Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
36 435 VI Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2023 (wijziging samenhangende met Miljoenennota)
Nr. 3 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 2 oktober 2023
De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst
van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 25 september 2023 voorgelegd aan de Minister van Justitie en Veiligheid.
Bij brief van 28 september 2023 zijn ze door de Minister van Justitie en Veiligheid
beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Kat
De adjunct-griffer van de commissie, Nouse
Vragen en antwoorden
Vraag (1):
Kunt u aangeven hoe u staat tegenover het herinvoeren van de voorschotregeling als
het gaat om toevoegingen in het kader van de rechtsbijstand?
Antwoord:
Advocaten kunnen een voorschot per kwartaal ontvangen als zij voldoen aan een aantal
voorwaarden. Deze staan vermeld in de artikelen 35, 36 en 37 van het Besluit vergoedingen
rechtsbijstand 2000. Op dit moment maken niet veel advocaten hier gebruik van. Ik
bezie momenteel of de voorschotregeling anders kan worden ingericht zodat deze meer
in de behoefte voorziet.
Vraag (2):
Zou een herinvoering van de voorschotregeling bij toevoegingen in het kader van de
rechtsbijstand bepaalde kosten met zich meebrengen of zou deze wijziging ook budgetneutraal
mogelijk zijn?
Antwoord:
Zoals aangegeven bij vraag 1 bezie ik momenteel of de bestaande voorschotregeling
anders kan worden ingericht. Daarbij kijk ik of een eventuele wijziging budgetneutraal
mogelijk zou zijn. Een voorschot is een betaling vooruitlopend op een te ontvangen
product of prestatie, daarvoor is in ieder geval voldoende liquiditeit bij de Raad
voor Rechtsbijstand nodig.
Vraag (3):
Op welke manier wordt bepaald hoeveel geld van de begroting van Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingssamenwerking wordt overgeheveld naar de begroting van Justitie en
Veiligheid voor eerstejaarsopvang?
Antwoord:
Voor de toerekening van de kosten van de eerstejaarsopvang van asielzoekers zijn afspraken
opgesteld over de wijze waarop de toerekening wordt geraamd en vastgesteld.
Deze afspraken zijn gebaseerd op de richtlijnen van de OESO-DAC over de toerekening
van deze kosten aan ODA.
Het bedrag van de toerekening wordt voorafgaand van een jaar gebaseerd op de raming
van de bezetting in de MPP en na afloop van het jaar op basis van de realisatie.
Het grootste deel van de toerekening is gebaseerd op het verblijf van asielzoekers
bij COA: daarbij wordt per asielzoeker (met een maximum van één jaar) de kosten zie
vraag 6) van de opvang toegerekend aan ODA.
Daarnaast wordt ook een deel van de kosten voor rechtsbijstand asiel, de inzet van
Vluchtelingenwerk Nederland en de inzet van tolken bij IND en de voogdij en opvang
door Nidos toegerekend aan ODA.
Ieder jaar wordt in de begroting de verwachte toerekening over de verschillende onderdelen
opgenomen in artikel 37 van de begroting.
Vraag (4):
Is het bedrag dat van de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
wordt overgeheveld naar de begroting van Justitie en Veiligheid afhankelijk van het
aantal asielzoekers?
Antwoord:
Ja het bedrag dat wordt overgeheveld van BHOS naar JenV op basis van de toerekening
van eerstejaarsasielopvang is voor het grootste gedeelte gebaseerd op het aantal asielzoekers.
Meer specifiek het aantal asielzoekers dat bij COA in de bezetting zit. Daarbij wordt
per asielzoeker maximaal één jaar opvang toegerekend.
Vraag (5):
Is het bedrag dat van de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
wordt overgeheveld afhankelijk van het soort opvangplekken dat gerealiseerd wordt?
Antwoord:
Ja bij de toerekening van de kosten van eerstejaarsasielopvang wordt gekeken naar
de gemiddelde kosten over de verschillende reguliere soorten van opvang van het COA,
dus niet de crisis- en noodopvang. Deze worden afgezet tegen de per persoon berekende
verblijfsduur.
