Brief regering : Fiche: Digitale Euro
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3747 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 18 augustus 2023
Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij 2 fiches die werden opgesteld
door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissie voorstellen (BNC).
Fiche: Digitale Euro
Fiche: Richtlijnvoorstel snellere en veiligere vermindering teveel ingehouden bronbelasting
(«FASTER») (Kamerstuk 22 112, nr. 3748)
De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra
Fiche: Digitale Euro
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de
vaststelling van de digitale euro (hierna: voorstel voor de Verordening Digitale Euro)
Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de
verrichting van digitale-eurodiensten door betalingsdienstaanbieders die zijn opgericht
in lidstaten die de euro niet als munt hebben en houdende wijziging van Verordening
(EU) 2021/1230 van het Europees Parlement en de Raad (hierna: voorstel voor de Verordening
Dienstverlening Digitale Euro)
b) Datum ontvangst Commissiedocument
28 juni 2023
c) Nr. Commissiedocument
COM(2023) 369
COM(2023) 368
d) EUR-Lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=CELEX:52023PC0369
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/HTML/?uri=CELEX:52023PC0…
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing
SWD(2023) 233
f) Behandelingstraject Raad
Raad Economische en Financiële Zaken
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Financiën
h) Rechtsbasis
Voorstel voor de Verordening Digitale Euro: artikel 133 van het Verdrag betreffende
de Werking van de Europese Unie (VWEU)
Voorstel voor de Verordening Dienstverlening Digitale Euro: artikel 114 VWEU
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
De bekendste bestaande vormen van geld zijn contant geld (publiek, chartaal geld)
en banktegoeden (privaat, giraal geld, dat in feite een vordering is op een commerciële
bank). Publiek geld heeft een belangrijke functie in het geldstelsel. De mogelijkheid
tot het inwisselen van een claim op een commerciële bank in contant (publiek) geld
draagt eraan bij dat commercieel geld gelijkwaardig en waardevast is. Deze inwisselbaarheid
zorgt er ook voor dat aan een claim op de ene bank evenveel waarde wordt toegekend
als aan een claim op een andere bank. Deze pariteit is belangrijk in onze economie:
het zorgt voor een anker.
Er is sprake van toenemende digitalisering van het betalingsverkeer en er wordt door
mensen en bedrijven in de Europese Unie (hierna: de EU) steeds meer digitaal betaald.
Het gebruik van contant geld als betaalmiddel loopt daardoor terug.1 De Europese Commissie (hierna: de Commissie) is van mening dat bankbiljetten en euromunten
in hun huidige fysieke vorm niet voldoende zijn om de steeds meer digitale economie
in de EU in de toekomst te ondersteunen. Daarom moet er volgens de Commissie een publieke
vorm van digitaal geld komen die is uitgegeven door de centrale bank: een digitale
euro. Een digitale euro zou een nieuwe, digitale vorm van publiek geld zijn, waarmee
consumenten en bedrijven betalingen kunnen doen. Een digitale euro kan publiek geld
een rol geven in het domein van digitale betalingen; een rol die er voor publiek geld
nu nog niet is. Al het digitale geld is nu immers privaat geld: vorderingen op commerciële
banken.
De Commissie heeft daarom een voorstel gedaan voor een regelgevend kader voor de mogelijke
uitgifte en vormgeving van een digitale euro. Door een publiek digitaal alternatief
aan te bieden naast het publieke contante geld, private girale geld en andere private
betaalopties, kan volgens de Commissie worden voorkomen dat de rol van de euro te
veel onder druk komt te staan door digitale centralebankmunten van andere landen of
door munten die worden uitgegeven door private partijen (bijvoorbeeld cryptomunten,
waaronder stablecoins). Zonder publiek geld (dat wil zeggen: geld dat is uitgegeven door de centrale bank)
als onbetwist monetair anker kan het vertrouwen in de euro eroderen. De impact hiervan
op de economie is moeilijk in te schatten, maar kan achteraf moeilijk worden teruggedraaid.
Een digitale euro met de status «wettig betaalmiddel» kan volgens de Commissie ervoor
zorgen dat de rol van publiek geld en het gebruik en behoud van de euro in de toekomst
gewaarborgd zijn.
Voorstel voor de Verordening Digitale Euro
Het voorstel bevat de juridische basis voor de uitgifte van een digitale euro door
de Europese Centrale Bank (hierna: ECB) en nationale centrale banken. Deze digitale
euro is bedoeld en vormgegeven als betaalmiddel; voor betalingen tussen personen,
bedrijven en/of overheden. De ECB krijgt op basis van het voorstel de bevoegdheid
om grenzen te stellen aan het gebruik van de digitale euro als spaarproduct om de
stabiliteit van het financiële stelsel te beschermen. Dit kan de ECB bijvoorbeeld
doen door een limiet te stellen aan de hoeveelheid digitale euro’s die gebruikers
mogen aanhouden op hun digitale-eurorekeningen.2 De Commissie stelt voor om de digitale euro de status van «wettig betaalmiddel» te
geven en om een acceptatieplicht voor de digitale euro te laten gelden. Dat betekent
dat een betaling in digitale euro’s in beginsel niet geweigerd kan worden aan de fysieke
en online toonbank en dat men in beginsel overal en aan eenieder moet kunnen betalen
met de digitale euro. Het voorstel bevat enkele specifieke uitzonderingen op de acceptatieplicht.
Wat betreft de distributie van de digitale euro stelt de Commissie voor dat banken
met een vergunning voor (kort samengevat) diensten ten aanzien van betaalrekeningen
en transacties vanaf en naar die betaalrekeningen3 verplicht worden een gratis basisrekening voor digitale euro’s aan te bieden aan
hun retailklanten. Ook andere betaalinstellingen mogen betaaldiensten met een digitale
euro gaan aanbieden maar worden daartoe niet verplicht. Wel moeten er volgens het
voorstel voldoende mogelijkheden bestaan voor mensen zonder reguliere betaalrekening
om toegang te krijgen tot basisbetaaldiensten voor een digitale euro. Gebruikers mogen
meerdere digitale-eurorekeningen openen bij verschillende aanbieders. De digitale-eurobetaaldiensten
kunnen worden aangeboden aan natuurlijke personen en rechtspersonen die verblijven
of gevestigd zijn in een lidstaat die de euro als munt heeft. Onder bepaalde voorwaarden
kunnen deze diensten ook worden aangeboden aan natuurlijke of rechtspersonen in andere
lidstaten van de EU (die niet de euro als munt hebben) of landen buiten de EU.
De gebruiker van de digitale euro zal een overeenkomst aangaan met de bank of betaaldienstverlener.
Uitgangspunt is dat er geen directe contractuele relatie zal bestaan tussen de gebruiker
en de ECB of nationale centrale banken. Het voorstel bevat ook regels over het aanbieden
van de digitale euro aan mensen die niet online bankieren maar op een andere manier
toegang moeten of willen krijgen tot de digitale euro, om zo van de digitale euro
een inclusief betaalmiddel te maken.4
Ten aanzien van de kosten die gepaard gaan met de digitale euro, neemt de Commissie
in haar voorstel als uitgangspunt dat aan gebruikers geen kosten in rekening worden
gebracht voor de basisbetaaldiensten voor een digitale euro5 en dat het Eurosysteem zijn eigen kosten draagt.6 Het voorstel bevat regels waaraan de vergoedingen moeten voldoen die betaaldienstverleners
onderling rekenen en die winkeliers moeten betalen aan de betaaldienstverlener. De
hoogte van deze vergoedingen wordt begrensd en de vergoedingen moeten proportioneel
en uniform zijn binnen de EU. De ECB moet volgens het voorstel de tarieven gaan monitoren
en de referentietarieven publiceren.
