Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over de voortgang behandeling Wlz-cliënten (Kamerstuk 34104-366)
34 104 Langdurige zorg
Nr. 371 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 17 maart 2023
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
voorgelegd aan de Minister voor Langdurige Zorg en Sport over de brief van 1 november
2022 over de voortgang behandeling Wlz-cliënten (Kamerstuk 34 104, nr. 366).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 16 maart 2023. Vragen en antwoorden
zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Smals
De adjunct-griffier van de commissie, Heller
1
Kunt u uiteengezet in de ouderenzorg en in de gehandicaptenzorg aangeven hoeveel mensen
in een Wet langdurige zorg (Wlz)-setting «verblijf en behandeling» ontvangen en hoeveel
mensen «verblijf zonder behandeling»?
Antwoord op vraag 1
De verdeling voor de Wlz-setting «verblijf en behandeling» en «verblijf zonder behandeling»
is bij de ouderenzorg en gehandicaptenzorg in 2021 in aantal personen als volgt.1
Ouderenzorg
Gehandicaptenzorg
Totaal met verblijf
124.210
75.500
Met behandeling
92.560
54.510
Zonder behandeling
31.650
20.990
2
Welke concrete stappen worden genomen om het tekort aan huisartsen bij de behandeling
van personen met Wlz-indicatie te ondervangen?
Antwoord op vraag 2
De druk op de huisartsenzorg wordt in de gehele zorg gevoeld, dit geldt ook in de
zorg voor personen met een Wlz-indicatie. Daarom heeft dit kabinet extra middelen
beschikbaar gesteld om structureel meer huisartsen op te leiden. Met de huidige en
toekomstige krapte op de arbeidsmarkt is extra personeel echter niet de enige oplossing
om de druk op de huisartsenzorg te verminderen. In het Integraal Zorgakkoord (IZA)
zijn daarom afspraken gemaakt anders te gaan werken in de eerstelijnszorg.
Deze afspraken gaan onder meer over het versterken van de organisatie van de eerstelijnszorg,
het organiseren van meer tijd voor de patiënt in de spreekkamer en het anders inrichten
van de avond-, nacht- en weekendzorg (ANW-zorg) door huisartsen.
Op al deze afspraken worden momenteel concrete stappen gezet. Zo hebben zorgverzekeraars
en landelijke huisartsenorganisaties inmiddels afspraken gemaakt over de contractering
van «meer tijd voor de patiënt» en heeft de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) de maximumtarieven
voor de ANW-zorg door huisartsen verhoogd, om zo ruimte te geven voor een andere inrichting
van deze zorg. Voor de versterking van de organisatie van de eerstelijnszorg werken
partijen gezamenlijk aan een visie en plan van aanpak. Al deze maatregelen moeten
ervoor zorgen dat eerstelijnszorg, waaronder de huisartsenzorg, in de toekomst voor
alle burgers toegankelijk en van goede kwaliteit blijft.
Voor Wlz-cliënten wordt gewerkt aan de organiseerbaarheid en toegankelijkheid van
medisch generalistische zorg (mgz). De NZa en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd
(IGJ) constateren dat de oplopende schaarste aan artsen Verstandelijk Gehandicapten
(artsen VG), specialisten ouderengeneeskunde en huisartsen ertoe leidt dat steeds
minder goed lokaal onderling passende afspraken te maken zijn.2 Concrete maatregelen die genomen worden zijn de afspraken met veldpartijen als genoemd
in de brief over behandeling van Wlz-cliënten. Het te bereiken einddoel is dat er
voor iedere Wlz-cliënt mgz beschikbaar is, waarbij de capaciteit zo efficiënt mogelijk
wordt ingezet door onder meer regionale samenwerking. Veldpartijen hebben inmiddels
een projectplan vastgesteld om deze doelen te bereiken. Voor het zomerreces informeer
ik Uw Kamer over de voortgang van de uitvoering van dit projectplan.
Tot slot is door Vilans (Kennisorganisatie voor zorg en ondersteuning) een start gemaakt
met het Programma medisch generalistische zorg in de regio (Programma MGZ in de regio).
Dit programma is een voortzetting van Duurzame Medische Zorg in de regio, waarin ingezet
werd op regionale samenwerking. Het werken aan regionaal georganiseerde mgz en het
vinden van creatieve oplossingen is van groot belang om toegang tot de huisarts en
specialist ouderengeneeskunde duurzaam te organiseren en de werkdruk voor deze artsen
te verminderen. De voortzetting betreft dan ook een verbreding naar meerdere regio’s
en naar de gehandicaptenzorg.3
3
Welke concrete stappen worden genomen om het tekort aan medisch specialisten bij de
behandeling van personen met Wlz-indicatie te ondervangen?
Antwoord op vraag 3
Medisch specialistische zorg valt te allen tijde onder de aanspraken van de Zorgverzekeringswet,
zodoende is er geen verschil aan te merken in de behandeling van personen met of zonder
Wlz-indicatie. De specialist ouderengeneeskunde en de arts VG zijn beide door het
Zorginstituut geduid als medisch generalisten met specifieke deskundigheid, zij zijn
geen medische specialisten die medisch specialistische zorg verlenen.
Voor Wlz-cliënten betreft het specialisten ouderengeneeskunde, artsen VG en huisartsen
die deze mgz leveren, en wordt door veldpartijen gewerkt aan het verbeteren van de
organiseerbaarheid en toegankelijkheid van deze zorg via afspraken. Deze afspraken
moeten zodanig concreet en voldoende geborgd zijn, dat ze een niet-vrijblijvend karakter
hebben. Het te bereiken einddoel is dat er voor iedere Wlz-cliënt mgz beschikbaar
is, waarbij de capaciteit zo efficiënt mogelijk wordt ingezet door onder meer regionale
samenwerking. Daarnaast is door Vilans een start gemaakt met het Programma MGZ in
de regio. Dit programma is een voortzetting van Duurzame Medische Zorg in de regio,
waarin ingezet werd op regionale samenwerking.
Het werken aan regionaal georganiseerde mgz en het vinden van creatieve oplossingen
is van groot belang om toegang tot de huisarts, arts VG en specialist ouderengeneeskunde
duurzaam te organiseren en de werkdruk voor artsen te verminderen. De voortzetting
betreft dan ook een verbreding naar meerdere regio’s en naar de gehandicaptenzorg.4
4
Hoeveel specialisten ouderengeneeskunde behandelen nu ouderen thuis?
Antwoord op vraag 4
Specialisten ouderengeneeskunde behandelen ouderen thuis met een Wlz-indicatie, maar
ook zonder een Wlz-indicatie na verwijzing door de huisarts. Dit kan, volgens het
productenboek van Verenso, vanuit collegiale consultatie, diagnostiek na verwijzing
en uitvoering van en regie op behandelplan. Het is niet eenduidig uit de beschikbare
data te halen hoeveel specialisten ouderengeneeskunde zorg leveren aan ouderen thuis.
Daarom heb ik de NZa de opdracht gegeven het mogelijk te maken om meer inzicht en
transparantie te krijgen over de behandelcomponent binnen de Wlz.
Specifiek voor ouderen thuis zonder Wlz-indicatie komt uit data van Vektis (coronajaar
2020) naar voren dat er door 145 verschillende zorgaanbieders declaraties bij zorgverzekeraars
zijn ingediend. Deze aanbieders kunnen echter meerdere specialisten ouderengeneeskunde
in dienst hebben. Ook kunnen specialisten ouderengeneeskunde voor meerdere aanbieders
werken.
5
Hoeveel specialisten ouderengeneeskunde zijn er naar verwachting nodig om aan de zorgvraag
in 2030 te kunnen voldoen?
Antwoord op vraag 5
Volgens het advies van het Capaciteitsorgaan van januari 2023 ligt het benodigde aanbod
aan specialisten ouderengeneeskunde op 2.530 fte om aan de zorgvraag in 2030 te voldoen.5
6
Kunt u aangeven hoe precies invulling gegeven wordt aan de taakstelling van € 170 miljoen?
Wat zijn de gevolgen van de aanpassing van prestatie- en tariefregulering? Waarom
wordt ervoor gekozen om beide Kamers pas begin 2024 te informeren? Kan dit eerder?
