Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
36 350 IX Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2023 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota)
Nr. 4 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 23 juni 2023
De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van dit
voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van
vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 1 juni 2023 voorgelegd aan de Minister van Financiën. Bij brief
van 22 juni 2023 zijn ze door de Minister van Financiën beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Tielen
De adjunct-griffier van de commissie, Lips
Vraag 1
Kan de regering toelichten waarom de 1e suppletoire begroting meer mee- en tegenvallers
bevat dan in de Voorjaarsnota vermeld staan? Komt dit door minimumgrenzen van bedragen?
Antwoord op vraag 1
Alle mee- en tegenvallers die in de 1e suppletoire begrotingen vermeld staan, zijn ook opgenomen in de Voorjaarsnota. Het
kan daarbij voorkomen dat een mee- of tegenvaller die wel in de 1e suppletoire begroting vermeld en toegelicht wordt niet expliciet in de Voorjaarsnota
wordt toegelicht. Dit is inderdaad het gevolg van het hanteren van ondergrenzen conform
de Rijksbegrotingsvoorschriften. In de Leeswijzer van de suppletoire begrotingen worden
de ondergrenzen toegelicht.
Vraag 2
Wat is het budgettaire beslag van de zogenaamde «youngtimer-regeling», waardoor bijtelling
over auto's van 15 jaar of ouder wordt berekend op basis van de dagwaarde in plaats
van de cataloguswaarde?
Antwoord op vraag 2
Op basis van een oudere raming (opgesteld in 2019 op basis van cijfers 2016) levert
afschaffing van de bijtellingsregeling voor youngtimers € 4 miljoen op.
Vraag 3
Wat gebeurt er met de vrijval van de kapitaalinjectie TenneT als TenneT niet wordt
verkocht? Hoe wordt dit bedrag dan gedekt?
Antwoord op vraag 3
Indien TenneT Duitsland niet verkocht wordt zal gekeken worden naar de financiering
van de kapitaalbehoefte op het daartoe geschikte besluitvormingsmoment.
Vraag 4
Wat betekenen precies alle loon- en prijsbijstellingen in de begrotingen die worden
ingezet voor de dekkingsopgave in praktijk?
Antwoord op vraag 4
Uw vraag heeft betrekking op het rijksbrede beeld zoals opgenomen in de voorjaarsnota
en gerelateerde suppletoire begrotingen (en niet zozeer op begroting IXB). Om de rijksbrede
dekkingsopgave te realiseren is onder andere in een aantal gevallen loon- en prijsbijstelling
ingezet. Het antwoord op de schriftelijke kamervraag 9 inzake de Voorjaarsnota licht
dit nader toe. De regering acht dit verantwoord, omdat op de betreffende programma-
en apparaatsposten (structurele) onderuitputting wordt voorzien, doelmatigheidswinsten
realiseerbaar zijn of de uitkering van de bijstelling niet (juridisch) verplicht is.
In die gevallen kan de loon- en/of prijsbijstelling alternatief worden ingezet, in
dit geval ter dekking van de rijksbrede problematiek.
Vraag 5
Kan de regering toelichten hoe de nieuwe systematiek van de belasting- en invorderingsrente
precies werkt, en hoe deze afwijkt van de tot nu toe geldende systematiek?
Vraag 6
Kan de regering de budgettaire effecten aan zowel de inkomsten- als uitgavenkant van
de nieuwe systematiek van belasting- en invorderingsrente toelichten?
Vraag 7
Klopt het dat de aanpassing van de systematiek wat betreft de belasting- en invorderingsrente
er een lijkt te zijn die zou leiden tot minder inkomsten? Hoe verhoudt dit zich tot
het feit dat een deel hiervan wordt ingezet voor de rijksbrede opgave? Kan de regering
dat nader toelichten?