Het voorstel bevat een aantal technische uitgangspunten waar een digitale euro aan
moet voldoen. Het voorstel schrijft voor dat er vanaf de eerste uitgifte van een digitale
euro zowel online als offline transacties moeten kunnen worden gedaan in digitale
euro’s. Offline betalingen kunnen worden gedaan op basis van techniek voor proximity payments7. Zowel online als offline betalingen worden direct afgewikkeld, maar de wijze van
finale afwikkeling verschilt.8
Het voorstel schrijft expliciet voor dat een digitale euro niet programmeerbaar mag
zijn. Dat betekent dat overheden niet kunnen bepalen waar gebruikers van de digitale
euro deze wel of niet aan kunnen uitgeven en dat dit niet door de ECB kan worden vastgelegd
in het ontwerp van de munt. Uitgangspunt is dat digitale euro’s door gebruikers worden
aangehouden op een digitale-euro-rekening op naam, zoals nu ook bij girale bankrekeningen.
Op deze digitale-euro-rekening kunnen betaalopdrachten worden ingesteld door de gebruiker
(conditional payments).9 Het voorstel bevat regels om privacy en gegevens van gebruikers van de digitale
euro te beschermen. Het voorstel schrijft voor dat geavanceerde beveiligings- en privacybeschermingsmaatregelenmoeten
worden genomen om te voorkomen dat gegevens die voor het afwikkelen van betalingen
aan de ECB en de nationale centrale banken of andere ondersteunende dienstverleners
worden verstrekt, herleidbaar zijn tot individuele gebruikers. Het voorstel bevat
daarnaast regels ten aanzien van het voorkomen van witwassen en terrorismefinanciering
die van toepassing moeten worden op offline betalingen met digitale euro’s. De Commissie
krijgt volgens het voorstel de bevoegdheid om ten behoeve van het voorkomen van witwassen
en terrorismefinanciering grenzen te stellen aan het aantal (opvolgende) offline betalingen
en het totaalbedrag waarmee offline betalingen kunnen worden gedaan.10
Voorstel voor de Verordening Dienstverlening Digitale Euro
Het voorstel voor de Verordening Dienstverlening Digitale Euro is een aanvulling op
de voorgestelde Verordening Digitale Euro. Deze verordening bevat regels voor betaaldienstverleners
die zijn gevestigd buiten de eurozone maar binnen de EU, die de digitale euro willen
distribueren en betaaldiensten met een digitale euro willen aanbieden. Het voorstel
heeft tot doel om fragmentatie binnen de interne markt te voorkomen en concurrentie
tussen de betaaldienstverleners in de EU te bevorderen. Het voorstel schrijft onder
andere door middel van een schakelbepaling voor aan welke regels deze categorie betaaldienstverleners
moet voldoen om ook betaaldiensten met een digitale euro te kunnen aanbieden. Daarnaast
bevat het voorstel bepalingen over toezicht en samenwerkingsverbanden tussen lokale
toezichthouders en de ECB.
b) Impact assessment Commissie
De Commissie heeft voor de totstandkoming van deze voorstellen gebruik gemaakt van
de informatie die is ingewonnen met consultaties door de ECB en de Commissie en gesprekken
met lidstaten in verschillende Europese gremia. Op basis daarvan heeft de Commissie
een Impact Assessment Report opgesteld. De Commissie concludeert dat de langetermijnvoordelen van een goed ontworpen
digitale euro met de juiste waarborgen zwaarder wegen dan de kosten ervan. De impact
van het niet invoeren op de economie is moeilijk in te schatten, maar de Commissie
is van mening dat als in de toekomst zou blijken dat door het niet-invoeren van een
digitale vorm van publiek geld het vertrouwen in de euro daalt, dat verlies aan vertrouwen
dan moeilijk terug te draaien is. Voor haar impact assessment heeft de Commissie verschillende opties voor de regulering van een digitale euro
in kaart gebracht en de voor- en nadelen van de in haar voorstellen opgenomen keuzes
voor burgers en bedrijven, handelaren en betaaldienstverleners onderzocht. De Commissie
stelt dat consumenten en bedrijven gebaat zijn bij de extra betaalopties die de digitale
euro biedt en bij een versterkt vertrouwen in het geldsysteem. Ook kan de digitale
euro financiële inclusie bevorderen in een gedigitaliseerde samenleving.11 Handelaren krijgen volgens de Commissie een bredere keuze in middelen voor het ontvangen
van betalingen en kunnen profiteren van extra concurrentie in de pan-Europese betaalmarkt.
De komst van de digitale euro zal volgens de Commissie invloed hebben op de retail
betaalmarkt en de markt voor spaarproducten. Betaaldienstaanbieders kunnen volgens
de Commissie inkomsten genereren uit (innovatieve) dienstverlening ten aanzien van
de digitale euro. Daar staat tegenover dat het omzetten van giraal geld in digitale
euro’s de liquiditeitspositie van banken zou kunnen verzwakken en hun financieringskosten
kan verhogen, wat zich zou kunnen vertalen in minder kredietverstrekking aan de economie.
Volgens de analyse van de Commissie heeft een digitale euro echter beperkt invloed
op de gezondheid en winstgevendheid van banken als het gebruik van de digitale euro
als spaarproduct voldoende wordt beperkt. De implementatiekosten12 voor het systeem zouden volgens de Commissie moeten worden gedragen door het Eurosysteem,
handelaren en betaaldienstverleners. Het cyber- en IT-risico en het energieverbruik
van een digitale euro systeem en de impact van dit initiatief op het milieu zijn naar
verwachting vergelijkbaar met bestaande digitale betalingen.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Het kabinet vindt het belangrijk dat ons betalingsverkeer veilig, betrouwbaar, efficiënt
en toegankelijk is, met voldoende waarborgen op het gebied van consumentenbescherming
en privacy.13 Daarnaast is de stabiliteit en betrouwbaarheid van de financiële sector van groot
belang, zodat huishoudens en bedrijven over optimale toegang tot financiering beschikken.14 Innovatie is een randvoorwaarde voor een goed functionerende, competitieve en toekomstbestendige
betaalsector. Nederland behoort hierin tot de voorhoede en wil ook in de toekomst
een voedingsbodem blijven voor duurzame, verantwoorde en innovatieve ontwikkelingen.15
Zoals hiervoor is toegelicht, kan een digitale euro publiek geld, anders dan nu het
geval is, een rol geven in het domein van digitale betalingen. Daarmee kan een digitale
euro toegevoegde waarde hebben ten opzichte van het bestaande girale geld, dat is
uitgegeven door private partijen en niet dezelfde ankerfunctie heeft als publiek geld.
