Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
36 449 Vereenvoudiging van de banenafspraak en de quotumregeling voor mensen met een arbeidsbeperking (Wet banenafspraak)
Nr. 6
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 22 mei 2024
I Algemeen
1. Inleiding
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden
hebben naar aanleiding van het voorstel enkele vragen.
De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voorliggende vereenvoudiging van de banenafspraak.
Deze leden hebben nog vragen die zij graag beantwoord zouden zien.
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van voorliggend wetsvoorstel. Deze leden
vinden het van groot belang dat iedereen mee kan doen. Dat betekent dat ook mensen
met een arbeidsbeperking onbelemmerd mee moeten kunnen doen op de arbeidsmarkt en
toekomstperspectief hebben op een baan, waarin zij hun talenten kunnen ontwikkelen.
De leden zijn daarom verheugd met het voorstel om de banenafspraak en de quotumregeling
te vereenvoudigen, met als doel om meer mensen met een arbeidsbeperking aan een baan
te helpen. Zij hebben hierbij nog wel een aantal vragen.
De leden van de NSC-fractie merken op dat uit de laatste kwartaalrapportage (Q2 2023)
blijkt dat 48% van de mensen die in het doelgroepregister banenafspraak staan, niet
betaald aan de slag is. Kan de regering aangeven wat hiervan de oorzaken zijn?
De afgelopen jaren zijn al veel stappen gezet om extra banen voor mensen met een arbeidsbeperking
te realiseren. Werkgevers hebben tot het vierde kwartaal van 2023 86.264 extra banen
gerealiseerd voor mensen uit de doelgroep banenafspraak ten opzichte van eind 2012.
Tegelijkertijd staan er nog te veel mensen met een arbeidsbeperking aan de kant en
heeft nog maar 15 procent van de werkgevers iemand met een arbeidsbeperking in dienst.1 Daaruit blijkt dat een deel van de werkgevers nog terughoudend is met het in dienst
nemen van een persoon met een beperking. Er zijn diverse redenen waarom nog veel mensen
uit de doelgroep banenafspraak aan de kant staan. Eén van die redenen is dat een deel
van de werkgevers niet bekend is met de banenafspraak en de regelingen die er zijn
voor werkgevers.2 Het kabinet probeert op verschillende manieren de aandacht voor de banenafspraak
en het in dienst nemen van mensen met een arbeidsbeperking te vergroten. Dat doet
het kabinet bijvoorbeeld door het subsidiëren van de activiteiten van het project
«op naar de 125.000 banen»3 dat wordt uitgevoerd door Stichting Nederland onderneemt maatschappelijk en door
het delen van goede voorbeelden via de SZW sociale media-kanalen. Een andere reden
waarom nog een aanzienlijk percentage van de mensen met een arbeidsbeperking niet
betaald aan de slag is, is dat werkgevers het systeem van de banenafspraak en quotumregeling
en de bijbehorende financiële instrumenten als complex ervaren. Daarnaast zagen we
dat gedurende de corona-jaren 2020 en 2021 er minder mensen uit de doelgroep in dienst
werden genomen dan de jaren ervoor. Dit heeft de groei van het aantal banen destijds
doen stagneren. Ten slotte zien we dat mensen uit de doelgroep banenafspraak nog minder
vaak een langdurige en duurzame arbeidsrelatie hebben met hun werkgever dan de gemiddelde
werknemer.4 De Nederlandse Arbeidsinspectie doet verder momenteel onderzoek naar de oorzaken
waardoor een deel van de mensen uit het doelgroepregister banenafspraak de afgelopen
jaren niet gewerkt heeft. De resultaten van dit onderzoek worden in juni of juli van
dit jaar verwacht.
Dit wetsvoorstel pakt een aantal van deze oorzaken aan. Bijvoorbeeld door het loonkostenvoordeel
doelgroep banenafspraak (hierna: LKV doelgroep banenafspraak) structureel beschikbaar
te maken waardoor werkgevers worden ondersteund om mensen uit de doelgroep banenafspraak
duurzaam in dienst te nemen. Ook zorgt het afschaffen van de doelgroepverklaring voor
minder administratieve lasten en complexiteit bij werkgevers.
De leden van de fractie van NSC hebben een vraag over inleenverbanden. Vanaf 2015
kwamen veel plaatsingen in het kader van de banenafspraak tot stand dankzij het meetellen
van inleenverbanden: mensen uit het doelgroepregister die via bijvoorbeeld sociaal
ontwikkelbedrijven op een passende plek worden gedetacheerd of via een uitzendbureau
worden uitgeleend. Het laatste anderhalf jaar neemt het aantal/aandeel van deze inleenverbanden
sterk af. Welke acties gaat de regering ondernemen om, voor de groep die hierop is
aangewezen, de banenafspraak op peil te houden via deze inleenverbanden, bijvoorbeeld
bij de overheidswerkgevers?
Werkgevers kunnen via diverse wegen extra banen realiseren voor mensen die tot de
doelgroep banenafspraak behoren. Een mogelijkheid is via inleenverbanden (uitzend
en detacheringen vanuit de Wet sociale werkvoorziening). Het totaal aantal banen dat
werkgevers via inleenverbanden realiseren neemt, na een aanvankelijke stijging, de
afgelopen jaren af en gaat richting het niveau van het totaal aantal banen dat beschikbaar
was voor mensen uit de doelgroep banenafspraak via inleenverbanden tijdens de nulmeting.
Daarom is in de brief van 6 juli 2023 aan de Tweede Kamer een analyse aangekondigd
om meer zicht te krijgen op de redenen en de achterliggende oorzaken van de ontwikkeling
in banen die gerealiseerd worden via inleenverbanden. Uit deze analyse die is uitgevoerd
en waarover uw Kamer via deze weg wordt geïnformeerd, blijkt dat een reden voor de
daling van de inleenverbanden de afgelopen jaren is dat geen sprake is van nieuwe
instroom in Wet sociale werkvoorziening, waardoor de groep mensen met een Wsw-indicatie
langzaam afneemt. Hierdoor neemt ook gelijk het aantal detacheringen van mensen met
een Wsw-indicatie naar reguliere werkgevers af. Ook kan de krapte op de arbeidsmarkt
een verklaring zijn. In tijden van krapte zullen werkgevers hun schaarse krachten
graag willen binden. De daling van de inleenverbanden is een gevolg van de genoemde
redenen. Dit laat onverlet dat werkgevers en werknemer inleenverbanden kunnen benutten
als opstap. De regering blijft zich hiervoor inzetten. Zo blijven sociaal ontwikkelbedrijven
belangrijk voor het bieden van detacheringen aan reguliere werkgevers. Dit heb ik
ook benoemd in mijn brief infrastructuur sociaal ontwikkelbedrijven van 21 december
2023.5
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden vinden het
belangrijk dat iedereen die dat wil, kan deelnemen op de arbeidsmarkt. Dit is niet
alleen belangrijk voor de kwaliteit van leven van het individu, maar ook voor de samenleving
en economie, gezien bijvoorbeeld de krapte op de arbeidsmarkt. De leden zijn daarom
groot voorstander van de banenafspraak, die ervoor moet zorgen dat meer mensen met
een arbeidsbeperking aan het werk kunnen. Zij zijn echter wel teleurgesteld in het
resultaat van de afspraken tot nu toe. Juist de overheid, die hierin een voorbeeldfunctie
zou moeten hebben, voldoet bij lange na niet aan de afspraken. De leden van de D66-fractie
betwijfelen of de voorgestelde wijzigingen er daadwerkelijk toe gaan leiden dat significant
meer mensen met een arbeidsbeperking gaan deelnemen aan de arbeidsmarkt. Wel zijn
deze leden altijd voorstander van het versimpelen en doorontwikkelen van regel- en
wetgeving, het is goed dat daarnaar gestreefd wordt. Wel vragen zij zich af of de
wet nu voldoende verbeterd wordt. Daarom hebben zij vragen bij de voorgestelde wijzigingen.
De leden van de BBB-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel Wet Banenafspraak. Deze leden
zijn van mening dat de maatschappij de verplichting heeft om mensen met een afstand
tot de arbeidsmarkt zoveel mogelijk mee te laten draaien. De banenafspraak past daarbinnen.
Wel vragen zij zich af of met de onderhavige uitbreiding niet een systeem wordt opgetuigd
dat uiteindelijk aan de goede bedoelingen ten onder gaat.
Het is goed om te zien hoe de doelen die eerder gesteld zijn grotendeels worden behaald.
Toch zijn er ook uitdagingen. Cijfers laten zien dat toekomstige doelstellingen onder
druk staan. Met name vanwege vergrijzing is de uitstroom uit de banenafspraak hoger
dan de huidige instroom. De instroom is laag omdat er al veel mensen door middel van
de banenafspraak aan het werk zijn geholpen. Van de resterende groep acht het Uitvoeringsinstituut
Werknemersverzekeringen (UWV) de kans op duurzaam werk kleiner. Er zijn dus minder
geschikte kandidaten dan voorheen. Daarnaast haalt de overheid in tegenstelling tot
reguliere werkgevers haar doelen niet. De leden van BBB-fractie willen ervoor zorgen
dat er komende jaren op dezelfde succesvolle wijze gebruik kan worden gemaakt van
de banenafspraak als voorheen het geval was.
Nieuwe groepen motiveren betekent ook een andere kijk op fiscaliteit. Werken, ook
tegen het wettelijk minimumloon, moet en kan meer gaan lonen. Daarnaast moet ervoor
gezorgd worden dat de doelgroep beperkt blijft tot mensen die aantoonbaar afstand
tot de arbeidsmarkt ondervinden. Wat de leden van de BBB-fractie betreft is dat het
geval bij een lichamelijke of geestelijke beperking. Daarmee wordt de doeltreffendheid
van de banenafspraak beschermd.
Uit het wetsvoorstel maken de leden van de BBB-fractie op dat de regering de volgende
plannen heeft om de banenafspraak te hervormen: werkgevers die uitzonderlijk presteren
krijgen een bonus; er komt een banenafspraak voor alle werkgevers; langer loonkostenvoordeel
(LKV); beperkte verbreding doelgroep. Deze leden hebben op basis van de memorie van
toelichting nog een aantal vragen.
De leden van de BBB-fractie lezen dat werkgevers in de private sector minder mensen
met een arbeidsbeperking in dienst hebben dan overheidswerkgevers. Is er onderzoek
gedaan naar bijvoorbeeld versoepeling van de loondoorbetaling bij ziekte of het ontslagrecht
als stimulans om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen?
Het is niet zo dat werkgevers in de marktsector minder mensen met een arbeidsbeperking
in dienst hebben dan werkgevers in de overheidssector. Het aandeel werkgevers in de marktsector met iemand met een arbeidsbeperking in dienst is wel
lager dan bij de overheid blijkt uit onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau.
Voor werknemers uit de doelgroep banenafspraak is de no-risk polis van toepassing.
Dit betekent dat werkgevers een groot deel van het loon niet hoeven te betalen als
een werknemer die tot de doelgroep banenafspraak behoort ziek uitvalt. De werkgevers
ontvangen van UWV hiertoe een Ziektewetuitkering. Deze uitkering bedraagt het eerste
jaar maximaal 100% en het tweede jaar 70% van het dagloon. De regering heeft geen
signalen dat het ontslagrecht een belemmering is voor werkgevers om mensen met een
arbeidsbeperking aan te nemen. Daarbij moet worden aangemerkt dat een versoepeling
van het ontslagrecht juist voor een kwetsbare groep als mensen met een arbeidsbeperking
kan leiden tot meer stress en onzekerheid in hun leven en minder mogelijkheden om
zeker werk te krijgen.
Op pagina 2 van de memorie van toelichting lezen de leden van de BBB-fractie dat er
een beperkte verbreding komt van de doelgroep banenafspraak. Welke verbreding is dit
precies? Eveneens is er in de memorie van toelichting niet te vinden wat de beperkte
vergroting van de groep precies gaat zijn, op pagina 9 staat dat dit nog niet verwerkt
is in het wetsvoorstel. Wat is precies de reden hiervoor en kan de regering hierover
duidelijkheid verschaffen? De regering heeft eerder aangegeven en geeft aan dat de
doelgroep die verbreed wordt mensen zijn die nu binnen de WIA vallen en niet zelfstandig
het minimumloon kunnen verdienen.6 Er zijn ook mensen in de WW met vergelijkbare eigenschappen, wordt de doelgroep daarnaar
verbreedt? Heeft het bij de verbreding van de doelgroep een rol gespeeld dat dan eerder
voldaan kan worden aan het quotum? Kan de regering een geactualiseerd overzicht geven
met aantallen van mensen die zij verwacht toe te kunnen voegen aan de doelgroep op
basis van deze uitbreiding?
In de brief van 7 juni 2023 heeft het kabinet een beperkte verbreding van de doelgroep
banenafspraak aangekondigd.7 Mensen in de WIA die niet zelfstandig het wettelijk minimumloon kunnen verdienen,
mensen in de Wajong die duurzaam geen arbeidsvermogen hebben die werken bij een reguliere
werkgever, en mensen in de WW die vergelijkbare kenmerken hebben als mensen in de
banenafspraak gaan tot de doelgroep banenafspraak behoren.
Het kabinet realiseert een deel van deze beperkte verbreding van de doelgroep banenafspraak
via nota van wijziging bij voorliggend wetsvoorstel die uw Kamer parallel met de nota
naar aanleiding van het verslag ontvangt. Deze nota van wijziging ziet op de toegang
tot de banenafspraak voor mensen in de Wajong die duurzaam geen arbeidsvermogen hebben
en werken bij een reguliere werkgever en op mensen met een IVA-uitkering die bij wijze
van experiment werken met loondispensatie. Door de al beschikbare informatie en de
beperkte omvang van de groep was het mogelijk om dit deel van de beperkte verbreding
van de doelgroep banenafspraak te realiseren via nota van wijzing. Dit was niet mogelijk
voor de toegang tot de doelgroep banenafspraak voor mensen in de WIA die niet zelfstandig
het wettelijk minimumloon kunnen verdienen en mensen in de WW die vergelijkbare kenmerken
hebben als mensen in de banenafspraak. Hetzelfde geldt voor het beschikbaar stellen
van loonkostensubsidie in de WIA en de WW. Deze wijzigingen worden separaat uitgewerkt
in wetsvoorstellen Wanneer deze wetsvoorstellen gereed zijn voor aanbieding aan uw
Kamer, is niet op voorhand te zeggen. De doorlooptijd is afhankelijk van diverse factoren,
waaronder de nadere uitwerking, het verloop van de afstemming met alle betrokkenen
en aandachtspunten die naar voren komen als het gaat om uitvoerbaarheid van de voorstellen.
Zo gaat het voor het beschikbaar stellen van loonkostensubsidie in de WIA en de WW
om het introduceren van een nieuw instrument in de uitvoering bij UWV. Dit moet zorgvuldig
gebeuren.
De doelgroep banenafspraak wordt verbreed omdat uit onderzoek blijkt dat verschillende
mensen die qua kenmerken en ondersteuningsbehoefte vergelijkbaar zijn met de huidige
doelgroep banenafspraak, daar nu nog buiten vallen.8 Deze mensen krijgen daardoor nu geen of minder ondersteuning, wat de kansen op uitstroom
naar werk vermindert. Met de beperkte uitbreiding van de doelgroep banenafspraak wordt
dit verschil rechtgetrokken. Dit is voor zowel werknemers als werkgevers duidelijker.
Het al dan niet eerder kunnen voldoen aan doelstelling door de overheidswerkgevers
speelt daarbij geen rol. Naar schatting gaat het om een verbreding van in totaal ca. 15.000 personen,
waarvan een deel werkt en een deel (nog) niet. Voor de nota van wijziging op dit wetsvoorstel
gaat het om een verbreding met ca. 1.850 mensen. Ter vergelijking: in het vierde kwartaal
van 2023 vielen er ruim 265.000 mensen onder de banenafspraak.
De beoogde datum van inwerkingtreding van de maatregelen in de nota van wijziging
is 1 januari 2026. Vanwege de benodigde implementatietijd voor UWV is dit alleen haalbaar
als de Eerste Kamer uiterlijk 1 juli 2025 dit wetsvoorstel aanneemt. Mocht dit wetsvoorstel
ná 1 juli 2025 worden aangenomen door de Eerste Kamer dan is de eerstvolgende mogelijke
datum van inwerkingtreding van de beperkte verbreding van de doelgroep banenafspraak
1 januari 2027. De definitieve datum van inwerkingtreding is afhankelijk van de duur
van het parlementaire proces.
De leden van de fractie van de BBB vragen hoe de regering ervoor kan zorgen dat de
banenafspraak in de toekomst wel enkel bedoeld blijft voor mensen met een significante
afstand tot de arbeidsmarkt en niet verwatert tot een algemenere regeling waarbij
de doelgroep te snel wordt verbreed? Ziet de regering op dit moment met deze wetgeving
daar mogelijke risico’s toe ontstaan? Zo nee, waarom niet?
Met de beperkte verbreding van de doelgroep banenafspraak worden mensen aan de banenafspraak
toegevoegd die qua kenmerken en ondersteuningsbehoefte vergelijkbaar zijn met de huidige
doelgroep, maar die om verschillende redenen in het verleden niet zijn opgenomen in
de doelgroep banenafspraak. Het betreft mensen die niet zelfstandig het wettelijk
minimumloon kunnen verdienen, of alleen met een voorziening het minimumloon kunnen
verdienen. Het gaat om een beperkte verbreding om te voorkomen dat de meest kwetsbare
mensen die tot de doelgroep behoren niet meer aan de slag komen. Naar schatting worden
ongeveer 15.000 mensen aan het doelgroepregister toegevoegd, waarvan een deel wel
werkt en een deel (nog) niet. Uit het onderzoek van Panteia blijkt bovendien dat de
kansen op verdringing gering zijn.9 Daarom ziet de regering in deze beperkte uitbreiding van de doelgroep banenafspraak
geen risico op een te algemene verbreding.
De leden van de BBB-fractie vragen hoe de regering het procentuele verschil van respectievelijk
58,8% en 18,8% tussen de tewerkstelling van de doelgroepen in de overheid tegenover
de markt verklaart. Zit de koudwatervrees bij de mogelijkheid dat wanneer het geen
succes wordt de werkgever vastzit aan de loondoorbetaling bij ziekte of dat door het
stringente ontslagrecht de risico’s als te groot ervaren worden? Is er nagedacht over
de mogelijkheid dat wanneer de arbeidsrelatie binnen twee jaar geen succes wordt,
de overheid de loondoorbetaling voor haar rekening neemt? Aangezien de wet onder andere
het doel heeft om het verschil tussen markt en overheid te verminderen, kan het dan
ook gebeuren dat de 58,8% tewerkstelling bij de overheid daalt (zeker wanneer het
percentage bij werkgevers op de markt stijgt)?
De reden voor het verschil in aandeel werkgevers dat mensen met een arbeidsbeperking
in dienst heeft tussen de overheidssector en marktsector komt waarschijnlijk doordat
relatief veel organisaties in de overheidssector grote organisaties zijn. Dit blijkt
uit het onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) «arbeidsmarkt in kaart,
werkgevers editie 4».10 Als het aandeel werkgevers uit de markt dat mensen met een arbeidsbeperking in dienst
heeft toeneemt, hoeft dat niet te betekenen dat het aandeel werkgevers bij de overheid
dat mensen met een arbeidsbeperking in dienst neemt afneemt. Dit omdat nog niet alle
mensen die tot de doelgroep banenafspraak behoren aan de slag zijn.
Uit onderzoek van het SCP blijkt ook dat een deel van de werkgevers bereid is om extra
inspanningen te doen om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen. Het gaat
dan vooral om fysieke aanpassingen en het voorbereiden van leidinggevenden en collega’s.
Werkgevers geven in dit onderzoek aan vooral behoefte te hebben aan regelingen om
ziekteverzuim af te wenden. Voor werkgevers die mensen uit de doelgroep banenafspraak
in dienst hebben is de no-risk polis van toepassing. Dit betekent dat werkgevers een
groot deel van het loon niet hoeven te betalen als een werknemer die tot de doelgroep
banenafspraak behoort ziek uitvalt.
De werkgever ontvangt van UWV hiertoe een Ziektewetuitkering. Deze uitkering bedraagt
het eerste jaar maximaal 100 procent en het tweede jaar 70 procent van het dagloon.
Ondertussen betaalt de werkgever het loon door. De werkgever mag de uitkering aanwenden
voor de loondoorbetaling. De regering heeft geen signalen dat het ontslagrecht een
belemmering is voor werkgevers om mensen met een arbeidsbeperking aan te nemen.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden zijn blij dat de regering met
het indienen van deze wet het doel onderschrijft dat vereenvoudiging van de wettelijke
regeling van belang is.
De leden van de CDA-fractie lezen dat in de afgelopen jaren al veel stappen gezet
zijn om extra banen voor mensen met een arbeidsbeperking te realiseren bij reguliere
werkgevers. Werkgevers hebben tot eind 2022 gezamenlijk 81.117 extra banen gerealiseerd.
Dit is ontzettend waardevol voor de mensen die nu via deze weg aan het werk zijn.
Tegelijkertijd zijn de afgesproken aantallen op macroniveau vanaf 2020 niet gerealiseerd.
Wat is de reden dat de afgesproken aantallen niet gerealiseerd zijn?
De regering ziet dat er afgelopen jaren al veel stappen zijn gezet om extra banen
voor mensen met een arbeidsbeperking te realiseren. Werkgevers hebben tot het vierde
kwartaal van 2023 86.264 extra banen gerealiseerd voor mensen uit de doelgroep banenafspraak
ten opzichte van eind 2012. Dit is ontzettend waardevol en het kabinet is met name
marktwerkgevers daar zeer erkentelijk voor. Tegelijkertijd staan er nog te veel mensen
met een arbeidsbeperking aan de kant en worden de afgesproken aantallen op landelijk
niveau daardoor al een aantal jaar niet gehaald. Daarnaast heeft nog maar 15 procent
van de werkgevers iemand met een arbeidsbeperking in dienst.11 Daaruit blijkt dat een deel van de werkgevers nog terughoudend is met het in dienst
nemen van een persoon met een beperking. Zoals ook benoemd in reactie op een van de
vragen van de leden van de fractie van NSC zijn er diverse redenen waarom nog veel
mensen uit de doelgroep banenafspraak aan de kant staan. Eén van die redenen is dat
een deel van de werkgevers niet bekend zijn met de banenafspraak en de regelingen
die er zijn voor werkgevers.12 Ook zien we dat werkgevers het systeem van de banenafspraak en quotumregeling en
de bijbehorende financiële instrumenten als complex zien. Daarnaast zagen we dat gedurende
de corona-jaren 2020 en 2021 er minder mensen uit de doelgroep in dienst werden genomen
dan de jaren ervoor. Dit heeft de groei van het aantal banen destijds doen stagneren.
Ten slotte zien we dat mensen uit de doelgroep banenafspraak nog minder vaak een langdurige
en duurzame arbeidsrelatie hebben met hun werkgever dan de gemiddelde werknemer.13 De Nederlandse Arbeidsinspectie doet verder momenteel onderzoek naar de oorzaken
waardoor een deel van de mensen uit het doelgroepregister banenafspraak de afgelopen
jaren niet gewerkt heeft. De resultaten van dit onderzoek worden in de eerste helft
van dit jaar verwacht.
Dit wetsvoorstel pakt een aantal van deze oorzaken aan. Bijvoorbeeld door het LKV
doelgroep banenafspraak structureel beschikbaar te maken waardoor werkgevers worden
ondersteund om mensen uit de doelgroep banenafspraak duurzaam in dienst te nemen.
Ook zorgt het afschaffen van de doelgroepverklaring voor minder administratieve lasten
en complexiteit bij werkgevers.
Deze leden van de fractie van het CDA zien dat de markt het beter doet dan de overheid.
Wat gaat de regering doen om zo spoedig mogelijk alsnog de afgesproken aantallen te
realiseren ook in het licht van de voorbeeldfunctie die de overheid heeft?
Het is evident dat de overheid een voorbeeldfunctie heeft bij het realiseren van banen
binnen de banenafspraak. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
zet zich als coördinerend bewindspersoon voor de overheid ervoor in dat de overheid
banen blijft realiseren voor mensen die tot de doelgroep banenafspraak behoren. Er
zijn diverse knelpunten die per sector en per organisatie binnen de overheid verschillen.
Door deze onderlinge verschillen is het uitdagend om in concrete zin één set aan maatregelen
voor te schrijven die de banenafspraak bij de overheid verder gaat brengen. Daarom
worden per sector binnen de overheid verschillende maatregelen ingezet om meer banen
te realiseren voor mensen die tot de doelgroep banenafspraak behoren.
Een voorbeeld hiervan is de inzet voor de sector Rijk. Jaarlijks wordt u door de Staatssecretaris
van BZK geïnformeerd over de voortgang van de banenafspraak bij de sector Rijk. De
laatste brief dateert van 20 december 2023.
In deze brief wordt er teruggegrepen op de voortgang en activiteiten in het afgelopen
jaar. Zo werden er in het derde kwartaal van 2023 in totaal 4.387 banen van de beoogde
5.688 banen gerealiseerd. Dit brengt het Rijk op een realisatiepercentage van 77%
ten opzichte van de doelstelling van het Rijk. Desondanks is er bewustwording binnen
het Rijk dat er nog een slag moet worden gemaakt. Om een extra impuls te geven aan
de Banenafspraak binnen het Rijk, zijn eind 2022 aanvullend twee extra maatregelen
aangekondigd. Dit gaat om centrale financiering en het opbouwen van een Netwerkorganisatie
met focus op Social Return. In 2023 is bij een aantal ministeries gebleken dat door
met een centraal budget te werken, het realiseren van banen verder op gang kan worden
gebracht. De centrale financieringsconstructie houdt namelijk in dat organisatieonderdelen
van een ministerie naar rato van hun eigen opgave een bijdrage leveren aan een centrale
financiering binnen het eigen ministerie. Het voordeel hiervan is dat de middelen
geoormerkt zijn en op een centrale plek efficiënt kan worden gekeken waar nog banen
gerealiseerd kunnen worden vanuit het centrale budget. Bovendien kunnen organisatieonderdelen
die minder mogelijkheden hebben om in de eigen organisatie banen te realiseren zo
ook bijdragen aan de centrale opgave. Ook de Netwerkorganisatie is inmiddels van start
gegaan. De Rijksoverheid heeft jaarlijks namelijk minimaal 130 miljoen aan Social
Return-verplichtingen uitstaan bij leveranciers. Het doel is om met een gebundelde
leveranciersaanpak de impact te vergroten als het gaat om de maatschappelijke opgave
om de afstand tot de arbeidsmarkt voor onder andere mensen die tot de doelgroep banenafspraak
behoren te verkleinen.
In de voortgangsbrief Banenafspraak Rijk14 is eind 2023 een hernieuwde focus voor de banenafspraak binnen het Rijk aangekondigd.
