Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
36 102 Wijziging van de Wet toezicht trustkantoren 2018 in verband met maatregelen om trustdienstverlening in gevallen met hoge integriteitrisico’s te verbieden
Nr. 6
                   NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
            
Ontvangen 9 november 2022
Inleiding
De regering is de vaste commissie voor Financiën erkentelijk voor de aandacht die
                  zij aan het onderhavige wetsvoorstel heeft geschonken en voor de door haar daarover
                  gestelde vragen. De vragen, die voor het overzicht zijn genummerd, worden zo veel
                  mogelijk beantwoord in de volgorde van het door de commissie uitgebrachte verslag.
                  Voor zover vragen, vanwege overeenkomst in onderwerp, gezamenlijk beantwoord zijn,
                  is dit vermeld.
               
Algemeen
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het Wijzigingsvoorstel van de
                     Wet toezicht trustkantoren waarmee trustdienstverlening in gevallen met hoge integriteitrisico’s
                     worden verboden. Deze leden steunen de inzet van het kabinet om de integriteit van
                     het financiële stelsel in Nederland te bevorderen en het gebruik van trustdiensten
                     voor witwassen te voorkomen. Deze leden hebben nog enkele vragen.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavige voorstel en het
                     voorstel om trustdienstverlening aan cliënten in Rusland en Belarus te verbieden.
De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de Wetswijziging «toezicht trustkantoren
                     2018 in verband met maatregelen om trustdienstverlening in gevallen met hoge integriteitrisico’s
                     te verbieden». Naar aanleiding van het genoemde punt brengen de leden van de PVV-fractie
                     het volgende naar voren.
De leden van de CDA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel.
                     Deze leden hebben nog enkele vragen. Het wetsvoorstel voorziet in een verbod op het
                     bieden van bepaalde dienstverlening. Dit betreft het aanbieden van doorstroomvennootschappen
                     en trustdienstverlening met betrokkenheid van derde-hoog-risicolanden of van landen
                     die op de lijst staan van non-coöperatieve landen op belastinggebied.
1. De leden van de CDA-fractie vragen of de regering in algemene zin in beeld heeft
                     waar de «geitenpaadjes» zitten en of de regering voornemens is dit nu ook reeds aan
                     te pakken of eerst dit wetsvoorstel te implementeren, monitoren en daarna verdere
                     verbeteringen aan te brengen.
In algemene zin heeft de regering in beeld op welke manieren omzeiling van de Wet
                  toezicht trustkantoren 2018 (Wtt 2018) plaatsvindt. Dit beeld komt tot stand op basis
                  van overleg met De Nederlandsche Bank (DNB), die vanuit de toezichtpraktijk het beste
                  zicht heeft op dergelijke praktijken. Ook in het onderzoek naar illegale trustdienstverlening
                  zijn manieren genoemd om het toezicht te ontwijken.1 Naar aanleiding van dit onderzoek is een aanscherping van de wetgeving aangekondigd,
                  die onderdeel zal zijn van de Wijzigingswet financiële markten 2024.2 In dat wetsvoorstel wordt de trustdienst «optreden als bestuurder» aangescherpt om
                  onduidelijkheid en omzeiling («geitenpaadje») van de wet aan te pakken.
               
In het rapport de toekomst van de trustsector signaleerden de onderzoekers dat potentiële
                  cliënten van trustdienstverlening aan trustshoppen doen: het benaderen van diverse
                  trustkantoren totdat een kantoor overgaat tot acceptatie.3 Een van de twee vervolgstappen als aangekondigd in de kabinetsreactie op het onderzoek
                  is het aanscherpen van artikel 68 Wtt 2018 om dergelijke omzeiling van de Wtt 2018
                  te voorkomen.
               
Daarbij wil ik benadrukken dat onderhavig wetsvoorstel in vergelijking met de overige
                  integriteitswetgeving verstrekkend is: dienstverlening verbieden wegens aanpalende
                  integriteitsrisico’s wijkt af van algemeen beleid voor integriteitswetgeving. Uitgangspunt
                  bij integriteitswetgeving is dat financiële instellingen individuele afwegingen per
                  cliënt maken om zo integriteitsrisico’s te wegen. In het beginsel wordt er gekeken
                  naar mitigerende maatregelen per cliënt voordat dienstverlening niet wordt verleend.
                  Onderhavig wetsvoorstel wijkt hiervan af: trustdienstverlening met hoge integriteitsrisico’s
                  wordt per definitie verboden zonder dat er ruimte wordt gelaten voor individuele afwegingen
                  dan wel mitigerende maatregelen.
               
Naast alle aangekondigde maatregelen blijft de regering de sector en de effectiviteit
                  van nieuwe maatregelen monitoren. In dat kader rapporteert DNB jaarlijks over de naleving
                  van de wetgeving in haar verantwoording.
               
De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel
                     en hebben hierover nog enkele vragen.
De leden van de PvdA-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel om trustdienstverlening
                     met hoge integriteitsrisico’s te verbieden. In algemene zin staan deze leden positief
                     tegenover het voorstel om deze praktijken verder aan banden te leggen. Wel willen
                     deze leden opmerken dat zijn voorstander zijn van het volledig verbieden van de trustdienstverlening
                     gezien de zeer beperkte maatschappelijke bijdrage en grote risico’s op misbruik. Over
                     het wetsvoorstel hebben deze leden nog enkele vragen en opmerkingen.
De leden van de ChristenUnie-fractie en het lid Omtzigt hebben met interesse kennisgenomen
                     van het wetsvoorstel. Wel hebben de leden van de ChristenUnie-fractie en het lid Omtzigt
                     nog enkele vragen aan de regering over het wetsvoorstel.
1. Hoofdlijnen wetsvoorstel
               
1.1. Inleiding
               
2. De leden van de SP-fractie lezen dat het beroeps- of bedrijfsmatig aanbieden van
                     doorstroomvennootschappen wordt verboden, evenals dienstverlening aan cliënten woonachtig
                     of gevestigd in derde-hoogrisicolanden. De leden van de SP-fractie stellen de vraag
                     welk deel van het totaal aan trustdienstverlening hierdoor wordt verboden. Welke activiteiten
                     mogen trustkantoren nog wel aanbieden en welk nut hebben deze activiteiten voor de
                     reële economie? Is het niet zo dat vrijwel alle diensten die trustkantoren aanbieden
                     te maken hebben met het onderdak bieden aan bedrijven die niet echt in Nederland aanwezig
                     willen zijn, met het faciliteren van fiscale planning en met het verhullen van eigendommen?
Ten tijde van schrijven worden er 3 doorstroomvennootschappen aangeboden door vergunninghoudende
                  trustkantoren. Daarnaast kwalificeerden per eind 2020 ongeveer 16 zakelijke relaties
                  en 28 (uiteindelijk belanghebbenden van) cliënten of doelvennootschappen als doelgroep
                  van de wijziging van artikel 23a van de Wtt 2018.4 Voor 2022 geldt dat de Nederlandse trustsector rond de 13.500 doelvennootschappen
                  (rechtspersoon of vennootschap waaraan de trustdiensten worden verleend) bedienen.5 Gelet op deze cijfers is het deel aan trustdienstverlening dat verboden wordt beperkt.
               
Met onderhavig wetsvoorstel wordt trustdienst c (het ten behoeve van de cliënt gebruik
                  maken van een doorstroomvennootschap) en trustdienstverlening betrokken bij derde-hoogrisico
                  landen of non-coöperatieve-landen op belastinggebied verboden. Met de reeds in werking
                  getreden spoedwet trustkantoren zijn daarnaast alle vormen van trustdienstverlening
                  verboden aan cliënten gevestigd of woonachtig in Belarus of Rusland. Alle overige
                  trustdienstverlening blijft toegestaan.
               
