Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
36 241 Wijziging van de Wet kinderopvang om aanspraak op kinderopvangtoeslag mogelijk te maken voor Oekraïense ontheemden gelet op het Uitvoeringsbesluit van de Raad tot vaststelling van het bestaan van een massale toestroom van ontheemden uit Oekraïne in de zin van artikel 5 van Richtlijn 2001/55/EG van de Raad van 20 juli 2001 en tot invoering van tijdelijke bescherming naar aanleiding daarvan en daarnaast ouders met een partner buiten de Europese Unie, de Europese Economische Ruimte of Zwitserland ook aanspraak op kinderopvangtoeslag te geven
Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
            
Ontvangen 21 april 2023
Met belangstelling heb ik kennisgenomen van het verslag van de vaste commissie voor
                  Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 14 december 2022. In het navolgende ga ik, mede
                  namens de Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane, in op de vragen en
                  opmerkingen uit het verslag waarbij de volgorde van het verslag is aangehouden.
               
I. Algemeen
               
De leden van de D66-fractie kijken uit naar de invoering van het stelsel met bijna-gratis kinderopvang voor alle
                  werkende ouders vanaf 2025, maar hechten grote waarde aan een toegankelijke kinderopvang
                  tot het zover is. Daarom hebben deze leden met belangstelling kennisgenomen van de
                  voorgestelde wetswijziging die het mogelijk maakt dat Oekraïense ontheemden kinderopvangtoeslag
                  (KOT) ontvangen en hebben hier nog enkele vragen en opmerkingen bij.
               
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. Deze leden steunen
                  van harte het doel van het wetsvoorstel om Oekraïense ontheemden in staat te stellen
                  de zorg voor hun kinderen te combineren met arbeid in loondienst. Zij zijn het met
                  de regering eens dat het toekennen van aanspraak op de KOT als maatregel om Oekraïense
                  ontheemden toegang te geven tot de arbeidsmarkt, effectiever is dan generieke fiscale
                  maatregelen. Ook onderschrijven zij het standpunt van de regering dat het toegankelijk
                  maken van Kinderopvangtoeslag voor Oekraïense ontheemden doelmatiger is dan wanneer
                  voor deze groep een aparte voorziening wordt getroffen.
               
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel.
De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel, maar hebben nog enkele
                  vragen.
               
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben daarover
                  nog enkele vragen
               
1. Aanleiding
               
Het stemt de leden van de D66-fractie tevreden dat het knelpunt uit de motie Lodders/Van Weyenberg dat de problemen rond
                     de KOT bij een achterblijvende partner adresseert, wordt opgelost. Kan de regering
                     de verschillen tussen verschillende gemeentes toelichten rond het verstrekken van
                     een sociaal-medische-indicatie (SMI) of voor- en vroegschoolse educatie (VVE) voor
                     het kind, zo vragen deze leden.
Ten aanzien van gemeentelijke regelingen gericht op het stimuleren van deelname aan
                  kinderopvang, zoals sociaal medische indicatie (SMI), gemeentelijke peutermiddelen
                  en voorschoolse educatie, is het aan gemeenten om hier beleidsinvulling aan te geven.
                  Het geeft gemeenten ruimte om maatwerk te bieden op basis van de specifieke situatie
                  van gezinnen. Zo wordt door hen onder andere bepaald wie de doelgroep is, hoe de indicatiestelling
                  verloopt en of er een ouderbijdrage is en zo ja, hoeveel deze bedraagt. Dit kan per
                  gemeente verschillen.
               
Er is een algemeen landelijk beeld van de toegankelijkheid van voorschoolse educatie
                  waarbij onderscheid gemaakt kan worden naar gemeentegrootte, namelijk tussen G4, G40
                  en overige gemeenten. Zo krijgen ouders van doelgroep-peuters in het merendeel van
                  de gemeenten uren of dagdelen waarover ze geen eigen bijdrage hoeven te betalen (77%).
                  In de meeste gevallen hoeven ouders van doelgroep-peuters voor de helft van de dagdelen/uren
                  bij voorschoolse educatie geen ouderbijdrage te betalen (77%).1
Ook ten aanzien van SMI is het aan gemeenten zelf om het beleid te maken. Uit onderzoek
                  uit 2020 blijkt dat 46% van de gemeenten in 2020 kiest voor een inkomensafhankelijke
                  bijdrage zoals bij de kinderopvangtoeslag.2 15% van de gemeenten geeft aan dat zij geen eigen bijdrage van ouders vragen. Het
                  niet vragen van een eigen bijdrage gebeurt net wat vaker dan gemiddeld bij gemeenten
                  met minder dan 50.000 inwoners en bij de G40-gemeenten (respectievelijk 17% en 21%).
               
Omdat de leden van de D66-fractie onderschrijven dat het ontbreken van KOT de integratie van de ouder in Nederland
                     kan bemoeilijken, vragen deze leden naar de manier waarop dit wordt betrokken bij
                     de vormgeving van het stelsel met bijna-gratis kinderopvang dat vanaf 1 januari 2025
                     in werking treedt.
Het kabinet ziet kinderopvang als belangrijk instrument om arbeid en zorg te kunnen
                  combineren; ouders hebben recht op een rijksvergoeding als zij werken of een traject
                  naar werk volgen. Door tegemoet te komen in de kosten van de kinderopvang, worden
                  ouders die nog niet werken, gestimuleerd om de stap naar de arbeidsmarkt wel te gaan
                  zetten. Het nieuwe financieringsstelsel wordt ontworpen door SZW in samenwerking met
                  DUO, Dienst Toeslagen, UWV, SVB en de kinderopvangsector. Beleid en uitvoering, zowel
                  vanuit de zijde van de overheid als vanuit de sector, hebben hun kennis en expertise
                  gebundeld om het nieuwe stelsel te ontwerpen, vanuit de kaders van het coalitieakkoord.
                  In de ontwerpfase is ook gekeken naar hoe het recht op een vergoeding wordt vastgesteld
                  en op welke wijze de arbeidseis wordt ingericht.
               
De leden van de SGP-fractie vragen de regering nader in te gaan op nut en noodzaak van deze maatregelen. Kan
                     de regering concreet aangeven welke problemen zich op dit moment voordoen, die met
                     dit wetsvoorstel worden opgelost? Volgens de regering zorgt dit voorstel ervoor dat
                     Oekraïense ontheemden die onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming3 vallen hun recht om te werken in praktijk kunnen brengen. In hoeverre ervaren Oekraïners
                     op dit punt een belemmering zonder kinderopvangtoeslag? Welke signalen heeft de regering
                     hierover ontvangen? Wat is de onderbouwing hiervoor? Welke concrete cijfers zijn er
                     waaruit dit blijkt?
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre het gebrek aan kinderopvangtoeslag een belemmering is geweest
                     voor Oekraïense vluchtelingen om aan de slag te gaan in Nederland. Hoe regelden Oekraïense
                     gezinnen het voordat ze recht kregen op deze toeslag? Uit de Najaarsnota blijkt dat
                     er sprake is van een significante begrotingsmeevaller omdat veel minder Oekraïners
                     een beroep doen op kinderopvangtoeslag dan verwacht. Dit terwijl de arbeidsparticipatie
                     van Oekraïense vluchtelingen als hoog kan worden gekenmerkt. Kan de regering aangeven
                     hoe het dan komt dat veel minder Oekraïense vluchtelingen een beroep doen op kinderopvangtoeslag
                     dan verwacht? En wat zegt deze meevaller over de noodzaak van onderhavig wetsvoorstel?
                     In de beantwoording op vragen gesteld naar aanleiding van de Najaarsnota stelt de
                     regering dat slechts 100 gezinnen gebruikmaken van de toeslag in plaats van de geraamde
                     duizenden. Is de arbeidsparticipatie onder Oekraïense vluchtelingen dan daadwerkelijk
                     gestegen doordat ze aanspraak konden maken op kinderopvangtoeslag?
Door dit wetsvoorstel kunnen Oekraïense ontheemden en ouders met een partner buiten
                  de EU aanspraak maken op kinderopvangtoeslag. Zij hebben het recht om in Nederland
                  te werken, maar hebben volgens de geldende wet- en regelgeving geen aanspraak op kinderopvangtoeslag.
                  Dit kan een belangrijke belemmering zijn om werk en zorg voor de kinderen te combineren.
                  Door dit wetsvoorstel wordt het probleem opgelost dat ouders de volledige kosten van
                  formele kinderopvang zelf moeten betalen. In een informele uitvraag onder Oekraïense
                  ontheemden is hen gevraagd of zij belemmeringen voelen ten aanzien van kinderopvang.
                  Hieruit blijkt dat kinderopvang voor Oekraïense ontheemden zonder kinderopvangtoeslag
                  vaak te duur is, terwijl zij hier wel graag gebruik van willen maken. Het is onduidelijk
                  in hoeverre Oekraïense ontheemden niet aan het werk zijn omdat zij nog geen gebruik
                  (kunnen) maken van kinderopvang. Dit kan bijvoorbeeld komen door wachtlijsten of onbekendheid
                  met de kinderopvangtoeslag. Wel blijkt uit signalen dat het niet hebben of het niet
                  kunnen vinden van kinderopvang een belemmering oplevert voor Oekraïense ontheemden
                  om aan het werk te gaan. Ik vind het belangrijk dat zij dankzij dit wetsvoorstel wel
                  de mogelijkheid hebben om formele kinderopvang af te nemen, zodat dit geen belemmering
                  vormt voor arbeidsparticipatie.
               