De hernieuwde focus ziet toe op drie thema’s. Ten eerste gaat het om het inrichten
van een adequate begeleidingsstructuur voor mensen uit de doelgroep banenafspraak
die aan de slag gaan bij de overheid. Dit onder meer door het breder aanstellen van
interne jobcoaches. Ten tweede bestaat de hernieuwde focus uit het inventariseren
van kansrijke domeinen in samenwerking met Binnenwerk. Dit door onder andere intensief
gesprekken te voeren met grote overheidswerkgevers om te komen tot werkzaamheden die
op grote schaal door Binnenwerk kunnen worden uitgevoerd. Tot slot betreft de hernieuwde
focus het aanscherpen van de kwaliteit en duurzaamheid van de gerealiseerde banen.
Jaarlijks informeert het kabinet uw Kamer tevens over de voortgang van de banenafspraak
bij de overheidssectoren en de ontwikkelingen in de werkagenda’s die alle overheidssectoren
opstellen. Zoals afgesproken in het bestuurlijk akkoord in 2019 benoemen de overheidssectoren
jaarlijks in hun werkagenda’s concrete acties en plannen om banen te realiseren voor
de doelgroep banenafspraak. Recente maatregelen zijn bijvoorbeeld een routekaart voor
het primair onderwijs, het opnemen van de inzet en voortgang op de banenafspraak in
de jaarverslagen in het primair en voorgezet onderwijs, het delen van ervaringen en
goede voorbeelden tussen sectoren via dossierhoudersoverleggen, en de bestuurlijke
gesprekken die afgelopen jaar hebben plaatsgevonden met alle overheidssectoren.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de regering het opheffen van het onderscheid
tussen markt en overheid afhankelijk maakt van realisaties bij de overheid. Dit betekent
dat de regering het nieuwe stelsel van de banenafspraak pas in werking laat treden
wanneer realisaties bij de overheid daartoe aanleiding geven. Wat betekent dit concreet?
Wanneer is er voldoende aanleiding?
Het opheffen van het onderscheid tussen markt en overheid heeft als voordeel dat de
focus niet meer ligt op tellen waar welke baan meetelt en dat het mogelijk wordt om
via samenwerking (extra) banen te realiseren. Dit kan tot nieuwe energie leiden om
banen in samenwerking tussen overheid en marktsector te realiseren. Deze nieuwe energie
is hard nodig gezien de stagnatie in het aantal gerealiseerde banen voor mensen die
tot de doelgroep banenafspraak behoren. Het gaat er niet meer om waar iemand werkt
maar dat iemand werkt. Dat meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk zijn
en gaan is tenslotte het overkoepelende doel van de banenafspraak.
Tegelijkertijd is de regering er zich van bewust dat het opheffen van het onderscheid
tussen markt en overheid de indruk kan wekken dat de overheid de opgave van de banenafspraak
voor zichzelf gemakkelijker maakt. Voor de regering is en blijft zonneklaar, ook bij
het opheffen van het onderscheid tussen markt en overheid, dat overheidswerkgevers
zich volop blijven inzetten voor het realiseren van extra banen. Niet alleen banen
via inkoop van diensten of SROI, maar ook banen waarbij de overheid direct de werkgever
is. In ieder geval zullen de realisaties van de overheid na opheffing gemonitord blijven
worden. Als uit deze monitoring blijkt dat de overheid sterk achterblijft ten opzichte
van de doelstelling dan zal er met alle betrokkenen naar passende maatregelen worden
gezocht. De timing van het opheffen van het onderscheid tussen markt en overheid stelt
de regering dus voor een dilemma.
Voorstel van de regering is om het onderscheid tussen markt en overheid in ieder geval
te behouden tot het ingroeipad van de huidige banenafspraak eind 2025 afloopt. Daarna
kan de balans worden opgemaakt over de gehele periode van het ingroeipad van zowel
markt als overheid en wordt zichtbaar in hoeverre de extra inspanningen die de overheid
levert tot resultaat hebben geleid. Het besluit om het onderscheid op te heffen kan
dan worden gemaakt met die informatie, tezamen met eventuele extra voorstellen die
bijdragen aan de groei van het aantal banen voor de banenafspraak. Ook de keuzes die
gemaakt worden voor de banenafspraak na 2025 zijn hierbij van belang. De resultaten
van de banenafspraak in 2025 zijn in juli 2026 bekend. Op basis van deze resultaten
maakt de regering in overleg met de Tweede Kamer, sociale partners, overheidswerkgevers
en gemeenten de balans op. Dit betekent dat het onderscheid tussen markt en overheid
op zijn vroegst per 2027 komt te vervallen.
De leden van de CDA-fractie zijn blij met de ambitie van 125.000 banen, maar zijn
er voldoende kandidaten om deze baankansen in te vullen? Er zijn blijkbaar op dit
moment zo’n 130.000 mensen uit de doelgroep die wel opgenomen zijn in het doelgroepregister
maar niet aan het werk zijn. Toch slagen gemeenten en UWV er niet in om voldoende
kandidaten aan werkgevers voor te stellen, zo lezen deze leden. Dit geldt ook voor
instroombanen waar geen of vrijwel geen vaardigheden vooraf voor worden gevraagd.
Herkent de regering dit? En welke inspanningen gaat de regering verrichten om beter
in beeld te krijgen welke vaardigheden mensen hebben en te zorgen dat werkgevers ook
dat inzicht krijgen zodat matching beter en efficiënter wordt?
De regering herkent de signalen van werkgevers dat er in bepaalde situaties onvoldoende
kandidaten uit de doelgroep banenafspraak beschikbaar zijn om aan de slag te gaan.
Daarom heeft het kabinet in de brief van 7 juni 2023 aangekondigd dat werkgevers en
de uitvoering voornemens zijn om nieuwe afspraken te maken om de matching verder te
verbeteren zodat de kansen op werk van mensen die tot de doelgroep banenafspraak behoren
toenemen.15 Het gaat om een project dat begin 2024 is gestart en is gericht op het uitbreiden
en verbeteren van de communicatie richting werkgevers over de beschikbaarheid van
instrumenten die ondersteunen. Ook gaan gemeenten en werkgevers elkaars expertise
beter benutten om nieuwe aanpakken te introduceren om voor meer mensen die tot de
doelgroep banenafspraak behoren te kijken wat hun talenten zijn en waar kansen liggen
om aan de slag te gaan bij werkgevers. Arbeidsmarktregio’s kunnen deelnemen aan het
project. Stichting Nederland Onderneemt Maatschappelijk ondersteunt de arbeidsmarktregio’s
bij de uitvoering van het project. Deze stichting voert in opdracht van SZW het project
«Op naar de 125.000 banen» uit. Op basis van de evaluatie van het project zal het
kabinet besluiten over het al dan niet breder inzetten van deze aanpak. De beschikbaarheid
van kandidaten is van cruciaal belang voor het realiseren van de afgesproken aantallen.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden hebben nog enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben hierover nog
enkele vragen.
De leden van de SGP-fractie delen de gedachte dat juist op deze krappe arbeidsmarkt
er kansen liggen om mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen. Hoe wil
de regering hier invulling aan geven? Welke ambities heeft de regering op dit punt?
In hoeverre en op welke wijze sluit dit wetsvoorstel hierbij aan?
Er is op dit moment volop werk. Dat biedt mensen kansen, ook voor mensen met een arbeidsbeperking.
De ambitie van de regering is om deze kansen te benutten en heeft dat bijvoorbeeld
gedaan met de wet Breed offensief. Daarmee zijn verbeteringen aangebracht in het instrument
loonkostensubsidie, zijn er meer waarborgen voor ondersteuning op maat en is er een
nieuwe vrijlating voor mensen met een arbeidsbeperking die in deeltijd met loonkostensubsidie
werken en daarnaast aanvullende bijstand ontvangen. Daarnaast is in het wetsvoorstel
Participatiewet in balans een maatregel opgenomen om de bijverdiengrenzen te verruimen.16 Via de regionale mobiliteitsteams kunnen gemeenten en UWV kansen voor mensen met
een arbeidsbeperking op deze krappe arbeidsmarkt benutten. Ook kunnen technologieën
zoals tools voor hybride werken en exoskeletten de arbeidsmarkt toegankelijker maken.
Een exoskelet kan bijvoorbeeld ondersteuning bieden aan een lichaamsdeel waardoor
spieren minder kracht hoeven te leveren. Dit is nuttig voor sommige mensen met een
arbeidsbeperking en het kan de mismatch verminderen. Naar aanleiding van het amendement
De Kort c.s. is hier bij de SZW begrotingsbehandeling 2024 vijf miljoen euro extra
voor vrij gemaakt17.
Dit wetsvoorstel is in lijn met de ambitie van de regering om de kansen die de krapte
op de arbeidsmarkt biedt te benutten. Met het wetsvoorstel kunnen de mogelijkheden
om banen te realiseren via samenwerking op termijn toenemen en wordt de quotumregeling
uitvoerbaar. Als de quotumregeling wordt geactiveerd, kan de bonus voor werkgevers
een extra stimulans zijn om banen te realiseren. Ook wordt de manier waarop werkgevers
gebruik kunnen maken van het loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak vereenvoudigd.
Het doel is dat meer mensen met een arbeidsbeperking aan de slag gaan door werkgevers
meer mogelijkheden te geven om banen te realiseren. Daarvoor is en blijft meer nodig
dan de maatregelen in voorliggend wetsvoorstel. Het toewerken naar een volledig inclusieve
arbeidsmarkt vergt voortdurende inzet van alle partijen. Daarom blijft het kabinet
in gesprek met De Werkkamer, UWV én met mensen die binnen de doelgroep horen of daartoe
willen horen. Alle input en ervaringen zijn zeer waardevol. Ook als het gaat om de
verkenning van maatregelen voor in de toekomst, na 2026. De banenafspraak is en blijft
van belang om ervoor te zorgen dat steeds meer mensen met een arbeidsbeperking werken
bij een reguliere werkgever.
De leden van de SGP-fractie constateren dat de einddatum van de banenafspraak nadert.
Kan de regering aangeven of 2026 het eindstation van de banenafspraak is, of dat er
een vervolg aan wordt gegeven? En als dat laatste het geval is, welke ambitie heeft
het Rijk hierin als wetgever en werkgever? Kan de regering aangeven wat dit betekent
voor de monitoring van het nakomen van de huidige afspraken?
Het jaar 2026 is niet het eindstation van de banenafspraak. Wel eindigt dan het ingroeipad
voor de 125.000 banen. Daarna loopt de banenafspraak gewoon door, dus blijven de overheid-
en marktsector verantwoordelijk voor de realisaties van deze banen. De ambitie van
het kabinet is dat er zoveel mogelijk banen gerealiseerd worden voor mensen met een
arbeidsbeperking. In de Kamerbrief van 7 juni 202318 is aangekondigd dat het kabinet aan de slag gaat met het verkennen van maatregelen
voor de langere termijn. Daarbij is aangegeven dat de ondersteuningsbehoefte van mensen
meer centraal zou moeten komen te staan. Uw Kamer zal voor de zomer worden geïnformeerd
over de voortgang van dit traject.
Het realiseren van duurzame en kwalitatief goede banen voor de doelgroep banenafspraak
is en blijft een belangrijke maatschappelijke opgave waarvoor de overheid als werkgever
zich blijft inzetten. Als werkgever heeft het Rijk de ambitie om zoveel mogelijk duurzame
banen te realiseren voor mensen met een arbeidsbeperking. In het derde kwartaal van
2023 werden in totaal 4.387 banen van de beoogde 5.688 banen gerealiseerd. Dit betekent
een realisatiepercentage van 77 procent ten opzichte van de uiteindelijke doelstelling
voor het Rijk. De monitoring van de realisatiecijfers van het Rijk vindt jaarlijks
plaats. De meest recente brief hierover dateert van 20 december 2023.19 Ook wanneer het onderscheid tussen markt en overheid wordt opgeheven zal er apart
gemonitord worden voor markt en overheid afzonderlijk.
De leden van de SGP-fractie constateren dat het aandeel werkgevers in de marktsector
dat iemand uit de doelgroep banenafspraak in dienst heeft relatief beperkt is, namelijk
18,3%. Hoe wil de regering in deze sector gaan stimuleren dat dit aandeel toeneemt?
Het kabinet zet in op het verhogen van het aandeel werkgevers in de marktsector die
mensen met een arbeidsbeperking in dienst hebben. Bijvoorbeeld door de activiteiten
van het project «op naar de 125.000 banen» te subsidiëren, die worden uitgevoerd door
Stichting Nederland onderneemt maatschappelijk20. Binnen dit project worden veel bijeenkomsten georganiseerd met werkgevers om ervaringen
te delen en om werkgevers te enthousiasmeren om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt
in dienst te nemen. Ook zijn er allerhande toolkits ontwikkeld om werkgevers te ondersteunen.
In de maand november heeft de stichting opnieuw de «maand van de 1.000 voorbeelden»
georganiseerd. Al een aantal jaren staat de maand november in het teken van de banenafspraak
en dit jaar was het overkoepelende thema «Kies de Banenafspraak».
De voorgestelde vereenvoudiging van het stelsel van de banenafspraak en de quotumregeling
moet ook bijdragen aan het verhogen van het aandeel werkgevers dat mensen met een
arbeidsbeperking in dienst heeft.
Met het wetsvoorstel kunnen de mogelijkheden om banen te realiseren via samenwerking
op termijn toenemen en wordt de quotumregeling uitvoerbaar. Als de quotumregeling
wordt geactiveerd, kan de bonus voor werkgevers een extra stimulans zijn om banen
te realiseren. Ook wordt de manier waarop werkgevers gebruik kunnen maken van het
loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak vereenvoudigd. Het doel is dat meer mensen
met een arbeidsbeperking aan de slag gaan door werkgevers meer mogelijkheden te geven
om banen te realiseren. Zoals eerder ook benoemd is en blijft meer nodig dan de maatregelen
in voorliggend wetsvoorstel. Ook om het aandeel werkgevers dat iemand uit de doelgroep
banenafspraak in dienst heeft te verhogen.
De leden van de SGP-fractie is ter ore gekomen dat de regering de doelgroep banenafspraak
wil verbreden. Deze leden vinden dan ook dat de lat evenredig omhoog moet. Hoe staat
de regering tegenover het verhogen van de doelstelling?
De banenafspraak is vastgelegd in het Sociaal Akkoord van 201321. De regering kan en wil deze afspraak niet eenzijdig aanpassen. De regering kiest
er, na overleg met sociale partners, op dit moment niet voor om de doelstelling voor
de banenafspraak te verhogen. Het gaat bij de beperkte verbreding van de doelgroep
banenafspraak namelijk om relatief beperkte aantallen. Naar schatting gaat het om
15.000 personen, waarvan een deel al werkt en mogelijk al aan de slag was ten tijde
van de nulmeting. Ter vergelijking: in het vierde kwartaal van 2023 behoorden ruim
265.000 mensen tot de doelgroep van de banenafspraak. Het kabinet zal de gevolgen
van de voorgestelde beperkte verbreding van de doelgroep banenafspraak voor de metingen
en de nulmeting in kaarten brengen. Dit is onder meer van belang omdat een deel van
de mensen die door de voorgestelde beperkte verbreding van de doelgroep toegang krijgt
tot de banenafspraak al werkt.
Voor de banenafspraak wordt jaarlijks in kaart gebracht hoeveel banen werkgevers hebben
gerealiseerd voor de doelgroep banenafspraak en om hoeveel extra banen het gaat ten
opzichte van de nulmeting. Per onderdeel van de beperkte verbreding van de doelgroep
banenafspraak worden daarom de gevolgen voor de nulmeting bekeken.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel tot wijziging van de
banenafspraak. De leden van de ChristenUnie-fractie zien de banenafspraak als een
cruciaal instrument om meer banen te realiseren voor mensen met een arbeidsbeperking.
Deze leden hebben nog enkele vragen over het wetsvoorstel.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de regering in juni 2023 heeft aangekondigd
de doelgroep voor de banenafspraak te verbreden.22 Dit vergt een wetswijziging maar is niet in deze wetswijziging opgenomen. De leden
van de ChristenUnie-fractie vragen wanneer de regering verwacht deze wetswijziging
in te kunnen dienen temeer omdat de regering schrijft dat zij voornemens is om de
doelgroep voor de banenafspraak uit te breiden alvorens deze wet in werking treedt.
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op een vergelijkbare
vraag van de leden van de fractie van de BBB op p. 3 van dit verslag.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat uit de laatste kwartaalrapportage van
het UWV blijkt dat bijna de helft van de mensen die in het doelgroepregister banenafspraak
staan, niet betaald aan de slag is. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wat
de ambitie van de regering is om het percentage mensen met een betaalde baan te verhogen.
De ambitie van de regering is dat mensen met een arbeidsbeperking die kunnen werken
aan de slag gaan bij een reguliere werkgever. De ambitie van de regering is dan ook
om het percentage mensen met arbeidsbeperking met een betaalde baan te verhogen. Het
aandeel werkenden met een arbeidsbeperking is circa 50 procent, zo blijkt uit UWV
Monitor arbeidsparticipatie 2023. Voor de totale Nederlandse bevolking ligt dit percentage
met ca. 75 procent een stuk hoger blijkt uit dezelfde monitor. De regering streeft
ernaar om het percentage van 75 procent ook te bereiken voor mensen met arbeidsbeperking.
2. Aanleiding voor de vereenvoudiging van de banenafspraak en quotumregeling
De leden van de D66-fractie horen graag van de regering waarom de overheid er niet in slaagt aan haar voorbeeldfunctie
te voldoen. Ook zijn deze leden benieuwd naar hoe deze wetswijziging ervoor gaat zorgen
dat de overheid wel aan haar doelstelling kan en gaat voldoen, en of de regering nu
vertrouwen heeft dat deze doelstelling behaald zal worden?
De overheid heeft de afgelopen jaren hard gewerkt aan het realiseren van zoveel mogelijk
banen binnen de banenafspraak. Deze inspanningen hebben geleid tot extra banen, zoals
bijvoorbeeld de honderden banen die vanuit het Rijk via Binnenwerk23 zijn gerealiseerd, onder andere op het gebied van gebouwassistentie, archiefbewerking
en bos- en natuurbeheer (in samenwerking met Staatsbosbeheer). Echter, het realiseren
van duurzame en kwalitatief goede banen voor deze doelgroep vraagt om een blijvende
focus. Er zijn ook diverse knelpunten, die per organisatie binnen de overheid verschillen.
Het gaat bijvoorbeeld over de aard van de werkzaamheden en de wettelijke eisen waaraan
personeel dient te voldoen. Bijvoorbeeld binnen het onderwijs omvat het grootste deel
van de formaties van scholen in het funderend en middelbaar beroepsonderwijs onderwijzend
personeel, dat over een lesbevoegdheid dient te beschikken. Mensen uit de doelgroep
banenafspraak zijn doorgaans niet lesbevoegd. Binnen het Rijk zijn er verschillende
werkprocessen waar plaatsingen zelden mogelijk zijn, omdat de specifieke werkomstandigheden
dit nauwelijks toelaten. Bijvoorbeeld bij de Dienst Justitiële Inrichtingen, waar
medewerkers te maken hebben met veiligheidsrisico’s in de omgang met gedetineerden.
Daarnaast zijn er binnen de overheid veel kennisgedreven werkzaamheden en is het creëren
van banen met meer praktische werkzaamheden een uitdaging, onder andere omdat deze
werkzaamheden veelal zijn uitbesteed aan de markt. Ook is de afgesproken doelstelling
voor de overheid ambitieuzer dan voor de markt: de overheidssector is goed voor minder
dan 15 procent van het totaal aantal verloonde uren in Nederland en neemt 20 procent
van het totale target voor haar rekening (namelijk 25.000 van de 125.000).24 Zie ook de Kamerbrieven van 20 december 202325 over de voortgang banenafspraak voor de ervaringen en knelpunten bij het realiseren
van banen binnen de overheid.
Ondanks de genoemde uitdagingen moet en blijft de overheid zich inzetten voor het
realiseren van extra banen voor mensen die tot de doelgroep banenafspraak behoren.
Dat dit effect heeft blijkt onder meer uit de toename van het aantal extra banen die
de overheid heeft gerealiseerd in 2022 ten opzichte van 2021 via formele dienstverbanden.
Dat is een positieve ontwikkeling. Ook zien we dat er de afgelopen jaren veel banen
zijn gerealiseerd in de samenwerking tussen de markt- en overheidssector. Door middel
van gerichte inkoop en SROI-verplichtingen worden veel banen gerealiseerd binnen de
banenafspraak. Deze banen worden gefinancierd door de overheid maar tellen mee bij
de markt. Onderzoek wijst uit dat het hier gaat om een substantieel aantal banen.26 Door het onderscheid op te heffen kunnen er mogelijk nog meer banen worden gerealiseerd
binnen deze samenwerking. Zo helpt het opheffen met het realiseren van meer banen
binnen de banenafspraak en draagt daarmee bij aan de maatschappelijke opgave. Het
gaat er dan niet meer om waar iemand werkt maar dat iemand werkt. Overigens blijft
de overheid ook verantwoordelijk voor het zelf in dienst nemen van voldoende mensen
uit de doelgroep banenafspraak, daarom blijft het kabinet ook na inwerkingtreding
van het wetsvoorstel ook apart monitoren voor beide sectoren.
Ook wat betreft de marktsector hebben de leden van de fractie van D66 twijfels bij
de effectiviteit van de wetgeving. Zo blijkt uit evaluatie van Panteia dat de gunstige
conjunctuur een veel grotere invloed heeft gehad op de baankansen van mensen met een
arbeidsbeperking, dan de wet zelf. Hoe kijkt de regering naar deze resultaten?
De regering is ervan overtuigd dat de banenafspraak een belangrijk instrument is om
werkgevers te stimuleren mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen. Er zijn
tot het vierde kwartaal van 2023 86.264 extra banen gerealiseerd ten opzichte van
2012 voor de doelgroep. Dat is voor de mensen die aan het werk zijn gegaan enorm waardevol.
Uit de evaluatie van de banenafspraak in 2019 blijkt dat deze groei van het aantal
banen ook gepaard gaat met een stijging van de kansen op het vinden van werk voor
mensen in de Participatiewet, ex-leerlingen van het voortgezet speciaal onderwijs
en praktijkonderwijs en mensen in de Wajong.27 Alleen voor mensen in de Wet sociale werkvoorziening nam de kans op werk iets af.
Ook laat de evaluatie zien dat de banenafspraak ertoe heeft geleid dat de bekendheid
voor het onderwerp is toegenomen en dat de banenafspraak een positief effect heeft
op het draagvlak onder werkgevers om met mensen met een arbeidsbeperking te werken.
Daarnaast lieten de corona-jaren 2020 en 2021 zien dat er weliswaar minder mensen
met een arbeidsbeperking in dienst werden genomen, maar dat mensen uit de doelgroep
banenafspraak niet vaker werden ontslagen dan de jaren ervoor. Dat laat zien dat ook
in economisch mindere tijden werkgelegenheid voor de doelgroep behouden blijft.
Het baart de leden van de D66-fractie zorgen dat, zelfs als het conjunctureel meezit,
de doelstelling niet behaald wordt. In dat kader maken deze leden zich grote zorgen
om de positie van mensen met een arbeidsbeperking bij een eventuele volgende recessie
of crisis. Als de huidige instrumenten ineffectief zijn om mensen met een beperking
aan een baan te helpen en als deze mensen alleen aan een baan komen als de economie
gunstig is, hoe denkt de regering de arbeidsmarktpositie van deze mensen te borgen
bij een conjuncturele omslag?
Door de nieuwe quotumregeling worden administratieve lasten voor werkgevers beperkt
en wordt samenwerking tussen markt en overheid makkelijker gemaakt. Zo nemen de administratieve
lasten af doordat het niet langer nodig is om een doelgroepverklaring aan te vragen
om in aanmerking te komen voor het LKV doelgroep banenafspraak. Daarnaast is als de
quotumregeling wordt geactiveerd niet langer sprake van een administratief belastende
inleenadministratie om te registeren waar mensen uit de doelgroep banenafspraak werken
die gedetacheerd werken of via een uitzendrelatie. Verder krijgen werkgevers meer
duurzame ondersteuning als zij mensen uit de doelgroep banenafspraak in dienst nemen
door het structureel maken van het LKV doelgroep banenafspraak. Hoewel een economische
mindere tijd ook gevolgen zal hebben voor de baankansen van mensen uit de doelgroep
banenafspraak, verwacht de regering niet dat dit direct zal leiden tot veel ontslagen.
In de corona-jaren was namelijk zichtbaar dat er weliswaar minder mensen met een arbeidsbeperking
in dienst werden genomen, maar dat mensen uit de doelgroep banenafspraak niet sneller
hun baan verloren als daarvoor. Tegelijkertijd ziet de regering dat er meer nodig
is om mensen met een arbeidsbeperking aan een baan te helpen. Het wetsvoorstel vereenvoudigde
banenafspraak is daarin naar inzien van de regering een belangrijke stap.
De leden van de D66-fractie merken op dat ondanks de banenafspraak en ondanks de gunstige
conjunctuur nog steeds een grote groep mensen met een arbeidsbeperking geen werk blijkt
te kunnen vinden. Meer dan 100.000 mensen uit het register staan nog langs de kant.
Wat is de verklaring van de regering voor dit feit? Is de regering ervan overtuigd
dat de voorliggende wetswijziging hier voldoende verandering in aan gaat brengen?
Zo ja, hoe? Zo nee, welke maatregelen is de regering voornemens te treffen om de groep
met een arbeidsbeperking beter te ondersteunen?
De regering deelt de zorg van de leden van de fractie van D66 dat een groot deel van
de mensen met een arbeidsbeperking geen werk kan vinden. De Nederlandse Arbeidsinspectie
doet momenteel onderzoek naar de oorzaken waardoor een deel van de mensen uit het
doelgroepregister banenafspraak de afgelopen jaren niet gewerkt heeft. De resultaten
van dit onderzoek worden in de eerste helft van dit jaar verwacht. De voorgestelde
vereenvoudiging zal het eenvoudiger voor werkgevers maken om mensen met een arbeidsbeperking
in dienst te nemen. De maatregelen in het wetsvoorstel zien niet op het in beeld brengen
van mensen die tot de doelgroep banenafspraak behoren die nog niet werken en/of het
naar werk begeleiden van deze mensen. Hier zet het kabinet via diverse andere wegen
op in. Voor het aan het werk helpen van mensen die ondersteuning nodig hebben om aan
de slag te gaan zijn verschillende instrumenten beschikbaar die gemeenten en UWV kunnen
inzetten. Zo kunnen gemeenten voor mensen die tot de doelgroep Participatiewet behoren,
onder andere loonkostensubsidie of een jobcoach inzetten. Ook spelen sociaal ontwikkelbedrijven
een belangrijke rol om mensen die ondersteuning nodig hebben aan het werk te helpen.
Dat geldt niet alleen voor mensen die tot de doelgroep banenafspraak behoren. Over
de rol en inzet van sociaal ontwikkelbedrijven heeft uw Kamer 21 december een separate
brief ontvangen.
