Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over het Jaarverslag Ministerie van Economische Zaken en Klimaat 2023 (Kamerstuk 36560-XIII-1)
36 560 XIII Jaarverslag en slotwet Ministerie van Economische Zaken en Klimaat 2023
Nr. 7 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 4 juni 2024
De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen voorgelegd
aan de Minister van Economische Zaken en Klimaat over het Jaarverslag Ministerie van
Economische Zaken en Klimaat 2023 (Kamerstuk 36 560 XIII, nr. 1).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 4 juni 2024. Vragen en antwoorden
zijn hierna afgedrukt.
De fungerend voorzitter van de commissie, Stoffer
De griffier van de commissie, Nava
Vragen en antwoorden
1
Hoeveel is er in de afgelopen kabinetsperiode uitgegeven en beoogt uit te geven aan
onderzoek, innovatie en wetenschap? Welk percentage van het bbp is dit?
Antwoord
Rathenau publiceert jaarlijks een overzicht van de Rijksmiddelen voor R&D (waaronder
uitgaven voor wetenschap) in het overzicht «Totale investeringen in wetenschap en
innovatie» (TWIN). De meest recente editie dateert van 2023 en is gebaseerd op de
ontwerpbegrotingen van het Rijk (departementale ontwerpbegrotingen en ontwerpbegroting
van het Nationaal Groeifonds) voor 2023. In die meest recente editie van TWIN wordt
voor de jaren 2022 t/m 2024 het beeld geschetst dat is weergeven in onderstaande tabel.
Rijksmiddelen voor R&D en innovatie volgens het TWIN-overzicht van Rathenau, editie
20231
Rijksmiddelen voor R&D en innovatie
2022
2023
2024
– in mln € euro’s
– in % van bbp
9.918
1,05%
11.892
1,17%
12.094
1,17%
De hier weergegeven bedragen omvatten directe uitgaven van het Rijk aan R&D en innovatie
en daarnaast ook als fiscale instrumenten voor R&D en innovatie de Wet Bevordering
Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO), de milieu-investeringsaftrek (MIA) en de Willekeurige
afschrijving milieu-investeringen (Vamil).
2
Op welke manieren (regelingen, subsidies, fiscale maatregelen) wordt door de overheid
sturing gegeven aan de economie?
Antwoord
In algemene zin stuurt de overheid met een stelsel van wet- en regelgeving. Binnen
dit stelsel kan de overheid grofweg op vijf manieren sturing geven aan de economie:
via beprijzing, normering, subsidiering, staatsdeelnemingen en het voeren van begrotingsbeleid.
Een paar voorbeelden hiervan zijn de nationale CO2 heffing, de norm om uiterlijk in 2050 klimaatneutraal te zijn, de Stimuleringsregeling
Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++) en het aandeelhouderschap van
de Nederlandse Spoorwegen.
3
Wat is de verwachting voor de toekomst wat betreft faillissementen?
Antwoord
De Nederlandse economie komt uit een periode waarin de faillissementen historisch
laag waren. Dit was veelal het gevolg van de genomen coronasteunmaatregelen zoals
de NOW (Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid), de TVL (Tegemoetkoming Vaste
Lasten), de Tozo (Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers) en uitstel
van belastingen.
Recentelijk loopt het aantal faillissementen echter weer wat op. Het aantal faillissementen
lag in 2023 (3.271) nog wel lager dan in 2019 (3.792), het laatste volledige jaar
voor de coronacrisis. Er is dus vooralsnog geen directe reden tot zorg.2
De stijging ten opzichte van de crisisjaren kent meerdere oorzaken waaronder de afbouw
van de corona- en energiesteun, hogere financieringskosten door de verhoogde rente,
terugvallende binnen- en buitenlandse vraag en sinds oktober 2022 moeten de uitgestelde
belastingen worden terugbetaald.
