Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over verlenging van de Subsidieregeling Wonen en Zorg (Kamerstuk 29389-144)
29 389 Vergrijzing en het integrale ouderenbeleid
32 847
Integrale visie op de woningmarkt
Nr. 150
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 3 april 2025
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over
de brief van 5 december 2024 over Verlenging van de Subsidieregeling Wonen en Zorg
(Kamerstukken 29 389 en 32 847, nr. 144).
De vragen en opmerkingen zijn op 16 januari 2025 aan de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 3 april 2025 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Mohandis
Adjunct-griffier van de commissie, Sjerp
Inhoudsopgave
I.
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
2
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
3
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
4
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
4
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
5
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
5
II.
Reactie van de bewindspersoon
6
I. Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de brief inzake de Verlenging
van de Subsidieregeling Wonen en Zorg en hebben hierover nog enkele aanvullende vragen.
Het is voor de leden van de PVV-fractie duidelijk wat de meerwaarde van de subsidie
in de initiatieffase is, in haar brief schrijft de Minister dat er voor de planontwikkelfase
ook sprake «lijkt te zijn van een meerwaarde». Waar blijkt dit uit?
In het onderzoek van Dialogic Innovatie & Interactie wordt geconcludeerd dat de regeling
de minst toegevoegde waarde heeft in de bouw- en nafinancieringsfase. Met name omdat
er maar twee aanvragen voor zijn geweest. In het onderzoek wordt aangegeven dat aanvragen
voor deze borgstelling mogelijk nog op gang moet komen, vanwege het feit dat deze
aanvraag zich aan het einde van het bouwproces bevindt. Tevens is tijdens het onderzoek
de focus qua respondenten gelegd op koopwoningen, terwijl de borgstelling in de bouw-
en nafinancieringsfase bestemd is voor verhuur van woningen. Waarom is hiervoor gekozen?
Geeft dit wel een reëel beeld? Zijn er nog verbetermogelijkheden met betrekking tot
deze fase om ervoor te zorgen dat deze maximaal benut wordt voor de bouw van huurwoningen
zoals beoogd wordt? In het onderzoek wordt gesteld dat projecten die in deze fase
terecht komen vaak al voorzien zijn van financiering, maar mag dit gezegd worden op
basis van deze onderzoeksgegevens? Of zou het mogelijk kunnen zijn dat deze regeling
nog niet genoeg bekend is? Of elders toch nog in knelpunten voorziet en men er daarom
geen gebruik van maakt?
Uit eerdere enquêtes bleek dat onder degenen die een subsidie hadden gekregen voor
de initiatieffase, er ook behoefte te zijn aan de tweede fase. Hoe komt het dat er
verwacht wordt dat het totaal aan benodigde middelen lager is dan eerder ingeschat?
Hoeveel woningen zijn er met de huidige regeling gerealiseerd? Kan er een inschatting
gemaakt worden over de te realiseren woning(en) met behulp van de regeling die verlengd
gaat worden? Wat is de verhouding tussen particulieren, wooncoöperaties en bedrijven,
zoals bijvoorbeeld private investeerders die gebruik hebben gemaakt van deze regeling?
Deze regeling heeft als doel het stimuleren van de ontwikkeling en totstandkoming
van vernieuwde, kleinschalige en geclusterde woonzorgarrangementen voor mensen met
een laag- of middeninkomen met levensloopbestendige of gemakkelijk aanpasbare woningen.
Hoe wordt er rekening mee gehouden dat er ook daadwerkelijk voor deze doelgroep gebouwd
wordt? Wordt dit ook gecontroleerd? Hoe wordt voorkomen dat vermogende mensen of partijen
die zelf in de woning gaan wonen profijt hebben van deze regeling? Wordt er rekening
mee gehouden dat dit een oorzaak zou kunnen zijn van het feit dat er nauwelijks gebruik
is gemaakt van de bouw- en nafinancieringsfase?
Genoemde leden zijn benieuwd waar we op dit moment staan met de landelijke opgave
om t/m 2030 290.000 woningen te bouwen die geschikt zijn voor ouderen. Wat zijn de
verwachtingen qua haalbaarheid ten opzichte van dit doel? Graag een reactie op zowel
de 170.000 nultreden woningen, 80.000 geclusterde woningen en de 40.000 zorggeschikte
geclusterde woningen die beoogd zijn
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het voornemen tot
een hernieuwde vaststelling van de Subsidieregeling Wonen en Zorg. Hier hebben zij
nog enkele vragen en opmerkingen over.
Genoemde leden hebben kennisgenomen van de conceptversie van de beoogde regeling.
Zijn er maatregelen genomen om de administratieve lasten te verlagen voor het aanvragen
en verkrijgen van de subsidie? Zo ja, kunt u nader toelichten welke maatregelen er
genomen zullen worden? Zo nee, waarom niet?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat er in de periode van 4 april 2019
tot en met 3 april 2024 er voor 255 projecten subsidie is toegekend vanuit de Subsidieregeling
Wonen en Zorg. Zij vragen hierbij hoeveel van deze projecten ook woonvormen hebben
gerealiseerd die geschikt zijn voor ouderen met een (verstandelijke) beperking? Kunt
u ook toelichten hoe de spreiding van de initiatieven per regio eruitziet?