De beschikbaarheid van voldoende kandidaten is van cruciaal belang om kansen te benutten
die werkgevers bieden aan mensen die tot de doelgroep banenafspraak behoren. Uit signalen
uit de praktijk blijkt dat werkgevers moeite hebben om mensen te vinden die tot de
doelgroep banenafspraak behoren. Daarom heeft het kabinet in de brief van 7 juni 2023
extra inzet aangekondigd om de matching verder te verbeteren zodat de kansen op werk
van mensen die tot de doelgroep banenafspraak behoren toenemen.28
Begin 2024 is een project gestart dat is gericht op het introduceren van nieuwe aanpakken
om voor meer mensen die tot de doelgroep banenafspraak behoren te kijken wat hun talenten
zijn en waar kansen liggen om aan de slag te gaan bij werkgevers. Arbeidsmarktregio’s
kunnen deelnemen aan het project.
Stichting Nederland Onderneemt Maatschappelijk ondersteunt de arbeidsmarktregio’s
bij de uitvoering van het project. Deze stichting voert in opdracht van SZW het project
«Op naar de 125.000 banen» uit. Op basis van de evaluatie van het project zal het
kabinet besluiten over het al dan niet breder inzetten van deze aanpak.
Ook lezen de leden van de D66-fractie dat de Raad van State opmerkt dat het doelgroepregister
de laatste jaren is uitgebreid, waardoor ook personen die geen arbeidsbeperking (meer)
hebben meetellen voor de behaalde resultaten. Uit het evaluatieonderzoek van Panteia
blijkt dat vooral deze nieuwe doelgroep werk vindt, maar het steeds moeilijker is
om de zittende populatie te plaatsen. Hoe reflecteert de regering op deze bevinding?
Helpt de bestaande regeling de meest kwetsbaren wel voldoende? En als mensen die geen
arbeidsbeperking hebben wel meetellen voor de doelstelling, blijft het oorspronkelijke
doel van de regeling dan wel behouden, namelijk het helpen van mensen met een arbeidsbeperking?
Het helpen van mensen met een arbeidsbeperking blijft ook met de beperkte verbreding
van de doelgroep banenafspraak centraal staan bij de banenafspraak. Bij de beperkte
verbreding van de doelgroep banenafspraak gaat het net als bij de afbakening van de
huidige doelgroep banenafspraak om mensen die een arbeidsbeperking hebben. Het doel
van de verbreding is om de arbeidsmarktkansen van deze mensen te vergroten. Uit de
evaluatie van Panteia blijkt dat de groei van het aantal banen voor de banenafspraak
gepaard gaat met een stijging van de kansen op het vinden van werk voor de «nieuwe»
doelgroepen: mensen in de Participatiewet (zowel via de Praktijkroute als via de aanvraag
beoordeling arbeidsvermogen van het UWV) en mensen met een achtergrond in het voortgezet
speciaal onderwijs en praktijkonderwijs (Vso/pro). Ten aanzien van de Praktijkroute
concludeert Panteia dat er geen bewijs is gevonden voor de zorg dat via die route
mensen zonder arbeidsbeperking in het doelgroepregister terecht zouden komen. Wat
betreft de mensen met een Vso/pro-achtergrond die zonder beoordeling van het UWV in
het doelgroepregister worden opgenomen, weten we dat een klein deel geen arbeidsbeperking
heeft; het gaat om ongeveer 16 procent.29 Dat betekent dat het overgrote deel van deze mensen wel tot de beoogde doelgroep
van de banenafspraak behoort. Het oorspronkelijke doel van de banenafspraak, namelijk
het creëren van werkgelegenheid voor mensen met een arbeidsbeperking, blijft daarmee
dus behouden.
Ook voor de aangekondigde beperkte verbreding van de doelgroep banenafspraak geldt
dat het om specifieke groepen mensen gaat met een arbeidsbeperking, die nu nog niet
tot de banenafspraak behoren. Het betreft mensen die niet zelfstandig het wettelijk
minimumloon kunnen verdienen, of alleen met een voorziening het minimumloon kunnen
verdienen.
Tot slot wordt met de voorgestelde wetswijziging het loonkostenvoordeel banenafspraak
structureel gemaakt. Dit zal de kansen op het behoud van werk voor de doelgroep banenafspraak
bevorderen, en specifiek ook voor de meer kwetsbare doelgroep.
De quotumregeling (en de quotumheffing) zijn verplichtende instrumentaria waar de
leden van de BBB-fractie vragen bij stellen. De huidige 58,8% tewerkstelling bij de overheid is ook behaald
zonder verplichte heffing (een heffing op een overheidsinstantie zou misschien ook
wel een ander effect hebben dan bij marktpartijen), dus vanwaar de keuze om toch een
quotumheffing voor te stellen? Wat betekent deze heffing voor de ondernemers in Nederland?
Graag krijgen deze leden daarbij inzicht in het effect op kleine, middelgrote, grote
bedrijven en multinationals.
De regering kiest voor het voorstellen van een werkende quotumregeling als stok achter
de deur omdat de huidige quotumregeling niet uitvoerbaar is gebleken. Het gaat nadrukkelijk
om een instrument dat alleen ingezet wordt indien noodzakelijk. Daarbij moet worden
aangemerkt dat ondanks het feit dat 58,8 procent van de werkgevers in de overheidssector
mensen met een arbeidsbeperking in dienst heeft, het aantal gerealiseerde extra banen
bij de overheid achter blijft bij de afgesproken aantallen.
Hoe de inclusiviteitsopslag op individueel niveau van een werkgever uitpakt, is afhankelijk
van de situatie van de individuele werkgever en de van toepassing zijnde uitzonderingen
van de inclusiviteitsopslag. Als het gaat om de omvang van werkgevers geldt dat de
hoofdregel is dat de inclusiviteitsopslag van toepassing is op werkgevers met een
premieplichtig loon dat meer bedraagt dan 25 maal het gemiddelde premieplichtige loon
per werknemer in een kalenderjaar (hierna: grote werkgevers).
Grote werkgevers, middelgrote bedrijven, grote bedrijven en multinationals krijgen
dus te maken met de inclusiviteitsopslag als de quotumheffing wordt geactiveerd. Werkgevers
met een premieplichtig loon dat gelijk is aan of minder bedraagt dan 25 maal het gemiddelde
premieplichtige loon per werknemer in een kalenderjaar (hierna: kleine werkgevers)
krijgen niet te maken met de inclusiviteitsopslag, omdat zij minder mogelijkheden
hebben om banen te realiseren.
De leden van de fractie van de BBB vragen in welke mate zo’n heffing effect kan hebben
op de gewilligheid van werkgevers om mee te doen met deze regeling? Voor werkgevers
vanuit de markt betekent zo’n heffing een extra risico. Als iemand namelijk net niet
voldoet aan de eisen, hebben werkgevers dan niet de neiging om juist die mensen aan
de zijlijn te laten staan, wat mogelijk betekent dat er dan minder banen gerealiseerd
worden?
Uit de evaluatie van de Wet banenafspraak blijkt dat de quotumregeling voor overheidswerkgevers
een stimulans vormde om zich in te spannen om mensen met een arbeidsbeperking aan
te nemen.30 Marktwerkgevers daarentegen behaalde hun targets ruimschoots en ervoeren daardoor
geen reële stimulans van de quotumregeling. Hoe de marktwerkgevers zullen reageren
als weer sprake is van quotumregeling die geactiveerd kan worden is afwachten. Daarbij
is het van belang om scherp te houden dat de quotumregeling is voorzien als een stok
achter de deur, en niet als een doel of een middel op zichzelf.
Naast de heffing in het wetsvoorstel is er ook sprake van een bonus voor elke gerealiseerde
baan in de vorm van een verhoging van het loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak.
Dit kan voor zowel overheidswerkgevers als werkgevers uit de markt juist een extra
stimulans zijn om banen te realiseren voor mensen met een arbeidsbeperking.
De leden van de fractie van BBB vragen ook of werkgevers de neiging zouden kunnen
hebben om mensen met een arbeidsbeperking die net niet aan de aan de eisen voldoen
aan de zijlijn te laten staan. De regering kiest ervoor om een kwetsbare groepen prioriteit
te geven. Het kabinet heeft in de brief van 7 juni 2023 geconstateerd dat er mensen
zijn die zich in een vergelijkbare situatie bevinden als mensen die wél binnen de
doelgroep banenafspraak vallen, maar die niet in aanmerking komen voor vergelijkbare
ondersteuning31. Daardoor kunnen zij belemmeringen ervaren bij het vinden van werk. Ook deze mensen
moeten de noodzakelijke ondersteuning krijgen die zij nodig hebben, daarom is er in
voornoemde brief enerzijds voorgesteld de doelgroep banenafspraak beperkt te verbreden
en anderzijds oog te hebben voor het versterken van de inzet voor mensen die ondersteuning
nodig hebben maar die niet onder de doelgroep vallen. Zo wordt gewerkt aan een mogelijke
pilot waarbij de no-riskpolis kan worden ingezet voor langdurig bijstandsgerechtigden.
De leden van de fractie van de BBB vragen ook of er een verwachte gedragsvoorspelling
is van werkgevers uit de markt tegenover werkgevers vanuit de overheid wanneer er
gewerkt wordt met een heffing? Hoe kunnen die zich uiten en zit daar verschil tussen?
Uit de evaluatie van de Wet banenafspraak blijkt dat de stok achter de deur van een
quotum de afgelopen jaren lijkt te hebben gewerkt zoals beoogd voor overheidswerkgevers.32 Deze werkgevers haalden hun targets niet en de stok achter de deur van het quotum
vormde een stimulans om zich in te spannen om mensen met een arbeidsbeperking aan
te nemen. Voor marktwerkgevers was er geen reële stok achter de deur want zij behaalden
hun targets de afgelopen jaren ruimschoots. De stok achter de deur in de vorm van
het quotum is hierdoor voor hun niet of nauwelijks een extra stimulans geweest is
gebleken uit de evaluatie van de Wet banenafspraak. Hoe de marktwerkgevers zullen
reageren als de stok achter de deur in de vorm van het quotum reëler wordt zal de
toekomst moeten uitwijzen.
Er is geen reden om aan te nemen dat de marktwerkgevers en de werkgevers vanuit de
overheid anders zullen reageren op het nieuwe systeem met een heffing en een bonus.
Omdat dit een ander systeem is dan er tot op heden was, weten we niet wat het effect
zal zijn en of er verschil zal zitten tussen de marktwerkgevers en werkgevers vanuit
de overheid. Er wordt verwacht dat de quotumheffing voor zowel de werkgevers uit de
markt als de werkgevers vanuit de overheid een stok achter de deur zal zijn om mensen
met een beperking in dienst te nemen. In het wetvoorstel is opgenomen dat de quotumheffing
niet wordt opgelegd aan kleine bedrijven waardoor voor hen geen effect wordt verwacht.
In de voornoemde evaluatie van de Wet banenafspraak worden factoren genoemd die invloed
hebben op het gedrag van werkgevers met betrekking tot het aannemen van mensen met
een arbeidsbeperking. Het blijkt dat voor werkgevers, naast intrinsieke motivatie,
de beschikbaarheid van instrumenten als loonkostensubsidie, jobcoaching, de no-riskpolis
en fiscale voordelen een belangrijke voorwaarde is om arbeidsbeperkten aan het werk
te helpen en te houden. Hier wordt aan tegemoet gekomen doordat in het wetsvoorstel
is opgenomen dat er naast een heffing ook sprake is van een bonus voor elke gerealiseerde
baan in de vorm van een verhoging van het loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak.
Dit kan voor zowel overheidswerkgevers als werkgevers uit de markt een extra stimulans
zijn om banen te realiseren voor mensen met een arbeidsbeperking.
De leden van de SP-fractie zien de intentie van de regering om het aantal banen voor mensen met een arbeidsbeperking
toe te laten nemen. Deze leden hebben wel vragen bij deze intentie. Zij zien dat de
verantwoordelijkheid nu vooral bij overheidswerkgevers wordt gelegd, maar willen ook
graag wijzen op het grote arbeidstekort dat nu al een paar jaar bestaat. Voornoemde
leden hebben er meermaals op aangedrongen dat werkgevers deze arbeidskrapte zouden
kunnen invullen met mensen met een arbeidsbeperking. Kan de regering toelichten hoe
zij hiernaar kijkt? Waarom is het zowel markt- als overheidswerkgevers niet gelukt
om in tijden van krapte meer mensen met een arbeidsbeperking aan te nemen? Welke financiële
factoren speelden daarbij een rol?
Er is op dit moment volop werk. Dat biedt mensen kansen, ook voor mensen met een arbeidsbeperking.
De ambitie van de regering is, zoals ook benoemd in reactie op vragen van de SGP,
om deze kansen te benutten. De afgelopen jaren hebben werkgevers ondanks de effecten
van de coronapandemie extra banen gerealiseerd voor mensen met een arbeidsbeperking.
Zo hebben marktwerkgevers in 2022 ten opzichte van 2021 10.146 extra banen gerealiseerd
voor mensen uit de banenafspraak. Het is voor het eerst sinds 2018 dat de groei jaar-op-jaar
in de markt weer boven de 10.000 extra banen ligt. Dit is enorm waardevol voor de
mensen die hierdoor aan de slag zijn.
Het is de vraag welke financiële factoren daarbij een rol speelden. Financiële overwegingen
zijn vaak randvoorwaardelijk voor het aannemen van mensen met een arbeidsbeperking.
Uit onderzoeken en praktijkervaringen blijkt dat financiële tegemoetkomingen randvoorwaardelijk
zijn voor werkgevers voor het in dienst nemen van mensen met een arbeidsbeperking.33 Daarom stimuleert, ontzorgt en compenseert het kabinet werkgevers voor begeleidingskosten,
risico en productieverlies. Hiertoe zijn diverse instrumenten beschikbaar voor werkgevers.
Tegelijkertijd uiten de leden van de SP-fractie hun zorgen over het conjunctuurverschijnsel
van het in dienst nemen van mensen met een arbeidsbeperking. Deze leden zijn bang
dat zodra de economie weer in laagconjunctuur raakt het de mensen met een arbeidsbeperking
zijn die als eerste op straat komen te staan. Hoe ziet de regering dit? Beschermt
het voorliggende wetsvoorstel en bestaande wetgeving mensen met een arbeidsbeperking
voldoende om dit te voorkomen?
Zoals ook benoemd in het antwoord op een van de vragen van de leden van D66 verwacht
de regering niet dat een economische mindere tijd niet dat dit direct gevolgen zal
hebben voor de baankansen van mensen uit de doelgroep banenafspraak. In de corona-jaren
was namelijk zichtbaar dat er weliswaar minder mensen met een arbeidsbeperking in
dienst werden genomen, maar dat mensen uit de doelgroep banenafspraak niet sneller
hun baan verloren als daarvoor. Tegelijkertijd ziet de regering dat er meer nodig
is om mensen met een arbeidsbeperking aan een baan te helpen. Het wetsvoorstel vereenvoudigde
banenafspraak is daarin naar inzien van de regering een belangrijke stap. Door de
nieuwe quotumregeling worden administratieve lasten voor werkgevers beperkt. Tijdens
de oorspronkelijke quotumregeling van de Wet bqa moesten uitlenende werkgevers via
UWV voor alle werknemers uit de doelgroep doorgeven bij welke werkgever ze werkten.
De inlenende werkgevers moesten dit vervolgens controleren en goedkeuren. Daarvoor
was een complex systeem in de vorm van een inleenadministratie nodig. Dit bleek veel
ingewikkelde administratieve handelingen met zich mee te brengen, voor zowel de werkgevers
voor wie de quotumregeling gold, als voor UWV die deze inleenadministratie moest ontwikkelen
en bijhouden. In de vernieuwde Wet banenafspraak zijn al deze handelingen tijdens
de geactiveerde quotumregeling niet meer nodig. Dit komt doordat de regering ervoor
heeft gekozen om aan te sluiten bij bestaande instrumenten. Verder wordt samenwerking
tussen markt en overheid makkelijker gemaakt. Ook krijgen werkgevers meer duurzame
ondersteuning als zij mensen uit de doelgroep banenafspraak in dienst nemen door het
structureel maken van het LKV doelgroep banenafspraak.
De leden van de SP-fractie vragen of de regering kan uitweiden over de redenen dat
het de overheid onvoldoende is gelukt om mensen met een arbeidsbeperking aan te nemen.
Waarom loopt de overheid hierin niet voorop, maar juist achter? Kan de regering toelichten
of zij het met de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV) eens is dat de overheid
hierin een voorbeeldrol zou moeten hebben? Zo ja, waarom laat de regering dan toch
de splitsing tussen overheidswerkgevers en marktwerkgevers los omdat het de overheid
nu onvoldoende lukt?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op een vergelijkbare
vraag van de leden van de fractie van de D66 op p. 9 van dit verslag.
De leden van de SGP-fractie lezen dat inwerkingtreding van het nieuwe stelsel pas plaatsvindt «wanneer realisaties
bij de overheid daartoe aanleiding geven». Kan de regering toelichten wat hier precies
mee wordt bedoeld? Welke criteria worden hierbij gehanteerd? En op welke termijn wordt
verwacht dat het stelsel daadwerkelijk in werking kan treden?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op een vergelijkbare
vraag van de leden van de fractie van het CDA op p. 6 van dit verslag.
3. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel
3.1. Uitgangspunten vernieuwde Wet banenafspraak
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat de marksector op schema ligt wat betreft de doelen van de banenafspraak,
terwijl de overheid al jaren achterblijft. De regering is nu voornemens om het onderscheid
tussen banen gerealiseerd in de marktsector en bij de overheid op te heffen. Randvoorwaarde
voor het opheffen van het onderscheid tussen markt en overheid is dat overheidswerkgevers
meer banen gaan realiseren. Om welke reden verwacht de regering dat het de overheid
nu wel lukt om deze banen te realiseren, terwijl de overheid al jaren achterloopt
op haar eigen doelen? Welke maatregelen gaat de regering nemen om te zorgen dat de
overheid haar doelen haalt? Welke concrete maatregelen heeft de regering de afgelopen
periode ondernomen om dit aantal te verhogen en hoe succesvol waren deze maatregelen?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op een vergelijkbare
vraag van de leden van de fractie van het CDA op p. 5 van dit verslag.
Hoeveel banen moet de overheid gerealiseerd hebben voordat het onderscheid wordt opgeheven?
Op welke termijn verwacht de regering dat de overheid deze doelen behaald heeft?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op een vergelijkbare
vraag van de leden van de fractie van het CDA op p. 6 van dit verslag.
Daarnaast constateren deze leden dat alhoewel het een voorwaarde is dat de overheid
eerst meer banen realiseert, deze prikkel mogelijk wegvalt wanneer het onderscheid
eenmaal is afgeschaft. Op welke manier garandeert de regering dat de overheid ook
na eventuele opheffing van het onderscheid tussen de marktsector en de overheid genoeg
banen blijft realiseren?
Ook bij het opheffen van het onderscheid tussen markt en overheid blijft de overheid
verantwoordelijk voor het zelf in dienst nemen van voldoende mensen uit de doelgroep
banenafspraak. Het realiseren van duurzame en kwalitatief goede banen voor de doelgroep
banenafspraak is en blijft een belangrijke maatschappelijke opgave waarvoor de overheid
zich blijft inzetten. Hiertoe worden diverse maatregelen genomen, zoals vermeld in
reactie op vragen hierover van de leden van de fracties van het CDA en GroenLinks/PvdA.
Om de voortgang te kunnen volgen blijft de regering apart monitoren voor beide sectoren.
Dit om ondanks het opheffen van het onderscheid tussen markt en overheid zicht te
blijven houden op de doelstelling voor de overheid om uiteindelijk 12.500 extra banen
te realiseren ten opzichte van de nulmeting.
De leden van de VVD-fractie constateren dat de regering voornemens is om de doelgroep van de banenafspraak beperkt
te verbreden. Deze leden hebben hier met interesse kennis van genomen, maar hebben
nog een vraag over de reikwijdte van de verbreding. Zij vragen of de verbreding arbitraire
onderscheiden – waardoor sommigen niet onder de doelgroep vallen – tot het verleden
laat behoren. Zij denken hier bijvoorbeeld aan mensen die door heftig stotteren geen
sollicitatiegesprek kunnen voeren, of mensen die op latere leeftijd een beperking
ontwikkelen.
Met de beperkte verbreding van de doelgroep banenafspraak worden mensen toegevoegd
die qua kenmerken en ondersteuningsbehoefte vergelijkbaar zijn met de huidige doelgroep,
maar die om verschillende redenen in het verleden niet zijn opgenomen in de doelgroep
banenafspraak. Het betreft mensen die niet zelfstandig het wettelijk minimumloon kunnen
verdienen, of alleen met een voorziening het minimumloon kunnen verdienen. Daarmee
worden arbitraire onderscheiden deels weggenomen.
Naast de beperkte uitbreiding van de doelgroep is in de brief van 7 juni 2023 een
tweede actielijn aangekondigd.34 Actielijn twee betreft een verkenning van maatregelen voor de lange termijn om de
vertaalslag te maken van doelgroepen/uitkeringssituatie naar uitgaan van ondersteuningsbehoefte.
De ambitie van het kabinet is namelijk dat voor iedereen die ondersteuning nodig heeft
om mee te doen passende ondersteuning beschikbaar is. En dat het niet langer uitmaakt
of deze mensen een uitkering hebben, welke uitkering zij hebben of tot welke doelgroep
zij worden gerekend.
De leden van de NSC-fractie hebben vragen bij het voornemen om het onderscheid tussen markt en overheid te vervangen
door één afspraak, waarbij het niet meer uitmaakt bij welke werkgever iemand in dienst
is. Belangrijke voorwaarde daarbij is, zo lezen deze leden, dat dit onderscheid pas
vervalt zodra overheidswerkgevers op schema liggen wat betreft het aantal te creëren
banen. De overheidssector loopt nu nog achter in het aantal duurzame plaatsingen van
mensen met een beperking. Kan de regering aangeven welke maatregelen er tot nu toe
concreet zijn ondernomen om het aantal duurzame plaatsingen bij de verschillende overheden
te stimuleren? En hoe denkt de regering de achterstand van de overheid bij het aan
het werk helpen van mensen met een beperking daadwerkelijk te kunnen verbeteren?
Het kabinet en de overheidsorganisaties vinden het belangrijk dat de banen die binnen
de banenafspraak gerealiseerd worden duurzaam en kwalitatief goed zijn. Bij de maatregelen
die binnen de overheid worden genomen om de banenafspraak verder te brengen, wordt
ook in toenemende mate aandacht besteed aan de duurzaamheid van de banen. Zo wordt
bij de inrichting van een passende financieringsconstructie binnen verschillende sectoren
en organisaties ook rekening gehouden met de impact daarvan op de duurzaamheid van
de banen. Daarnaast vormt het aanscherpen van kwaliteit en duurzaamheid één van de
specifieke thema’s waar het Rijk zich de komende tijd op zal richten, o.a. door naast
de focus op instroom, ook expliciet aandacht te besteden aan doorstroom en mobiliteit
van de doelgroep banenafspraak. Voor de overige inzet bij de overheid verwijs ik u
naar het antwoord op een vergelijkbare vraag van de leden van de fractie van de CDA
op p. 5 van dit verslag.
De leden van de NSC-fractie vragen de regering of 2026 het eindstation van de banenafspraak
is, of dat er een vervolg aan wordt gegeven? En als dat laatste het geval is, welke
ambitie heeft het Rijk hierin als wetgever en werkgever? Hoe worden deze afspraken
gemonitord?
De regering stelt dat de jaarlijkse monitoring van de resultaten en de evaluatie door
Panteia tot nu toe laat zien dat de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten (Wet
bqa) succesvol is geweest, omdat de banenafspraak voor veel mensen nieuwe kansen hebben
gegeven op werk. Uit het onderzoek van Panteia komt echter ook naar voren dat de invloed
van de conjunctuur op het realiseren van extra banen voor arbeidsbeperkten een belangrijke
verklarende factor is voor de stijging in baankansen. Kan de regering in dit licht
bezien nader toelichten wat de toegevoegde waarde is van de Wet bqa, mede gezien de
huidige arbeidskrapte op de arbeidsmarkt en de grote behoefte aan personeel?
De banenafspraak is een structurele afspraak van het kabinet met werkgevers- en werknemersorganisaties.
De opbouw in de aantallen voor de banenafspraak loopt in 2026 af. De banenafspraak
loopt echter ook vanaf 2026 door. Per jaar is tot en met 2025 een oplopende doelstelling
afgesproken voor de sectoren markt en overheid. Vanaf 2025 is de doelstelling 100.000
extra banen bij marktwerkgevers en 25.000 extra banen bij overheidswerkgevers. Op
het moment dat het onderscheid tussen deze sectoren wordt opgeheven, is de doelstelling
125.000 voor alle werkgevers. Deze doelstelling blijft ongewijzigd voor de jaren na
2025. Het is de ambitie van het kabinet om deze macro-doelstelling te behalen. Deze
doelstelling zal het kabinet ook blijven monitoren op dezelfde wijze als nu gebeurt,
via jaarlijkse metingen van UWV. Na 2026 kan indien nodig de quotumheffing geactiveerd
worden als de afgesproken aantallen niet worden gerealiseerd en geen sprake meer is
van het onderscheid tussen markt en overheid.
De regering is ervan overtuigd dat de banenafspraak een belangrijk instrument is om
werkgevers te stimuleren mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen. Er zijn
tot het vierde kwartaal van 2023 86.264 extra banen gerealiseerd ten opzichte van
2012 voor de doelgroep. Dat is voor de mensen die aan het werk zijn gegaan enorm waardevol.
Uit de evaluatie van de banenafspraak blijkt dat deze groei van het aantal banen ook
gepaard gaat met een stijging van de kansen op het vinden van werk voor mensen in
de Participatiewet, ex-leerlingen van het voortgezet speciaal onderwijs en praktijkonderwijs
en mensen in de Wajong.35
Alleen voor mensen in de Wet sociale werkvoorziening nam de kans op werk iets af.
Ook laat de evaluatie zien dat de banenafspraak ertoe heeft geleid dat de bekendheid
voor het onderwerp is toegenomen en dat de banenafspraak een positief effect heeft
op het draagvlak onder werkgevers om met mensen met een arbeidsbeperking te werken.
Daarnaast lieten de corona-jaren 2020 en 2021 zien dat er weliswaar minder mensen
met een arbeidsbeperking in dienst werden genomen, maar dat mensen uit de doelgroep
banenafspraak niet vaker werden ontslagen dan de jaren ervoor. Dat laat zien dat ook
in economisch mindere tijden werkgelegenheid voor de doelgroep behouden blijft.
De leden van de NSC-fractie vragen of de regering voorts kan aangeven waarom het aantal
van 125.000 te realiseren banen niet flexibel wordt gemaakt, door de streefcijfers
te koppelen aan de conjunctuur.