De financieel-economische als ook maatschappelijke (meer)waarde van de Nederlandse
                  trustsector is in het onderzoek naar de toekomst van de trustsector onderzocht. De
                  inschatting in het rapport is dat de directe financieel-economische toegevoegde waarde
                  van de trustsector voor Nederland beperkt is. De sector levert naar schatting 1.750
                  banen op (1.000 tot 1.300 fte) en € 50 miljoen aan belastingopbrengsten. Voorts kan
                  de trustsector bijdragen aan een laagdrempelig vestigingsklimaat. De maatschappelijke
                  toegevoegde waarde van de trustsector is voornamelijk de maatschappelijke rol van
                  trustkantoren als poortwachter van het financiële systeem.6 Daarnaast schrijven de onderzoekers dat meerwaarde door trustdienstverlening wordt
                  gecreëerd middels asset protection: het beschermen van bezittingen in andere landen
                  tegen onteigening. Dit kan beschermend werken tegen een corrupte overheid. Kanttekening
                  is dat asset protection kan worden ingezet om belastingheffing te ontlopen of illegaal
                  verkregen bezittingen veilig te stellen. Dit is verboden, alleen is niet altijd eenvoudig
                  vast te stellen. Ten overvloede dient te worden opgemerkt dat trustkantoren zich ten
                  alle tijde aan de wet moeten houden. Daarbij kent de Wtt 2018 strenge eisen voor cliëntenonderzoek
                  waarbij de herkomst van het vermogen van de cliënt moet worden vastgesteld evenals
                  er met zoveel mogelijk zekerheid moet worden vastgesteld dat het vermogen uit legitieme
                  bron afkomstig is. Wanneer dit niet het geval is of niet vastgesteld kan worden dan
                  kan er niet worden overgegaan tot trustdienstverlening.
               
Over het algemeen geldt dat trustkantoren vaak diensten verlenen aan complexe internationale
                  eigendomsconstructies. Deze dienstverlening is overwegend fiscaal gedreven. De operationele
                  activiteiten van dergelijke eigendomsconstructies in Nederland zijn veelal beperkt.
                  Dit is een inherent en vaak logisch gevolg van trustdienstverlening: immers maakt
                  de dienstverlening het mogelijk om als vennootschap in Nederland gevestigd te zijn
                  zonder hiervoor bijvoorbeeld een eigen postadres te regelen dan wel zelfstandig een
                  bestuurder in dienst te nemen. Evenwel zijn de fiscale prikkels als drijfveer achter
                  trustdienstverlening aan het afnemen. Het rapport over de toekomst van de trustsector
                  noemt ingezet beleid hiervoor als belangrijkste reden. Voorts constateren de onderzoekers
                  een toenemende vraag naar trustdienstverlening door internationale bedrijven met operationele
                  structuren: bedrijven die wel bedrijfsactiviteiten ontplooien. Factoren hierbij zijn
                  niet-fiscale redenen zoals het Nederlandse vestigingsklimaat, investeringsbeschermingsovereenkomsten,
                  de hoogwaardige Nederlandse financiële infrastructuur en het Nederlandse civielrechtelijk
                  stelsel.
               
3. De leden van de SP-fractie vragen hoe de regering inmiddels denkt over een algeheel
                     verbod op de trustsector.
Het onderzoek naar de toekomst van de trustsector en de kabinetsreactie zijn 7 oktober
                  naar uw Kamer gestuurd.7 SEO Economisch onderzoek concludeert dat een verbod niet efficiënt en doelmatig is
                  ter beheersing van integriteitsrisico’s. Gezien die conclusie ziet de regering op
                  dit moment geen aanleiding voor een algeheel verbod op de trustsector. Wel worden
                  er aanvullende maatregelen genomen om «trustshoppen» te voorkomen en om meer transparantie
                  bij trustkantoren te bewerkstelligen. Hierbij benadruk ik dat Nederland al een streng
                  wettelijk kader kent voor trustdienstverlening. Ook zijn er met de spoedwet trustkantoren
                  en onderhavig wetsvoorstel verdere aanvullende maatregelen genomen.
               
1.2. Doorstroomvennootschappen
               
4. Dat het verbod op trustdienstverlening in gevallen van hoge integriteitsrisico’s
                     niet samenhangt met een onderzoek naar de toekomst van de trustsector mede naar aanleiding
                     van de motie Omtzigt-Van Weyenberg, verbaast de leden van de D66-fractie. Deze leden
                     delen de observatie dat de toekomst van de trustsector niet ligt in trustdienstverlening
                     aan cliënten met hoge integriteitsrisico’s, maar vragen naar de samenhang van het
                     voorliggende voorstel met de bredere analyse van de toekomst van trustdienstverlening
                     in Nederland. Deze leden vragen hoe een integrale aanpak van de trustdienstverlening
                     vanuit Nederland wordt geborgd.
DNB geeft elk jaar in de ZBO-verantwoording een integraal beeld van de ontwikkeling
                  in de trustsector. Hierin wordt tevens stilgestaan bij het toezicht op de sector en
                  de naleving door de sector van wetgeving. Het is mede naar aanleiding van de constateringen
                  van de toezichthouder dat onderhavig wetsvoorstel is ingediend.
               
Voor een bredere analyse van de toekomst van trustdienstverlening in Nederland, is
                  het onderzoek naar de toekomst van de trustsector van belang. Zoals hierboven aangegeven
                  is het onderzoek inmiddels afgerond en gedeeld met uw Kamer. Hierin wordt de vraag
                  beantwoord hoe de trustsector er in de nabije toekomst uitziet. In het onderzoek is
                  gekeken naar verschillende scenario’s voor de trustsector. Hierbij is rekening gehouden
                  met de maatregelen zoals opgenomen in het voorliggende wetsvoorstel. In de kabinetsreactie
                  is integraal gekeken naar de resultaten uit het onderzoek naast de al lopende en aangekondigde
                  maatregelen. Ten behoeve van de kabinetsreactie en de aangekondigde maatregelen is
                  uiteraard overleg geweest met DNB. In algemene zin heeft het Ministerie van Financiën
                  periodiek overleg met DNB ten behoeve van het beleid ten aanzien van de trustsector.
                  Hierbij is tevens van belang dat DNB in het toezicht de samenwerking zoekt met verschillende
                  ketenpartners zoals het OM, de FIOD en Bureau Toezicht Wwft.
               
5. Ook vragen de leden van de D66-fractie naar de samenhang met de bepaling uit de
                     Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) die trustinstellingen
                     verplicht om melding te maken van ongebruikelijke transacties. Is voldoende helder
                     (geweest) wat «ongebruikelijke transacties» zijn?
               
Het is voldoende helder wat ongebruikelijke transacties zijn. Naast de Wtt 2018 is
                  ook de Wwft op trustkantoren van toepassing. Hierdoor geldt op grond van de Wwft voor
                  trustkantoren de verplichting om ongebruikelijke transacties te melden. De meldingsplicht
                  bestaat al geruime tijd. Zowel DNB als de Rijksoverheid hebben een leidraad gepubliceerd
                  met daarin aandacht voor de meldplicht en wat ongebruikelijke transacties zijn.8 Tot slot is er tussen DNB, FIU en de branchevereniging(en) van trustkantoren periodiek
                  overleg over de meldplicht. Voorgenoemde partijen spreken ook met het Ministerie van
                  Financiën waarbij ontwikkelingen, beleid en regelgeving over de trustsector worden
                  besproken. Wanneer hier aanleiding toe is dan wordt de meldplicht besproken.
               
6. De leden van de PVV-fractie merken allereerst op dat er voorzien is in de mogelijkheid
                     om bij ministeriële regeling vrijstelling te verlenen van het verbod beroeps- of bedrijfsmatig
                     gebruikmaken van doorstroomvennootschappen. De leden van de PVV-fractie vragen om
                     een verduidelijking hiervan. Bij welke vormen van dienstverlening kan er sprake zijn
                     van een vrijstelling?
8. De leden van de CDA-fractie lezen dat is voorzien in de mogelijkheid om bij ministeriële
                     regeling vrijstelling te verlenen van het verbod. Bepaalde vormen van dienstverlening,
                     zoals een stichting administratiekantoor, zouden volgens de regering voor een vrijstelling
                     in aanmerking kunnen komen omdat dergelijke dienstverlening de geschetste risico’s
                     die aanleiding zijn voor het verbod niet kent. De leden van de CDA-fractie vragen
                     of de regering specifieker kan aangeven wanneer een dergelijke vrijstelling kan worden
                     verleend.
9. De leden van de SP-fractie lezen dat er is voorzien in de mogelijkheid om bij ministeriële
                     regeling vrijstelling te verlenen van het verbod, omdat bijvoorbeeld op een STAK de
                     geschetste risico’s niet van toepassing zijn. Zij vragen de regering welke redenen
                     er voor bijvoorbeeld een STAK kunnen zijn om gebruik te maken van trustdiensten.
13. De leden van de ChristenUnie-fractie en het lid Omtzigt lezen dat is voorzien
                     in de mogelijkheid om bij ministeriële regeling vrijstelling te verlenen van het verbod,
                     omdat bepaalde vormen van dienstverlening niet gekenmerkt worden door de risico’s
                     die aanleiding geven voor de invoering van het verbod. Deze leden vragen de regering
                     om toe te lichten voor welke vormen van dienstverlening volgens de regering geen sprake
                     is van dergelijke risico’s. Verder vragen deze leden of de regering voornemens is
                     om meteen gebruik te maken van deze mogelijkheid om bij ministeriële regeling vrijstelling
                     te verlenen en zo ja, voor welke vormen van dienstverlening.
De trustdiensten in de Wtt 2018 zijn vrij breed omschreven. Om te voorkomen dat de
                  wet een ongewenste brede toepassing heeft of ziet op situaties waarbij al voorzien
                  is in een andere vorm van integriteitstoezicht, kan bij ministeriële regeling voorzien
                  worden in vrijstellingen van de wet. In de Regeling toezicht trustkantoren 2018 zijn
                  op dit moment zes vrijstellingen opgenomen. Voorzien is alleen de bestaande vrijstellingen
                  te handhaven en met dit wetsvoorstel geen nieuwe vrijstellingen te introduceren. Vrijstellingen
                  betreffen vormen van dienstverlening waarbij het integriteitstoezicht al gewaarborgd
                  is of waarbij de integriteitsrisico’s verwaarloosbaar zijn. Daarnaast zien de vrijstellingen
                  toe op specifieke categorieën van trustdienstverlening. Het is dus niet zo dat een
                  vrijstelling automatisch een algehele vrijstelling van de Wtt 2018 betekent. Ten aanzien
                  van de dienst verlenen van een doorstroomvennootschap is de vrijstelling voor het
                  houden van een derdenrekening van belang. Deze vrijstelling blijft bij een verbod
                  van deze dienst nodig om bijvoorbeeld de overdracht van onroerend goed te faciliteren.
                  Voor een overzicht zijn hieronder de vrijstellingen opgenomen die zijn geregeld in
                  de Regeling toezicht trustkantoren 2018.
               