Afhankelijk van hoe bovenstaande factoren zich verder ontwikkelen zal het aantal faillissementen
toe of afnemen. Echter, de data laat vooralsnog geen stijging zien ten opzichte van
het structurele groeipad van voor de coronacrisis. Bovendien raamt het CPB voor het
lopende jaar economische groei van 1,1 procent en voor 2025 1,6 procent, wat kan duiden
op herstellende vraag3. Het lijkt dus niet waarschijnlijk dat faillissementen de komende periode structureel
harder zullen stijgen. Belangrijk is wel dat het beeld sterk per sector kan verschillen.
4
Wat is het gevolg voor de winstmarge van ondernemers van de gemiddelde stijging van
cao-lonen?
Antwoord
Op macroniveau geeft de arbeidsinkomensquote een beeld van hoeveel procent van het
totale inkomen naar de productiefactor arbeid gaat, rekening houdend met het toegerekende
loon voor zelfstandigen. Het resterende deel, het deel van het inkomen dat niet naar
arbeid gaat, is het netto exploitatieoverschot (of operationele winst). In andere
woorden, de vergoeding voor inzet van kapitaalgoederen, zoals machines, gebouwen en
immateriële activa. Daarmee is de AIQ een indicator voor de verdeling van het totaal
verdiende inkomen tussen arbeid en kapitaal.4
Op basis van gegevens van het CPB blijkt dat de AIQ van 70% in 2023, langzaam stijgt
naar 71,3% in 2025. Oftewel, het aandeel lonen ten opzichte van het aandeel winsten
zal de komende jaren stijgen. Het ligt voor de hand dat dit komt door de stijgende
cao-lonen. Zo zijn de cao-lonen in 2023 met 5,9% gestegen en raamt het CPB voor 2024
een stijging van 6%.5
Wat de precieze ontwikkeling van de winstmarge zal zijn, laat zich moeilijk voorspellen;
dit hangt sterk samen met de conjuncturele schommelingen. Bovendien zal de winstmarge
ook sterk verschillen tussen sectoren in de economie.
5
Zijn er nog andere redenen te noemen dan de afkoeling van de economie waardoor de
dagproductie van de industrie is afgenomen?
Antwoord
De dagproductie van de industrie en de omzet binnen de industrie nemen af. Het beeld
verschilt echter wel tussen bedrijfstakken en bedrijven binnen die bedrijfstakken.
Voornamelijk binnen de energie-intensieve industrie is de afgelopen kwartalen een
sterke afname te zien in productie, welke mede wordt veroorzaakt door relatief hoge
energiekosten in Nederland. Daarnaast is recentelijk ook de productie in de machine
industrie gestagneerd. Bedrijven binnen de industrie geven hierbij aan dat ze een
tekort aan arbeidskrachten, onvoldoende vraag en het tekort aan productiemiddelen,
materiaal en of ruimte als de belangrijkste belemmeringen ervaren in de bedrijfsvoering
op dit moment. Het beeld verschilt echter ook per bedrijf, ruim 35 procent van de
ondernemers in de industrie ervaart namelijk geen belemmeringen.
6
In hoeverre konden ondernemers de stijging van cao-lonen doorberekenen in hun goederen/diensten?
Antwoord
Het hangt sterk af van de sector en bedrijfstak of ondernemers een loonstijging volledig
kunnen doorberekenen. Op macroniveau zijn de cao-lonen in 2023 hard gestegen met 5,9%
en voor 2024 raamt het CPB een stijging van 6%. Als ondernemers de loonstijging volledig
zouden kunnen doorrekenen, zou de (geraamde) inflatie op of boven dit niveau moeten
liggen. Volgens het CPB is de cpi-inflatie in 2023 gestegen met 3,8%, en voor 2024
ramen ze 2,9%6. Het lijkt er dus op dat de meeste ondernemers de recente en toekomstige cao-loonstijging
niet volledig kunnen doorberekenen. Belangrijk is wel dat de prijzen in de jaren hiervoor
juist sterker stegen dan de lonen. Er lijkt nu dus sprake te zijn van een inhaaleffect.
