Memorie van toelichting : Memorie van toelichting
36 332 Wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de implementatie van richtlijn (EU) 2021/1883 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2021 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan, en tot intrekking van Richtlijn 2009/50/EG van de Raad (PbEU 2021, L 382/1)
Nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
1 Algemeen deel
Dit voorstel strekt tot aanpassing van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: Vw 2000)
in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2021/1883 van het Europees Parlement
en de Raad van 20 oktober 2021 betreffende de voorwaarden voor toegang en verblijf
van onderdanen van derde landen met het oog op een hooggekwalificeerde baan, en tot
intrekking van Richtlijn 2009/50/EG van de Raad (PbEU 2021, L 382/1), (hierna: herziene
Richtlijn kennismigranten).1 De implementatie van de herziene Richtlijn kennismigranten dient gereed te zijn op
18 november 2023.
De Europese Unie (hierna: EU) beoogt de aanpak voor het aantrekken van hooggekwalificeerde
werknemers uit derde landen verder te harmoniseren en te versterken door de bestaande
regeling voor deze doelgroep om in de EU te komen werken, aantrekkelijker en effectiever
te maken. De Europese blauwe kaart is daarvoor het belangrijkste instrument. De herziene
Richtlijn kennismigranten voorziet in snellere procedures, soepelere en inclusievere
toelatingscriteria en uitgebreidere rechten ter zake van de Europese blauwe kaart,
waaronder vlottere mobiliteit binnen de EU. Aangezien Richtlijn 2009/50/EG daartoe
grondig moest worden gewijzigd, trekt de herziene Richtlijn kennismigranten richtlijn
2009/50/EG ten aanzien van toegang en verblijf van kennismigranten in de Europese
Unie2 in. De herziene Richtlijn kennismigranten is gebaseerd op het Verdrag betreffende
de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU), en met name artikel 79, tweede lid,
aanhef en onder a en b, VWEU, welke ziet op het gemeenschappelijk beleid tussen lidstaten
op het terrein van immigratie vanuit derde landen naar de EU.
1.1 Inleiding
Op grond van de oude Richtlijn kennismigranten (Richtlijn 2009/50/EG) zijn in 2020
circa 150 Europese blauwe kaarten verleend. Op grond van de nationale kennismigrantenregeling
zijn in dezelfde periode circa 6.500 vergunningen verleend. Dit verschil is met name
gelegen in het feit dat de huidige Europese blauwe kaart-regeling strengere eisen
kent (met name een hogere salariseis) en niet goed aansluit op het Nederlandse systeem
waarin gewerkt wordt met erkend referenten. Met de herziene Richtlijn kennismigranten
wordt beoogd voor de Europese blauwe kaart een gelijk speelveld te creëren wat betreft
procedurele rechten en gelijke behandeling, procedures en toegang tot informatie ten
opzichte van de nationale kennismigrantenregelingen. Tevens wordt een duidelijk en
transparant Uniebreed toelatingsstelsel gecreëerd dat hooggekwalificeerde werknemers
uit derde landen voor langere termijn naar de EU trekt én ervoor zorgt dat zij hier
blijven en dat daarnaast mobiliteitsbevorderend voor die werknemers is. De criteria
voor de afgifte van de Europese blauwe kaart worden versoepeld. Zo wordt de eis dat
de aanvrager een arbeidsovereenkomst of een bindend baanaanbod voor ten minste twaalf
maanden heeft, verlaagd naar zes maanden.
De arbeids- en geografische mobiliteit van hooggekwalificeerde werknemers uit derde
landen binnen de EU wordt beschouwd als een belangrijk instrument voor het bevorderen
van arbeidsmarktefficiëntie in de hele EU, het aanvullen van vaardigheidstekorten
en het compenseren van regionale onevenwichtigheden. Houders van een Europese blauwe
kaart mogen onder vereenvoudigde voorwaarden naar een tweede lidstaat verhuizen. Zij
dienen dan wel binnen uiterlijk een maand in deze tweede lidstaat een Europese blauwe
kaart aan te vragen (artikel 21, derde lid, herziene Richtlijn kennismigranten). Verder
zijn gunstige voorwaarden voor gezinshereniging en toegang tot werk voor echtgenoten
een fundamenteel aspect van de herziene Richtlijn kennismigranten, teneinde hooggekwalificeerde
werknemers uit derde landen beter te kunnen aantrekken.
