbij aan dat de kinderopvang
met de invoering van het nieuwe financieringsstelsel voor een grote opgave staat.
Een belangrijke vraagstuk is het voorkomen van wachtlijsten en prijsstijgingen door
een stijgende vraag bij een achterblijvend aanbod. Het uitvoeren van de motie zal
schadelijk zijn voor het nu al krappe aanbod in de kinderopvang. Dit zal de wachtlijsten
verder doen toenemen. Daarmee staat de motie Dobbe-Westerveld ook op gespannen voet
met de motie Aartsen-Vijlbrief17, die het kabinet juist oproept om de wachtlijsten in de kinderopvang te beperken
en het nieuwe stelsel zo snel mogelijk uit te voeren. Daarom zal het kabinet de motie
niet uitvoeren.
10. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie vragen voorts naar verdere onderbouwing
waarom het kabinet deze motie naast zich neerlegt.
Zie het antwoord op vraag 9.
11. Deze leden vragen om empirisch bewijs dat het aanbod in de kinderopvang hierdoor
zal afnemen. Deze leden vragen ook in te gaan op de stelling dat private equity vooral
bestaande plekken opkopen, waardoor ze nauwelijks voor extra kindplaatsen zorgen en
dat het tegenovergestelde juist waar kan zijn aangezien vestigingen sluiten als deze
niet meer voldoende renderen.
Op dit moment verzorgen aanbieders gelieerd aan private equity 12% van het aanbod
in de kinderopvang. Op het moment dat private equity geweerd zou worden, zou dit aanbod
kunnen verdwijnen, waardoor veel ouders geen opvang meer zouden hebben voor hun kind.
Het onderzoek van SEO uit 2023 laat zien dat private equity in de jaren 2019–2021
vooral maar niet volledig heeft uitgebreid door overname van bestaande kindplaatsen.
Daarin verschilt private equity overigens niet wezenlijk van non-profit en overige
for-profit aanbieders. In de toekomst zijn investeringen in de uitbreiding van het
aanbod hard nodig in de kinderopvang. Private equity biedt een vorm om deze investeringen
te financieren, en kan ten opzichte van bancaire leningen een alternatief zijn. Recent
onderzoek van de Erasmus Universiteit laat ook zien dat private equity in de kinderopvang
sneller uitbreidt dan andere aanbieders (zie o.a. Bansraj en Xu, 2024).18
12. De leden van de van de GroenLinks-PvdA fractie vragen naar de publieke financiering.
Deze leden vragen welk deel van de kinderopvang wordt gefinancierd uit collectieve
middelen (de kinderopvangtoeslag die ouders krijgen) en welk deel door ouders zelf
Deze leden vragen om zowel de situatie nu als de situatie waarbij de vergoeding voor
iedereen stijgt naar 96 procent. Deze leden vragen of het kabinet de mening deelt
dat er ook voorwaarden tegenover moeten staan als er zo veel publieke middelen naar
een sector gaan.
In de SZW-begroting voor 2025 is geraamd dat in 2025 72% van de kinderopvang wordt
gefinancierd uit collectieve middelen, en 28% door ouders. De verwachting is dat het
aandeel collectieve financiering van kinderopvang komende jaren zal toenemen, door
de stapsgewijze invoering van het nieuwe financieringsstelsel. Welke delen het collectief
en ouders precies zullen financieren in de toekomst, hangt af van de prijsstijgingen
die kinderopvangorganisaties doorvoeren en is nu dus nog niet bekend.
