Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
36 152 Wijziging van de Uitvoeringswet EG-betekeningsverordening en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ter uitvoering van Verordening (EU) nr. 2020/1784 van het Europees parlement en de Raad van 25 november 2020 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (de betekening en kennisgeving van stukken) (herschikking) (PbEU 2020, L 405/40) (Uitvoeringswet Betekeningsverordening)
Nr. 8
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 2 februari 2023
I. ALGEMEEN DEEL
Inleiding
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorstel
van wet tot wijziging van de Uitvoeringswet EG-betekeningsverordening en het Wetboek
van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de herschikte Betekeningsverordening
(hierna: het wetsvoorstel). Deze leden onderschrijven de noodzaak om in de Europese
Unie (EU) beter samen te werken als het gaat om de betekening en kennisgeving van
gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken. Zij stellen nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden
ondersteunen het streven om gerechtelijke procedures doeltreffender te maken en kennisgeving
van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in de EU te vereenvoudigen teneinde
de rechtsgang te vergemakkelijken. Zij hebben dan ook met belangstelling kennisgenomen
van het voorstel en hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het wetvoorstel en hebben vooralsnog
geen verdere vragen.
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben daarover
nog diverse vragen.
Met veel belangstelling heb ik kennisgenomen van de opmerkingen en de vragen van de
leden van de fracties van de VVD, het CDA, D66 en de SP. Graag ga ik in deze nota
in op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen. Daarbij sluit ik zoveel mogelijk
aan bij de in het verslag gekozen paragraafindeling en volgorde van vraagstelling.
Omdat ik de vragen van verschillende fracties over eenzelfde aspect van de voorgestelde
regeling voor de overzichtelijkheid gezamenlijk beantwoord, wijkt in een aantal gevallen
de volgorde waarin de vragen worden beantwoord iets af van de volgorde waarin de vragen
in het verslag zijn opgenomen.
1. Hoofdlijnen van het voorstel
De leden van de VVD-fractie hebben gezien dat de herschikte Betekeningsverordening
van toepassing is geworden op 1 juli 2022. Welke gevolgen zijn er in de praktijk nu
deze deadline niet is gehaald? Op welke termijn verwacht de regering dat Nederland
kan voldoen aan alle verplichtingen die voortvloeien uit de herschikte Betekeningsverordening?
De gevolgen voor de praktijk zijn beperkt omdat belangrijke delen van de verordening
rechtstreeks werken, hetgeen betekent dat geen uitvoering door nationale wetgeving
is vereist. Daarnaast geldt voor de artikelen 5, 8 en 10 van de verordening (de digitaliseringsbepalingen)
dat deze pas van toepassing worden met ingang van de eerste dag van de maand volgend
op de periode van drie jaar na de datum van inwerkingtreding van de uitvoeringshandelingen.
Deze uitvoeringshandelingen zijn in werking getreden op 4 april 2022, hetgeen betekent
dat artikelen 5, 8 en 10 van de verordening op 1 mei 2025 van toepassing zullen worden.
Verder bevat het voorstel vooral een aanpassing van verwijzingen naar artikelen die
in de verordening zijn vernummerd. Dit is voor de praktijk nu iets meer zoeken, maar
met het gepubliceerde wetsvoorstel heeft de praktijk de juiste verwijzingen makkelijk
bij de hand. Daarnaast wordt in het voorgestelde artikel 4a de gerechtsdeurwaarder
aangewezen als autoriteit die bijstand verleent bij het verkrijgen van adresinformatie
ten behoeve van betekening of kennisgeving van stukken (artikel 7 Betekeningsverordening).
Het is nu al zo dat gerechtsdeurwaarders bevoegd zijn adressen op te vragen in de
Basisregistratie Personen (BRP) indien zij een binnenlands of buitenlands verzoek
tot betekening krijgen. Vanwege die reeds bestaande nationale bevoegdheid en de aanwijzing
in het wetsvoorstel worden op dit moment al adressen opgevraagd door gerechtsdeurwaarders.