Antwoord op vraag 6
Met betrekking tot de invulling van de taakstelling ben ik voornemens de NZa separaat
een aanwijzing te geven per 2025 een korting van € 170 miljoen toe te passen op de
maximumtarieven van de zorgzwaartepakketten (zzp’s) inclusief behandeling, voor de
sectoren gehandicaptenzorg en de verpleging en verzorging (vv). De precieze invulling
en gevolgen zijn op dit moment onderdeel van de voorbereiding van de voorgenomen aanwijzing.
De NZa wordt hierbij betrokken. Ik kan op dit moment daarom nog niet aangeven hoe
de taakstelling precies wordt ingevuld.
Omdat ik voornemens ben deze taakstelling in te laten gaan per 2025, is aangesloten
bij de navolgende gebruikelijke tijdpaden die worden gehanteerd bij het geven van
een aanwijzing. Op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) wordt de zakelijke
inhoud van de voorgenomen aanwijzing eerst gedurende 30 dagen voorgehangen bij beide
Kamers. Nadat de Kamers gedurende deze periode eventuele vragen hebben kunnen stellen
kan de aanwijzing aan de NZa worden gegeven. De NZa zal deze aanwijzing dan uitvoeren
door de maatregelen te verwerken in haar regelgeving voor het jaar 2025. Deze regelgeving
voor de langdurige zorg 2025 wordt door de NZa voor 1 juli 2024 vastgesteld en gepubliceerd.
Gelet op dit tijdpad is in de Kamerbrief aangegeven dat beide Kamers begin 2024 schriftelijk
worden geïnformeerd. Het tijdspad is nodig voor zorgvuldige besluitvorming; indien
de besluitvorming eerder gereed is – wat gelet op de benodigde zorgvuldigheid niet
waarschijnlijk is – zal ik beide Kamers daarover informeren.
7
Waar ziet u de knelpunten rondom de inzet van de medisch-generalistische zorg (MGZ)?
Wat zou er bijvoorbeeld in bekostiging beter kunnen om de inzet hiervan makkelijk
te maken?
Antwoord op vraag 7
Uit de beleidssignalering van NZa en IGJ blijkt dat met de opkomst van de kleinschalige
woonvormen de (taak)afbakening tussen huisartsen, artsen VG en specialisten ouderengeneeskunde
diffuus is geworden, en voor bepaalde cliëntengroepen (Wlz zonder behandeling, zorgprofielen
hoger dan 5), niet geborgd is dat deze toegang hebben tot mgz.6
Discussie over taakafbakening bij het leveren van basiszorg in de Wlz speelde in het
verleden incidenteel. Doordat in het algemeen voldoende artsen beschikbaar waren,
werden in praktijk passende oplossingen gevonden. Dat het nu op verschillende plekken
niet of moeizaam lukt passende oplossingen te vinden is mijns inziens een symptoom
van de twee onderliggende problemen, te weten: (bestaande) onduidelijkheden in de
taakafbakening en onvoldoende beschikbaarheid van zorgpersoneel. De huidige arbeidsmarktproblematiek
brengt met zich mee dat de beschikbaarheid van zowel huisartsen als artsen VG of specialisten
ouderengeneeskunde steeds meer onder druk staat.
Voor wat betreft de bekostiging merk ik op dat zorgkantoren in 2019 via de behandelcomponent
binnen de zzp’s vv en gehandicaptenzorg inclusief behandeling € 1.7 miljard ter beschikking
stelden aan zorginstellingen op bijna 147.000 verblijfsplaatsen inclusief behandeling.7 De uitgaven aan afzonderlijke behandelvormen, zoals mgz, zijn echter niet inzichtelijk.
Ik heb de NZa daarom verzocht in de periode tot het voorjaar van 2024 de uitgaven
aan de behandelvormen die zijn opgenomen in de behandelcomponent van de zzp’s vv en
gehandicaptenzorg inclusief behandeling in beeld te brengen, inclusief bij het onderzoek
de behandelinzet inzichtelijk te maken, en mij daarover te informeren. Hierdoor wordt
onder andere meer inzicht verkregen in wat er binnen de Wlz afzonderlijk wordt uitgegeven
aan mgz. De uitkomsten van het onderzoek zullen worden gebruikt om goede afwegingen
te kunnen maken over de toekomstbestendige vormgeving van de financiering en bekostiging
van de behandelfunctie in de Wlz.
8
Welke maatregelen kunnen door u genomen worden om de instroom van specialisten ouderengeneeskunde
en artsen VG te stimuleren?
Antwoord op vraag 8
Het is zorgelijk dat de instroom in een aantal opleidingen voor de zorg buiten het
ziekenhuis – zoals voor de specialist ouderengeneeskunde en de arts VG – achterblijft
bij hetgeen nodig is volgens het Capaciteitsorgaan. Vooral nu de verschuiving van
zorg in het ziekenhuis, naar zorg buiten het ziekenhuis plaatsvindt. Om de instroom
in de opleidingen te verhogen is het noodzakelijk dat er in de opleiding geneeskunde
meer aandacht komt voor deze beroepen.
Vanuit het programma Toekomstbestendige Arbeidsmarkt Zorg en welzijn (TAZ) zet ik
in op het maken van afspraken met veldpartijen om te zorgen voor een meer passende
instroom in de opleidingen waar de instroom achterblijft. Denk hierbij aan afspraken
over het verruimen en verbreden van het aantal coschappen buiten het ziekenhuis naar
andere vakgebieden buiten het ziekenhuis. Hiernaast ben ik met de SBOH – de werkgever
voor artsen in opleiding – en de artsenfederatie KNMG in gesprek om beter in contact
te kunnen komen met basisartsen en hen (nog beter) te informeren over de keuzes die
ze hebben en de voordelen van bepaalde beroepen buiten het ziekenhuis.
9
Wat is het tijdpad van het onderzoek van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) naar
de behandelcomponent en wanneer wordt dit advies opgeleverd?
Antwoord op vraag 9
Er zijn drie afzonderlijke onderdelen van de behandelcomponent die de NZa onderzoekt.
Ten eerste heb ik de NZa verzocht in de periode tot het voorjaar van 2024 de uitgaven
aan de afzonderlijke zorgvormen binnen de behandelcomponent van de zzp’s vv en gehandicaptenzorg
inclusief behandeling, transparant te maken.
Ten tweede heb ik de NZa verzocht voor de zomer van 2023 toekomstscenario’s te ontwikkelen
voor een transparante en doelmatige prestatie- en tariefregulering voor de aanspraak
op behandeling.
Ten derde heb ik de NZa verzocht voor de zomer van 2023 te adviseren over het harmoniseren
van de financiering van behandeling voor Wlz-cliënten die zorg ontvangen via de leveringsvorm
volledig pakket thuis.
10
Kunt u een overzicht geven van de maatregelen op de langdurige zorg uit het coalitieakkoord?
Kunt u per maatregel een update geven wat de stand is van het behalen van het doel?
Zou u per maatregel kunnen aangeven wanneer de Kamer weer geïnformeerd wordt over
deze maatregel?
Antwoord op vraag 10
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de maatregelen in de langdurige zorg.
Toelichting stand van zaken per maatregel:
1. In de brief over het WOZO-programma van 4 juli 2022 (Kamerstuk 29 389, nr. 111) heb ik uiteengezet dat veldpartijen hebben aangegeven dat een overheveling van behandeling
en geneesmiddelen van Wlz naar Zvw per 2025 een ongewenst hoge druk zou zetten op
de (continuïteit van) zorgverlening aan de meest kwetsbare ouderen en mensen met een
beperking. Deze ingrijpende wijziging van de Wlz vergt een wetswijziging met een zorgvuldig
implementatie- en transitietraject en wordt daarom niet mogelijk geacht per 2025.
In het verlengde van het WOZO-programma heb ik besloten dat de taakstelling uit het
Coalitieakkoord van € 170 mln structureel per 2025 binnen de Wlz wordt gerealiseerd
(via aanpassing van prestatie- en tariefregulering door de NZa). Op 1 november 2022
is uw Kamer geïnformeerd over de laatste stand van zaken.8 Ik verwacht u voor het zomerreces van 2023 te informeren over de verdere voortgang
via de volgende voortgangsbrief over het WOZO-programma.