• Vrijstelling besturen stichting voor certificaathouders (art. 2)
Deze vrijstelling geldt alleen voor natuurlijke personen die optreden als bestuurders
                        van stichtingen ten behoeve van certificaathouders (een stichting administratiekantoor).
                        De geldstromen waarbij een dergelijk administratiekantoor is betrokken houden rechtstreeks
                        verband met het aandeelhouderschap van de stichting. Indien de administratiekantoren
                        het houden van aandelen voor certificaathouders als enige activiteit verrichten, zijn
                        integriteitsrisico’s waar de Wtt 2018 zich op richt verwaarloosbaar.
                     
• Vrijstelling besturen door natuurlijke persoon als doelvennootschap al beheerd wordt
                           door een trustkantoor (art. 3)
Deze vrijstelling ziet op natuurlijke personen, die zich beroeps- of bedrijfsmatig,
                           in opdracht van derden, toeleggen op het besturen van doelvennootschappen (een vennootschap
                           dat bediend wordt door een trustkantoor) indien door hen uitsluitend bestuursdiensten
                           worden verleend in situaties waarin andere trustkantoren de «poortwachtersfunctie»
                           vervullen.
Het gaat bij deze categorie in de regel om voormalige adviseurs van de doelvennootschappen
                           of oud-bestuurders van trustkantoren die op persoonlijke titel bestuursdiensten voortzetten.
                           Zij kunnen door hun ervaring en kennis een bijdrage leveren aan goed bestuur van de
                           doelvennootschap. In dergelijke gevallen is er een vergunninghoudend trustkantoor
                           dat onderzoek verricht naar de doelvennootschap en haar bestuurders waardoor de poortwachtersfunctie
                           is gewaarborgd. Als het trustkantoor de diensten staakt, is ook de vrijstelling niet
                           meer aan de orde.
• Vrijstelling bemiddeling bij verkoop (art. 4)
Deze vrijstelling ziet op personen die bemiddelen bij de verkoop van onder toezicht
                           staande trustkantoren of bemiddelen bij de verkoop van een rechtspersoon, waar de
                           verkoop geen verband houdt met beëindiging van die rechtspersoon. Deze vrijstelling
                           is ingegeven door de overweging dat integriteitsrisico’s beperkt zijn indien de verkopende
                           partij een vergunninghoudend trustkantoor is. In dat geval is het betrokken trustkantoor
                           immers gehouden aan alle verplichtingen van de Wtt 2018. Verder zijn integriteitsrisico’s
                           met name aan de orde bij verkoop van «lege» rechtspersonen. Wanneer een overname is
                           gericht op de onderneming die de rechtspersoon drijft, zijn dergelijke risico’s kleiner.
Wel zijn er aanvullende voorwaarden gesteld aan deze vrijstelling. Zo moet de intentie
                           van de koper worden achterhaald zodat er niet bijvoorbeeld alsnog wordt overgegaan
                           tot beëindiging van de rechtspersoon.
• Vrijstelling voor doorstroomvennootschap verleend door bepaalde dienstverleners (art.
                           5)
Deze vrijstelling geldt voor bepaalde categorieën dienstverleners ten aanzien van
                        het ten behoeve van de cliënt gebruik maken van een vennootschap, die tot dezelfde
                        groep behoort als waarvan het trustkantoor deel uitmaakt. Het gaat telkens om dienstverleners
                        die ten behoeve van vermogensscheiding gebruikmaken van bijvoorbeeld een stichting
                        derdengelden. Deze praktijk is te onderscheiden van het gebruik van doorstroomvennootschappen.
                        Een derdegeldenrekening is bijvoorbeeld nodig voor het innen van vordering of voor
                        de overdracht van vastgoed waarbij de geldstroom tussen koper en verkoper tijdelijk
                        op een derdegeldenrekening staat. Feitelijk biedt de notaris een rechtspersoon aan
                        om middelen doorheen te laten lopen. Zonder deze vrijstelling zouden notarissen een
                        vergunning voor trustdiensten moeten hebben en voldoen aan de eisen in de Wtt 2018
                        en dat is niet beoogd.
                     
• Vrijstelling besturen vereniging van eigenaars (art. 6)
In de praktijk wordt het bestuur van een VvE vaak uitbesteed aan professionele partijen.
                        Met de uitoefening van een bestuurstaak in een VvE valt een professionele VvE bestuurder
                        onder de definitie van trustdienst als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel
                        a van het begrip trustdienst, van de Wtt 2018 en kent daardoor een vergunningplicht.
                        Een vergunningplicht valt in dit geval buiten de doelstelling van de Wtt 2018, te
                        weten de bevordering van de integriteit van het financiële stelsel. Vandaar geldt
                        deze vrijstelling.
                     
• Vrijstelling besturen pensioenfondsen (art. 7)
Bestuurders van pensioenfondsen zijn vrijgesteld van de trustdienst «in opdracht bestuurder
                        zijn». Dit omdat Pensioenfondsen onder toezicht staan van DNB waarbij bestuurders
                        – en daarmee personen die bestuursdiensten leveren – worden getoetst op geschiktheid
                        en betrouwbaarheid.
                     
• Vrijstelling besturen beleggingsinstellingen en icbe’s (art. 7a)
Bestuurders van beleggingsinstellingen en icbe’s zijn vrijgesteld van de trustdienst
                        «in opdracht bestuurder zijn». Beheerders van beleggingsinstellingen besteden regelmatig
                        het beheer van de financiële middelen van een beleggingsinstelling in een stichting
                        juridisch eigendom, uit aan professionele partijen. Deze beheerders staan onder toezicht
                        van de AFM en dienen zich te houden aan integriteitsregelgeving, zoals de Wwft en
                        de Sanctiewet 1977. Hiermee zijn de integriteitsrisico’s van beheerders van beleggingsinstellingen
                        en van icbe’s voldoende afgedekt.
                     