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen tevens dat er een revolverend fonds
opgezet zal worden voor wooncoöperaties die ook kunnen bijdragen aan de opgave gericht
op wonen en zorg voor ouderen. Kunt u bevestigen of het al zeker is of de regeling
voor de planontwikkelfase en de bouw- en nafinancieringsfase samengevoegd kan worden
met de regeling die in de maak is voor wooncoöperaties? Zo nee, herkent u de zorgen
dat het schrappen van de borgstelling uit de subsidieregeling nog prematuur is gelet
op de mogelijke onduidelijkheid van een vervolg? Per wanneer zal dit fonds beschikbaar
zijn voor wooncoöperaties? Genoemde leden vragen tevens of er een risico bestaat dat
er veel initiatieven opgestart zullen zijn zonder financiële middelen voor uitvoering
en afronding. Zo ja, hoe groot wordt dit risico geacht? Zo nee, kunt u de argumentatie
delen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de Verlenging van
de Subsidieregeling Wonen en Zorg. De leden hebben nog de volgende vraag.
Heeft het samenvoegen van de regeling voor de planontwikkelfase en de bouw- en nafinancieringsfase
– met de regeling die in de maak is voor wooncoöperaties – als gevolg dat enkel wooncoöperaties
aanvragen voor eerstgenoemde regeling kunnen doen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben de brief over de Verlenging van de Subsidieregeling
Wonen en Zorg met interesse gelezen. Daarover hebben de leden nog de volgende vragen.
De leden van de NSC-fractie lezen dat de Kamer op de hoogte wordt gesteld over de
resultaten van de onderzoeken waaruit moet blijken of de regeling voor de plan ontwikkelfase
en de bouw- en na financieringsfase kan worden samengevoegd met de nieuwe regelingen
die Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening aan het opzetten is voor
wooncoöperaties. Genoemde leden vragen de Minister wanneer zij verwacht de Kamer op
de hoogte te kunnen stellen van deze resultaten.
De leden van de NSC-fractie lezen dat 41 van de 296 projecten die subsidie aangevraagd
hebben tussen 4 april 2019 en 3 april 2024 de subsidie niet gekregen hebben. Deze
leden vragen de Minister wat de redenen zijn voor het niet verlenen van subsidie aan
deze 41 aanvragen. Zijn de 41 aanvragers waarvan de subsidie afgewezen zijn ook bekend
met wat zij moeten verbeteren om wel in aanmerking te komen voor de subsidie?
De leden van de NSC-fractie lezen dat het budgetplafond voor de initiatieffase verhoogd
is van 1 miljoen euro naar 1,25 miljoen euro met daarin de verdeling van maximaal
1.250 euro per wooneenheid en een maximum van 25.000 euro per woonarrangement. Genoemde
leden vragen de Minister hoe zij getoetst heeft of dit budget inclusief verdeling
toereikend zal zijn aan alle initiatieven die er momenteel liggen of verwacht worden.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie danken de Minister voor de brief met betrekking tot de
Verlenging van de subsidieregeling Wonen en Zorg. Deze leden zien de noodzaak voor
het organiseren van verschillende woonvormen voor ouderen. Deze subsidieregeling geeft
bij uitstek de mogelijkheid om ook kleinschalige en/of sociale initiatieven zoals
clusterwoningen te bevorderen. Genoemde leden vinden het een goede zaak dat de regeling
wordt verlengd en hebben nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie begrijpen uit de evaluatie van Dialogic dat de subsidieregeling
zowel in de initiatieffase als in de planontwikkelfase van meerwaarde is. Deze leden
lezen echter dat na de verlenging van de subsidieregeling enkel aanvraag kan worden
gedaan voor de initiatieffase. Kan de Minister deze keuze verder toelichten? Voorts
vragen zij of de Minister kan aangeven welke gevolgen dit heeft voor projecten die
reeds de initiatieffase hebben afgerond en steun nodig hebben in de planontwikkelfase.
Op welke wijze is de Minister voornemens om projecten die steun nodig hebben in de
planontwikkelfase en eventueel in de bouwfase anderszins te ondersteunen?
De leden van de D66-fractie zouden graag van de Minister een reflectie willen op het
risico dat in de afgelopen tijd veel projecten zijn ondersteund in de initiatieffase
en dat er momenteel een grote(re) golf aan projecten komt die ondersteuning nodig
hebben in de planontwikkelfase, maar hier niet voor in aanmerking komen omdat de subsidieregeling
daarvoor nu gesloten is. Is de Minister bereid de subsidieregeling alsnog open te
stellen voor de planontwikkelfase indien er geld overblijft en er wel mogelijkheden
zijn om op die manier projecten voor seniorenhuisvesting verder te brengen?
De leden van de D66-fractie vinden het goed dat het maximale bedrag verhoogd is van
20.000 naar 25.000 euro vanwege de inflatie. Sluit dit bedrag goed aan bij de kostenstijgingen
bij deze projecten en kan de Minister dat cijfermatig onderbouwen? Is 25.000 euro
dan wel voldoende of kunnen op die manier veelbelovende projecten alsnog niet gerealiseerd
worden?
De leden van de D66-fractie merken op dat zij nog steeds veel signalen ontvangen vanuit
het land dat het veel te lang duurt om een initiatief voor seniorenwoningen van de
grond te krijgen. Welke acties heeft de Minister al afgerond in het eerste half jaar
om die looptijd te verkorten? En welke acties heeft u in gang gezet? Kunt u een reactie
geven op het onderzoek van Pointer1 dat gemeenten nauwelijks seniorenwoningen eisen bij nieuwbouw, ondanks de doelstellingen
van het kabinet? Kunt u ook een reactie geven op de vele signalen die deze leden ontvangen
dat gemeenten door personeelskrapte en financiële beperkingen (zeker na 2026 als de
bijdrage vanuit het rijk fors gekort wordt) te weinig ruimte hebben om initiatieven
voor seniorenwoningen te ondersteunen of de vergunningverlening spoedig te laten verlopen?
