Inbreng verslag schriftelijk overleg : Inbreng verslag van een schriftelijk overleg over het sectorbeeld kennisveiligheid universiteiten (Kamerstuk 31288-1077)
2023D50195 INBRENG VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Binnen de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben enkele fracties
de behoefte om vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van de Minister
van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 16 oktober 2023 inzake het Sectorbeeld kennisveiligheid
universiteiten (Kamerstuk 31 288, nr. 1077).
De fungerend voorzitter van de commissie,
Michon-Derkzen
Adjunct-griffier van de commissie,
Bosnjakovic
Inhoud
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
• Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
• Inbreng van de leden van de VVD-fractie
• Inbreng van de leden van de NSC-fractie
• Inbreng van de leden van de D66-fractie
• Inbreng van de leden van de BBB-fractie
II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van
de brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over het sectorbeeld
kennisveiligheid universiteiten. Deze leden onderschrijven het grote belang van het
voorkomen van ongewenste overdracht van sensitieve kennis en technologie, waarbij
een balans tussen open internationale samenwerking en het beschermen van nationale
en EU-belangen, kennis, technologie, waarden en weerbaarheid onontbeerlijk is. Deze
leden zijn benieuwd naar de opvatting van de Minister over de huidige screeningsprotocollen.
Herkent de Minister de bij deze leden binnengekomen signalen dat de huidige screeningsprotocollen
voor universiteiten onwerkbaar zijn omdat gevraagd wordt naar informatie die de universiteit
niet kan en soms zelfs niet mag weten? Hoe gaat de Minister voorkomen dat kennisveiligheid
vooral een papieren beschermingsniveau biedt? Is de Minister het met deze leden eens
dat schijnveiligheid tegen elke prijs voorkomen dient te worden? Deze leden vinden
dat daarnaast serieus oog gehouden moet worden op de reële risico’s van stigmatisering
en discriminatie van (internationale) studenten en medewerkers. Deze leden hebben
daarom nog enkele vragen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie zijn blij dat het belang van kennisveiligheid
serieus door de Nederlandse universiteiten wordt opgepakt. Dat geldt ook voor de inzet
van de Minister om, daar waar zaken beter kunnen en moeten, instellingen verder en
intensiever te ondersteunen. Deze leden vinden het belangrijk dat er een centraal
overzicht van internationale partnerschappen en financiering wordt opgesteld. Het
valt deze leden op dat onduidelijkheid bestaat wat een partnerschap concreet inhoudt.
Kan de Minister hier een concrete definitie van geven, wanneer kan het voorgenomen
centraal overzicht beschikbaar zijn en kan dit met de Kamer worden gedeeld, zo vragen
de leden. Daarnaast onderschrijven deze leden het belang van structurele evaluaties
van het universitaire kennisveiligheidsbeleid. Hoewel de Minister en de universiteiten
zich zeer bewust zijn van het potentiële stigmatiserende en discriminerende effect
van kennisveiligheidsbeleid, blijft naar het oordeel van deze leden onuitgewerkt waaruit
dat potentiële effect precies kan bestaan en, belangrijker, hoe stigmatisering en
discriminatie in het kennisveiligheidsbeleid effectief kan worden voorkomen en bestreden.
Deze leden zien graag een concreet uitgewerkt plan van aanpak hoe bij de verdere doorontwikkeling
van het kennisveiligheidsbeleid stigmatisering en discriminatie kunnen worden voorkomen.
De leden van de GroenLinks-PvdA-fractie nemen kennis van het bericht dat het voorgenomen
wetsvoorstel screening kennisveiligheid pas later dan gepland in consultatie zal worden
gegeven. Deze leden vragen de Minister nader te concretiseren of, en zo ja hoe Justis
in staat zal zijn om buitenlandse wetenschappers en internationale studenten te screenen
op potentiële risico’s voor de Nederlandse en Europese kennisveiligheid. Beschikt
Justis over de noodzakelijke, diepgaande kennis over specifieke kwetsbaarheden in
vakgebieden en in hoeverre betrokken studenten en wetenschappers een gevaar voor de
kennisveiligheid vormen? Hoe wordt voorkomen dat in dit toch al kwetsbare screeningproces
discriminatoire uitsluitingsmechanismen sluipen?
Tot slot vragen de leden van de GroenLinks-PvdA-fractie hoe de concrete zorgen en
wensen van de Nederlandse universiteiten rond kennisveiligheid worden geadresseerd.
In de reactie van Universiteiten Nederland d.d. 12 september 2023 wordt gevraagd om
de hulp van inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Hoe worden inlichtingen- en veiligheidsdiensten
betrokken bij de vormgeving en de tenuitvoerlegging van het kennisveiligheidsbeleid?