7. De leden van de CDA-fractie vragen of de regering nader kan toelichten waarom het
                     onderhavige wetsvoorstel niet strekt tot het opvolgen van de aanbevelingen van de
                     Commissie doorstroomvennootschappen. Deze leden vragen of de regering specifiek kan
                     ingaan op de aanbeveling om de beoordeling of er sprake is van een doorstroomvennootschap
                     te baseren op basis van de kenmerken die zien op de aanwezigheid van een internationale
                     structuur, transacties met gelieerde partijen, beperkte reële aanwezigheid in Nederland,
                     de aanwezigheid van fiscale, financiële of juridische motieven en grote internationale
                     geldstromen of balansposities.
10. De leden van de SP-fractie vragen de regering te motiveren waarom niet wordt aangesloten
                     bij de adviezen van de Commissie doorstroomvennootschappen bij het identificeren van
                     doorstroomvennootschappen.
11. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering waarom niet is gekozen om sec
                     de aanbevelingen van de Commissie doorstroomvennootschappen door te voeren. Kan de
                     regering daarbij met name ingaan op de beoordeling of er sprake is van een doorstroomvennootschap
                     te baseren op basis van de kenmerken die zien op de aanwezigheid van een internationale
                     structuur, transacties met gelieerde partijen, beperkte reële aanwezigheid in Nederland,
                     de aanwezigheid van fiscale, financiële of juridische motieven en grote internationale
                     geldstromen of balansposities?
Onderhavig wetsvoorstel ziet toe op een verbod van trustdienstverlening waarbij een
                  trustkantoor een eigen rechtspersoon, te weten een doorstroomvennootschap, gebruikt
                  om ten behoeve van een cliënt middelen doorheen te laten stromen. Dit is in de Wtt
                  2018 trustdienst c. De Commissie Doorstroomvennootschappen (Ter Haar II) heeft geen
                  aanbeveling gedaan die toeziet op het verbieden van trustdienst c dan wel de omschrijving
                  van trustdienst c. Dit wetsvoorstel geeft dus geen uitvoering aan de aanbevelingen
                  van de Commissie Doorstroomvennootschappen.
               
In het kader van de Wtt 2018 heeft het begrip «doorstroomvennootschap» een andere
                  betekenis dan bij de Commissie doorstroomvennootschappen. In de Wtt 2018 betreft het
                  een dienst die vanuit het trustkantoor wordt aangeboden: het laten stromen van middelen
                  door de rechtspersoon van het trustkantoor zelf. Dit staat los van het feit dat trustkantoren
                  diensten kunnen aanbieden aan doorstroomvennootschappen zoals omschreven door de Commissie
                  Doorstroomvennootschappen, zoals het voeren van bestuur, het leveren van een postadres
                  inclusief administratiediensten.
               
De Commissie Doorstroomvennootschappen formuleert in haar rapport zes kenmerken om
                  een doorstroomvennootschap te definiëren.9 Dit is niet relevant voor onderhavig verbod aangezien het gebruik van een doorstroomvennootschap
                  behorende tot de groep van de trustdienstverlener per definitie verboden is. Dit ongeacht
                  de precieze kenmerken van een doorstroomvennootschap als gedefinieerd door Ter Haar
                  II. Het leveren van trustdiensten aan doorstroomvennootschappen(zoals gedefinieerd
                  door de Commissie Doorstroomvennootschappen) is niet verboden (zie figuur).
               
Voor de opvolging van de Commissie ter Haar verwijs ik naar de Fiscale beleids- en
                  uitvoeringsagenda van 3 juni 2022 en in het bijzonder BIJLAGE II – Verdieping ondernemen
                  en belastingontwijking, waar de opvolging en stand van zaken betreffende de aanbevelingen
                  van Commissie Doorstroomvennootschappen is gegeven.10
12. De leden van de PvdA-fractie vragen naar de effectiviteit van deze wetgeving om
                     deze dienstverlening tegen gaan en op welke manieren de activiteiten alsnog voortgezet
                     kunnen worden. Hoe kan worden voorkomen dat er niet meer diensten in de ongereguleerde
                     sfeer zullen plaatsvinden?
Onderhavig wetsvoorstel verbiedt trustdienstverlening in gevallen met hoge integriteitsrisico’s.
                  Aangezien trustkantoren zich hier aan dienen te houden en een verbod eenvoudig is
                  na te leven, is de wet effectief. Cliënten betrokken bij dergelijke trustdienstverlening
                  zijn per definitie risicovolle partijen die in Nederland niet langer middels trustdienstverlening
                  kunnen worden gefaciliteerd.
               
Evenwel zijn er verschillende manieren denkbaar waarop de activiteiten helemaal of
                  deels kunnen worden voortgezet. Ten eerste staat het partijen uit derde-hoogrisicolanden
                  vrij om zelf in Nederland een rechtspersoon (bijvoorbeeld een doorstroomvennootschap)
                  op te richten en te beheren. De activiteiten vinden dan plaats zonder externe dienstverlener.
                  Ten tweede is het ook mogelijk dat een deel van de diensten elders wordt ondergebracht.
                  Dit kan alleen spelen bij de trustdienst «verlenen postadres in combinatie met aanvullende
                  diensten». Alleen bij gezamenlijk verrichten van deze activiteiten is sprake van een
                  trustdienst.11 Het verzorgen van een postadres en de aanvullende diensten zouden bij verschillende
                  andere dienstverleners separaat ondergebracht kunnen worden. Zowel het volledig zelf
                  verrichten van het beheer van de rechtspersoon als het onderbrengen bij verschillende
                  dienstverleners brengen aanzienlijke kosten met zich mee. Daarnaast blijft de vraag
                  hoe aantrekkelijk het is om de vestigingsplaats in Nederland te behouden. Dit ook
                  gelet op het Nederlandse fiscale beleid waardoor Nederland als fiscaal vestigingsland
                  steeds minder aantrekkelijk wordt. Dit wordt onderstreept in het rapport Toekomst
                  van de trustsector dat op 7 oktober naar uw Kamer is gezonden. Daarbij is van belang
                  dat het verzorgen van een postadres zonder aanvullende werkzaamheden geen trustdienst
                  is, maar wel een gereguleerde dienst onder de Wwft. Ook andere administratieve en
                  fiscale dienstverlening valt in veel gevallen onder de Wwft. Dit betekent dat deze
                  dienstverleners de verplichting hebben tot cliëntenonderzoek en ongebruikelijke transacties
                  moeten melden.
               
Ten derde geldt het verbod alleen voor Nederland. Voor zover ik bekend ben, bestaat
                  er geen vergelijkbaar verbod in andere lidstaten. Het is mogelijk dat cliënten voor
                  verboden trustdienstverlening uitwijken naar andere EU-lidstaten. Hierbij geldt wel
                  dat er EU-breed anti-witwas regels gelden waarbij cliëntenonderzoek altijd een vereiste
                  is.
               
Het verlenen van trustdienstverlening zonder vergunning afgegeven door DNB is illegaal
                  en strafbaar. DNB houdt toezicht op de trustsector en handhaaft op illegale trustdienstverleners.
                  DNB handhaaft overwegend op basis van signalen van illegale trustdienstverlening die
                  zij ontvangt. Het aantal signalen dat DNB ontvangt van illegale trustdienstverlening
                  is de afgelopen jaren toegenomen. Tevens zoekt DNB samenwerking met verschillende
                  ketenpartners om de informatie over illegaliteit breder te delen en te verbeteren.
                  DNB spreekt hierover met onder meer de Belastingdienst, de FIOD, het Openbaar Ministerie
                  en de collega-toezichthouders van de Belastingdienst zoals BTWwft. Het handhaven op
                  basis van signalen levert resultaat op: in 2021 heeft DNB twintig onderzoeken naar
                  illegale trustdienstverleners opgestart. In tien gevallen leidde het onderzoek tot
                  de conclusie dat sprake was van illegale dienstverlening en is deze beëindigd. Het
                  proactief optreden, zonder signalen, tegen illegale trustdienstverlening doet DNB
                  op beperkte schaal. Een voorbeeld hiervan is het project illegale trustdienstverlening
                  van het Financieel Expertise Centrum, waarin DNB participeert. Het blijft van belang
                  dat het toezicht risicogebaseerd, doelmatig en kostenefficiënt plaatsvindt, waarbij
                  de aandacht voor illegalen in verhouding staat tot de toezichtactiviteiten op vergunninghoudende
                  partijen.
               
Naast de toezichthoudende functie van DNB, heeft de regering verschillende maatregelen
                  genomen om illegale trustdienstverlening tegen te gaan en te voorkomen. In de kabinetsreactie
                  van het onderzoek naar de toekomst van de trustsector wordt ook de stand van zaken
                  beschreven over verschillende maatregelen tegen illegale trustdienstverlening.
               