Met een digitale euro neemt de afhankelijkheid van buitenlandse partijen af. Zoals
ook later in dit fiche aan de orde komt, kan een digitale euro daarmee bijdragen aan
de open strategische autonomie van de EU, onder meer door de afhankelijkheid van niet-Europese
betaalbedrijven te verkleinen.16 Een digitale euro zou zowel kunnen concurreren met private betaalopties, als een
basis vormen voor de ontwikkeling van nieuwe private betaalopties.17 In eerdere Kamerbrieven heeft het kabinet informatie met uw Kamer gedeeld over ontwikkelingen
ten aanzien van onder meer de ontwerpkeuzes, mogelijke vormgeving en planning ten
aanzien van een digitale euro.18
In januari 2023 heeft de Eurogroep, op initiatief van onder andere Nederland, een
verklaring19 afgegeven waarin de lidstaten de belangrijkste voorwaarden hebben genoemd waar de
voorstellen van de Commissie aan moeten voldoen. Het kabinet heeft ook steeds benadrukt
dat een digitale euro – zowel nu als in de toekomst – voordelen moet hebben voor consumenten,
bedrijven en de bredere economie en zal blijven benadrukken dat hierover goed wordt
gecommuniceerd.
b) Beoordeling en inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet verwelkomt de voorstellen van de Commissie voor een regelgevend kader
dat de basis vormt voor de vormgeving, uitgifte en distributie van een digitale euro.
Het kabinet ziet de potentie van een digitale euro en vindt het belangrijk voorbereid
te zijn op de toekomst. De huidige voorstellen richten zich op de digitale euro als
betaalmiddel. Een digitale euro als pan-Europees betaalmiddel kan voordelen hebben
voor consumenten20, bedrijven en de Nederlandse reële economie als geheel. Het biedt de mogelijkheid
om in de hele eurozone met hetzelfde digitale betaalmiddel te betalen en biedt bedrijven
de mogelijkheid om meer betaalopties aan hun klanten aan te bieden. De huidige digitale
online betaalopties zijn vaak maar beschikbaar in één of een beperkt aantal lidstaten
(bijvoorbeeld iDeal, Payconiq of Giropay) en niet te gebruiken in de hele eurozone.21 Op basis van de Commissievoorstellen zou dat met een digitale euro wel kunnen. Algemeen
beschikbare online betaalopties worden momenteel bovendien vooral aangeboden door
bedrijven die niet (volledig) Europees zijn (bijvoorbeeld buitenlandse creditcardmaatschappijen).
Een digitale euro kan helpen om in de toekomst grip te houden op het Europese betalingsverkeer,
en – zoals boven toegelicht – ervoor zorgen dat publiek geld toegankelijk blijft en
een belangrijke plek behoudt in de samenleving en in de economie, in aanvulling op
contant geld. Het kabinet herkent de opvatting van de Commissie dat een publiek digitaal
alternatief betaalmiddel (naast het publieke contante geld, private girale geld en
andere private betaalopties) kan voorkomen dat de rol van de euro te veel onder druk
komt te staan door digitale centralebankmunten van andere landen of door munten die
worden uitgegeven door private partijen. Een digitale euro zou kunnen bijdragen aan
behoud van vertrouwen in de euro als betaalmiddel. Het kabinet zal er gedurende de
onderhandelingen op blijven inzetten dat de digitale euro de beoogde doelen kan waarmaken
en daarmee van toegevoegde waarde is ten opzichte van bestaande betaalmiddelen en
-opties.
Het kabinet steunt het voorstel van de Commissie voor een digitale euro als betaalmiddel
en een digitale vorm van de euro als enige munt in de eurozone. Het kabinet hecht
er daarbij belang aan dat het voorstel ruimte biedt voor de digitale euro als betaalmiddel
voor zowel retail als corporate (d.w.z. business to business) betalingen.22 Tegelijkertijd is het kabinet zich ervan bewust dat een digitale euro mogelijk een
grotere rol kan vervullen in het geldstelsel dan nu is voorgesteld, bijvoorbeeld als
spaarproduct of als instrument voor financiële instellingen zoals de Adviesraad Internationale
Vraagstukken (AIV) in een recent advies23 schetst. Een grotere rol voor de digitale euro is voor het kabinet echter alleen
op lange termijn en gefaseerd mogelijk, omdat het kabinet de eventuele gevolgen voor
de financierbaarheid van financiële instellingen en daarmee op de (kredietverlening
aan de) reële economie wil beperken. Het kabinet is daarom voorstander van de begrenzingen
die in het voorstel worden gesteld aan de digitale euro als middel van waardeopslag
(store of value).24
In het navolgende wordt ingegaan op de belangrijkste onderdelen van de voorstellen.
Vooraf merkt het kabinet op dat het voorstel tegemoetkomt aan eerder met uw Kamer
besproken zorgen over programmeerbaarheid. Het voorstel schrijft expliciet voor dat
een digitale euro niet programmeerbaar is. Ook wordt er in de voorstellen nadrukkelijk
aandacht besteed aan privacywaarborgen. Het kabinet zal zich inzetten voor behoud
van stevige privacywaarborgen in de voorstellen. Het kabinet heeft tegelijkertijd
aandacht voor het spanningsveld tussen de mogelijkheden die een offline variant biedt
om met een digitale euro anoniem te betalen (zoals dat nu ook met contant geld mogelijk
is, maar dan in het digitale domein) en de risico’s op witwassen, terrorismefinanciering
en fraude die daarmee gepaard kunnen gaan. Het kabinet heeft ook in het bijzonder
aandacht voor de kosten van de digitale euro. Het kabinet vindt dat de kosten (zowel
van implementatie als van gebruik) van een digitale euro in verhouding moeten staan
tot de voordelen ervan. Over de kostenverdeling heeft het kabinet nog veel vragen;
het kabinet zal daar kritisch op zijn in de onderhandelingen. Zoals verzocht door
uw Kamer25, zal het kabinet maandelijks verslag doen van de ontwikkelingen ten aanzien van de
onderhandelingen.