En wat vindt de Minister van de inschatting van de universiteiten dat de voorgenomen
en gewenste maatregelen waarschijnlijk niet kunnen worden uitgevoerd met de gemiddelde
extra budgetten á € 67.000,– per universiteit?
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap met betrekking tot de kennisveiligheid op universiteiten.
Ook hebben deze leden de antwoorden gelezen van dezelfde Minister op de recent gestelde
Kamervragen door het lid Van der Woude inzake wetsvoorstel screening en kennisveiligheid
van 6 december 20231. Deze leden missen de urgentie wat betreft dit onderwerp van de Minister. Daarom
hebben zij de volgende vragen.
De leden van de VVD-fractie merken op dat de Minister in zijn brief van 16 oktober
2023 heeft laten weten dat concrete acties met betrekking tot het sectorbeeld kennisveiligheid
bij universiteiten zijn vertraagd. In zijn antwoorden op de bovenstaande schriftelijke
vragen van het lid Van der Woude missen nog steeds concrete acties. Deze leden vragen
de Minister of hij eind januari een concreet tijdspad naar de Kamer kan sturen. Daarnaast
heeft de Minister in zijn antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Van der
Woude laten weten zich er bewust van te zijn dat het kennisveld met spoed heeft gevraagd
om nieuwe wetgeving, omdat de uitvoeringsverantwoordelijkheid nu bij kennisinstellingen
ligt, terwijl deze zou moeten liggen bij de rijksoverheid. Echter, deze leden missen
nu hoe de communicatie met deze instellingen verloopt en welke verwachtingen er zijn
gecreëerd. Kan de Minister dit toelichten?
De leden van de VVD-fractie merken op dat de Minister aangeeft dat de risicoanalyse
van hogescholen eind dit jaar verwacht wordt. Kan de Minister aangeven of deze analyse
nog dit jaar naar de Kamer kan worden gezonden? Daarnaast geeft de Minister aan dat
door de decentrale inrichting van universiteiten, dus op faculteit niveau, de informatie
decentraal aanwezig is. Kan de Minister aangeven waarom de decentrale inrichting van
universiteiten, invloed heeft op het delen van informatie rondom kennisveiligheid?
Kan de Minister aangeven welke barricades hieromtrent spelen en op welke wijze deze
weggenomen kunnen worden?
Tot slot merken de leden van de VVD-fractie op dat de Minister aangeeft urgentie te
voelen, echter wel te willen wachten op Europees afgestemd beleid. Voor deze leden
rijmt dat niet direct met elkaar. Zij willen daarom weten of de Minister hiermee bedoelt
dat er geen wetsvoorstel naar de Kamer wordt gezonden alvorens er Europese overeenstemming
is. Kan de Minister toezeggen dat hij vaart maakt met het wetsvoorstel? Kan de Minister
toelichten wat hij concreet van plan is op Europees niveau?
Inbreng van de leden van de NSC-fractie
De leden van de NSC-fractie hebben met belangstelling de brief betreffende sectorbeeld
kennisveiligheid universiteiten gelezen. De leden zien dat er stappen worden gezet
en erkennen het ingewikkelde evenwicht tussen nationale veiligheid en academische
openheid en samenwerking bij dit onderwerp. De leden hebben met name veel verwachtingen
van de screeningswet die echte veiligheidsrisico’s kan identificeren en reguleren.
Ook zou het kennisloket een belangrijke rol kunnen innemen.
De leden van de NSC-fractie merken op dat bij kennisveiligheid wel dreigt dat het
beleid te zacht is voor de grootste risico’s, zoals het weglekken van kennis over
kwantum en fotonica naar China en Rusland en overbodig voor alle andere vakgroepen
waar dit veel minder speelt.
De leden van de NSC-fractie vragen aan de Minister of een «learning community», een
bewustwordingscampagne, cursussen en dialoog daadwerkelijk iets gaan veranderen aan
het verminderen van risico’s. Kan de Minister drie concrete voorbeelden geven waar
dit iets heeft veranderd in de manier van werken in onderzoeksgroepen en faculteiten?
De leden van de NSC-fractie vragen voorts aan de Minister hoe talrijk hij de risico’s
inschat. Speelt dit in een tiental controversiële onderzoeksgroepen? Een honderdtal?
Of slechts enkele? Is het mogelijk om beleid toe te spitsen op deze groepen, bijvoorbeeld
de vier onderwerpen die in de wet veiligheidstoets investeringen, fusies en overnames
(wet ViFo) zijn aangemerkt en dit vervolgens aan de veiligheidsketen over te laten?