1.3. Dienstverlening waarbij landen betrokken zijn die op de lijst van derde- hoogrisicolanden
                  staan
               
14. Ten aanzien van het verbod op het aanbieden van doorstroomvennootschappen en trustdienstverlening
                     met betrokkenheid van derde hoogrisicolanden of van landen die op de lijst staan van
                     non-coöperatieve landen op belastinggebied, vragen de leden van de VVD-fractie hoe
                     groot de regering de kans acht dat rechtspersonen het verbod kunnen ontlopen. In welke
                     andere lidstaten van de Europese Unie geldt een soortgelijk verbod? Kan de regering
                     daarbij ook aangeven wat het risico is dat dienstverlening in de illegaliteit belandt?
                     Hoe wordt dit gemonitord en zijn maatregelen voorzien om dit te voorkomen?
Op voorhand is het niet in te schatten wat de kans is dat rechtspersonen het verbod
                  ontlopen. De verboden in dit wetsvoorstel bestaan niet in andere EU-lidstaten. Dit
                  komt omdat het uitgangspunt in de Europese en daarmee ook vaak Nederlandse integriteitswetgeving
                  is dat risico’s van dienstverlening op cliëntniveau worden beoordeeld door de financiële
                  dienstverlener. Bij geconstateerde risico’s wordt in eerste instantie gekeken naar
                  mitigerende maatregelen. Het Nederlandse wettelijk regime voor trustkantoren is beduidend
                  strenger, getuige ook onderhavig wetsvoorstel. Dit wetsvoorstel verbiedt generiek
                  trustdiensten aan bepaalde partijen en trustdienst c (aanbieden van doorstroomvennootschap(pen)).
                  Daarnaast heeft Nederland in verhouding tot veel andere lidstaten een relatief grote
                  trustsector. Dit is historisch zo gegroeid. Andere lidstaten kennen daarom geen verbod
                  als geregeld in onderhavig wetsvoorstel.
               
Bij elk verbod bestaat een risico dat de verboden dienstverlening illegaal wordt voortgezet.
                  Het risico hierop lijkt beperkt. Dit omdat partijen evengoed kunnen uitwijken naar
                  andere lidstaten. Daarnaast lijkt het niet aannemelijk dat een trustkantoor dat nu
                  legaal opereert en zich houdt aan de substantiële compliance-eisen die in Nederland
                  gelden, omwille van partijen gevestigd of woonachtig in derde hoogrisicolanden of
                  non-coöperatieve landen op belastinggebied, alsnog de illegaliteit opzoekt. Aangezien
                  het aantal partijen dat geraakt wordt door onderhavig wetsvoorstel relatief beperkt
                  is (zie antwoord op vraag 2), lijkt het risico op een toename van illegale trustdienstverlening
                  klein. De regering heeft tegelijkertijd verschillende maatregelen genomen voor de
                  aanpak van illegale trustdienstverlening. Zie voor meer toelichting hierop het antwoord
                  op vraag 12.
               
15. Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie aan de regering welke definitie van
                     doorstroomvennootschap de regering hanteert en in hoeverre dit aansluit bij internationaal
                     geldende definities?
De regering hanteert de wettelijke definitie van doorstroomvennootschappen als geregeld
                  in de Wtt 2018. Dit is geformuleerd als een dienst, namelijk het ten behoeve van een
                  cliënt middelen door een rechtspersoon van het trustkantoor laten stromen. De benaming
                  «doorstroomvennootschap» is afgeleid van de praktijk dat deze rechtspersonen en vennootschappen
                  veelal worden gebruikt om gelden «doorheen te laten stromen» (zie ook figuur bij antwoord
                  op vraag 7, 10 en 11). Het gaat hier dus om een dienst die wordt aangeboden en niet
                  om het bredere fenomeen van doorstroomvennootschappen, waarvoor de Commissie Doorstroomvennootschappen
                  kenmerken heeft geformuleerd.
               
16. De leden van de VVD-fractie vragen hoe de lijsten van hoogrisicolanden en non-coöperatieve
                     landen op belastinggebied tot stand komen. Worden deze in internationaal verband vastgesteld?
19. De leden van de ChristenUnie-fractie en het lid Omtzigt lezen dat met het onderhavige
                     wetsvoorstel ook de dienstverlening door trustkantoren wordt verboden indien de cliënt,
                     doelvennootschap of de uiteindelijk belanghebbende van de cliënt of doelvennootschap
                     woonachtig of gevestigd is of zijn zetel heeft in een derde-hoogrisicoland. Deze leden
                     vragen de regering welke landen zij als zodanig kwalificeert.
Op basis van de (gewijzigde) vierde anti-witwasrichtlijn heeft de Europese Commissie
                  de bevoegdheid om een lijst van derde-hoogrisicolanden op te stellen.12 De Financial Action Task Force (FATF) stelt zwarte en grijze lijsten op van landen
                  die strategische tekortkomingen vertonen in hun beleid en wetgeving tegen witwassen
                  en terrorismefinanciering. De Europese Commissie volgt in beginsel de lijsten van
                  de FATF, behalve als het landen betreft binnen de Europese Economische Ruimte. Ook
                  kan de Europese Commissie autonoom landen op de EU-lijst zetten, als zij tekortkomingen
                  ziet in het AML/CFT-beleid van het betreffende land of als andere ontwikkelingen hiertoe
                  aanleiding geven. Nederland is vertegenwoordigd in de FATF en in de werkgroepen van
                  de Europese Commissie die over de lijst geconsulteerd worden. Op dit moment staan
                  de volgende landen op de lijst van de Commissie: Afghanistan, Barbados, Burkina Faso,
                  Cambodja, de Kaaimaneilanden, Haïti, Jamaica, Jordanië, Mali, Marokko, Myanmar, Nicaragua,
                  Pakistan, Panama, de Filipijnen, Senegal, Zuid-Sudan, Syrië, Trinidad en Tobago, Uganda,
                  Vanuatu, Jemen, Zimbabwe, Iran en Noord-Korea.13
De EU-lijst van niet-coöperatieve jurisdicties op belastinggebied wordt vastgesteld
                  in de Europese Raad. Om vast te stellen of jurisdicties coöperatief zijn wordt naar
                  een aantal criteria gekeken, zoals fiscale transparantie, eerlijke belastingheffingen
                  en maatregelen tegen grondslaguitholling en winstverschuiving. De lijst wordt maximaal
                  twee keer per jaar gewijzigd. Actualiseringen van de lijst worden voorbereid door
                  de Groep gedragscode (belastingregeling ondernemingen), een werkgroep van de Raad,
                  op basis van een in de Raad vastgestelde procedure.14 Op dit moment staan de volgende landen op de lijst: Amerikaans Samoa, Fiji, Guam,
                  Palau, Panama, Samoa, Trinidad en Tobago, de Amerikaanse Maagdeneilanden en Vanuatu.15
17. Dat er geen trustdiensten mogen worden verleend aan entiteiten in landen met een
                     hoog risico, begrijpen de leden van de D66-fractie. Deze leden zien daarbij samenhang
                     met het Ultimate Beneficiary Owner (UBO)-register. Hoe wordt het onderzoek, dat een
                     trustdienstverlener moet uitoefenen naar de UBO van de te verlenen dienst, gebruikt
                     om het UBO-register eventueel aan te vullen?
Trustkantoren moeten bij hun cliëntenonderzoek de uiteindelijk belanghebbende van
                  hun cliënten vaststellen. Alleen als zij dit onderzoek succesvol afronden, kunnen
                  zij overgaan tot dienstverlening. In geval de dienstverlening wordt verricht aan een
                  Nederlandse juridische entiteit is het trustkantoor verplicht om vast te stellen dat
                  de juridische entiteit voldoet aan de verplichting tot het inschrijven van UBO’s in
                  het UBO-register. Wanneer blijkt dat de gegevens in het UBO-register niet overeenkomen
                  met de uitkomsten van het cliëntenonderzoek, dienen trustkantoren op grond van de
                  Wwft melding te doen bij de Kamer van Koophandel, de beheerder van het UBO-register.
                  Dergelijke «terugmeldingen» kunnen, al dan niet na nader onderzoek, leiden tot aanpassing
                  van de gegevens in het UBO-register. Het is aan een trustkantoor om af te wegen in
                  hoeverre deze discrepantie met het UBO-register in de weg staat aan het verlenen van
                  diensten.
               
18. De leden van de PVV-fractie merken op dat ervoor gekozen is om dienstverlening
                     aan cliënten, doelvennootschappen, uiteindelijk belanghebbenden van cliënten en doelvennootschappen
                     gevestigd in derde-hoogrisicolanden, te verbieden omdat de sector nog steeds niet
                     op een verantwoord integriteitsniveau is. De leden van de PVV-fractie vragen naar
                     een onderbouwing van deze constatering. Waaruit blijkt dat trustkantoren niet voldoen
                     aan het op juiste wijze mitigeren van integriteitsrisico’s als dergelijke landen zijn
                     betrokken?
DNB geeft in haar jaarlijkse ZBO-verantwoording een weergave van de naleving van de
                  regelgeving door de trustsector. In de ZBO-verantwoording van 2020 zijn tekortkomingen
                  in integriteitsbeleid bij verschillende trustkantoren gesignaleerd.16 In de ZBO-verantwoording van 2021 constateert DNB dat integriteitsrisico’s vaak nog
                  onvoldoende in samenhang in beeld zijn gebracht.17 Door de regering is vervolgens bezien in welke gevallen sprake is van de meest risicovolle
                  trustdiensten en waar derhalve de meeste mitigerende maatregelen moeten worden getroffen.
               