7
Wat is een mogelijk gevolg voor de economie van de minder harde stijging van de arbeidsproductiviteit
Antwoord
Productiviteitsgroei is van groot belang voor het toekomstig verdienvermogen van de
Nederlandse economie. Op de lange termijn groeit de economie door de groei van het
arbeidsaanbod plus de groei van de arbeidsproductiviteit. Gegeven dat het arbeidsaanbod
de komende jaren niet veel meer stijgt, in verband met vergrijzing, is productiviteitsgroei
de enige manier om op lange termijn door te groeien.
Als de productiviteitsgroei achterblijft betekent dit dat de economische groei zeer
beperkt zal zijn. DNB verwacht uit de meest recente prognose een gemiddelde economische
groei van slechts 0,6% tussen 2026 en 2040, waarvan 0,5 procentpunt productiviteitsgroei
en 0,1 procentpunt groei in het arbeidsaanbod.7
Mindere economische groei betekent dat er minder middelen beschikbaar zijn om maatschappelijke
uitdagingen zoals klimaat, digitalisering, toenemende geopolitieke spanningen en stijgende
zorgkosten het hoofd te bieden.
8
Wat zijn de voornaamste oorzaken dat er in Nederland weinig startups doorgroeien naar
scale-ups?
Antwoord
Wat de doorgroei van startups naar scale-ups betreft doen we het als Nederland niet
goed (Kamerstuk 32 637, nr. 567). Knelpunten die de groei van startups tot scale-ups remmen zijn:
1. Tekort aan ondernemend, digitaal of technisch talent. Door de tekorten op de arbeidsmarkt
slagen Nederlandse startups en scale-ups er onvoldoende in om talent aan te trekken.
Het is voor deze bedrijven met name moeilijk om mensen te vinden voor technische,
digitale en commerciële functies.
2. Toegang tot groeikapitaal. Voor startups en scale-ups is het van belang dat zij alle
fasen van hun groei voldoende toegang tot kapitaal hebben. Ondanks dat we een gestage
groei van het aanbod durfkapitaal zien, blijft toegang tot financiering voor scale-ups
een uitdaging. In het IBO Bedrijfsfinanciering (verwacht aanstaande zomer) wordt hier
nader op ingegaan.
3. Minder marktfocus en internationale ambities: Nederlandse ondernemers hebben minder
groeiambities dan ondernemers in vergelijkbare landen.
9
Zijn er op dit moment verkenningen gaande om de veiligheidstoets investeringen, fusies
en overnames uit te breiden met andere voor Nederland belangrijke sectoren uit te
breiden?
Antwoord
Voor de Wet veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames (vifo) analyseert
EZK nu welke nieuwe technologieën geïdentificeerd moeten worden als sensitief voor
de nationale veiligheid. Om de veiligheidsrisico’s zoveel mogelijk te ondervangen,
wordt een nieuwe algemene maatregel van bestuur (AMvB) voorbereid om deze technologieën
toe te voegen aan de reikwijdte van de Wet vifo.
De bepaling van de reikwijdte en timing van deze uitbreiding van de Wet vifo met nieuwe
technologieën wordt in samenhang bezien met de ontwikkelingen rondom het Europese
Commissie voorstel voor de herziening van de verordening screening buitenlandse directe
investeringen.8
Er wordt naar gestreefd om in het eerste kwartaal 2025 de algemene maatregel van bestuur
(AMvB) voor de uitbreiding van de Wet vifo ter voorhang aan uw Kamer aan te bieden.
10
Is er in 2023 gebruik gemaakt van de Beschermingsvoorziening Economische Veiligheid?
Zo ja, hoe en waarom?
Antwoord
Eind 2023 heeft uw Kamer ingestemd met toekenning van de middelen van in totaal € 100
miljoen voor de Beschermingsvoorziening Economische Veiligheid. Deze is begin 2024
operationeel geworden. In 2023 is er dan ook nog geen gebruik van gemaakt.
11
Hoe draagt de afgesproken 5,7 miljard investering uit het Kennis- en Innovatieconvenant
bij aan de Lissabondoelstelling van 3%?
Antwoord
Het bedrag van 5,7 miljard euro betreft de voorgenomen inzet van publieke en private
partijen voor het jaar 2024 binnen het Kennis- en Innovatieconvenant (KIC) 2024–2027.