In de herziene Richtlijn kennismigranten zijn de belangrijkste wijzigingen ten opzichte
van Richtlijn 2009/50/EG en die worden geïmplementeerd de volgende:
– De versoepeling van toelatingsvoorwaarden van de Europese blauwe kaart (zoals het
overleggen van een arbeidsovereenkomst voor de duur van zes maanden in plaats van
twaalf maanden en de erkenning van werkervaring als hogere beroepskwalificatie).
– Kortere beslistermijnen voor verschillende situaties (zoals bij verblijf in een tweede
lidstaat of verblijf als langdurig ingezetene voormalig houder van een Europese blauwe
kaart of verblijf als familielid van een houder van een Europese blauwe kaart) van
aanvragen voor een Europese blauwe kaart. De kortere beslistermijnen moeten garanderen
dat de vergunningen in alle gevallen snel worden afgegeven.
– De uitbreiding van de reikwijdte van de Richtlijn kennismigranten. Personen die internationale
bescherming genieten krijgen het recht een Europese blauwe kaart aan te vragen in
andere lidstaten dan de lidstaat die hun internationale bescherming heeft geboden.
Ook hooggekwalificeerde onderdanen van derde landen die het recht op vrij verkeer
genieten, dienen ter vergemakkelijking van hun autonome mobiliteit en werkactiviteiten
binnen de EU in aanmerking te komen voor de Europese blauwe kaart volgens dezelfde
regels als alle andere onderdanen van derde landen die onder het toepassingsgebied
van deze richtlijn vallen.
– Om innoverend ondernemerschap te bevorderen, krijgen houders van de Europese blauwe
kaart de mogelijkheid een activiteit als zelfstandige uit te oefenen naast hun werkzaamheden
in het kader van deze Richtlijn, zonder dat dit invloed heeft op hun verblijfsrechten
als houders van een Europese blauwe kaart.
– Een aantal wijzigingen heeft betrekking op langdurig ingezetenen die voormalig houder
zijn van een Europese blauwe kaart. Om de mobiliteit van hooggekwalificeerde werknemers
uit derde landen tussen de EU en hun land van herkomst te bevorderen, wordt voorzien
in afwijkingen van Richtlijn 2003/109/EG3 teneinde langere afwezigheidsperioden toe te laten dan die welke in die richtlijn
zijn vastgesteld nadat hooggekwalificeerde werknemers uit derde landen de status van
EU-langdurig ingezetene in een lidstaat hebben verworven. Daarnaast wordt geregeld
dat de langdurig ingezetene die voormalig houder is van de Europese blauwe kaart de
gunstigere voorwaarden ten aanzien van gezinshereniging behoudt die hij genoot als
houder van de Europese blauwe kaart. Houders van een Europese blauwe kaart die gebruik
hebben gemaakt van de mogelijkheid om van één lidstaat naar een andere lidstaat te
verhuizen, krijgen tevens gemakkelijker toegang tot de status van EU-langdurig ingezetene
in een lidstaat, met name door de mogelijkheid om perioden van verblijf in verschillende
lidstaten te cumuleren.4
– Langere perioden van werkloosheid worden toegestaan, met name wanneer de houder van
de Europese blauwe kaart langer dan twee jaar houder is van deze kaart.5
In dit wetsvoorstel worden de beslistermijnen voor aanvragen voor verblijf als houder
van de Europese blauwe kaart of verblijf als gezinslid van deze houder geregeld. Als
hoofdregel geldt een termijn van 90 dagen die niet verlengbaar is. Wanneer, zoals
hierboven is beschreven, gebruik wordt of is gemaakt van de mogelijkheid om naar een
tweede lidstaat te verhuizen en daar een Europese blauwe kaart aan te vragen, geldt
een beslistermijn van dertig dagen, welke in bijzondere en complexe gevallen te verlengen
is tot 60 dagen.
De herziene Richtlijn kennismigranten kent ook enkele bepalingen die betrekking hebben
op langdurig ingezetenen die voormalig houder van een Europese blauwe kaart zijn.
In dit voorstel worden de beslistermijnen voor aanvragen voor verblijf als gezinslid
van een langdurig ingezetenen die voormalig houder is van een Europese blauwe kaart
gelijkgesteld met de (kortere) beslistermijnen voor gezinsleden van houders van de
Europese blauwe kaart.