2. In het coalitieakkoord is afgesproken dat er meerjarige contracten komen met budgetafspraken,
afgesloten tussen Wlz-uitvoerders en zorgaanbieders, gecombineerd met een meerjarige
contracteerruimte. Dit geeft zorgaanbieders in de ouderenzorg, gehandicaptenzorg en
geestelijke gezondheidszorg meer financiële zekerheid en zal de administratieve lasten
rond het zorginkoopproces verlagen. Het kabinet werkt deze maatregelen dit voorjaar
verder uit met onder meer de NZa, zorgkantoren en zorgaanbieders, zodat de meerjarige
afspraken zoals gepland per 2024 kunnen ingaan. Ik verwacht u bij de vaststelling
van het voorlopige budgettair kader voor de Wlz vanaf 2024, die ik u medio 2023 doe
toekomen, nader te informeren over de stand van zaken.
3. Het scheiden van wonen en zorg wordt vormgegeven doordat zorgkantoren bij de inkoop
sturen op extramurale leveringsvormen (vpt, mpt en pgb) zodat ouderen langer zelfstandig
kunnen wonen en in hun eigen omgeving oud kunnen worden. Vanaf 2023 wordt de netto
volumegroei in de ouderenzorg opgevangen in de extramurale leveringsvormen. Voor het
langer zelfstandig wonen is het versnellen van de woningbouw van groot belang. Voor
nadere toelichting daarop verwijs ik naar het programma Wonen en zorg voor ouderen
dat is gelanceerd.9 Middels de voortgangsrapportage van het WOZO-programma van 22 december bent u geïnformeerd
over de laatste stand van zaken.10 Ik verwacht uw Kamer voor het zomerreces 2023 opnieuw te informeren in een volgende
voortgangsrapportage WOZO.
4. Op 30 mei 2022 heb ik in een brief aan het Zorginstituut gevraagd ervoor te zorgen
dat de in de brief en bijlage geschetste maatschappelijke normen worden betrokken
bij de doorontwikkeling van het kwaliteitskader verpleeg(huis)zorg. Ik heb hierbij
het Zorginstituut verzocht regie te voeren op het proces met de veldpartijen.11 Het Zorginstituut heeft (middels een kwartiermaker) in overleg met de veldpartijen
op 17 oktober een plan van aanpak gepresenteerd.12 Via de voortgangsrapportage van het WOZO-programma van 22 december jl. heb ik u geïnformeerd
over de laatste stand van zaken.13 Gepland is in mei 2023 een doorontwikkeld kwaliteitskader te presenteren. Naar verwachting
zullen er ontwikkelopdrachten in zijn geformuleerd om op termijn te komen tot een
generiek kader waarbij ook de samenhang met het kwaliteitskader wijkverpleging is
geschetst. Ik verwacht uw Kamer voor het zomerreces 2023 opnieuw te informeren in
een volgende voortgangsrapportage WOZO.
5. In de Kamerbrief over onderwerpen bevordering gezondheid, preventie en leefstijl van
2 december 2022 heb ik uw Kamer geïnformeerd over beleidsontwikkelingen op het thema
gezondheid en preventie, waaronder valpreventie.14 De maatregel valpreventie is specifiek gericht op thuiswonende ouderen met een verhoogd
valrisico. Hierbij is de ketenaanpak valpreventie en regionale samenwerking van belang.
In het IZA is de afspraak gemaakt over regionale samenwerking middels een preventie
infrastructuur waar de ketenaanpakken, waaronder valpreventie, onderdeel van zijn.
Afspraken over hoe deze samenwerking eruitziet, zijn uitgewerkt in het Gezond en Actief
Leven Akkoord (GALA). De actielijnen uit het plan van aanpak zoals beschreven in eerdergenoemde
brief geven hier verdere invulling aan. Vanaf 2023 worden verschillende acties verder
uitgevoerd. Hierbij wordt nauw samengewerkt met een brede groep van stakeholders,
waaronder de VNG, ZN en brancheorganisaties. VWS werkt samen met Veiligheidnl (kenniscentrum
letselpreventie) en betrokken stakeholders aan de implementatie van de aanpak van
valpreventie voor thuiswonende ouderen met een verhoogd valrisico.
Ik verwacht in het najaar uw Kamer te informeren over de voortgang van de aanpak valpreventie.
11
Wanneer komt er een kwaliteitskader voor de geestelijke gezondheidszorg (ggz) in de
Wlz?
Antwoord op vraag 11
Betrokken partijen bij hebben vorig jaar tripartiet (zorgaanbieders, cliënten en zorginkoop)
de eerste stappen gezet in de voorbereiding van het opstellen van een kwaliteitskader
voor de ggz in de Wlz. Het Zorginstituut zal hen in het proces om te komen tot een
kwaliteitskader verder gaan ondersteunen. De betrokken partijen hebben aangegeven
dit proces begin 2023 te starten. Wanneer het kwaliteitskader voor de ggz in de Wlz
precies gereed zal zijn is op dit moment nog niet bekend. De ontwikkeling van een
kwaliteitskader is primair een taak voor veldpartijen. Ik volg dit proces uiteraard
met interesse.
12
Kunt u toelichten dat een zorgvuldige overheveling van behandeling en geneesmiddelen
van de Wlz naar de Zorgverzekeringswet (Zvw) per 2025 een ongewenst hoge druk zet
op de (continuïteit van) zorgverlening aan de meest kwetsbare ouderen en mensen met
een beperking?
Antwoord op vraag 12
Ongeveer de helft van de Wlz-cliënten ontvangt verblijf met behandeling. Dit zijn
doorgaans de Wlz-cliënten met de gemiddeld zwaardere zorgprofielen. Deze cliënten
hebben op grond van de Wlz – naast verblijf en behandeling van hun aandoening – ook
aanspraak op algemene vormen van zorg. Al deze zorg wordt verleend door de instelling
waar deze Wlz-cliënten verblijven. Passende behandeling voor deze Wlz-cliënten draait
– zo is vanuit het veld benadrukt – om deze integrale en multidisciplinaire zorgverlening.
De Zvw kent een deel van deze aanspraken niet en heeft een andere bekostiging.
Het realiseren van integrale en multidisciplinaire zorg op grond van de Zvw zou daarom
niet alleen ingrijpende wijzigingen van de Zvw en Wlz, maar ook de nodige aanpassingen
in het veld vereisen. Zo moet bijvoorbeeld de inrichting van eerstelijns-zorgverlening
en behandeldiensten anders worden georganiseerd. Overheveling per 2025 betekent bovendien
effectief dat de sector weinig tijd heeft om die aanpassingen te doen.
Het doen van deze aanpassingen zou daarom een ongewenst hoge druk op de (continuïteit
van) zorgverlening zetten.
13
Kunt u een schatting geven wanneer de WoZo-brief van de Minister van Volkshuisvesting
en Ruimtelijke Ordening naar de Kamer wordt gestuurd?
Antwoord op vraag 13
De brief over het programma «Wonen en zorg voor ouderen» is inclusief bijlagen op
23 november 2022 aan uw Kamer aangeboden.15
14
Kunt u aangeven wat u verstaat onder «zeer complexe zorgvraag»? Welke mensen betreft
dit?
Antwoord op vraag 14
Aan Uw Kamer is toegelicht dat het bij «mensen met een zeer complexe zorgvraag» gaat
om mensen die zijn aangewezen op gespecialiseerde zorg waarbij zorg en verblijf met
elkaar zijn verbonden. Deze zorg kan niet veilig, kwalitatief goed en doelmatig thuis
worden geleverd. Het gaat bovendien om dermate complexe en samenhangende zorg dat
versnippering tot ondoelmatige inzet van gespecialiseerd personeel zou leiden.
In het kader van het WOZO-programma heb ik het voornemen geuit samen met de sector
deze cliëntgroepen binnen de ouderenzorg in beeld te brengen en te definiëren.
Ik ben gestart met deze analyse voor de ouderenzorg, omdat hier als gevolg van demografische
ontwikkelingen de grootste opgave wordt verwacht. Uit mijn verkenning komt het beeld
naar voren dat het gaat om ouderen met dementie in combinatie met ernstige gedragsproblemen
of psychiatrische problematiek of ouderen met ernstige somatische aandoeningen en
bijkomende cognitieve beperkingen.
Aan de hand van deze analyse kan ook voor andere Wlz-sectoren worden geanalyseerd
welke mensen met een zeer complexe zorgvraag zijn aangewezen op gespecialiseerde zorg
waarbij zorg en verblijf met elkaar zijn verbonden.16
15
Kunt u toelichten welke ongelijkheid u bedoelt met de zinsnede dat «de bestaande ongelijkheid
en onduidelijkheid tussen mensen op een verblijfsplek met- en zonder behandeling verdwijnt»?