Het bedrag is gelijk aan 0,52 procent van het bbp in 2024. Daarmee draagt de inzet
in aanzienlijke mate bij aan de R&D-uitgaven in Nederland. Volgens voorlopige cijfers
van het CBS bedroegen de totale R&D-uitgaven in Nederland 2,30 procent van het bbp
in 2022 (meest recente jaar van waarneming).
De middelen binnen het KIC richten zich op bijdragen aan acht Kennis- en Innovatieagenda’s
(KIA’s) binnen het missiegedreven innovatiebeleid: Klimaat en Energie, Circulaire
Economie, Landbouw, Water & Voedsel, Gezondheid & Zorg, Veiligheid, Sleuteltechnologieën,
Digitalisering en Maatschappelijk Verdienvermogen. Hiermee worden maatschappelijke
uitdagingen geadresseerd en wordt bijgedragen aan het verdienvermogen van Nederland.
De inzet van Nederland op de diverse KIA-gebieden versterkt de concurrentiekracht
van Nederland op kennisintensieve markten. Hierdoor zal de Nederlandse economie op
termijn innovatiever worden. Specifieke aandacht voor valorisatie van kennis en marktcreatie
als speerpunt in het KIC geeft hier een verdere impuls aan. Een analyse van Rathenau
laat zien dat voor het realiseren van de Lissabondoelstelling van 3% veranderingen
in de economische structuur van Nederland nodig zijn.9 Rathenau wijst daarbij op de mogelijkheden die maatschappelijke uitdagingen hiervoor
bieden en geeft ook aan dat gerichte investeringen door de overheid en het bedrijfsleven
daarvoor «onontbeerlijk» zijn. Tot slot is stabiliteit en voorspelbaarheid bij onderzoeks-
en innovatiebeleid een belangrijk uitgangspunt. Door de keuzes in het KIC en de KIA’s
wordt richting en stabiliteit gecreëerd en daarmee bijgedragen aan een stabiel en
voorspelbaar innovatieklimaat.
12
Hoe vaak heeft het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat een mkb-toets uitgevoerd
in 2023?
Antwoord
De MKB-toets is in 2023 in totaal 15 keer uitgevoerd door verschillende departementen.
Hiervan is één toets uitgevoerd op een beleidsdossier van EZK, namelijk de besparingsplicht
in de glastuinbouw. EZK is betrokken bij de opzet en uitvoering van alle rijksbrede
MKB-toetsen.
13
In hoeverre profiteert het mkb van de Kennis- en Innovatieagenda Digitalisering?
Antwoord
Het MKB maakt gebruik van de middelen die in het Kennis- en Innovatiecovenant beschikbaar
zijn voor publiek-private samenwerking. Daarmee kan het MKB in samenwerking met kennisinstellingen,
zoals bijvoorbeeld TNO maar ook universiteiten, oplossingen zoeken voor vraagstukken
die binnen het MKB spelen op het terrein van digitalisering. De Kennis- en Innovatieagenda
(KIA) Digitalisering dient als kader voor inzet van vijf MIT-instrumenten, waarvan
er twee (netwerkactiviteiten en innovatiemakelaars) lopen via TKI-ICT in samenwerking
met de coalities en branche organisaties, en drie lopen er via RVO of provincies (R&D
samenwerkingsprojecten inclusief AI-luik, haalbaarheidsprojecten en kennisvouchers).
Daarnaast wordt de samenwerking met ROM Nederland aangehaald en wordt het MKB betrokken
bij strategische beurzen. Ook zullen MKB’ers soms indirect participeren als toeleverancier
of ingehuurde partij via consortia partners (onderzoeksinstellingen of bedrijven).
14
Zijn er naast de BMKB-groen en BMKB-corona nog meer luiken die interessant kunnen
zijn voor borgstellingskredieten?
Antwoord
Die zijn er. De BMKB kent namelijk vijf verschillende «luiken» waar de BMKB-Groen
er één van is. De luiken verschillen in modaliteiten om zo tegemoet te komen aan de
verschillende wensen voor financiering binnen het diverse MKB landschap. De verschillende
luiken zijn ontstaan in de loop van de tijd naar aanleiding van specifieke knelpunten
en waar een garantie een oplossing voor kon bieden.