Daarnaast wordt de aanvangsdatum van de beslistermijn verduidelijkt en wordt een delegatiegrondslag
opgenomen voor het stellen van nadere regels over dit artikel. Deze delegatiegrondslag
dient ertoe de implementatie van toekomstige Unieregelgeving die tot aanpassing van
beslistermijnen noopt, sneller mogelijk te maken.
De beslistermijn ten aanzien van de machtiging tot voorlopig verblijf (mvv), als bedoeld
in artikel 2u, tweede lid, Vw 2000, blijft ongewijzigd. De herziene Richtlijn kennismigranten
regelt geen afwijkende beslistermijn ten opzichte van het nationale recht.
De hiervoor genoemde overige wijzigingen worden geregeld in het Vreemdelingenbesluit
2000, het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen en het Besluit inburgering.
Voorzien is dat de wetswijziging onmiddellijke werking zal krijgen. Overgangsrecht
is om die reden niet nodig. Ten aanzien van de streeftermijn voor de behandeling van
aanvragen voor een Europese blauwe kaart die zijn ingediend door erkend referenten
als bedoeld in artikel 2c, Vw 2000 zal in lagere regelgeving worden geborgd dat aanvragen
die voor de implementatie van de herziene Richtlijn kennismigranten zijn ingediend,
conform de huidige procedure worden afgedaan.
2 Administratieve lasten en financiële consequenties
De herziening van de Richtlijn kennismigranten zal leiden tot een toename van het
aantal aanvragen van de Europese blauwe kaart. Door het aantrekkelijker maken van
de Europese blauwe kaart voor kennismigranten ten opzichte van de nationale regeling,
wordt beoogd om meer kennismigranten de keuze te laten maken voor de Europese blauwe
kaart. Het is dus niet direct te verwachten dat er een toename zal zijn van het aantal
kennismigranten, hetgeen zou leiden tot een toename van het aantal aanvragen, maar
veeleer een verschuiving van de nationale aanvragen naar de aanvragen voor een Europese
blauwe kaart. In de basis is de IND voldoende toegerust op de uitvoering van deze
werkzaamheden.
Tevens is het niet de verwachting dat het verschoven accent van nationale kennismigranten
vergunningen naar de Europese blauwe kaart zal leiden tot een toename van het aantal
gerechtelijke procedures. De IND is reeds belast met het uitvoeren van gerechtelijke
procedures en is in staat om de procedures omtrent de Europese blauwe kaart af te
handelen.
De hoofdregel voor de beslistermijn ten aanzien van aanvragen tot het verlenen van
een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 14 Vw 2000 onder een beperking verband
houdend met verblijf als houder van de Europese blauwe kaart blijft een termijn van
90 dagen die niet verlengbaar is. Aangezien de huidige praktijk kan worden voortgezet,
is dit haalbaar en uitvoerbaar.
Indien de houder van de Europese blauwe kaart gebruik maakt van de mogelijkheid om
onder vereenvoudigde voorwaarden naar Nederland als tweede lidstaat te verhuizen,
om daar een nieuwe Europese blauwe kaart aan te vragen op basis van een bestaande
arbeidsovereenkomst of een bindend baanaanbod (artikel 21 herziene Richtlijn kennismigranten),
dient de beschikking binnen dertig dagen bekend te worden gemaakt. Gelet op het feit
dat de houder van de Europese blauwe kaart minimaal twaalf maanden legaal verblijf
heeft gehad in de eerste lidstaat als houder van de Europese blauwe kaart en de beperkte
toets die moet worden uitgevoerd, wordt ook voor deze groep de beslistermijn van dertig
dagen haalbaar en uitvoerbaar geacht.
Ook voor gezinsleden van deze houder die reeds in de vorige lidstaat deel uitmaakten
van het gezin, geldt ingevolge artikel 22 herziene Richtlijn kennismigranten een beperkte
toets die binnen dertig dagen moet worden uitgevoerd. Gelet op de beperkte omvang
van deze toets, wordt de beslistermijn van dertig dagen haalbaar en uitvoerbaar geacht.