Uit de signalen die ik heb ontvangen, blijkt dat Oekraïense ontheemden voornamelijk
                  gebruik maken van informele opvang. Dit komt deels doordat zij niet gewend zijn aan
                  formele opvang of niet op de hoogte zijn van het bestaan van kinderopvangtoeslag.
                  Vanwege dit laatste punt heeft de Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang
                  (BOinK), met financiële steun van het Ministerie van SZW, de Toolkit Uitleg Kinderopvangtoeslag
                  ook in het Oekraïens uitgebracht. In de Toolkit wordt in begrijpelijke taal uitgelegd
                  hoe je kinderopvangtoeslag aanvraagt of een wijziging doorvoert. Met behulp van een
                  app, informatiebrief en checklist worden ouders door dit proces geleid. Een andere
                  reden dat er nog niet heel veel Oekraïense ontheemden kinderopvangtoeslag aanvragen,
                  is vanwege de wachtlijsten voor een plek op de kinderopvang. Op dit moment zijn circa
                  200 aanvragen kinderopvangtoeslag gedaan door Oekraïense ontheemden.
               
De leden van de SGP-fractie lezen dat de regering met dit wetsvoorstel het voor ouders met een partner buiten
                     de Europese Unie (EU) mogelijk wil maken aanspraak te maken op kinderopvangtoeslag.
                     Kan de regering nader toelichten welke groepen ouders door deze verbreding van de
                     KOT-regeling aanspraak kunnen maken op kinderopvangtoeslag? Deze leden vragen hoeveel
                     ouders als gevolg van deze uitbreiding naar schatting wel aanspraak kunnen maken op
                     kinderopvangtoeslag, die dat nu niet kunnen. Kan daarbij onderscheid worden gemaakt
                     tussen Oekraïense ontheemden die vallen onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming
                     en de overige ouders die hierdoor recht krijgen op kinderopvangtoeslag?
Het knelpunt dat ouders met een partner buiten de EU geen aanspraak kunnen maken op
                  kinderopvangtoeslag is eerder gesignaleerd in het kader van de uitwerking van de motie-Lodders/Van
                  Weyenberg.4 Het knelpunt speelt bijvoorbeeld bij inburgeraars met een nareizende partner (zoals
                  statushouders uit andere oorlogsgebieden, onder meer Syrië of Afghanistan) en bij
                  ouders waar de partner wegens arbeidsverplichtingen buiten de EU woont (zoals expats).
                  De schatting van de grootte van deze groep betreft gemiddeld 600 huishoudens op jaarbasis.
                  De komst van Oekraïense ontheemden maakt het oplossen van dit knelpunt urgenter. Het
                  gaat in dit geval vooral om vrouwen met kinderen waarvan de partner vaak noodgedwongen
                  in Oekraïne (buiten de EU) is achtergebleven. Ten tijde van het opstellen van de Memorie
                  van Toelichting bij deze regeling was de inschatting dat eind 2022 circa 6.900 ontheemde
                  gezinnen uit Oekraïne kinderopvangtoeslag zouden ontvangen. Op basis van uitvoeringsinformatie
                  blijkt dat dit aantal vooralsnog aanzienlijk lager uitkomt. Tot medio januari 2023
                  waren circa 200 aanvragen kinderopvangtoeslag ingediend. Bij de Voorjaarsnota zal
                  het verwachte gebruik van kinderopvangtoeslag onder ontheemden uit Oekraïne op basis
                  van nieuwe uitvoeringsinformatie en inzichten opnieuw worden bezien.
               
2. Doel van de wetswijziging
               
Omdat Oekraïense ontheemden aanspraak kunnen maken op leefgeld en aan het werk kunnen,
                     staan de leden van de D66-fractie positief tegenover de KOT voor deze groep zodat hun kinderen naar de kinderopvang
                     kunnen en de ouders aan het werk kunnen. Hoeveel Oekraïense ontheemden met kinderen
                     zijn op dit moment nog niet aan het werk en hoeveel van hen zouden graag willen werken,
                     zo vragen deze leden. Voor hoeveel statushouders met een partner in het buitenland
                     geldt hetzelfde, vragen de leden van de D66-fractie verder.
Er zijn geen cijfers beschikbaar over hoeveel Oekraïense ontheemden met kinderen op
                  dit moment niet werken, maar dit wel zouden willen. Uit signalen blijkt wel dat het
                  niet hebben of het niet kunnen vinden van kinderopvang een belemmering kan opleveren
                  voor Oekraïense ontheemden om aan het werk te gaan. Op basis van een informele uitvraag
                  onder Oekraïense ontheemden blijkt dat zij tegen soortgelijke problemen aanlopen als
                  Nederlandse ouders, zoals wachtlijsten in de kinderopvang of onbekendheid met de kinderopvangtoeslag.
               
In de uitwerking van de motie-Lodders/Van Weyenberg is een inschatting gemaakt van
                  de groep ouders met een partner buiten de EU.5 De groep van 600 gezinnen bestaat uit statushouders met nareizende partner (ongeveer
                  400) en overige aanvragers waarvan de partner tijdelijk in het buitenland verblijft,
                  bijvoorbeeld als expat (ongeveer 200).
               
Gelet op de personeelstekorten in de kinderopvang en de toegang van kinderen uit andere
                     landen tot de opvang, vragen de leden van de D66-fractie naar de toegang van ouders van deze kinderen tot de kinderopvang. Deze leden vragen
                     de regering op welke manier Oekraïense ontheemden met ervaring in de kinderopvang
                     geholpen kunnen worden om de Nederlandse taal snel machtig te worden zodat zij ook
                     op de kinderopvang kunnen werken.
Zoals aangegeven in de Kamerbrief Aanpak Personeelstekort kinderopvang van 5 september
                  2022 kunnen Oekraïense ontheemden op dit moment een belangrijke bijdrage leveren aan
                  de arbeidsmarkt van de kinderopvang.6
In deze groep ontheemden bevinden zich gediplomeerde kinderopvangmedewerkers en mensen
                  met affiniteit met het werken met kinderen. Mijn ministerie ontwikkelt momenteel samen
                  met het Ministerie van OCW, VNO-NCW en SBB een loopbaantraject voor mensen met een
                  afstand tot de arbeidsmarkt, onder wie Oekraïense ontheemden. Zo kunnen zij zich stapsgewijs
                  ontwikkelen naar werk in de kinderopvang. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan taalverwerving.
                  Voorafgaand aan het commissiedebat Kinderopvang (gepland op 10 mei) zal ik hier in
                  mijn brief over arbeidsmarkttekorten in de kinderopvang verder op ingaan.
               
3. Beargumentering voor aanpassing van de voorwaarden voor KOT als gekozen beleidsinstrument
               
Het voorkomen van hoge terugvorderingen lijkt de leden van de D66-fractie een wenselijk doel voor de KOT. Kan de regering uiteenzetten hoeveel ouders met kinderen
                     van wie één ouder in het buitenland verblijft geen recht hadden op KOT maar dat nu
                     wel krijgen, zo vragen deze leden. Wat gebeurt er met terugvorderingen die al lopen
                     voor ouders die een partner buiten de EU blijken te hebben gehad, vragen deze leden
                     voorts.
Vanwege de komst van Oekraïense ontheemden heeft het kabinet op 15 juni 2022 in een
                  brief aan de Tweede Kamer aangekondigd dat Oekraïense ontheemden en ouders met een
                  partner buiten de EU aanspraak kunnen maken op kinderopvangtoeslag. Dit gebeurt met
                  terugwerkende kracht tot 4 maart 2022.7 Naar aanleiding van de motie Lodders/Van Weyenberg is een raming gemaakt voor het
                  knelpunt voor ouders met een partner buiten de EU. Deze is deels gebaseerd op ervaringscijfers
                  vanuit Dienst Toeslagen. Naar schatting gaat het op jaarbasis gemiddeld om ongeveer
                  600 burgers, die vóór de wijziging geen aanspraak konden maken op kinderopvangtoeslag
                  vanwege hun partner buiten de EU. Door deze wijziging kunnen zij vanaf 4 maart 2022
                  wel aanspraak maken op kinderopvangtoeslag.
               
Als gevolg van het knelpunt bij een partner buiten de EU was – bij circa 200 aanvragers
                  in deze groep – sprake van terugvordering als gevolg van nihilstelling van kinderopvangtoeslag.
                  Vorderingen van vóór 4 maart 2022 zullen blijven bestaan, omdat voor die periode geen
                  aanspraak bestaat vanwege de inwerkingtreding van de betreffende wijziging op 4 maart
                  2022. Zoals is beschreven in de Kamerbrief van 15 juni 2022, is Dienst Toeslagen verzocht
                  te handelen conform de voorgenomen wetswijziging. Pas vanaf deze datum is richting
                  de doelgroep gecommuniceerd dat zij aanspraak kunnen maken op kinderopvangtoeslag.
                  Daarmee is de kans klein dat dergelijke vorderingen bestaan. Dienst Toeslagen kan
                  echter niet volledig uitsluiten dat er in de periode tussen 4 maart en 15 juni 2022
                  vorderingen zijn ontstaan voor ouders met een partner buiten de EU, die met terugwerkende
                  kracht door deze wetswijziging toch aanspraak op kinderopvangtoeslag hebben gekregen.
                  Wanneer een dergelijk geval kenbaar wordt, kent Dienst Toeslagen de toeslag alsnog
                  toe.
               
4. Verhouding tot hoger recht: Onderscheid aanspraak op kinderopvangtoeslag Oekraïense
                  ontheemden en asielzoekers
               
Zeker gelet op de tekorten op de Nederlandse arbeidsmarkt, pleiten de leden van de
                     D66-fractie al langer voor «meedoen vanaf dag één», niet alleen voor Oekraïense vluchtelingen
                     maar ook voor andere asielzoekers. Wat belemmert asielzoekers uit andere landen om
                     in Nederland aan de slag te gaan, zo vragen de leden van de D66-fractie aan de regering.
                     Hoeveel weken mogen deze asielzoekers per jaar werken volgens de Opvangrichtlijn en
                     is het mogelijk om asielzoekers meer weken per jaar te laten werken, zo vragen deze
                     leden de regering verder.
Op grond van artikel 15 van de Opvangrichtlijn hebben asielzoekers ten laatste negen
                  maanden na de datum waarop het verzoek om internationale bescherming is ingediend,
                  toegang tot de arbeidsmarkt. In Nederland is dit zodanig geïmplementeerd dat een asielzoeker
                  toegang tot de arbeidsmarkt heeft nadat de asielaanvraag in ieder geval zes maanden
                  in procedure is. Vanaf dat moment mag de asielzoeker, mits de werkgever een tewerkstellingsvergunning
                  heeft verkregen, 24 weken per 52 weken werken in Nederland.
               