Het is de ambitie van de regering en sociale partners dat zoveel mogelijk mensen met
een arbeidsbeperking uit de doelgroep banenafspraak duurzaam aan de slag zijn bij
een reguliere werkgever. Daarom hebben markt- en overheidswerkgevers zich gezamenlijk
gecommitteerd om eind 2025 125.000 extra banen te realiseren voor mensen uit de doelgroep
banenafspraak. Het is naar de mening van de regering wenselijk dat dit zoveel mogelijk
duurzame plaatsingen zijn. Een duurzame arbeidsrelatie geeft immers de meeste stabiliteit
voor de werknemer. Een streefaantal banen dat meebeweegt met de economische situatie
in het land verhoudt zich niet tot dit streven naar zoveel mogelijk duurzaam werk,
omdat dit een stimulans kan geven voor werkgevers om in economisch mindere tijden,
minder banen te realiseren voor mensen uit de doelgroep banenafspraak.
De leden van de NSC-fractie lezen dat de overheid veel banen gezamenlijk met de markt
organiseert via Social Return. Deze banen tellen alleen mee voor de marktsector, maar
niet voor de overheid. Dit zou één van de redenen kunnen zijn waarom de overheid haar
doelstelling nog niet gehaald heeft. Wat zijn naar het oordeel van de regering de
redenen dat de overheid nog onvoldoende banen heeft gerealiseerd?
Het klopt inderdaad dat dit één van de redenen is waarom de overheid haar doelstelling
nog niet heeft gehaald. Er zijn diverse knelpunten, die per sector en organisatie
verschillen. Dit heeft onder andere te maken met verschillen tussen de overheidsorganisaties
in cultuur, structuur en personeelsbestand. Wat voor de ene organisatie werkt, hoeft
voor de andere organisatie niet een succes te zijn. Het gaat bijvoorbeeld over de
aard van de werkzaamheden en de wettelijke eisen waaraan personeel dient te voldoen.
Bijvoorbeeld binnen het onderwijs omvat het grootste deel van de formaties van scholen
in het funderend en middelbaar beroepsonderwijs onderwijzend personeel, dat over een
lesbevoegdheid dient te beschikken. Mensen uit de doelgroep banenafspraak zijn doorgaans
niet lesbevoegd. Binnen het Rijk zijn er verschillende werkprocessen waar plaatsingen
zelden mogelijk zijn, omdat de specifieke werkomstandigheden dit nauwelijks toelaten.
Bijvoorbeeld bij de Dienst Justitiële Inrichtingen, waar medewerkers te maken hebben
met veiligheidsrisico’s in de omgang met gedetineerden. Daarnaast zijn er binnen de
overheid veel kennisgedreven werkzaamheden en is het creëren van banen met meer praktische
werkzaamheden een uitdaging, onder andere omdat deze werkzaamheden veelal zijn uitbesteed
aan de markt. Ook is de afgesproken doelstelling voor de overheid ambitieuzer dan
voor de markt: de overheidssector is goed voor minder dan 15 procent van het totaal
aantal verloonde uren in Nederland en neemt 20 procent van het totale target voor
haar rekening (namelijk 25.000 van de 125.000).36 Zie ook de Kamerbrieven van 20 december 202337 over de voortgang banenafspraak voor de ervaringen en knelpunten bij het realiseren
van banen binnen de overheid.
De leden van de D66-fractie zijn benieuwd waarom de doelstelling qua aantal te realiseren banen statisch is.
Het lijkt de leden van de D66-fractie logisch om de doelstelling mee te laten groeien
met de arbeidsmarkt. Dit niet doen, betekent immers de facto een dalend ambitieniveau.
Hoe ziet de regering dit?
Bij het sluiten van het Sociaal Akkoord in 2013 hebben werkgevers zich gecommitteerd
aan het realiseren van 125.000 extra banen eind 2025 voor mensen uit de doelgroep
banenafspraak. 100.000 extra banen bij marktwerkgevers en 25.000 extra banen bij overheidswerkgevers.
In 2018 en 2020 is onderzocht hoe de omvang van de doelgroep zich ontwikkelt en hoe
de grootte van de doelgroep zich verhoudt tot de doelstelling van 125.000 extra banen
eind 2025.38 De verwachting is dat eind 2025 ongeveer 300.000 mensen tot de doelgroep banenafspraak
behoren. Daarvan zouden er volgens de doelstelling van de banenafspraak ongeveer 200.000
banen moeten zijn gerealiseerd: 75.000 banen uit de nulmeting en 125.000 extra banen.
Momenteel heeft iets meer dan de helft van de mensen in de doelgroep banenafspraak
betaald werk. De regering acht dit voor 2025 daarom een voldoende hoog ambitieniveau.
Ook vanaf 2025 blijft de regering monitoren hoe de ambitie zich verhoudt tot de omvang
van de doelgroep banenafspraak. Dit om in overleg met sociale partners te bezien of
de doelstelling van 125.000 extra banen nog opportuun is of bijstelling vergt. De
regering streeft er op de lange termijn na dat iedereen uit de doelgroep banenafspraak
die kan werken passend werk heeft.
De leden van de SGP-fractie begrijpen dat het vervallen van het onderscheid tussen markt en overheid leidt tot
extra banen. Tegelijkertijd onderkennen zij het risico dat de druk op de doelstelling
voor de overheidssector afneemt.
Welke aanvullende acties onderneemt de regering om de mogelijkheden die het opheffen
van dit onderscheid biedt, ten volle te benutten? En hoe voorkomt de regering dat
de urgentie bij de overheid ten aanzien van het behalen van de doelstelling afneemt?
We zien dat er de afgelopen jaren veel banen zijn gerealiseerd in de samenwerking
tussen de markt- en overheidssector. Door middel van gerichte inkoop en SROI-verplichtingen
worden veel banen gerealiseerd binnen de banenafspraak. Deze banen worden gefinancierd
door de overheid maar tellen mee bij de markt. Onderzoek wijst uit dat het hier gaat
om een substantieel aantal banen.39 Door het onderscheid op te heffen is de verwachting dat er nog meer banen kunnen
worden gerealiseerd via verschillende vormen van samenwerking, waaronder deze vorm.
Zo helpt het opheffen met het realiseren van meer banen binnen de banenafspraak. Het
gaat er dan niet meer om waar iemand werkt maar dat iemand werkt.
Overigens blijft de overheid ook verantwoordelijk voor het zelf in dienst nemen van
voldoende mensen, daarom blijft de regering apart monitoren voor beide sectoren. Tegelijkertijd
is een randvoorwaarde voor het opheffen van het onderscheid tussen markt en overheid,
dat overheidswerkgevers meer banen gaan realiseren.
Voor de maatregelen bij de overheid verwijs ik u naar het antwoord op een vergelijkbare
vraag van de leden van de fractie van de CDA op p. 5 van dit verslag.
De leden van de SGP-fractie vragen in welke sector de banen meetellen die via inleenverbanden
en publiek-private samenwerking zijn gerealiseerd binnen de nieuwe banenafspraak.
Hoe gaat dit in zijn werk?
In de nieuwe banenafspraak, als het onderscheid tussen markt en overheid is vervallen,
tellen de inleenverbanden mee voor de monitoring op landelijk niveau in plaats van
per sector markt en overheid. Om zicht te houden op de gerealiseerde aantallen in
zowel de markt als de overheid blijft de regering daarnaast ook de sectoren markt
en overheid apart monitoren. Het aantal inleenverbanden in de sector markt en overheid
kan op basis van hetzelfde representatieve onderzoek als nu vastgesteld worden. Voor
het monitoren van beide sectoren worden de definities gehanteerd voor de sector markt
en overheid die vanaf de start van de banenafspraak zijn toegepast bij het monitoren
van de aantallen.
De leden van de SGP-fractie vragen de regering of zij het risico ziet dat werkgevers
wachten met aannemen van arbeidsbeperkten totdat de quotumregeling in werking treedt
met oog op een bonus. Hoe beoordeelt de regering dit risico en waarom kiest de regering
toch voor de vrijwillige banenafspraak voorafgaand aan de quotumregeling? In hoeverre
is ook overwogen te werken met een eenmalige bonus, en waarom is hiervoor uiteindelijk
niet gekozen?
De regering verwacht niet dat werkgevers wachten met het aannemen tot de quotumregeling
in werking is getreden met het oog op de bonus. De reden hiervoor is de wisselwerking
tussen de bonus en de inclusiviteitsopslag. Alleen werkgevers die meer banen realiseren
dan is afgesproken worden beloond doordat ze netto meer aan bonus ontvangen dan dat
zij aan heffing betalen. Werkgevers die minder banen realiseren dan is afgesproken
betalen netto een heffing. De regering kiest niet voor een eenmalige bonus omdat in
dat geval werkgevers die meer banen realiseren dan is afgesproken ook netto een heffing
betalen via de inclusiviteitsopslag.
De leden van de fractie van de SGP vragen of het klopt dat er gekozen is voor een
systeem dat praktisch – als het eenmaal in werking is gezet – niet meer kan worden
uitgezet, ook al worden de doelstellingen daarna wel weer gehaald? Wat zouden de consequenties
zijn van het weer deactiveren van de quotumregeling?
Zoals toegelicht in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel ligt het niet
in de rede een bepaling op te nemen om de quotumregeling te deactiveren. Dit komt
doordat de quotumsystematiek met een bonus werkt. Werkgevers houden met deze bonus
rekening in hun beslissing om iemand aan te nemen en moeten erop kunnen vertrouwen
dat zij op grond daarvan een duurzaam commitment aan kunnen gaan. Het deactiveren
van de quotumregeling betekent ook het stoppen van de bonus. Die mogelijkheid zou
onzekerheid voor werkgevers en mensen met een arbeidsbeperking betekenen.
De leden van de SGP-fractie zouden graag inzicht krijgen in de financiële effecten
van het scenario waarin de nieuwe banenafspraak niet ingaat en de huidige quotumheffing
opgeschort blijft. Wat betekent dit voor de uitkeringslasten? Om welke bedragen gaat
het?
De huidige meerjarige raming van de uitkeringslasten van de bijstand is gebaseerd
op de aanname dat de doelstelling van de banenafspraak wordt gehaald. Op het moment
dat de verwachting is dat de banenafspraak in het lopende jaar niet gehaald wordt,
wordt de raming van de uitkeringslasten van de bijstand hier voor het lopende jaar
op aangepast. In dat geval is er sprake van een besparingsverlies: de eerder ingeboekte
besparing op de uitkeringslasten wordt namelijk niet gerealiseerd.
Het besparingsverlies per niet gerealiseerde baan bedroeg ten tijde van het inboeken
van de besparing op de uitkeringslaten van de bijstand 2.500 euro. Dit bedrag wordt
jaarlijks geïndexeerd aan de hand van de ontwikkeling van de gemiddelde bijstandsprijs.
Momenteel bedraagt het besparingsverlies per baan daarom 2.980 euro. Dit is een stuk
lager dan de gemiddelde bijstandsprijs, omdat voor veel mensen die onder de doelgroep
banenafspraak vallen loonkostensubsidie wordt ingezet. De omvang van het totale besparingsverlies
hangt af van het aantal banen dat niet gerealiseerd is ten opzichte van de doelstelling
van de banenafspraak.
Indien in de toekomst de vereenvoudigde quotumregeling uit dit wetsvoorstel wordt
geactiveerd en er een heffing wordt opgelegd, wordt een deel van de heffingsopbrengsten
gebruikt als dekking voor het besparingsverlies. Indien de vereenvoudigde quotumregeling
niet ingaat en de huidige quotumheffing opgeschort blijft, dient het kabinet het besparingsverlies
op een andere manier op te vangen.
In 2024 is dat ook het geval. Voor 2024 is de omvang van het besparingsverlies 30
miljoen euro. In de Voorjaarsnota 2024 is dekking voor het besparingsverlies bij hoge
uitzondering en eenmalig gevonden in de meevaller op de SZW-begroting. De banenafspraak
is een Rijksbrede opgave waarin het uitdagend blijkt voor departementen om de doelstellingen
te behalen. Eventuele toekomstige verliezen worden door de departementen via een verdeelsleutel
gedekt waarbij het aantal niet behaalde banen wordt betrokken in de verdeling. Op
dit moment is nog niet te zeggen om welke bedragen het precies voor de komende jaren
zou gaan.
De leden van de SGP-fractie vragen de regering wanneer en onder welke voorwaarden
een einde komt aan de activering van de quotumregeling.
In het huidige wetsvoorstel is geen bepaling opgenomen om de quotumregeling te deactiveren.
De reden hiervoor is dat werkgevers rekening houden met de bonus in hun beslissing
om iemand uit de doelgroep banenafspraak aan te nemen. Zij moeten erop kunnen vertrouwen
dat zij op grond daarvan een duurzaam commitment aan kunnen gaan. Het deactiveren
van de quotumregeling betekent ook het stoppen van de bonus. Die mogelijkheid zou
onzekerheid voor werkgevers en mensen met een arbeidsbeperking betekenen. Er zijn
daarom geen voorwaarden of tijdhorizon geformuleerd voor het deactiveren. Mocht het
wetsvoorstel worden aangenomen, dan zal het deactiveren van de quotumregeling een
wetswijziging vergen. Dit speelt uiteraard alleen als de quotumregeling op basis van
realisaties is geactiveerd.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering nader toe te lichten wat dit wetsvoorstel betekent voor banenafspraak
die in 2026 afloopt en waarbij de quotumheffing momenteel is opgeschort.
De opbouw in de aantallen voor de banenafspraak loopt in 2026 af. De banenafspraak
loopt echter ook vanaf 2026 door. De banenafspraak is en blijft van belang om ervoor
te zorgen dat steeds meer mensen met een arbeidsbeperking werken bij een reguliere
werkgever. Ook na 2026 kan indien nodig de quotumheffing geactiveerd worden. In voorliggend
wetsvoorstel heeft de regering een aantal maatregelen uitgewerkt om de banenafspraak
en de bijbehorende ondersteuning te verbeteren en versterken. Voor de langere termijn
is meer nodig. Het kabinet vindt het belangrijk om toe te werken naar een stelsel
waarbij de ondersteuning die mensen nodig hebben, leidend is en niet de uitkeringssituatie
van iemand of de groep waartoe iemand behoort. Daarom heeft het kabinet in de brief
van 7 juni 2023 een verkenning van maatregelen voor de lange termijn voor de periode
vanaf 2026 aangekondigd als de opbouw in de huidige reeks voor de banenafspraak, zoals
afgesproken in het sociaal akkoord in 2013, afloopt.40 Het gaat om een verkenning van maatregelen voor de langere termijn om de vertaalslag
te maken van doelgroepen/uitkeringssituatie naar uitgaan van ondersteuningsbehoefte.
Het toewerken naar een volledig inclusieve arbeidsmarkt vergt inzet van alle partijen.
Dat moeten we samen doen. Daarom is en blijft het kabinet in gesprek met de partijen
in De Werkkamer, UWV én met mensen die binnen de doelgroep horen of daartoe willen
horen. Alle input en ervaringen zijn zeer waardevol. Ook als het gaat om de verkenning
van maatregelen voor in de toekomst, na 2026.
Het uiteindelijke doel, een arbeidsmarkt waar voor iedereen een baan te vinden is
omdat iedereen iets toe te voegen heeft aan de samenleving, staat voor de leden van
de ChristenUnie-fractie voorop. Aan dit doel zou elke (grote) werkgever zijn steentje
moeten bijdragen. In hoeverre draagt dit wetsvoorstel volgens de regering bij aan
het verbeteren van de positie voor mensen met een beperking? Deze leden vragen de
regering ook nader te motiveren op welke wijze dit wetsvoorstel bijdraagt aan het
sneller behalen van de banenafspraak en aan een betere spreiding onder marktwerkgevers
die banen realiseren voor mensen met een arbeidsbeperking.
Het wetsvoorstel betreft een verbetering van de positie van mensen met een arbeidsbeperking
omdat de arbeidsmarktkansen kunnen toenemen. Voor werkgevers wordt het eenvoudiger
om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen. Zo wordt de manier waarop werkgevers
gebruik kunnen maken van het loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak vereenvoudigd.
Het doel is dat meer mensen met een arbeidsbeperking aan de slag gaan door werkgevers
meer mogelijkheden te geven om banen te realiseren.
De voorgestelde vereenvoudiging van het stelsel van de banenafspraak en de quotumregeling
moet ook bijdragen aan het verhogen van het aandeel werkgevers dat mensen met een
arbeidsbeperking in dienst heeft. Dit om te zorgen voor een betere spreiding onder
werkgevers. Daarnaast zet het kabinet via andere wegen in op het verbeteren van de
spreiding onder marktwerkgevers die banen realiseren voor mensen met een arbeidsbeperking.
De Stichting Nederland Onderneemt Maatschappelijk voert in opdracht van SZW het project
«Op naar de 125.000 banen» uit. Dit project is gericht op het stimuleren en faciliteren
van werkgevers om mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen. Het project
kent een specifieke focus op nieuwe werkgevers die nog geen mensen met een arbeidsbeperking
in dienst hebben en op regio’s en branches waar nog veel onbenutte kansen zijn.
3.2. Het systeem van de vernieuwde Wet banenafspraak: de periode van de banenafspraak
De leden van de VVD-fractie lezen dat het wetsvoorstel de administratieve lasten voor werkgevers moet verminderen.
Deze leden vragen welke lasten hiermee bedoeld worden.
Tijdens de oorspronkelijke quotumregeling van de Wet bqa moesten uitlenende werkgevers
via UWV voor alle werknemers uit de doelgroep doorgeven bij welke werkgever ze werkten.
De inlenende werkgevers moesten dit vervolgens controleren en goedkeuren. Daarvoor
was een complex systeem in de vorm van een inleenadministratie nodig. Dit bleek veel
ingewikkelde administratieve handelingen met zich mee te brengen, voor zowel de werkgevers
voor wie de quotumregeling gold, als voor UWV die deze inleenadministratie moest ontwikkelen
en bijhouden. Met dit wetsvoorstel zijn al deze handelingen tijdens de geactiveerde
quotumregeling niet meer nodig.
De leden van de CDA-fractie maken zich zorgen of werkgevers in de verleiding komen door dit wetsvoorstel om meer
mensen met en arbeidsbeperking via inkoop van diensten te laten werken in plaats van
ze zelf in dienst te nemen. Dit terwijl op de arbeidsmarkt en het beleid van de (demissionaire)
regering is om zoveel mogelijk mensen in dienst te nemen en niet via inkoop van diensten
te laten werken. Hoe verhoudt dit zich tot elkaar?
Het doel van het opheffen van het onderscheid tussen markt en overheid is niet om
het realiseren van banen voor mensen met een arbeidsbeperking via inkoop van diensten
te stimuleren. Als een werkgever in de huidige situatie diensten inkoopt bij een andere
werkgever, tellen die banen uitsluitend mee bij de formele werkgever en niet bij de
werkgever bij wie de werknemer praktisch gezien werkt, en dankzij wie de werknemer
de baan heeft gekregen. Ditzelfde probleem doet zich in de huidige wet voor bij andere
samenwerkingsvormen, zoals gedeeld werkgeverschap.
In de Wet bqa was daarvoor geen oplossing, niet in de periode van de banenafspraak,
en evenmin in de situatie van de quotumregeling. Dit had tot gevolg dat er in de Wet
bqa geen enkele stimulans is voor werkgevers om samen te werken. In het nieuwe systeem
is samenwerking tussen werkgevers tijdens de banenafspraak en de geactiveerde quotumregeling
wel mogelijk als op termijn de twee afzonderlijke afspraken voor markt en overheid
worden vervangen door één afspraak. Deze mogelijkheid zorgt ook voor een veel betere
weergave van de werkelijke werksituatie.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat op termijn de twee afzonderlijke afspraken voor markt en overheid worden
vervangen door één afspraak met álle werkgevers. De leden van de ChristenUnie-fractie
zijn benieuwd wat de verwachting is op welke termijn de bestaande afspraken worden
vervangen door één afspraak.
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op een vergelijkbare
vraag van de leden van de fractie van het CDA op p. 6 van dit verslag.
Bekend is dat de overheidssector achterloopt op het aantal te realiseren banen. Kan
de regering nader toelichten wat zij concreet heeft ondernomen en gaat ondernemen
om het aantal duurzame banen bij de overheden op peil te krijgen? Op basis waarvan
verwacht de regering dat overheidswerkgevers deze achterstand ongedaan kunnen maken?
Voor de maatregelen bij de overheid verwijs ik u naar het antwoord op een vergelijkbare
vraag van de leden van de fractie van de CDA op p. 5 van dit verslag.
Aanvullend vragen de leden van de ChristenUnie-fractie op basis van welke criteria
en voorwaarden bepaald wordt wanneer het onderscheid tussen de sectoren markt en overheid
vervalt. De regering schrijft dat dit «afhankelijk is van realisaties bij de overheid».
Kan de regering dit nader concretiseren? Houdt de regering een richtgetal aan voor
het beoordelen of het onderscheid kan komen te vervallen?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op een vergelijkbare
vraag van de leden van de fractie van het CDA op p. 6 van dit verslag.
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat veel werkgevers intrinsiek gemotiveerd
zijn om banen te realiseren voor mensen met een arbeidsbeperking. Om drempels hier
zoveel mogelijk voor weg te nemen is het noodzakelijk dat mensen uit het doelgroepenregister
voor werkgevers goed in beeld komen, zo menen de leden van de ChristenUnie-fractie.
Kan de regering toelichten of zij van mening is dat dit nu goed genoeg is geborgd?
Is het niet noodzakelijk dat gemeenten beter inzicht krijgen in wie van hun inwoners
tot de doelgroep banenafspraak behoren, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie.
De regering vindt het van groot belang dat de werkgevers over betrouwbare informatie
beschikken of werknemers tot de doelgroep behoren. Hiertoe is het doelgroepregister
beschikbaar waarmee zekerheid aan werkgevers kan worden geboden dat een persoon tot
de doelgroep behoort. Om te zorgen voor passende ondersteuning, is het belangrijk
dat ook gemeenten weten welke mensen in de betreffende gemeente tot de doelgroep banenafspraak
behoren. Eerder is met UWV afgesproken dat UWV een keer per jaar gegevens uit het
doelgroepregister beschikbaar stelt aan gemeenten. Vanaf januari 2024 is dit via een
digitaal systeem mogelijk en komt het overzicht twee keer per jaar beschikbaar. Uit
de praktijk zijn er signalen dat dit proces nog niet soepel verloopt. Het kabinet
is met de VNG en UWV in gesprek om tot verbetering te komen.
Los van inzicht in het doelgroepregister is van belang dat van kandidaten bekend is
wat hun talenten zijn en waar kansen liggen om aan de slag te gaan bij werkgevers.
Zoals eerder benoemd is begin 2024 een project gestart rond het in beeld brengen van
kandidaten. Onderdeel van het project is dat gemeenten en werkgevers elkaars expertise
beter gaan benutten om nieuwe aanpakken te introduceren om voor meer mensen die tot
de doelgroep banenafspraak behoren te kijken wat hun talenten zijn en waar kansen
liggen om aan de slag te gaan bij werkgevers. Op basis van de evaluatie van het project
zal het kabinet besluiten over het al dan niet breder inzetten van deze aanpak. De
inzichten uit het project worden zo benut om structureel het aan het werk helpen van
mensen die tot de doelgroep banenafspraak te verbeteren. Dit is van cruciaal belang
voor het realiseren van de afgesproken aantallen.
3.3. Het systeem van de vernieuwde Wet banenafspraak: de quotumregeling
De leden van de VVD-fractie vragen waarom gekozen is voor het middel van een quotum. Is de regering bekend met
de goede resultaten van de banenafspraak en de banen die de markt heeft gecreëerd
voor de doelgroep? Kan de regering toelichten waarom in het licht van dit succes voor
een quotum is gekozen? Vindt de regering het redelijk om pas aan een quotum te denken
als de overheid zelf de afspraken uit de banenafspraak nakomt? Deze leden lezen dat
slechts 60% van de werkgevers bekend is met de quotumregeling. Bij welk percentage
vindt de regering het redelijk om een quotum op te leggen en wat gaat de regering
doen aan deze lage bekendheid?
De regering is bekend met de goede resultaten die de markt heeft gerealiseerd voor
de banenafspraak. Tot nu toe hebben marktwerkgevers elk jaar de afgesproken aantallen
gerealiseerd, ook tijdens de coronapandemie. In 2022 is de jaarlijkse groei zelfs
weer flink toegenomen. De regering is marktwerkgevers daar zeer erkentelijk voor.
Een quotumregeling als stok achter de deur is onderdeel van de afspraken uit het sociaal
akkoord 2013. Momenteel is er in tegenstelling tot de afspraken uit het sociaal akkoord
geen sprake van een werkende quotumregeling. Dit omdat de huidige quotumregeling onuitvoerbaar
is gebleken. Daarom stelt de regering een werkende quotumregeling voor in dit wetsvoorstel.
Mochten de aantallen van het nieuwe macro-ingroeipad niet gehaald worden, dan kan
activering onder dezelfde voorwaarden plaatsvinden als in de huidige Wet bqa. Een
quotumregeling blijft ook met de nieuwe systematiek een zwaar instrument. Een quotumregeling
is een zwaar instrument vanwege de grote gevolgen voor werkgevers. Niet alleen voor
werkgevers die nog geen banen hebben gerealiseerd voor mensen die tot de doelgroep
banenafspraak behoren, maar ook voor werkgevers die zich de afgelopen jaren hebben
ingezet om extra banen te realiseren. Net als bij de huidige quotumregeling zal het
kabinet daarom eerst met de sociale partners en gemeenten overleggen alvorens te beslissen
over het al dan niet activeren van de quotumregeling. Bij de beslissing om al dan
niet te activeren kan onder andere de economische situatie en de beschikbaarheid van
kandidaten worden meegenomen. Hetzelfde geldt voor realisaties bij de overheid. Ook
blijft onveranderd dat de ministerraad beslist over het al dan niet activeren van
de quotumregeling en de Eerste en de Tweede Kamer gedurende vier weken de kans krijgen
zich hierover te buigen. Met bovengenoemde stappen is geborgd dat de Minister voor
Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen niet alleen beslist vanuit het perspectief
van de overheid. Ook is daarbij onderscheid tussen het perspectief van de overheid
als werkgever en als wetgever. Activering van de quotumregeling heeft grote gevolgen
voor werkgevers en is tenslotte een beslissing die buitengewoon weloverwogen genomen
moet worden.
Als het gaat om bekendheid van de banenafspraak, is het belangrijk dat we werkgevers
blijven stimuleren om werk te bieden aan mensen die tot de doelgroep banenafspraak
behoren. Daar gebeurt veel voor. Een voorbeeld zijn de maatregelen uit dit wetsvoorstel
om de werking van het loonkostenvoordeel banenafspraak te verbeteren. Het loonkostenvoordeel
banenafspraak wordt structureel en de doelgroepverklaring wordt afgeschaft. Verder
subsidiëren we de activiteiten van het project «op naar de 125.000 banen» die worden
uitgevoerd door Stichting Nederland onderneemt maatschappelijk.41 Binnen dit project worden veel bijeenkomsten georganiseerd met werkgevers om ervaringen
te delen en om werkgevers te enthousiasmeren om mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt
in dienst te nemen. Ook zijn er allerhande toolkits ontwikkeld om werkgevers te ondersteunen.