Hierbij geldt dat integriteitsrisico’s inherent zijn aan trustdienstverlening. Dit
                  wordt ook geconcludeerd in het rapport over de toekomst van de trustsector.18 De dienstverlening gaat vaak gepaard met complexe structuren in meerdere jurisdicties.
                  Dergelijke structuren kunnen de herkomst van transacties en vermogens evenals eigenaarschap
                  verhullen. Het inherente integriteitsrisico gecombineerd met trustdienstverlening
                  in gevallen met een hoog-risico legitimeert een verbod.
               
20. Verder vragen de leden van de ChristenUnie-fractie en het lid Omtzigt de regering
                     wat er zal gebeuren met deze dienstverlening na inwerkingtreding van het gebod. Acht
                     de regering het aannemelijk dat deze dienstverlening in het geheel verdwijnt, of is
                     het mogelijk dat deze dienstverlening verschuift naar andere dienstverleners in Nederland
                     of daarbuiten? Indien dat laatste het geval is, zou dit dan betekenen dat op deze
                     manier het verbod wordt vermeden? Welke maatregelen kan de regering treffen om te
                     voorkomen dat de dienstverlening in de illegaliteit wordt doorgezet? Heeft de regering
                     in het licht van dit laatste overwogen om de onderhavige dienstverlening onder te
                     brengen bij een specifieke bedrijfstak met een poortwachtersfunctie en toezicht door
                     bijvoorbeeld De Nederlandsche Bank?
De regering acht het aannemelijk dat deze dienstverlening na inwerkingtreding van
                  het verbod in het geheel in Nederland verdwijnt. Het is niet aannemelijk dat vergunninghoudende
                  trustkantoren deze klanten aanhouden of omwille van partijen gevestigd of woonachtig
                  in derde hoogrisicolanden of non-coöperatieve landen op belastinggebied, alsnog de
                  illegaliteit opzoeken. Ook acht de regering het niet aannemelijk dat deze klanten
                  zullen worden bediend door een illegaal opererende trustdienstverlener. Die trustdienstverlener
                  overtreedt dan niet alleen het verbod om zonder vergunning trustdiensten aan te bieden,
                  maar ook het verbod om deze diensten aan een partij uit een hoog-risico land te verlenen.
                  Het is mogelijk dat de dienstverlening verschuift naar andere EU-landen. Daarnaast
                  zouden andere partijen in Nederland voor een gedeelte de verboden trustdienstverlening
                  kunnen overnemen. Dit gaat dan alleen om de trustdienst domicilieverlening in combinatie
                  met het voeren van administratie. Het enkel verzorgen van een postadres of het enkel
                  verrichten van administratieve diensten valt niet onder de Wtt 2018 (zie ook antwoord
                  op vraag 12 en 14).
               
Zie voor een antwoord inzake maatregelen tegen illegale trustdienstverlening het antwoord
                  op vraag 12. De regering heeft niet overwogen om onderhavige dienstverlening onder
                  te brengen bij een specifieke bedrijfstak met een poortwachtersfunctie en toezicht
                  door bijvoorbeeld De Nederlandsche Bank. Zoals onlangs geconcludeerd in het rapport
                  De toekomst van de trustsector, kent trustdienstverlening inherente integriteitsrisico’s.
                  De dienstverlening wordt vaak aangeboden aan complexe internationale structuren in
                  meerdere rechtsgebieden. Verboden trustdiensten in onderhavig wetsvoorstel kennen
                  meer risico op financieel economische criminaliteit gezien het hoge risico dat aan
                  deze diensten kleeft. Daarbij zijn trustkantoren al reeds poortwachters en staan onder
                  toezicht van DNB. Ondanks de poortwachtersfunctie en het toezicht van DNB, heeft de
                  regering gelet op de hoge integriteitsrisico’s geconcludeerd dat een verbod het meest
                  passend is.
               
1.4. Dienstverlening waarbij landen betrokken zijn die op de lijst van non-coöperatieve
                  landen op belastinggebied staan
               
21. Hoewel de leden van de D66-fractie een verbod op dienstverlening aan landen op
                     de lijst van non-coöperatieve landen op belastinggebied steunen, hebben deze leden
                     zorgen over het uit beeld raken van deze dienstverlening. Hoe wordt ervoor gezorgd
                     dat de trustdienstverlening niet vanuit een andere locatie wordt verleend zodat dezelfde
                     constructie tot stand wordt gebracht?
22. Ook vragen de leden van de D66-fractie, gerelateerd aan het weglekken naar andere
                     landen, naar het beeld van de regering naar verplaatsing van trustdienstverlening
                     naar de illegaliteit en het voorkomen daarvan.
Voor een antwoord op deze vragen, verwijs ik naar het antwoord op vraag 12 die dezelfde
                  strekking heeft.
               
23. De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering kan aangeven welke mogelijke
                     alternatieve dienstverleners in binnen- en buitenland bij inwerkingtreding van dit
                     verbod de diensten van de betrokken rechtspersonen zouden kunnen overnemen. Zijn deze
                     dienstverleners in beeld bij de regering? Hoe groot acht de regering de kans dat de
                     betrokken rechtspersonen het verbod op die manier kunnen ontlopen?
Onderhavig wetsvoorstel ziet toe op een totaalverbod van trustdienst c en een totaalverbod
                  op het verlenen van trustdiensten in bepaalde gevallen met hoge integriteitsrisico’s.
                  Het is mogelijk dat een deel van de dienstverlening wordt overgenomen door andere
                  dienstverleners voor zover dit niet meer kwalificeert als trustdiensten. Zie voor
                  een nadere toelichting op alternatieve dienstverleners het antwoord op vraag 12. Zoals
                  ook blijkt uit het antwoord op vraag 12 heeft de regering een beeld van de categorieën
                  dienstverleners die eventueel delen van de diensten voor de betrokken rechtspersonen
                  zouden kunnen overnemen. Dit zijn voornamelijk domicilieverleners, die onder het kader
                  van de Wwft vallen. De regering heeft geen zicht op individuele partijen. Gelet op
                  toezichtvertrouwelijkheid is dit een taak voor de daartoe bestemde toezichthouders.
               
De regering acht de kans dat rechtspersonen het verbod ontlopen door uit te wijken
                  naar alternatieve dienstverleners klein. Ten eerste brengt dit aanzienlijke kosten
                  met zich mee. Ten tweede geldt de mogelijkheid tot het deels uitwijken alleen voor
                  de trustdienst «verlenen postadres in combinatie met aanvullende diensten» (trustdienst
                  b). Wel bestaat er de mogelijkheid dat de trustdienstverlening zich verplaatst naar
                  andere lidstaten.
               
1.5. Verhouding tot Sanctiewet 1977
               
24. De leden van de VVD-fractie vragen de regering hoe het verbod zich verhoudt tot
                     de Sanctiewet 1977 en de daaronder vallende regelgeving, waaronder de bepaling dat
                     een relatie moet worden aangehouden wanneer een betrokkende onder de sanctiewetgeving
                     valt.
Het verbod op dienstverlening aan bepaalde jurisdicties, die in dit wetsvoorstel wordt
                  geïntroduceerd, kan op gespannen voet staan met de Sanctiewet 1977. Als een trustkantoor
                  op enig moment een cliëntrelatie had met een entiteit of persoon die op de sanctielijst
                  is geplaatst, heeft het de tegoeden van deze cliënt moeten bevriezen. De cliëntrelatie
                  wordt aangehouden, omdat met het opzeggen daarvan tegoeden beschikbaar zouden komen
                  voor de gesanctioneerde entiteit of persoon. Naast dat een trustkantoor hiermee de
                  sanctieregelgeving naleeft, is het aanhouden van de relatie ook wenselijk. Daarmee
                  blijft namelijk zicht op het vermogen van de gesanctioneerde.
               
Het verbod op dienstverlening in onderhavig wetsvoorstel bevat een uitzondering om
                  aan de sanctieregelgeving en de achterliggende belangen te kunnen voldoen. Om tegoeden
                  niet vrij te geven aan gesanctioneerden geldt het verbod niet voor personen en entiteiten
                  die op de sanctielijst staan. Nadat een gesanctioneerde van de lijst is verwijderd,
                  moet een trustkantoor binnen drie maanden de cliëntrelatie beëindigen. Tot die tijd
                  houdt het trustkantoor de relatie aan, maar kan deze feitelijk geen diensten verrichten
                  en houdt enkel de tegoeden vast.
               