Is de doelstelling voor seniorenwoningen volgens de Minister nog wel haalbaar gegeven
de financiële ruimte van gemeenten vanaf volgend jaar en kunt u dat kwantitatief onderbouwen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de Verlenging van
de Subsidieregeling Wonen en Zorg. Zij zijn positief gestemd dat deze wooninitiatieven
voor ouderen een duwtje kunnen krijgen om ze verder te onderzoeken en uit te werken.
Deze initiatieven komen immers vanuit de samenleving zelf. Genoemde leden begrijpen
de nieuwe subsidieregeling zo dat punt 2 (de planontwikkeling) en punt 3, van de oude
subsidieregeling komen te vervallen (dat de staat zich borg stelt voor een (achtergestelde)
lening van 15% van de stichtingskosten bij de bouwfase). Maar bleek dan uit de evaluatie
dat de initiatieven geen prijs stelden op deel 2 en 3 van de regeling?
De Minister wil punt 2 en 3 onderbrengen bij het Ministerie van Volkshuisvesting en
Ruimtelijke Ordening. Is inmiddels zeker dat punt 2 en 3 van de oude regeling daar
ondergebracht kunnen worden? In de brief staat dat er wordt bekeken of de regeling
voor de planontwikkelfase en de bouw- en nafinancieringsfase «kan» worden samengevoegd
met de regeling die in de maak is voor wooncoöperaties. Kan de Minister de leden van
de CDA-fractie hierin geruststellen?
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de Verlenging van
de Subsidieregeling Wonen en Zorg. Zij hebben hierover nog een aantal vragen en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie vinden het zeer opmerkelijk dat de Minister ervoor kiest
om deze subsidieregeling uit te kleden, terwijl het aantal nieuwe ouderenwoningen
enorm achterblijft bij de gestelde doelen. Hoe verwacht de Minister deze doelen straks
wel te halen, als deze subsidieregeling nu ook nog wordt versmald?
De leden van de SP-fractie vragen de Minister of bij de besluitvorming over deze subsidieregeling
ook is gekeken naar uitbreidingen en/of aanpassingen van de regeling om deze effectiever
te maken. Als een deel van de huidige subsidiemogelijkheden namelijk slechts beperkte
toegevoegde waarde heeft, maar er ondertussen nog veel te weinig zorgwoningen gerealiseerd
worden, lijkt het logischer om te kijken naar mogelijkheden om meer resultaat te bereiken,
dan om het weinige wat nu gedaan wordt verder terug te brengen. Hoe kijkt de Minister
hiernaar?
De leden van de SP-fractie lezen in de evaluatie van de subsidieregeling dat deze
voor degenen die er gebruik van hebben gemaakt in de planontwikkelfase een meerwaarde
lijkt te zijn, ondanks dat dit slechts een beperkt aantal was. Toch kiest de Minister
ervoor om de subsidieregeling niet meer voor die fase beschikbaar te stellen. Waarom
maakt zij deze keuze?
De leden van de SP-fractie vragen de Minister daarnaast wat deze afzwakking van deze
subsidieregeling zal betekenen voor de bouw van kleinschalige woon-zorgcomplexen zoals
zorgbuurthuizen. Wordt het hiermee niet nog lastiger om deze te realiseren?
II. Reactie van de bewindspersoon
Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie en reactie van de bewindspersoon
1. Het is voor de leden van de PVV-fractie duidelijk wat de meerwaarde van de subsidie
in de initiatieffase is, in haar brief schrijft de Minister dat er voor de planontwikkelfase
ook sprake «lijkt te zijn van een meerwaarde». Waar blijkt dit uit?
Dit blijkt onder meer uit eerdere enquêtes die zijn uitgevoerd door RVO en ook de
groei van aanvragen voor de planontwikkelfase die er ook nog na de evaluatie zijn
geweest.
In het onderzoek van Dialogic Innovatie & Interactie wordt geconcludeerd dat de regeling
de minst toegevoegde waarde heeft in de bouw- en nafinancieringsfase. Met name omdat
er maar twee aanvragen voor zijn geweest. In het onderzoek wordt aangegeven dat aanvragen
voor deze borgstelling mogelijk nog op gang moet komen, vanwege het feit dat deze
aanvraag zich aan het einde van het bouwproces bevindt. Tevens is tijdens het onderzoek
de focus qua respondenten gelegd op koopwoningen, terwijl de borgstelling in de bouw-
en nafinancieringsfase bestemd is voor verhuur van woningen. Waarom is hiervoor gekozen?
Geeft dit wel een reëel beeld? Zijn er nog verbetermogelijkheden met betrekking tot
deze fase om ervoor te zorgen dat deze maximaal benut wordt voor de bouw van huurwoningen
zoals beoogd wordt? In het onderzoek wordt gesteld dat projecten die in deze fase
terecht komen vaak al voorzien zijn van financiering, maar mag dit gezegd worden op
basis van deze onderzoeksgegevens? Of zou het mogelijk kunnen zijn dat deze regeling
nog niet genoeg bekend is? Of elders toch nog in knelpunten voorziet en men er daarom
geen gebruik van maakt?
Voor koopwoningen is er voor de bouwfase geen financieringsprobleem, omdat in dat
geval de bank bereid is om een hypotheek te verstrekken voor 100% van de kosten van
de woning. Projecten waarbij woningen worden verhuurd zijn moeilijker te realiseren.
In de regeling moest bij de borgstelling nog steeds minimaal 15% worden opgebracht
door de initiatiefnemers. Indien wordt aangesloten bij het (revolverende) fonds coöperatief
wonen dat de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) aan het
opzetten is, wordt het makkelijker om een project waarbij woningen worden verhuurd
op te zetten. Ten eerste doordat het uitgangspunt is dat bij dit fonds wordt uitgegaan
van een lening i.p.v. een borgstelling bij de stimuleringsregeling wonen en zorg (SWZ).