De leden van de SP-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de Betekeningsverordening
per 1 juli van dit jaar van toepassing is. Waarom is het voorstel dan zo laat aan
de Tweede Kamer gezonden? Daarnaast lezen deze leden dat in Europees verband nog wordt
gesproken over de technische aansluiting. Kan de regering toelichten hoe een EU-verordening
al actief kan zijn, terwijl er nog wordt gesproken over de technische aansluiting
van een systeem?
Het digitaliseren van de procedures voor grensoverschrijdende betekening en kennisgeving
van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken is, zowel ten aanzien van wetgeving
als in de uitvoering, een complexe aangelegenheid. Dat heeft ertoe geleid dat dit
wetsvoorstel kort voor het van toepassing worden van de verordening (met uitzondering
van de digitaliseringsbepalingen) bij uw Kamer is ingediend. Het is juist dat er –
zowel op nationaal niveau als door de Europese Commissie – nog wordt gewerkt aan de
technische aansluiting op het IT-systeem voor de grensoverschrijdende communicatie.
Dat is geen probleem omdat de delen van de verordening die zien op de technische uitvoering
(artikelen 5, 8 en 10) pas van toepassing worden op 1 mei 2025.
Bovendien merken de leden van de SP-fractie op dat per 1 juli 2022 de formulieren
behorende bij de nieuwe verordening reeds op de website van de Europese Commissie
(EC) beschikbaar zijn gesteld. Die formulieren horen echter bij de artikelen die pas
per 1 juli 2025 actief worden. Voor de toepassing van de oude verordening gebruiken
gerechtsdeurwaarders de formulieren die sinds 2008 beschikbaar werden gesteld en die
nu niet meer beschikbaar zijn. Dit veroorzaakte verwarring binnen de beroepsgroep.
Kan de regering hierover duidelijkheid geven?
Ik betreur het dat hier in de praktijk onduidelijkheid over is ontstaan. In nauw overleg
met de KBvG en de Europese Commissie zal er op korte termijn zorg voor worden gedragen
dat de juiste informatie ter beschikking wordt gesteld.
2. Korte inhoud Betekeningsverordening
De leden van de VVD-fractie merken op dat op veel beleidsterreinen digitalisering
en automatisering van systemen van belang is om effectiever en efficiënter samen te
werken. Deze leden begrijpen dat het wetsvoorstel beoogt de betekening en kennisgeving
van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken te verbeteren. Hoe verhoudt de Betekeningsverordening
zich tot de verordening en richtlijn justitiële samenwerking en toegang tot het recht
(e-Justice), waar momenteel in Brussel over wordt onderhandeld? Kan de regering de
laatste stand van zaken schetsen bij deze onderhandelingen? Hoe wordt invulling gegeven
aan het streven om in civiele zaken en strafzaken veel meer mogelijkheden te bieden
voor het gebruik van videoconferenties? Kan de regering bij deze onderhandelingen
bevestigen dat er zoveel mogelijk gebruik moet worden gemaakt van e-Justice Communication
through Online Data Exchange (e-CODEX) en dat nieuwe systemen en structuren niet wenselijk
zijn?
In het verlengde hiervan vragen de leden van de VVD-fractie wat er uit de ambtelijke
verkenning naar de relevante aspecten van het e-Justice-voorstel is gekomen. Deze
verkenning werd aangekondigd in de antwoorden op vragen van voornoemde leden over
de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ-raad) van juni (Kamerstuk 32 317, nr. 765).
De leden van de VVD-fractie lezen dat de verzendende en ontvangende instanties in
Nederland (de gerechtsdeurwaarders en de gerechten) voor de elektronische communicatie
met EU-lidstaten moeten aansluiten op het systeem e-CODEX. Kan de regering aangeven
welke organisaties in Nederland op dit moment al gebruik maken van e-CODEX en welke
organisaties de komende jaren nog meer op het systeem worden aangesloten? Ook vragen
deze leden of er een eenduidige, heldere en uniforme definitie is van wat e-CODEX
exact omvat. Is dat naast de technische infrastructuur ook het beheer en onderhoud
van de modellen die worden gebruikt voor e-CODEX?
Ik beantwoord de verschillende vragen van de leden van de VVD-fractie gezamenlijk.