Ieder luik verschilt over welk deel van het krediet de Staat een borgstelling op afgeeft
en de hoogte van de provisie. De provisie is het bedrag wat de financier verschuldigd
is aan de Staat in ruil voor de garantstelling. Dit om een kostendekkende regeling
te hebben wat vanuit Europese wetgeving een verplichting is. De BMKB kent de volgende
luiken:
1) BMKB-regulier
• BMKB-krediet is maximaal 50% van het totale krediet.
• De eenmalige provisie afhankelijk van de looptijd is 3,9% tot 5,85% over het BMKB-krediet.
2) BMKB-innovatief
• BMKB-krediet is maximaal 66,7% van het totale krediet.
• De eenmalige provisie afhankelijk van de looptijd is 5,55% tot 8,35% over het BMKB-krediet.
3) BMKB-klein krediet
• BMKB-krediet is maximaal 75% van het totale krediet.
• BMKB-krediet is maximaal € 250.000.
• De eenmalige provisie afhankelijk van de looptijd is 3,9% tot 5,85% over het BMKB-krediet.
4) BMKB-starter
• BMKB-krediet is maximaal 75% van het totale krediet.
• Maximaal € 250.000, daarboven nog de mogelijkheid tot inpassing regulier of innovatief
BMKB.
• Daarboven nog mogelijkheid om reguliere of innovatieve luik te gebruiken.
• De eenmalige provisie afhankelijk van de looptijd is 3,9% tot 5,85% over het BMKB-krediet.
5) BMKB-Groen
• BMKB-krediet is maximaal 75% van het totale krediet.
• Enkel groene investeringen vallen onder dit luik.
• De eenmalige provisie afhankelijk van de looptijd is 2% tot 3% over het BMKB-krediet.
Op het BMKB-krediet geldt een overheidsborgstelling van 90%, per onderneming kan maximaal
€ 1.500.000 BMKB-krediet uitstaan.
De BMKB-corona was een aparte subsidieregeling die naast de BMKB-regeling (en bovengenoemde
luiken) bestond ten tijde van de coronacrisis. Om zo het MKB in een tijd waarin liquiditeitsproblemen
veroorzaakt door de coronacrisis aan voldoende financiering te kunnen helpen. Inmiddels
is de BMKB-corona gesloten. De BMKB-corona staat op de EZK begroting opgenomen daar
er eventuele verliesdeclaraties op de afgegeven borgstellingen mogelijk nog kunnen
optreden.
15
Hoeveel bedrijven moesten de TVL terugbetalen en hoeveel van hen houden zich aan de
terugbetalingsvoorwaarden?
Antwoord
In totaal hebben 58.706 bedrijven TVL moeten terugbetalen of hebben dit al gedaan.
Het overgrote deel van de ondernemers houdt zich aan de terugbetalingsvoorwaarden.
Van het totaalbedrag dat moest worden terugbetaald is inmiddels 74,7% afgerond. Momenteel
hebben 15.070 ondernemers nog een openstaande betalingsregeling. Bij ongeveer 3,3%
van de nog lopende betalingsregelingen is er een betalingsachterstand. Bij 3.980 van
de in totaal 80.680 (4,93%) terugvorderingen is de vordering overgedragen aan de deurwaarder
of CJIB.
16
Hoe kan het dan dat volgens het ATR de kwaliteit van wetgeving voor wat betreft regeldruk
verder verslechterd?
Antwoord
Het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) adviseert Staten-Generaal en kabinet en
ziet toe op een juiste, transparante informatievoorziening zodat het kabinet en Staten-Generaal
onderbouwd kunnen beslissen over regelgeving. ATR kijkt onder andere naar de vraag
of nut en noodzaak van een nieuwe regeling voldoende is onderbouwd. Als dat onvoldoende
kan worden aangetoond dan adviseert ATR doorgaans om de regeling niet in te dienen.
In 2023 is een toename zichtbaar van het dictum 3 advies, «niet indienen tenzij».