In de maand november heeft de stichting opnieuw de «maand van de 1.000 voorbeelden»
georganiseerd. Daarnaast zijn we begonnen met een banenafspraak-serie via de SZW-kanalen,
ook in relatie tot de maand van de 1.000 voorbeelden. In een aantal posts op social
media-kanalen worden voorbeelden van werkgevers en werknemers die werken met de banenafspraak
gedeeld. De komende tijd gaan we door met deze en andere campagnes om werkgevers uit
te dagen om meer mensen met een beperking in dienst te nemen. Hierbij zal er specifiek
aandacht zijn voor werkgevers die nog geen mensen met een arbeidsbeperking in dienst
hebben.
De leden van de NSC-fractie lezen dat de quotumregeling «weloverwogen» geactiveerd kan worden als de aantallen
uit het nieuwe macro-ingroeipad niet worden gehaald. Deze leden vragen de regering
nader aan te geven wat bedoeld wordt met het weloverwogen inzetten van de quotumregeling.
Wat wordt hieronder precies verstaan?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar het vorige antwoord op een
vergelijkbare vraag van de leden van de fractie van de VVD.
Als de quotumregeling geactiveerd wordt, zullen alle werkgevers een bonus ontvangen.
De leden van de fractie van NSC vragen of de regering nader kan toelichten hoe de
inclusiviteitstoeslag en de bonus voor uitlenende en inlenende werkgevers precies
werken? Kan de regering tevens aangeven hoe de bonus wordt gefinancierd, als werkgevers
geen inclusiviteitstoeslag hoeven te betalen voor hun uitgeleende personeel?
Werkgevers die banen realiseren via reguliere dienstverbanden ontvangen het verhoogde
LKV doelgroep banenafspraak en worden zo beloond voor de banen die ze realiseren.
Uitlenende werkgevers die mensen uit de doelgroep banenafspraak in dienst hebben en
uitlenen ontvangen dus de bonus in de vorm van het verhoogde LKV doelgroep banenafspraak.
Voor het uitgeleende personeel betalen werkgevers geen inclusiviteitsopslag. Doordat
uitlenende werkgevers geen inclusiviteitsopslag betalen over uitgezonden personeel,
kunnen ze de bonus doorberekenen aan de inlenende werkgever. Ook voor banen via samenwerkingsvormen
als inkoop kunnen werkgevers onderling afspraken maken over de verdeling van de bonus.
De afspraken die werkgevers maken over de verdeling van de bonus kunnen meelopen in
de reguliere contractonderhandelingen. Werkgevers kunnen ervoor kiezen hierover afspraken
te maken, maar er is geen verplichting. De totale premieopbrenst van de inclusiviteitsopslag
wordt onder meer gebruikt voor het financieren van de bonus, rekening houdend met
de uitzonderingen die van toepassing zijn op de inclusiviteitsopslag.
Ook zijn de leden van de D66-fractie benieuwd wat de regering verstaat onder het weloverwogen inzetten van de quotumregeling.
De Minister beslist over het al dan niet in laten gaan van de quotumregeling, maar
de overheid is de sector die tot nu toe achterloopt in het realiseren van banen. Hoe
verhouden deze twee zaken zich tot elkaar?
Een quotumregeling is een zwaar instrument vanwege de grote gevolgen voor werkgevers.
Net als bij de huidige quotumregeling zal het kabinet daarom eerst met de sociale
partners en gemeenten overleggen alvorens te beslissen over het al dan niet activeren
van de quotumregeling. Hiermee is geborgd dat de Minister voor Armoedebeleid, Participatie
en Pensioenen niet alleen kan beslissen vanuit het perspectief van de overheid. Ook
blijft onveranderd dat de ministerraad beslist over het al dan niet activeren van
de quotumregeling en de ministeriële regeling met dit besluit overlegt aan de Eerste
en de Tweede Kamer. Daar komt bij dat de quotumregeling pas geactiveerd kan worden
als er niet langer sprake is van het onderscheid tussen markt en overheid.
De leden van de CDA-fractie lezen dat uit de evaluatie van de Wet bqa is gebleken dat 60% van de werkgevers bekend
is met de quotumregeling. Dat betekent dat 40% nog niet bekend is met de quotumregeling.
Welke stappen gaat de regering ondernemen om deze 40% ook bekend te maken met de quotumregeling?
Het kabinet stimuleert werkgevers om werk te bieden aan mensen die tot de doelgroep
banenafspraak behoren. Bijvoorbeeld door het subsidiëren van de activiteiten van het
project «op naar de 125.000 banen»42 die worden uitgevoerd door Stichting Nederland onderneemt maatschappelijk. Binnen
dit project worden veel bijeenkomsten georganiseerd met werkgevers om ervaringen te
delen en om werkgevers te enthousiasmeren om mensen met een arbeidsbeperking in dienst
te nemen. Ook zijn er binnen dit project allerhande toolkits ontwikkeld om werkgevers
te ondersteunen. In de maand november heeft de stichting opnieuw de «maand van de
1.000 voorbeelden» georganiseerd. Al een aantal jaren staat de maand november in het
teken van de banenafspraak en dit jaar was het overkoepelende thema «Kies de Banenafspraak».
Daarnaast zijn we begonnen met een banenafspraak-serie via de SZW-kanalen, ook in
relatie tot de maand van de 1.000 voorbeelden. In een aantal posts op sociale media-kanalen
worden voorbeelden van werkgevers en werknemers die werken met de banenafspraak gedeeld.
De komende tijd gaan we door met deze en andere campagnes om werkgevers uit te dagen
om meer mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen. Hierbij zal er specifiek
aandacht zijn voor werkgevers die nog geen mensen met een arbeidsbeperking in dienst
hebben. Dit zijn veelal werkgevers die nog niet bekend zijn met de quotumregeling.
De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre een quotumregeling op dit moment passend
is, omdat de marktwerkgevers de aantallen afgesproken banen tot nu toe hebben gehaald,
maar juist de overheid niet. Zou het ook mogelijk kunnen zijn dat een quotum in eerste
instantie voor de overheid gaat gelden, daar zij de afgelopen jaren niet voldaan hebben
aan de afspraak?
Het systeem van de quotumregeling dat is uitgewerkt in het wetsvoorstel kan niet geactiveerd
worden per sector. Het systeem sluit aan bij bestaande instrumenten die van toepassing
zijn op alle werkgevers, ongeacht de sector.
De leden van de SP-fractie lezen verder dat de quotumregeling in stand wordt gehouden. Deze leden vragen zich
af wat de regering ervan vindt dat het zover zou moeten komen. Is de regering het
met hen eens dat verantwoordelijk werkgeverschap van zowel marktpartijen als de overheid
betekent dat je werknemers een afspiegeling van de samenleving zijn? Kan de regering
reflecteren op of een quotumregeling bijdraagt aan deze visie op verantwoordelijk
werkgeverschap? De regering schrijft dat de quotumregeling «weloverwogen» in gang
zal worden gezet. Kan de regering uitgebreider uitweiden wanneer zij hun keuze «weloverwogen»
achten?
De regering is het met de leden van de fractie van de SP eens dat verantwoordelijk
werkgeverschap van zowel werkgever in de markt als in de overheid betekent dat het
personeelsbestand een afspiegeling van de samenleving is. De wens van de regering
is dat het niet nodig is om een quotumregeling te activeren om een inclusieve samenleving
dichterbij te brengen. Tegelijkertijd blijft de arbeidsparticipatie van mensen met
een arbeidsbeperking fors achter bij de arbeidsparticipatie van de beroepsbevolking
in zijn geheel. Zo heeft nog maar 15 procent van de werkgevers iemand met een arbeidsbeperking
in dienst.43 De regering hecht er daarom belang aan om een werkende quotumregeling achter de hand
te houden, ook gezien de afspraken uit het sociaal akkoord.
Voor de beantwoording van het deel van de vraag over het «weloverwogen» in gang zetten
van de quotumregeling verwijs ik u naar het antwoord op een vergelijkbare vraag van
de leden van de fractie van de VVD op p. 21 van dit verslag.
De leden van de SP-fractie lezen dat de regering met het nieuwe macro-ingroeipad het
doel van 125.000 banen in 2025 overeind houdt. Deze leden vragen de regering om in
te gaan op deze doelstelling en hoe de regering dit denkt te bereiken. Waar ligt de
focus? Hoe zorgt de regering dat overheidswerkgevers dit doel gaan halen? Wat doet
de regering om de mensen die na het behalen van het doel van 125.000 banen nog steeds
aan de kant staan te begeleiden naar werk?
De focus van het kabinet ligt op het bereiken van het doel van 125.000 banen eind
2025. Werkgevers worden hierbij zoveel mogelijk ondersteund; bijvoorbeeld door de
inzet van Stichting Nederland onderneemt Maatschappelijk. Ook zijn er diverse instrumenten
beschikbaar om werkgevers te faciliteren, zoals loonkostensubsidie, loondispensatie,
jobcoaching en de no-riskpolis. In de Kamerbrief van 7 juni 202344 zijn maatregelen aangekondigd om de banenafspraak te versterken. Het gaat hierbij
onder meer om een beperkte verbreding van de doelgroep zodat meer mensen aanspraak
kunnen maken op de instrumenten en ondersteuning binnen de banenafspraak. Ook gaat
het over versterken van inzet voor mensen die ook ondersteuning nodig hebben maar
die niet tot de doelgroep banenafspraak behoren en ook niet in aanmerking komen voor
beschut werk.
Ten slotte wordt extra inzet gepleegd om mensen die tot de doelgroep behoren in beeld
te brengen omdat werkgevers en gemeenten nadrukkelijk hebben aangegeven hier veel
behoefte aan te hebben. De komende tijd gaat het kabinet aan de slag met maatregelen
voor de langere termijn voor de banenafspraak. Daarbij is aangegeven dat de ondersteuningsbehoefte
van mensen meer centraal zou moeten komen te staan. Uw Kamer zal voor de zomer worden
geïnformeerd over de voortgang van dit traject.
De leden van de SGP-fractie lezen dat het deactiveren van de quotumregeling ook leidt tot het stoppen van de
bonus. Waarom zijn deze zaken aan elkaar gekoppeld? Is ook overwogen deze zaken los
te koppelen, en welke voor- en nadelen heeft dit?
Het is wenselijk om de bonus en de inclusiviteitsopslag aan elkaar te koppelen. Door
in de quotumregeling te werken met zowel een bonus als een malus (de inclusiviteitsopslag)
per werkgever worden werkgevers namelijk op individueel niveau gestimuleerd om mensen
uit de doelgroep banenafspraak aan te nemen. Wanneer een werkgever namelijk minder
mensen uit de doelgroep banenafspraak in dienst heeft dan zou moeten volgens het dan
geldende quotumpercentage, betaalt die werkgever meer aan inclusiviteitsopslag dan
dat de werkgever aan bonus ontvangt. Andersom geldt dat als een werkgever meer mensen
in dienst heeft dan het quotumpercentage eist, de bonus groter is dan de te betalen
inclusiviteitsopslag. Daarnaast wordt de opbrengst van de inclusiviteitsopslag gebruikt
om het geraamde besparingsverlies op de uitkeringslasten, de uitgekeerde bonussen
en de uitvoeringskosten van de quotumregeling te financieren. Wanneer de inclusiviteitsopslag
niet zou worden geheven, zijn er aanvullende financiële middelen nodig om de bonus
te financieren. Daarbij moet worden aangemerkt dat de wet momenteel geen mogelijkheid
biedt om een eenmaal geactiveerde quotumregeling te deactiveren. De bonus kan om die
reden niet stoppen, behalve indien de wetgever dit in de toekomst zou regelen.
De leden van de SGP-fractie constateren dat de regering beslist over het activeren
van de quotumregeling, terwijl diezelfde overheid achterblijft in de realisatie van
banen. Hoe verhoudt dit zich tot elkaar?
Een quotumregeling is een zwaar instrument vanwege de grote gevolgen voor werkgevers.
Net als bij de huidige quotumregeling zal het kabinet daarom, zoals ook benoemd in
reactie op een vraag van de leden van de fractie van D66, eerst met de sociale partners
en gemeenten overleggen alvorens te beslissen over het al dan niet activeren van de
quotumregeling. Ook blijft onveranderd dat de ministerraad beslist over het al dan
niet activeren van de quotumregeling en de ministeriële regeling met dit besluit overlegt
aan de Eerste en de Tweede Kamer. Hiermee is geborgd dat de Minister voor Armoedebeleid,
Participatie en Pensioenen niet alleen kan beslissen vanuit het perspectief van de
overheid. Daar komt bij dat de quotumregeling pas geactiveerd kan worden als er niet
langer sprake is van het onderscheid tussen markt en overheid.
De leden van de ChristenUnie-fractie lezen dat de regering zich bewust is van het feit dat wanneer de quotumregeling is
geactiveerd deze logischerwijs niet meer gedeactiveerd zal kunnen worden in verband
met de banenafspraakbonus. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering,
aangezien nu voor de sector overheid de quotumregeling al van kracht is, of het realistisch
is om te verwachten dat in de nieuwe situatie de quotumregeling niet wordt geactiveerd.
Welke alternatieven heeft de regering overwogen, in het licht van de beperkte handelingsopties
die een regering zal hebben wanneer de nieuwe quotumregeling van kracht zou zijn.
Als de aantallen van het nieuwe macro-ingroeipad niet gerealiseerd worden, moet de
afweging gemaakt worden om de quotumregeling al dan niet te activeren. Dit moet zoals
eerder benoemd weloverwogen gebeuren vanwege de grote gevolgen voor werkgevers. Net
als bij de huidige quotumregeling zal het kabinet daarom eerst met de sociale partners
en gemeenten overleggen alvorens te beslissen over het al dan niet activeren van de
quotumregeling. De economische situatie en de beschikbaarheid van voldoende kandidaten
worden daarin meegenomen. Vanwege de zwaarte van het instrument van een quotumregeling
heeft de regering ook alternatieven bezien. Zo is verkend of het mogelijk is om een
escalatieladder in te stellen, waarbij verschillende stappen worden ondernomen alvorens
de quotumregeling wordt geactiveerd. Gedacht kan worden aan verplicht rapporteren,
verplicht invullen van vacatures met mensen uit de doelgroep banenafspraak. Hierover
is met werkgevers gesproken maar hiervoor was geen draagvlak gezien de administratieve
lasten die gepaard gaan met dergelijke maatregelen.
3.4. Het systeem van de vernieuwde Wet banenafspraak: de monitoring
De leden van de VVD-fractie hebben bezorgd kennisgenomen van het advies van de Raad van State inzake monitoring.
Bij het verdwijnen van het onderscheid tussen markt en overheid wordt een separate
monitoring van deze sectoren mogelijk ook ingewikkeld. Deze leden vragen dan ook of
er voor de Kamer – als controlerend orgaan – of de marktwerkgevers – als deelnemers
aan de banenafspraak – nog voldoende beeld zal zijn van de resultaten van overheidswerkgevers.
De leden zouden graag een concrete uitleg van de regering ontvangen hoe de monitoring
van beide sectoren en andere (sub)sectoren adequaat blijft.
De regering onderschrijft het belang van aparte monitoring voor zowel de markt- als
de overheidswerkgevers, om de sectoren afzonderlijk verantwoordelijk te kunnen blijven
houden voor hun aandeel in de banenafspraak. Daarom blijft de regering de sectoren
markt en overheid apart monitoren, op dezelfde wijze als dit nu gebeurt. Ook wanneer
er op termijn geen onderscheid meer is tussen markt en overheid binnen de banenafspraak.
4. De inclusiviteitsopslag en de banenafspraakbonus
De leden van de VVD-fractie stellen vraagtekens bij de voorgestelde systematiek van een heffing gevolgd door
een bonus. Deze leden vragen of de regering nader kan toelichten waarom er voor een
systematiek van rondpompen van geld is gekozen. Zij vragen ook of dit voor ondernemingen
met een beperkte liquiditeit niet tot problemen zal leiden, of investeringen in voor
de onderneming relevante zaken zal afremmen. Zij zijn benieuwd of de regering de inclusiviteitsopslag
een proportioneel en geschikt middel vindt indien de opslag bij ondernemingen tot
liquiditeitsproblemen of minder investeringen leidt.
De regering heeft voor de voorgestelde vormgeving van de quotumregeling met een inclusiviteitsopslag
en een bonus gekozen omdat hiermee aangesloten kan worden bij bestaande instrumenten.
Hierdoor hoeven geen nieuwe systemen te worden opgetuigd, zoals wel het geval was
bij de oorspronkelijke quotumregeling die complex, administratief belastend voor werkgevers
en de uitvoering en niet uitvoerbaar is gebleken. In de timing van de inclusiviteitsopslag
en de bonus is rekening gehouden met de liquiditeit van ondernemingen. Na activatie
van de quotumregeling in jaar t, wordt het LKV doelgroep banenafspraak verhoogd in
jaar t+1, waarbij geldt dat uitbetaling in jaar t+2 plaatsvindt.
In jaar t+2 is ook pas sprake van de inclusiviteitsopslag. Door deze getrapte invoering
wordt de tijd die zit tussen de afdracht van de inclusiviteitsopslag en de ontvangst
van het verhoogde LKV doelgroep banenafspraak zoveel mogelijk beperkt. Werkgevers
betalen via de loonaangifte vanaf t+2 de inclusiviteitsopslag, maar ontvangen halverwege
t+2 het verhoogde LKV doelgroep banenafspraak over t+1. De tijd tussen afdracht van
de inclusiviteitsopslag en ontvangst van het verhoogde LKV doelgroep banenafspraak
bedraagt hierdoor maximaal een half jaar.
De leden van de D66-fractie zijn benieuwd of werkgevers ook één bonus ontvangen wanneer zij twee banen van bijvoorbeeld
dertien uur realiseren, of dat de baan uit minimaal 25,5 uur moet bestaan. Ook ontvangen
deze leden graag meer toelichting over hoe de inclusiviteitsopslag en bonus voor uitlenende
en inlenende werkgevers werken. Daarnaast horen zij graag hoe de bonus die wordt uitgekeerd
aan uitlenende werkgevers wordt gefinancierd, nu zij geen inclusiviteitsopslag hoeven
te betalen voor hun uitgeleende personeel.
Werkgevers ontvangen voor mensen die tot de doelgroep banenafspraak behoren een bonus
via een verhoogd LKV doelgroep banenafspraak. Het LKV doelgroep banenafspraak is gebaseerd
op verloonde uren. Het gaat om een verhoging van 3,76 euro per verloond uur. De baan
hoeft dus niet minimaal uit 25,5 uur te bestaan.
Werkgevers die banen realiseren via reguliere dienstverbanden ontvangen het verhoogde
LKV doelgroep banenafspraak en worden zo beloond voor de banen die ze realiseren.
Uitlenende werkgevers die mensen uit de doelgroep banenafspraak in dienst hebben en
uitlenen ontvangen dus de bonus in de vorm van het verhoogde LKV doelgroep banenafspraak.
Voor het uitgeleende personeel betalen werkgevers geen inclusiviteitsopslag. Doordat
uitlenende werkgevers geen inclusiviteitsopslag betalen over uitgezonden personeel,
kunnen ze de bonus doorberekenen aan de inlenende werkgever. Ook voor banen via samenwerkingsvormen
als inkoop kunnen werkgevers onderling afspraken maken over de verdeling van de bonus.
De afspraken die werkgevers maken over de verdeling van de bonus kunnen meelopen in
de reguliere contractonderhandelingen. Werkgevers kunnen ervoor kiezen hierover afspraken
te maken, maar er is geen verplichting. De premieopbrenst van de inclusiviteitsopslag
wordt onder meer gebruikt voor het financieren van de bonus, rekening houdend met
de uitzonderingen die van toepassing zijn op de inclusiviteitsopslag.
Ook zijn de leden van de D66-fractie benieuwd waarom er geen default-optie gekozen
wordt, zoals dat de bonus naar de inlenende werkgever wordt doorberekend, tenzij andere
afspraken worden gemaakt. Deze leden constateren dat het voordelig kan zijn voor een
werkgever tijdens de vrijwillige banenafspraak om geen banen te realiseren, te wachten
tot de quotumregeling ingaat en per die datum banen te gaan realiseren en dan meer
dan het benodigde aantal voor die werkgever. Op deze manier draagt de werkgever namelijk
bij aan het ingaan van de quotumregeling en ontvangt de werkgever vervolgens een bonus.
Constateren de leden dit correct? Zo ja, hoe reflecteert de regering hierop?
De bonus wordt niet doorberekend naar de inlenende werkgever omdat daartoe een inleenadministratie
moet worden ingericht. In de polisadministratie staan de verloonde uren van ingeleende
werknemer geregistreerd bij de werkgever waar de betreffende persoon in dienst is.
Zonder administratie van ingeleende uren is het niet mogelijk om de bonus door te
berekenen naar de inlenende werkgever. In de oorspronkelijke quotumregeling was beoogd
om een inleenadministratie in te richten om te bezien of een werkgever aan het aantal
afgesproken banen voldoet. Deze administratie bleek zeer complex, administratief belastend
voor zowel werkgevers als de uitvoering en niet uitvoerbaar.
In theorie kan het zo zijn dat het voor een werkgever voordelig is om te wachten met
het realiseren van banen voor mensen die tot de doelgroep banenafspraak behoren totdat
de quotumregeling is geactiveerd. Daarbij geldt echter dat alleen werkgevers die meer
banen realiseren dan is afgesproken worden beloond doordat ze netto meer aan bonus
ontvangen dan dat zij aan heffing betalen. Werkgevers die minder banen realiseren
dan is afgesproken betalen netto een heffing. De regering verwacht niet dat werkgevers
wachten met het aannemen tot de quotumregeling in werking is getreden met het oog
op de bonus. Ook omdat het voor werkgevers niet eenvoudig zal zijn om in zeer korte
tijd meerdere mensen tegelijk met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen.
Daarnaast zijn de leden van de D66-fractie benieuwd naar het beleid in de situatie
wanneer de doelstelling van 125.000 banen is bereikt, om ook voor alle banen die hier
bovenop gerealiseerd worden binnen een geactiveerde quotumregeling de bonus nog toe
te kennen. Deze leden vragen of het dan nog proportioneel is om werkgevers die de
banen niet gerealiseerd hebben de inclusiviteitsopslag te blijven laten betalen, met
de kanttekening dat de leden twijfels hebben bij deze statische doelstelling van 125.000 banen.
Mochten de aantallen van het nieuwe macro-ingroeipad niet gehaald worden, dan kan
activering onder dezelfde voorwaarden plaatsvinden als in de huidige Wet bqa. Een
quotumregeling blijft ook met de nieuwe systematiek een zwaar instrument. Bij de beslissing
om al dan niet te activeren kan onder andere de economische situatie en de beschikbaarheid
van kandidaten worden meegenomen. Daarbij zal ook worden meegenomen dat deactiveren
van het quotum niet direct in de rede ligt, omdat daarbij ook de bonus weer vervalt.
Omdat activering van de quotumregeling grote gevolgen heeft voor werkgevers is het
een beslissing die buitengewoon weloverwogen genomen moet worden. De regering vindt
het proportioneel om de inclusiviteitsopslag te blijven vragen van werkgevers nadat
het quotum is geactiveerd en vervolgens de doelstelling van de banenafspraak wel wordt
gehaald.
Omdat de bonus via het LKV doelgroep banenafspraak in die situatie ook zou blijven
bestaan zijn de extra lasten voor alle werkgevers gezamenlijk gelijk aan de extra
baten via het LKV doelgroep banenafspraak.
In een fatsoenlijk land staat niemand werkloos langs de kant, stellen de leden van
de CDA-fractie. Deze leden begrijpen de afweging om te komen tot een systeem van een bonus en malus,
maar zij wijzen er wel op dat het hun voorkeur is dat men omziet naar elkaar en iedereen
oog heeft voor ieders talenten. In een fatsoenlijk land zou een systeem met een bonus
en malus om baankansen te vergroten voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt
niet nodig moeten zijn.
De leden van de SP-fractie willen de regering ook graag een situatie voorleggen. Deze leden constateren dat
het voordeliger voor werkgevers lijkt om te wachten met het in dienst nemen van mensen
met een arbeidsbeperking tot de quotumregeling in is gegaan. Werkgevers ontvangen
dan namelijk een bonus. Hoe ziet de regering dit? Is dit niet in strijd met het huidige
argument van de regering dat de dreiging van een quotum ervoor zorgt dat werkgevers
mensen met een arbeidsbeperking aannemen?
De regering verwacht niet dat werkgevers wachten met het aannemen tot de quotumregeling
in werking is getreden met het oog op de bonus. De reden hiervoor is de wisselwerking
tussen de bonus en de inclusiviteitsopslag. Alleen werkgevers die meer banen realiseren
dan is afgesproken worden beloond doordat ze netto meer aan bonus ontvangen dan dat
zij aan heffing betalen. Werkgevers die minder banen realiseren dan is afgesproken
betalen netto een heffing. Bovendien zal het voor werkgevers niet eenvoudig zijn om
in zeer korte tijd meerdere mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen.
De leden van de SP-fractie vragen welke voorwaarden de regering verbindt aan het uitbreiden
van het LKV voor het verbeteren van de rechten van werknemers. Kan de regering garanderen
dat mensen met een arbeidsbeperking gewoon minimaal het minimumloon verdienen volgens
dezelfde voorwaarden als andere werkenden? Krijgen medewerkers met een arbeidsbeperking
eerder zicht op vast werk? Zo nee, waarom wil de regering dit niet garanderen, terwijl
ze het voordeel voor werkgevers wel uitbreiden?
Door het structureel maken van het LKV doelgroep banenafspraak hebben werkgevers recht
op dit loonkostenvoordeel voor een werknemer die tot de doelgroep banenafspraak behoort
zo lang de dienstbetrekking duurt. Door werkgevers duurzaam te ondersteunen wordt
de drempel verlaagd om werknemers uit de doelgroep banenafspraak vast in dienst te
nemen. Het is geen vereiste om een werknemer vast in dienst te nemen om recht te krijgen
op loonkostenvoordeel. De loonkostenvoordelen zijn bedoeld om werkgevers te stimuleren
specifieke groepen mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt in dienst te
nemen en te houden.45 Het geven van een vast contract als voorwaarde stellen voor het recht op loonkostenvoordeel,
maakt de drempel voor werkgevers om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen
groter en heeft daardoor mogelijk een ongewenst effect.
Zoals alle werknemers, hebben werknemers waarvoor werkgevers loonkostenvoordeel ontvangen
recht op het wettelijk minimumloon. Uitzonderingen hierop zijn bijvoorbeeld leerlingen
die en beroepsbegeleidende leerweg (BBL) volgen en werknemers die werken met loondispensatie
waarvan hun inkomen met een uitkering wordt aangevuld tot minimaal het wettelijk minimumloon.
Mensen die niet het wettelijk minimumloon verdienen, bijvoorbeeld als er sprake is
van een onbetaalde stage, worden niet gezien als werknemer. Werkgevers kunnen voor
deze personen dan ook geen loonkostenvoordeel ontvangen.