Dit is vanuit het oogpunt van de liquiditeitspositie van wooninitiatieven aantrekkelijker,
omdat niet voorafgaand aan de borgstelling een premie hoeft te worden betaald. Ook
is in de voorwaarden voor de opzet van het fonds opgenomen dat de minimale eigen bedrage
5% in de realisatiefase is, waardoor het mogelijk wordt dat je met relatief minder
eigen inbreng de financiering rond kan krijgen.
Dat de focus bij de enquête heeft gelegen op aanvragers die een woning willen kopen,
was geen bewuste keuze. De oorzaak hiervan is dat de aanvragers in de initiatieffase
voor een groot gedeelte – en mogelijk geheel – uit aanvragers bestond die een woonconcept
aan het opzetten zijn waarbij de bewoners ook eigenaar van een appartement of huis
worden.
Ik verwacht niet dat een mogelijke reden van het tegenvallende aantal aanvragen m.b.t.
de bouw- en nafinancieringsfase te maken kan hebben met de bekendheid van de regeling.
Dit blijkt al uit het hoge aantal aanvragen voor de initiatieffase. Er is daarbij
de afgelopen 5 jaar op vele manieren gewerkt aan de bekendheid van de regeling. Er
zijn presentaties geweest op verschillende events, er zijn diverse filmpjes geweest
op Linked In en Facebook, er is via diverse websites aandacht gevraagd voor de regeling
en er zijn bijeenkomsten geweest voor procesbegeleiders. Desalniettemin is te verwachten
dat er nog verschillende knelpunten zijn voor initiatiefnemers: zoals in de gehele
woningbouw is het op dit moment bijvoorbeeld lastig een locatie te vinden en zijn
de bouwkosten hoog.
Uit eerdere enquêtes bleek dat onder degenen die een subsidie hadden gekregen voor
de initiatieffase, er ook behoefte te zijn aan de tweede fase. Hoe komt het dat er
verwacht wordt dat het totaal aan benodigde middelen lager is dan eerder ingeschat?
Het blijkt dat in de praktijk veel projecten aanzienlijk meer tijd vergen dan in eerste
instantie door de initiatiefnemers verwacht, waarbij sommige trajecten uiteindelijk
ook niet meer de eindstreep halen. Hierdoor is het aantal aanvragen per periode lager
dan eerder ingeschat. De lening is bovendien vaak voor een kortere periode en wordt
eerder afgelost dan eerder ingeschat.
Hoeveel woningen zijn er met de huidige regeling gerealiseerd? Kan er een inschatting
gemaakt worden over de te realiseren woning(en) met behulp van de regeling die verlengd
gaat worden?
Er is niet bijgehouden hoeveel woningen er uiteindelijk zijn gerealiseerd. Wel kan
hier een inschatting van gemaakt worden. 85% van de geënquêteerden heeft aangegeven
dat hun initiatief haalbaar is. Op basis hiervan verwachten we dat van de 255 aanvragers
minimaal de helft uiteindelijk tot een wooninitiatief komt. Ervan uitgaande dat een
initiatief gemiddeld 25 woningen omvat, zou het in totaal gaan om ruim 3.000 woningen
voor ouderen.
Wat is de verhouding tussen particulieren, wooncoöperaties en bedrijven, zoals bijvoorbeeld
private investeerders die gebruik hebben gemaakt van deze regeling?
Ca. 20% van de aanvragen zijn gedaan door sociale ondernemers. De overige aanvragen
zijn gedaan door bewonersinitiatieven.
Deze regeling heeft als doel het stimuleren van de ontwikkeling en totstandkoming
van vernieuwde, kleinschalige en geclusterde woonzorgarrangementen voor mensen met
een laag- of middeninkomen met levensloopbestendige of gemakkelijk aanpasbare woningen.
Hoe wordt er rekening mee gehouden dat er ook daadwerkelijk voor deze doelgroep gebouwd
wordt? Wordt dit ook gecontroleerd? Hoe wordt voorkomen dat vermogende mensen of partijen
die zelf in de woning gaan wonen profijt hebben van deze regeling? Wordt er rekening
mee gehouden dat dit een oorzaak zou kunnen zijn van het feit dat er nauwelijks gebruik
is gemaakt van de bouw- en nafinancieringsfase?
In de regeling was een vereiste opgenomen dat 25% van de woningen een prijs had onder
de nationale hypotheekgrens of ingeval van huurprojecten 25% van de woningen wordt
verhuurd onder de huurtoeslaggrens. Bij de steekproefcontroles van de haalbaarheidsonderzoeken
wordt gecheckt of de haalbaarheid ook daadwerkelijk op betaalbaarheid is getoetst.
Bij planontwikkelleningen wordt tijdens het beoordelingstraject van de financieringsaanvraag
of er voldoende betaalbare woningen in het project worden gerealiseerd. Ook vindt
een persoonlijk gesprek met de initiatiefnemers plaats, dan wordt ook de betaalbaarheidseis
getoetst.
Door dit vereiste is de focus op initiatieven die voor aanzienlijk deel uit betaalbare
woningen bestaat. In een mix van bewoners kan het ook voorkomen dat naast betaalbare
woningen er ook woningen voor vermogende mensen worden gebouwd, maar dit soort combinaties
zijn niet heel waarschijnlijk. Dat partijen die zelf in de woningen gaan wonen profijt
hebben, is wel te verwachten: het gaat immers voor het grootste deel om bewonersinitiatieven.
Dat er mogelijk ook vermogende mensen zijn die gebruik zouden maken van de regeling
zie ik niet als een reden dat er weinig gebruik wordt gemaakt van de bouw- en nafinancieringsfase.