De digitale euro als wettig betaalmiddel en acceptatieplicht
Het kabinet begrijpt de keuze van de Commissie om de digitale euro de status van wettig
betaalmiddel (legal tender) te geven en dat er een acceptatieplicht zal gelden, zowel voor online als offline
betalingen binnen de eurozone. Hierdoor kan een netwerkeffect ontstaan en kan een
digitale euro zijn rol als betaalmiddel in het geldsysteem waarmaken. Het kabinet
hecht belang aan een goede balans tussen brede toegang tot en acceptatie van de digitale
euro als betaalmiddel. Volgens het kabinet moet worden gestreefd naar een digitale
euro die dermate interessant is voor handelaren en winkeliers dat zij deze graag accepteren
als betaalmiddel. Het kabinet vindt het belangrijk dat acceptatie van betalingen in
digitale euro’s laagdrempelig is en dat er bij de eerste uitgifte van een digitale
euro rekening wordt gehouden met een transitieperiode. Het kabinet heeft oog voor
de gevolgen en uitvoerbaarheid van de acceptatieplicht zoals die in het voorstel is
opgenomen voor kleinere winkeliers en micro-ondernemingen en locaties met geïntegreerde
betaaloplossingen. De Commissie heeft specifieke uitzonderingen voorgesteld op grond
waarvan kan worden afgeweken van de acceptatieplicht.26 In algemene zin vindt het kabinet dat iedere uitzonderingsgrond objectief en handhaafbaar
moet zijn. Het kabinet is van mening dat er legitieme permanente gronden27 kunnen zijn (nu of in de toekomst) die het onmogelijk maken voor handelaren en winkeliers
om een digitale euro te accepteren en dat dit ook voldoende tot uiting moet komen
in de uitzonderingsgronden. De Commissie krijgt in het voorstel een bevoegdheid om
aanvullende uitzonderingen op de acceptatieplicht vast te stellen. Het kabinet is
daar voorstander van, maar kijkt kritisch naar de formulering en afbakening van de
bevoegdheid (zie ook paragraaf 6b). Het kabinet vindt het daarnaast belangrijk dat
lidstaten zelf ook de vrijheid hebben om aanvullende uitzonderingen op de acceptatieplicht
te kunnen introduceren28 en dat zij daarover duidelijk communiceren (onderling en met de markt).29
Distributie en verdeling van kosten
Het kabinet vindt het belangrijk dat een digitale euro toegankelijk, inclusief en
gebruiksvriendelijk is, ook voor mensen in een kwetsbare positie of die moeite hebben
met de digitalisering van het betalingsverkeer, zodat iedereen ervoor kan kiezen om
de digitale euro te gebruiken als betaalmiddel. Het kabinet steunt het voorstel dat
voldoende mogelijkheden moeten bestaan voor mensen zonder reguliere betaalrekening
om toegang te krijgen tot digitale-euro-basisbetaaldiensten. In het voorstel is opgenomen
dat alle banken die betaaldiensten 1, 2 en 3 uit Bijlage I bij de Betaaldienstenrichtlijn
aanbieden, worden verplicht om gratis basisbetaaldiensten voor een digitale euro aan
te bieden aan natuurlijke personen die hun klant zijn. Deze verplichte distributie
zou gepaard moeten gaan met een proportionele kostenverdeling. Het kabinet is daarom
van mening dat deze distributieplicht voor de banken in samenhang moet worden beoordeeld
met het compensatiemodel.30 Het kader voor het compensatiemodel dat is opgenomen in het voorstel voor de Verordening
Digitale Euro richt zich vooral op transactie gebaseerde vergoedingen. Het voorstel
bevat regels en plafonds voor de vergoedingen (fees) die betaaldienstverleners onderling rekenen (inter-PSP fee) of die winkeliers moeten betalen aan de betaaldienstverlener (merchant service charge).31 Het kabinet vraagt zich af of dit leidt tot een proportionele kostenverdeling, aangezien
de vergoedingen en kosten volgens het voorstel in het gehele eurogebied uniform en
evenredig moeten zijn. Het kabinet heeft daarbij oog voor de potentiële gevolgen hiervan
voor de Nederlandse betaalinfrastructuur als geheel, voor ondernemers, voor overheidsorganisaties
en voor het verdienmodel van banken die verplicht worden de digitale euro te distribueren.
Het kabinet zal in de onderhandelingen ervoor pleiten dat rekening wordt gehouden
met verschillen in de inrichting van de betaalinfrastructuur per lidstaat.32 Daarnaast zal het kabinet erop wijzen dat de regels voor transactie gebaseerde vergoedingen
gevolgen kunnen hebben voor de tarieven voor reguliere betaalproducten33, die mogelijk zullen stijgen om de kosten voor het verplicht distribueren van een
digitale euro op te vangen. Het kabinet zal in de onderhandelingen benadrukken dat
eventuele tariefverhogingen over de gehele linie niet onredelijk moeten zijn en dat
banken en andere betaaldienstverleners hier transparant over moeten communiceren.
Technische aspecten van de digitale euro
Het kabinet steunt het voorstel van de Commissie dat de digitale euro niet programmeerbaar
kan zijn. Een digitale euro kan geen bestedingsvoorwaarden of looptijd (vervaldatum)
hebben. Het kabinet vindt het wel passend dat er voorwaardelijke betalingen (op basis
van vooraf door de gebruiker ingestelde opdrachten) mogelijk zijn in digitale euro’s,
zoals nu ook het geval is voor giraal geld.34 Het kabinet begrijpt de keuze van de Commissie dat gebruikers een rekening voor digitale
euro’s moeten openen, omdat dit aansluit bij de huidige praktijk van digitaal bankieren.
Het kabinet vindt het verder van belang dat de digitale euro makkelijk is in het gebruik
en bijdraagt aan de financiële inclusie in het digitale tijdperk. Het kabinet verwelkomt
gepseudonimiseerde en versleutelde afwikkeling van transacties, waardoor de privacy
van de gebruiker kan worden gewaarborgd richting de ECB, de nationale centrale banken
en eventuele andere dienstverleners. Daardoor heeft de digitale euro zowel account-based en token-based eigenschappen.
Het kabinet onderschrijft het belang van de mogelijkheid om te wisselen van digitale
euro betaaldienstverleners met behoud van rekeningnummer (nummerportabiliteit). Het
kabinet ziet de mogelijke potentie van de opties voor gebruikers om in te stellen
dat het saldo op hun digitale euro automatisch wordt aangevuld vanaf hun reguliere
bankrekening, totdat het bedrag van een eventuele aanhoudingslimiet (holding limit) is bereikt, en het instellen van voorwaardelijke betaalopdrachten. Het kabinet mist
in het voorstel hoe betaaldienstverleners worden betrokken bij de vormgeving van verdere
technische aspecten en zal in de onderhandelingen ertoe oproepen om betaaldienstverleners
proactief te betrekken. Het kabinet ziet mogelijkheden voor publiek-private samenwerking
bij de digitale euro. Ten slotte is in het voorstel opgenomen dat gebruikers er zelf
voor kunnen kiezen om de digitale euro al dan niet te gebruiken via een European Digital Identity Wallet (hierna: EDI-wallet), zoals bedoeld in de voorgestelde herziene eIDAS-verordening.35 Op basis van het voorstel is het aanvragen of gebruiken van een EDI-wallet niet nodig
om de digitale euro te kunnen gebruiken. Het kabinet steunt het vrijwillige karakter
van het gebruik van de EDI-wallet, het behoud van regie over eigen data en transparantie
voor consumenten.36 Het kabinet is van mening dat een consument in geen enkel geval gedwongen moet worden
om een digitale euro op een bepaalde manier via de EDI-wallet te gebruiken. Het kabinet
zal in de onderhandelingen tevens inzetten op consistentie met de verschillende regelgevende
kaders37 en het waarborgen van gegevensbescherming.
Privacy en AML/CFT-raamwerk
Het kabinet hecht, ook conform de wens van uw Kamer, aan een zeer goede bescherming
van privacy voor gebruikers van de digitale euro. Het kabinet vindt het belangrijk
dat in bepaalde mate anonieme betalingen mogelijk zijn, net als dat ook met contant
geld het geval is. Daarom steunt het kabinet het voorstel van de Commissie dat passende
technische en organisatorische maatregelen moeten worden ingericht, inclusief geavanceerde
beveiligings- en privacybeschermingsmaatregelen, om de (persoons)gegevens te beschermen
die de ECB of nationale centrale banken ontvangen voor de uitvoering van hun taken.