Momenteel laat ik onderzoek uitvoeren om meer inzicht te krijgen in de mogelijke belemmeringen
                  die de asielzoekers in procedure ervaren om toe te treden tot de arbeidsmarkt. Dit
                  betreft ook de 24-weken eis. De inzichten uit dit onderzoek kunnen worden gebruikt
                  bij de vraag of en hoe een beleidswijziging aan de orde is. Ik streef ernaar om u
                  in de eerste helft van 2023 te informeren over de uitkomst van dit onderzoek.
               
De leden van de D66-fractie lezen dat alleen personen met toegang tot de arbeidsmarkt toegang hebben tot de KOT
                     en dat de regering het onderscheid tussen Oekraïense ontheemden en asielzoekers daarmee
                     rechtvaardigt. Daarom vragen deze leden naar de onderbouwing van het onderscheid tussen
                     Oekraïense ontheemden en asielzoekers rond de toegang tot de arbeidsmarkt. Daarmee
                     doelen zij niet op het juridische verschil in status, maar het verschil in de praktijk.
Uit de Richtlijn tijdelijke bescherming volgt dat Oekraïense ontheemden vanaf dag
                  één dat zij in Nederland verblijven toegang hebben tot de arbeidsmarkt. Asielzoekers
                  mogen gedurende hun procedure na zes maanden werken voor een maximum van 24 weken
                  per 52 weken. Op grond van artikel 15 van de Opvangrichtlijn hebben asielzoekers toegang
                  tot de arbeidsmarkt ten laatste negen maanden na de datum waarop het verzoek om internationale
                  bescherming is ingediend. Het praktische onderscheid tussen deze twee categorieën
                  ligt in de verschillende aard van beide richtlijnen. Uit de Richtlijn tijdelijke bescherming
                  volgt onmiddellijke bescherming, waaronder ook directe toegang tot de arbeidsmarkt
                  gedurende die tijdelijke bescherming. Het recht om te werken dat volgt uit de Opvangrichtlijn
                  heeft daarentegen betrekking op de toegang tot de arbeidsmarkt in afwachting van de
                  asielprocedure.
               
Wat betreft de aanspraak op kinderopvangtoeslag is het van belang te vermelden dat
                  zich veel vrouwen met kind(eren) bevinden onder de Oekraïense ontheemden. Hun mannen
                  zijn in Oekraïne gebleven om dienst te doen in het leger. Zonder aanspraak op kinderopvangtoeslag
                  hebben deze vrouwen in theorie wel het recht om te gaan werken, maar zal dat in de
                  praktijk moeilijk zijn, gelet op de hoogte van de tarieven voor kinderopvang. Daarnaast
                  weten Oekraïense ontheemden dat zij gedurende de tijd dat zij tijdelijke bescherming
                  genieten in ieder geval kunnen blijven werken.
               
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie vragen wat de rechtvaardiging is voor het onderscheid tussen Oekraïense ontheemden
                     en andere ontheemden. Deze leden lezen dat een onderscheid is dat zij bescherming
                     genieten op grond van de Richtlijn Tijdelijke Bescherming. Deze leden vragen of de
                     positieve resultaten niet aanleiding zijn om andere groepen ontheemden ook meer mogelijkheden
                     te bieden in het vinden van werk.
In tegenstelling tot andere groepen is het voor Oekraïense ontheemden in een vroeg
                  stadium mogelijk gemaakt om, via vrijstelling van tewerkstellingsvergunning, te werken.
                  De mate van arbeidsmarktparticipatie is onder deze groep hoog en dit wordt als positief
                  beschouwd. Het is waardevol om te kijken wat kan worden geleerd van de snelle arbeidsparticipatie
                  onder Oekraïense ontheemden. Op 22 februari heeft de Kamer een brief ontvangen met
                  daarin de succesfactoren en knelpunten gedurende het afgelopen jaar.8 Hierbij wordt ook gekeken of de lessen van nut zijn voor andere groepen. Desondanks
                  is een vergelijking tussen Oekraïense ontheemden en andere groepen vanwege de verschillende
                  voorwaarden lastig te maken.
               
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wat de gevolgen zijn voor de toegang tot de arbeidsmarkt en het recht op KOT
                     van Oekraïense ontheemden als de Richtlijn Tijdelijke Bescherming komt te vervallen.
                     Hoe geeft de Minister aandacht aan deze gevolgen in de communicatie?
Na afloop van de werkingsduur van de Richtlijn tijdelijke bescherming vervalt in beginsel
                  voor Oekraïense ontheemden het verblijfsrecht en daarmee recht op toegang tot de arbeidsmarkt
                  en aanspraak op kinderopvangtoeslag. Er wordt kabinetsbreed nagedacht hoe vervolg
                  wordt gegeven aan het beleid voor Oekraïense ontheemden als de Richtlijn niet meer
                  geldt. Afhankelijk van de uitkomsten wordt bezien wat gecommuniceerd moet worden.
                  Er zal worden bekeken in hoeverre gebruik gemaakt kan worden van (indirecte) communicatie
                  via de brancheorganisatie, nieuwsberichten en de dienstverleningskanalen van Dienst
                  Toeslagen.
               
5. Financiële gevolgen
               
De leden van de VVD-fractie lezen dat de regering aangeeft dat de hogere structurele uitgaven voor de kinderopvangtoeslag,
                     circa vijf miljoen euro, door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
                     zelf van dekking worden voorzien. De leden van de VVD-fractie merken op dat de regering
                     niet aangeeft waar deze gelden mee worden gedekt. Kan de regering een specifieke nadere
                     duiding geven uit welk(e) potje(s) deze vijf miljoen euro gedekt wordt? Welke dingen
                     worden niet gedaan nu hier structureel vijf miljoen euro voor wordt uitgetrokken?
Dekking voor het structureel oplossen van het knelpunt rond de aanspraak op kinderopvangtoeslag
                  voor ouders met een partner buiten de EU is in de voorjaarsbesluitvorming van 2022
                  gevonden binnen het budgettaire totaalbeeld op de SZW-begroting. Dekking voor de onderhavige
                  wijziging maakte onderdeel uit van integrale besluitvorming over het totaal aan maatregelen.
                  Er is daarmee niet één specifieke dekkingspost aan te wijzen voor deze maatregel.
               
De leden van de VVD-fractie merken op dat de koppeling gewerkte uren op korte termijn wordt losgelaten. Heeft
                     deze beleidswijziging een extra financiële impact ten opzichte van de schatting van
                     de financiële kosten in de Memorie van Toelichting?
In de raming van de onderhavige beleidswijziging is niet expliciet rekening gehouden
                  met het loslaten van de koppeling gewerkte uren, omdat hier naar inschatting een te
                  verwaarlozen effect van uitgaat op de extra uitgaven. Op de totale uitgaven aan kinderopvangtoeslag
                  (€ 3,8 miljard in 2022) bedraagt het effect van het loslaten van de koppeling gewerkte
                  uren ruim € 100 miljoen structureel. De koppeling gewerkte uren is nader toegelicht
                  in de Nota van Toelichting bij het besluit tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag
                  op 01-01-2023.9
Wordt er rekening gehouden met een mogelijke aanzuigende werking? Zo ja: hoe groot
                     wordt die verwacht. Zo nee: waarom niet?
Een aanzuigende werking van de verruiming van het recht op kinderopvangtoeslag op
                  migratiestromen wordt op grond van deze maatregel niet verwacht. Noch op de beweegredenen
                  voor ontheemden die vanwege de oorlog in Oekraïne op grond van de Richtlijn tijdelijke
                  bescherming in Nederland verblijven, noch op andere migratiestromen naar Nederland.
                  Voor Oekraïense ontheemden geldt op grond van de Richtlijn tijdelijke bescherming
                  dat zij in de gehele EU zoveel mogelijk deel moeten kunnen uitmaken van de samenleving
                  gedurende hun verblijf. Met deze maatregel wordt hier mede praktische invulling aan
                  gegeven. Voor de structurele groep inburgeraars neemt door de maatregel het risico
                  op terugvorderingen van kinderopvangtoeslag wegens een nareizende partner af. Ook
                  na deze maatregel ontstaat aanspraak op kinderopvangtoeslag evenwel pas nadat een
                  verblijfsstatus is verkregen, beide ouders werken en het kind daadwerkelijk deelneemt
                  aan formele kinderopvang. Naast het ontvangen van kinderopvangtoeslag betalen werkende
                  ouders ook altijd een eigen bijdrage voor kinderopvang.
               
Wordt er in de dekking ook rekening gehouden met het niet onrealistische scenario
                     waarin miljoenen extra Oekraïners ontheemd zullen raken door een koude winter in combinatie
                     met energieproblematiek door gerichte Russische aanvallen op energie-infrastructuur
                     (Russisch beleid om een vluchtelingenstroom op gang te krijgen)?
Ten tijde van het opstellen van deze wetswijziging was de verwachting dat de uitgaven
                  in verband met ontheemden uit Oekraïne circa € 33 miljoen in de eerste twee kwartalen
                  van 2023 bedragen. Deze uitgaven zijn gerelateerd aan de Oekraïne-crisis en zijn generaal
                  ingepast. Op dit moment valt het gebruik van de kinderopvangtoeslag aanzienlijk lager
                  uit dan geraamd. Dit komt onder andere door het gebruik van informele opvang, onbekendheid
                  met (het aanvragen van) de kinderopvangtoeslag en wachtlijsten in de formele kinderopvang.
                  Bij de Voorjaarsnota zal op basis van nieuwe uitvoeringsinformatie en inzichten worden
                  bezien of dit bedrag moet worden geactualiseerd. Daarbij wordt ook rekening gehouden
                  met het aantal Oekraïense ontheemden in Nederland.
               
