Nota van wijziging : Nota van wijziging
36 415 Wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2024)
Nr. 6 NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 5 oktober 2023
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel II wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL IIa ALGEMENE WET BESTUURSRECHT
In artikel 9 van bijlage 2 en artikel 2 van bijlage 3 bij de Algemene wet bestuursrecht
komt de zinsnede met betrekking tot de Kaderwet SZW-subsidies te luiden:
Kaderwet SZW-subsidies, voor zover het betreft een algemene maatregel van bestuur
of een ministeriële regeling op grond van artikel 9
B
Artikel VII komt te luiden:
ARTIKEL VII WERKLOOSHEIDSWET
De Werkloosheidswet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 16, tweede lid, komt te luiden:
2. Onder het in het eerste lid bedoelde gemiddeld aantal arbeidsuren per kalenderweek
wordt verstaan het gemiddeld aantal arbeidsuren in de 26 kalenderweken onmiddellijk
voorafgaande aan de kalenderweek, bedoeld in het eerste lid. Indien de werknemer ten
opzichte van zijn gemiddeld aantal arbeidsuren per kalenderweek minder dan vijf arbeidsuren heeft verloren, worden bij de bepaling hoeveel arbeidsuren de werknemer heeft
en bij de bepaling van het gemiddeld aantal arbeidsuren per kalenderweek, bedoeld
in de eerste zin, mede in aanmerking genomen de uren waarin de werknemer werkzaamheden
verricht uit hoofde waarvan hij niet als werknemer wordt beschouwd. Voor de vaststelling
van de periode van 26 kalenderweken, bedoeld in de eerste zin, worden kalenderweken,
tot een maximum van 78 kalenderweken, waarin de werknemer onbetaald verlof heeft genoten,
niet in aanmerking genomen, tenzij dit leidt tot een lager gemiddeld aantal arbeidsuren
per kalenderweek dan wanneer die kalenderweken wel in aanmerking zouden worden genomen.
B
In artikel 77a, eerste lid, wordt «26 kalenderweken» vervangen door «6 kalendermaanden».
Toelichting
I. Algemeen
§ 1.1 ALGEMENE WET BESTUURSRECHT (onderdeel A – artikel IIa Verzamelwet SZW 2024)
Artikel 9 van de Kaderwet SZW-subsidies is opgenomen in bijlage 2, artikel 9 bij de
Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit regelt dat het hoger beroep bij de Centrale
Raad van Beroep moet worden ingesteld. Ook is artikel 9 van de Kaderwet SZW-subsidies
opgenomen in bijlage 3, artikel 2 bij de Awb. Dit regelt wanneer er sprake is van
verlaagd griffierecht. In beide bijlagen wordt verwezen naar een ministeriële regeling
op grond van artikel 9 van de Kaderwet SZW-subsidies. Het is echter ook mogelijk om
een algemene maatregel van bestuur te treffen op grond van artikel 9 van de Kaderwet
SZW-subsidies. Het ligt in de rede dat dezelfde regels ten aanzien van hoger beroep
en griffierecht gelden voor alle regelgeving op grond van artikel 9 van de Kaderwet
SZW-subsidies. Met deze wijziging wordt daarom voorgesteld alle regelgeving die gebaseerd
is op artikel 9 van de Kaderwet SZW-subsidies aan te wijzen in de genoemde bijlagen
bij de Awb.
§ 1.2 WERKLOOSHEIDSWET (onderdeel B – artikel VII Verzamelwet SZW 2024)
Onderdeel A (artikel 16, tweede lid)
In artikel 16, tweede lid, WW wordt geregeld dat een verlies aan (arbeids)uren van
minder dan 5 uur niet tot een recht op WW-uitkering kan leiden in de situatie dat
dat verlies, gelet op het totale patroon van werken (inclusief eventuele niet verzekeringsplichtige
uren), minder bedraagt dan de helft van het totale aantal (arbeids)uren (inclusief
niet verzekeringsplichtige uren). Met ingang van 1 januari 2013 is het begrip arbeidsuren
geïntroduceerd in de WW en is (ook) artikel 16 WW hierop aangepast. Nu blijkt dat
deze aanpassing niet juist is geweest. Op grond van de tekst van artikel 16, tweede
lid, WW zoals die vanaf 1 januari 2013 luidt, wordt het resterende aantal arbeidsuren
vergeleken met het gemiddelde aantal arbeidsuren, terwijl het de bedoeling is dat
de verloren arbeidsuren vergeleken worden met het gemiddeld aantal arbeidsuren. Met
onderhavige wijziging wordt deze omissie hersteld en sluit de wettekst (weer) aan
bij de uitvoeringspraktijk.
Onderdeel B (artikel 77a)
Met ingang van 1 januari 2013 hebben WW-gerechtigden de mogelijkheid om met behoud
van uitkering te starten als zelfstandige. De belangrijkste voorwaarde voor deelname
is dat de kans groot is dat dat de WW-gerechtigde na die startperiode met zijn eigen
bedrijf voldoende geld verdient om van te leven en dus geen recht meer (nodig) heeft
op uitkering. Het UWV moet vooraf toestemming geven om deel te mogen nemen. De startperiode
duurt 26 kalenderweken en tijdens die periode wordt de WW-uitkering gekort met 29%.
De WW-gerechtigde mag fulltime aan de slag met het opzetten van zijn eigen bedrijf
en er geldt gedurende de startperiode geen sollicitatieplicht.
Met onderhavige wijziging kan een WW-gerechtigde elke eerste van de kalendermaand
beginnen aan de startperiode. De wijziging van de startperiode met ingang van de eerste
van de maand sluit aan op de maandelijkse betaling van de WW-uitkering. Hierdoor kan
het UWV de WW-uitkering over de startperiode eenvoudig(er) vaststellen.
II. Artikelsgewijs
Onderdeel A – artikel IIa Verzamelwet SZW 2024: Algemene wet bestuursrecht
Zie toelichting onder § 1.2
Onderdeel B – artikel VII Verzamelwet SZW 2024: Werkloosheidswet
Onderdeel A (artikel 16, tweede lid)
In dit artikel wordt artikel 16, tweede lid, WW gewijzigd. Door in de tweede zin een
zinsnede op te nemen dat ziet op de arbeidsuren van de werknemer, wordt de rechtspositie
zoals deze was voor 1 januari 2013 hersteld. Door te verwijzen naar de eerste zin
van artikel 16, tweede lid, is het niet meer nodig om in de derde zin te verwijzen
naar de tweede zin. In de derde zin vervalt daarom «en tweede».
Onderdeel B (artikel 77a)
In dit artikel wordt de tekst «26 kalenderweken» vervangen door «6 kalendermaanden».
Bij 26 kalenderweken was het mogelijk om elke eerste dag van een kalenderweek gebruik
te maken van de startersregeling. Met de wijziging naar 6 kalendermaanden kan de werkloze
werknemer alleen nog beginnen op de eerste van een kalendermaand.
Deze toelichting wordt ondertekend mede namens de Minister voor Armoedebeleid, Participatie
en Pensioenen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.