Genoemde leden vragen hoe de Betekeningsverordening zich verhoudt tot het voorstel
voor een verordening en richtlijn over de digitalisering van de justitiële samenwerking
en toegang tot het recht in de EU in grensoverschrijdende civielrechtelijke en strafrechtelijke
aangelegenheden (hierna: het e-Justicevoorstel). Over het e-Justicevoorstel is eind
2022 in de Raad overeenstemming bereikt, de onderhandelingen met het Europees parlement
moeten nog plaatsvinden. Uw Kamer ontvangt conform de gebruikelijke gang van zaken,
dat wil zeggen via de kwartaalrapportage, informatie over de stand van zaken van de
onderhandelingen.
Op basis van het e-Justicevoorstel zoals op 1 december 2021 is gepubliceerd, is een
ambtelijke verkenning naar relevante aspecten van het voorstel uitgevoerd, in afstemming
met betrokken uitvoerende organisaties, om (financiële) consequenties beter in kaart
te kunnen brengen. Uw Kamer is hierover op 14 oktober 2022 geïnformeerd.1 Bevestigd kan worden dat met e-CODEX een standaardoplossing is ontwikkeld die voor
verschillende juridische procedures in grensoverschrijdende civiel- en strafrechtelijke
zaken kan worden gebruikt. Voor e-CODEX is met de Europese e-CODEX verordening een
juridisch kader gegeven.
Ook voor de Betekeningsverordening geldt dat e-CODEX de basis voor de uitwisseling
van gegevens biedt. De verordening kent een soortgelijke systematiek als in het e-Justicevoorstel
wordt gevolgd. In die zin kan de Betekeningsverordening, met de Bewijsverkrijgingsverordening,
als een voorloper van het e-Justicevoorstel worden beschouwd.
E-CODEX is het technische uitwisselplatform waarmee berichten tussen Nederlandse autoriteiten
en buitenlandse partners veilig verstuurd en ontvangen kunnen worden. E-CODEX kan
in Nederland (in pilotvorm) gebruikt worden voor de digitale uitwisseling van onbetaalde
verkeersboetes tussen het CJIB en de tegenhangers in Frankrijk en Duitsland en voor
de uitwisseling van Europese Onderzoeksbevelen door de arrondissementsparketten Limburg
en Oost-Nederland met de tegenhangers in België en Noordrijn-Westfalen. In 2023 zal
het beheer van e-CODEX overgedragen worden aan het Europese agentschap eu-LISA. eu-LISA
wordt verantwoordelijk voor de e-CODEX onderdelen op EU-niveau, zoals de procesmodellen
en (updates op) de infrastructurele componenten. In Nederland is e-CODEX reeds een
gemeenschappelijke digitale dienst, waarbij de Justitiële Informatiedienst de fysieke
aansluiting op e-CODEX verzorgt.
3. Gegevensbescherming en privacy
De leden van de D66-fractie menen dat het waarborgen van de privacy van burgers, zeker
wanneer het gaat om gerechtelijke informatie, van groot belang is. Het in te voeren
systeem voor digitale informatie-uitwisseling tussen verschillende justitiële autoriteiten
van de lidstaten dient te zijn gebaseerd op een volledig betrouwbare en beveiligde
technische oplossing. Uit de memorie van toelichting blijkt dat er tussen de betrokken
instanties overleg wordt gevoerd over de technische uitvoering. Wordt de Autoriteit
Persoonsgegevens ook betrokken bij de overwegingen voor de technische uitvoering?
Kan de regering toelichten waarom de Autoriteit Persoonsgegevens niet om advies is
gevraagd in de voorbereiding van dit wetsvoorstel?