Het kabinet deelt de mening van de GroenLinks-PvdA-fractie dat het grote aandeel van
collectieve financiering met zich meebrengt dat er voorwaarden aan de kinderopvangsector
gesteld mogen worden. De Wet kinderopvang stelt niet voor niets strenge eisen op het
gebied van kwaliteit en veiligheid aan kinderopvangorganisaties. In het kader van
het nieuwe financieringsstelsel wordt bezien of aanvullende maatregelen om de toegankelijkheid
van kinderopvang te waarborgen wenselijk en noodzakelijk zijn. Denk hierbij bijvoorbeeld
aan arbeidsmarktbeleid, het bestendigen van gemeentelijke regelingen, gerichte maatregelen
om excessieve prijsstijgingen te voorkomen, het ondersteunen van kinderopvangorganisaties
in de transitie en het al ingezette ingroeipad. Het kabinet heeft uw Kamer hier in
november over geïnformeerd in de Hoofdlijnenbrief over het nieuwe financieringsstelsel.19
13. De leden van de GroenLinks-PvdA fractie maken zich zorgen over de toenemende rol
van private investeerders in het algemeen en private equity in het bijzonder in de
zorg. Zorg moet gaan om welzijn en niet om winst. Deze leden zijn dan ook ter principale
tegen winstmarges van 15 procent in de zorg, vaak gefinancierd door gemeenschapsgeld.
De gevolgen van de commercialisering in de zorg zijn pijnlijk duidelijk geworden door
het faillissement van de huisartsenketen Co-MEd Zorg B.V. Vindt het kabinet dat er
nu genoeg wordt gedaan om de commercialisering in de zorg terug te dringen? Waarom
wel of niet?
Private investeerders, waaronder private equity partijen, in de zorg bieden verschillende
kansen. Zorgaanbieders hebben financiering nodig voor hun bedrijven, apparatuur en
innovaties. Daarnaast kunnen private investeerders, en zeker private equity partijen
zorgaanbieders verder helpen bij het nadenken over doelmatigheid en verbeteringen
in de bedrijfsvoering, omdat zij daar specifieke expertise over hebben, die zij onder
andere mee brengen vanuit andere sectoren zoals de logistiek of bedrijfsvoering.
Private investeerders in de zorg brengen ook een risico met zich mee. Dit risico is
dat deze private investeerders, en hetzelfde geldt voor commerciële zorgaanbieders,
meer gericht zijn op hun eigen financieel belang, dan op de maatschappelijke belangen
van zorg.
Wanneer dit het geval is kunnen de bijvoorbeeld de volgende onwenselijke situaties
ontstaan:
1. Er wordt bezuinigd op kwaliteit van zorg, waardoor deze niet meer goed/voldoende is,
of noodzakelijke investeringen in kwaliteit blijven uit, omdat de zorgorganisatie
winstuitkering belangrijker vindt.
2. De continuïteit van een zorgaanbieder komt in gevaar, doordat te grote financiële
risico's worden genomen, bijvoorbeeld door het aangaan van (te) grote leningen of
het uitbetalen van onverantwoord hoog dividend.
3. Er wordt geld uit de zorg onttrokken door de krenten uit de pap te pikken. Dat wil
zeggen dat patiënten worden geselecteerd die relatief eenvoudige zorg nodig hebben,
waarvoor prijzen gerekend worden die ook voor complexere zorg toegepast worden. Hierdoor
komt de betaalbaarheid van de zorg onder druk te staan.
Om deze risico's te mitigeren gaat de Minister van VWS een gerichte aanpak inzetten
met de volgende maatregelen:
1. Met het wetsvoorstel voor de Wet integere bedrijfsvoering zorg- en jeugdhulpaanbieders
(Wibz) zullen private equity partijen en commerciële investeerders of zorgaanbieders
met slechte intenties, dus die alleen uit zijn op hun eigen financiële gewin, worden
ontmoedigd om actief te zijn/blijven in de zorgmarkt. Dit gebeurt onder andere door
extra voorwaarden te stellen aan winstuitkering. Daarnaast worden ook eisen gesteld
aan het aantrekken of terugbetalen van eigen of vreemd vermogen om te grote risico's
te voorkomen. Voor een uitgebreide toelichting van de voorwaarden zie het wetsvoorstel
dat op 29 januari 2025 aan Uw Kamer is verstuurd20. De Nederlandse Zorgautoriteit (Nza) zal verder bekijken hoe zij het toezicht op
de Wibz zo effectief mogelijk kunnen inzetten om ervoor te zorgen dat deze regels
in de praktijk worden nageleefd.