Antwoord op vraag 15
Wlz-cliënten die verblijf en behandeling van dezelfde instelling ontvangen, hebben
op grond van de Wlz ook aanspraak op algemene vormen van zorg. Wlz-cliënten die verblijf
en behandeling niet van dezelfde instelling ontvangen, hebben op grond van de Wlz
geen aanspraak op deze algemene vormen van zorg. Zij zijn voor aanspraak op algemene
vormen van zorg aangewezen op hun zorgverzekering. Dit geldt ook voor Wlz-cliënten
die kiezen voor de levering van zorg via een Volledig Pakket Thuis (VPT), Modulair
Pakket Thuis (MPT) of een persoonsgebonden budget (pgb).
In praktijk leidt dit onderscheid tot onduidelijkheid, omdat Wlz-cliënten met hetzelfde
zorgprofiel verblijven in dezelfde instelling, maar de ene cliënt verblijf met-, en
de andere cliënt verblijf zonder behandeling ontvangt.17
16
Kunt u uitleggen waarom u vindt dat met deze drie voorwaarden de doelen achter de
overheveling van behandeling per 2025 op een andere wijze worden gerealiseerd?
Antwoord op vraag 16
Volgens de maatregel «Overhevelen van behandeling en geneesmiddelen van Wlz naar Zvw»
uit het Coalitieakkoord zou met ingang van 2025 een budgettaire ombuiging van € 170 miljoen
worden gerealiseerd. Ook zou met deze maatregel de aanspraak op zorg voor alle Wlz-cliënten
gelijk worden getrokken.
Veldpartijen hebben echter aangegeven dat een zorgvuldige overheveling per 2025 een
ongewenst hoge druk zet op de (continuïteit van) zorgverlening aan de meest kwetsbare
ouderen en mensen met een beperking. Deze ingrijpende wijziging van de Wlz en Zvw
vergt een wetswijziging met een zorgvuldig implementatie- en transitietraject en wordt
daarom niet mogelijk geacht per 2025.
In het verlengde van het WOZO-programma heb ik daarom met de betrokken veldpartijen
afgesproken samen te onderzoeken hoe we voor mensen met een zeer complexe zorgvraag
de behandeling vanuit de Wlz kunnen blijven bieden. Harde voorwaarden zijn:
1. dat de taakstelling uit het Coalitieakkoord (Bijlage bij Kamerstuk 35 788, nr. 77) van € 170 miljoen structureel per 2025 binnen de Wlz wordt gerealiseerd (via aanpassing
van prestatie- en tariefregulering door de NZa);
2. er niet-vrijblijvende afspraken worden gemaakt hoe de 24/7 beschikbaarheid van medisch-generalistische
zorg voor kwetsbare mensen thuis, in een geclusterde woonvorm en in een instelling
(regionaal) kan worden geborgd; en
3. dat op langere termijn de bestaande ongelijkheid en onduidelijkheid tussen mensen
op een plek met- en zonder behandeling verdwijnt.
Om aan voorwaarde 1 te voldoen, ben ik van plan de NZa een aanwijzing te geven per
2025 een korting van € 170 miljoen toe te passen op de maximumtarieven van de zorgzwaartepakketten
inclusief behandeling voor de gehandicaptenzorg en de vv. Hiermee wordt het doel van
de budgettaire ombuiging gerealiseerd.
Om aan voorwaarde 2 te voldoen, hebben veldpartijen de handen ineengeslagen via concrete
afspraken te komen tot benodigde landelijke kaders voor, en borging (realisatie) van,
de toegankelijkheid van mgz in de regio. Het te bereiken doel is dat er voor iedere
Wlz-cliënt mgz beschikbaar is, waarbij de capaciteit zo efficiënt mogelijk wordt ingezet
door onder meer regionale samenwerking. Gelet op de urgentie van de problematiek vind
ik dit een constructievere en snellere manier om de toegang tot zorg te verbeteren
dan via een overheveling van aanspraken (wat als gezegd een wetswijziging met zich
brengt).
Om aan voorwaarde 3 te voldoen, wil ik cliëntgroepen in kaart brengen die vanwege
hun zorgbehoefte zijn aangewezen op gespecialiseerde zorg waarbij zorg en verblijf
met elkaar zijn verbonden. Dit is een ingewikkeld en tijdrovend proces. Uw Kamer is
hierover in december 2022 geïnformeerd via de WOZO-voortgangsrapportage.18 In de WOZO-voortgangsrapportage die is voorzien voor aankomende zomer, informeer
ik u over de verdere voortgang.
Met deze aanpak ben ik van mening dat de doelen uit het Coalitieakkoord op een andere,
passende wijze worden gerealiseerd.
17
Kunt u aangeven in welke regio de beschikbare capaciteit van huisartsen, specialisten
ouderengeneeskunde en artsen VG niet in verhouding meegroeit?
Antwoord op vraag 17
Volgens de NZa hebben er in 20 van de 31 regio’s knelpunten ten aanzien van de toegang
tot mgz gespeeld in 2020, zo blijkt uit onderzoeken.19 In 6 regio’s zijn in het totaal 6 individuele casussen gemeld bij de NZa. Het gaat
daarbij om honderden cliënten zowel in gehandicaptenzorg als in ouderenzorg, waarbij
de ouderen een grotere groep vormen.
Onderdeel van het Programma MGZ in de regio is een inventarisatie van knelpunten ten
aanzien van mgz door onder meer in kaart te brengen wat het urgentiebesef is en de
te verwachten formatieproblemen voor zorgprofessionals in de diverse regio’s zijn.
Deze inventarisatie wordt uitgevoerd door de Erasmus Universiteit en Vilans. Aan de
hand van een inventarisatietool zal met concessiehouders (de desbetreffende zorgkantoren)
het gesprek aangegaan worden over of de mgz op orde is en wat nodig is om dit te verbeteren.
Naar verwachting kan in de eerste helft van 2023 een globaal beeld over mgz in de
diverse regio’s gegeven worden. Dit wordt vervolgens met Uw Kamer gedeeld.
18
Welke signalen heeft u ontvangen over de stelling dat de medisch generalistische zorg
nog niet voor iedereen goed geborgd is? Voor hoeveel mensen geldt dit bij verpleging
en verzorging, en de gehandicaptenzorg? In welke regio’s speelt dit vooral? Kan per
regio de toename in het aantal mensen dat thuis woont met complexe problemen afgezet
worden tegen beschikbare capaciteit van huisartsen, specialisten ouderengeneeskunde
en artsen VG?
Antwoord op vraag 18
De NZa en IGJ constateren dat de oplopende schaarste aan artsen VG, specialisten ouderengeneeskunde
en huisartsen ertoe leidt dat steeds minder goed lokaal onderling passende afspraken
te maken zijn ter borging van mgz aan de cliënten van kleinschalige woonvormen Wlz
«zonder behandeling».20 Volgens de NZa hebben zich in 2020 in 20 van de 31 regio’s knelpunten voorgedaan
ten aanzien van toegang tot de mgz, zo blijkt uit onderzoeken.21 In 6 regio’s zijn in totaal 6 individuele casussen gemeld bij de NZa.
Het gaat om honderden cliënten in zowel de gehandicaptenzorg als de ouderenzorg, waarbij
de ouderen een grotere groep vormen. Ik heb ook signalen van bezorgde huisartsen en
aanbieders van Wlz-zorg ontvangen. Naar aanleiding van deze signalen ben ik in overleg
gegaan met de IGJ en de NZa over de betreffende casuïstiek en mogelijke oplossingen.
Onderdeel van het Programma MGZ in de regio is een inventarisatie van knelpunten ten
aanzien van mgz door onder meer in kaart te brengen wat het urgentiebesef is en de
te verwachten formatieproblemen voor zorgprofessionals in de diverse regio’s.
Deze inventarisatie wordt uitgevoerd door de Erasmus Universiteit en Vilans. Aan de
hand van een inventarisatietool zal met concessiehouders (de desbetreffende zorgkantoren)
het gesprek aangegaan worden over of de mgz op orde is en wat nodig is om dit te verbeteren.
Naar verwachting kan in de eerste helft van 2023 een globaal beeld over mgz in de
diverse regio’s gegeven worden.
De vraag of per regio de toename van het aantal mensen dat thuis woont met complexe
problemen afgezet kan worden tegen beschikbare capaciteit van huisartsen, specialisten
ouderengeneeskunde en artsen VG kan op meerdere manieren gelezen worden.