De herziene Richtlijn kennismigranten bevat tevens regels ten aanzien van langdurig
ingezetenen die voormalig houder zijn van een Europese blauwe kaart, waarbij als uitgangspunt
geldt dat zij de gunstiger behandeling ten aanzien van het verblijf van gezinsleden
niet verliezen door het verkrijgen van de status als langdurig ingezetenen. Voor de
gezinsleden van langdurig ingezetenen die voormalig houder zijn van de Europese blauwe
kaart geldt derhalve een beslistermijn van 90 dagen wanneer deze zich voegen bij de
langdurig ingezetene in de lidstaat waar hij verblijft (artikel 17 en 18, vijfde lid,
herziene Richtlijn kennismigranten). Aangezien deze toets gelijk is aan de toets voor
houders van de Europese blauwe kaart, wordt deze toets haalbaar en uitvoerbaar geacht.
Wanneer de langdurig ingezetene zich in Nederland als tweede lidstaat vestigt op grond
van artikel 14 richtlijn langdurig ingezeten6 geldt voor de beslissing op de aanvraag van gezinsleden die reeds in de eerste lidstaat
deel uitmaakten van het gezin een beslistermijn van dertig dagen, welke in complexe
gevallen kan worden verlengd tot 60 dagen (artikel 18, vijfde lid, en 22, herziene
Richtlijn kennismigranten). Het gaat hier om een beperkte toets die gelijk is aan
de toets voor gezinsleden van houders van een Europese blauwe kaart die onder vereenvoudigde
voorwaarden naar Nederland als tweede lidstaat verhuizen. Deze toets wordt daarom
haalbaar en uitvoerbaar geacht.
3 Consultatie
Dit voorstel wordt niet ter consultatie aangeboden, aangezien het een implementatie
van verplichtende bepalingen uit de herziene Richtlijn kennismigranten betreft.
Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor
een formeel advies, omdat het één op één implementatie van Europese regelgeving betreft.
4 Artikelsgewijze toelichting
Artikel I
In het huidige artikel 25, eerste tot en met derde lid, Vw 2000 zijn de hoofdregels
over de beslistermijn ten aanzien van de beschikking op aanvraag geregeld. Het huidige
vierde, vijfde en zesde lid van artikel 25 Vw 2000 bevatten de uitzonderingen op de
hoofdregels die voortvloeien uit de implementatie van de richtlijnen inzake langdurig
ingezetenen,7 de bestaande richtlijn kennismigranten,8 de richtlijn overplaatsing binnen een onderneming9en de richtlijn inzake wetenschappelijk onderzoek, studie, lerend werken of uitwisseling
in het kader van Europees vrijwilligerswerk.10 Deze leden behoeven aanpassing, omdat de herziene Richtlijn kennismigranten kortere
beslistermijnen voorschrijft waar het gaat om aanvragen voor een Europese blauwe kaart
door vreemdelingen die reeds door een andere lidstaat in het bezit zijn gesteld van
een Europese blauwe kaart en minimaal direct voorafgaande aan de indiening van de
aanvraag gedurende ten minste twaalf maanden als houder van die kaart in die staat
hebben verbleven (artikel 21, eerste lid, herziene Richtlijn kennismigranten), respectievelijk
ten minste zes maanden vanaf de tweede keer dat de houder gebruik maakt van deze mogelijkheid
(artikel 21, elfde lid, herziene Richtlijn kennismigranten), alsmede voor diens gezinsleden.
Ook gelden er kortere beslistermijnen voor de houder van de langdurig ingezetene-status
die eerder houder was van een Europese blauwe kaart en diens gezinsleden die een aanvraag
doen voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd. Onder gezinsleden wordt
verstaan: onderdanen van derde landen die gezinsleden zijn als bedoeld in artikel
4, eerste lid, Richtlijn 2003/63/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht
op gezinshereniging (PbEG 2003, L 251).
Deze kortere beslistermijnen worden in het wetsvoorstel geregeld. Omwille van de overzichtelijkheid
worden het huidige vijfde en het zesde lid inzake de richtlijnen overplaatsing binnen
een onderneming en wetenschappelijk onderzoek, studie, lerend werken of uitwisseling
in het kader van Europees vrijwilligerswerk verplaatst naar het nieuwe tiende lid,
respectievelijk elfde lid. Deze zijn inhoudelijk ongewijzigd.
Vijfde lid
In het vijfde lid is de hoofdregel opgenomen voor de beslistermijn die voortvloeit
uit de Richtlijn kennismigranten voor de behandeling van de aanvraag tot afgifte van
een Europese blauwe kaart en de aanvraag voor verblijf als gezinslid van een houder
van een Europese blauwe kaart. Voor zowel de aanvraag van de Europese blauwe kaart
zelf als voor de aanvraag van verblijf als gezinslid bij een houder van een Europese
blauwe kaart geldt een beslistermijn van 90 dagen (artikel 11, eerste lid, en 17,
vierde lid, herziene Richtlijn kennismigranten). Deze termijn kan niet worden verlengd.