Het kabinet steunt het voorstel dat de ECB en nationale centrale banken geen toegang
krijgen tot gegevens die herleidbaar zijn tot individuele gebruikers. Het kabinet
zal tijdens de onderhandelingen vragen naar de rolverdeling tussen de betaaldienstverleners
en het Eurosysteem ten aanzien van dergelijke maatregelen. Het kabinet zal zich blijven
inzetten voor een goede privacybescherming. Het kabinet steunt het voorstel van de
Commissie om offline (en daarmee anoniem) betalingen met digitale euro’s mogelijk
te maken vanaf de eerste uitgifte. Bij offline gebruik van de digitale euro zijn transacties
niet zichtbaar voor het Eurosysteem. Het kabinet zal zich inzetten voor een concrete
en duidelijke afbakening van de bevoegdheid van de Commissie om de transactiehoogtes
en transactie-aantallen voor het offline gebruik van de digitale euro te beperken,
om zo de mogelijkheid tot het doen van anonieme betalingen te waarborgen. Tot de betreffende
limiet moet de offline variant een volwaardige gebruikstoepassing met de hoogst mogelijke
privacywaarborgen zijn. Het kabinet houdt daarbij oog voor de risico’s die offline
gebruik met zich brengen ten aanzien van het voorkomen van witwassen, terrorismefinanciering
en fraude en zal zich inzetten voor passende maatregelen. Bij contant geld zijn immers
ook maatregelen genomen om de genoemde risico’s te mitigeren.38 Het kabinet onderschrijft dat online betalingen met een digitale euro onderworpen
moeten zijn aan hetzelfde (huidige) wettelijke regime als andere digitale betalingen
via private partijen, zoals vastgelegd in de Anti-witwasrichtlijn en de Wire Transfer Regulation.39
Financiële stabiliteit en monetaire aspecten
Deposito’s vormen een stabiele en belangrijke financieringsbron voor banken.40 Wanneer depositohouders hun deposito’s omzetten naar digitale euro’s, zullen banken
dit moeten opvangen door andere vormen van financiering aan te trekken of door de
rente op deposito’s te verhogen om depositovlucht te ontmoedigen. De financieringskosten
voor banken kunnen hierdoor toenemen, wat een drukkend effect kan hebben op de kredietverlening
aan de reële economie. In de praktijk hangen de effecten van een digitale euro op
de stabiliteit van de bankensector, de kredietverlening aan de reële economie en het
monetair beleid sterk samen met het totaal aan digitale euro’s dat in omloop is en
de hoeveelheid overtollige reserves in het systeem. Het kabinet verwacht dat in de
huidige situatie van overliquiditeit bij het Europese bankwezen een digitale euro
als betaalmiddel, met kleinschalig gebruik, slechts beperkt invloed zal hebben op
het bankwezen en de omvang van de centralebankbalans. Dit is echter een momentopname.
Bij grootschaliger gebruik van een digitale euro of wisselende omstandigheden (met
minder overtollige liquiditeit in het systeem), kunnen de negatieve effecten op de
financiële stabiliteit en kredietverlening toenemen. Het kabinet steunt daarom het
voorstel van de Commissie om de ECB een bevoegdheid te geven om instrumenten in te
zetten die ervoor zorgen dat de digitale euro niet te veel als «oppotmiddel» kan worden
gebruikt.41 Het kabinet is van mening dat de invoering van een aanhoudingslimiet daaraan kan
bijdragen, zeker op korte termijn bij de eerste uitgifte van een digitale euro. Het
kabinet is net als de Commissie van mening dat deze bevoegdheid tot het stellen van
een dergelijke limiet in beginsel thuishoort bij de ECB. Het kabinet zal in de onderhandelingen
wel benadrukken dat de bevoegdheid van de ECB niet zover dient te strekken dat door
de inzet van deze instrumenten de rol van de digitale euro in het financiële stelsel
fundamenteel verandert. Daartoe zou volgens het kabinet namelijk politieke besluitvorming
vereist zijn.
Het voorstel voor de Verordening Digitale Euro bevat een bepaling dat een digitale
euro geen rente zal dragen. Het kabinet is van mening dat dit past bij een digitale
euro die wordt vormgegeven als betaalmiddel.42 Het kabinet zal in de onderhandelingen benadrukken dat de digitale euro geen monetair
beleidsinstrument, maar een betaalmiddel moet zijn.
Zelfstandige Europese betaalinfrastructuur en internationaal gebruik
Het kabinet steunt de doelstelling van de Commissie om met een digitale euro de Europese
betaalmarkt door middel van een publiek alternatief meer te harmoniseren, minder gefragmenteerd
te maken en tegelijkertijd concurrentie in het digitale domein te verhogen. Hiermee
kan de afhankelijkheid van commerciële partijen en derde landen in het Europese betalingsverkeer
worden verkleind en blijvende toegang tot publiek geld worden gewaarborgd. Het kabinet
zal inzetten op een digitale euro die – zo veel als praktisch, technisch en juridisch
mogelijk is – gestoeld is op Europese (betaal)infrastructuur en op Europese wet- en
regelgeving, door Europese bedrijven is ontwikkeld en in Europees beheer is. Hierbij
wijst het kabinet erop dat dit het internationaal gebruik van de digitale euro niet
in de weg moet staan. Het kabinet deelt het beeld van de Commissie dat een digitale
euro tegenwicht kan bieden aan Central Bank Digital Currencies (hierna: CBDCs) en stablecoins die worden aangeboden door derdelanden en private bedrijven en aan niet-EU-betaalinfrastructuren.
Een digitale euro met de status «wettig betaalmiddel» kan volgens de Commissie ervoor
zorgen dat de rol van publiek geld en het gebruik en behoud van de euro in de toekomst
gewaarborgd zijn. Het kabinet deelt deze opvatting. Zonder publiek geld (dat wil zeggen:
geld dat is uitgegeven door de centrale bank) als onbetwist monetair anker kan het
vertrouwen in de euro eroderen. Het Eurosysteem moet controle kunnen behouden over
zijn eigen valuta en betaalinfrastructuur.43 Het kabinet steunt de Commissie in haar voorstellen om primair te focussen op het
gebruik en betalingen binnen de eurozone, maar vindt het belangrijk dat de mogelijkheden
voor internationaal gebruik worden meegenomen in de wetgeving en in het ontwerp van
een digitale euro. Het kabinet zal voorstellen dat de ECB voor cross currency gebruik44 de effecten op kapitaalvlucht uit derdelanden naar een (digitale) euro en volatiliteit
van wisselkoersen voor kwetsbare landen in kaart brengt. Indachtig het principe van
vrij verkeer van diensten en kapitaal binnen de EU, steunt het kabinet het voorstel
van de Commissie om Europese betaaldienstverleners die niet gevestigd zijn in de eurozone
de mogelijkheid te bieden om de digitale euro te distribueren en betaaldiensten met een digitale euro aan te bieden. Ook steunt het kabinet de inwisselbaarheid van een digitale euro met
giraal geld of contant geld in andere valuta of – op termijn – andere digitale centrale
bank munten.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
In de Raad worden de Commissievoorstellen besproken in de ECOFIN. De Commissievoorstellen
werden overwegend positief ontvangen in de Raad, maar er werden ook een aantal fundamentele
vraagstukken geagendeerd. Wanneer de onderhandelingen gestart zijn, zal duidelijker
worden hoe andere lidstaten zich zullen opstellen. De politieke en maatschappelijke
discussie over een digitale euro is momenteel in Nederland verder gevorderd dan in
veel andere lidstaten. In de aanloop naar de voorstellen van de Commissie, heeft Nederland
de voor haar belangrijke punten steeds actief ingebracht in de Eurogroep (zoals ook
is opgenomen in de geannoteerde agenda’s en verslagen van de Eurogroep). Nederland
heeft met de lidstaten Frankrijk, Duitsland, Italië en Spanje in een gezamenlijk non-paper
d.d. 9 september 2022 de Commissie opgeroepen om lidstaten vroegtijdig en uitvoerig
te betrekken.45 Op 16 januari 2023 is een gezamenlijke verklaring46 opgesteld door de Eurogroep, waarin de voor het kabinet belangrijke punten ook terugkomen
en waarin de Commissie wordt opgeroepen om bij het opstellen van de voorstellen specifieke
voorwaarden en aspecten mee te nemen. Het kabinet zal de samenwerking met andere lidstaten
in de Raad blijven opzoeken om zo een effectieve bijdrage te kunnen leveren aan de
onderhandelingen.