2. Daarnaast wil de Minister van VWS de NZa de bevoegdheid geven in de zorgspecifieke
fusietoets (Zft) om fusies inhoudelijker te kunnen toetsen. Dit zal zitten op de kwaliteit
van zorg, rechtmatig gedrag met betrekking tot de Wmg en de continuïteit van zorg.
Uw Kamer is hier onlangs over geïnformeerd in de brief over de aanpassingen van de
zorgspecifieke fusietoetsing21.
3. Ook vindt de Minister van VWS het belangrijk om toekomstige ontwikkelingen op het
gebied van financiering van zorg, waaronder door private equity partijen en andere
investeerders, goed te monitoren. Vanaf 1 januari 2025 gelden de verplichtingen met
betrekking tot de openbare jaarverantwoording voor meer partijen. Hierdoor ontstaat
in de toekomst meer zicht op de winsten die worden uitgekeerd in de zorg, ook door
onderaannemers. Om meer zicht te krijgen op de financieringsvorm (bijvoorbeeld door
bancaire lening of private equity partij) van zorgaanbieders, verkennen de Minister
van VWS en de Staatssecretaris van Jeugd, Preventie en Sport (JPS) de mogelijkheid
om hierover een onderdeel toe te voegen aan de openbare jaarverantwoording die aangeleverd
dient te worden via DigiMv door (middel)grote zorgaanbieders en jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen.
De NZa is verantwoordelijk voor het toezicht en handhaving van de openbare jaarverantwoording22.
Voor een uitgebreide toelichting van de overwegingen van de Minister van VWS voor
deze aanpak zie de kamerbrief die 5 maart naar Uw Kamer is verstuurd23.
14. De leden van de GroenLinks-PvdA fractie lezen dat het kabinet ook de bedrijfsopvolgingsregeling
(BOR) noemt in het kader van het tegengaan van private equity. Zij zien het verband
tussen deze twee zaken niet, aangezien de BOR vooral een cadeau voor rijke erfgenamen
is en uit onderzoek duidelijk gebleken is dat deze onnodig is voor het voortbestaan
van familiebedrijven.
Doel van de BOR is te voorkomen dat belastingheffing bij reële bedrijfsoverdrachten
de continuïteit van de onderneming in gevaar brengt omdat er onvoldoende middelen
zijn om de schenk- of erfbelasting te voldoen. De BOR is bedoeld voor ondernemers
bij reële bedrijfsopvolgingen en wordt vaak gebruikt door verkrijgers van (aandelen
in) familiebedrijven. De BOR wordt ongeveer 2.000 keer per jaar gebruikt. De meeste
schenkingen en de meeste ondernemingsvermogens in een erfenis zijn kleiner dan € 1 miljoen.
Het is dan ook veel te kort door de bocht om te stellen dat de BOR vooral ten goede
komt aan (zeer) rijke erfgenamen.
15. Deze leden vragen het kabinet daarom hoe vaak het voorkomt dat familiebedrijven
worden overgenomen door private equity en hoe vaak er enige relatie is met het betalen
van erf of schenkbelasting. Daarnaast vragen zij of het kabinet verwacht dat dit aantal
zou toenemen als de BOR zou worden afgeschaft en met hoeveel, en of zij dit nader
kan onderbouwen.
Er zijn voor zover bekend geen gegevens hoe vaak het voorkomt dat familiebedrijven
worden overgenomen door private equity, bij zo’n overname kunnen tal van overwegingen
spelen zoals de verschuldigde schenk- of erfbelasting indien het bedrijf zelf wordt
voortgezet. Er is onvoldoende politiek draagvlak voor afschaffing van de BOR. In dit
verband kan worden gewezen op het initiatiefwetsvoorstel van de fractie van GroenLinks-PvdA
waarin de BOR weliswaar wordt versoberd, maar blijft bestaan. Voor dit initiatief
was onvoldoende steun in de Tweede Kamer. Wel verwacht het kabinet dat overnames van
familiebedrijven door private equity zouden toenemen als de BOR zou worden afgeschaft.