In de wettekst wordt verwezen naar de beperking verblijf als familie- of gezinslid,
omdat dit de benaming is zoals deze wordt gevoerd in artikel 3.4 Vreemdelingenbesluit
2000. Familieleden komen echter niet in aanmerking voor een verblijf bij de houder
van de Europese blauwe kaart. Voor een verblijf bij de houder van de Europese blauwe
kaart komen uitsluitend in aanmerking gezinsleden als bedoeld in artikel 4, eerste
lid, Richtlijn 2003/63/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging
(PbEG 2003, L 251).
Zesde lid (nieuw)
Het zesde lid regelt een uitzondering op de hoofdregel uit het vijfde lid voor de
situatie dat de hoofdpersoon al in een andere lidstaat houder was van een Europese
blauwe kaart en hij in het kader van langetermijnmobiliteit als bedoeld in artikel
21 van de herziene Richtlijn kennismigranten een aanvraag doet tot verblijf in Nederland
als houder van een Europese blauwe kaart. In dat geval geldt een beslistermijn van
dertig dagen (artikel 21, negende lid, herziene Richtlijn kennismigranten). Aan het
verblijf in de eerste lidstaat wordt als voorwaarde verbonden dat de houder van de
Europese blauwe kaart gedurende ten minste twaalf maanden als houder van die kaart
in de eerste lidstaat heeft verbleven. Indien de houder van de Europese blauwe kaart
al een dergelijk verblijf heeft gehad in een eerste lidstaat, geldt dat voor een verblijf
in een opvolgende lidstaat een verblijf van ten minste zes maanden als houder van
de Europese blauwe kaart in deze opvolgende lidstaat voldoende is.
Indien een gezinslid al in de andere lidstaat deel uitmaakte van het gezin van de
houder van de Europese blauwe kaart (gezinshereniging), geldt ook voor de aanvraag
van het gezinslid een beslistermijn van dertig dagen (artikel 22, vijfde lid, herziene
Richtlijn kennismigranten).
De termijn van 30 dagen is in al deze situaties in bijzondere gevallen van complexe
aanvragen verlengbaar met dertig dagen.
Ten overvloede wordt nog opgemerkt dat indien het gezinslid nog geen deel uitmaakte
van het gezin in de andere lidstaat (gezinsvorming), de beslistermijn van 90 dagen
geldt als geregeld in het vijfde lid (artikel 17, vierde lid, herziene Richtlijn kennismigranten).
Zevende lid (nieuw)
Wanneer de termijn als bedoeld in het zesde lid wordt verlengd, stelt Onze Minister
de vreemdeling hiervan binnen de eerste termijn van dertig dagen op de hoogte.
Achtste lid (nieuw)
De herziene Richtlijn kennismigranten versterkt niet alleen de positie van beoogde
houders van een Europese blauwe kaart, maar ook die van vreemdelingen die in het bezit
zijn of waren van een Europese blauwe kaart en die daarna in dezelfde of een tweede
lidstaat de status van langdurig ingezetenen hebben gekregen. Vooruitlopend op de
herziening van de richtlijn langdurig ingezetenen, wordt daarom in de herziene Richtlijn
kennismigranten onder andere geregeld dat de rechten van voormalig houders van een
Europese blauwe kaart die daarna de status van langdurig ingezetenen hebben gekregen,
behouden blijven voor zover deze betrekking hebben op het verblijf van gezinsleden.
Voor deze gezinsleden gelden dezelfde regels als het verblijf van gezinsleden van
houders van de Europese blauwe kaart ten aanzien van het verblijf in Nederland als
eerste lidstaat (artikel 17 herziene Richtlijn kennismigranten) en het verblijf van
gezinsleden in Nederland als tweede lidstaat (artikel 22 herziene Richtlijn kennismigranten)
wanneer de langdurig ingezetene gebruik maakt van zijn recht op mobiliteit naar Nederland
zoals bepaald in artikel 14 richtlijn langdurig ingezetenen. In dit lid worden de
beslistermijnen geregeld ten aanzien van gezinsleden van vreemdelingen die de langdurig
ingezetenen status bezitten en die in het verleden houder zijn geweest van de Europese
blauwe kaart. Wanneer gezinsleden een aanvraag doen voor een verblijfsvergunning bij
een hoofdpersoon die als langdurig ingezetene in Nederland woont en die in het verleden
houder is geweest van een Europese blauwe kaart, geldt een beslistermijn van 90 dagen
(het voorgestelde vijfde lid) (artikel 18, vijfde lid, en 17, vierde lid, herziene
Richtlijn kennismigranten). Deze termijn kan niet worden verlengd.