Antwoord op vraag 5, 6 en 7
Bij de voorjaarsbesluitvorming 2023 is afgesproken de belasting- en invorderingsrente
voor belastingen en toeslagen structureel aan te passen. Conform de wettelijke systematiek
– waarin sprake is van koppeling aan de ECB-rente – zou onder andere de belastingrente
voor de vennootschapsbelasting en de bronbelasting per 1 maart 2023 zijn gestegen
van 8% naar 10,5%. In de brief van 23 februari jl. heeft Staatssecretaris van Rij
(Fiscaliteit en Belastingdienst) uw Kamer geïnformeerd over het besluit om deze stijging
niet door te laten gaan en het percentage tijdelijk te bevriezen op 8%.1 De tijdelijke bevriezing van de belastingrente voor de vennootschapsbelasting en
de bronbelasting zal blijven bestaan totdat de nieuwe systematiek in werking treedt.
Het doel is dat de voorgenomen aanpassingen t.o.v. de wettelijke systematiek leiden
tot een per saldo kleinere stijging van de renteontvangsten en -uitgaven dan zonder
de aanpassingen het geval zou zijn. De voorgenomen aanpassing betekent in feite het
afzien van een meevaller, die zou zijn opgetreden indien de percentages op basis van
de bestaande wettelijke systematiek zouden stijgen.
Als de voorgenomen aanpassingen worden doorgevoerd, leidt dit per saldo naar verwachting
tot extra ontvangsten ten opzichte van de percentages waar in de raming van de belasting-
en invorderingsrente van uit is gegaan (8% voor de vennootschapsbelasting en bronbelasting
en 4% voor overige middelen en de invorderingsrente vanaf 2024). Deze extra ontvangsten
worden ingezet ter dekking van de rijksbrede opgave.
De concrete aanpassingen zijn echter mede afhankelijk van de mogelijkheden van de
uitvoering. Over de definitieve aanpassingen is dus nog geen zekerheid. Zodra er meer
duidelijkheid is over de definitieve aanpassingen, wordt uw Kamer daarover geïnformeerd.
Tevens ontvangt het parlement een wetgevend voorstel om de aanpassingen juridisch
te verankeren, voor zover nodig.
Vraag 8
Wat doet de Belastingdienst voor wat betreft de informatievoorziening (IV-)ambitie
om structureel goede IT-ers aan te trekken en te behouden, ook met het oog op marktconforme
salarissen van senior IT-ers?
Antwoord op vraag 8
Zoals in de brief over de ICT van de Belastingdienst van 20 februari toegelicht heeft
de Belastingdienst te maken met een substantiële wervingsinspanning in een structureel
krappe arbeidsmarkt. Dit is mede het gevolg van uitstroom en pensionering. De komende
jaren blijft de opgave fors. De Belastingdienst heeft daarbij de ambitie om circa
300 nieuwe ICT-medewerkers per jaar aan te trekken.
In 2022 is een arbeidsvoorwaardenbenchmark uitgevoerd door een extern bureau. De Belastingdienst
biedt een marktconform salaris voor junior functies. Voor senior functies loopt de
markt conformiteit van het salaris meer uit een. Ook kan minder goed worden geconcurreerd
op het vlak van bonussen en andere financiële secundaire arbeidsvoorwaarden. Wel zijn
de werk/privébalans en opleidingsfaciliteiten bij de Belastingdienst relatief beter
dan bij andere partijen. Daarnaast blijkt dat de doorgroeimogelijkheden bij de Belastingdienst
voor ICT-functies beperkter zijn. De uitkomsten van het onderzoek worden meegenomen
in de verdere ontwikkeling van de (ICT) wervings- en opleidingsstrategie.
Voor bijvoorbeeld junior ICT-functies wordt meer en succesvol ingezet op leer-werktrajecten
en traineeships. Zo leidt de Belastingdienst zelf medewerkers op door tech developmentships
(ICT traineeships). Mede naar aanleiding van de benchmark worden ontwikkelpaden ingericht
voor ICT-functies om medewerkers door te ontwikkelen van junior naar medior en senior.
Ten slotte zet de Belastingdienst in op samenwerkingen met opleidingsinstituten in
het MBO, HBO en WO om meer betrokken te zijn bij nieuwe potentiële kandidaten.
Vraag 9
Wat houdt de autonome tegenvaller bij het herstelbedrag van de kindregeling in?
Antwoord op vraag 9
De autonome tegenvaller bij de kindregeling is € 170,3 mln. ten opzichte van de eerder
gemaakte raming. De tegenvaller heeft een aantal oorzaken. Er is een verwachte toename
van het aantal gedupeerden zelf, waarover ook in de 1e suppletoire begroting wordt
gerapporteerd. Deze toename resulteert ook in een toename van het aantal kinderen.