Ik begrijp deze vraag zo dat u doelt op een algemene analyse van de verhouding tussen
zorgvraag en capaciteit, hiervoor verwijs ik naar de ramingen van het Capaciteitsorgaan.22
Overigens merk ik op dat uit de beleidssignalering, hoewel geen totaaloverzicht per
regio, voor mij voldoende blijkt wat de problematiek inhoudt.
19
Hoe wordt gemonitord of het aantal mensen toe- of afneemt waarvoor onvoldoende MGZ
beschikbaar is?
Antwoord op vraag 19
Zorgkantoren zijn verplicht voldoende zorg in te kopen voor Wlz-cliënten. De NZa houdt
hier toezicht op. Uit het eerdergenoemd onderzoek van de NZa volgt een aantal aanbevelingen
voor zorgkantoren om onder andere samen met zorgverzekeraars systematisch en vooruitblikkend
in kaart te brengen of het mgz-aanbod in de toekomst voldoende is. Over de uitvoering
van de aanbevelingen blijft de NZa in gesprek met de zorgkantoren.
Daarnaast wordt in het programma medisch generalistische zorg in de regio knelpunten
ten aanzien van mgz in de regio in kaart gebracht. Door de inventarisatie op een later
tijdstip te herhalen wordt in kaart gebracht welke ontwikkelingen er hebben plaatsgevonden
in de regio’s. Monitoring gebeurt op basis van een monitoringsplan.
20
Hoe kan de afbakening in de toegang tot specifieke medische zorg conform Wlz-aanspraak
en algemeen medische zorg conform Zvw-aanspraken, duidelijker worden vormgegeven?
Antwoord op vraag 20
Voor vrijwel iedere Wlz-cliënt komt de behandeling die noodzakelijk is in verband
met de aandoening (de specifieke behandeling) ten laste van de Wlz.23 Voor cliënten die Wlz-zorg inclusief behandeling ontvangen, komt ook de algemene
medische zorg ten laste van de Wlz. Voor de Wlz-cliënten die verblijf zonder behandeling
ontvangen, komen algemene vormen van zorg ten laste van de Zvw.24
Mgz is het samenspel van de zorg die door de huisarts, de arts VG en de specialist
ouderengeneeskunde aan Wlz-cliënten wordt verleend. Het kan hier zowel gaan om specifieke
behandeling in de zin van de Wlz als om algemeen medische zorg die ook door huisartsen
wordt verleend in de zin van de Zvw. In praktijk is het onderscheid hiertussen moeilijk
vast te stellen. Dit is ook door het Zorginstituut geconstateerd.25
Veldpartijen hebben de handen ineengeslagen via concrete afspraken te komen tot benodigde
landelijke kaders voor, en borging (realisatie) van, de toegankelijkheid van mgz in
de regio. Het te bereiken doel is dat voor iedere Wlz-cliënt mgz beschikbaar is, waarbij
de capaciteit zo efficiënt mogelijk wordt ingezet door onder meer regionale samenwerking.
Gelet op de urgentie van de problematiek vind ik dit een constructievere en snellere
manier om de toegang tot zorg te vergemakkelijken dan via duidelijker vormgeven van
aanspraken in de Wlz en de Zvw (wat immers een wetswijziging met zich brengt).
21
Voor hoeveel mensen met een zeer complexe zorgvraag kan de behandeling vanuit de Wlz
geboden blijven?
Antwoord op vraag 21
Op dit moment heb ik geen voornemen de specifieke behandeling voor Wlz cliënten over
te hevelen naar de Zvw, mits de doelstellingen achter de maatregel in het Coalitieakkoord
op de voorgestelde wijze kunnen worden gerealiseerd.
22
Kan er een overzicht gegeven worden van hoeveel mensen met een Wlz-aanspraak in de
cliëntgroep zitten met een complexe zorgvraag?
Antwoord op vraag 22
Uit een eerste verkenning in het kader van het WOZO-programma is een beeld naar voren
gekomen dat een groep cliënten is aangewezen op integrale en samenhangende multidisciplinaire
zorg zoals die in een verpleeghuis wordt geboden. Te denken valt dan aan ouderen met
dementie in combinatie met ernstige gedragsproblemen of psychiatrische problematiek.
Er zijn ook cliënten met ernstige somatische aandoeningen en bijkomende cognitieve
beperkingen die zijn aangewezen op de samenhangende multidisciplinaire zorg in een
omgeving met geschikte faciliteiten. Het gaat om een diverse groep met een indicatie
VV5 of hoger waarvan de omvang niet exact is aan te geven.26
23
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de beschikbare capaciteit van huisartsen, specialisten
ouderengeneeskunde en artsen VG meegroeit met de groei van het aantal ouderen dat
langer thuis blijft wonen of verhuizen naar een kleine woonvorm?
Antwoord op vraag 23
Bij de beschikbare kwaliteit van huisartsen, specialisten ouderengeneeskunde en artsen
VG gaat het niet alleen om groei van het aantal ouderen dat langer thuis blijft wonen
of verhuist naar een kleine woonvorm, maar ook om het beter organiseren en inzetten
van de beschikbare capaciteit. Met veldpartijen is overeengekomen dat zij afspraken
maken over de taakafbakening tussen huisartsen, specialisten ouderengeneeskunde en
artsen verstandelijk gehandicapten. Het te bereiken einddoel is dat voor iedere Wlz-cliënt
mgz beschikbaar is, waarbij de capaciteit zo efficiënt mogelijk wordt ingezet door
onder meer regionale samenwerking.
Daarnaast is een start gemaakt met het Programma MGZ in de regio. Dit programma is
een voortzetting van Duurzame Medische Zorg in de regio, waarin ingezet werd op regionale
samenwerking. Het werken aan regionaal georganiseerde mgz en het vinden van creatieve
oplossingen is van groot belang toegang tot de huisarts en specialist ouderengeneeskunde
duurzaam te organiseren en de werkdruk voor artsen te verminderen. De voortzetting
betreft dan ook een verbreding naar meerdere regio’s en naar de gehandicaptenzorg.27
Tevens zet ik via het programma TAZ in op een transitie naar passende en arbeidsbesparende
zorg voor de hele sector zorg en welzijn. Focus ligt daarbij op voldoende ruimte creëren
voor innovatieve werkvormen, behoud van medewerkers en leren en ontwikkelen.
Het Capaciteitsorgaan heeft onlangs een nieuwe raming uitgebracht voor de instroom
voor de specialist ouderengeneeskunde, artsen verstandelijk gehandicapten en huisartsen
voor de jaren 2024–2027. De afgelopen jaren hebben we gezien dat de ramingen moeilijk
realiseerbaar zijn. Vanuit TAZ programma wil ik met werkgevers en onderwijs afspraken
maken om te komen tot een meer passende instroom in tekortopleidingen, zoals opleidingen
voor de specialist ouderengeneeskunde en de arts verstandelijk gehandicapten.
24
Wat zijn de verwachtingen voor wat betreft de administratieve lasten van het voornemen
de behandeling over te hevelen naar de Zvw?
Antwoord op vraag 24
Het streven is dat doelen achter de overheveling van behandeling op een andere wijze
worden gerealiseerd. Het voornemen de behandeling over te hevelen naar de Zvw per
2025 is daarom voorlopig van de baan. Er is daarom ook geen inzicht in de administratieve
lasten die met een dergelijke overheveling gemoeid zijn.
25
Kunt u aangeven wanneer de NZa een aanwijzing krijgt om per 2025 een korting van € 170 miljoen
toe te passen op de maximumtarieven van de zorgzwaartepakketten (zzp’s), inclusief
behandeling voor de gehandicaptenzorg en de verpleging en verzorging?
Antwoord op vraag 25
Ik ben voornemens beide Kamers begin 2024 schriftelijk te informeren over de zakelijke
inhoud van de voorgenomen aanwijzing. Nadat beide Kamers eventuele vragen hebben kunnen
stellen, kan ik de aanwijzing aan de NZa geven. Dit zal naar verwachting in het voorjaar
van 2024 zijn. De NZa zal deze aanwijzing dan uitvoeren door de maatregelen te verwerken
in haar regelgeving voor het jaar 2025. Deze regelgeving voor de langdurige zorg 2025
wordt door de NZa voor 1 juli 2024 vastgesteld en gepubliceerd.