Het kabinet verwacht op basis van een debat van het Europees Parlement op 19 april
jl. dat het Europese Parlement kritisch zal zijn op de voorstellen van de Commissie.
De voorstellen zullen worden behandeld in de Economic and Monetary Affairs Committee (ECON). Op het moment van dit schrijven zijn de rapporteurs nog niet bekend.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Het oordeel van het kabinet over de bevoegdheid van de EU ten aanzien van deze voorstellen
is positief. De Commissie baseert haar voorstel voor de Verordening Digitale Euro
op artikel 133 VWEU. Dat artikel geeft de EU de bevoegdheid om maatregelen vast te
stellen die nodig zijn voor het gebruik van de euro als enige munteenheid van de eurozone.
Het kabinet is van mening dat deze rechtsgrondslag aansluit bij het doel en de inhoud
van het voorstel voor de Verordening Digitale Euro en de vormgeving van de digitale
euro primair als betaalmiddel en als digitale variant van de euro als enige munt.
Naar aanleiding van de onderhandelingen kunnen het juridische karakter van de digitale
euro en de bevoegdheden van de ECB wellicht nog veranderen. Het kabinet zal tijdens
de onderhandelingen scherp in de gaten houden of de inhoud van het voorstel binnen
de grenzen van artikel 133 VWEU blijft.47 Op het gebied van het monetair beleid voor de lidstaten die de euro als munt hebben
heeft de EU een exclusieve bevoegdheid (artikel 3, lid 1, sub c, VWEU).
De Commissie heeft haar voorstel voor de Verordening Dienstverlening Digitale Euro
diensten gebaseerd op artikel 114 VWEU. Op grond van artikel 114 VWEU is de EU bevoegd
om maatregelen vast te stellen inzake de onderlinge aanpassing van de wettelijke en
bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten die de instelling en de werking van
de interne markt betreffen. Het kabinet kan zich vinden in de voorgestelde rechtsgrondslag
nu het voorstel voor deze verordening regelt dat ook betaaldienstverleners uit EU-lidstaten
die niet de euro als munt voeren, binnen ook betaaldiensten met een digitale euro
kunnen aanbieden. Dit sluit aan bij de wijze waarop het regime ten aanzien van grensoverschrijdende
dienstverlening uit hoofde van de Betaaldienstenrichtlijn binnen de interne markt
is vormgegeven. Op het terrein van de interne markt heeft de EU een met de lidstaten
gedeelde bevoegdheid (artikel 4, lid 2, sub a, VWEU).
b) Subsidiariteit
De subsidiariteitstoets is niet van toepassing voor de Verordening Digitale Euro,
gegeven de exclusieve bevoegdheid van de EU ten aanzien van dit voorstel.48 Het kabinet beoordeelt de subsidiariteit van het voorstel voor de Verordening Dienstverlening
Digitale Euro positief. Het voorstel heeft tot doel om relevante bepalingen uit de
Verordening Digitale Euro van toepassing te laten zijn op betaaldienstverleners uit
lidstaten die niet de euro als munt hebben. Daarmee worden uniforme Europese regels
over betaaldiensten met een digitale euro ook op deze betaaldienstverleners van toepassing
verklaard. Een dergelijk uniform kader voor grensoverschrijdende dienstverlening binnen
de interne markt kan niet bereikt worden door verschillende regels van de lidstaten
op nationaal, regionaal of lokaal niveau, maar kan beter door de EU worden bereikt.
Om die reden is optreden op het niveau van de EU gerechtvaardigd.
c) Proportionaliteit
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit van de voorstellen
is positief. Met de Verordening Digitale Euro wordt beoogd de rol en toegang van de
euro als enige munt in de eurozone te waarborgen, door een publieke vorm van digitaal
geld te introduceren. De Verordening Dienstverlening digitale euro heeft als doel
om met het oog op de interne markt en het vrij verkeer van diensten, betaaldienstverleners
uit lidstaten die niet de euro voeren ook in staat te stellen digitale-eurobetaaldiensten
te verrichten. Volgens het kabinet kunnen deze doelen bereikt worden met de voorstellen
van de Commissie. Zoals hiervoor ook uitgelegd, kan met een publiek digitaal alternatief
naast het publieke contante geld, private girale geld en andere private betaalopties,
worden voorkomen dat de rol van de euro te veel onder druk komt te staan door digitale
centralebankmunten van andere landen of door munten die worden uitgegeven door private
partijen en kan voorkomen worden dat het vertrouwen in de euro erodeert bij gebrek
aan een onbetwist monetair anker (dat publiek geld is). Het kabinet is verder met
de Commissie van mening dat het ook noodzakelijk is om de juridische basis te leggen
voor de mogelijke uitgifte en distributie van een toekomstbestendig publiek geldmiddel
(naast contant geld), om te voorkomen dat het vertrouwen in de euro erodeert en de
euro de economie niet meer kan ondersteunen. De doelstelling van een uniform kader
voor een centrale Europese munt in digitale vorm kan naar het oordeel van het kabinet
niet door minder ingrijpend optreden worden bereikt. Het kabinet herkent in de voorstellen
de waarborgen (bijvoorbeeld privacy maatregelen) waartoe de Eurogroep heeft opgeroepen
in haar voornoemde verklaring van 16 januari 2023 en zal er in de onderhandelingen
steeds op letten dat deze waarborgen tot uiting komen in de regelgeving. Het kabinet
meent dat de voorgestelde maatregelen om de digitale euro in te voeren binnen die
randvoorwaarden geschikt zijn, en niet verder gaan dan nodig. Het positieve oordeel
over proportionaliteit van de voorstellen neemt niet weg dat het kabinet op onderdelen
van het voorstel voor de Verordening Digitale Euro kritisch zal kijken of de voorgestelde
maatregelen (waar nodig) voldoende ruimte bieden voor maatwerk om tegemoet te komen
aan bijzondere situaties of verschillen in de betaalinfrastructuur tussen lidstaten
en daarmee niet verder gaan dan nodig om het voorgestelde doel van het voorstel te
bereiken.
5. Financiële consequenties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
Het voorstel heeft geen consequenties voor de EU-begroting. Indien op een later moment
toch blijkt dat er sprake is van budgettaire consequenties, is het kabinet van mening
dat de benodigde EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken
financiële kaders van de EU-begroting 2021–2027 en dat deze moeten passen bij een
prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor Rijksoverheid en/ of medeoverheden
De ontwikkeling en uitgifte van een digitale euro brengen kosten met zich mee voor
het Eurosysteem. Het Eurosysteem moet investeren in het opzetten van een digitale
euro infrastructuur (online en offline betalingen), inclusief de netwerk- en afwikkelinfrastructuur.