5. Vereenvoudiging loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie krijgen al jaren signalen vanuit maatschappelijke organisaties en mensen met een
beperking dat de criteria van het doelgroepregister van het UWV smal zijn, waardoor
veel mensen met een arbeidsbeperking buiten het doelgroepregister vallen, terwijl
het voor hen niet mogelijk is om zelfstandig een reguliere baan te vinden. Deze mensen
vallen tussen wal en schip. Deze leden waren verheugd om in de brief van 7 juni 2023
te lezen dat de doelgroep van de banenafspraak verbreed wordt.46 Zij constateren echter dat deze voorgenomen verbreding niet is meegenomen in voorliggend
wetsvoorstel. Om welke reden is de verbreding niet meegenomen in dit wetsvoorstel?
Op welke termijn wordt de verbreding van de doelgroep banenafspraak alsnog gerealiseerd?
Kan de regering aangeven hoeveel extra mensen naar verwachting in aanmerking zullen
komen voor een baan uit de banenafspraak na verbreding? Hierbij merken de leden van
de GroenLinks-PvdA-fractie eveneens op dat het in geval van verbreding van de doelgroep
passend zou zijn de doelen wat betreft het aantal te realiseren banen uit de banenafspraak
te verhogen. Hoe kijkt de regering hiernaar?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op een vergelijkbare
vraag van de leden van de fractie van de BBB op p. 3 van dit verslag.
Tenslotte constateren deze leden dat de doelen gerealiseerd moeten zijn in 2026. Welke
toekomst ziet de regering na 2026 voor de banenafspraak? Zullen er ook na dit jaartal
structureel banen bijkomen voor mensen met een arbeidsbeperking? Op welke manier wil
de regering dit vormgeven?
De opbouw in de aantallen voor de banenafspraak loopt in 2026 af. De banenafspraak
loopt echter ook vanaf 2026 door. De banenafspraak is en blijft van belang om ervoor
te zorgen dat steeds meer mensen met een arbeidsbeperking werken bij een reguliere
werkgever. Ook na 2026 kan indien nodig de quotumheffing geactiveerd worden. In voorliggend
wetsvoorstel heeft de regering een aantal maatregelen uitgewerkt om de banenafspraak
en de bijbehorende ondersteuning te verbeteren en versterken. Voor de langere termijn
is meer nodig. Het kabinet vindt het belangrijk om toe te werken naar een stelsel
waarbij de ondersteuning die mensen nodig hebben leidend is en niet de uitkeringssituatie
van iemand of de groep waartoe iemand behoort. Daarom heeft het kabinet in de brief
van 7 juni 2023 een verkenning van maatregelen voor de lange termijn voor de periode
vanaf 2026 aangekondigd. Het gaat om een verkenning van maatregelen voor de langere
termijn om de vertaalslag te maken van doelgroepen/uitkeringssituatie naar uitgaan
van ondersteuningsbehoefte. Het toewerken naar een volledig inclusieve arbeidsmarkt
vergt inzet van alle partijen. Dat moeten we samen doen. Daarom is en blijft het kabinet
in gesprek met de partijen in De Werkkamer, UWV én met alle mensen die binnen de doelgroep
horen of daartoe willen horen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat scholingsbelemmerden in het
wetsvoorstel niet langer vallen onder het LKV van de doelgroep banenafspraak in het
kader van de harmonisatie van het LKV van de doelgroep banenafspraak en de doelgroep
banenafspraak. Waarom heeft de regering de keuze gemaakt om scholingsbelemmerden uit
te sluiten van de doelgroep banenafspraak in plaats van hen op te nemen in de doelgroep?
Om het mogelijk te maken de doelgroepverklaring voor het LKV doelgroep banenafspraak
af te schaffen en het LKV doelgroep banenafspraak structureel te maken is het noodzakelijk
dat de doelgroep banenafspraak exact overeenkomt met de doelgroep van het LKV doelgroep
banenafspraak. Omdat scholingsbelemmerden niet tot de doelgroep van de banenafspraak
behoren, is het noodzakelijk dat voor deze groep niet langer recht is op LKV doelgroep
banenafspraak. De regering kiest er niet voor deze groep toe te voegen aan de doelgroep
banenafspraak. Veruit de meeste scholingsbelemmerden zijn al vanwege andere redenen
opgenomen in het doelgroepregister, bijvoorbeeld als zij een Wajong-uitkering hebben
en arbeidsvermogen. Het gaat om een groep van zo’n 100 scholingsbelemmerden die niet
tot de doelgroep van de banenafspraak horen en werken met LKV. En deze groep scholingsbelemmerden
die niet op een andere grondslag tot de doelgroep banenafspraak behoort voldoet niet
aan de voorwaarde van de banenafspraak dat zij niet zonder voorziening zelfstandig
het wettelijk minimumloon kunnen verdienen. Bovendien is in het onderzoek naar de
afbakening van de doelgroep banenafspraak, de groep scholingsbelemmerden niet geïdentificeerd
als een groep mensen die qua kenmerken, oorzaken en ondersteuningsbehoefte vergelijkbaar
is met de huidige doelgroep banenafspraak.47
Wel kunnen scholingsbelemmerden die niet tot de doelgroep banenafspraak behoren een
no-riskverklaring aanvragen, waarmee de werkgever recht krijgt op een no-riskpolis.
Uiteraard wordt voor de mensen met een scholingsbelemmering die al werken en die niet
tot de doelgroep banenafspraak behoren overgangsrecht geregeld. Dat betekent dat werkgevers
voor scholingsbelemmerden die zij voor de datum van inwerkingtreding van dit wetsvoorstel
in dienst nemen nog voor maximaal drie jaar recht hebben op LKV doelgroep banenafspraak.
Dus ook voor het deel dat na de datum van de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel
ligt.
De wijzigingen in het LKV doelgroep banenafspraak zijn beoogd om per 1 januari 2026
in werking te treden. Vanwege de benodigde implementatietijd voor UWV en Belastingdienst
is dit alleen haalbaar als de Eerste Kamer uiterlijk 1 juli 2025 dit wetsvoorstel
aanneemt. Mocht dit wetsvoorstel ná 1 juli 2025 worden aangenomen door de Eerste Kamer
dan is de eerstvolgende mogelijke datum van inwerkingtreding van de wijzigingen in
het LKV doelgroep banenafspraak 1 januari 2027. De definitieve datum van inwerkingtreding
is afhankelijk van de duur van het parlementaire proces.
Het wetsvoorstel beoogt het LKV structureel te maken. De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
zien hier een mogelijkheid om het structureel maken van het LKV te koppelen aan een
vast contract. Kan de regering reflecteren op deze mogelijkheid, ook in het licht
van het doel van meer zekerheid op de arbeidsmarkt?
Met het structureel maken van het LKV doelgroep banenafspraak en het afschaffen van
de doelgroepverklaring beoogt de regering werkgevers duurzaam te ondersteunen wanneer
zij werknemers uit de doelgroep banenafspraak in dienst nemen en de administratieve
lasten voor werkgevers te verlichten. Dit maakt het aantrekkelijker voor werkgevers
om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen en te houden. De regering is
geen voorstander van het koppelen van het LKV doelgroep banenafspraak aan een vast
contract. Dit zou betekenen dat werkgevers alleen aanspraak kunnen maken op LKV doelgroep
banenafspraak als zij de werknemer een vast contract geven. Dit maakt de drempel voor
werkgevers om mensen met een arbeidsbeperking in dienst te nemen groter en heeft daardoor
mogelijk het ongewenst effect dat het voor werkgevers minder aantrekkelijk wordt om
mensen uit de doelgroep banenafspraak in dienst te nemen. Daarnaast geldt dat door
de ketenbepaling een werkgever nu voor maximaal drie jaar tijdelijke contracten kan
geven. Wil een werkgever gebruikmaken van het structurele LKV doelgroep banenafspraak
voor langer dan de huidige looptijd van drie jaar, dan geldt in het gros van de gevallen
dus dat de werkgever een vast contract moet geven aan de werknemer.
De leden van de SP-fractie lezen ook dat een groep van ongeveer honderd personen buiten de boot valt van de
LKV-doelgroep die wel aanspraak kan maken op de huidige banenafspraak. Deze groep
scholingsbelemmerden valt er in het voorliggende wetsvoorstel buiten. Wat gaat de
regering doen om voor deze personen een passende oplossing te bieden?
Zoals ook benoemd in reactie op de vraag van de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA
is het noodzakelijk dat de doelgroep banenafspraak exact overeenkomt met de doelgroep
van het LKV doelgroep banenafspraak. Dit om mogelijk te maken de doelgroepverklaring
voor het LKV doelgroep banenafspraak af te schaffen en het LKV doelgroep banenafspraak
structureel te maken. Omdat scholingsbelemmerden niet tot de doelgroep van de banenafspraak
behoren, is het noodzakelijk dat voor deze groep niet langer recht is op LKV doelgroep
banenafspraak. De regering kiest er niet voor deze groep toe te voegen aan de doelgroep
banenafspraak. Veruit de meeste scholingsbelemmerden zijn al vanwege andere redenen
opgenomen in het doelgroepregister, bijvoorbeeld als zij een Wajong-uitkering hebben
en arbeidsvermogen. Het gaat om een groep van zo’n 100 scholingsbelemmerden die niet
al tot de doelgroep van de banenafspraak horen en werken met LKV. De groep scholingsbelemmerden
die niet op een andere grondslag tot de doelgroep banenafspraak behoort voldoet niet
aan de voorwaarde van de banenafspraak dat zij niet zonder voorziening zelfstandig
het wettelijk minimumloon kunnen verdienen. Bovendien is in het onderzoek naar de
afbakening van de doelgroep banenafspraak, de groep scholingsbelemmerden niet geïdentificeerd
als een groep mensen die qua kenmerken, oorzaken en ondersteuningsbehoefte vergelijkbaar
is met de huidige doelgroep banenafspraak.48 Wel kunnen scholingsbelemmerden die niet tot de doelgroep banenafspraak behoren een
no-riskverklaring aanvragen, waarmee de werkgever recht krijgt op een no-riskpolis.
Uiteraard wordt voor de mensen met een scholingsbelemmering die al werken en die niet
tot de doelgroep banenafspraak behoren overgangsrecht geregeld. Dat betekent dat werkgevers
voor scholingsbelemmerden die zij voor de datum van inwerkingtreding van dit wetsvoorstel
in dienst nemen nog voor maximaal drie jaar recht hebben op LKV doelgroep banenafspraak.
Dus ook voor het deel dat na de datum van de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel
ligt.
De leden van de SGP-fractie vinden het positief dat de doelgroepverklaring voor het LKV doelgroep banenafspraak
wordt afgeschaft. Zij vragen de regering of daarmee ook de check van «inkomen in de
6 maanden voorafgaand aan ingang dienstverband» zal vervallen? Hoe wordt omgegaan
met werkgevers die eerder gebruik hebben gemaakt van de drie jaar voor LKV? Moeten
zij opnieuw een aanvraag doen of wordt het LKV voor hen «automatisch» structureel?
Hoe wordt hierover gecommuniceerd?
Door het structureel maken van het LKV banenafspraak krijgen werkgevers straks recht
op dit loonkostenvoordeel voor alle werknemers die tot de doelgroep van de banenafspraak
behoren voor de gehele duur van het dienstverband. Ook als de werknemer voor de datum
van inwerkingtreding van dit wetsvoorstel al in dienst was, heeft de werkgever voor
de volledige duur van de dienstbetrekking recht op LKV doelgroep banenafspraak. Als
een werkgever voor een werknemer eerder al drie jaar recht heeft gehad op LKV doelgroep
banenafspraak, krijgt de werkgever bij de inwerkingtreding van deze wet dus opnieuw
recht op LKV doelgroep banenafspraak.
Werkgevers hoeven voor het structurele LKV doelgroep banenafspraak geen doelgroepverklaring
meer te hebben. Werkgevers kunnen het LKV doelgroep banenafspraak aanvragen door dit
in de loonaangifte per tijdvak aan te vinken. Willen werkgevers voor de periode vóór
de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel LKV doelgroep banenafspraak ontvangen, dan
dienen zij daarnaast te beschikken over een doelgroepverklaring. Voorafgaand aan de
inwerkingtreding van dit wetsvoorstel zal de regering samen met UWV en Belastingdienst
communiceren richting werkgevers en werknemers over de wijzigingen.
De leden van de SGP-fractie juichen het verminderen van de administratieve lasten
voor werkgevers, zoals de doelgroepverklaring, toe. Ook de loonwaardemeting wordt
als ballast ervaren. Kan de regering aangeven wat zij gaat ondernemen om de loonwaardemetingen
te vereenvoudigen? Op welke andere punten wordt volgens de regering administratieve
lastendruk ervaren ten aanzien van de banenafspraak?
UWV en gemeenten bepalen de loonwaarde van een werknemer bij de inzet van loondispensatie
in het kader van de Wajong respectievelijk loonkostensubsidie in het kader van de
Participatiewet. Met loondispensatie of loonkostensubsidie worden werkgevers gecompenseerd
voor de lagere arbeidsprestaties van werknemers die niet in staat zijn om het wettelijk
minimumuurloon te verdienen. De loonwaardebepaling is essentieel voor de bepaling
van de hoogte van die compensatie. Per 1 juli 2021 is een uniforme methode voor loonwaardebepaling49 in werking getreden, evenals een regeling met kwaliteitseisen voor degene die de
loonwaardebepaling uitvoert (de loonwaardedeskundige). Dit betreft één van de maatregelen
uit het Breed Offensief, een uitgebreid pakket maatregelen met als doel om de participatie
op de arbeidsmarkt van mensen met een arbeidsbeperking te bevorderen. De nieuwe methode
en de kwaliteitseisen zijn ontwikkeld om meer uniformiteit en objectiviteit bij de
loonwaardebepaling te bereiken. Bij de totstandkoming ervan hebben betrokken partijen
een College van deskundigen uniforme loonwaardebepaling (CvD UL) gevormd, om de uitvoeringspraktijk
te ondersteunen en om de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen (APP)
te adviseren over doorontwikkeling. Verder heeft Blik op Werk (BOW) een monitor over
de uitvoering van de methode over de eerste twee jaar in het private domein uitgebracht
en heeft de Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA) de uitvoering in het publieke domein
onderzocht. Met haar brief van 30 augustus 202350 heeft de Minister voor APP uw Kamer hierover geïnformeerd.
Uit het onderzoek komt naar voren dat de nieuwe methode voor loonwaardebepaling over
het algemeen door loonwaardedeskundigen en werkgevers positief wordt gewaardeerd.
Maar er zijn ook aandachtspunten genoemd. Het kabinet kondigt in genoemde brief een
aantal acties aan. Zo wordt nu met deskundigen bekeken hoe de loonwaardemethode kan
worden aangepast zodat deze ook toepasbaar wordt voor dienstverlenende functies. Ook
wordt een database ontwikkeld met meest voorkomende normfuncties ten behoeve van loonwaardebepaling
voor gecreëerde en gecarvede functies. Daarnaast heeft het CvD UL gesprekken met de
uitvoerders om de uitvoeringspraktijk verder te verbeteren. In 2024 zal de stand van
zaken aan uw Kamer worden gemeld.
Verder kan het voor werkgevers een knelpunt zijn dat sprake is van verschillen tussen
gemeenten onderling en tussen gemeenten en UWV voor wat betreft de instrumenten die
beschikbaar zijn voor mensen die tot de doelgroep banenafspraak behoren. Voor jobcoaching,
proefplaatsing en werkvoorzieningen geldt dat gemeenten gelet op de Wet Breed Offensief
hun gemeentelijke re-integratieverordening Participatiewet moeten hebben aangepast.
De modelverordening die hiervoor door de VNG is uitgebracht, beoogt bij te dragen
aan verdere harmonisatie in beleid en praktijk tussen gemeenten onderling en tussen
gemeenten en UWV. Het kabinet zal in de loop van 2024 onderzoek doen naar de effecten.
Over de uitkomsten wordt u te zijner tijd geïnformeerd.
Specifiek ten aanzien van jobcoaching is het onderzoeksrapport «Verbetermogelijkheden
jobcoaching» opgesteld door UWV. De onderzoeksbevindingen en de aanbevelingen uit
dat rapport betrekt het kabinet bij de (verdere) verkenning en uitwerking van mogelijkheden
tot harmonisatie op het gebied van jobcoaching. Ten aanzien van werkvoorzieningen
leeft bij de partijen in De Werkkamer de wens te kijken naar centralisatie. Het kabinet
gaat de mogelijkheden tot centralisatie van werkvoorzieningen (met uitzondering van
vervoersvoorzieningen) verder verkennen. Daarbij worden onder andere de ervaringen
die zijn opgedaan met centralisatie van de uitvoering van de tolkvoorziening bij UWV
meegenomen.51
De leden van de SGP-fractie vragen de regering waarom scholingsbelemmerden niet worden
opgenomen in het doelgroepregister. Deze leden lezen dat de grootste groep scholingsbelemmerden
vaak op andere gronden tot de doelgroep behoren, maar dat er ook een deel is dat erbuiten
valt. Om welke groep gaat het dan?
Zoals ook benoemd in reactie op de vraag van de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA
en de SP is noodzakelijk dat de doelgroep banenafspraak exact overeenkomt met de doelgroep
van het LKV doelgroep banenafspraak. Dit om het mogelijk te maken de doelgroepverklaring
voor het LKV doelgroep banenafspraak af te schaffen en het LKV doelgroep banenafspraak
structureel te maken. Omdat scholingsbelemmerden niet tot de doelgroep van de banenafspraak
behoren, is het noodzakelijk dat voor deze groep niet langer recht is op LKV doelgroep
banenafspraak. De regering kiest er niet voor deze groep toe te voegen aan de doelgroep
banenafspraak. Veruit de meeste scholingsbelemmerden zijn al vanwege andere redenen
opgenomen in het doelgroepregister, bijvoorbeeld als zij een Wajong-uitkering hebben
en arbeidsvermogen. Het gaat om een groep van zo’n 100 scholingsbelemmerden die niet
al tot de doelgroep van de banenafspraak horen en werken met LKV. De groep scholingsbelemmerden
die niet op een andere grondslag tot de doelgroep banenafspraak behoort voldoet niet
aan de voorwaarde van de banenafspraak dat zij niet zonder voorziening zelfstandig
het wettelijk minimumloon kunnen verdienen. Bovendien is in het onderzoek naar de
afbakening van de doelgroep banenafspraak de groep scholingsbelemmerden niet geïdentificeerd
als een groep mensen die qua kenmerken, oorzaken en ondersteuningsbehoefte vergelijkbaar
is met de huidige doelgroep banenafspraak.52 Wel kunnen scholingsbelemmerden die niet tot de doelgroep banenafspraak behoren een
no-riskverklaring aanvragen, waarmee de werkgever recht krijgt op een no-riskpolis.
Uiteraard wordt voor de mensen met een scholingsbelemmering die al werken en die niet
tot de doelgroep banenafspraak behoren overgangsrecht geregeld. Dat betekent dat werkgevers
voor scholingsbelemmerden die zij voor de datum van inwerkingtreding van dit wetsvoorstel
in dienst nemen nog voor maximaal drie jaar recht hebben op LKV doelgroep banenafspraak.
Dus ook voor het deel dat na de datum van de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel
ligt.
De leden van de ChristenUnie-fractie achten het een verstandig voorstel om de doelgroepverklaring af te schaffen. Deze
leden lezen evenwel dat de doelgroepverklaring wel moet worden aangevraagd voor dienstbetrekkingen
die voor de ingangsdatum van deze wet zijn aangegaan. Kan de regering nader toelichten
waarom hiervoor is gekozen, zeker ook in de wetenschap dat de LKV doelgroep banenafspraak
structureel wordt?
Klopt het dat het structureel maken van de LKV niet van toepassing zal zijn op de
groep mensen die voor ingangsdatum van deze wet een dienstbetrekking zijn aangegaan?
Zoals ook benoemd in reactie op een van de vragen van de leden van de SGP, krijgen
werkgevers door het structureel maken van het LKV banenafspraak straks recht op dit loonkostenvoordeel voor alle werknemers die tot de doelgroep
van de banenafspraak behoren voor de gehele duur van het dienstverband.
Ook als de werknemer voor de datum van inwerkingtreding van dit wetsvoorstel al in
dienst was, heeft de werkgever voor de volledige duur van de dienstbetrekking recht
op LKV doelgroep banenafspraak. Als een werkgever voor een werknemer eerder al drie
jaar recht heeft gehad op LKV doelgroep banenafspraak, krijgt de werkgever bij de
inwerkingtreding van deze wet dus opnieuw recht op LKV doelgroep banenafspraak.
Werkgevers hoeven voor het structurele LKV doelgroep banenafspraak geen doelgroepverklaring
meer te hebben. Werkgevers kunnen het LKV doelgroep banenafspraak aanvragen door dit
in de loonaangifte per tijdvak aan te vinken. Willen werkgevers voor de periode vóór
de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel LKV doelgroep banenafspraak ontvangen, dan
dienen zij daarnaast te beschikken over een doelgroepverklaring. Voorafgaand aan de
inwerkingtreding van dit wetsvoorstel zal de regering samen met UWV en Belastingdienst
communiceren richting werkgevers en werknemers over de wijzigingen.
Het voorgestelde wetsvoorstel heeft onder meer als doel om de administratieve lasten
voor werkgevers te verminderen. De ChristenUnie steunt uiteraard dit doel. Hiervoor
stelt de regering onder andere voor om de doelgroepverklaring te schrappen. Echter
levert ook de loonwaardemeting, ondanks de uniformering, veel administratieve lasten
op. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering of zij erkent dat de loonwaardemeting
voor onnodige administratieve last zorgt en of zij voornemens is om de loonwaardemetingen
verder te vereenvoudigen.
In reactie op een vraag van de leden van de fractie van de SGP is de regering ook
ingegaan op de administratieve lasten van de loonwaardemeting. UWV en gemeenten bepalen
de loonwaarde van een werknemer bij de inzet van loondispensatie in het kader van
de Wajong respectievelijk loonkostensubsidie in het kader van de Participatiewet.
Met loondispensatie of loonkostensubsidie worden werkgevers gecompenseerd voor de
lagere arbeidsprestaties van werknemers die niet in staat zijn om het wettelijk minimumuurloon
te verdienen. De loonwaardebepaling is essentieel voor de bepaling van de hoogte van
die compensatie. Per 1 juli 2021 is een uniforme methode voor loonwaardebepaling53 in werking getreden, evenals een regeling met kwaliteitseisen voor degene die de
loonwaardebepaling uitvoert (de loonwaardedeskundige). Dit betreft één van de maatregelen
uit het Breed Offensief, een uitgebreid pakket maatregelen met als doel om de participatie
op de arbeidsmarkt van mensen met een arbeidsbeperking te bevorderen. De nieuwe methode
en de kwaliteitseisen zijn ontwikkeld om meer uniformiteit en objectiviteit bij de
loonwaardebepaling te bereiken. Bij de totstandkoming ervan hebben betrokken partijen
een College van deskundigen uniforme loonwaardebepaling (CvD UL) gevormd, om de uitvoeringspraktijk
te ondersteunen en om de Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen (APP)
te adviseren over doorontwikkeling. Verder heeft Blik op Werk (BOW) een monitor over
de uitvoering van de methode over de eerste twee jaar in het private domein uitgebracht
en heeft de Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA) de uitvoering in het publieke domein
onderzocht. Met haar brief van 30 augustus 202354 heeft de Minister voor APP uw Kamer hierover geïnformeerd.
Uit het onderzoek komt naar voren dat de nieuwe methode voor loonwaardebepaling over
het algemeen door loonwaardedeskundigen en werkgevers positief wordt gewaardeerd.
Maar er zijn ook aandachtspunten genoemd. De Minister voor APP kondigt in genoemde
brief een aantal acties aan. Zo wordt nu met deskundigen bekeken hoe de loonwaardemethode
kan worden aangepast zodat deze ook toepasbaar wordt voor dienstverlenende functies.
Ook wordt een database ontwikkeld met meest voorkomende normfuncties ten behoeve van
loonwaardebepaling voor gecreëerde en gecarvede functies. Daarnaast heeft het CvD
UL gesprekken met de uitvoerders om de uitvoeringspraktijk verder te verbeteren. In
2024 zal de stand van zaken aan uw Kamer worden gemeld.
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat de regering voornemens is het
doelgroepenregister uit te breiden. Dit vergroot het aantal mensen in het doelgroepenregister.
Met hoeveel personen wordt het doelgroepenregister naar verwachting uitgebreid, zo
vragen de leden van de ChristenUnie-fractie. En wat betekent dit voor de doelen die
zijn gesteld (125.000 banen). Wordt dit aantal banen verhoogd? Zo nee, waarom niet?
Naar schatting worden ongeveer 15.000 mensen aan het doelgroepregister toegevoegd,
waarvan een deel wel werkt en een deel (nog) niet.
De banenafspraak is vastgelegd in het sociaal akkoord van 201355. De regering kan en wil deze afspraken niet eenzijdig aanpassen. De regering kiest
er, na overleg met sociale partners, op dit moment niet voor om de doelstelling te
verhogen. Het gaat namelijk om relatief beperkte aantallen.
6. Inspanningen overheidswerkgevers
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie lezen dat de overheid wel zorgt voor werk voor mensen met een arbeidsbeperking via
externe inkoop, maar dat dit niet meetelt bij het behalen van de doelstelling. Het
beoogde wetsvoorstel brengt hier verandering in. Deze leden vinden het van groot belang
dat de overheid zelf een inclusieve werkgever is. Door de banenafspraak te realiseren
via inkoop behoeft de overheid niet de nodige veranderingen door te voeren om een
inclusieve werkgever te zijn. Op welke manier zorgt de regering dat de overheid niet
enkel banen uit de banenafspraak realiseert via inkoop? Welke maatregelen neemt zij
om te zorgen dat de overheid zelf een inclusieve werkgever wordt? Via inkoop van diensten
bestaat daarnaast het risico dat er vooral laaggeschoolde banen beschikbaar komen,
terwijl het belangrijk is dat er arbeidsplaatsen gerealiseerd worden op alle niveaus.
Op welke manier realiseert de regering dit?
Het is heel belangrijk dat de overheid ook zelf banen realiseert in het kader van
de banenafspraak, naast de realisatie van banen middels inkoop en SROI. Deze banen
worden gerealiseerd voor zowel theoretisch als praktisch opgeleide mensen binnen de
doelgroep banenafspraak. In reactie op een andere vraag van de leden van de fractie
van GroenLinks/PvdA is opgenomen welke maatregelen specifiek worden genomen bij werkgevers
binnen de overheid voor het realiseren van zoveel mogelijk banen binnen de banenafspraak.
In bredere zin streven overheidsorganisaties naar het zijn van een inclusieve organisatie.
De leden van de VVD-fractie constateren, net als de Raad van State, dat overheidswerkgevers structureel hun doelstellingen
uit de banenafspraak niet halen. Dat door dit wetsvoorstel de prikkel voor de overheid
zou verminderen om de afspraak wel na te komen, baart deze leden zorgen. Zij vragen
de regering of en hoe er dit keer wél nakoming van de overheid bewerkstelligd zal
worden. En als dit niet gegarandeerd kan worden, vragen de leden waarom het onderscheid
tussen markt en overheid niet in stand gehouden wordt.