De dekking voor de hogere structurele uitgaven van circa € 5 miljoen komt van het
                     Ministerie van SZW, zo begrijpen de leden van de D66-fractie. Daarom vragen deze leden naar de post waarmee deze additionele structurele uitgave
                     is gedekt en op basis van welke hoogte van de KOT die is ingeschat. Betekent dit dat
                     asielzoekers met een partner buiten de EU ook toegang krijgen tot de bijna-gratis
                     kinderopvang voor alle werkende ouders vanaf 2025, vragen deze leden.
De leden van de D66-fractie vragen waarmee de additionele structurele uitgave van
                  € 5 miljoen is gedekt. Dekking voor het structureel oplossen van het knelpunt rond
                  aanspraak op kinderopvangtoeslag bij een partner buiten de EU is in de voorjaarsbesluitvorming
                  van 2022 gevonden binnen het budgettaire totaalbeeld op de SZW-begroting. Dekking
                  voor de onderhavige wijziging maakte onderdeel uit van integrale besluitvorming over
                  het totaal aan maatregelen, waarmee niet één specifieke dekkingspost valt aan te wijzen
                  voor de maatregel.
               
Daarnaast vragen deze leden op basis van welk bedrag kinderopvangtoeslag de additionele
                  structurele uitgave is ingeschat. Naar verwachting maakt op jaarbasis een groep van
                  circa 600 aanvragers waarvan de partner buiten de EU verblijft aanspraak op kinderopvangtoeslag
                  in de structurele situatie. De groep van 600 gezinnen bestaat uit statushouders met
                  nareizende partner (naar inschatting ongeveer 400) en overige aanvragers waarvan de
                  partner tijdelijk in het buitenland verblijft, bijvoorbeeld expats (naar inschatting
                  ongeveer 200). De gemiddelde hoogte van kinderopvangtoeslag op jaarbasis bedraagt
                  naar inschatting voor de totale groep circa € 11.000 (hierbij wordt rekening gehouden
                  met een inkomensonafhankelijke vergoeding van 96%). In de raming wordt er ook rekening
                  mee gehouden dat 200 statushouders met nareizende partner reeds ten onrechte kinderopvangtoeslag
                  ontvangen (vermoedelijk in de veronderstelling hier recht op te hebben). De aanname
                  is dat het grootste deel van de hoge terugvorderingen bij deze groep oninbaar is.
               
Tenslotte vragen deze leden of asielzoekers met een partner buiten de EU ook recht
                  krijgen op de kinderopvangtoeslag. Eerder in dit verslag is aangegeven waarom asielzoekers
                  daar geen aanspraak op kunnen maken. Deze voorgestelde maatregel geeft alleen statushouders
                  met een (nareizende) partner buiten de EU aanspraak op kinderopvangtoeslag, mits aan
                  de geldende voorwaarden wordt voldaan. Zoals eerder in het verslag aangegeven, werkt
                  SZW samen met DUO, Dienst Toeslagen, UWV, SVB en de kinderopvangsector aan een ontwerp
                  van het nieuwe financieringsstelsel kinderopvang. In de ontwerpfase wordt ook gekeken
                  naar wie aanspraak op de kinderopvangvergoeding heeft. In lijn met de huidige wetgeving
                  ben ik niet voornemens om asielzoekers met een partner buiten de EU aanspraak op kinderopvangtoeslag
                  te laten maken.
               
De leden van de SGP-fractie vragen de regering in te gaan op de financiële gevolgen van de keuze voor het verstrekken
                     van het recht op KOT aan ouders waarvan een van de partners buiten de EU verblijft,
                     op het moment dat vanaf 2025 de KOT niet langer inkomensafhankelijk is. Wat betekent
                     dit op de lange termijn? Welke extra structurele uitgaven zijn hiermee gemoeid? En
                     zijn deze reeds meegenomen in de weergegeven financiële gevolgen, of komt dat daar
                     bovenop?
In het antwoord op de vraag van D66 wordt hierboven ingegaan op de financiële gevolgen
                  van het verstrekken van aanspraak op KOT aan ouders waarvan één van de partners buiten
                  de EU verblijft. De overgang naar een inkomensonafhankelijke vergoeding is reeds meegenomen
                  in de weergegeven financiële gevolgen.
               
De leden van de SGP-fractie constateren dat in de Najaarsnota is opgenomen dat de uitgaven aan kindregelingen
                     op het terrein van SZW voor Oekraïense ontheemden 39 miljoen euro lager uitvallen
                     dan verwacht. Welke verklaring heeft de regering voor het lager uitvallen van de kosten
                     voor kindregelingen dan verwacht?
De aan Oekraïne gerelateerde uitgaven aan de kindregelingen zijn in 2022 aanzienlijk
                  lager uitgekomen dan verwacht, omdat het gebruik door Oekraïense ontheemden van de
                  kinderopvangtoeslag, het kindgebonden budget en de kinderbijslag aanzienlijk lager
                  is uitgekomen dan eerder werd ingeschat.
               
De grootste neerwaartse bijstelling van de uitgaven is bij de kinderopvangtoeslag
                  opgetreden (aanvankelijk geraamd op ruim € 27 miljoen in 2022). Op basis van uitvoeringsinformatie
                  komen de uitgaven aan kinderopvangtoeslag in 2022 naar inschatting uit op minder dan
                  € 1 miljoen. In de eerdere raming is er van uitgegaan dat eind 2022 circa 6.900 Oekraïense
                  ontheemde gezinnen kinderopvangtoeslag zouden ontvangen. Uitvoeringsinformatie toont
                  dat tot medio december evenwel slechts circa 150 aanvragen kinderopvangtoeslag zijn
                  ingediend (inmiddels circa 200). Voor kinderbijslag en kindgebonden budget zijn dit
                  respectievelijk circa 1.760 en circa 280 aanvragen tot medio december.
               
Naar verwachting is, zeker bij kinderopvang, sprake van een groter aanloopeffect.
                  Deels wordt dit verklaard door ingroei van de arbeidsdeelname van ontheemden uit Oekraïne
                  (inmiddels opgelopen tot circa 46% volgens CBS-cijfers). Het grootste effect lijkt
                  echter verklaard te worden door minder tastbare factoren zoals gebruik van informele
                  kinderopvang, bekendheid met de regelingen, de taalbarrière en beschikbaarheid van
                  plekken in de formele kinderopvang op korte termijn. Zie ook het eerdere antwoord
                  op de vraag van de VVD-fractie waarom minder Oekraïense ontheemden beroep doen op
                  kinderopvangtoeslag dan verwacht.
               
6. Nagestreefde doeltreffendheid
               
7. Nagestreefde doelmatigheid
               
De leden van de VVD-fractie ontvangen graag nog een nadere toelichting op de opmerking dat het toegankelijk maken
                     van kinderopvangtoeslag voor Oekraïense ontheemden doelmatiger zou zijn dan wanneer
                     voor deze groep een aparte voorziening zou worden getroffen. Daarnaast vragen deze
                     leden waarom er in deze context opeens alleen over Oekraïense ontheemden wordt gesproken
                     en niet over partners buiten de EU in zijn algemeenheid. Zou de regering bij de doelmatigheid
                     van het wetsvoorstel alsnog kunnen aangeven waarom dit wetsvoorstel doelmatig is voor
                     de gehele groep ouders waar we het hier over hebben?
De leden van de SGP-fractie lezen dat het vanwege het gelijkheidsbeginsel niet mogelijk is onderscheid te maken
                     in het regelen van KOT voor groepen ouders waarvan één van de ouders zich buiten de
                     EU bevindt. Deze leden vragen de regering of ook is onderzocht of het mogelijk is
                     voor bepaalde groepen, bijvoorbeeld Oekraïense ontheemden, een aparte regeling te
                     treffen buiten de KOT om, en zo ja, waarom daar niet voor is gekozen. Is daarbij sprake
                     geweest van een bredere afweging, zodat daarbij niet enkel is gekeken naar doelmatigheid?
                     Welke afwegingen zijn daarbij gemaakt en wat was daarbij doorslaggevend?
Aan het begin van dit traject zijn verschillende mogelijkheden onderzocht, waaronder
                  een aparte regeling voor Oekraïense ontheemden. Vanwege het gelijkheidsbeginsel is
                  destijds de uitkomst geweest dat het juridisch zeer waarschijnlijk onhoudbaar zou
                  zijn om een aparte regeling voor Oekraïense ontheemden in te richten buiten de kinderopvangtoeslag
                  om. Die uitkomst is mede op basis van advies van de Landsadvocaat.10 Daarbij is de afweging geweest dat het recht op werk, dat voortvloeit uit de Richtlijn,
                  lastig te realiseren is zonder gebruik te maken van kinderopvang en kinderopvangtoeslag.
                  Door de Wko te wijzigen en Oekraïense ontheemden aanspraak te laten maken op kinderopvangtoeslag
                  wordt deze groep zoveel mogelijk gelijkgetrokken met anderen die aanspraak kunnen
                  maken op kinderopvangtoeslag.
               
Het voorstel om ouders met een partner buiten de EU aanspraak te laten maken op kinderopvangtoeslag
                  is doelmatig, omdat arbeidsparticipatie van deze groep anders wordt belemmerd en de
                  integratie in Nederland bemoeilijkt. Bij ongewijzigd beleid kan deze situatie ook
                  leiden tot nihilstellingen als ouders toch kinderopvangtoeslag aanvragen wanneer zij
                  in de veronderstelling zijn aanspraak te kunnen maken op kinderopvangtoeslag. Bijvoorbeeld
                  omdat zij zonder kinderopvangtoeslag de benodigde opvang niet kunnen betalen en daardoor
                  niet kunnen werken, inburgeren, re-integreren of studeren en achteraf blijkt dat de
                  ouder niet alleenstaand is, maar een toeslagpartner heeft buiten de EU. Het is tevens
                  moeilijk aan burgers uit te leggen dat zij in deze situatie geen aanspraak kunnen
                  maken op kinderopvangtoeslag. De partner kan namelijk niet deelnemen aan de zorg voor
                  het kind wanneer de aanvrager in Nederland moet werken. Door ouders met een partner
                  die buiten de EU woont en werkt aanspraak te laten maken op kinderopvangtoeslag, wordt
                  de combinatie van arbeid en zorg voor deze ouders effectiever ondersteund. Dit leidt
                  per saldo tot extra overheidsuitgaven voor de kinderopvangtoeslag, maar tegelijkertijd
                  nemen hoge terugvorderingen en complexiteit van de regelgeving af. Daar komt bij dat
                  het de arbeidsparticipatie ten goede komt, wat zich vertaalt in hogere belastinginkomsten.
                  Gegeven het grotere bereik van de kinderopvangtoeslag is dit een doelmatige oplossing
                  van het knelpunt.
               