Ook blijkt het gemiddelde aantal kinderen per gedupeerde (of gedupeerd gezin) groter
te zijn dan eerder is geraamd en begroot. Hierdoor hebben meer kinderen recht op de
kindregeling dan eerder verwacht. Daarnaast blijkt de gemiddelde leeftijd van de kinderen
hoger te zijn dan eerder werd verwacht, waardoor het gemiddelde compensatiebedrag
hoger uitvalt dan eerder is geraamd en begroot.
Vraag 10
Waar is tot nu toe het meeste geld in de hersteloperatie toeslagen naar toe gegaan:
de Catshuisregeling, het overnemen van schulden, de vergoeding van werkelijke schade,
de organisatie en consultants of anderszins?
Antwoord op vraag 10
Hieronder is een integraal overzicht van de financiële stand van zaken van de hersteloperatie
toeslagen weergegeven. Hetzelfde overzicht is ook te vinden in bijlage 4 van de Voorjaarsnota
20232. In de periode 2020–2022 is het meeste geld uitgegeven aan compensatie (totaal ca.
€ 1,052 mld., waarvan de Catshuisregeling in totaal € 836 mln., integrale beoordeling
en overige kleine regelingen (o.a. noodvoorziening) van in totaal € 211 mln. en werkelijke
schade € 5 mln.), gevolgd door het kwijtschelden van publieke schulden (ca. € 531 mln.),
de apparaatsuitgaven van Financiën (ca. € 425 mln.) en het kwijtschelden van private
schulden (ca. € 213 mln.). Ook incl. de nog verwachte uitgaven in de periode 2023–2026
is compensatie de grootste post (ca. € 1,783 mld.).
Vraag 11
Welk deel van de reeks onder «Dividenden staatsdeelnemingen» heeft betrekking op de
verwachte teruggave van de kapitaalinjectie in TenneT van 2023?
Antwoord op vraag 11
Voor de kapitaalinjectie is voor 2023 een bedrag van 1.822 mln. euro gereserveerd.
De Staat ontvangt de kapitaalinjectie 2023 aan TenneT terug indien in 2024 een volledige
verkoop van TenneT Duitsland gerealiseerd wordt. In tabel 3 (pag. 10 van de 1e suppletoire begroting 2023 van het Ministerie van Financiën) bij de reeks «Dividenden
staatsdeelnemingen» is dit bedrag (als terugontvangst) onderdeel van de mutatie in
2024 van in totaal 1.655 mln. euro.
Vraag 12
Hoeveel fte hebben de Stella-teams, hoeveel zaken behandelen zij en hoeveel fysieke
loketten zijn er inmiddels? Hoeveel fte zitten er gemiddeld per loket?
Antwoord op vraag 12
De Belastingdienst investeert in de uitbreiding van Stella-teams. De ambitie is dat
er eind 2023 ca. 88 fte medewerkers werkzaam zijn voor Stella. In 2022 zijn er 2.261
casussen bij het Centraal Punt Stella binnen gekomen en in behandeling genomen, in
2023 zijn dat er tot nu toe 1.006 (t/m mei 2023).
Op 21 locaties, waar de Belastingdienst gevestigd is, zijn er fysieke loketten. Daarnaast
zijn er 10 steunpunten. Dit zijn plekken bij bijvoorbeeld een andere overheidsinstelling
waar belastingplichtigen geholpen kunnen worden. In totaal zijn hier 160 fte werkzaam,
waarbij de omvang van de locaties zodanig verschilt dat een gemiddelde niet veel zeggingskracht
heeft.
Vraag 13
Wat wordt er ondernomen om de inhuur externen omlaag te krijgen en de eigen personeel
opgave te voldoen? In hoeverre wordt kennis van de externe inhuur doorgegeven binnen
de organisatie?