Het jaarverslag laat daarnaast de ontwikkeling van de adviezen vanaf 2018 zien, daarin
is zichtbaar dat er regelmatig een verschuiving tussen dicta 2 en 3 zichtbaar is.
In het jaarverslag heeft ATR geen specifieke redenen aangeven voor de verschuiving
van de dicta. Eventueel kan er onderzoek worden verricht naar de redenen achter de
verschuiving van de dicta van ATR.
17
Hoeveel programma’s zijn er die digitalisering bij het mkb te stimuleren en hoeveel
ondernemers maken hier gebruik van?
Antwoord
Op landelijk niveau zijn er verschillende programma's die specifiek het mkb ondersteunen
bij de digitaliseringsopgave.
Instrument
Bereik1 (vanaf/tot nu)
Mijn Digitale Zaak
In 2023 1.132 mkb'ers geholpen.
Digitale Werkplaatsen
Vanaf 2019 10.500 mkb'ers geholpen.
Europese Digitale Innovatie Hubs (EDIH’s)
Vanaf 2023 250 mkb'ers geholpen.
Smart Industry Programma
Vanaf 2022 1000 mkb'ers geholpen.
Mijn Cyberweerbare Zaak
In 2023 268 mkb’ers geholpen.
Subsidieregeling Cyberweerbaarheid
Vanaf 2018 zijn 31 samenwerkingsverbanden ondersteund. Bereik via hun achterban: tienduizenden
mkb’ers.
X Noot
1
De cijfers over bereik zijn niet bij elkaar op te tellen omdat niet geregistreerd
wordt in welke mate ondernemers van verschillende initiatieven gebruik maken. Het
bereik betreft dus niet enkel unieke ondernemers.
Op regionaal niveau ondersteunen de gezamenlijke provincies in 2022 met ongeveer 220
initiatieven de digitalisering van het mkb. Met een geschat bereik van 110.000 ondernemers
(Regioscan, 2023).11 Ook zijn er verschillende innovatieprogramma's, waaruit activiteiten gericht op digitalisering
mkb worden gefinancierd, zoals de WBSO.
18
Hoeveel ondernemers waren er in 2023 betrokken bij de mkb-toets en wat is de verandering
ten opzichte van voorgaande jaren?
Antwoord
Bij elke MKB-toets zijn standaard 5 á 10 ondernemers aanwezig. In totaal hebben rond
de 110 ondernemers deelgenomen aan de verschillende MKB-toetsen in 2023. Het grote
verschil ten opzichte van voorgaande jaren is dat de MKB-toets vaker wordt uitgevoerd
en meer raakt ingebed als vaste gewoonte bij departementen. Ook zijn de equivalenten
van de MKB-toets van VWS en LNV, de zogeheten praktijktoetsen, steeds verder ontwikkeld
geraakt.
19
Waarom is er een onderbesteding in warmtenetten en waar wordt die aan besteed?
Antwoord
De reden dat de uitgaven zo laag zijn, vergeleken bij de aangegane verplichtingen
in 2023, is dat ten tijde van de subsidieverlening, aanvragers maar een klein deel
voorgeschoten kregen van hun totale subsidie. Ze hebben op het moment van de beschikking
namelijk nog geen significante mijlpalen behaald. De mijlpalen in 2024 en verder zullen
leiden tot besteding van de resterend beschikte middelen van de WIS 2023. Op basis
van deze openstelling is ook beter zicht op een realistisch bevoorschottingsritme
voor toekomstige openstellingen van de WIS.
20
Waarom wordt nucleaire veiligheid gefinancierd vanuit het Klimaatfonds?
Antwoord
In het coalitieakkoord is aangegeven dat het beleidsinitiërende departement de kosten
dekt van het departement dat de kosten moet maken voor de uitvoering van het beleid.
Aangezien veiligheid een randvoorwaarde is voor de ontwikkeling van meer kernenergie,
worden deze kosten ook gedekt uit de Klimaatfondsmiddelen voor kernenergie.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
C. Stoffer, voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat -
Mede ondertekenaar
D.S. Nava, griffier