In de voorbereidende fase van het wetsvoorstel is nagedacht over de vraag of een privacy
impact assessment zou moeten worden gedaan en of de Autoriteit persoonsgegevens om
advies zou moeten worden gevraagd. Omdat het wetsvoorstel geen nieuwe verwerking van
persoonsgegevens bevat – het gaat immers om uitwisseling van gegevens die ook nu al
onder de huidige verordening worden uitgewisseld – en er geen hoog risico is voor
de rechten en vrijheden van natuurlijke personen, is er geen DPIA opgesteld. Het betreft
het digitaliseren van de gegevensuitwisseling tussen justitiële autoriteiten waar
voor de technische uitvoering aansluiting wordt gezocht bij e-CODEX. Hierom en omdat
er geen beleidsruimte is gelaten voor de lidstaten bij de uitvoering van de verordening
ten aanzien van de wijze van verwerken van persoonsgegevens, is ook geen advies gevraagd
aan de Autoriteit persoonsgegevens. Indien in de feitelijke uitvoering als gevolg
van de herziening van de betekeningsverordening keuzes worden gemaakt die de verwerking
van persoonsgegevens raken, zal de Autoriteit Persoonsgegevens om advies worden gevraagd.
4. Financiële gevolgen
De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de adviezen
van de Raad voor de Rechtspraak en de Nederlandse Orde van Advocaten. Beiden benadrukken
het belang van voldoende tijd, mankracht en middelen om de aansluiting van de nationale
ICT-systemen op e-Codex te kunnen realiseren. Uit de paragraaf over de financiële
gevolgen in de memorie van toelichting blijkt niet of de benodigde mankracht en middelen
door de regering in kaart zijn gebracht. Kan de regering toelichten welke mankracht,
tijd en middelen zij noodzakelijk acht voor een succesvolle aansluiting op het e-Codex
systeem? Hoe is de regering van plan de belasting op de voornoemde organisaties te
faciliteren?
5. Advies en consultatie
De leden van de VVD-fractie lezen dat uit adviezen van geconsulteerde organisaties
naar voren komt dat het voor alle betrokkenen van belang is dat de financiële gevolgen
helder in kaart worden gebracht. Kennelijk zijn deze gevolgen voor de betrokken organisaties
op dit moment nog onvoldoende in kaart gebracht. Hoe verhoudt dat gegeven zich tot
Aanwijzing 4.45 van de aanwijzingen voor de regelgeving over de vermelding van financiële
gevolgen van wetsvoorstellen en algemene maatregelen van bestuur (AMvB’s)? Kan de
regering aangeven hoe zij voornemens is de financiële gevolgen van het wetsvoorstel
en de AMvB in kaart te brengen, hoe deze kosten zullen worden gedekt en wanneer de
Kamer daarover wordt geïnformeerd?
Ik beantwoord deze vragen van de D66-fractie en de VVD-fractie graag gezamenlijk.
De benodigde resources en financiële middelen voor de implementatie en uitvoering
van zowel de bewijsverkrijgings- als de betekeningsverordening worden met betrokken
organisaties, waaronder de Rechtspraak, momenteel in kaart gebracht. Daarbij worden
verschillende oplossingen onderzocht. De implementatie dient immers in goed overleg
te worden vormgegeven. Relevant daarbij is onder meer de vormgeving van de door de
Europese Commissie aangeboden referentie-implementatiesoftware. De precieze specificaties
hiervan zijn nog niet bekend. Zie hieromtrent ook de eerdergenoemde Kamerbrief d.d.
14 oktober 2022.2 De implementatie dient te zijn afgerond op 1 mei 2025.
De leden van de VVD-fractie vragen ook hoe de herschikte Betekeningsverordening zich
verhoudt tot het basisplan digitale toegankelijkheid van de rechtspraak en andere
lopende initiatieven in de strafrechtketen om verder te digitaliseren. Hoe verhoudt
in dat licht de herschikte Betekeningsverordening zich tot het nieuwe Wetboek van
Strafvordering?
De betekeningsverordening is van toepassing op de betekening of kennisgeving van gerechtelijke
en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken en is daarmee niet
van toepassing op de betekening of kennisgeving van stukken in het kader van de strafvordering.
Het Wetboek van Strafvordering kent een eigen regeling inzake betekening, die in 2020
nog is gewijzigd, waarbij onder meer de mogelijkheid van elektronische betekening
van gerechtelijke mededelingen is ingevoerd. Van die mogelijkheid wordt inmiddels
ook in de praktijk gebruik gemaakt. In het kader van de modernisering van het Wetboek
van Strafvordering wordt de ontwikkeling van verdere digitalisering voortgezet. Ter
gelegenheid van de indiening van de wetgeving tot vaststelling van een nieuw Wetboek
van Strafvordering zal de regering hierop nader ingaan.