16. Tot slot vragen deze leden of het kabinet kan bevestigen dat er aan zowel de invoering
als de verschillende uitbreidingen van de BOR geen enkele cijfermatige onderbouwing
of ander op feiten gebaseerd onderzoek voorafging en dat er ook geen enkele aanwijzing
was dat de al bestaande betalingsregeling onvoldoende was om te voorkomen dat familiebedrijven
moesten worden geliquideerd om de erf of schenkbelasting te kunnen betalen. Als het
kabinet dit niet kan bevestigen, kan zij de betreffende cijfermatige onderbouwing
of ander relevant onderzoek dan wellicht met de Kamer delen?
Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar de nota naar aanleiding van het
verslag bij het wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten
2025 waar uitgebreid op deze vraag is ingegaan.24
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
17. Wanneer zal het kabinet de motie uitvoeren?
Zie het antwoord op vraag 1. Het fors terugdringen van private equity in deze sectoren
die grotendeels publiek worden bekostigd is geen doelstelling van dit kabinet. Daarom
is het kabinet op dit moment niet voornemens een adviescommissie in te stellen met
die taak. Dit neemt niet weg dat dit kabinet de zorgen rondom de rol van private equity
serieus neemt. De reeds uitgevoerde onderzoeken en verkenningen laten dit ook zien.
Het kabinetsbeleid is er op gericht om excessen tegen te gaan en te voorkomen.
Het kabinet blijft de ontwikkelingen rond private equity in (semi)publieke sectoren
nauwlettend monitoren. Indien nieuwe ontwikkelingen daar aanleiding toe geven, kan
het instellen van een adviescommissie gericht op het tegengaan van excessen bij grotendeels
collectief bekostigde sectoren worden overwogen.
18. Waarom zegt het kabinet dat zij de motie uitvoert in de brief, terwijl dat evident
niet het geval is? Acht zij dit eerlijk?
Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 1 is het geen doelstelling van het kabinet
om private equity fors terug te dringen in de (semi)publieke sectoren. Daarom stelt
het kabinet geen adviescommissie in met als taak het adviseren over welke strategie
gevoerd moet worden om dit doel te bereiken. Het kabinet handelt wel in de geest van
de motie.
19. Is het kabinet bereid om in kaart te brengen wie er allemaal geadviseerd heeft
dat er wel een probleem is? Waarom zijn die onderzoeken en noodkreten nu net weggelaten
uit de brief
Het kabinet is zich bewust van de adviezen van o.a. de ACM. De signalen van toenemende
marktmacht in bepaalde sectoren als gevolg van de aanwezigheid van private equity
partijen kan maatschappelijke kosten met zich meenemen en welvaart verlagend zijn.
Het geëigende instrument hiertoe is middels het markttoezicht vanuit de ACM en niet
vanuit het kabinet.
In de Kamerbrief25 die 17 oktober is verstuurd over mogelijke aanpassingen van het mededingingsinstrumentarium
om dit toekomstbestendig te maken is aangegeven dat er wordt bekeken of en hoe het
ACM instrumentarium kan worden uitgebreid. Uitbreiding kan eventueel met (i) een onderzoeks-
en remediebevoegdheid voor concurrentie en (ii) een aanpassing van het concentratietoezicht
zodat ook fusies en overnames die de meldingsdrempels niet halen (killer acquisitions
en kralenrijgen/roll-up) onderzocht kunnen worden. Voor beide opties is aangegeven
dat in het voorjaar van 2025 meer duidelijk wordt en uw Kamer verder wordt geïnfonneerd.
20. De leden van de NSC-fractie willen graag binnen twee weken een antwoord op deze
vragen, inclusief een instellingsbesluit voor een adviescommissie, conform de wens
van de Kamer en een duidelijke opdracht.