8. Toezicht en handhaving
               
De leden van de VVD-fractie hebben er moeite mee om te accepteren dat de arbeidseis niet altijd zal worden gehandhaafd
                     als voor dit wetsvoorstel gekozen zal worden. Dit wordt tenslotte wel verwacht van
                     Nederlandse ouders. Deze leden lezen dat er zo secuur mogelijk toezicht zal worden
                     gehouden en dit juichen zij toe. Maar, zoals de regering al aangeeft, zal het simpelweg
                     niet altijd mogelijk zijn om de situatie van partners buiten de EU te controleren.
                     Wat gebeurt er met de toeslag als er niet gecontroleerd kan worden? Hoe groot is deze
                     groep precies, zowel in absolute cijfers als in financieel opzicht? Aansluitend hierop
                     vragen de leden van de VVD-fractie ook of er geen risico is dat deze kosten significant
                     stijgen bij een eventuele nieuwe vluchtelingen of migratiegolf of door een aanzuigende
                     werking van de maatregel, en of hier voldoende rekening mee is gehouden. En is het
                     niet onrechtvaardig tegenover Nederlandse ouders die wel stevig worden gecontroleerd
                     op de arbeidseis dat dit niet altijd zal of kan gebeuren bij deze groep?
De leden van de CDA-fractie constateren dat het wetsvoorstel overwegend positief wordt ontvangen. Zij merken
                     op dat Toeslagen de maatregelen uitvoerbaar acht, mits wordt geaccepteerd dat de arbeidseis
                     niet altijd handhaafbaar is. Kan de regering nader ingaan op deze stelling? Hoe groot
                     acht de regering de kans dat de arbeidseis niet handhaafbaar is en wat zijn hiervan
                     de consequenties? Graag een uitgebreide toelichting.
Zoals aangegeven in antwoord op de vraag van D66 is in relatie tot de motie Lodders/Van
                  Weyenberg een schatting gemaakt van circa 600 burgers gemiddeld op jaarbasis, waarin
                  logischerwijs geen rekening is gehouden met de toestroom van Oekraïense ontheemden.
                  Voor het aantal Oekraïense ontheemden werd er eerder rekening mee gehouden dat eind
                  2022 circa 6.900 gezinnen kinderopvangtoeslag zouden ontvangen. Uitvoeringsinformatie
                  toont dat tot medio december evenwel slechts circa 150 aanvragen kinderopvangtoeslag
                  zijn ingediend (inmiddels circa 200). Bij de Voorjaarsnota zal op basis van nieuwe
                  uitvoeringsinformatie en inzichten een nieuwe inschatting worden gemaakt voor het
                  aantal Oekraïense ontheemden dat (naar verwachting) gebruik zal maken van kinderopvangtoeslag.
                  Ontwikkelingen, zoals bijvoorbeeld een stijging van het aantal statushouders, kunnen
                  dit aantal wel beïnvloeden.
               
Indien er een nieuwe stroom ontheemden (in dit geval ouders met een partner buiten
                  de EU) naar Nederland komt, kunnen de kosten voor kinderopvangtoeslag inderdaad stijgen.
                  Maar deze stijging betekent dat de ontheemden hier in Nederland voldoen aan de arbeidseis
                  en derhalve bijdragen aan de samenleving. Naast de positieve gevolgen voor de ontheemden
                  zelf, levert dit ook hogere belastinginkomsten op als gevolg van hun arbeidsparticipatie.
               
Aanvragen waarin beide ouders in Nederland verblijven, worden niet anders gecontroleerd
                  dan die waarin ouders een partner buiten de EU hebben. In beide gevallen wordt getoetst
                  of het aannemelijk is dat aan de arbeidseis wordt voldaan. Doordat er binnen Nederland
                  meer contra-informatie (informatie uit andere bron dan de aanvragende ouder) beschikbaar
                  is, is handhaving eenvoudiger. De handhaving van de arbeidseis in geval van een partner
                  buiten Nederland kan lastiger zijn, omdat informatie afhankelijk is van de situatie
                  in het land. In de praktijk kan blijken dat de gewenste informatie niet op te vragen
                  of anderszins beschikbaar is, de partner die de informatie moet aanleveren niet bereikbaar
                  is of dat beoordeling van aangeleverde informatie niet goed mogelijk is. Afhankelijk
                  van het land waar de partner verblijft, kan de partner bijvoorbeeld als gevolg van
                  (burger)oorlog slecht bereikbaar zijn. Ook kan sprake zijn van minder goede administratieve
                  vastlegging van dienstverbanden of (salaris)betalingen. Het opvragen en verkrijgen
                  van betrouwbare informatie is dan moeilijker.
               
In de behandeling van dergelijke aanvragen moet deze achtergrond en de gezinssituatie
                  van de aanvrager in acht worden genomen om te bepalen hoe aannemelijk het is dat aan
                  de arbeidseis wordt voldaan. Als er geen harde contra-informatie voorhanden is, heeft
                  Dienst Toeslagen de ruimte om uit te gaan van elke vorm van bewijs, zolang maar aannemelijk
                  is dat voldaan wordt aan de arbeidseis. In het geval van Oekraïense ontheemden kan
                  aannemelijk blijken dat de partner die nog in Oekraïne verblijft aan het werk is,
                  omdat hij onder de dienstplicht valt. In geval de aannemelijkheid niet door Dienst
                  Toeslagen kan worden vastgesteld, zullen aanvragen tot een terugvordering van reeds
                  uitgekeerde toeslagen leiden.
               
De leden van de D66-fractie begrijpen de noodzaak van goed toezicht en goede handhaving. Omdat het verkrijgen
                     van informatie lastig kan zijn, zoals de regering ook schrijft in de Memorie van Toelichting,
                     vragen deze leden naar de samenwerking tussen de dienst Toeslagen en het Centraal
                     Orgaan opvang Asielzoekers (COA), om te voorkomen dat asielzoekers vaak dezelfde vragen
                     moeten beantwoorden.
Het COA is verantwoordelijk voor de opvang en begeleiding van asielzoekers in Nederland.
                  Binnen die taak fungeert het COA ook als een toeslagenservicepunt. Zo bestaat een
                  nauwe samenwerking en wisselwerking tussen Dienst Toeslagen en het COA om statushouders
                  te helpen bij het regelen van hun toeslagen. Medewerkers van Dienst Toeslagen zorgen
                  ervoor dat COA-collega’s hiervoor goed zijn uitgerust. Vluchtelingenwerk Nederland
                  en gemeenten zijn partijen die specifiek hulp aan Oekraïense ontheemden verlenen.
                  Ook met hen heeft Dienst Toeslagen contact.
               
Doel is dat de aanvragen van statushouders en ontheemden zo efficiënt mogelijk behandeld
                  worden. Indien uit de contacten met organisaties als Vluchtelingenwerk Nederland blijkt
                  dat deze groepen vaker dezelfde vragen moeten beantwoorden, bekijken we samen welke
                  maatregelen kunnen worden genomen.
               
Daarnaast begrijpen de leden van de D66-fractie dat Toeslagen aangeeft dat het niet altijd zal lukken om de arbeidseis te handhaven.
                     Dat roept bij deze leden de vraag op wat de gevolgen zijn van het afschaffen van de
                     arbeidseis voor de uitvoeringskosten en de kosten van de KOT.
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering om een reflectie over de handhaafbaarheid van de arbeidseis. Deze
                     leden vragen voorts of de arbeidseis de uitvoering ingewikkelder maakt en of een stelsel
                     zonder arbeidseis niet beter uit te voeren en te handhaven is.
Het kabinet vindt het van belang dat de kinderopvangtoeslag wordt gebruikt om ouders
                  in staat te stellen werk te combineren met de zorg voor het kind, omdat dit een prikkel
                  is tot deelname aan de arbeidsmarkt. Ondanks dat de arbeidseis als voorwaarde tot
                  een zekere mate van complexiteit kan leiden blijft de vergoeding voor kinderopvang
                  gekoppeld aan arbeidsdeelname, zoals is afgesproken in het coalitieakkoord. Om deze
                  beleidsdoelstelling na te streven dient een zekere mate van complexiteit in de grondslagen
                  te worden geaccepteerd.
               
Afschaffen van de arbeidseis zou naar verwachting per saldo leiden tot een vermindering
                  van de uitvoeringskosten voor Dienst Toeslagen. In de uitvoering zouden namelijk minder
                  handhavingsactiviteiten noodzakelijk zijn. Ook zou het aantal bezwaarschriften dalen,
                  omdat aanvragen dan niet langer worden afgewezen op basis van de arbeidseis. Hier
                  tegenover staan hogere uitvoeringskosten door een toename van het gebruik van kinderopvangtoeslag.
                  Het afschaffen van de arbeidseis zou namelijk ook betekenen dat meer huishoudens aanspraak
                  kunnen maken op kinderopvangtoeslag. Ook de uitgaven aan kinderopvangvergoeding zouden
                  daarom toenemen. De meerkosten ontstaan doordat het loslaten van de arbeidseis, in
                  combinatie met een inkomensonafhankelijke vergoeding, de vraag naar kinderopvang (verder)
                  zal vergroten (gedragsreacties). Inschatting is dat het om een toename van circa 7%-punt
                  gaat, bovenop de toename als gevolg van de eerder aangekondigde stelselherziening.
               