Zoals aangegeven is er bij een situatie van koop geen direct financieringsprobleem:
alleen bij een situatie van huur zijn banken bereid maximaal 70% van de stichtingskosten
te lenen. Een woonvorm die gebaseerd is op verhuur van de woningen komt minder vaak;
daarbij kan de eigen bijdrage van ca. 15% van de stichtingskosten een aanzienlijke
drempel zijn. Bovendien zal een sociaal ondernemer hier in de praktijk het initiatief
toe moeten nemen.
Genoemde leden zijn benieuwd waar we op dit moment staan met de landelijke opgave
om t/m 2030 290.000 woningen te bouwen die geschikt zijn voor ouderen. Wat zijn de
verwachtingen qua haalbaarheid ten opzichte van dit doel? Graag een reactie op zowel
de 170.000 nultreden woningen, 80.000 geclusterde woningen en de 40.000 zorggeschikte
geclusterde woningen die beoogd zijn.
Op dit moment zijn er in alle regio’s afspraken gemaakt over woningen voor ouderen.
De afspraken over de geclusterde woningen en zorggeschikte woningen tellen daarbij
op tot boven de aantallen die hierboven genoemd zijn. Daarnaast ben ik gestart met
een onderzoek naar de herintroductie van het verzorgingshuis. Dit onderzoek zal naar
verwachting 1 september worden afgerond.
Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie en reactie van de
bewindspersoon
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het voornemen tot
een hernieuwde vaststelling van de Subsidieregeling Wonen en Zorg. Hier hebben zij
nog enkele vragen en opmerkingen over.
Genoemde leden hebben kennisgenomen van de conceptversie van de beoogde regeling.
Zijn er maatregelen genomen om de administratieve lasten te verlagen voor het aanvragen
en verkrijgen van de subsidie? Zo ja, kunt u nader toelichten welke maatregelen er
genomen zullen worden? Zo nee, waarom niet?
Reeds bij de vorige regeling was de regeling zo ingericht dat de administratieve lasten
zo beperkt mogelijk waren. Uit de evaluatie blijkt dat aanvragers tevreden zijn over
de aanvraagprocedure van de RVO.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat er in de periode van 4 april 2019
tot en met 3 april 2024 er voor 255 projecten subsidie is toegekend vanuit de Subsidieregeling
Wonen en Zorg. Zij vragen hierbij hoeveel van deze projecten ook woonvormen hebben
gerealiseerd die geschikt zijn voor ouderen met een (verstandelijke) beperking? Kunt
u ook toelichten hoe de spreiding van de initiatieven per regio eruitziet?
Er is niet bijgehouden in hoeverre de wooninitiatieven ook gericht zijn op mensen
met een verstandelijke beperking of een andere beperking of ziekte. De projecten bevinden
zich in overwegende mate in de oostelijke helft van Nederland.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen tevens dat er een revolverend fonds
opgezet zal worden voor wooncoöperaties die ook kunnen bijdragen aan de opgave gericht
op wonen en zorg voor ouderen. Kunt u bevestigen of het al zeker is of de regeling
voor de planontwikkelfase en de bouw- en nafinancieringsfase samengevoegd kan worden
met de regeling die in de maak is voor wooncoöperaties? Zo nee, herkent u de zorgen
dat het schrappen van de borgstelling uit de subsidieregeling nog prematuur is gelet
op de mogelijke onduidelijkheid van een vervolg? Per wanneer zal dit fonds beschikbaar
zijn voor wooncoöperaties? Genoemde leden vragen tevens of er een risico bestaat dat
er veel initiatieven opgestart zullen zijn zonder financiële middelen voor uitvoering
en afronding. Zo ja, hoe groot wordt dit risico geacht? Zo nee, kunt u de argumentatie
delen?
Het kabinet is momenteel aan het verkennen of de regeling voor de planontwikkelfase
en de bouw- en nafinancieringsfase kan worden samengevoegd met het fonds coöperatief
wonen, dat is gericht op dezelfde doelgroep als de stimuleringsregeling.
Uw Kamer wordt hier voor de zomer nader over geïnformeerd.
Begin februari is de uitvraag voor een fondsbeheerder uitgezet via een zogenaamde
subsidietender2. Daarmee worden geïnteresseerde fondsbeheerders uitgenodigd om een subsidieaanvraag
in te dienen om het fonds uit te voeren. In deze tender zijn de voorwaarden op hoofdlijnen
uitgewerkt waarbij rekening is gehouden dat beide regelingen samengevoegd kunnen worden.
In april worden de aanvragen beoordeeld en zal een partij gekozen worden om het fonds
uit te voeren. Vervolgens kan de gekozen partij het fonds starten en uitvoeren. In
de startfase zullen de precieze voorwaarden waar deelnemers aan moeten voldoen en
de beoordeling daarvan uitgewerkt worden, waarbij een randvoorwaarde is dat deelnemers
uit de SWZ ook van het fonds gebruik kunnen maken indien bij het fonds wordt aangesloten.
Op dit moment is nog niet bekend hoe groot het totale budget in het fonds wordt. Na
het beschikken zal de gekozen partij aanvullende funding van het fonds ophalen bij
banken en andere financiers. Het is de bedoeling dat het fonds in 2026 operationeel
wordt. Indien bij het fonds wordt aangesloten is gegeven de lange doorlooptijden van
projecten het risico beperkt dat gestarte initiatieven eindigen zonder financiële
middelen voor uitvoering en afronding.
Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de Verlenging van
de Subsidieregeling Wonen en Zorg. De leden hebben nog de volgende vraag.
Heeft het samenvoegen van de regeling voor de planontwikkelfase en de bouw- en nafinancieringsfase
– met de regeling die in de maak is voor wooncoöperaties – als gevolg dat enkel wooncoöperaties
aanvragen voor eerstgenoemde regeling kunnen doen?