Zoals aangegeven in de antwoorden op vraag 17 en 18 is het kabinet niet voornemens
een adviescommissie in te stellen met als doel te adviseren over een strategie om
private equity fors terug te dringen in (semi)publieke sectoren.
Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie
21. Deze leden danken de bewindspersonen voor dit overzicht, maar vragen aan de bewindspersonen
of zij ook inzien dat dit nog geen advies is over de te voeren strategie? Welke strategie
voert het kabinet om de toenemende rol van private equity terug te dringen? Als er
geen overkoepelende strategie is, is het kabinet voornemens deze strategie te formuleren
ofte laten formuleren, zoals de motie vroeg?
Zie het antwoord op vraag 1.
22. Deze leden zien dat verschillende departementen onder andere door sturing vanuit
de Kamer stappen zetten om private equity terug te dringen, maar dat de departementen
niet altijd dezelfde koers varen. Herkennen de bewindspersonen dit? En zien de bewindspersonen
dat een eenduidige, interdepartementale strategie eraan zou bijdragen om samenhangend
beleid te voeren en van elkaar te leren?
De genoemde sectoren in de motie kennen elk eigen markteigenschappen en knelpunten.
In dit geval is maatwerk beleid nodig om markten beter te laten werken voor mensen.
We blijven interdepartementaal kijken naar hoe de afzonderlijke sectoren van elkaar
kunnen leren in hun omgang met private equity.
23. Waarom kiezen de bewindspersonen voor een aanvullende verkenning naar de voors
en tegens van de rol van private equity in sectoren die grotendeels collectief worden
bekostigd en niet voor een commissie die een strategie adviseert? Welke vragen stelt
het kabinet daarin centraal? Wie moet dat onderzoek doen, met welke scope en met welk
tijdspad, zo vragen deze leden.
Zonder een scherpe probleemanalyse waaruit blijkt dat het terugdringen van private
equity noodzakelijk is, acht het kabinet het onverstandig om een adviescommissie in
te stellen om private equity fors terug te dringen. Deze werkwijze stelt het kabinet
beter in staat om met doeltreffende en doelmatige oplossingsrichtingen te komen betreft
private equity in onze economie.
Tijdens het uitvoeren van de motie is uit de onderzoeken van SZW en VWS en de aanvullende
verkenning door VWS gebleken dat er geen aanleiding is om de rol van private equity
terug te dringen. Dit neemt niet weg dat dit kabinet de zorgen rondom de rol van private
equity serieus neemt. Daarom is aangekondigd om in 2025 een aanvullende verkenning
te doen. VWS heeft in de Kamerbrief van 5 maart jl. invulling gegeven aan deze toezegging
voor de zorgsector. In de kinderopvang worden maatregelen uitgewerkt om de toegankelijkheid
en een doelmatige besteding van publieke middelen te borgen met oog op het nieuwe
financieringsstelsel. Daarbij blijven we interdepartementaal kijken naar hoe de afzonderlijke
sectoren van elkaar kunnen leren in hun omgang met private equity.
24. Hoe geeft het kabinet verder invulling aan de motie-Bikker/Omtzigt (TK 36 410-30) die het kabinet de opdracht geeft om (semi)publieke voorzieningen beter te beschermen
tegen de kwalijke gevolgen van private equity en het toezicht te versterken?
De Minister van VWS is bezig met een aantal maatregelen om te waarborgen dat financiële
belangen nooit voor kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van zorg worden
kunnen gezet. Dit door o.a. in te zetten op het eerder genoemde wetsvoorstel (Wibz).
De Nederlandse Zorgautoriteit (Nza) zal verder bekijken hoe zij het toezicht op de
Wibz zo effectief mogelijk kunnen inzetten om ervoor te zorgen dat deze regels in
de praktijk worden nageleefd. Verder heeft de Minister van VWS aangegeven nauwkeurig
en nauwlettend in de gaten willen houden hoe de ingevoerde maatregelen gezamenlijk
in de praktijk uitpakken.