Voor mensen in loondienst levert de arbeidseis meestal geen problemen op, maar binnen
                  bepaalde groepen, zoals zelfstandigen en mensen met een flexibel contract, kan het
                  soms lastig zijn om aan te tonen en te verifiëren dat in een bepaalde periode is gewerkt.
               
Met het loslaten van de koppeling gewerkte uren is de complexiteit, met name deze
                  groep ouders met onzekere- of wisselende arbeidsuren, al sterk afgenomen. Het afschaffen
                  van de arbeidseis zou leiden tot een verdere vermindering van de complexiteit voor
                  ouders en uitvoering. Met het vervallen van de arbeidseis vervalt ook de noodzaak
                  om verschillende groepen met een «doelgroepstatus»11 te onderscheiden. Voor ouders is niet altijd direct duidelijk of ze in aanmerking
                  komen voor deze uitzonderingen en of hun situatie kwalificeert voor kinderopvangtoeslag.
                  Bij een foute aanvraag kunnen hierdoor (hoge) terugvorderingen ontstaan. Dienst Toeslagen
                  helpt burgers dergelijke fouten te voorkomen en hun aanvraag tijdig aan te passen,
                  door erop te attenderen wanneer vanuit andere beschikbare gegevens inconsistenties
                  worden geconstateerd.
               
Het kabinet heeft in het coalitieakkoord een herziening van het financieringsstelsel
                  van de kinderopvang afgesproken. De kinderopvangtoeslag wordt afgeschaft en vervangen
                  door een veel eenvoudiger stelsel voor ouders. In het nieuwe stelsel gaat de overheidsbijdrage
                  rechtstreeks naar de kinderopvangorganisaties. Ook wordt de overheidsbijdrage inkomensonafhankelijk,
                  zodat het lonender wordt om meer uren te werken. Er blijft in het nieuwe financieringsstelsel
                  sprake van een arbeidseis. De financiering is gericht op ouders die werken of tot
                  een doelgroep behoren. Het nieuwe financieringsstelsel wordt ontworpen door SZW in
                  samenwerking met DUO, Dienst Toeslagen, UWV, SVB en de kinderopvangsector. Beleid
                  en uitvoering, zowel vanuit de zijde van de overheid als vanuit de sector, hebben
                  hun kennis en expertise gebundeld om het nieuwe stelsel te ontwerpen, vanuit de kaders
                  van het coalitieakkoord. Ik streef ernaar om uw Kamer voor het commissiedebat van
                  10 mei te informeren over de voortgang.
               
De leden van de PvdA-fractie en de leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering of deze aanpassingen de kans op de praktijken zoals in het schandaal
                     van de toeslagenaffaire vergroot. Deze leden vragen de regering om de verschillende
                     voorwaarden waarvoor recht op kinderopvangtoeslag bestaat langs te lopen. Deze leden
                     vragen voorts wat de regering doet om dit te voorkomen.
Door deze wetswijziging maken Oekraïense ontheemden en ouders met een partner buiten
                  de EU aanspraak op kinderopvangtoeslag. Hiermee wordt het stelsel eenvoudiger, omdat
                  een uitzondering wordt weggenomen (namelijk dat werkende ouders geen aanspraak hebben
                  op kinderopvangtoeslag, omdat de partner zich buiten de EU bevindt). Tevens wordt
                  hiermee een knelpunt uit de motie Lodders/Van Weyenberg opgelost, waarmee de participatie
                  van de in Nederland verblijvende partner wordt bevorderd. Dat neemt niet weg dat deze
                  ouders moeten voldoen aan de overige voorwaarden uit de Wko, zoals de arbeidseis en
                  het afnemen van kinderopvang bij een geregistreerd kindercentrum. Eerder in dit verslag
                  is ingegaan op de arbeidseis. Verderop in het verslag wordt ingegaan op wat er gebeurt
                  als niet kan worden vastgesteld of een partner aan de gestelde voorwaarden voldoet.
               
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat het te verwachten is dat er moeilijkheden komen in de toetsing en
                     handhaving op arbeid en inkomen gezien de onzekerheden van de oorlogssituatie in Oekraïne.
                     Waarom heeft de Minister toch voor deze algemene vorm van toetsing en handhaving in
                     combinatie met monitoring gekozen en niet een uitzondering die beter aansluit bij
                     de uitzonderlijke oorlogssituatie? Wat zou Toeslagen bij de huidige vorm van toetsing
                     moeten besluiten over de aanspraak op KOT als de in Nederland verblijvende partner
                     aan de arbeidseis voldoet, maar het voor de partner in het buitenland niet vast te
                     stellen is?
De leden van de SGP-fractie lezen dat er zich moeilijkheden in de uitvoering kunnen voordoen, bijvoorbeeld als
                     gevolg van politieke instabiliteit of oorlog in een land. De regering geeft aan zich
                     hiervan bewust te zijn. Daarnaast geeft Toeslagen aan dat de arbeidseis niet altijd
                     handhaafbaar zal zijn. Deze leden vragen de regering ook in te gaan op hoe zij hiermee
                     verwachten om te gaan en wat zij gaan doen om deze moeilijkheden in de uitvoering
                     te voorkomen of te verhelpen. Zeker in het geval van Oekraïense ontheemden is de situatie
                     niet ondenkbeeldig dat de partner die daar vecht of leeft, niet bereikbaar is voor
                     Toeslagen. Deze leden ontvangen graag een reflectie hierop.
De leden van de SGP-fractie vragen de regering uiteen te zetten wat wordt gedaan als niet kan worden vastgesteld
                     of aan de voorwaarden voor definitief toekennen van KOT is voldaan.
Het is – vanwege het gelijkheidsbeginsel – niet juridisch haalbaar om andere voorwaarden
                  te verbinden aan de toeslagaanvraag van de groep Oekraïense ontheemden dan voor andere
                  mensen met toegang tot de arbeidsmarkt. Daarom is ervoor gekozen om Oekraïense ontheemden
                  en ouders met een partner buiten de EU aanspraak te laten maken op kinderopvangtoeslag,
                  mits wordt voldaan aan de bestaande voorwaarden.
               
Eerder is beschreven dat de handhaving van de arbeidseis in geval van een partner
                  buiten Nederland lastig kan zijn. Afhankelijk van het land waar de partner verblijft,
                  kan de partner bijvoorbeeld als gevolg van (burger)oorlog slecht bereikbaar zijn of
                  kan sprake zijn van minder goede administratieve vastlegging van dienstverbanden of
                  (salaris)betalingen. Het opvragen en verkrijgen van betrouwbare informatie is dan
                  moeilijker. In de behandeling van dergelijke aanvragen zal Dienst Toeslagen de achtergrond
                  en de gezinssituatie van de aanvrager in acht nemen om te bepalen hoe aannemelijk
                  het is dat aan de arbeidseis en de inkomenseis wordt voldaan. In het geval van Oekraïense
                  ontheemden kan aannemelijk blijken dat de partner die nog in Oekraïne verblijft aan
                  het werk is, omdat hij onder de dienstplicht valt. Wanneer helemaal geen informatie
                  wordt aangeleverd en wanneer vanuit de beschikbare informatie na beoordeling niet
                  aannemelijk wordt geacht dat de aanvrager en diens partner aan de arbeidseis voldoen,
                  kan uiteindelijk een nihilstelling volgen.
               
De leden van de SGP-fractie vragen wat er gebeurt met de toegang tot de arbeidsmarkt en het recht op KOT voor
                     Oekraïense ontheemden als na verloop van tijd de Richtlijn Tijdelijke Bescherming
                     weer buitenwerking wordt gesteld. En wat gebeurt er wanneer ouders besluiten terug
                     te keren naar Oekraïne, of Nederland verlaten? En hoe houdt de Belastingdienst dit
                     in de gaten?
Na afloop van de werkingsduur van de Richtlijn tijdelijke bescherming vervalt in beginsel
                  het verblijfsrecht en daarmee het recht op toegang tot de arbeidsmarkt en aanspraak
                  op kinderopvangtoeslag. Er wordt nagedacht hoe na afloop van de beschermingsduur met
                  Oekraïense ontheemden zal worden omgegaan. Dit gebeurt zowel op EU-niveau als in de
                  lidstaten. De keuzes die worden gemaakt, zullen uiteraard van invloed zijn op de toegang
                  van de Oekraïense ontheemden tot de arbeidsmarkt en hun aanspraak op kinderopvangtoeslag.
               
Om aanspraak te maken op kinderopvangtoeslag moet er gebruik worden gemaakt van kinderopvang.
                  Indien beide ouders terug gaan naar Oekraïne vervalt de aanspraak op kinderopvangtoeslag.
                  Indien één van beide ouders in Nederland blijft en werkt en zijn of haar partner terug
                  gaat naar Oekraïne en daar voldoet aan de arbeidseis, blijft de aanspraak op kinderopvangtoeslag
                  behouden op grond van het voorliggende wetsvoorstel. Wanneer de Richtlijn tijdelijke
                  bescherming buiten werking wordt gesteld, vervalt de aanspraak van Oekraïense ontheemden
                  op kinderopvangtoeslag en voldoen zij niet meer aan de reguliere voorwaarden voor
                  kinderopvangtoeslag. In het algemeen geldt dat als een burger verhuist naar een adres
                  buiten de EU, Noorwegen, IJsland, Liechtenstein of Zwitserland de aanspraak op kinderopvangtoeslag
                  vervalt. Indien de burger de toeslag nog niet zelf heeft stopzet, kan de aanvraag
                  van de burger door Dienst Toeslagen worden geselecteerd voor beoordeling op basis
                  van de gegevens uit de BRP of van de kinderopvangorganisatie. Dit kan leiden tot stopzetting
                  en terugvordering van kinderopvangtoeslag.
               