Bij de kostprijzen wordt wel onderscheid gemaakt in de kostprijs van reguliere asielzoekers
en van alleenstaande minderjarige vreemdelingen (AMV’s).
Vraag (6):
Wat is het bedrag dat per opvangplek van de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
naar de begroting van Justitie en Veiligheid wordt overgeheveld?
Antwoord:
Zoals aangegeven bij vraag 4 hebben we een kostprijs voor zowel reguliere asielzoekers
als voor AMV’s. Deze kostprijzen wijken op twee punten af van de kostprijs van COA,
de kosten van overhead van COA en de kosten van gebouwen in eigendom van COA zijn,
conform de OESO-DAC richtlijnen, niet meegenomen in de ODA-kostprijzen.
De kostprijs voor reguliere opvang in de ODA-toerekening is voor 2023 € 21.642 en
voor de opvang van AMV is dat in 2023 € 62.527 per persoon.
Vraag (7):
Hoe worden de hogere kosten van noodopvang ten opzichte van reguliere opvang bekostigd?
Antwoord:
Het COA streeft ernaar om opvang zo veel als mogelijk in te vullen met reguliere opvangplekken.
Door de hoge instroom en bezetting van asielzoekers en een groot aantal statushouders
die niet binnen de geldende termijn kunnen doorstromen naar gemeenten is het COA echter
genoodzaakt om noodopvang in te zetten, omdat er onvoldoende reguliere opvangplekken
zijn. Noodopvang is veelal duurder dan reguliere opvang. Zowel de reguliere opvangplekken
als noodopvang wordt bekostigd vanuit de middelen die beschikbaar zijn in het begrotingskader
COA. Aanpassing van dit kader vindt plaats bij Voorjaarsnota en Najaarsnota en is
afhankelijk van de verwachte instroom en bezetting conform de Meerjaren Productie
Prognose (MPP) die twee keer per jaar wordt opgesteld. Bij Voorjaarsnota 2023 is er
incidenteel voor crisisnoodopvang 700 miljoen euro in 2023 en 325 miljoen euro in
2024 beschikbaar gesteld.
Vraag (8):
Wat is uw standpunt over het invoeren van inkomensafhankelijke boetes?
Antwoord:
Op dit moment zijn boetes in Nederland niet inkomensafhankelijk. Het uitgangspunt
bij de bestraffing in Nederland is dat er sprake is van een maximumstraf per delict
die voor elke Nederlander gelijk is. Dit is een belangrijk uitgangspunt voor het kabinet.
Het invoeren van een systeem van inkomensafhankelijke boetes is ingrijpend en complex,
zowel in juridische, budgettaire als praktische zin. Als het inkomen van de bestuurder
als uitgangspunt wordt genomen, zou in dat geval namelijk het gehele systeem van kentekenaansprakelijkheid
gewijzigd moeten worden. Dat betekent ook aanpassing van de wijze waarop we nu geautomatiseerd
handhaven. Tegelijkertijd zijn er andere Europese landen die een dergelijk systeem
kennen.
De vraag of en in hoeverre er inkomensafhankelijke boetes moeten worden ingevoerd
is een politieke vraag. Het antwoord op deze vraag is aan een volgend kabinet.
Vraag (9):
Klopt het dat in de huidige systematiek omtrent boetes, een verhoging van de boetes
met 10 procent, een zwaarder beslag legt op iemand met een lager inkomen dan op iemand
met een hoger inkomen?
Antwoord:
In algemene zin is het goed mogelijk dat een boete(verhoging) zwaarder beslag legt
op iemand met een lage inkomenspositie dan iemand met een hoge inkomenspositie. Burgers
die moeite hebben hun boete te betalen kunnen een betalingsregeling treffen, waarbij
er ruimte is voor maatwerk. Burgers die hun boete door schulden niet kunnen betalen,
kunnen vragen om een noodstopprocedure. De inning wordt dan vier maanden gepauzeerd
onder de voorwaarde dat schuldhulp wordt gevraagd bij de gemeente. Besluit de gemeente
een schuldhulptraject te starten dan wordt de pauzering met een extra acht maanden
verlengd. Als de schuldensituatie is gestabiliseerd kan met het CJIB een betalingsregeling
worden getroffen. Daarnaast is het nu zo dat wanneer er bij het CJIB geldelijke sancties
openstaan het CJIB kan meewerken aan een minnelijke schuldsanering. Dit beleid laat
zien dat er oog is voor positie van burgers die hun boete wel willen maar (tijdelijk)
niet of met moeite kunnen betalen, zonder uit het oog te verliezen dat boetes uiteindelijk
moeten worden betaald.