We blijven interdepartementaal kijken naar hoe de afzonderlijke sectoren van elkaar
kunnen leren in hun omgang met private equity. Dit is in de geest van de motie.
25. Ten aanzien van het domein kinderopvang zijn de leden van de ChristenUnie-fractie
teleurgesteld in de reactie van het kabinet. Feitelijk monitort het Ministerie van
Economische Zaken enkel de ontwikkelingen in de kinderopvang maar is zij niet voornemens
om ook iets te dóen. Herkent u zich in deze stelling? Het kabinet is niet voornemens
iets te doen om prijsstijgingen in de kinderopvang te voorkomen. De leden van de ChristenUnie-fractie
zien dit als een grote misser. De grote investeringen die dit kabinet doet in het
betaalbaarder maken van de kinderopvang zullen daarmee tenietgedaan worden. Waarom
kiest het kabinet in deze voor winsten van kinderopvangorganisaties in plaats van
voor de portemonnee van huishoudens, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie?
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat het kabinet wenst dat sectorpartijen
in de kinderopvang werk maken van een gedragscode om de transparantie in de sector
te vergroten. Op welke wijze gaat het kabinet hier sturing en leiding aan geven?
De invoering van het nieuwe financieringsstelsel kan inderdaad leiden tot prijsstijgingen
in de kinderopvang, als het aanbod achterblijft bij de toenemende vraag. Zoals toegelicht
in antwoord op de vragen van de leden van GroenLinks-PvdA in dit schriftelijk overleg
en de Hoofdlijnenbrief over het nieuwe financieringsstelsel verkent het kabinet verschillende
maatregelen om de gevolgen hiervan tegen te gaan.26
In de kamerbrief over de uitvoering van de motie Bikker/Omtzigt heeft de Staatssecretaris
van Participatie en Integratie aangegeven de mening van uw Kamer te delen dat het
de bedoeling is dat belastinggeld ten goede komt aan kinderopvang, en niet als winst
uitstroomt naar aanbieders.27 De gedragscode waar u naar verwijst kan daarbij helpen, door voor de samenleving
inzichtelijk te maken hoe middelen besteed worden. De kinderopvangsector is zelf aan
zet om deze code vorm te geven. In zijn overleggen met de kinderopvangsector zal de
Staatssecretaris van Participatie en Integratie er bij de branchepartijen op aandringen
om hier snel werk van te maken.
26. Ten aanzien van het domein van de zorg zullen de leden van de ChristenUnie-fractie
het wetsvoorstel dat aanhangig is gemaakt kritisch beoordelen of dit voorstel voldoende
voorstellen bevat om ervoor te zorgen dat privaat geld in de zorg blijft en niet verdwijnt.
Ten aanzien van de jeugdzorg maken deze leden zich zorgen over woekerwinsten. Deelt
het kabinet de overtuiging dat bedrijven die met hoge winstmarges werken niet passen
bij het maatschappelijke karakter van collectief bekostigde vormen van dienstverlening
of zorg, zoals de jeugdzorg? Zoja, op welke terreinen heeft het kabinet zorgen? Zo
nee, waarom niet?
De Minister van VWS en de Staatssecretaris van JPS, zien zowel kansen als risico's
als het gaat om winst in de zorg en jeugdhulp. Een verbod op winstuitkeringen achten
de bewindspersonen buitenproportioneel, heeft grote gevolgen voor het zorgveld en
is juridisch zeer kwetsbaar. De bewindspersonen delen de overtuiging dat personen
of partijen in de zorg en jeugdhulp die meer gericht zijn op hun eigen financieel
belang, dan op de maatschappelijke belangen van zorg en jeugdhulp geen plaats horen
te hebben binnen de zorg en jeugdhulp. Zoals eerder genoemd worden reeds verschillende
maatregelen genomen om dergelijke aanbieders te weren en risico's te mitigeren.
Voor een uitgebreide toelichting van de overwegingen van de Minister van VWS voor
deze aanpak zie de kamerbrief die recent naar Uw Kamer is verstuurd28.