Het fonds sluit aan bij het hoofdlijnenakkoord en is gericht op coöperatief wonen.
Coöperatief wonen wordt breed opgevat. Het kan gaan om initiatieven geïnitieerd door
bewoners, of sociaal ondernemers die coöperatieve initiatieven voor bewoners realiseren.
Daarmee is de doelgroep van het fonds vergelijkbaar met de stimuleringsregeling, die
ook is gericht op particuliere initiatiefnemers en sociale ondernemers. De middelen
van het fonds zijn breder inzetbaar voor verschillende woonwensen, daaronder kunnen
dus ook kleinschalige innovatieve woonvormen vallen die wonen, ondersteuning en eventueel
zorg combineren waar de SWZ zich op richt. De combinatie van wonen en ondersteuning
van elkaar is de essentie van coöperatieve initiatieven en worden vanuit die gedachte
gestart. Daarbij is het fonds gericht op het realiseren van nieuwe woningen (nieuwbouw
of transformatie) voor huishoudens met een middeninkomen: dit zijn huishoudens met
een inkomen rond de inkomensgrens voor de corporatie doelgroep (DAEB-inkomensgrens)
en lager dan anderhalf/twee keer modaal. Dit is juist de groep die lastig aan een
betaalbare woning kan komen. Minimaal tweederde moet voor die doelgroep betaalbaar
zijn. Dat kunnen ook betaalbare koopwoningen zijn. Daarnaast is er ruimte om sociale
huur te realiseren en biedt het fonds dus ook kansen voor huishoudens met lagere inkomens3. De precieze voorwaarden worden nog verder uitgewerkt zodra de uitvoerder van het
fonds gekozen is. Daarbij is het uitgangspunt dat partijen die in aanmerking komen
voor de huidige stimuleringsregeling, ook in aanmerking komen voor financiering bij
het fonds.
Vragen en opmerkingen van de leden van de NSC-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de NSC-fractie hebben de brief over de Verlenging van de Subsidieregeling
Wonen en Zorg met interesse gelezen. Daarover hebben de leden nog de volgende vragen.
De leden van de NSC-fractie lezen dat de Kamer op de hoogte wordt gesteld over de
resultaten van de onderzoeken waaruit moet blijken of de regeling voor de plan ontwikkelfase
en de bouw- en na financieringsfase kan worden samengevoegd met de nieuwe regelingen
die Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening aan het opzetten is voor
wooncoöperaties. Genoemde leden vragen de Minister wanneer zij verwacht de Kamer op
de hoogte te kunnen stellen van deze resultaten.
Het kabinet is momenteel aan het verkennen om de regelingen samen te voegen. Uw Kamer
wordt hier voor de zomer nader over geïnformeerd. Er is gekeken naar mogelijke samenvoeging
door voorwaarden van de regeling en de voorwaarden voor het fonds naast elkaar te
leggen en er is gesproken met verschillende partijen die zich bezighouden met woonvormen
zoals bedoeld in de stimuleringsregeling. Daarbij is geconstateerd dat beide regelingen
dezelfde doelgroep bedienen en hoewel de voorwaarden niet gelijk zijn, sluiten deze
elkaar ook niet uit. Dat betekent dat de regelingen in de praktijk overlap kennen.
De leden van de NSC-fractie lezen dat 41 van de 296 projecten die subsidie aangevraagd
hebben tussen 4 april 2019 en 3 april 2024 de subsidie niet gekregen hebben. Deze
leden vragen de Minister wat de redenen zijn voor het niet verlenen van subsidie aan
deze 41 aanvragen. Zijn de 41 aanvragers waarvan de subsidie afgewezen zijn ook bekend
met wat zij moeten verbeteren om wel in aanmerking te komen voor de subsidie?
Van de 41 zijn er 6 ingetrokken. Hieronder de afwijsredenen:
Verschillende projecten kwamen in de problemen om een gemeentelijke verklaring te
krijgen door het Didam-arrest, waardoor op voorhand niet duidelijk is of een partij
een bepaalde locatie krijgt. Met een wijziging van de regeling heeft mijn voorganger
het makkelijker gemaakt om een verklaring af te geven. De aanvragers van de afgewezen
aanvragen zijn op de hoogte gesteld van de redenen. Naderhand hebben meerdere van
deze aanvragers alsnog met succes voor de subsidie kunnen aanvragen.
De leden van de NSC-fractie lezen dat het budgetplafond voor de initiatieffase verhoogd
is van 1 miljoen euro naar 1,25 miljoen euro met daarin de verdeling van maximaal
1.250 euro per wooneenheid en een maximum van 25.000 euro per woonarrangement. Genoemde
leden vragen de Minister hoe zij getoetst heeft of dit budget inclusief verdeling
toereikend zal zijn aan alle initiatieven die er momenteel liggen of verwacht worden.
Het bedrag van 25.000 euro is gebaseerd op een indexatie van het eerdere bedrag dat
beschikbaar was. Uit de evaluatie zijn geen signalen gekomen dat het bedrag niet toereikend
zou zijn. De schatting van het bedrag van 1,25 miljoen is gemaakt op basis van het
gebruik van de afgelopen 5 jaar.
Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de D66-fractie danken de Minister voor de brief met betrekking tot de
Verlenging van de subsidieregeling Wonen en Zorg. Deze leden zien de noodzaak voor
het organiseren van verschillende woonvormen voor ouderen. Deze subsidieregeling geeft
bij uitstek de mogelijkheid om ook kleinschalige en/of sociale initiatieven zoals
clusterwoningen te bevorderen. Genoemde leden vinden het een goede zaak dat de regeling
wordt verlengd en hebben nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie begrijpen uit de evaluatie van Dialogic dat de subsidieregeling
zowel in de initiatieffase als in de planontwikkelfase van meerwaarde is. Deze leden
lezen echter dat na de verlenging van de subsidieregeling enkel aanvraag kan worden
gedaan voor de initiatieffase. Kan de Minister deze keuze verder toelichten? Voorts
vragen zij of de Minister kan aangeven welke gevolgen dit heeft voor projecten die
reeds de initiatieffase hebben afgerond en steun nodig hebben in de planontwikkelfase.
Op welke wijze is de Minister voornemens om projecten die steun nodig hebben in de
planontwikkelfase en eventueel in de bouwfase anderszins te ondersteunen?
Het voornemen is dat initiatieven gebruik kunnen maken van het revolverende fonds
voor coöperatief wonen dat vanuit VRO wordt opgezet. Indien bij dit fonds wordt aangesloten
wordt ervoor gezorgd dat niet 2 bijna gelijke regelingen vanuit het Rijk worden opgetuigd,
wat voor veel verwarring in het veld zal leiden.
De leden van de D66-fractie zouden graag van de Minister een reflectie willen op het
risico dat in de afgelopen tijd veel projecten zijn ondersteund in de initiatieffase
en dat er momenteel een grote(re) golf aan projecten komt die ondersteuning nodig
hebben in de planontwikkelfase, maar hier niet voor in aanmerking komen omdat de subsidieregeling
daarvoor nu gesloten is. Is de Minister bereid de subsidieregeling alsnog open te
stellen voor de planontwikkelfase indien er geld overblijft en er wel mogelijkheden
zijn om op die manier projecten voor seniorenhuisvesting verder te brengen?
Het voornemen is dat deze initiatieven in aanmerking komen voor middelen uit het revolverende
fonds voor coöperatief wonen. Begin februari start VRO het proces om een uitvoerder
voor het fonds te selecteren. Het is de bedoeling dat het fonds nog dit jaar operationeel
wordt.
De leden van de D66-fractie vinden het goed dat het maximale bedrag verhoogd is van
20.000 naar 25.000 euro vanwege de inflatie. Sluit dit bedrag goed aan bij de kostenstijgingen
bij deze projecten en kan de Minister dat cijfermatig onderbouwen? Is 25.000 euro
dan wel voldoende of kunnen op die manier veelbelovende projecten alsnog niet gerealiseerd
worden?
Met het bedrag kunnen de initiatieven een haalbaarheidsstudie verrichten. Dit moet
vooral als een steun in de rug worden gezien. Met de verhoging van het bedrag wordt
het bedrag verhoogd met de inflatie van de afgelopen 5 jaar.
Uit de evaluatie zijn geen signalen gekomen dat het bedrag niet toereikend zou zijn.
De leden van de D66-fractie merken op dat zij nog steeds veel signalen ontvangen vanuit
het land dat het veel te lang duurt om een initiatief voor seniorenwoningen van de
grond te krijgen. Welke acties heeft de Minister al afgerond in het eerste half jaar
om die looptijd te verkorten? En welke acties heeft u in gang gezet? Kunt u een reactie
geven op het onderzoek van Pointer4 dat gemeenten nauwelijks seniorenwoningen eisen bij nieuwbouw, ondanks de doelstellingen
van het kabinet? Kunt u ook een reactie geven op de vele signalen die deze leden ontvangen
dat gemeenten door personeelskrapte en financiële beperkingen (zeker na 2026 als de
bijdrage vanuit het rijk fors gekort wordt) te weinig ruimte hebben om initiatieven
voor seniorenwoningen te ondersteunen of de vergunningverlening spoedig te laten verlopen?
Is de doelstelling voor seniorenwoningen volgens de Minister nog wel haalbaar gegeven
de financiële ruimte van gemeenten vanaf volgend jaar en kunt u dat kwantitatief onderbouwen?
Sinds eind 2024 weten alle gemeenten hoe groot hun opgave voor ouderen is. Het is
nu zaak om die opgave in de bouwprogrammering of bestaande voorraad in te passen.
Op de woontop zijn afspraken gemaakt over het versnellen van de uitvoering van deze
opgave. Het vaststellen van de opgave en de eis dat dit type woningen straks in de
volkshuisvestingsprogramma’s onder het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting
terug moeten komen, gaat bijdragen aan de sturing van gemeenten op deze woningtypen.
Daarnaast werkt het Ministerie van VRO aan het definiëren van deze woningtypen in
het Besluit Bouwwerken Leefomgeving, wat gemeenten ook meer instrumenten in handen
geeft om op deze woningtypen te sturen.
Het bouwen voor ouderen heeft te maken met dezelfde uitdagingen als de reguliere bouw,
er zijn geen aanwijzingen dat er factoren zijn die specifiek de bouw voor ouderen
in de weg zitten.
Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de Verlenging van
de Subsidieregeling Wonen en Zorg. Zij zijn positief gestemd dat deze wooninitiatieven
voor ouderen een duwtje kunnen krijgen om ze verder te onderzoeken en uit te werken.
Deze initiatieven komen immers vanuit de samenleving zelf. Genoemde leden begrijpen
de nieuwe subsidieregeling zo dat punt 2 (de planontwikkeling) en punt 3, van de oude
subsidieregeling komen te vervallen (dat de staat zich borg stelt voor een (achtergestelde)
lening van 15% van de stichtingskosten bij de bouwfase). Maar bleek dan uit de evaluatie
dat de initiatieven geen prijs stelden op deel 2 en 3 van de regeling?