Vraag (10):
Klopt het dat momenteel wordt gekeken of opnieuw kan worden onderzocht of het huidige
puntensysteem en de huidige toevoegingen nog in lijn zijn met de kosten in de praktijk
voor de sociaal advocaten? Kan hier meer inzicht in worden gegeven?
Antwoord:
Op dit moment worden de noodzakelijke stappen gezet om eind van dit jaar een onafhankelijke
commissie in te stellen voor de herijking van de vergoedingen in het stelsel voor
gesubsidieerde rechtsbijstand. Die commissie gaat zich buigen over de vraag of de
forfaitaire vergoedingen nog overeenkomen met de tijdsbesteding voor de verschillende
zaaksoorten van advocaten, mediators en bijzonder curatoren die werkzaam zijn in het
stelsel. De commissie zal worden gevraagd in het najaar van 2024 met een advies te
komen.
Vraag (11):
In de begroting is ruim 7,3 miljard euro gereserveerd voor migratie, heeft de u ook
cijfers paraat van wat de gehele asiel- en migratieketen kost?
Antwoord:
De kosten van de gehele asiel- en migratieketen, inclusief Oekraïne, zijn van diverse
verschillende factoren en actoren afhankelijk. Er zijn talloze organisaties die zich
geheel of gedeeltelijk inzetten ten behoeve van deze keten. Derhalve is er niet een
exacte uitsplitsing te maken van de kosten die hiermee gemoeid zijn. Voor wat betreft
de uitvoeringsorganisaties Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), Dienst Terugkeer
en Vertrek (DT&V), het zelfstandig bestuursorgaan Centraal Orgaan opvang Asielzoekers
(COA) en voor de centra van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI), Nidos en Vluchtelingenwerk
Nederland verwijs ik naar de cijfers die in de Rijksbegroting zijn opgenomen.
Vraag (12):
In Nederland kennen we een ruimhartig toelatingsbeleid, is bij u bekend wat er gebeurt
met de uitgaven als we toelatingsbeleid aanscherpen?
Antwoord:
Als het gaat om het toelatingsbeleid wordt er gehandeld naar de Nederlandse en Europese
wet- en regelgeving. Er is geen onderzoek gedaan naar de effecten van het aanpassen
van dit beleid. Derhalve beschik ik niet over dergelijke cijfers.
Vraag (13):
In 2024 verwacht het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA) 77.000 plekken nodig
te hebben, kunt u aangeven waar deze vluchtelingen per provincie geplaatst gaan worden?
Antwoord:
Twee keer per jaar stelt COA het capaciteitsbesluit vast. Het capaciteitsbesluit bevat
de verwachte beoogde capaciteitsbehoefte. Op 24 mei 2023 ontving u een afschrift van
de brief aan de medeoverheden inzake het capaciteitsbesluit asielopvang en taakstelling
huisvesting vergunninghouders. Hierin is de verwachte opgave van benodigde opvangplekken
per 1 januari 20241 (77.100) opgenomen en de wijze waarop deze opgave per provincie wordt verdeeld.
Totdat de Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen (Spreidingswet)
in werking treedt, vindt verdeling naar provincie plaats conform de met de LRT afgesproken
verdeelsleutel.
Aan de Provinciale Regietafels wordt verder over de verdeling van de opgave binnen
de provincie gesproken.
Vraag (14):
Uit de begroting valt niet op te maken of er politiebureaus gesloten worden, kunt
u aangeven of dit komend jaar gaat gebeuren? Zo ja, welke bureaus?