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op een vergelijkbare
vraag van de leden van de fractie van het CDA op p. 5 van dit verslag.
De leden van de D66-fractie maken zich zorgen om de ontwikkelingen ten aanzien van de inspanningen van de overheid.
Deze leden vinden het belangrijk dat de overheid haar voorbeeldfunctie blijft vervullen,
ook met het oog op het draagvlak bij de marktsector. Hanteert de regering een richtgetal
qua doelstelling van de overheid, wat betreft vanaf welk moment het onderscheid tussen
de overheid en de marktsector opgeheven wordt? En hoe wordt geborgd dat de overheid
na het vervallen van dit onderscheid ook in de toekomst voldoende werkplekken voor
mensen een arbeidsbeperking blijft creëren? Hoe wordt voorkomen dat deze plicht voornamelijk
richting de marktsector schuift? Is de regering van plan in te grijpen als uit de
monitoring blijkt dat de overheid sterk achterblijft in haar bijdrage?
Voor wat betreft de criteria voor het opheffen van het onderscheid tussen markt en
overheid verwijst de regering naar het antwoord op een vergelijkbare vraag van de
leden van de fractie van het CDA op p. 6 van dit verslag. In ieder geval zullen de
realisaties van de overheid na opheffing gemonitord blijven worden. Om de voortgang
te blijven monitoren voorziet het wetsvoorstel in aparte monitoring voor beide sectoren.
Als uit deze monitoring blijkt dat de overheid sterk achterblijft dan zal er met alle
betrokkenen naar passende maatregelen worden gezocht. Het realiseren van banen voor
de doelgroep banenafspraak is en blijft een belangrijke maatschappelijke opgave waarvoor
de overheid zich blijft inzetten. Hierbij gaat het niet alleen om de kwantitatieve
doelstellingen. Het realiseren van duurzame en kwalitatief goede banen voor mensen
uit de doelgroep is wat we met elkaar willen bereiken. Zie de Kamerbrieven van 20 december
202356 van de Staatssecretaris van BZK over de voortgang Banenafspraak voor een uitgebreidere
toelichting op de maatregelen die zijn en worden genomen.
Ook hebben de leden van de D66-fractie twijfels bij het meetellen van gecreëerde banen
via inkoop bij de doelstelling van de overheid. Uiteraard is het belangrijk dat deze
banen ergens meetellen en dat samenwerking tussen overheid en markt voor beide partijen
moet lonen.
Maar het is ook van belang dat de overheid direct haar voorbeeldfunctie vervult en
mensen met een arbeidsbeperking in dienst neemt. De inkoop moet geen makkelijke route
worden om aan de doelstellingen te voldoen zonder zelf echt mensen in dienst te nemen.
Hoe ziet de regering dit? Hoe gaat de regering borgen dat de overheid ook direct haar
steentje blijft bijdragen?
De overheid heeft inderdaad een voorbeeldrol bij het realiseren van banen binnen de
banenafspraak. De komende tijd zal dit belangrijk blijven en er zijn verschillende
maatregelen die het realiseren van banen bij de overheid stimuleren. Zie de Kamerbrieven
van 20 december 202357 van de Staatssecretaris van BZK over de voortgang Banenafspraak voor een uitgebreidere
toelichting op de maatregelen die zijn en worden genomen. Het kabinet zal zich in
blijven spannen voor het realiseren van zoveel mogelijk banen in het kader van de
banenafspraak.
Daarnaast zien we dat er de afgelopen jaren veel banen zijn gerealiseerd in de samenwerking
tussen de markt- en overheidssector. Door middel van gerichte inkoop en SROI-verplichtingen
worden veel banen gerealiseerd binnen de banenafspraak. Deze banen worden gefinancierd
door de overheid maar tellen mee bij de markt. Onderzoek wijst uit dat het hier gaat
om een substantieel aantal banen58. Door het onderscheid op te heffen is de verwachting dat er nog meer banen kunnen
worden gerealiseerd binnen deze samenwerking. Zo helpt het opheffen met het realiseren
van meer banen binnen de banenafspraak, en draagt daarmee bij aan de maatschappelijke
opgave. Het gaat er dan niet meer om waar iemand werkt maar dat iemand werkt. Ook
voor de overheid is het van groot belang om zich te blijven inzetten voor de realisatie
van duurzame banen voor mensen in de doelgroep.
De realisaties van de overheid zullen ook na opheffing gemonitord worden. Hierdoor
is het mogelijk om in gesprek te blijven over de ontwikkelingen op het gebied van
de banenafspraak binnen de overheid, en waar nodig met ondersteuning en/of maatregelen
bij te sturen.
Ook zijn de leden van de D66-fractie benieuwd of de banen via inkoop mee gaan tellen
voor het aantal banen dat de overheid moet creëren voordat het onderscheid tussen
markt en overheid vervalt. Is dat de bedoeling? Dit lijkt deze leden namelijk lastig,
aangezien een nulmeting ontbreekt.
Het is niet de bedoeling dat banen via inkoop of SROI mee gaan tellen bij de overheid
in plaats van bij de markt. Wel tellen deze banen mee in de totale doelstelling van
de banenafspraak, daarom stimuleert het kabinet deze vorm van samenwerking door middel
van het opheffen van het onderscheid tussen markt en overheid. Het gaat er namelijk
om dat er meer mensen aan de slag gaan binnen de banenafspraak.
De leden van de D66-fractie lezen dat de Raad van State kritisch is op het opheffen
van het onderscheid tussen markt en overheid. Hoe reflecteert de regering op deze
kritiek?
De Afdeling advisering van de Raad van State toont in haar advies begrip voor de praktische
overwegingen die ten grondslag liggen aan de keuze om het onderscheid tussen de sectoren
te laten vallen. Ook onderkent zij dat, zoals in de memorie van toelichting is vermeld,
aandacht wordt besteed aan de achterblijvende resultaten van overheidswerkgevers.
De Afdeling constateert evenwel dat de inspanningen die overheidswerkgevers hebben
geleverd geen garantie bieden dat het aandeel van de banenafspraak waarvoor zij verantwoordelijk
zijn ook daadwerkelijk wordt gerealiseerd en dat de dreiging van activering van de
quotumregeling afneemt.
Om meer banen te realiseren via samenwerking is in het wetsvoorstel uitgewerkt dat
niet langer sprake is van een onderscheid tussen de overheid en de markt. Tegelijkertijd
heeft de overheid de doelstelling de afgelopen jaren niet gehaald. De regering hecht
er daarom, net als de Afdeling, zeer aan dat overheidswerkgevers invulling geven aan
de eigen verantwoordelijkheid om mensen uit de doelgroep banenafspraak in dienst te
nemen. Dit vanwege de voorbeeldfunctie die de overheid heeft en de gemaakte afspraken
in het sociaal akkoord. In het wetsvoorstel is met het oog hierop gedifferentieerde
inwerkingtreding van de verschillende onderdelen van het wetsvoorstel mogelijk gemaakt.
Het moment van opheffen van het onderscheid tussen markt en overheid is afhankelijk
van realisaties bij de overheid. Een randvoorwaarde voor het opheffen van het onderscheid
tussen markt en overheid is dat overheidswerkgevers meer banen gaan realiseren. Binnen
het Rijk zet het kabinet daarnaast in op structurele afspraken over de dekking van
mogelijke besparingsverliezen in 2025 en verder, mochten de realisaties bij overheidswerkgevers
ook de komende jaren achterblijven. Hiermee blijft ook sprake van een financiële stimulans
voor in ieder geval de Rijksoverheid om de afgesproken aantallen te realiseren.
Het laten vervallen van het onderscheid tussen overheid en markt brengt wel een aantal
vragen met zich mee, stellen de leden van de BBB-fractie. Als het percentage van de doelgroepen die werk hebben gevonden in de markt vergroot
moet worden, hoe gaat de overheid dan om met de loonkostensubsidie in relatie tot
inflatie? Groeit de loonkostensubsidie mee met de inflatie? En als dit niet gebeurt,
hoe houdt de overheid het voor marktpartijen interessant om de doelgroepen tewerk
te stellen wanneer de subsidie verhoudingsgewijs daalt en dus de rendabiliteit voor
de marktwerkgever vermindert (onder invloed van die inflatie)?
De loonkostensubsidie beweegt mee met de ontwikkelingen van de loonkosten voor de
werkgever op minimumloonniveau. De hoogte van loonkostensubsidie zoals geregeld in
de Participatiewet is het wettelijk minimumloon minus de loonwaarde. De loonwaarde
bedraagt het vastgestelde loonwaardepercentage van het wettelijk minimumloon. Daarnaast
kent de Participatiewet een forfaitaire loonkostensubsidie van 50 procent van het
wettelijk minimumloon die gedurende maximaal de eerste 6 maanden van een dienstbetrekking
kan worden ingezet. Een verhoging van het wettelijk minimumloon leidt tot een verhoging
van de loonwaarde in euro’s van de werknemer en ook tot een verhoging van de loonkostensubsidie.
De leden van de SGP-fractie lezen dat een van de genoemde redenen dat de overheid achterloopt is dat zij taken
heeft uitbesteed aan de marktsector. Wat zijn volgens de regering verder belangrijke
redenen dat de overheid nog onvoldoende banen realiseert? En welke acties onderneemt
de regering om de realisaties bij de overheid aanzienlijk te versnellen?
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op een vergelijkbare
vraag van de leden van de fractie van de D66 op p. 9 van dit verslag.
De leden van de ChristenUnie-fractie begrijpen dat samenwerking tussen de sectoren markt en overheid om banen te realiseren
bemoeilijkt wordt door het huidig wettelijk kader. De regering verwacht dat het wetsvoorstel
deze samenwerking stimuleert. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen naar de
verwachting wat voor soort banen het gewijzigd wettelijk kader zou opleveren. Is de
verwachting dat dit voornamelijk banen zijn die gerealiseerd worden via inkoop of
aanbestedingen?
Het wetsvoorstel maakt het mogelijk dat werkgevers op termijn ook samen banen kunnen
realiseren, bijvoorbeeld via samenwerkingsvormen als inkoop van diensten of via gedeeld
werkgeverschap.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen ook of de regering nader kan toelichten
wat zij bedoelt met de zin «Het vervallen van het onderscheid zal leiden tot nieuwe
energie om breder aan te slag te gaan met het realiseren van banen waar de onderbenutte
kansen liggen, namelijk ook in intensievere samenwerking tussen de markt en overheid».
Kan de regering voorbeelden geven van wat voor soort banen dit zou moeten opleveren?
Zoals in het antwoord op de vorige vraag benoemd kan het gaan om banen via samenwerkingsvormen
als inkoop van diensten of via gedeeld werkgeverschap. Bij inkoop van diensten kan
gedacht worden aan inkoop van schoonmaak, catering en ICT-dienstverlening. Deze banen
tellen nu alleen mee bij de markt. Bij gedeeld werkgeverschap kan gedacht worden aan
een scholengemeenschap waarbij de overkoepelende stichting mensen uit de doelgroep
banenafspraak een kans biedt. Deze mensen kunnen vervolgens op diverse scholen ingezet
worden als op een school onvoldoende taken beschikbaar zijn.
De leden van de ChristenUnie-fractie zijn van mening dat alle werkgevers inspanning
leveren om duurzame banen te realiseren binnen de eigen organisatie, en dus niet enkel
via social return. Daarnaast zijn deze leden ook van mening dat deze banen ook een
kwalitatief karakter moeten hebben waarbij banen idealiter via een vast dienstverband
worden aangeboden en er ook banen gerealiseerd worden voor mensen die theoretisch
geschoold zijn. Is de regering dit met de leden van de ChristenUnie-fractie eens?
Zo ja, op welke wijze wordt dit gestimuleerd?
De regering is het met de leden van de fractie van de ChristenUnie eens dat alle werkgevers
inspanningen moeten leveren om mensen duurzame banen te bieden. Idealiter is sprake
van een vast dienstverband en is er sprake voor banen voor zowel mensen die praktisch
als theoretisch geschoold zijn. Om de duurzaamheid van de banen voor mensen uit de
doelgroep banenafspraak te vergroten, komt het loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak
structureel beschikbaar in plaats van maximaal drie jaar.
7. Financiële aspecten
De leden van de SGP-fractie lezen dat als gevolg van deze wijziging de uitgaven in 2026 met 121 miljoen en structureel
met 102 miljoen euro toenemen. Wat is hiervoor de onderbouwing?
De regering wil het LKV doelgroep banenafspraak structureel maken. Dit houdt in dat
werkgevers voor alle werknemers uit de doelgroep banenafspraak dit loonkostenvoordeel
kunnen krijgen zo lang de dienstbetrekking duurt. Momenteel kunnen werkgevers nog
voor maximaal drie jaar LKV doelgroep banenafspraak ontvangen. Ook wordt de doelgroepverklaring
voor dit loonkostenvoordeel afgeschaft. Ten slotte wordt de groep werknemers waarvoor
werkgevers recht kunnen hebben LKV doelgroep banenafspraak gelijkgetrokken met de
doelgroep van de banenafspraak.
Er zijn twee voorname redenen waarom de uitgaven als gevolg van deze wijzigingen toenemen.
De eerste reden is dat de regering ervan uitgaat dat door deze wijzigingen het gebruik
van het instrument LKV doelgroep banenafspraak zal toenemen van 33 procent naar 67
procent van de werkende mensen uit de doelgroep banenafspraak. Dit omdat de genoemde
wijzigingen het aantal voorwaarden waar werkgevers aan moeten voldoen verminderen.
De tweede reden is dat vanaf 2025 de doelgroep van het LKV doelgroep banenafspraak
toeneemt doordat deze gelijkgetrokken wordt met de doelgroep van de banenafspraak.
Dit betekent onder andere dat werkgevers van werknemers uit de Wet sociale werkvoorziening
(Wsw) die gedetacheerd zijn bij een reguliere werkgever ook recht op het LKV doelgroep
banenafspraak krijgen. Omdat er geen instroom meer is in de Wsw en er op lange termijn
geen mensen meer werken vanuit de Wsw, dalen de extra uitgaven vanaf 2026 langzaam.
De extra uitgaven in 2026 en de daaropvolgende jaren zijn daarom hoger dan in de structurele
situatie.
De leden van de SGP-fractie lezen dat de extra uitgaven voor structureel maken van
het LKV banenafspraak worden gedekt uit de voorgenomen afschaffing van het lage-inkomensvoordeel
(LIV). Wat zijn de consequenties van deze afschaffing, en waarom is voor deze dekking
gekozen?
In het pensioenakkoord van 2019 is afgesproken dat werkgevers met het kabinet onderzoeken
of voor het geheel aan instrumenten in de Wtl, waaronder het LIV, tot een effectievere
invulling gekomen kan worden. Uitkomst van de gesprekken met werkgevers is dat het
lage-inkomensvoordeel (LIV) wordt afgeschaft en de daarbij vrijkomende middelen onder andere worden
gebruikt om het LKV doelgroep banenafspraak structureel te maken.59 Dit omdat het LIV onvoldoende effectief is gebleken in het creëren van extra werkgelegenheid
voor mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Het afschaffen van het LIV is opgenomen
in het wetsvoorstel Wijziging van de Wet tegemoetkomingen loondomein teneinde het
lage inkomensvoordeel te laten vervallen en in verband met enkele andere wijzigingen.60 Het afschaffen van het LIV heeft tot gevolg dat werkgevers geen LIV meer ontvangen
voor werknemers die op of rond het wettelijk minimumloon verdienen en een substantieel
aantal uren per jaar (minimaal 1.248) werkt.
8. Regeldruk
Er zijn diverse instrumenten en regelingen om werkgevers de juiste ondersteuning te
bieden, constateren de leden van de CDA-fractie. Echter voor verschillende deelgroepen zijn er verschillende regelingen bij loonkostensubsidie
en loondispensatie. En voor alle instrumenten maakt het UWV en elke individuele gemeente
eigen keuzes voor de voorwaarden en de uitvoering. Dat leidt tot een voor werkgevers
onnavolgbaar oerwoud van voorwaarden en werkwijzen waaraan ze moeten voldoen. De leden
van de CDA-fractie vragen of meer uniformering in dit geval niet effectiever zou zijn.
Het kan voor werkgevers een knelpunt zijn dat sprake is van verschillen tussen instrumenten
die beschikbaar zijn voor mensen die tot de doelgroep banenafspraak behoren tussen
gemeenten en UWV en tussen gemeenten onderling. Met het oog hierop hebben verschillende
kabinetten de afgelopen jaren stappen gezet om het instrumentarium te harmoniseren.
Zo is de Wet Breed Offensief61 in werking getreden met daarin belangrijke verbeteringen van het instrumentarium
van de Participatiewet (zoals verbeterde inzet van loonkostensubsidie en meer waarborgen
voor ondersteuning op maat) om mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen
en te houden. Voor jobcoaching, proefplaatsing en werkvoorzieningen geldt dat gemeenten
gelet op de Wet Breed Offensief hun gemeentelijke re-integratieverordening Participatiewet
moeten hebben aangepast. De modelverordening die hiervoor door de VNG is uitgebracht,
beoogt bij te dragen aan verdere harmonisatie in beleid en praktijk tussen gemeenten
onderling en tussen gemeenten en UWV. Het cabinet zal in de loop van 2024 onderzoek
doen naar de effecten. Over de uitkomsten wordt u te zijner tijd geïnformeerd.
Specifiek ten aanzien van jobcoaching is het onderzoeksrapport «Verbetermogelijkheden
jobcoaching» opgesteld door UWV. De onderzoeksbevindingen en de aanbevelingen uit
dat rapport betrekt het kabinet bij de (verdere) verkenning en uitwerking van mogelijkheden
tot harmonisatie op het gebied van jobcoaching. Ten aanzien van werkvoorzieningen
leeft bij de partijen in De Werkkamer de wens te kijken naar centralisatie en de mogelijkheden
daartoe te verkennen. Het kabinet gaat de mogelijkheden tot centralisatie van werkvoorzieningen
(met uitzondering van vervoersvoorzieningen) verder verkennen. Daarbij worden onder
andere de ervaringen die burgers, werkgevers en uitvoering al hebben opgedaan met
centralisatie van de uitvoering van de tolkvoorziening bij UWV meegenomen.62
Als het gaat om loonkostensubsidie en loondispensatie heeft het kabinet in de brief
van 7 juni 2023 aangegeven een besluit over het invoeren van loonkostensubsidie in
de Wajong voorlopig uit te stellen en eventuele invoering eerst verdergaand te gaan
onderzoeken en te bespreken met ervaringsdeskundigen, de uitvoering en de sociale
partners. Dit vraagstuk is vooral complex bij mensen met een Wajong-uitkering die
al met loondispensatie werken. Voor deze groep moet loondispensatie vervangen worden
door loonkostensubsidie. Daarbij is het van belang zorgvuldig te onderzoeken hoe deze
omzetting kan plaatsvinden zonder dat zij, of hun werkgever, er op achteruit gaan.
Daarnaast moet worden bezien hoe voorkomen kan worden dat het inkomen voor de Wajonggerechtigde
juist buitenproportioneel toeneemt vanwege de samenhang met het garantiebedrag Wajong.63 Door capaciteitsgebrek bij zowel SZW als UWV i is de verdere uitwerking van het invoeren
van loonkostensubsidie in de Wajong en nadere besluitvorming hierover vertraagd. De
ambtelijke voorbereidingen worden binnen de huidige capaciteit voortgezet. Vervolgens
zal hierover overleg plaatsvinden met ervaringsdeskundigen, de uitvoering en sociale
partners. Het kabinet streeft er naar uw Kamer voor de zomer over de uitkomst te informeren.
9. Ontvangen commentaren en adviezen
De leden van de VVD-fractie constateren dat er grote tekorten zijn op de Nederlandse arbeidsmarkt. Deze leden
constateren ook dat 70% van de mensen in de bijstand (op termijn) in staat is om te
werken. Toch vermelden werkgevers dat zij moeite hebben met het vinden van voldoende
kandidaten uit het doelgroepregister. Ziet de regering – in het bevorderen van een
inclusieve en gebalanceerde arbeidsmarkt – een extra rol voor de overheid om voor
vlotte arbeidsbemiddeling te zorgen tussen werkgevers en de doelgroepen? De leden
vragen of de regering hier een assertievere rol voor gemeentes ziet.
De regering ziet voor de overheid een rol om te zorgen voor arbeidsbemiddeling tussen
werkgevers en werkzoekenden. De arbeidsmarkt is continu in beweging. Veranderingen
volgen elkaar steeds sneller op. Dat stelt hoge eisen aan werkenden, werkzoekenden
en werkgevers om zich te blijven ontwikkelen. Ook met veel inzet op het bijhouden
van kennis en vaardigheden door scholing kan het toch voorkomen dat mensen hun baan
(dreigen te) verliezen. Dan kan ondersteuning nodig zijn om ander werk te vinden.
Werkgevers hebben soms ook hulp nodig bij hun personeelsvraagstukken: tekort of overschot,
vooral het MKB. Toekomstbestendige arbeidsmarktdienstverlening beweegt steeds mee
met nieuwe ontwikkelingen en speelt goed in op de behoeften van werkenden, werkzoekenden
en werkgevers. Zoals de Commissie Regulering van Werk heeft aangegeven, sluit de huidige
ondersteuning nog niet voldoende aan op de behoeften van alle werkenden, werkzoekenden
en werkgevers.
Bij werkenden en werkzoekenden geldt dit met name voor mensen met een flexibel contract,
praktisch opgeleiden, 55-plussers, mensen met een arbeidsbeperking en mensen (met
een bijstandsuitkering) die al langere tijd langs de kant staan. Het is van belang
iedereen de kans te geven om werk te vinden. Daarbij is belangrijk dat mensen kunnen
rekenen op voldoende ondersteuning die ook goed bij hen past. Met het oog hierop is
in het coalitieakkoord is een uitbreiding van de arbeidsmarktinfrastructuur aangekondigd.
In de Kamerbrief van 11 oktober 202264 heeft het kabinet de uitgangspunten geschetst voor nadere uitwerking van de toekomstige
dienstverlening op weg naar (ander) werk, met aandacht voor ondersteuning bij personeelsvraagstukken.
Bij de uitbreiding van de arbeidsmarktinfrastructuur is aandacht voor mensen met een
arbeidsbeperking, waaronder mensen die tot de doelgroep banenafspraak behoren. Aanvullend
hierop heeft het kabinet in de brief van 7 juni 2023 aangekondigd dat werkgevers en
de uitvoering voornemens zijn om nieuwe afspraken te maken om de matching verder te
verbeteren zodat de kansen op werk van mensen die tot de doelgroep banenafspraak behoren
toenemen.65 Het gaat om een project dat begin 2024 is gestart en is gericht op het uitbreiden
en verbeteren van de communicatie over de beschikbaarheid van instrumenten naar werkgevers.
Ook gaan gemeenten en werkgevers elkaars expertise beter benutten om nieuwe aanpakken
te introduceren om voor meer mensen die tot de doelgroep banenafspraak behoren te
kijken wat hun talenten zijn en waar kansen liggen om aan de slag te gaan bij werkgevers.
De leden van de NSC-fractie lezen dat de huidige Wet bqa zowel door werkgevers als de uitvoering als ingewikkeld
worden ervaren. De samenwerking tussen overheidswerkgevers en werkgevers uit de marktsector
is te complex en de administratieve lasten worden als hoog ervaren, met name tijdens
de geactiveerde quotumregeling. Kan de regering nader aangeven in hoeverre dit wetsvoorstel
ervoor gaat zorgen dat de uitvoering in de praktijk daadwerkelijk minder complex gaat
worden? Waarop is de verwachting van de regering gebaseerd dat er met dit wetsvoorstel
meer mensen met een beperking aan het werk worden geholpen? Kan de regering in haar
antwoord hierbij ingaan op de zorg van de Belastingdienst dat het wetsvoorstel door
de vormgeving en de uitzonderingen voor de inclusiviteitstoeslag zal leiden tot een
toename van complexiteit voor zowel werkgevers als voor de Belastingdienst. Kan de
regering nader aangeven in hoeverre de Belastingdienst in staat is om dit wetsvoorstel
te handhaven?
Tijdens de oorspronkelijke quotumregeling van de Wet bqa moesten uitlenende werkgevers
via UWV voor alle werknemers uit de doelgroep doorgeven bij welke werkgever ze werkten.
De inlenende werkgevers moesten dit vervolgens controleren en goedkeuren. Daarvoor
was een complex systeem in de vorm van een inleenadministratie nodig. Dit bleek veel
ingewikkelde administratieve handelingen met zich mee te brengen, voor zowel de werkgevers
voor wie de quotumregeling gold, als voor UWV die deze inleenadministratie moest ontwikkelen
en bijhouden. Met dit wetsvoorstel zijn al deze handelingen tijdens de geactiveerde
quotumregeling niet meer nodig en wordt aangesloten bij bestaande instrumenten. Hierdoor
wordt de quotumregeling minder complex dan de oorspronkelijke quotumregeling die niet
uitvoerbaar is gebleken. Dat neemt niet weg dat het altijd tijd vraagt om te wennen
aan een nieuw systeem en dat ook het voorgestelde systeem een vorm van complexiteit
met zich meebrengt. Dat zit onder meer in het feit dat het door de van toepassing
zijnde uitzonderingen niet gaat om een generieke opslag op de Aof-premie. Door deze
uitzonderingen is minder eenduidig te communiceren voor de Belastingdienst. In de
herijking van de uitvoeringstoets door de Belastingdienst is opgenomen dat geen eenduidig
oordeel is te geven over de handhaafbaarheid van de vormgeving van de uitzonderingen.
Naar aanleiding hiervan zijn zowel de wetsartikelen als de memorie van toelichting
aangepast. Het kabinet zal in overleg met UWV en Belastingdienst zorgen voor een zorgvuldige
implementatie van het wetsvoorstel en ruim aandacht besteden aan voorlichting richting
werkgevers.
De regering verwacht dat met het wetsvoorstel meer mensen met een arbeidsbeperking
aan het werk worden geholpen omdat de mogelijkheden om banen te realiseren via samenwerking
op termijn kunnen toenemen. Als de quotumregeling wordt geactiveerd, kan de bonus
voor werkgevers een extra stimulans zijn om banen te realiseren. Ook wordt de manier
waarop werkgevers gebruik kunnen maken van het loonkostenvoordeel doelgroep banenafspraak
vereenvoudigd. Het doel is dat meer mensen met een arbeidsbeperking aan de slag gaan
door werkgevers meer mogelijkheden te geven om banen te realiseren. Zoals eerder ook
benoemd is en blijft meer nodig dan de maatregelen in voorliggend wetsvoorstel.
Zoals gesteld zijn de leden van de D66-fractie voorstander van het vereenvoudigingen van regelingen. Echter, deze leden lezen dat
voor de Belastingdienst deze aanpassing juist leidt tot meer complexiteit. Dit baart
hen zorgen, want juist bij die uitvoeringsorganisatie is vereenvoudiging en vermindering
van de werklast cruciaal. Hoe ziet de regering dit?