Voor de planontwikkelfase en de bouw- en nafinancieringsfase zijn we voornemens aansluiting
te zoeken bij het revolverende fonds voor coöperatief wonen dat het Ministerie van
VRO aan het opzetten is. Initiatieven kunnen daar een aanvraag doen voor een planontwikkellening
en een lening voor de bouwfase. Wel bleek vooral dat er relatief weinig belangstelling
zou zijn voor aanvragen voor een borgstelling: voor fase 3 zijn er in totaal maar
2 aanvragen geweest in 5 jaar.
De Minister wil punt 2 en 3 onderbrengen bij het Ministerie van Volkshuisvesting en
Ruimtelijke Ordening. Is inmiddels zeker dat punt 2 en 3 van de oude regeling daar
ondergebracht kunnen worden? In de brief staat dat er wordt bekeken of de regeling
voor de planontwikkelfase en de bouw- en nafinancieringsfase «kan» worden samengevoegd
met de regeling die in de maak is voor wooncoöperaties. Kan de Minister de leden van
de CDA-fractie hierin geruststellen?
Vanuit het veld is regelmatig aangegeven dat er veel verschillende regelingen zijn,
waardoor middelen heel erg versnipperd worden en ook tot meer administratieve lasten
leiden. De Tweede Kamer had met een amendement gevraagd om een nieuw fonds voor coöperatieve
woonvormen. Doordat de regelingen erg op elkaar zouden lijken en door het voornemen
hier op aan te sluiten proberen we bij te dragen aan het verminderen van het aantal
regelingen. De regeling wordt op dit moment via een tender in de markt gezet. Zoals
eerder in deze beantwoording is aangegeven, wordt uw Kamer hier voor de zomer verder
over geïnformeerd
Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie en reactie van de bewindspersoon
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief over de Verlenging van
de Subsidieregeling Wonen en Zorg. Zij hebben hierover nog een aantal vragen en opmerkingen.
De leden van de SP-fractie vinden het zeer opmerkelijk dat de Minister ervoor kiest
om deze subsidieregeling uit te kleden, terwijl het aantal nieuwe ouderenwoningen
enorm achterblijft bij de gestelde doelen. Hoe verwacht de Minister deze doelen straks
wel te halen, als deze subsidieregeling nu ook nog wordt versmald?
Ik kies niet voor het uitkleden van de regeling, maar mijn voornemen is om aan te
sluiten bij een andere regeling die VRO op verzoek van de Tweede Kamer uitwerkt. Hiermee
kunnen initiatieven juist daadkrachtiger worden geholpen. Daarnaast werkt het kabinet
op verschillende manieren om ervoor te zorgen dat er meer woningen voor ouderen komen.
Dit is allereerst door de regionale deals die zijn gesloten en de afspraken om de
komende tijd concrete locaties hiervoor aan te wijzen; maar daarnaast ook middels
de subsidies voor ontmoetingsruimten en de subsidie voor zorggeschikte woningen. Ook
onderzoek ik de mogelijkheid van de terugkeer van het verzorgingshuis.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister of bij de besluitvorming over deze subsidieregeling
ook is gekeken naar uitbreidingen en/of aanpassingen van de regeling om deze effectiever
te maken. Als een deel van de huidige subsidiemogelijkheden namelijk slechts beperkte
toegevoegde waarde heeft, maar er ondertussen nog veel te weinig zorgwoningen gerealiseerd
worden, lijkt het logischer om te kijken naar mogelijkheden om meer resultaat te bereiken,
dan om het weinige wat nu gedaan wordt verder terug te brengen. Hoe kijkt de Minister
hiernaar?
Een van de beoogde aanpassingen was om de borgstelling om te zetten in een lening
en om zodoende beter aan te sluiten bij de liquiditeitspositie van initiatieven. Ook
werd gekeken naar mogelijkheden om de eigen bijdrage van initiatieven te verlagen.
In de opzet van het nieuwe fonds van VRO zal er additionele financiering worden verschaft,
in plaats van borgstelling, naast de financiering uit de markt. Het gaat om financiering
van het deel waartoe de markt vanwege regelgeving, risico’s en eigen beleid, geen
mogelijkheden heeft en vaak eigen vermogen voor moet worden ingelegd. Waarbij initiatieven
wel nog zelf minimaal 5% eigen vermogen in moeten leggen. Naar verwachting is dat
effectiever dan de huidige SWZ.
De leden van de SP-fractie lezen in de evaluatie van de subsidieregeling dat deze
voor degenen die er gebruik van hebben gemaakt in de planontwikkelfase een meerwaarde
lijkt te zijn, ondanks dat dit slechts een beperkt aantal was. Toch kiest de Minister
ervoor om de subsidieregeling niet meer voor die fase beschikbaar te stellen. Waarom
maakt zij deze keuze?
Dit komt omdat ik momenteel aan het verkennen ben om voor deze fase aan te sluiten
bij het revolverende fonds van VRO. Naast dat hier twee regelingen die heel erg op
elkaar lijken dan zouden worden samengevoegd, zorgt dit er ook voor dat de middelen
in een extern revolverend fonds worden belegd.
De leden van de SP-fractie vragen de Minister daarnaast wat deze afzwakking van deze
subsidieregeling zal betekenen voor de bouw van kleinschalige woon-zorgcomplexen zoals
zorgbuurthuizen. Wordt het hiermee niet nog lastiger om deze te realiseren?
Het voornemen is dat het fonds ook voor de doelgroep van de stimuleringsregeling toegankelijk
moet worden. Dus dat ook kleinschalige woon-zorg complexen in aanmerking kunnen komen
voor financiering via het fonds. Omdat het fonds naar verwachting effectiever is,
zou het niet lastiger moeten zijn om deze vorm te realiseren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Mohandis, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
E.M. Sjerp, adjunct-griffier