Indien de langdurig ingezetene gebruik maakt van de mogelijkheid tot mobiliteit naar
Nederland als bedoeld in artikel 14 van de richtlijn langdurig ingezetenen, waarbij
hij gedurende een periode van meer dan drie maanden in Nederland verblijft, kan zijn
gezinslid dat reeds in de vorige lidstaat onderdeel uitmaakte van zijn gezin onder
dezelfde voorwaarden een aanvraag tot verblijf als gezinslid doen als een gezinslid
van een houder van een Europese blauwe kaart. Dit betekent dat voor de aanvragen van
deze gezinsleden een beslistermijn geldt van dertig dagen (het voorgestelde zesde
en zevende) (artikel 18, vijfde lid, en 22, vijfde lid, herziene Richtlijn kennismigranten).
In bijzondere gevallen van complexe aanvragen, is deze termijn verlengbaar met dertig
dagen. In dat geval stelt Onze Minister de vreemdeling hiervan binnen die termijn
op de hoogte.
Negende en tiende lid (nieuw)
Omwille van de overzichtelijkheid worden het bestaande achtste en negende lid, inhoudende
de beslistermijnen bij aanvragen tot een verblijfsvergunning onder de beperking verband
houdend met overplaatsing binnen een onderneming, respectievelijk, wetenschappelijk
onderzoek, studie, lerend werken of uitwisseling in het kader van Europees vrijwilligerswerk,
opnieuw vastgesteld. De bepalingen zijn inhoudelijk ongewijzigd.
Elfde lid (nieuw)
In het nieuwe twaalfde lid is een delegatiegrondslag opgenomen. Zoals hiervoor aangegeven
dient deze delegatiegrondslag ertoe de implementatie van toekomstige Unieregelgeving
die tot aanpassing van beslistermijnen noopt, sneller mogelijk te maken. Indien een
gedetailleerdere uitwerking van beslistermijnen hierbij noodzakelijk is, maakt de
delegatiegrondslag mogelijk dat op een lager niveau van regelgeving te realiseren.
Ook bij deze implementatie zal daar gebruik van worden gemaakt.
Indien de aanvraag van de hoofdpersoon gelijktijdig wordt ingediend met de aanvraag
van het familielid, geldt dat de besluiten op deze aanvragen gelijktijdig moeten worden
vastgesteld en meegedeeld. Indien op de aanvraag van de hoofdpersoon wordt beslist
binnen de maximale beslistermijn, geldt voor het familielid dat het besluit op hetzelfde
moment bekend gemaakt moet worden. Deze norm zal in het Vreemdelingenbesluit 2000
worden opgenomen op grond van de voorziene delegatiegrondslag die is opgenomen in
het nieuwe twaalfde lid.
Artikel II
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het
Staatsblad waarin zij wordt geplaatst omdat het implementatie van een Richtlijn betreft.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
E. van der Burg
BIJLAGE: TRANSPONERINGSTABEL
Bepaling EU-regeling
Bepaling in implementatieregeling of bestaande regeling:
Artikel 11 (Procedurele waarborgen), lid 1
25, lid 5, sub a, Vw 2000 en
bestaande regeling: 1:3, 3:41 en 6:2 Awb
Artikel 17, lid 4
25, lid 5, sub a, Vw 2000
Artikel 18, lid 5
25, lid 6, Vw 2000 en lagere regelgeving en
bestaande regeling:
8, aanhef en sub b, d, en f, 9 en 17, lid 1, sub h, en 21 en 25 Vw 2000 en lagere
regelgeving
Artikel 21, lid 9
25, lid 5, sub b onder 1, en sub c, Vw 2000 en lagere regelgeving
Artikel 22, lid 5
25, lid 5, sub b onder 1, en sub c, Vw 2000
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
E. van der Burg, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.