9. Monitoring van effecten van de wetswijziging
               
De leden van de VVD-fractie vragen of, gezien de vele onzekerheden in de uitvoering waar de regering ook terecht
                     aandacht aan besteed, het wellicht verstandig zou zijn om een horizonbepaling of vervalclausule
                     in dit wetsvoorstel te verwerken. Het lijkt deze leden goed om deze wet namelijk,
                     als deze eventueel ongewijzigd aangenomen zou worden, snel te evalueren om knelpunten
                     weg te nemen en eventuele negatieve financiële gevolgen te beperken. Hoe beziet de
                     regering dit voorstel? Wat verstaat de regering onder «niet-beoogde neveneffecten»:
                     is hier al een kader voor, en zo nee: wanneer kunnen we dit verwachten? En welke consequenties
                     voor het beleid zullen niet-beoogde effecten hebben?
Graag zien de leden van de D66-fractie dat ook de toegang tot VVE en de ontwikkeling van jonge kinderen, die kan verbeteren
                     dankzij dit wetsvoorstel, worden meegenomen in de monitoring en evaluatie van deze
                     wetswijziging. Deze leden vragen of de regering bereid is deze onderwerpen te betrekken
                     bij de monitoring.
Voor Oekraïense ontheemden is opgenomen dat hun aanspraak op kinderopvangtoeslag vervalt
                  op het moment dat de Richtlijn tijdelijke bescherming afloopt. De aanpassing van de
                  regelgeving bij ouders met een partner buiten de EU is structureel. Ik onderschrijf
                  het voorstel van de VVD-fractie om deze wetswijziging snel te evalueren. Het doel
                  van de wetswijziging is dat zowel Oekraïense ontheemden als ouders met een partner
                  buiten de EU als gevolg van aanspraak op kinderopvangtoeslag de zorg voor hun kinderen
                  beter kunnen combineren met arbeidsparticipatie. In de Memorie van Toelichting wordt
                  genoemd dat zowel beoogde effecten als niet-beoogde neveneffecten gemonitord worden.
               
Met niet-beoogde neveneffecten wordt in algemene zin bedoeld dat misbruik of oneigenlijk
                  gebruik van kinderopvangtoeslag optreedt. Dit kan bijvoorbeeld gaan om een ouder die
                  moedwillig kinderopvangtoeslag aanvraagt terwijl niet aan de voorwaarden wordt voldaan.
                  Zoals eerder in de beantwoording aangegeven, wordt door Dienst Toeslagen het reguliere
                  handhavingsproces gevolgd. Wanneer na uitvraag geen informatie wordt aangeleverd of
                  wanneer vanuit de beschikbare informatie na beoordeling niet aannemelijk wordt geacht
                  dat de aanvrager en diens partner aan de voorwaarden voldoen, volgt uiteindelijk nihilstelling.
                  Ten behoeve van de monitoring geldt dat, waar mogelijk en beschikbaar, cijfers van
                  Dienst Toeslagen over het gebruik van kinderopvang onder Oekraïense ontheemden en
                  ouders met een partner buiten de EU worden gebruikt, al dan niet aangevuld met (een
                  extern) kwalitatief onderzoek. Tevens zal een invoeringstoets worden gedaan zodra
                  voldoende informatie beschikbaar is. Daarin zal ook aandacht zijn voor de handhaafbaarheid
                  van de wetswijziging. Afhankelijk van de uitkomst is het mogelijk dat de wetswijziging
                  (deels) wordt herzien. Voor een invoeringstoets is het van belang dat een substantieel
                  aantal aanvragen definitief zijn toegekend. Dienst Toeslagen start rond juni van het
                  volgende kalenderjaar met de definitieve toekenning. Een goed moment om te starten
                  met de invoeringstoets is daarom zodra de definitieve toekenning van de kinderopvangtoeslag
                  over 2023 bijna is afgerond. Dit zal naar verwachting rond het einde van 2024 zijn.
               
Ten aanzien van de vraag van de D66-fractie om toegang tot voor- en vroegschoolse
                  educatie (vve) en de ontwikkeling van jonge kinderen mee te nemen in de monitoring,
                  is het volgende te melden. Vve valt onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie
                  van OCW. Zij bereiden momenteel een aparte specifieke uitkering (SPUK) voor ten behoeve
                  van extra middelen voor voorschoolse educatie aan Oekraïense peuters tijdens het schooljaar
                  2022–2023. Het wetsvoorstel dat nu voorligt, doelt op de kinderopvangtoeslag en daarmee
                  op het combineren van arbeid en zorg voor ouders. Gezien de andere verantwoordelijkheid
                  en doelstelling van voorschoolse educatie, zal dit niet worden meegenomen in de monitoring
                  en evaluatie vanuit SZW. De toegankelijkheid van kinderopvang inclusief voorschoolse
                  educatie en de pedagogische kwaliteit worden wel in het algemeen gemonitord.
               
10. Uitgebrachte adviezen
               
De aandacht die in de communicatie van Toeslagen wordt besteed aan de uitleg van het
                     onderscheid tussen Oekraïense ontheemden en andere statushouders leidt tot vragen
                     bij de leden van de D66-fractie. Deze leden vragen de regering waarom het nodig is dit onderscheid zo te maken en
                     om toe te lichten hoe dit onderscheid uitgelegd zal worden door de dienst Toeslagen.
Ontheemde Oekraïners hebben een status als tijdelijke beschermde vanwege de Richtlijn
                  2001/55/EG. Op grond van deze richtlijn heeft de ontheemde Oekraïner direct toegang
                  tot de arbeidsmarkt. Het aanspraak kunnen maken op kinderopvangtoeslag, zodat men
                  betaald werk beter kan combineren met de zorg voor jonge kinderen, draagt hier aan
                  bij.
               
Onderscheid in communicatie is nodig, omdat het recht op kinderopvangtoeslag in dit
                  geval (deels) op andere voorwaarden is gebaseerd. In de reguliere communicatie wordt
                  uitgelegd dat mensen met een andere nationaliteit die legaal in Nederland wonen, aanspraak
                  kunnen hebben op kinderopvangtoeslag. Zij moeten de nationaliteit hebben van een EU-land,
                  Liechtenstein, Noorwegen, IJsland of Zwitserland of in het bezit zijn van een verblijfsvergunning.
                  Ontheemde Oekraïners voldoen niet aan deze voorwaarden. Zij zouden ten onrechte kunnen
                  concluderen dat ze daarom geen aanspraak hebben op kinderopvangtoeslag.
               
Dienst Toeslagen heeft stakeholders en intermediaire partijen, waaronder bijvoorbeeld
                  het COA, geïnformeerd over de speciale regelingen voor Oekraïense ontheemden. Onder
                  andere tijdens de Najaarsbijeenkomst op 15 december 202212 en op het Kennisnetwerk.13 Voor burgers staat op de website een pagina over recht op toeslagen voor mensen met
                  een andere nationaliteit.14 In de eerste alinea wordt verwezen naar de speciale situatie en de speciale webpagina
                  over het recht op toeslagen voor Oekraïners.15
11. Gevolgen regeldruk
               
12. Uitkomsten internetconsultatie
               
De zorgen die ook uit de reacties op de internetconsultatie blijken rond het personeelstekort
                     in de kinderopvang herkennen de leden van de D66-fractie. Deze leden vragen daarom naar de maatregelen die de regering neemt om het personeelstekort
                     te verminderen, zoals het overnemen van de adviezen uit het kom-in-actieplan dat is
                     ingediend door het lid Sahla (D66) tijdens het commissiedebat kinderopvang. Deze leden
                     vragen de regering op welke termijn medewerkers van de dagopvang op de buitenschoolse
                     opvang kunnen werken en vice versa. Omdat de tekorten nu tot problemen leiden, vragen
                     deze leden concreet naar wat de regering ervan weerhoudt om dit per direct mogelijk
                     te maken, bijvoorbeeld via een noodregeling.
Het kom-in-actie-plan van D66 bevat voorstellen om het personeelstekort aan te pakken
                  door meer uren werken te stimuleren en de administratieve lasten aan te pakken. Veel
                  waar om gevraagd wordt in het kom-in-actieplan is nu al mogelijk. Met een diploma
                  voor werken in de kinderdagopvang kan je ook in de buitenschoolse opvang (BSO) werken.
                  Op al deze punten zijn samen met de sector al stappen gezet. Hierover is uw Kamer
                  geïnformeerd in een brief van 5 september 2022.
               
Een pedagogisch professional kan in principe al vaak op zowel de buitenschoolse opvang
                  als de dagopvang werken. Iemand die wat betreft beroepskwalificaties in aanmerking
                  komt voor dagopvang, komt ook in aanmerking voor BSO. Andersom niet altijd. De kwalificatie-eisen
                  voor de kinderopvang zijn belegd bij de cao-partijen. Zij maken hier gezamenlijk afspraken
                  over. Verschillen in kwalificatie-eisen voor kinderdagopvang en BSO komen voort uit
                  het gegeven dat sommige diploma’s meer geschikt zijn voor ontwikkelingsgericht werken
                  met peuters of juist voor sport of cultuur voor oudere kinderen op de BSO.
               
Uit onderzoek blijkt dat een derde van de BSO-medewerkers meer uren zou willen werken.
                  De sector is daarom begin oktober gestart met een deeltijdfactorproject in samenwerking
                  met Stichting Het Potentieel Pakken. Dit project wordt ondersteund met een subsidie
                  vanuit SZW. Oplossingsrichtingen als combinatiebanen tussen BSO en dagopvang om grotere
                  contracten te kunnen bieden, zullen hierin worden meegenomen.
               
Combinatiebanen in de kinderopvang komen reeds voor, maar in de praktijk ervaart men
                  soms belemmeringen om dit op grotere schaal in te zetten. In oktober is de sector
                  gestart met een onderzoek naar de succesfactoren en knelpunten bij combinatiebanen,
                  binnen en buiten de kinderopvangsector. Dit onderzoek wordt ondersteund met een subsidie
                  van het Ministerie van SZW. De lessen hieruit zullen worden gebruikt om combinatiebanen
                  binnen de kinderopvangsector of tussen de kinderopvangsector en andere sectoren, te
                  stimuleren.
               