Overkoepelend heeft de Belastingdienst het onderdeel inclusiviteitsopslag als complex
beoordeeld. De regering erkent dat ook het voorgestelde systeem complexiteit met zich
meebrengt. Dat zit met name in het feit dat het voor de inclusiviteitsopslag niet
gaat om een generieke opslag op de Aof-premie, maar een opslag over een deel van het
loon als gevolg van de uitzonderingen van de inclusiviteitsopslag. Door op hoofdlijnen
aan te sluiten bij bestaande instrumenten streeft de regering er naar de complexiteit
en de administratieve lasten zo veel mogelijk te beperken. Voor individuele werkgevers
en de uitvoering geldt dat de administratieve lasten bij een geactiveerde quotumregeling
beperkter zijn dan de oorspronkelijk beoogde quotumregeling.
Tijdens de oorspronkelijke quotumregeling van de Wet bqa moesten uitlenende werkgevers
via UWV voor alle werknemers uit de doelgroep doorgeven bij welke werkgever ze werkten.
De inlenende werkgevers moesten dit vervolgens controleren en goedkeuren Daarvoor
was een complex systeem in de vorm van een inleenadministratie nodig. Dit bleek veel
ingewikkelde administratieve handelingen met zich mee te brengen, voor zowel de werkgevers
voor wie de quotumregeling gold, als voor UWV die deze inleenadministratie moest ontwikkelen
en bijhouden. Met dit wetsvoorstel zijn al deze handelingen tijdens de geactiveerde
quotumregeling niet meer nodig.
Ook zijn de leden van de D66-fractie benieuwd naar hoe de regering aankijkt tegen
het standpunt van VNO-NCW, die stellen dat deze aanpassing eigenlijk geen meerwaarde
heeft. Deze leden vinden dit verrassend, aangezien het doel van deze aanpassing juist
ook het ondersteunen van werkgevers is. Hoe ziet de regering dit? Is deze wijziging
wel goed afgestemd met de werkgeversorganisaties?
De leden van de fractie van D66 verwijzen naar de brief van VNO-NCW over het wetsvoorstel
aan de vaste commissie voor Sociale Zekerheid en Werkgelegenheid van 18 december 2023.
In deze brief is opgenomen dat VNO-NCW en MKB-Nederland geen meerwaarde zien in het
wetsvoorstel. De afgelopen jaren zijn diverse gesprekken gevoerd met werkgevers en
vertegenwoordigers van werkgevers over het wetsvoorstel. Het is bij de regering bekend
dat werkgevers geen voorstander zijn van een quotumregeling. Dit is naar verwachting
waar de passage uit de brief op ziet. Dat werkgevers geen voorstander zijn van een
quotumregeling is begrijpelijk vanuit het perspectief van werkgevers. Een quotumregeling
betekent namelijk dat werkgevers die onvoldoende mensen die tot de doelgroep banenafspraak
behoren in dienst hebben een heffing moeten gaan betalen. Tegelijkertijd hecht de
regering zeer aan de afspraken uit het sociaal akkoord van 2013. Daarin is een stok
achter de deur afgesproken in de vorm van een quotumregeling als de afgesproken aantallen
niet worden gerealiseerd. Die mogelijkheid is er momenteel niet omdat de quotumregeling
niet uitvoerbaar is. Met dit wetsvoorstel wordt de mogelijkheid om indien noodzakelijk
en indien de situatie daar aanleiding toe geeft een quotumregeling in te voeren.
De leden van de CDA-fractie lezen dat conform eerdere afspraken ambtenaren van het Ministerie van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid (SZW) in 2022 gesprekken tussen het UWV en gemeenten over het herontwerp
van het doelgroepregister heeft geïnitieerd. Wat is de uitkomst van deze gesprekken?
Voor het doelgroepregister banenafspraak is gegevensuitwisseling met gemeenten van
belang. Dit onder meer voor het opnemen van gegevens van mensen uit de Participatiewet
die tot de doelgroep banenafspraak behoren. Verloopt de gegevensuitwisseling met alle
gemeenten en het UWV naar behoren? Zo nee, waar zitten de knelpunten en op welke termijn
kunnen deze worden opgelost?
Op basis van de gesprekken over het herontwerp van het doelgroepregister banenafspraak
heeft het Ministerie van SZW in juni 2023 aan UWV opdracht gegeven om te starten met
het herontwerp van het doelgroepregister. Het streven is dat het herontwerp van het
doelgroepregister per 1 januari 2025 gereed is. Onderdeel van het herontwerp van het
doelgroepregister is het verbeteren van de gegevensuitwisseling tussen gemeenten en
UWV. Bijvoorbeeld om de tijdigheid van de gegevens in het doelgroepregister te verbeteren.
De leden van de CDA-fractie lezen dat de Belastingdienst het onderdeel inclusiviteitsopslag
als complex beoordeelt. Kan de regering nader beargumenteren waarom zij van mening
is de complexiteit en de administratieve lasten zo veel mogelijk te beperken door
te streven op hoofdlijnen aan te sluiten bij bestaande instrumenten? Kan de Belastingdienst
de regeling goed uitvoeren? Waar zitten de (mogelijke) knelpunten en wat zou ervoor
kunnen zorgen dat de regeling minder complex wordt?
Tijdens de oorspronkelijke quotumregeling van de Wet bqa moesten uitlenende werkgevers
via UWV voor alle werknemers uit de doelgroep doorgeven bij welke werkgever ze werkten.
De inlenende werkgevers moesten dit vervolgens controleren en goedkeuren. Daarvoor
was een complex systeem in de vorm van een inleenadministratie nodig. Dit bleek veel
ingewikkelde administratieve handelingen met zich mee te brengen, voor zowel de werkgevers
voor wie de quotumregeling gold, als voor UWV die deze inleenadministratie moest ontwikkelen
en bijhouden. In de vernieuwde Wet banenafspraak zijn al deze handelingen tijdens
de geactiveerde quotumregeling niet meer nodig. Dit komt doordat de regering ervoor
heeft gekozen om aan te sluiten bij bestaande instrumenten.
Het wetsvoorstel is voor de Belastingdienst uitvoerbaar. Het onderdeel inclusiviteitsopslag
is door de Belastingdienst als complex beoordeeld. De regering erkent dat ook het
voorgestelde systeem complexiteit met zich meebrengt. Dat zit met name in het feit
dat het voor de inclusiviteitsopslag niet gaat om een generieke opslag op de Aof-premie,
maar een opslag over een deel van het loon als gevolg van de uitzonderingen van de
inclusiviteitsopslag. Daarnaast verwacht de Belastingdienst dat de koppeling met de
grootte indeling voor de Aof-premie een structurele toename van bezwaren tegen de
vaststelling van de loonsom voor de Aof-premie met zich meebrengt. Het voorstel zou
minder complex worden en de structurele toename van bezwaren verminderen door het
aantal uitzonderingen te verminderen. Inhoudelijk gezien vindt de regering dit niet
wenselijk. Het zou bijvoorbeeld betekenen dat niet alleen grote, maar ook kleine werkgevers
te maken krijgen met de inclusiviteitsopslag. Ook zijn werkgevers die arbeidskrachten
uitzenden zonder uitzondering een inclusiviteitsopslag verschuldigd over hun uitzendpersoneel.
Dit terwijl zij voor deze werknemers niet zelf de arbeidsplaats realiseren. Het is
namelijk de inlenende werkgever die de arbeidsplaats realiseert. De regering blijft
met de Belastingdienst in gesprek over het verminderen van de complexiteit in de uitvoering.
Ook de communicatie richting werkgever speelt daarbij een belangrijke rol. Nadat het
wetsvoorstel door beide Kamers is aangenomen brengt het Ministerie van SZW samen met
UWV en de Belastingdienst voor de vroegst mogelijke datum voor de beslissing over
de activering van de quotumregeling een draaiboek tot stand. Zowel het verminderen
van de complexiteit en de communicatie richting werkgevers zijn daar belangrijke onderdelen
van.
10. Overig
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie constateren dat gemeenten ook in het nieuwe wetsvoorstel geen inzage krijgen in wie
van hun inwoners tot de doelgroep banenafspraak behoort. Gemeenten kunnen daardoor
niet proactief inwoners benaderen om hen op de hoogte te brengen van waar zij recht
op hebben en hen ondersteuning naar werk aanbieden. In hoeverre ziet de regering mogelijkheden
om gemeenten de mogelijkheid te bieden om inwoners proactief te kunnen benaderen?
Om te zorgen voor passende ondersteuning is het belangrijk dat gemeenten weten welke
mensen in de betreffende gemeente tot de doelgroep banenafspraak behoren. Eerder is
met UWV afgesproken dat UWV een keer per jaar gegevens uit het doelgroepregister beschikbaar
stelt aan gemeenten. Vanaf januari 2024 is dit via een digitaal systeem mogelijk en
komt het overzicht twee keer per jaar beschikbaar. Uit de praktijk zijn er signalen
dat dit proces nog niet soepel verloopt. Het kabinet is met de VNG en UWV in gesprek
om tot verbetering te komen.
Deze leden van de fractie van GroenLinks/PvdA vragen zich af in hoeverre er zicht
is op de pensioenopbouw van mensen die werken via de banenafspraak, mede met het oog
op de Algemene Ouderdomswet(AOW)-franchise.
Of mensen die tot de doelgroep banenafspraak behoren die werken pensioen opbouwen
is afhankelijk van de hoogte van de (AOW-)franchise in de betreffende pensioenregeling.
De meeste van hen bouwen naar alle waarschijnlijkheid geen pensioen op omdat het pensioengevend
loon niet boven de franchise uitkomt. Hier zijn echter geen specifieke cijfers over
beschikbaar.
De leden van de NSC-fractie merken op dat werkgevers in de kandidatenverkenner via een anoniem profiel kunnen
zien wie in het doelgroepregister staat. Gemeenten hebben tot op heden geen inzage
in wie van hun inwoners tot de doelgroep banenafspraak behoort. Daardoor kunnen gemeenten
hun inwoners niet actief benaderen en een aanbod voor (ondersteuning naar) werk doen.
Volgens deze leden zou dit wel mogelijk moeten worden. Kan de regering dit toezeggen?
Om te zorgen voor passende ondersteuning, is het zoals ook benoemd in het antwoord
op een vergelijkbare vraag van de leden van de fractie van GroenLinks-PvdA belangrijk
dat gemeenten weten welke mensen in de betreffende gemeente tot de doelgroep banenafspraak
behoren. Eerder is met UWV afgesproken dat UWV een keer per jaar gegevens uit het
doelgroepregister beschikbaar stelt aan gemeenten. Vanaf januari 2024 is dit via een
digitaal systeem mogelijk en komt het overzicht twee keer per jaar beschikbaar. Uit
de praktijk zijn er signalen dat dit proces nog niet soepel verloopt. Het kabinet
is met de VNG en UWV in gesprek om tot verbetering te komen.
Daarnaast zou het goed zijn als gemeenten een periodiek overzicht ontvangen van al
hun inwoners met een positief advies beschut werk, stellen de leden van de NSC-fractie.
Ook voor deze groep is het immers belangrijk dat gemeenten hen actief benaderen om
betaald aan de slag te komen. Graag ontvangen deze leden een reactie van de regering
hierop.
Per keer dat UWV een positief voor beschut werk advies afgeeft, wordt de gemeente
hier op persoonsniveau over geïnformeerd.
De gemeente ontvangt per persoon de rapportage van de beoordeling. Hiermee kan de
gemeente vaststellen of iemand in aanmerking komt voor beschut werk en kan zij de
persoon helpen bij het vinden van een passende baan. Aangezien gemeenten al over de
benodigde informatie beschikken, wordt op dit moment een aanvullend periodiek overzicht
niet als noodzakelijk beschouwd.
De leden van de NSC-fractie merken op dat er in 2022 een internetconsultatie plaats
heeft gevonden over een soepelere overstap van beschut werk naar een garantiebaan
in het kader van de banenafspraak (en vice versa). Waarom is deze versoepeling niet
meegenomen in onderhavig wetsvoorstel?
De overstap van de banenafspraak naar beschut werk is niet meegenomen omdat deze wordt
geregeld via een wijzigingsbesluit. In mijn laatste brief over Simpel Switchen in
de participatieketen66, heb ik uw Kamer geïnformeerd over de voorbereiding van een aanpassing van het Besluit
advisering beschut werk. Met deze aanpassing wil ik het mogelijk maken dat mensen
zonder nieuwe beoordeling van UWV kunnen terugkeren naar beschut werk, indien de overgang
naar een baan binnen de banenafspraak toch niet passend blijkt te zijn. Ik heb uw
Kamer laten weten dat ik met UWV in gesprek zou gaan om te bezien of invoering in
2024 mogelijk is. Over de uitkomsten hiervan heb ik uw Kamer in de brief «Sociaal
ontwikkelbedrijven en beschut werk»67 geïnformeerd. In die brief is beschreven dat uit overleg met UWV over de uitvoerbaarheid
is gebleken dat invoering per 2024 niet haalbaar is, wegens de benodigde aanpassingen
aan systemen voor de uitvoering van het aangepaste besluit. Om die reden beoog ik
het Wijzigingsbesluit nu in te voeren per 2025. Ik heb UWV dan ook gevraagd om de
mogelijkheden hiertoe uit te werken, in relatie tot het herontwerp van het doelgroepregister
van de banenafspraak. Op dit moment wordt samen met UWV verkend welke randvoorwaarden
nodig zijn voor de implementatie van dit Wijzigingsbesluit per 2025. Hierover zal
ik uw Kamer binnenkort nader informeren.
De leden van de NSC-fractie hebben vernomen dat, indien iemand vanuit de banenafspraak
ziek wordt, het voor de werkgever lastig is om de re-integratieverplichtingen in het
kader van de Wet verbetering poortwachter (Wvp) na te komen. Vooral de toepassing
van het tweede spoor (re-integreren bij een andere werkgever) zou problemen opleveren.
Herkent de regering deze signalen?
De regering herkent deze signalen niet, maar is er wel van op de hoogte dat met name
door kleine werkgevers de re-integratieverplichtingen bij ziekte van hun werknemers
in het algemeen (niet specifiek voor de doelgroep banenafspraak) als zwaar kunnen
worden ervaren. Ook is bekend dat re-integratietrajecten bij een andere werkgever
(tweede spoor) minder succesvol zijn dan re-integratie bij de eigen werkgever (eerste
spoor). Voor kleine werkgevers is MKB Verzuim-ontzorgverzekering beschikbaar. De MKB
verzuim-ontzorg-verzekering is sinds 1 januari 2020 op de markt. Dit verzekeringsproduct
biedt kleine werkgevers naast dekking van het financiële risico bij ziekte van werknemers
ook ondersteuning bij de verplichtingen en taken rond loondoorbetaling bij ziekte
en re-integratie.
De vereenvoudiging van de banenafspraak is bedoeld om het voor werkgevers zo aantrekkelijk
mogelijk te maken, iemand uit de banenafspraak in dienst te nemen en te houden. Maar
dat wordt hen niet makkelijk gemaakt zolang voor werkgevers jegens mensen uit de banenafspraak/Participatiewet
dezelfde verplichtingen gelden als voor elke andere werknemer. Kan de regering ervoor
zorgen dat de Wvp op het punt van het tweede spoor wordt versoepeld, zo vragen deze
leden van de fractie van NSC.
Het gaat hier om een versoepeling van werkgeversverplichtingen met gevolgen voor de
rechten van werknemers. Het versoepelen van de re-integratieverplichtingen tweede
spoor voor specifiek de doelgroep banenafspraak betekent dat de kans op re-integratie
voor deze personen kan verslechteren. Daarom kiest de regering hier nu niet voor,
maar wordt gezocht naar mogelijkheden om voor alle werknemers de re-integratie via
het tweede spoor te verbeteren.
Daartoe zijn met het akkoord op het arbeidsmarktpakket68 ook extra middelen vrijgemaakt. Ook is via ZonMw het programma Verbetering re-integratie
tweede spoor gestart, dat in 2027 wordt afgerond met een eindevaluatie. Voor de doelgroep
banenafspraak in het doelgroepenregister is geregeld dat bij ziekte onder voorwaarden
de no-riskpolis van toepassing is. Dit beperkt de financiële gevolgen voor werkgevers
en maakt het mede aantrekkelijker deze doelgroep in dienst te hebben.
De leden van de D66-fractie merken op dat werkgevers in de kandidatenverkenner via een anoniem profiel kunnen
zien wie in het doelgroepregister staat. Gemeenten hebben tot op heden geen inzage
in wie van hun inwoners tot de doelgroep banenafspraak behoort. Daardoor kunnen gemeenten
hun inwoners niet actief benaderen en een aanbod voor (ondersteuning naar) werk doen.
Hoe kijkt de regering aan tegen het hier verandering in aanbrengen?
Om te zorgen voor passende ondersteuning, is het belangrijk dat gemeenten weten welke
mensen in de betreffende gemeente tot de doelgroep banenafspraak behoren. Eerder is
met UWV afgesproken dat UWV een keer per jaar gegevens uit het doelgroepregister beschikbaar
stelt aan gemeenten. Vanaf januari 2024 is dit via een digitaal systeem mogelijk en
komt het overzicht twee keer per jaar beschikbaar.
En hoe kijkt de regering aan tegen de optie dat gemeenten periodiek een overzicht
ontvangen van al hun inwoners met een positief advies beschut werk, zodat deze groep
benaderd kan worden?
Per keer dat UWV een positief voor beschut werk advies afgeeft, wordt de gemeente
hier op persoonsniveau over geïnformeerd. De gemeente ontvangt per persoon de rapportage
van de beoordeling. Hiermee kan de gemeente vaststellen of iemand in aanmerking komt
voor beschut werk en kan zij de persoon helpen bij het vinden van een passende baan.
Aangezien gemeenten al over de benodigde informatie beschikken, wordt op dit moment
een aanvullend periodiek overzicht niet als noodzakelijk beschouwd.
De leden van de D66-fractie merken op dat voor werkgevers in de banenafspraak een
baan als een volledige baan geldt, als deze 25,5 uur bedraagt. Maar voor werknemers
geldt dat niet. Wanneer zij het minimumloon per uur verdienen, moeten zij om tot een
inkomen op bijstandsniveau te komen, vaak minimaal 28 uur werken. En om een volledig
minimumloon te verdienen, moeten zij fulltime werken. Kan de regering aangeven waarom
dit zo is, en of zij dit wenselijk vindt, ook gegeven het feit dat het juist voor
deze groep niet altijd mogelijk is om fulltime te werken?
Als één baan voor de banenafspraak wordt een baan van 25,5 uur per week geteld. Dit
is de gemiddelde omvang van een baan van iemand uit de doelgroep die werkte tijdens
de nulmeting van 2012. Als werknemers meer uren werken tellen de betreffende uren
voor meer dan één baan mee voor de realisatie van de banenafspraak. Voor de omvang
van het dienstverband hoeven werkgevers daarom geen rekening te houden met het gemiddelde
van 25,5 uur per week voor mensen die tot de doelgroep banenafspraak behoren. Het
aantal uur dat iemand werk kan afgestemd worden op de individuele situatie van de
betreffende werknemer. Mensen met een arbeidsbeperking die tot de doelgroep banenafspraak
behoren en werken ontvangen minimaal het wettelijk minimumloon voor het aantal gewerkte
uren. Indien iemand niet in staat is om voltijds te werken, komt diegene mogelijk
in aanmerking voor een aanvulling op het inkomen uit arbeid. De invulling hiervan
is afhankelijk van de uitkeringssituatie.
Tot slot zijn de leden van de D66-fractie benieuwd naar de plannen van de regering
ten aanzien van de banenafspraak na 2026.
De opbouw in de aantallen voor de banenafspraak loopt in 2026 af. De banenafspraak
loopt echter ook vanaf 2026 door. De banenafspraak is en blijft van belang om ervoor
te zorgen dat steeds meer mensen met een arbeidsbeperking werken bij een reguliere
werkgever. Ook na 2026 kan indien nodig de quotumheffing geactiveerd worden. In voorliggend
wetsvoorstel heeft de regering een aantal maatregelen uitgewerkt om de banenafspraak
en de bijbehorende ondersteuning te verbeteren en versterken. Voor de langere termijn
is meer nodig. Het kabinet vindt het belangrijk om toe te werken naar een stelsel
waarbij de ondersteuning die mensen nodig hebben, leidend is en niet de uitkeringssituatie
van iemand of de groep waartoe iemand behoort. Daarom heeft het kabinet in de brief
van 7 juni 2023 een verkenning van maatregelen voor de lange termijn voor de periode
vanaf 2026 aangekondigd als de opbouw in de huidige reeks voor de banenafspraak, zoals
afgesproken in het sociaal akkoord in 2013, afloopt.69 Het gaat om een verkenning van maatregelen voor de langere termijn om de vertaalslag
te maken van doelgroepen/uitkeringssituatie naar uitgaan van ondersteuningsbehoefte.
Het toewerken naar een volledig inclusieve arbeidsmarkt vergt inzet van alle partijen.
Dat moeten we samen doen. Daarom is en blijft het kabinet in gesprek met de partijen
in De Werkkamer, UWV én met alle mensen die binnen de doelgroep horen of daartoe willen
horen.
De leden van de fractie BBB-fractie vragen zich tot slot af of er een midden- en kleinbedrijf(mkb)-toets is uitgevoerd?
Zo ja, wat zijn de resultaten daarvan? Zo nee, waarom niet en wilt u dat alsnog doen?
Voor het wetsvoorstel is geen midden- en kleinbedrijf toets uitgevoerd omdat het wetsvoorstel
is ontwikkeld voor de instelling van dit instrument. Het wetsvoorstel is in de voorbereidende
fase diverse keren besproken met werkgevers en werkgeversorganisaties. Ook heeft onderzoeksbureau
APE op verzoek van het Ministerie van SZW gekeken naar de gevolgen voor de administratieve
lasten van het nieuwe system.70 Tot slot, heeft het Adviescollege toetsing regeldruk geadviseerd over het wetsvoorstel.
De regering is daarom niet voornemens om deze toets alsnog te doen.
II Artikelsgewijs
Artikel 2 Doelgroep banenafspraak
De leden van de VVD-fractie ontvangen signalen dat de meerderheid van de mensen in het doelgroepregister tot
«niet bemiddelbaar» wordt gerekend. Vindt de regering dat dit niet overeenkomt met
de schatting dat meer dan tweederde van de mensen in de Participatiewet in staat is
om te werken? Vindt de regering dat een verbetering van de banenafspraak ook gepaard
moet gaan met het anders bekijken van de doelgroep en daarmee uit te gaan van wat
mensen wél kunnen? Is de regering bereid stappen te zetten om dit te verbeteren?
De Nederlandse Arbeidsinspectie doet momenteel onderzoek naar de oorzaken waardoor
een deel van de mensen uit het doelgroepregister banenafspraak de afgelopen jaren
niet gewerkt heeft. De resultaten van dit onderzoek worden in de eerste helft van
dit jaar verwacht. De regering vindt het daarom te vroeg om uitspraken te doen over
het deel van het doelgroepregister dat niet bemiddelbaar is naar werk.
De regering deelt met de leden van de fractie van de VVD dat een verbetering van de
banenafspraak gepaard moet gaan met kijken naar wat mensen wél kunnen. Om dit te verbeteren
heeft het kabinet in de brief van 7 juni 2023 aangekondigd dat werkgevers en de uitvoering
voornemens zijn om nieuwe afspraken te maken om de matching verder te verbeteren zodat
de kansen op werk van mensen die tot de doelgroep banenafspraak behoren toenemen71. Onderdeel van dit project is dat gemeenten en werkgevers elkaars expertise beter
gaan benutten om nieuwe aanpakken te introduceren om voor meer mensen die tot de doelgroep
banenafspraak behoren te kijken wat hun talenten zijn en waar kansen liggen om aan
de slag te gaan bij werkgevers. Arbeidsmarktregio’s kunnen deelnemen aan het project.
De inzichten uit het project worden zo benut om structureel het aan het werk helpen
van mensen die tot de doelgroep banenafspraak te verbeteren. Dit is van cruciaal belang
voor het realiseren van de afgesproken aantallen.
Artikel 5 Activering van de quotumregeling
De leden van de SGP-fractie vragen wat wordt bedoeld met de zinsnede «in overeenstemming met het gevoelen van
de ministerraad». Welke criteria worden hierbij gehanteerd? Is de regering het met
deze leden eens dat het wenselijk is hierover vooraf duidelijkheid te verschaffen?
In artikel 5, eerste lid, van het wetsvoorstel staat dat de quotumregeling niet wordt
uitgevoerd dan nadat bij regeling van Onze Minister, in overeenstemming met het gevoelen
van de ministerraad, tot activering is besloten indien is gebleken dat het aantal
banen voor arbeidsbeperkten in een bepaald kalenderjaar in onvoldoende mate is toegenomen
ten opzichte van het aantal van deze banen op 1 januari 2013. Deze procedure, waarbij
overeenstemming moet bestaan met het gevoelen van de ministerraad, is identiek aan
die in de huidige wetgeving over de quotumheffing als vastgelegd in artikel 122n,
eerste lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen. Hiervoor is destijds bij
de invoering van de Wet BQA, en nu weer, gekozen omdat ten aanzien van de beslissing
om de quotumheffing te activeren diverse belangen aan de orde zijn.
Het vaststellen van een ministeriële regeling in overeenstemming met het gevoelen
van de ministerraad houdt in dat de ministerraad moet instemmen met het vaststellen
van een ministeriële regeling tot activering van de quotumheffing. Deze variant wordt
genoemd in aanwijzing 4.8 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Dat wijkt af van
de gebruikelijke vorm van de ministeriële regeling, die een Minister eigenhandig vast
kan stellen, dus zonder voorafgaande besluitvorming in de ministerraad. De in artikel
5, eerste lid, vastgelegde procedure is dus als het ware een extra waarborg voordat
de quotumregeling wordt geactiveerd.
Bij het nemen van het besluit door de ministerraad over vaststelling van de regeling,
en daarmee tot activering van de quotumregeling, gelden geen aanvullende criteria.
Het enige vereiste is dat de ministerraad instemt.
Overigens bevat het tweede lid van artikel 5 nog een waarborg, namelijk dat het parlement
gedurende vier weken de kans heeft gehad zich over deze ministeriële regeling uit
te laten, voordat deze in werking kan treden. Daarbij moet worden aangemerkt dat in
de aanloop naar de ministerraad en het voorleggen aan het parlement diverse waarborgen
zijn voorzien. Het kabinet zal eerst met de sociale partners en gemeenten overleggen
alvorens te beslissen over het al dan niet activeren van de quotumregeling. Bij de
beslissing om al dan niet te activeren kan onder andere de economische situatie en
de beschikbaarheid van kandidaten worden meegenomen. Hetzelfde geldt voor realisaties
bij de overheid.
De Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, C.J. Schouten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.J. Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen
Bijlagen
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
PVV | 37 | Voor |
GroenLinks-PvdA | 25 | Voor |
VVD | 24 | Voor |
NSC | 20 | Voor |
D66 | 9 | Voor |
BBB | 7 | Voor |
CDA | 5 | Voor |
SP | 5 | Voor |
ChristenUnie | 3 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
FVD | 3 | Voor |
PvdD | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
Volt | 2 | Voor |
JA21 | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.