Tot slot hebben de leden van de NSC-fractie een vraag over het loket kennisveiligheid
waar op vrijwillige basis kan worden gemeld. Dit loket zou een belangrijke rol kunnen
spelen in het opmerken van verdachte situaties, studenten, samenwerkingen, projecten
en geldstromen. Wordt dit loket nu genoeg gebruikt en komen hier nuttige meldingen
binnen van echte risico’s die nog niet in beeld waren? Zo niet, hoe kan de rol van
dit loket worden versterkt? En als dit loket wel haar meerwaarde toont, ziet de Minister
dan het nut om op termijn een meldplicht in te voeren voor situaties waar de nationale
kennisveiligheid op het spel staat?
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie complimenteren de Minister met serieuze voortgang op het
gebied van kennisveiligheid. In de ogen van deze leden is Europa lang naïef geweest
over samenwerking met kennisinstellingen in onvrije landen en is een enorme inhaalslag
nodig op het gebied van kennisveiligheid bij overheid, bedrijfsleven én kennisinstellingen
Deze leden hebben dan ook een aantal vragen over het sectorbeeld universiteiten, het
wetsvoorstel kennisveiligheid en de overige sectorbeelden.
De leden van de D66-fractie lezen dat er bij universiteiten geen centraal inzicht
is in de internationale samenwerkingen en dat er geen eenduidige afbakening is van
wat zij rekenen onder internationale partnerschappen. Deze leden vinden dit zorgelijk
en vinden het van groot belang dat universiteiten hier zo snel mogelijk stappen op
ondernemen. Wat is de inzet van de Minister in de gesprekken die hij aankomende tijd
gaat voeren met universiteiten?
De leden van de D66-fractie merken op dat de Minister op dit moment werkt aan het
wetsvoorstel screening kennisveiligheid. De voornoemde leden lezen dat de Minister
aanvullend advies inwint over de afbakening van de doelgroep. Deze leden begrijpen
dat de Minister dit traject op een zorgvuldige wijze wil doorlopen. Tegelijkertijd
vinden deze leden het belangrijk het wetsvoorstel snel in de Kamer te behandelen.
De voornoemde leden vragen daarom de Minister of het mogelijk is het aanvullende advies
niet af te wachten en het wetsvoorstel zo snel mogelijk in consultatie te brengen
en de Kamer zo snel mogelijk een tijdspad voor behandeling toe te sturen. In de ogen
van deze leden kan de Minister zo nodig parallel aan de wetsconsultatie advies inwinnen
over de afbakening van de doelgroep en dit eventueel betrekken bij het definitieve
wetsontwerp.
Tot slot lezen de leden van de D66-fractie dat er in de komende maanden sectorbeelden
van de hogescholen, de KNAW2 en NWO3 zullen worden opgeleverd. De voornoemde leden verzoeken de Minister om de Kamer te
informeren over de inhoud als deze sectorbeelden beschikbaar zijn.
Inbreng van de leden van de BBB-fractie
De leden van de BBB-fractie hebben kennisgenomen van het sectorbeeld kennisveiligheid
universiteiten, evenals de reactie van de Minister. Ze hebben nog een aantal vragen.
De leden van de BBB-fractie vragen ten eerste welke acties de Minister van plan is
te ondernemen om de huidige situatie met betrekking tot heimelijke beïnvloeding en
ethische problemen te verbeteren. Het is belangrijk om te weten wat de plannen zijn
om deze zorgen aan te pakken en te zorgen voor een veilige en ethische omgeving voor
kennisontwikkeling.
Daarnaast, zo merken deze leden op, zijn de voornaamste zorgen van universiteiten
gericht op het vinden van een evenwicht tussen academische waarden en nationale veiligheid.
Het is een uitdaging om beide belangen in balans te houden en het is belangrijk om
te begrijpen wat deze zorgen precies zijn.
Een andere belangrijke vraag, die de leden van de BBB-fractie hebben, is hoe universiteiten
bewustwording creëren onder hun personeel met betrekking tot heimelijke beïnvloeding
en ethische problemen. Het is van groot belang dat alle medewerkers op de hoogte zijn
van deze kwesties om effectieve maatregelen te kunnen nemen.
Daarnaast is het, zo merken deze leden op, relevant om te weten hoe de overheid zal
helpen om universiteiten kaders en informatie te bieden voor het maken van evenwichtige
afwegingen. Het is van belang dat universiteiten toegang hebben tot de juiste richtlijnen
en informatie om weloverwogen beslissingen te kunnen nemen.
Tot slot vragen de leden van de BBB-fractie hoe de overheid en de sector zorgen voor
een voortzetting van de dialoog en wederzijds vertrouwen op het gebied van kennisveiligheid.
Het is essentieel dat er een open en constructieve communicatie blijft bestaan tussen
alle betrokken partijen om samen te werken aan het waarborgen van de veiligheid van
kennis en het behoud van vertrouwen.
II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
I.J.M. Michon-Derkzen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
C.H. Bosnjakovic , adjunct-griffier
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.