De leden van de VVD-fractie begrijpen dat de keuze voor wel of geen Europese implementatiesoftware
nog niet is gemaakt en dat de Raad voor de Rechtspraak heeft aangegeven dat het aan
de Rechtspraak zelf zou moeten zijn om te beslissen of het wenselijk is gebruik te
maken van de Europese implementatiesoftware. Kan de regering bevestigen dat alle partners
in de strafrechtketen en alle andere Nederlandse organisaties die worden aangesloten
op e-CODEX, allemaal, of geen van allen gebruik zullen maken van de Europese implementatiesoftware?
Acht de regering het noodzakelijk dat alle Nederlandse organisaties dezelfde keuze
maken? En zo ja, welke organisaties worden bij dit besluit betrokken? Wordt het Bureau
Informatietoetsing (BIT) ook betrokken bij deze en andere keuzes die nog moeten worden
gemaakt bij het vaststellen van de AMvB die ter uitwerking van het wetsvoorstel dient?
Voorts vragen deze leden hoeveel het ontwerpen van eigen implementatiesoftware voor
Nederland naar verwachting zou kosten, indien hiervoor zou worden gekozen.
Het is juist dat nog geen definitieve keuze is gemaakt of gebruik zal worden gemaakt
van de door de Europese Commissie aangeboden referentie-implementatiesoftware voor
de digitaliseringsaspecten van de Betekenings- en Bewijsverkrijgingsverordening. Dat
heeft er onder meer mee te maken dat de precieze specificaties daarvan nog niet bekend
zijn. Zie hieromtrent ook de eerdergenoemde Kamerbrief.3 De implementatie van de digitaliseringsaspecten van deze verordeningen dient te zijn
afgerond op 1 mei 2025. Omdat beide verordeningen uitsluitend betrekking hebben op
grensoverschrijdende burgerlijke en handelszaken zijn er geen gevolgen voor de partners
in de strafrechtketen.
Tot slot lezen de leden van de VVD-fractie dat het ontwerpen van de implementatiesoftware
uit de algemene begroting van de Europese Unie wordt gefinancierd. Welk bedrag is
hiervoor geraamd?
De Europese Commissie heeft geen concreet bedrag genoemd dat gemoeid zal zijn met
het ontwerpen van de referentie-implementatiesoftware. Wel is in de effectbeoordeling
bij het voorstel voor de herschikking van de Bewijsverkrijgingsverordening aangegeven
dat de verwachting is dat de kosten lager zullen zijn dan de kosten voor het ontwikkelen
van het e-CODEX-portaal, welke kosten destijds waren geraamd op EUR 24 miljoen.4
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het advies van de Koninklijke
Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG). Daarin wordt expliciet gevraagd
om ruimte in artikel 56 Rv, lid 2 voor het afzonderlijk verzending van vertaalde stukken.
De KBvG voorziet problemen in de praktijk omdat vertalingen vaak nog niet klaar zijn
op het moment van verzending. De aan het woord zijnde leden lezen in de memorie van
toelichting geen reactie op dit bezwaar. Kan de regering toelichten waarom er niet
is gekozen om deze ruimte toe te kennen in het voorstel?
Naar aanleiding van de betreffende opmerking van de KBvG is de relevante zin in het
voorgestelde artikel 56 lid 2 Rv gewijzigd. Die luidt nu «Indien het stuk niet is
opgesteld in een van de in artikel 12, eerste lid, van de verordening bedoelde talen,
verzendt de gerechtsdeurwaarder ook een vertaling in een taal als bedoeld in artikel 12, eerste lid, van de verordening.» Daarmee is
tegemoetgekomen aan de zorg van de KBvG.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het consultatieadvies van de
Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA). In het consultatieadvies maakt de NOvA een
opmerking met betrekking tot de delegatie in het wetsvoorstel. Aan artikel 2 van de
Uitvoeringswet wordt een lid toegevoegd dat bepaalt dat bij algemene maatregel van
bestuur nadere regels kunnen worden gesteld voor de verzending als bedoeld in artikel
5, eerste lid, van de verordening. De adviescommissie stelt de vraag of voldoende
is gewaarborgd dat nadere regels werkbaar en betrouwbaar zijn. Hoe ziet de regering
de delegatiebepaling in dit licht?