De totale impact op de winsten van DNB is nog ongewis. Ook is nog onvoldoende duidelijk
welke invloed de uitgifte van een digitale euro door de ECB heeft op de seigniorage-inkomsten
van DNB en de overheid. Het kabinet onderzoekt deze aspecten samen met DNB. Lidstaten
dienen verder een toezichthouder aan te wijzen die toeziet op de naleving van de status
van wettig betaalmiddel van een digitale euro. Het kabinet heeft hier nog geen besluit
over genomen, dus de financiële consequenties hiervan zijn nog niet bekend. Of, en
zo ja in welke mate, toezichthouders meer middelen nodig hebben voor het toezicht
hangt af van de uiteindelijke vormgeving van de voorstellen. Het toezicht op de financiële
markten wordt in principe bekostigd door de instellingen die onder toezicht van de
AFM of DNB staan. Eventuele budgettaire gevolgen worden ingepast op de begroting van
het beleidsverantwoordelijk departement, conform de regels van de budgetdiscipline.
Wat de financiële consequenties van de invoering van een digitale euro zullen zijn
voor de Belastingdienst en andere overheidsorganen die belastingen heffen of betalingen,
zal het kabinet in samenwerking met hen onderzoeken.49 Ook ten aanzien van de EDI-wallets moeten de financiële consequenties nog worden
onderzocht.
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger
De voorstellen zullen financiële consequenties en gevolgen voor de regeldruk en administratieve
lasten van betaaldienstverleners en handelaren (incl. het mkb) hebben. Uitgangspunt
van de voorstellen is dat de basisdiensten ten aanzien van een digitale euro gratis
zijn voor de gebruiker (waaronder de consument). De implementatiekosten voor het systeem
komen ten laste van de ECB en het Eurosysteem, betaaldienstverleners en handelaren.
De Commissie maakt onderscheid tussen eenmalige50 en terugkerende (operationele) kosten.51 De Commissie stelt dat het redelijk is om er vanuit te gaan dat de terugkerende kosten
niet hoger zijn dan de vergoedingen en kosten van bestaande betaalmiddelen (private
betaalopties en contant geld). In de voorstellen is opgenomen dat de vergoeding die
betaaldienstverleners per betaling bij handelaren mogen heffen uniform, proportioneel
en niet hoger mag zijn dan voor vergelijkbare digitale transacties. De Commissie stelt
dat de voorstellen leiden tot beperkte aanvullende rapportageverplichtingen voor de
betaaldienstverleners die betaaldiensten met een digitale euro gaan aanbieden. De
verwachting van het kabinet is dat er mogelijk aanvullende standaarden gaan gelden,
bijvoorbeeld voor gegevensbeveiliging. Het kabinet vindt het belangrijk dat partijen
voldoende tijd krijgen om hun systemen en processen aan te passen en zal hier aandacht
voor vragen. Het kabinet zal inzetten op een zo lastenluw mogelijke implementatie
van de regels omtrent de digitale euro en zoveel mogelijk aansluiting bij bestaande
technische systemen om de kosten te beperken.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
Het is nog onduidelijk wat de effecten van een digitale euro op het concurrentievermogen
van de EU als geheel zullen zijn. Een goed werkend betalingsverkeer is ondersteunend
aan de economie als geheel. Zoals de Commissie ook aangeeft, kan een goed werkend
digitaal publiek betaalmiddel daaraan bijdragen. Momenteel lopen er ook private alternatieven
om meer harmonisatie in het Europese betaalverkeer te creëren. Het European Payments Initiative (EPI) is een initiatief van Europese banken om een pan-Europese betaaloplossing te
ontwikkelen. Een digitale euro en private initiatieven zouden naast elkaar kunnen
bestaan.
Op basis van de Commissievoorstellen kunnen in beginsel alleen betaaldienstverleners
(incl. banken) met een Europese vergunning de digitale-eurobetaaldiensten aanbieden.
De geopolitieke aspecten van de voorstellen zijn nader besproken in paragraaf 3(b)
hierboven. In veel andere landen wordt aan een CBDC gewerkt, waarbij de beleidsvorming
en/of uitrol zich in verschillende fases bevinden.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
De verordeningen, die rechtstreeks van toepassing zijn in de lidstaten, behoeven niet
te worden omgezet in het nationale recht. Wel dient aan enkele voorschriften van de
verordening uitvoering te worden gegeven ten behoeve van het toezicht op de naleving
van die voorschriften. In verband daarmee dient het Besluit uitvoering EU-verordeningen
financiële markten te worden gewijzigd. De verordeningen zullen naar verwachting leiden
tot beperkte wijziging van het nationale wettelijk kader. Het kabinet onderzoekt de
implicaties voor de regelgeving ten aanzien van toezicht op het betalingsverkeer als
geheel en de consequenties van de acceptatieplicht ten aanzien van betalingen in digitale
euro’s voor het beginsel van contractsvrijheid en mogelijke andere consequenties voor
het civiel recht.52 De voorstellen bevatten geen lex silencio positivo.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
Gedelegeerde handelingen
Het voorstel voor de Verordening Digitale Euro bevat vier grondslagen voor de Commissie
om gedelegeerde handelingen in de zin van artikel 290 VWEU vast te stellen. Voor al
deze bevoegdheden geldt dat deze niet begrensd zijn in de tijd. Het kabinet zal pleiten
voor toekenning voor bepaalde tijd met de mogelijkheid van stilzwijgende verlenging
waarbij de bevoegdheidsdelegatie naar behoren geëvalueerd kan worden. De Raad en het
Europees Parlement hebben het recht om binnen een maand bezwaar te maken tegen de
gedelegeerde handelingen geformuleerd door de Commissie of de bevoegdheidsdelegatie
in te trekken op grond van artikel 38 van het voorstel. Ten aanzien van de bezwaartermijn
zal het kabinet pleiten voor een termijn van ten minste twee maanden, conform afspraken
uit het Interinstitutioneel Akkoord Beter Wetgeven.
Op grond van artikel 11 van het voorstel kan de Commissie uitzonderingen met een monetair
karakter identificeren voor de verplichte acceptatie van betalingen in digitale euro’s,
in aanvulling op de uitzonderingen opgenomen in artikel 9 van het voorstel. De Commissie
moet de ECB consulteren over de voorgenomen uitzonderingen. Het kabinet is van mening
dat het mogelijk is om aanvullende uitzonderingen te regelen bij een gedelegeerde
handeling, nu het hier naar het oordeel van het kabinet niet gaat om essentiële onderdelen
van de basishandeling. Volgens het kabinet is het ook wenselijk om aanvullende uitzonderingen
te regelen bij een gedelegeerde handeling, omdat dit de flexibiliteit biedt om snel
in te spelen op toekomstige ontwikkelingen en bevindingen. Het kabinet vraagt zich
door de ruime formulering van de bevoegdheid echter wel af of de bevoegdheid voldoende
duidelijk is omschreven in het artikel en zal de mate van afbakening van de bevoegdheid
onder de aandacht brengen tijdens de onderhandelingen. Aangezien het om een aanvulling
van de uitzonderingen in artikel 9 van het voorstel gaat, steunt het kabinet de keuze
voor een gedelegeerde handeling in plaats van een uitvoeringshandeling.