25. De leden van de VVD-fractie lezen dat bij ministeriële regeling een vrijstelling
                     verleend kan worden van het verbod, zoals voor een stichting administratiekantoor.
                     Hoe wordt willekeur bij het verlenen van vrijstellingen voorkomen? Is de regering
                     bereid hier een apart toetsingskader voor op te stellen?
Vrijstellingen gelden generiek voor bepaalde dienstverleners en worden wettelijk per
                  regeling vastgesteld. Dit betekent dat bepaalde categorieën partijen generiek zijn
                  vrijgesteld voor specifieke trustdiensten in de Wtt 2018. Deze vrijstellingen zijn
                  geregeld in de Regeling toezicht trustkantoren 2018. Voor een overzicht en uitleg
                  van de geldende vrijstellingen verwijs ik naar het antwoord op de vragen 6, 8, 9 en
                  13. Een vrijstelling komt altijd tot stand in samenspraak met DNB en volgt vaak uit
                  de toezichtpraktijk. Aangezien een vrijstelling generiek geldt, wordt een vrijstelling
                  vastgesteld in regelgeving (Regeling toezicht trustkantoren 2018). Uitganspunt is
                  dat een vrijstelling niet in strijd is met de belangen die de Wtt 2018 beschermt.
                  Vrijstellingen zien toe op gevallen waarbij het integriteitstoezicht al gewaarborgd
                  is of waarbij de risico’s verwaarloosbaar zijn. Belangrijk hierbij is dat de aan te
                  wijzen categorieën voor een vrijstelling in ieder geval ondubbelzinnig definieerbaar
                  moeten zijn, op een wijze die een relatief eenvoudige controle toelaat of een persoon
                  inderdaad tot de betrokken categorie behoort.
               
Daarnaast kan DNB op grond van de Wtt 2018 een ontheffing verlenen in een individueel
                  geval. Hierbij dient de aanvrager aan te tonen dat ontheffing de belangen die de Wtt
                  2018 beschermt (bevorderen van de integriteit van het financieel stelsel door middel
                  van de regulering van de trustsector), voldoende worden gewaarborgd.
               
Voor zowel een ontheffing en vrijstelling geldt dat dat er redenen moeten bestaan
                  op grond waarvan de vrijstelling of ontheffing gerechtvaardigd is.
               
2. Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid
               
26. Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie aan de regering hoe zij de handhavingscapaciteit
                     als gevolg van het wetsvoorstel beoordeelt, bijvoorbeeld bij De Nederlandsche Bank
                     (DNB).
DNB geeft te kennen dat er eenmalige en doorlopende inspanning voor de handhaving
                  van het wetsvoorstel nodig is. DNB is vooralsnog voldoende toegerust om het toezicht
                  op trustkantoren risicogebaseerd uit te voeren: toezichtcapaciteit wordt ingezet waar
                  de hoogste integriteitsrisico’s worden gesignaleerd. Ik en mijn ministerie zijn blijvend
                  in gesprek met DNB over de benodigde capaciteit waarbij het van belang blijft dat
                  het toezicht risicogebaseerd, doelmatig en kostenefficiënt plaatsvindt. Als onafhankelijke
                  toezichthouder op afstand gaat DNB over de invulling van haar toezichtstaken. Uit
                  de uitvoerings- en handhavingstoets van DNB blijkt dat de extra handhavingscapaciteit
                  voor het verbod van trustdienstverlening betrokken bij non-coöperatieve landen op
                  belastinggebied of derde-hoogrisicolanden 0,1 tot 0,2 fte is.
               
27. Het verbod op het verlenen van trustdienstverlening waarbij derde-hoogrisico-
                     of non-coöperatieve-landen betrokken zijn relateert de regering aan de trustdienst
                     van een doorstroomvennootschap constateren de leden van de D66-fractie. Omdat de leden
                     van de D66-fractie begrijpen dat er een overgangstermijn is van zes maanden, vragen
                     deze leden de regering naar de continuering van doorstroomvennootschappen waarbij
                     deze landen betrokken zijn na inwerkintreding van dit wetsvoorstel. Acht de regering
                     het wenselijk dat er vanaf het eerste moment al geen doorstroomvennootschappen meer
                     mogen worden geadviseerd?
Nee, de regering acht een overgangstermijn wenselijk. Uit de consultaties en ook in
                  de handhavings- en uitvoeringstoets blijkt dat een overgangstermijn nodig is zodat
                  trustdienstverleners tijd hebben om de trustdienstverlening te beëindigen en de relaties
                  af te wikkelen. De dienstverlening kenmerkt zich door het structureel beheer van rechtspersonen
                  en niet door (kortstondig) advies.
               
Ten aanzien van continuering met betrekking tot doorstroomvennootschappen merk ik
                  het volgende op. Onderhavig wetsvoorstel verbiedt het trustkantoren om een doorstroomvennootschap
                  aan te bieden, behorende tot het trustkantoor of dezelfde groep van het trustkantoor,
                  ten behoeve van een cliënt (zie figuur bij antwoord op vragen 7, 10 en 11). Daarnaast
                  wordt trustdienstverlening betrokken bij derde-hoogrisico- of non-coöperatieve-landen
                  op belastinggebied verboden. Het betreft derhalve geen verbod om in algemene zin trustdiensten
                  (waaronder advies) aan doorstroomvennootschappen aan te bieden.
               
28. De leden van de PVV-fractie merken voorts op dat DNB, ten aanzien van partijen
                     die mogelijk beroeps- en bedrijfsmatig doorstroomvennootschappen aanbieden of ter
                     beschikking stellen en hiermee tegen het verbod in handelen, aangeeft dat het voor
                     haar lastig zal zijn hier alleen handhavend op te treden. De leden van de PVV-fractie
                     vragen hoe de regering dit beoordeelt en in hoeverre deze maatregel dan nog uitvoerbaar
                     is.
29. De leden van de CDA-fractie lezen dat DNB opmerkingen heeft gemaakt over de nieuwe
                     definitie van een doorstroomvennootschap en dat de regering er daarom voor gekozen
                     heeft om de elementen «economische activiteit» en «wettelijke verplichting» uit de
                     definitie te halen omdat het niet de bedoeling is om meer of andere dienstverlening
                     te verbieding dan op dit moment vergunning plichtig is. De leden van de CDA-fractie
                     vragen of daarmee volgens DNB de definitiediscussie voldoende is geadresseerd. De
                     leden van de CDA-fractie achten duidelijkheid over definities belangrijk met het oog
                     op een adequate uitvoering van de wet.
               
In de uitvoerbaarheids-en handhaafbaarheidstoets gaf DNB inderdaad te kennen dat het
                  lastig is handhavend op te treden ten aanzien van partijen die mogelijk beroeps- en
                  bedrijfsmatig doorstroomvennootschappen aanbieden of ter beschikking stellen. Dit
                  was echter gerelateerd aan de definitie van doorstroomvennootschappen zoals opgenomen
                  in de consultatieversie. Deze definitie kon in potentie tot een bredere reikwijdte
                  leiden van het verbod dan beoogd. Naar aanleiding van de consultatie en de uitvoerbaarheids-
                  en handhaafbaarheidstoets van DNB is de definitie in overleg met DNB aangepast. Er
                  is voor gekozen om de elementen «economische activiteit» en «wettelijke verplichting»
                  uit de definitie te halen en zoveel mogelijk aan te sluiten bij de huidige formulering
                  in de wet. Met DNB is daarmee geconstateerd dat de praktische uitvoeringsproblemen
                  niet meer aan de orde zijn.
               