Antwoord:
In 2014 zijn in het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie afspraken gemaakt over
een meerjarig huisvestingsplan. In het kader van de vorming van de Nationale Politie
is besloten tot een transformatie naar een kleiner aantal politiebureaus, ondersteund
door een operationeel netwerk van politieposten. Deze transformatie loopt momenteel
nog. Er worden derhalve nog politiebureaus gesloten. Het sluiten of openen van politiebureaus
is een verantwoordelijkheid van de politie. De politie overlegt hierover met het betrokken
gezag.
Vraag (15):
Uit de begroting valt niet op te maken of er brandweerkazernes gesloten worden, kunt
u aangeven of dit komend jaar gaat gebeuren? Zo ja, welke bureaus?
Antwoord:
Het openen of sluiten van kazernes is de verantwoordelijkheid van de Algemeen Besturen
van Veiligheidsregio’s. Veiligheidsregio’s stellen conform de Wet Veiligheidsregio’s
(Wvr) een regionaal risicoprofiel op en zijn wettelijk verplicht om minimaal eens
per vier jaar een dekkingsplan aan hun Algemeen Bestuur voor te leggen. Hierbij wordt
gekeken naar de benodigdheden voor passende brandweerzorg in de regio. Strategische
keuzes als de allocatie van- en het aantal kazernes maken hier deel van uit. Het bijhouden
van het aantal kazernes in Nederland en de publicatie van deze gegevens is continu
inzichtelijk via het online dashboard Kerncijfers Veiligheidsregio’s via Kerncijfers
Veiligheidsregios, cijfers en statistiek rondom brandweer en brandweerzorg (nipv.nl).
Vraag (16):
Zijn er volgens u mogelijkheden of voornemens om de administratieve regeldruk bij
de politie te verminderen?
Antwoord:
Administratieve lastenverlichting heeft sinds de start van de Nationale Politie de
aandacht van de korpsleiding. In de eerste jaren van de Nationale Politie is sterk
ingezet op administratieve lastenverlichting. Dat heeft destijds geleid tot een netto
productiviteitswinst van meer dan 5.000 fte (Kamerstukken II 2015/16, 29 628, nr. 647). Meer recent wordt er onder meer in het kader van de IV-vernieuwing gewerkt aan
administratieve lastenverlichting. Een voorbeeld hiervan is het Programma Vernieuwend
Registreren, waarover uw Kamer in het eerste halfjaarbericht politie 2023 een update
heeft ontvangen (Kamerstukken II 2022/23, 29 628, nr. 1174, bijlage 6). Het Programma Vernieuwend Registreren is erop gericht om agenten in
staat te stellen zaken reeds op straat zoveel mogelijk af te handelen.
Vraag (17):
Waarom wordt ervoor gekozen om de komende jaren te bezuinigen op hotspots waar drugs
ingevoerd worden?
Antwoord:
Er wordt de komende jaren niet bezuinigd op hotspots waar drugs ingevoerd worden.
Integendeel, de komende jaren wordt de aanpak van drugssmokkel via onze grote lucht-
en zeehavens geïntensiveerd. Voor de uitvoering van de mainportplannen, en bijbehorende
overkoepelende maatregelen, trek ik in 2024 € 36 miljoen en structureel ruim € 30 miljoen
uit.
Vraag (18):
In de begroting wordt geen rekening gehouden met import van drugs bij grensgebieden,
waarom niet?
Antwoord:
Nederland is vooral een in- en doorvoerland voor harddrugs. Daarom wordt er geïnvesteerd
in de mainportsaanpak en de regionale versterking. Voor de aanpak van drugssmokkel
via onze mainports wordt structureel ruim € 30 miljoen uitgetrokken. Voor de regionale
versterking wordt in 2024 € 54 miljoen beschikbaar gesteld, waarvan een deel in de
grensregio’s wordt ingezet.
Vraag (19):
Eerder zijn bij de rechtbank Gelderland 1500 zaken noodgedwongen geseponeerd in verband
met personeelstekorten, is er in de begroting rekening gehouden met de problematiek?