26
Hoe kan een projectplan met afspraken werken als de capaciteit van de beroepsbeoefenaren
onvoldoende is? Hoe wordt gezorgd voor voldoende capaciteit?
Antwoord op vraag 26
Het tekort aan artsen in de verlening van mgz baart zorgen, vooral nu de verschuiving
van zorg in het ziekenhuis, naar zorg buiten het ziekenhuis plaatsvindt. Veldpartijen
erkennen dit probleem ook. Naast dat het een capaciteitsvraagstuk is, is winst te
behalen in een betere taakafbakening. Met veldpartijen ben ik daarom overeengekomen
dat zij afspraken maken over de taakafbakening tussen huisartsen, specialisten ouderengeneeskunde
en artsen VG. Deze afspraken moeten zodanig concreet en voldoende geborgd zijn, dat
ze een niet vrijblijvend karakter hebben. Daarbij wordt gedacht aan het mogelijk inzetten
van instrumenten als leidraden, richtlijnen en kwaliteitseisen. De veldpartijen stellen
hiertoe een projectplan en een nadere planning op. Het te bereiken einddoel is dat
er voor iedere Wlz-cliënt mgz beschikbaar is, waarbij de capaciteit zo efficiënt mogelijk
wordt ingezet door onder meer regionale samenwerking.28
Tevens zet ik via het programma TAZ in op een transitie naar passende en arbeidsbesparende
zorg voor de hele sector zorg en welzijn, zodat in de toekomst niet meer dan 1 op
de 6 werkenden in zorg en welzijn werkzaam is.29 Focus ligt daarbij op voldoende ruimte creëren voor innovatieve werkvormen, behoud
van medewerkers en leren en ontwikkelen. Door in te zetten op verhogen van de instroom
in de opleidingen, taakafbakening en een passende en arbeidsbesparende zorg, werk
ik samen met het veld naar voldoende capaciteit om aan de zorgvraag te kunnen voldoen.
27
Waarom zijn de uitgaven aan afzonderlijke behandelvormen die binnen de behandelcomponent
zijn hervat en de inzet van behandelaars vanuit de behandelcomponent niet transparant
te maken?
Antwoord op vraag 27
Binnen de bekostiging zijn voor een prestatie zzp inclusief behandeling de diverse
onderdelen van behandeling integraal onderdeel van de prestatie, voor zover deze vallen
onder de werkingssfeer van de Wmg en niet boven-budgettair zijn gefinancierd. Ik heb
de NZa verzocht in de periode tot het voorjaar van 2024 de uitgaven aan de behandelvormen
die zijn opgenomen in de behandelcomponent van de zzp’s vv en gehandicaptenzorg inclusief
behandeling transparant te maken.30 Hierin is verzocht een methodiek te ontwikkelen, waarbij de diverse onderdelen van
de behandelcomponent apart zichtbaar worden gemaakt. Hier wordt dus getracht om de
afzonderlijke behandelvormen alsnog transparant te maken.
28
Hoe kunnen de nu al bestaande problemen en onvoldoende capaciteit worden opgelost,
zonder uitbreiding van het aantal verpleeghuisplaatsen, met een taakstelling van € 170 miljoen
per 2025 en een toenemend aantal kwetsbare ouderen met complexe problemen dat thuis
woont?
Wat wordt bedoeld met de zin «Indien bij de uitwerking belemmerende factoren in de
wet- en regelgeving, financiering of anderszins blijken, worden deze belemmeringen
met betrokkenheid van VWS in kaart gebracht en waar mogelijk opgelost of verkleind.»,
terwijl nu al bekend is dat het aantal verpleeghuisplaatsen onvoldoende is voor het
aantal mensen met complexe problematiek?
Antwoord op vraag 28
De komende jaren is een uitbreiding van de capaciteit nodig van het aantal woningen
voor ouderen waaronder verpleegzorgplekken. Samen met Minister De Jonge voor Volkshuisvesting
en Ruimtelijke Ordening heb ik op 23 november 2022 het WOZO-programma aan uw Kamer
aangeboden, met daarin de doelstelling om tot en met 2030 290.000 extra woningen voor
ouderen te gaan bouwen, waaronder 40.000 verpleegzorgplekken. Voor de ontwikkeling
van deze verpleegzorgplekken wordt extra 312 mln. beschikbaar gesteld om de bouw mogelijk
te maken.
De taakstelling van € 170 mln. staat hier geheel los van, omdat deze samenhangt met
het vergroten van de doelmatige verstrekking van behandeling in de Wlz, gezien de
grote financiële verschillen tussen de verstrekking van behandeling in de Zvw en de
Wlz.
De passage over «de belemmerende factoren in de wet- en regelgeving, financiering
of anderszins», in de brief heeft betrekking op het uitwerken van «de benodigde landelijke
kaders voor, en borging (realisatie) van, de toegankelijkheid van medisch generalistische
zorg in de regio» en benadrukt dat bij de uitwerking van de kaders ruimte is om alle
aspecten in de analyse te betrekken. Er is daarbij geen relatie met de capaciteit
van de verpleeghuizen. Dat onderwerp wordt zoals hierboven aangegeven opgepakt in
het WOZO-programma.
29
Wat is er concreet nodig om de regionale samenwerking rond MGZ, zoals in tien pilot-regio’s,
landelijk te implementeren?
Antwoord op vraag 29
In de ouderenzorgsector is de afgelopen jaren het traject Duurzame Medische Zorg in
de regio uitgevoerd. Er werd ingezet op de regionale samenwerking rond DMZ in tien
pilotregio’s. Het project heeft geleid tot een veranderde focus bij de betrokken zorgorganisaties,
gericht op het samen regionaal organiseren in plaats van het organiseren voor de eigen
instelling. Dit is dan ook de belangrijkste les uit de pilots.
Het programma MGZ in de regio borduurt hierop voort. Onderdeel van dit programma is
een analyse van knelpunten ten aanzien van mgz door onder meer in kaart te brengen
wat het urgentiebesef is en de te verwachten formatieproblemen voor medische professies
in de diverse regio’s. Deze inventarisatie wordt uitgevoerd door Vilans met ondersteuning
van de Erasmus Universiteit. Aan de hand van een inventarisatietool van die universiteit
wordt met zorgkantoren het gesprek aangegaan of de mgz op orde is en wat nodig is
om dit te verbeteren. De inventarisatie kan daarmee voor zorgkantoren behulpzaam zijn
bij het verbeteren van de verlening van mgz in de betreffende zorgkantoorregio. Omdat
de verlening van mgz regionaal is georganiseerd en per regio andere uitdagingen kent,
is volledige landelijke implementatie niet aan de orde. Naar verwachting kan in de
eerste helft van 2023 een globaal beeld over mgz in de diverse regio’s gegeven worden.
Dit zal vervolgens met uw Kamer gedeeld worden. Daarna vindt een verdieping plaats
die een beeld moet geven van de gewenste regionale implementatie per regio en de facilitering
hiervan.
30
Wanneer is er duidelijkheid over de verantwoordelijkheidsverdeling bij multidisciplinaire
samenwerking, eindverantwoordelijkheid, regie-behandelaarschap en de beschikbaarheid
van de expertise van de specialist ouderengeneeskunde en arts VG bij acute zorgvragen
voor kwetsbare ouderen (thuis en in woon-zorgsettings) en aan mensen met een verstandelijke
beperking, zoals vereist voor de afspraken in het Integraal Zorgakkoord?
Antwoord op vraag 30
Met veldpartijen is overeengekomen dat zij, onder aanvoering van Zorgverzekeraars
Nederland, afspraken maken over taakafbakening tussen huisartsen, specialisten ouderengeneeskunde
en artsen verstandelijk gehandicapten.31 Naar verwachting zal dit traject in mei 2023 afgerond zijn. Over de uitkomsten hiervan
zal ik uw Kamer informeren. Naast dit grote traject dat expliciet op de mgz is gericht
zijn er andere trajecten in IZA en WOZO die relevant zijn voor het structureel oplossen
van de toegankelijkheid van zorg voor kwetsbare patiëntengroepen, bijvoorbeeld de
inzet op implementatie van de Handreiking kwetsbare ouderen thuis, het traject rond
de visie op de eerstelijnszorg van 2030. Ook over de voortgang op deze trajecten wordt
uw Kamer geïnformeerd.
31
Kan er een nadere toelichting gegeven worden op de middelen die zijn vrijgemaakt om
de regionaal georganiseerde mgz en toegang tot de huisarts en specialist ouderengeneeskunde
duurzaam te organiseren en de werkdruk te verminderen?