Voor mensen in opleiding zijn al veel mogelijkheden om formatief ingezet te worden.
                  De inzet van beroepskrachten in opleiding is verruimd tot 50%.
               
Op dit moment loopt er een verkenning van de Ministeries van OCW en VWS naar de mogelijkheden
                  van het invoeren van een meeruren- of voltijdbonus en zijn pilots gestart. Andere
                  sectoren kunnen desgewenst de uitkomsten van deze aanpak in de zorg en het onderwijs
                  benutten.
               
Daarnaast wordt via een aantal wijzigingen van de kwaliteitseisen de werk- en regeldruk
                  verminderd, met behoud van kwaliteit. Denk aan een afwijkingsmogelijkheid van het
                  vaste gezichtencriterium en inzet van anders gekwalificeerden in de BSO. Het inzetten
                  van beroepskrachten in opleiding als vaste beroepskracht (ook wel vast gezicht) vermindert
                  roosterproblemen door de arbeidsmarktkrapte. Daarnaast heeft de wijziging als doel
                  om de werkdruk van gediplomeerde beroepskrachten te verlagen, doordat de kans op het
                  moeten werken van ongewenste extra arbeidsuren kleiner wordt. Het inzetten van anders-gekwalificeerde
                  beroepskrachten biedt kansen om medewerkers met andere talenten te betrekken bij het
                  activiteitenprogramma van de buitenschoolse opvang. Tegelijkertijd kan het leiden
                  tot een verbreding van het arbeidspotentieel. Op deze manier vermindert de werkdruk,
                  zodat pedagogisch professionals de best mogelijke kinderopvang kunnen bieden. Naar
                  verwachting worden deze voorgenomen wijzigingen in juni a.s. aan uw Kamer voorgelegd
                  ten behoeve van de voorhangprocedure.
               
Groepshulpen zijn een mooi initiatief. Dit verlaagt de werkdruk van pedagogische professionals
                  en biedt groepshulpen werkervaring en doorgroeimogelijkheden. Het Ministerie van SZW
                  is momenteel bezig om de kansen en knelpunten voor een duurzame inzet van groepshulpen
                  in kaart te brengen. Dit doet het ministerie ook voor specifieke groepen als nieuwkomers
                  en mensen met afstand tot de arbeidsmarkt. Om de zijinstroom van deze groepen te stimuleren,
                  wordt een loopbaan-pad ontwikkeld, waarbij mensen zich stapsgewijs kunnen ontwikkelen
                  naar werk in de kinderopvang.
               
De leden van de D66-fractie hechten grote waarde aan het oplossen van het knelpunt met de Alleenstaande Ouder
                     (ALO-)kop bij het kindgebonden budget voor vluchtelingen. Zij vragen de regering op
                     welke termijn zij een afschrift van haar reactie aan VluchtelingenWerk met de Kamer
                     zal delen. Zij sporen de regering aan om in deze reactie haar oplossingsrichting echt
                     concreet uit te werken en de budgettaire effecten en mogelijke dekking hiervan goed
                     in kaart te brengen.
De Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen & Douane heeft de Kamer in december
                  mede namens de toeslagdepartementen geïnformeerd over de afwegingen die gemaakt moeten
                  worden voor besluitvorming over de verbetermaatregelen in het toeslagenstelsel. Om
                  terugvorderingen van de ALO-kop bij statushouders te voorkomen, werkt SZW samen met
                  VluchtelingenWerk, Dienst Toeslagen en de VNG aan verbeterde communicatie richting
                  deze burgers
               
Daarnaast wordt bij gemeenten doorlopend onder de aandacht gebracht dat zij conform
                  de uitspraak van de Centrale raad van beroep (2018) op grond van artikel 18 van de
                  Participatiewet gehouden zijn om in individuele gevallen de hoogte van de algemene
                  bijstand af te stemmen op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende.
                  Daarbij dient aansluiting te worden gezocht bij het per die datum geldende bedrag
                  van de ALO-kop, tenzij er sprake is van bijvoorbeeld voldoende vermogen. Een reactiebrief
                  aan VluchtelingenWerk met een update van de ingezette acties zal te zijner tijd met
                  uw Kamer gedeeld worden.
               
13. Inwerkingtreding
               
De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat vanwege het gelijkheidsbeginsel zowel Oekraïense ontheemden als ouders
                     met een partner buiten de EU met dit voorstel aanspraak maken op KOT. Echter is wel
                     gekozen om alleen voor de periode vanaf 4 maart 2022 met terugwerkende kracht KOT
                     voor de afgenomen kinderopvang toe te kennen, terwijl andere ouders met een partner
                     buiten de EU wellicht al langer geen aanspraak maken op KOT. Hoe verhoudt dit zich
                     volgens de Minister tot het gelijkheidsbeginsel?
Tot 4 maart 2022 gold dat alleen een ouder met een partner die in een EU-lidstaat,
                  de EER of Zwitserland woonde, aanspraak kon maken op kinderopvangtoeslag. De politieke
                  keuze om die aanspraak ook van toepassing te laten zijn indien een partner buiten
                  de EU, EER of Zwitserland woonde, is eerder niet gemaakt. Dat die keuze met dit wetsvoorstel
                  wel wordt gemaakt, leidt niet tot strijdigheid met het gelijkheidsbeginsel.
               
Er zullen uiteraard ouders met een partner buiten de EU of Zwitserland zijn die voor
                  4 maart 2022 al aanspraak wilden maken op kinderopvangtoeslag. Een inwerkingtredingsdatum
                  van een wet zorgt er per definitie voor dat rechten of plichten ontstaan die voor
                  die datum niet bestonden. Dat betekent echter niet dat daarmee sprake is van strijdigheid
                  met het gelijkheidsbeginsel. Die strijdigheid is er als gelijke gevallen ongelijk
                  behandeld worden en daar (kort gezegd) geen rechtvaardigheidsgrond voor is. In dit
                  geval werden tot 4 maart 2022 ongelijke gevallen, te weten EU-burgers en Zwitsers
                  vs. non-EU-burgers, ongelijk behandeld.
               
Ten aanzien van de inwerkingtreding en de communicatie over deze maatregelen hebben
                     de leden van de SGP-fractie een aantal vragen. Waarom is gekozen voor deze route, waarbij een maatregel waarvan
                     het wetsvoorstel nog niet door het parlement is geaccordeerd wel al ten uitvoer wordt
                     gebracht? Om welke reden heeft de regering er niet voor gekozen de behandeling in
                     het parlement af te wachten cq. in te zetten op een spoedbehandeling? Nu lijkt de
                     Tweede Kamer zich geplaatst te zien voor een voldongen feit.
De kinderopvang is een essentiële sector voor ouders om arbeid en zorg te kunnen combineren.
                  Het vormt daarmee een randvoorwaarde voor arbeidsparticipatie in andere sectoren.
                  Op basis van de Europese Richtlijn tijdelijke bescherming hebben Oekraïense ontheemden
                  binnen de EU recht op onder meer toegang tot arbeid. Toegang tot kinderopvang is belangrijk
                  om uiting te kunnen geven aan dat recht. Het is ook wenselijk om Oekraïense ontheemden
                  de gelegenheid te bieden te kunnen werken en in hun eigen onderhoud te laten voorzien.
                  Dat alles in ogenschouw genomen, leidde zoals aangegeven in de Kamerbrief van 15 juni
                  202216 ertoe dat ervoor is gekozen – vooruitlopend op de parlementaire behandeling – het
                  voorgenomen beleid reeds ten uitvoer te brengen. Dienst Toeslagen voert dit beleid
                  met terugwerkende kracht vanaf 4 maart 2022 conform dit wetsvoorstel uit.
               
Tegen deze achtergrond, wat vindt de regering van het feit dat op de website van de
                     Belastingdienst is te lezen: «Sinds 4 maart 2022 kunt u ook kinderopvangtoeslag krijgen
                     als uw partner niet in een EU-lidstaat, Noorwegen, IJsland, of Zwitserland of Liechtenstein
                     woont?» In eerdere Kamerbrieven was aangegeven dat in overheidscommunicatie in ieder
                     geval zou worden opgemerkt dat dit voorstel nog moet worden behandeld in het parlement.
                     Daarvan is geen spoor te bekennen op de desbetreffende website.17
                     
Op de website van de Rijksoverheid over de opvang van Oekraïense ontheemden is ook
                  informatie opgenomen over het gebruik van kinderopvang. Bij deze informatie is dit
                  voorbehoud gemaakt.18 Aan Dienst Toeslagen is verzocht om conform de voorgenomen wetswijziging te handelen.
                  Met het voorstel maakt het kabinet het mogelijk dat Oekraïense ontheemden en andere
                  ouders met een partner buiten de EU zo snel mogelijk gebruik kunnen maken van kinderopvangtoeslag
                  en deel kunnen nemen aan de Nederlandse arbeidsmarkt. Vanuit burgerperspectief probeert
                  Dienst Toeslagen voorwaarden voor verschillende toeslagen duidelijk te communiceren.
                  Het voorbehoud dat het parlement nog moet instemmen, kan leiden tot onzekerheid en
                  vragen bij burgers. Bovendien zouden burgers om die reden van de toeslag kunnen afzien,
                  hetgeen onwenselijk zou zijn, gezien de aanleiding van de voorgenomen wetswijziging.
                  Het voorbehoud op de website van Dienst Toeslagen is daarom niet expliciet gemaakt.
                  Deze afweging had ten tijde van dit besluit met uw Kamer moeten worden gedeeld. Het
                  kabinet deelt echter wel deze lezing van Dienst Toeslagen en stelt dan ook voor om
                  niet alsnog dit voorbehoud in de communicatie op te nemen. Hiervoor vraag ik uw begrip.
               
II. Artikelsgewijs
               
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip
Ondertekenaars
- 
              
                  Eerste ondertekenaar
 C.E.G. van Gennip, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