Ik ben met de NOvA van mening dat verzending via een gedecentraliseerd IT-systeem
betrouwbaar en werkbaar moet zijn en dat de regels en voorschriften daaromtrent dat
ook moeten zijn. De Betekeningsverordening bevat al verschillende regels over de betrouwbaarheid
van het te gebruiken systeem (zoals art. 5, 19 en 31 van de Betekeningsverordening).
Als het voor de technische uitvoering van de nationale aansluiting op e-CODEX nodig
blijkt, kunnen bij algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld. Deze
zullen worden opgesteld in overleg met de relevante stakeholders, zoals de Europese
Commissie, de gerechtsdeurwaarders en het agentschap EU-Lisa. Daarmee waarborgen we
de betrouwbaarheid en de werkbaarheid van de nadere regels en van (de verzending via)
het gedecentraliseerde IT-systeem.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het advies van de Raad van State
(RvS). De Betekeningsverordening geeft de mogelijkheid voor rechters tot het verlenen
van verstek zelfs indien geen certificaat van betekening is ontvangen. Daarvoor moet
worden voldaan aan de voorwaarden die zijn neergelegd in artikel 22, tweede lid van
de verordening. Deze leden lezen in het advies van de RvS dat het omzetten c.q. overnemen
van deze voorwaarden in de Uitvoeringswet strijdig is met het overschrijfverbod. In
plaats daarvan zou in de Uitvoeringswet moeten worden verwezen naar de voorwaarden
in de verordening zelf. Naar aanleiding van het advies van de Afdeling heeft de regering
ervoor gekozen om het voorstel niet langer als Uitvoeringswet opnieuw te laten vaststellen,
maar te kiezen voor een wijzigingswet. Het huidige artikel 7 dat de uitvoering (na
wijziging) van artikel 22 van de herschikte verordening zal regelen, omvat de overgenomen
voorwaarden uit de verordening. Deze leden lezen in de memorie van toelichting dat
de regering aanvulling op dat punt niet nodig acht omdat aan de wijze van verlenen
van verstek en de voorwaarden daarvoor niets wordt gewijzigd. Deze leden vragen waarom,
in navolging van het advies van de RvS met betrekking tot schending van het overschrijfverbod,
de voorwaarden in artikel 7 niet zijn gewijzigd in een verwijzing naar de in de Betekeningsverordening
gestelde voorwaarden. Kan de regering hier een toelichting op geven?
Omdat is gekozen voor een «één op één uitvoering» van de herschikte verordening, worden
alleen de artikelen gewijzigd die moeten worden gewijzigd op grond van de herschikking
van de verordening. Omdat artikel 22, op het punt van de wijze van verlenen van verstek
en de voorwaarden daarvoor, niet is gewijzigd, is artikel 7 van de Uitvoeringswet
Betekeningsverordening op dat punt ook niet gewijzigd.
II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Artikel I
E (artikel 4a)
De leden van de SP-fractie constateren dat de nieuwe Betekeningsverordening een clausule
bevat die het mogelijk maakt voor gerechtsdeurwaarders om adressen te achterhalen
uit bijvoorbeeld de Basisregistratie Personen (BRP), indien daarna een betekening
volgt. Uit de memorie van toelichting kan worden opgemaakt dat het achterhalen van
een adres optioneel wordt opgevolgd door een betekening. Kan de regering dit toelichten?
Is het optioneel of wordt het achterhalen van een adres altijd gevolgd door een betekening?
Indien het optioneel is, wat is de ratio achter dit systeem? Daarnaast is er het vraagstuk
van geheime adressen. Voldoen gerechtsdeurwaarders aan de Uitvoeringswet wanneer zij
bij geheime adressen slechts de gemeente of woonplaats verstrekken, in plaats van
het precieze adres?