Antwoord op vraag 31
Er zijn middelen vrijgemaakt om het Programma MGZ in de regio te subsidiëren. Dit
programma betreft verschillende fasen. Voor elke regio wordt een inventarisatie gemaakt
van de ontwikkelfase van de regio. Op basis van de uitkomsten wordt samen met de regio
een plan gemaakt. Vervolgens worden de plannen (op basis van het niveau van de regio)
uitgevoerd. Tot slot maken de regio’s een plan voor de structurele inbedding van mgz
in de regionale samenwerkingsstructuur en voor doorontwikkeling van de ingezette beweging.
Deze regionale ontwikkelingen worden ondersteund door kennisdeling, onderzoek en implementatiebegeleiding.
In het totaal is € 18.000.000 van de transitiemiddelen hiervoor begroot. Het programma
strekt zich uit over ruim 3 jaar, Q4 van 2022 en 2023 (€ 6.000.000), 2024 (€ 6.000.000)
en 2025 (€ 6.000.000).
32
Kunt u aangeven hoe er met de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de
universiteiten wordt samengewerkt om meer instroom te realiseren voor het specialisme
ouderengeneeskunde?
Antwoord op vraag 32
Om de instroom in de opleiding tot specialist ouderengeneeskunde te verhogen is het
noodzakelijk dat er in de opleiding geneeskunde meer aandacht komt voor dit beroep,
als ook voor andere beroepen buiten het ziekenhuis zoals de arts VG.
Vanuit het programma TAZ zet ik in op het maken van afspraken met veldpartijen om
te zorgen voor een meer passende instroom in de opleidingen waar de instroom achterblijft.
Denk hierbij aan afspraken over het verruimen en verbreden van het aantal coschappen
buiten het ziekenhuis naar andere vakgebieden buiten het ziekenhuis. Ik ben hierover
met de NFU (Nederlandse Federatie van Universiteiten), Verenso (Vereniging van specialisten
ouderengeneeskunde) en Soon (Samenwerkende Opleidingen tot specialist Ouderengeneeskunde
Nederland) in gesprek. Het Ministerie van OCW betrek ik hierbij. De integrale verantwoordelijkheid
over de inhoud van de opleidingen ligt echter bij het veld. Ik streef ernaar dat er
voor de zomer goede afspraken zijn gemaakt met het veld hierover.
Hiernaast ben ik met de SBOH (de werkgever voor artsen in opleiding) en de artsenfederatie
KNMG in gesprek om beter in contact te kunnen komen met basisartsen en hen (nog beter)
te informeren over de keuzes die ze hebben en de voordelen van bepaalde beroepen buiten
het ziekenhuis.
33
Hoe en wanneer worden de acht aanbevelingen voor mgz precies overgenomen?
Antwoord op vraag 33
Het betreft hier concrete en minder concrete aanbevelingen. De ene aanbeveling leent
zich daarom beter voor overname dan de andere. Een aantal aanbevelingen wordt bijvoorbeeld
meegenomen in het Programma MGZ in de regio, de afspraken met veldpartijen over taakafbakening
en de doorontwikkeling van het kwaliteitskader verpleeghuiszorg.
34
Welke concrete mogelijkheden en instrumenten hebben respectievelijk uw ministerie,
de NZa en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) om op te treden en een oplossing
te bieden bij situaties waarin cliënten met een Wlz-indicatie niet voor de langere
termijn gegarandeerd zijn van MGZ?
Antwoord op vraag 34
Voor cliënten met een Wlz-indicatie ligt de zorgplicht bij zorgkantoren. De NZa houdt
toezicht op de rechtmatige en doelmatige uitvoering van de Wlz. Toegang tot mgz kan
voor cliënten met een Wlz-indicatie onder die zorgplicht vallen. Indien de zorgplicht
op grond van de Wlz onvoldoende wordt ingevuld door zorgkantoren, kan de NZa informatie
inwinnen, gesprekken aangaan en uiteindelijke daarop handhaven door middel van een
aanwijzing of een last onder dwangsom.
Ook kan mgz (gedeeltelijk) via de Zvw worden geleverd. De NZa houdt toezicht op de
rechtmatige uitvoering van de Zvw door zorgverzekeraars, en daarmee op de zorgplicht.
De NZa kan ook hier een aanwijzing of een last onder dwangsom opleggen.
Het beleid en de uitvoering van de zorginkoop door zorgkantoren en zorgverzekeraars
hoort erop gericht te zijn dat zij voldoende passende zorg contracteren voor hun verzekerden.
Daarbij moet er uiteraard rekening mee gehouden worden dat zij «niet tot het onmogelijke
gehouden» zijn. Alhoewel het «resultaat in alle gevallen» in principe zou moeten zijn
dat de verzekerde de zorg krijgt waaraan hij behoefte heeft, kan dat in «uitzonderlijke
situaties van overmacht» niet van het zorgkantoor of de zorgverzekeraar geëist worden.
Overmacht kan zich bijvoorbeeld voordoen als een arts eenvoudigweg niet gevonden kan
worden.
De IGJ houdt toezicht op de kwaliteit en veiligheid van de zorg. Wanneer de kwaliteit
en/of veiligheid van de zorgverlening onder druk komt te staan, bijvoorbeeld door
gebrekkige samenwerking, kan de IGJ de betrokken zorgaanbieders hierop aanspreken
en zo nodig interveniëren, bijvoorbeeld door middel van verscherpt toezicht of een
aanwijzing. De IGJ weegt daarbij altijd af welke interventie het meeste effect zal
sorteren en betrekt daarbij de regionale context en afspraken.
De toezichthouders NZa en IGJ signaleren in verschillende casuïstiek dat de arbeidsmarktkrapte
nu al consequenties heeft voor de kwaliteit en de toegankelijkheid van zorg en dat
het zorgaanbieders, zorgprofessionals en zorginkopers niet altijd meer lukt om de
zorg toegankelijk en kwalitatief hoog te houden. In situaties waarin de zorg onder
druk komt te staan door een gebrek aan personeel is het effect van formele instrumentarium
van de toezichthouders beperkt. Specifiek in het geval van de basiszorg voor Wlz-patiënten
merken de IGJ en NZa bovendien op dat op dit moment niet helder gedefinieerd is wie
hiervoor verantwoordelijk en dus aanspreekbaar is.
Ik wil dan ook samen met IGJ en NZa aan de slag, in lijn met alle reeds gesloten akkoorden
zoals IZA, met wat vooruitlopend wel kan helpen om knelpunten in het hier en nu op
te lossen en daarbij handvatten te bieden aan alle zorgprofessionals, zorgaanbieders
en zorginkopers. Het is belangrijk dat voor iedereen die het nodig heeft de zorg toegankelijk,
veilig en verantwoord blijft.
Uit de beleidssignalering van de NZa en IGJ met betrekking tot mgz blijkt dat een
heldere taakafbakening nodig is om zorgverzekeraars, zorgkantoren en beroepsbeoefenaren
aan te kunnen spreken op hun verantwoordelijkheden.32 Met veldpartijen is overeengekomen dat zij afspraken maken over de taakafbakening
tussen huisartsen, artsen VG en specialisten ouderengeneeskunde. Ik kan bij het uitblijven
van deze afspraken het Zorginstituut vragen de ontwikkeling van dergelijke afspraken
op de meerjarenagenda te plaatsen. Het Zorginstituut zou dan ervoor kunnen kiezen
hier haar doorzettingsmacht in te zetten.
35
Welke gevolgen voor de hoeveelheid personeel en kwaliteit van zorg kan de voorgenomen
korting per 2025 van € 170 miljoen op de maximumtarieven van de zzp’s hebben?
Antwoord op vraag 35
De taakstelling van € 170 miljoen op de maximumtarieven hangt samen met het vergroten
van de doelmatige verstrekking van behandeling in de Wlz, gezien de grote financiële
verschillen tussen de verstrekking van behandeling in de Zvw en de Wlz. Zorgaanbieders
zijn en blijven verplicht om aan de geldende kwaliteitskaders te voldoen. De kwaliteitskaders
wijzigen niet door de doelmatigheidstaakstelling op de behandelcomponent.
36
Wanneer komen er afspraken tussen het werkveld en onderwijs om te komen tot een meer
passende instroom in tekortopleidingen?