Artikelen 34 lid 3, 35 lid 3 en 36 lid 3 van het voorstel bevatten gedelegeerde bevoegdheden
voor de Commissie om de lijsten met persoonsgegevens in Bijlagen III, IV en V bij
de Verordening Digitale Euro bij te werken. Deze bijlagen bevatten de persoonsgegevens
die de betaaldienstverleners, de ECB en nationale banken, en eventuele andere dienstverleners
mogen verwerken voor het uitvoeren van hun taken in het algemeen belang. Het kabinet
zet erop in dat verduidelijkt wordt of het hier gaat om een gedelegeerde bevoegdheid
om de verordening te «wijzigen» dan wel «aan te vullen» in de zin van artikel 290
VWEU. Het kabinet acht de delegaties mogelijk omdat het niet gaat om essentiële elementen
van de verordening. Door deze bevoegdheden kan de Commissie de lijsten actueel houden
naar aanleiding van technische ontwikkelingen. Dat moet op een eenvoudige en tijdige
manier kunnen plaatsvinden en leent zich daarom niet voor een wetswijziging door de
medewetgevers. Daarom is het wenselijk dat de Commissie deze bevoegdheid krijgt. De
bevoegdheid is voldoende duidelijk afgebakend, maar het kabinet zal de vraag opwerpen
in de onderhandelingen of een verplichte consultatie van de European Data Protection Board van toegevoegde waarde zou kunnen zijn bij deze delegaties, in aanvulling op de waarborgen
die zijn opgenomen in artikel 38 van het voorstel.
Uitvoeringshandelingen
Artikel 37 lid 5 van het voorstel voor de Verordening Digitale Euro voorziet in een
bevoegdheid voor de Commissie om uitvoeringshandelingen (in de zin van artikel 291
VWEU) op te stellen ten aanzien van aanhoudingslimieten en transactielimieten voor
het offline gebruik van de digitale euro, met als doel om het risico op witwassen
en terrorismefinanciering te beperken. Artikel 37 lid 6 van het voorstel begrenst
deze bevoegdheid door onder meer voor te schrijven dat deze limieten het offline gebruik
van de digitale euro als betaalmiddel niet onredelijk mogen beperken. De Commissie
kan AMLA om een opinie vragen en de European Data Protection Board consulteren. Lidstaten kunnen volgens de onderzoeksprocedure met een gekwalificeerde
meerderheid van stemmen concept uitvoeringshandelingen van de Commissie goedkeuren
of verwerpen.53 Het kabinet acht de bevoegdheid voor een uitvoeringshandeling mogelijk omdat de essentie
van de regel op niveau van de verordening is geregeld en het aldus geen essentiële
elementen betreft. Het is wenselijk dat de concrete invulling van de afgebakende onderdelen,
namelijk het vaststellen van een bedrag voor twee limieten, in een uitvoeringshandeling
geschiedt vanwege de mate van flexibiliteit die dit instrument biedt. Uitvoering in
plaats van delegatie ligt hier voor de hand omdat het gaat om vaststelling van limieten
die in alle lidstaten gelijk moeten zijn en het daarmee ziet op de tenuitvoerlegging
van de voorgestelde verordening volgens uniforme voorwaarden. Het kabinet heeft wel
twijfels of de afbakening in artikel 37 lid 6 voldoende toereikend is, of dat nadere
parameters moeten worden gegeven. Het kabinet zal in de onderhandelingen aandacht
vragen hiervoor. Het kabinet steunt de keuze voor de onderzoeksprocedure, aangezien
het gaat om uitvoeringshandelingen van algemene strekking.54
c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum
inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid
Beide verordeningen zouden volgens de voorstellen van kracht worden op de twintigste
dag na officiële publicatie daarvan. Het kabinet is van oordeel dat deze termijn kort
is, gezien de grote veranderingen die met name de Verordening Digitale Euro met zich
kan brengen voor de Europese en nationale betaalinfrastructuur. Marktpartijen, toezichthouders
en publieke entiteiten met een rol uit hoofde van de verordeningen dienen voldoende
tijd de krijgen om voorbereidingen te treffen, aanpassingen te doen in hun systemen
en waar nodig nieuwe techniek te ontwikkelen om de voorschriften na te kunnen leven.
Ter uitvoering van enige voorschriften van de verordening zal – teneinde die voorschriften
adequaat te kunnen handhaven – het Besluit uitvoering EU-verordening financiële markten
moeten worden gewijzigd. De daarvoor benodigde tijd is niet beschikbaar, indien de
verordening onmiddellijk na publicatie door de lidstaten moet worden toegepast. Het
kabinet zal vanwege het voorgaande tijdens de onderhandelingen pleiten voor een latere
datum waarop de verordeningen (geheel of gedeeltelijk) van toepassing worden. Daarnaast
zal het kabinet voorstellen om in het voorstel voor de Verordening Digitale Euro een
aanvullende bepaling op te nemen over een transitieregime bij de eerste uitgifte van
een digitale euro door de ECB of nationale banken ten aanzien van de distributie-
en acceptatieplicht en ten aanzien van een uniforme kostenstructuur.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
Het voorstel voor de Verordening Digitale Euro bevat een doorlopende evaluatiebepaling
(artikel 41), waardoor de Commissie verplicht zal zijn elke drie jaar te rapporteren
aan de Raad en het Europees Parlement over de toepassing van de verordening en de
toegang tot en acceptatie van de digitale euro in de eurozone. Een jaar na inwerkingtreding
van de verordening dient de Commissie bovendien te rapporteren over retail digitale
centrale bank munten in andere lidstaten die niet de euro als munt hebben. Het kabinet
steunt deze evaluatiebepalingen en acht deze verstandig. Het kabinet zal in de onderhandelingen
voorstellen dat bij de evaluatie over de toepassing van de verordening (artikel 41
lid 1) expliciet wordt gekeken naar de rol die de digitale euro op het peilmoment
vervult in het financiële stelsel.
e) Constitutionele toets
Niet van toepassing.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
Naar verwachting heeft het voorstel grote gevolgen voor betaaldienstverleners die
worden verplicht om een digitale euro te distribueren. Zij zullen hiervoor kosten
moeten maken en systemen en processen moeten aanpassen, terwijl het nog onduidelijk
is welke opbrengsten hiertegenover zullen staan. Handelaren en, indien van toepassing,
overheidsorganisaties die een verplichting krijgen om een digitale euro te accepteren,
moeten kosten maken om hun systemen hierop aan te passen. Het is in dit stadium nog
onduidelijk of het technisch mogelijk is voor betaaldienstverleners, handelaren en
overheidsorganisaties om aan alle technische keuzes uit het voorstel voor de Verordening
Digitale Euro te voldoen, zonder hiervoor disproportionele kosten te moeten maken.
Tevens kan het voorstel grote gevolgen hebben voor de huidige inrichting van de betaalinfrastructuur,
indien niet voldoende rekening wordt gehouden met de verschillen in de lidstaten.
In Nederland is DNB aangewezen als de toezichthouder op het betalingsverkeer in zijn
geheel, dat zal ook betalingsverkeer ten aanzien van digitale euro’s omvatten. Daarnaast
houden DNB en de AFM risico-gebaseerd toezicht op betaaldienstverleners die betaaldiensten
met een digitale euro zullen aanbieden onder hun vergunning. De exacte implicaties
voor de uitvoering en handhaving door DNB is afhankelijk van de technische keuzes
die de ECB maakt, met name ten aanzien van de mate van centralisatie van de achterliggende
systemen die de digitale euro mogelijk maken.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
De gevolgen van de voorstellen voor ontwikkelingslanden wijken niet af van de gevolgen
voor andere derde landen (zie paragraaf 3b hierboven).
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Buitenlandse Zaken
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.