Tot slot speelt, met betrekking tot het achterhalen van de adressen, het vraagstuk
van vergoeding. Deze leden hebben vernomen dat gerechtsdeurwaarders wel degelijk kosten
in rekening zullen brengen voor het achterhalen van een adres. Hoe verhoudt dit zich
tot de toelichting in de memorie van toelichting? Brengt de regering dit gegeven ter
kennis aan de EC?
Artikel 7 van de Betekeningsverordening bepaalt dat bijstand moet worden verleend
bij het achterhalen van het adres van een persoon aan wie een gerechtelijk of buitengerechtelijk
stuk moet worden betekend en geeft drie mogelijke manieren waarop dergelijke bijstand
vormgegeven kan worden. Op grond van het voorgestelde artikel 4a krijgt de gerechtsdeurwaarder
de taak dergelijke bijstand te verlenen, omdat het voor de hand ligt dat de gerechtsdeurwaarder
ook de betekening verzorgt en omdat het nu al zo is dat gerechtsdeurwaarders bevoegd
zijn adressen te controleren in de Basisregistratie Personen (BRP) indien zij een
binnenlands of buitenlands verzoek tot betekening krijgen. De kosten die gemoeid zijn
met het verlenen van bijstand bij het achterhalen van adressen, worden zo mogelijk
gekoppeld aan de opdracht tot betekening. Het wetsvoorstel sluit daarmee aan bij de
huidige praktijk en wijzigt daar niets aan. Gaat het achterhalen van een adres door
een gerechtsdeurwaarder niet gepaard met een opdracht tot betekening, dan stelt de
verordening geen regels voor de kosten van de bijstand bij het achterhalen van de
adresgegevens. Het wetsvoorstel bevat om die reden ook geen bepalingen over dergelijke
kosten.
Voor het achterhalen van geheime adressen geldt dat gerechtsdeurwaarders deze adressen
kunnen achterhalen maar niet mogen delen met de verzoeker. Een gerechtsdeurwaarder
kan uiteraard de betekening van een gerechtelijk of buitengerechtelijk stuk verzorgen
aan een geheim adres, zonder het adres te delen. Die praktijk blijft met dit wetsvoorstel
in stand.
G (artikel 5a)
De leden van de SP-fractie lezen in het wetsvoorstel dat de regering per AMvB nadere
regels wil stellen aan het elektronisch betekenen van stukken en het verzenden van
stukken per e-mail. In Nederland is echter geen systeem van digitale betekening of
kennisgeving. Is de regering van plan dit te wijzigen, en zo ja, waarom? In de memorie
van toelichting wordt ook verwezen naar het veilig mailen. Heeft de regering de intentie
dat verder uit te breiden en wat is daarvoor de juridische basis? Kan de regering
toelichten wat zij dan van plan is om in de AMvB op te nemen?
De leden van de SP-fractie merken op dat het verzenden of ontvangen in de praktijk
om zeer omvangrijke dossiers kan gaan, soms wel om duizenden pagina’s. Dit roept de
vraag op of behoefte is aan de mogelijkheid om printkosten in rekening te brengen.
Vindt de regering het gewenst om hiervoor ruimte te bieden in de AMvB?
Ik beantwoord de verschillende vragen van de leden van de SP-fractie gezamenlijk.
Het voorgestelde artikel 5a bevat een grondslag voor een AMvB waarin aanvullende voorwaarden
kunnen worden gesteld voor het aanvaarden van elektronische betekening of kennisgeving
per e-mail. De bewoordingen van het voorgestelde artikel 5a zijn dusdanig ruim, dat
ook eventuele voorwaarden ten aanzien van kosten daaronder kunnen worden begrepen
als dat nodig en wenselijk zou blijken. Op dit moment zijn er echter geen concrete
voornemens om digitale betekening of kennisgeving op korte termijn in te voeren. Dat
betekent dat er ook nog geen zicht is op wat er in een eventuele AMvB zal worden opgenomen.
H (artikel 6)
De leden van de SP-fractie vernemen dat het tarief vast wordt gesteld op 125 euro.
De memorie van toelichting is op dit punt echter niet heel duidelijk over de vraag
of dat tarief inclusief of exclusief belasting is, aangezien dit afhankelijk is van
de hoedanigheid van de opdrachtgever. Deze leden stellen dat het het beste is wanneer
er een bedrag wordt opgenomen inclusief belasting. Dat zou hier uitkomen op € 151,25.