Antwoord:
De begroting van de Rechtspraak is met de prijsafspraken 2023–2025 met ruim € 155 mln.
structureel verhoogd om onder andere meer rechters en ander personeel aan te trekken.2
Vraag (20):
Wat is de reden voor de budgetbijstelling in personeelskosten van 126 miljoen euro
bij de politieorganisatie? Waarom worden deze middelen niet meer besteed?
Antwoord:
De kabinetsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling 2023 is hoger dan eerder geraamd.
Daarnaast zijn de premielasten gedaald. Het incidentele verschil ten opzichte van
het Centraal Economisch Plan (CEP) 2022 blijft, voor zover nog niet in nieuwe arbeidsvoorwaardelijke
afspraken opgenomen, beschikbaar voor arbeidsvoorwaarden door middel van een kasschuif
naar 2024.
Vraag (21):
Waaruit bestaat het uitbreiden van de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging
(DKDB)? Is dat enkel het werven van extra arbeidskrachten?
Antwoord:
In 2022 zijn aan de politie extra middelen toegekend om de formatie van de Dienst
Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging (DKDB) uit te breiden ten behoeve van versterking
van de beveiligingscapaciteit in het hoog risicosegment, flexibilisering van de werkwijze
en de ontwikkeling van beveiligingsconcepten. De toegekende middelen lopen op tot
€ 15 mln. per jaar vanaf 2025 en dekten voor het overgrote deel de daarmee samenhangende
kosten: het resterend deel voor deze versterking is in 2023 toegekend.
Vraag (22):
Waarom is ervoor gekozen om budget van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) te
gebruiken voor de Rijksbrede dekkingsopgave?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 23.
Vraag (23):
Wat zijn de precieze gevolgen van het verminderde budget van DJI in de praktijk?
Antwoord:
De Rijksbrede dekkingsopgave en het aandeel van het Ministerie van Justitie en Veiligheid
hierin betekent dat elk onderdeel, waaronder ook DJI, een bijdrage hieraan moet leveren.
Gezien de omvang van de taakstelling in relatie tot het totale budgettaire kader van
DJI (< 0,5%), en in het licht van de meest recente ramingen voor de behoefte aan sanctiecapaciteit
(PMJ-ramingen) zoals deze ten grondslag liggen aan de begroting voor 2024, heeft DJI
de taakstelling kunnen invullen met meevallers in de bedrijfsvoering alsmede middelen
voor ketensamenwerking die beschikbaar waren boven op de € 5 mln., maar die niet tot
uitvoering zullen komen. Hierover is de Tweede Kamer geïnformeerd in de vijfde voortgangsbrief
«Recht doen, kansen bieden» van 26 juni 2023. Met deze invulling van de taakstelling
zijn er geen gevolgen voor de personeelsinzet en een humaan detentiebeleid, zoals
al is aangegeven in de beantwoording van de Kamervragen over de eerste suppletoire
begroting (Voorjaarsnota).
Vraag (24):
Kunt u toelichten waarom de bijdrage aan de Autoriteit Persoonsgegevens wordt verlaagd
met € 391.000?
Antwoord:
De verlaging van de bijdrage hangt samen met twee technische correcties. Ten eerste
is er sprake van een afname van € 0,471 mln. van de bijdrage in verband met de loonontwikkeling
van de CAO Rijk. De kabinetsbijdrage in de arbeidskostenontwikkeling 2023 is hoger
dan eerder geraamd. Daarnaast zijn de premielasten gedaald. Het incidentele verschil
ten opzichte van het Centraal Economisch Plan (CEP) 2022 blijft, voor zover nog niet
in nieuwe arbeidsvoorwaardelijke afspraken opgenomen, beschikbaar voor arbeidsvoorwaarden
door middel van een kasschuif naar 2024. Ten tweede is er sprake van een toename van
het budget van de Autoriteit Persoonsgegevens ad. € 0,08 mln. dat teveel in rekening
is gebracht voor het gebruik van het personeelsinformatiesysteem P-Direkt.
Vraag (25):
Kunt u een verklaring geven voor de toename van de kosten toevoegingen rechtsbijstand
in 2024 en de daling van deze kosten in de jaren hierna?