Antwoord op vraag 36
Om de instroom in de opleidingen te verhogen is het noodzakelijk dat er in de opleiding
geneeskunde meer aandacht komt voor deze beroepen.
Vanuit het programma TAZ zet ik in op het maken van afspraken met veldpartijen om
te zorgen voor een meer passende instroom in de opleidingen waar de instroom achterblijft.
Denk hierbij aan afspraken over het verruimen en verbreden van het aantal coschappen
buiten het ziekenhuis naar andere vakgebieden buiten het ziekenhuis. Ik streef ernaar
dat er voor de zomer goede afspraken zijn gemaakt met het veld hierover.
Hiernaast ben ik met de SBOH (de werkgever voor artsen in opleiding) en de artsenfederatie
KNMG in gesprek om beter in contact te kunnen komen met basisartsen en hen (nog beter)
te informeren over de keuzes die ze hebben en de voordelen van bepaalde beroepen buiten
het ziekenhuis. Ik vind dat ik hiermee voldoende maatregelen neem om de instroom in
de opleiding van specialist ouderengeneeskunde en artsen VG te stimuleren.
37
Wanneer verwacht u de uitkomsten van de advisering door de NZa over of zorgkantoren
voldoende instrumenten hebben om te sturen op een transparante en doelmatige zorginkoop
van de behandelcomponent?
Antwoord op vraag 37
Ik heb de NZa verzocht voor de zomer van 2023 toekomstscenario’s te ontwikkelen voor
een transparante en doelmatige prestatie- en tariefregulering voor de aanspraak op
behandeling. In dat kader heb ik de NZa ook gevraagd te verkennen of zorgkantoren
voldoende instrumenten hebben om te sturen op een transparante en doelmatige zorginkoop
van de behandelcomponent.
38
Wanneer worden de criteria voor wonen, zorg en ondersteuning in samenhang aangeboden
op basis van de Wlz bekend?
Antwoord op vraag 38
Op 22 december 2022 heb ik met mijn brief «Nadere uitwerking programma Wonen, Zorg
en Ondersteuning voor ouderen» uw Kamer geïnformeerd over de actuele stand van zaken
van het WOZO-programma.33 In de bijlage «Resultaten per actielijn» ga ik in op de verkenning die ik heb uitgevoerd
naar de mogelijkheden om inhoudelijke criteria te formuleren op basis waarvan bepaald
kan worden welke ouderen in aanmerking komen voor de aanspraak op verblijf vanuit
de Wlz. Het gaat om ouderen met een complexe zorgvraag waarbij zorg en verblijf nauw
met elkaar zijn verbonden. Deze verkenning leidt op dit moment tot een eerste denkrichting:
de meest kansrijke optie voor het formuleren van objectieve criteria voor de toegang
tot de aanspraak op verblijf ligt in een combinatie van primair (zorginhoudelijke)
cliëntkenmerken en de individuele sociale context, aangevuld met factoren zoals onder
andere doelmatigheid, ernstig nadeel en behoefte aan een bijzondere accommodatie.
Ik spreek bewust over een denkrichting omdat meer onderzoek nodig is om tot een solide
cesuur te komen voor het wel of niet in aanmerking komen voor de aanspraak op verblijf.
Deze denkrichting werk ik op dit moment verder uit, waarbij ik ook het vraagstuk van
de beschikbaarheid van de aanspraak behandeling vanuit de Wlz zal betrekken. Deze
verkenning zal ik oppakken in samenwerking met veldpartijen zoals ActiZ, Verenso,
Patiënten Federatie Nederland (PFNL) en andere relevante categorale cliëntenorganisaties.
39
Voor hoeveel Wlz-cliënten lukt het niet om MGZ goed te regelen? Kunt u een onderscheid
maken in verpleging en verzorging en gehandicaptenzorg?
Antwoord op vraag 39
Volgens de NZa zijn er in 20 van de 31 regio’s knelpunten t.a.v. mgz, zo blijkt uit
onderzoeken.34 In 6 regio’s zijn in het totaal 6 individuele casussen gemeld bij de NZa. Problemen
spelen zowel in gehandicaptenzorg als in ouderenzorg, waarbij de ouderen een grotere
groep vormen. Een concreet onderscheid tussen beide sectoren kan ik echter niet maken.
40
Monitort u of het aantal cliënten waarvoor het niet lukt om MGZ goed te regelen afneemt
door de acties die worden/zijn ingezet? Zo nee, wie doet dit wel?
Antwoord op vraag 40
Volgens de NZa zijn er in 20 van de 31 regio’s knelpunten t.a.v. mgz, zo blijkt uit
onderzoeken.35 In 6 regio’s zijn in het totaal 6 individuele casussen gemeld bij de NZa. Er vindt
regelmatige overleg plaats tussen NZa-IGJ en VWS over casuïstiek.
Onderdeel van het Programma MGZ in de regio is een inventarisatie van knelpunten ten
aanzien van mgz door onder meer in kaart te brengen wat het urgentiebesef is en de
te verwachten formatieproblemen voor zorgprofessionals in de diverse regio’s. Deze
inventarisatie wordt uitgevoerd door de Erasmus Universiteit en Vilans. Aan de hand
van een inventarisatietool zal met concessiehouders (de desbetreffende zorgkantoren)
het gesprek aangegaan worden over of de mgz op orde is en wat nodig is om dit te verbeteren.
Naar verwachting kan in de eerste helft van 2023 een globaal beeld over mgz in de
diverse regio’s gegeven worden.
Medisch generalistische zorg in de regio betreft hier een 3-jarig programma waarin
verbeteringen zichtbaar moeten worden. Het MGZ-programma stimuleert de regionale verantwoordelijkheid
voor MGZ voor alle cliënten met een Wlz-indicatie. Daarmee is/wordt monitoring van
het aantal cliënten waarvoor het (niet) lukt om MGZ goed te regelen een verantwoordelijkheid
van de regionale V&V en GHZ tafel.
41
Wat is de stand van zaken van het onderzoek voor welke groepen de verpleeghuisplekken
zijn («omslagpunt verblijf») en welk zorgarrangement daarbij horen?
Antwoord op vraag 41
Op 22 december 2022 heb ik met mijn brief «Nadere uitwerking programma Wonen, Zorg
en Ondersteuning voor ouderen»36 uw Kamer geïnformeerd over de actuele stand van zaken van het WOZO-programma. In
de bijlage «Resultaten per actielijn» ga ik in op de verkenning die ik heb uitgevoerd
naar de mogelijkheden om inhoudelijke criteria te formuleren op basis waarvan bepaald
kan worden welke ouderen in aanmerking komen voor de aanspraak op verblijf vanuit
de Wlz. Het gaat om de ouderen met een complexe zorgvraag waarbij zorg en verblijf
nauw met elkaar zijn verbonden. Deze verkenning leidt op dit moment tot een eerste
denkrichting: de meest kansrijke optie voor het formuleren van objectieve criteria
voor de toegang tot de aanspraak op verblijf ligt in een combinatie van primair (zorginhoudelijke)
cliëntkenmerken en de individuele sociale context, aangevuld met factoren zoals onder
andere doelmatigheid, ernstig nadeel en behoefte aan een bijzondere accommodatie.
Ik spreek bewust over een denkrichting omdat meer onderzoek nodig is om tot een solide
cesuur te komen voor het wel of niet in aanmerking komen voor de aanspraak op verblijf.
Zo zal nader bekeken moeten worden hoe cliëntkenmerken en sociale context op een objectieve
manier in de praktijk kunnen worden toegepast zodat de beschikbare verpleeghuisplekken
inderdaad beschikbaar blijven voor ouderen met de meest complexe zorgvragen. Ook is
het nodig om, alvorens dit in wetgeving te kunnen verankeren, goed de (juridische)
(on)mogelijkheden van aparte toegangscriteria voor verblijf voor alleen de doelgroep
ouderen in beeld te brengen en uit te werken. Daarbij wordt de verhouding tot andere
doelgroepen meegenomen. Het betreft een complex traject dat enige jaren in beslag
zal nemen.
Deze denkrichting wordt op dit moment verder uitgewerkt, waarbij ik ook het vraagstuk
van de beschikbaarheid van de aanspraak behandeling vanuit de Wlz zal betrekken. Deze
verkenning zal ik oppakken in samenwerking met veldpartijen zoals ActiZ, Verenso,
PFNL en andere relevante categorale cliëntenorganisaties.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
B.M.G. Smals, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
M. Heller, adjunct-griffier