Voor jeugdhulp geldt aanvullend dat er op dit moment nog te weinig sprake is van tariefdifferentiatie
waardoor het voorkomt dat er enerzijds te hoge prijzen en anderzijds te lage prijzen
aan jeugdhulpaanbieders worden betaald.
Hierdoor ontstaat een discrepantie tussen de hoogte van de winsten die worden gemaakt
door aanbieders van lichte jeugdhulp enerzijds en (systeem)aanbieders van specialistische
jeugdhulp anderzijds. Het is de verantwoordelijkheid van gemeenten om in inkoopprocedures
vooraf goede kwaliteitseisen te stellen en tariefdifferentiatie toe te passen. In
de Hervormingsagenda Jeugd zijn meerdere maatregelen opgenomen gericht op het versterken
van de inkooprol van gemeenten en op het standaardiseren van prestaties en tarieven.
Voor een uitgebreide toelichting van de overwegingen van de Minister van VWS voor
deze aanpak zie de kamerbrief die recent naar Uw Kamer is verstuurd.29
27. Hoe schatten de bewindspersonen het risico dat het aandeel jeugdhulpaanbieders dat door private equity wordt gefinancierd toeneemt ten opzichte van
de gemeten situatie in 2022 (EY Consulting «Onderzoek naar niet-integere bedrijfsvoering
jeugdhulp» 15 december 2023, pagina 82), zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie.
Hoe houden de bewindspersonen de vinger aan de pols? Wat zijn factoren die het aandeel
zou kunnen doen toenemen? Welke vervolgstappen overwegen de bewindspersonen?
Banken zijn de afgelopen jaren meer, en hogere, eisen gaan stellen aan zorgorganisaties
voor financiering30. Het is dus voor zorg- en jeugdhulpinstellingen lastiger om via banken gefinancierd
te worden. In dat geval kunnen andere investeerders, zoals private equity partijen
uitkomst bieden. Dit zou ook het aandeel van private investeerders, zoals private
equity partijen kunnen doen toenemen.
EY heeft in het onderzoek «Niet integere bedrijfsvoering jeugdhulp» geconstateerd
dat in 2022 drie private equity investeerders actief zijn bij investeringen in acht
jeugdhulpaanbieders31. Uit het onderzoek blijkt ook dat private equity investeerders weliswaar mogelijkheden
zien binnen de jeugdhulpsector om de efficiëntie van organisaties te verbeteren, maar
dat de relatiefkortdurende contracten bij gemeenten en de negatieve aandacht vanuit
media en politiek maken dat het voor private equity investeerders minder aantrekkelijk
is om te investeren in jeugdhulpaanbieders. Ontwikkelingen rondom contracteren van
jeugdhulp lijken dus relevant voor de interesse van private equity investeerders.
De Staatssecretaris van JPS vindt het belangrijk om ontwikkelingen ten aanzien van
financiering van jeugdhulp goed te monitoren en verkent daarom, zoals reeds genoemd
in vraag 13, de mogelijkheid om hierover een onderdeel toe te voegen in de openbare
jaarverantwoording.
28. De leden van de ChristenUnie-fractie wijzen de bewindspersonen op de aangenomen
motie-Grinwis c.s. (Kamerstuk 36 600 XIII, nr. 38) die het kabinet verzoekt te verkennen op welke manier het Rijnlandse denken beter
verankerd kan worden, bijvoorbeeld in wet- en regelgeving voor beursgenoteerde bedrijven.
Een betere verankering van het Rijnlandse denken kan immers perverse prikkels van
private equity bij bedrijven (deels) tegengaan, zo menen deze leden. Hoe staat het
met de uitvoering van deze motie? Wanneer kunnen deze leden de resultaten van deze
verkenning verwachten?
Het kabinet verwacht de Kamer voor het zomerreces te informeren. VWS heeft op 5 maart
al resultaten naar de TK gestuurd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken -
Mede ondertekenaar
R.D. Reinders, griffier