Antwoord:
Op basis van de PMJ-2024 van het WODC wordt er met name een relatief grote meerjarige
stijging van het aantal afgegeven ambtshalve- en lichte adviestoevoegingen verwacht.
De stijging van het totaal aantal toevoegingen is vooralsnog alleen volledig in de
begroting overgenomen voor de jaren 2023 en 2024. Voor 2025 is de stijging voor 67%
overgenomen. De reden daarvoor is dat de afgelopen jaren de PMJ-ramingen voor rechtsbijstand
volatiel waren en de vraag daarom nog openstaat in hoeverre de stijging zich in die
mate zal gaan voordoen in de jaren 2025 en verder. Bij de volgende Voorjaarsnota zal
aan de hand van de PMJ-2025 gekeken worden of de desbetreffende begrotingsreeks aangepast
moet worden.
Vraag (26):
Welke middelen zijn «beleidsmatig gereserveerd» op het onderdeel veiligheid en criminaliteitsbestrijding?
Antwoord:
Op artikel 33 van de ontwerpbegroting 2024 van het Ministerie van Justitie en Veiligheid
is 3% van het artikeltotaal beleidsmatig gereserveerd. Dit betreffen met name middelen
bestemd voor de aanpak van ondermijnende criminaliteit. Daarnaast betreffen dit middelen
bestemd voor het OM voor de verkeershandhaving.
Vraag (27):
Welke middelen zijn «beleidsmatig gereserveerd» op het onderdeel straffen en beschermen?
Antwoord:
Op artikel 34 van de ontwerpbegroting 2024 van het Ministerie van Justitie en Veiligheid
is 1% van het artikeltotaal beleidsmatig gereserveerd. Dit betreffen voor het grootste
gedeelte middelen voor DJI voor de uitvoer van intra- en extramurale sancties. Daarnaast
betreffen dit middelen voor de aanpak van criminaliteitsfenomenen.
Vraag (28):
Waar wordt de financieringssystematiek van de migratieketen vastgelegd?
Antwoord:
Het kabinet heeft besloten om in te zetten tot een (meer) vaste capaciteit van het
COA om de fluctuaties van instroom en bezetting over langere periode beter op te kunnen
vangen. Deze afspraken staan vastgelegd in de Rijksbegroting. De uitwerking van de
financieringsafspraken komen vervolgens vast te liggen in de bekostigingsafspraken
die gemaakt worden met het COA. Ook voor overige organisaties van de migratieketen
liggen de financieringsafspraken per organisatie vast in bekostigingsafspraken. De
bekostiging is gekoppeld aan de werkzaamheden die de organisaties uitvoeren.
Vraag (29):
Voor hoeveel jaar wordt deze stabiele financiering vastgelegd?
Antwoord:
De vaste capaciteit van 41.000 opvangplaatsen met bijbehorende personele bezetting
is stabiel en wordt meerjarig gefinancierd door het Rijk. De vaste capaciteit is bepaald
op een analyse van afgelopen jaren, maar vooral op verwachting voor de komende jaren.
In een cyclus van zes jaar vindt evaluatie en waar nodig bijstelling van de vaste
capaciteit plaats, zowel naar boven als beneden.
Vraag (30):
Klopt het dat er in de gehele begroting 0% van de middelen nog niet ingevuld of vrij
te besteden zijn?
Antwoord:
Dat is correct. Op de verschillende artikelen zijn alle uitgaven juridisch verplicht,
bestuurlijk gebonden of beleidsmatig gereserveerd. Hierdoor is 0% van de middelen
nog niet ingevuld of vrij te besteden.
Vraag (31):
In de begroting van Justitie en Veiligheid is op pagina 95 opgenomen: «Het COA kan
vanaf 2023 toegroeien naar een vaste capaciteit van 41.000 en de daarbij behorende
stabiele financiering». Per ingang van wanneer kan het COA dan op stabiele financiering
van 41.000 plekken rekenen?
Antwoord:
Bij Voorjaarsnota is besloten dat het COA vanaf 2023 kan toegroeien naar een vaste
capaciteit van 41.000 opvangplekken, inclusief de financiering van vastgoed en de
personele bezetting die hiervoor nodig is. De Staatssecretaris is met het COA in gesprek
om de besluitvorming uit de Voorjaarsnota uit te werken in de hierbij passende financieringssystematiek.