In de situatie dat de BTW verlegd moet worden, zal de Nederlandse gerechtsdeurwaarder
een bedrag exclusief BTW in rekening brengen.
Het is juist dat het tarief voor de vergoeding van de gerechtsdeurwaarder wordt vastgesteld
op 125 euro. Dat bedrag is exclusief btw, zoals ook opgemerkt in de toelichting. Een
tarief exclusief btw biedt de meeste zekerheid en duidelijkheid voor gerechtsdeurwaarders.
Op die manier houdt de gerechtsdeurwaarder immers, ongeacht het btw-regime, altijd
€ 125 over. Ook als het btw-tarief zou wijzigen. Juist bij een tarief inclusief btw
zou dat anders zijn. De gerechtsdeurwaarder zal dan, afhankelijk van het btw-regime,
meer of minder kunnen overhouden dan € 125 euro. Om die reden kies ik er niet voor
een tarief inclusief btw op te nemen.
Artikel II
A (artikel 56)
In artikel 12 van de nieuwe verordening wordt de weigering wegens schending van het
taalvereiste geregeld. De verordening is op dit punt geheel gewijzigd ten opzichte
van de oude verordening en maakt dan ook gebruik van geheel andere weigeringsformulieren.
Gebruik van de weigeringsformulieren was onder de oude verordening altijd verplicht,
ook als een vertaling was bijgevoegd.5 De nieuwe verordening stelt duidelijk in overweging 23 dat weigering tot uitzonderlijke
gevallen moet worden beperkt. In het zicht van de nieuwe verordening heeft het Hof
van Justitie van de Europese Unie op 5 mei 20226 haar standpunt evenwel herhaald zonder daarbij op enige wijze te verwijzen naar de
nieuwe regels voor weigering. Hoe dient de praktijk dit arrest te duiden in het licht
van de gewijzigde regels?
Het arrest van het Hof van Justitie is gewezen voordat de herschikte verordening in
werking trad. Dat betekent dat de feiten van de zaak zich hebben voorgedaan onder
het oude recht (de verordening van vóór de herschikking) en dat het Hof van Justitie
heeft geoordeeld op grond van het toen geldende recht. Inmiddels is de herschikte
verordening, met de nieuwe regels voor weigering en weigeringsformulieren, in werking
getreden. Een zaak waarvan de feiten zich voordoen onder de herschikte verordening
zal naar die regels beoordeeld worden.
Daarnaast hebben de leden van de SP-fractie het over de mogelijkheid om ook vertalingen
anders dan beëdigde vertalingen toe te staan. Waarom staat de regering dit toe? Hoe
wordt de kwaliteit van een vertaling gegarandeerd wanneer die niet door een beëdigd
vertaler tot stand is gekomen? Leidt dit niet tot uitholling van de kwaliteit van
vertaling van officiële documenten?
Het gebruik van niet-beëdigde vertalingen wordt toegelaten omdat de verordening dergelijke
vertalingen ook toelaat. Artikelen 9 en 12 van de herschikte verordening stellen geen
eisen aan vertalingen. In overweging 25 wordt opgemerkt dat een vertaling gecertificeerd
moet zijn of «anderszins geschikt geacht voor een procedure overeenkomstig het recht
van de lidstaat van herkomst». Een vertaling die is opgesteld door de (advocaat van)
eiser of verzoeker die de relevante taal voldoende machtig is valt in die laatste
categorie als erop vertrouwd kan worden dat een geschikte vertaling is gemaakt. Op
dit moment zijn niet-beëdigde vertalingen al toegestaan. In die zin wijzigt de verordening
niets aan de huidige vertaalpraktijk. Ik ga er dan ook niet vanuit dat de kwaliteit
van vertalingen van officiële documenten onder druk zal komen te staan met de herschikte
verordening en de gewijzigde uitvoeringswet.
De Minister voor Rechtsbescherming,
F.M. Weerwind
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F.M. Weerwind, minister voor Rechtsbescherming
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.