Antwoord op vraag 13
De Belastingdienst hanteert het uitgangspunt dat structurele taken zoveel als mogelijk
door eigen personeel worden uitgevoerd. Met de inzet van meerjarige personeelsplannen,
de uitkomsten van arbeidsmarktonderzoek en benchmarks én steeds stevigere inzet van
meer, doorlopende en verschillende wervingsactiviteiten geeft de Belastingdienst hier
invulling aan. De wervingsopgave van 2.500–3.000 fte in 2023 loopt op schema. Tegelijkertijd
blijft de inzet van extern personeel (uitzendkrachten en externe inhuur) in een aantal
gevallen onvermijdelijk, bijvoorbeeld bij tijdelijke (herstel)werkzaamheden of bij
verwachte pieken in het werk (bijvoorbeeld bij de BelastingTelefoon), krapte op de
arbeidsmarkt en/of noodzakelijke specifieke expertise. Het is van belang om de continuïteit
van de dienstverlening te kunnen blijven waarborgen.
Ook gelet op de toenemende (pensioen)uitstroom zet de Belastingdienst zich nog meer
in om de kennis in de organisatie te borgen en de bezetting op peil te houden. Er
wordt bijvoorbeeld extra capaciteit ingezet om procesbeschrijvingen op orde te brengen.
Vraag 14
Kan voor de afgelopen vijf jaar per toeslag en totaal uitgesplitst worden hoeveel
huishoudens in de (financiële) problemen komen na terugvordering van (onterecht ontvangen)
toeslagen?
Antwoord op vraag 14
Deze uitsplitsing kan niet gemaakt worden omdat deze gegevens niet bekend zijn. Binnen
Dienst Toeslagen beschikbare cijfers over terugvorderingen zeggen niet of iemand na
invordering van een toeslagschuld in de (financiële) problemen is geraakt. Het oplossen
van brede financiële problematiek is een taak die is belegd bij gemeenten en daarom
zijn gegevens hierover niet voor Dienst Toeslagen beschikbaar. Wel is het zo dat bij
de invordering van toeslagschulden rekening gehouden wordt met de beslagvrije voet.
Ook kunnen burgers met financiële moeilijkheden een beroep doen op een persoonlijke
betalingsregeling waarbij rekening wordt gehouden met hun draagkracht.
Per regeling en per fase van het invorderproces is door het jaar heen bekend wat de
financiële omvang en het aantal vorderingen is. De ontwikkeling van de vorderingstand
en aantallen vorderingen wordt maandelijks gemonitord en waar nodig verder geanalyseerd.
Vraag 15
Kan inzichtelijk worden gemaakt wat sinds de invoering van het huidige zorgverzekeringsstelsel
in 2006 de ontwikkeling is geweest van het aandeel van de inkomensafhankelijke bijdrage
Zorgverzekeringswet (Zvw) op de totale lastendruk?
Antwoord op vraag 15
Onderstaande tabel geeft de opbrengst van de inkomensafhankelijke bijdrage (IAB) weer
en zet dit af tegen de omvang van het BBP (aandeel in de collectieve lastendruk) voor
de jaren waarin deze opbrengst vaststaat.
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
IAB-opbrengst in mld.
14,1
14,8
17,2
16,7
17,4
19,4
20,6
22,9
IAB-opbrengst t.o.v. BBP
2,4%
2,4%
2,7%
2,7%
2,7%
3,0%
3,2%
3,5%
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
2021
IAB-opbrengst in mld.
22,4
21,2
22,0
22,2
24,0
25,2
25,4
27,1
IAB-opbrengst t.o.v. BBP
3,3%
3,1%
3,1%
3,0%
3,1%
3,1%
3,2%
3,2%
Vraag 16
Kan inzichtelijk worden gemaakt hoe, op basis van de verwachtte ontwikkeling van de
zorgkosten, deze lastendruk zich zal ontwikkelen bij ongewijzigd beleid?
Antwoord op vraag 16
Onderstaande tabel geeft de opbrengst van de inkomensafhankelijke bijdrage (IAB) weer
en zet dit af tegen de omvang van het BBP (aandeel in de collectieve lastendruk) voor
de jaren waarin de opbrengst nog niet definitief vaststaat of nog een raming is.
2022
2023
2024
2025
2026
2027
IAB-opbrengst in mld.
28,1
30,4
31,6
33,8
35,6
37,4
IAB-opbrengst t.o.v. BBP
3,0%
3,0%
3,0%
3,1%
3,1%
3,1%
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
W.A. Lips, adjunct-griffier
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.