De basis van de vaste capaciteit wordt gevormd door een stabiele vastgoedportefeuille,
in te vullen door langjarige samenwerkingsverbanden met gemeenten en andere stakeholders
en langjarige contracten (of eigendom) van opvanglocaties. Het COA werkt aan een huisvestingsportefeuille
die aansluit bij de middellange en lange termijn behoefte aan opvangplekken.
Vraag (32):
Kunt u een overzicht geven van de planning uit het coalitieakkoord van de verlaging
van de griffierechten en de planning voor de komende jaren voor de verlaging van de
griffierechten?
Antwoord:
In het coalitieakkoord is afgesproken om de griffierechten met 25% te verlagen. Om
invulling hieraan te geven is het wetsvoorstel verlaging griffierechten opgesteld.
Voor de verlaging van de griffierechten was vanaf 2024 structureel 55 miljoen uitgetrokken.
Na de voorjaarsnota is dit bedrag vanwege de Rijksbrede dekkingsopgave teruggebracht
naar € 30 miljoen. Zoals aangegeven in de brief van 27 juni jl. wil ik hiervan € 27 miljoen
inzetten voor het verlagen van de griffierechten en € 3 miljoen voor andere maatregelen
om de toegang tot het recht te versterken. Hiermee kunnen de griffierechten in het
bestuursrecht en het civiel recht, met uitzondering van zaken betreffende een vordering
of een verzoek met een waarde van meer dan € 100.000 in het civiel recht, met circa
13,5% worden verlaagd. Momenteel wordt bekeken, ook gelet op de tussentijdse indexeringen,
op welke manier het beste uitvoering kan worden gegeven aan de verlaging van de griffierechten.
De Minister voor Rechtsbescherming verwacht uw Kamer hierover dit najaar te kunnen
informeren en zal daarbij ook ingaan op het tijdpad.
Vraag (33):
Kunt u toelichten hoe het komt dat de liquiditeitsnorm bij de Raad voor Rechtsbijstand
in 2022 met 91 miljoen euro is overschreden?
Antwoord:
De overschrijding van de liquiditeitsnorm bij de Raad voor Rechtsbijstand in 2022
kan verklaard worden door het implementatietraject van scenario 1 van de Commissie-Van
der Meer in 2022. Bij het toentertijd budgettaire verwerken van scenario 1 van de
Commissie-Van der Meer was gewerkt met een toeslag op de prijs per soort toevoeging
die voor het financieren van de Raad voor Rechtsbijstand gehanteerd wordt. Per abuis
was in de toeslag ervan uitgegaan dat in 2022 alle toevoegingen die gedeclareerd worden
vallen onder het herijkte puntenaantal van scenario 1 van de Commissie-Van der Meer.
Aangezien dat niet geldt voor toevoegingen die in 2021 en eerder verstrekt zijn door
de Raad zijn er in 2022 aan de Raad relatief veel middelen overgemaakt.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
H. Kat, voorzitter van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
L.L. Nouse, adjunct-griffier
Bijlagen
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen | Niet deelgenomen |
---|---|---|---|
VVD | 34 | Voor | |
D66 | 24 | Voor | |
PVV | 16 | Voor | |
CDA | 14 | Voor | |
PvdA | 9 | Voor | |
SP | 9 | Voor | |
GroenLinks | 8 | Voor | |
PvdD | 6 | Voor | |
ChristenUnie | 5 | Voor | |
FVD | 5 | Tegen | |
BBB | 4 | Voor | |
DENK | 3 | Tegen | |
SGP | 3 | Voor | |
Groep Van Haga | 2 | Tegen | |
Volt | 2 | Voor | |
BIJ1 | 1 | Tegen | |
Ephraim | 1 | Niet deelgenomen | |
Fractie Den Haan | 1 | Voor | |
Gündogan | 1 | Niet deelgenomen | |
JA21 | 1 | Voor | |
Omtzigt | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.