30. De leden van de CDA-fractie merken op dat in de afgelopen periode verschillende
                     wetsvoorstellen zijn ingediend die tot gevolg hebben dat DNB extra taken krijgt op
                     het gebied van toezicht en handhaving. De leden van de CDA-fractie vragen of DNB hier
                     voldoende voor is toegerust en of uitbreiding van de handhavingscapaciteit noodzakelijk
                     en/of gewenst is.
DNB heeft bij de wetsvoorstellen een uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets opgesteld.
                  Hierin komt ook de verwachte extra capaciteitsinzet naar voren. Voor onderhavig wetsvoorstel
                  en de spoedwet is de verwachte capaciteitsinzet beperkt en in te passen in de huidige
                  toezichtcapaciteit (voor het verbod van trustdienstverlening betrokken bij non-coöperatieve
                  landen op belastinggebied of derde-hoogrisicolanden gaat 0,1 tot 0,2 fte gepaard).
                  DNB geeft aan voldoende toegerust te zijn om het toezicht op trustkantoren risicogebaseerd
                  uit te voeren: toezichtcapaciteit wordt ingezet waar de hoogste integriteitsrisico’s
                  worden gesignaleerd. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van diverse data uit verschillende
                  bronnen om zo tot een goede afweging in het toezicht te komen. DNB heeft een afdeling
                  toezicht financiële criminaliteit waarbij één team van 10 fte zich specifiek bezighoudt
                  met trustkantoren. Daarnaast beschikt DNB over een team dat zich toelegt op de handhaving
                  van illegale marktpartijen, waaronder illegale trustdienstverleners. Verder heeft
                  DNB verschillende afdelingen die ondersteunen bij het toezicht op de trustsector zoals
                  de afdelingen juridische zaken, expertisecentrum handhaving en markttoegang en toetsingen.
               
Evenwel herkent de regering dat er verschillende wetsvoorstellen zijn ingediend die
                  tot gevolg hebben dat DNB extra taken krijgt op het gebied van toezicht en handhaving.
                  Daarom is het Ministerie van Financiën blijvend in gesprek met DNB over de capaciteit.
                  Zie tevens antwoord op vraag 26.
               
31. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering om nader in te gaan op de opmerkingen
                     van onder andere DNB dat de handhaafbaarheid gebaat zou zijn bij een blijvende vergunningplicht.
                     Is er nagedacht over een alternatief waarbij de vergunningplicht vervalt maar dat
                     er een meldplicht in de plaats komt voor trustdienstverleners? Hoe beziet de regering
                     de gevolgen voor de handhaafbaarheid wanneer het huidige voorstel wordt aangenomen?
De opmerking van DNB was naar aanleiding van de definitie van doorstroomvennootschappen
                  in de consultatieversie. Zoals in antwoord op vragen 27 en 28 aangegeven, is de definitie
                  in samenspraak met DNB aangepast. De aanpassing leidt ertoe dat veel van de praktische
                  problemen die DNB noemt zich niet meer voordoen. De in het voorstel opgenomen definitie
                  zorgt ervoor dat onderhavig wetsvoorstel goed is te handhaven terwijl de benodigde
                  capaciteit van de toezichthouder tot een minimum beperkt blijft. Een meldplicht is
                  niet overwogen, de regering acht een verbod passend voor de in dit wetsvoorstel geregelde
                  diensten gezien de daarmee gepaard gaande hoge risico’s. Een meldplicht betekent feitelijk
                  een lichter regime dan een vergunningplicht.
               
3. Consultatie
               
32. De leden van de CDA-fractie lezen dat wordt opgemerkt dat dienstverlening met
                     betrekking tot de twee andere verboden ook in de illegaliteit kan verdwijnen. De regering
                     geeft als antwoord op deze reactie aan dat het altijd een risico blijft. De regering
                     stelt vervolgens dat dit goed wordt gemonitord en dat indien dienstverlening massaal
                     in illegaliteit wordt voortgezet het de nodige maatregelen zal treffen. De leden van
                     de CDA-fractie vragen of de regering kan toelichten hoe de regering dit wil aanpakken.
                     De leden van de CDA-fractie vragen verder of de regering nader in kan gaan op de effecten
                     van het verbod en specifiek op de vraag welke mogelijke andere dienstverleners bij
                     inwerkingtreding van dit verbod trustdiensten van betrokken partijen zouden kunnen
                     overnemen.
DNB is verantwoordelijk voor het toezicht op trustkantoren. Hierbij monitort DNB trustdienstverleners
                  in Nederland en handhaaft de toezichthouder op illegale trustdienstverlening. Het
                  Ministerie van Financiën staat in nauw contact met DNB. Overleg vindt regelmatig plaats
                  op werkvloerniveau, hoog-ambtelijk en politiek niveau. Het toezicht van DNB op trustdienstverleners
                  is risicogebaseerd op basis van data. Daarnaast controleert een accountant de jaarrekening
                  van trustkantoren. Wanneer DNB signalen ontvangt dat de verboden trustdienstverlening
                  massaal in illegaliteit wordt voortgezet, dan zal ik met DNB kijken naar haar handhavingscapaciteit.
                  Daarnaast lopen er al verschillende maatregelen tegen illegale trustdienstverlening;
                  voor de stand van zaken bij die maatregelen verwijs ik naar bijlage II van de Kamerbrief
                  over het onderzoek naar de toekomst van de trustsector.19 Hierbij dient te worden opgemerkt dat illegale trustdienstverlening een economisch
                  delict is dat strafbaar is gesteld met een gevangenisstraf. Naast de bestuursrechtelijke
                  aanpak is dus ook een strafrechtelijke aanpak mogelijk. De trustsector heeft ook de
                  aandacht van het Financieel Expertise Centrum (FEC) waarbij deelnemende partijen (DNB,
                  de Belastingdienst, de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst en het Openbaar Ministerie)
                  spreken over de aanpak van illegale trustdienstverlening.
               
Tegelijk verwacht de regering niet dat deze specifieke diensten in de illegaliteit
                  zullen worden voortgezet. Zoals hiervoor al aangegeven, is de omvang van deze diensten
                  relatief beperkt. Vergunninghoudende trustkantoren zullen niet vanwege deze klanten
                  hun vergunning opgeven en in de illegaliteit de diensten voortzetten. Al bestaande
                  illegale dienstverleners nemen veel risico door deze diensten over te nemen, zij overtreden
                  dan feitelijk twee verboden.
               
Voor de effecten van voorgesteld wetsvoorstel en mogelijke andere dienstverleners
                  verwijs ik naar het antwoord op vraag 12.
               
33. De leden van de SP-fractie vragen de regering hoe DNB kan nagaan of de diensten
                     die middels dit wetsvoorstel worden verboden niet in de illegaliteit alsnog worden
                     aangeboden. Kan dit überhaupt?
Zoals in antwoord op vraag 12 aangegeven voert DNB haar toezicht risicogebaseerd uit.
                  Daarbij heeft DNB aandacht voor illegale dienstverleners. Zo kan DNB partijen volgen
                  die een trustvergunning opzeggen maar wel activiteiten voortzetten. Wanneer deze activiteiten
                  kwalificeren als illegale trustdienstverlening dan kan DNB handhaven. Daarnaast zijn
                  meldingen een belangrijke bron voor toezicht en handhaving. Meldingen over illegale
                  trustdienstverlening kunnen bijvoorbeeld komen van vergunninghoudende trustkantoren.
                  Hierbij wordt nog opgemerkt dat DNB samenwerkt met verschillende partners waaronder
                  strafrechtelijke autoriteiten. Dit omdat illegale trustdienstverlening ook een economisch
                  delict is.
               
Overig
34. De leden van de CDA-fractie vragen of de regering nader kan ingaan op de Europese
                     dimensie van het wetsvoorstel. De leden van de CDA-fractie vragen of de regering kan
                     toelichten hoe andere EU-lidstaten met onderhavige problematiek omgaan en hoe kan
                     worden bereikt dat in de Europese Unie een gelijk speelveld gaat gelden.
Nederland heeft historisch een grote trustsector. Daarbij kent de trustsector inherente
                  integriteitsrisico’s.20 Bovenstaande maakt het dat Nederland al geruime tijd strengere regels stelt over
                  trustdienstverlening dan veel andere EU-landen. De omvang van de sector en daaronder
                  liggend de omvang van het aantal bijzondere financiële instellingen in Nederland,
                  zorgt ervoor dat de problematiek die de regering in Nederland ziet, in veel andere
                  EU-lidstaten niet in dezelfde mate aan de orde is. Dit maakt harmonisatie van deze
                  strenge regels binnen de EU lastig haalbaar. Zoals hierboven in eerdere antwoorden
                  aangegeven, wijken de verboden af van het algemene uitgangspunt dat risico’s individueel
                  bekeken moeten worden en zoveel mogelijk gemitigeerd. De regering ziet echter voldoende
                  aanleiding om de specifieke diensten in onderhavig wetsvoorstel te verbieden. De regering
                  verwacht tegelijk niet dat andere EU-lidstaten over gaan op een vergelijkbaar verbod.
               
35. De leden van de CDA-fractie vragen of de regering kan aangeven op welke wijze
                     het onderhavige wetsvoorstel invloed heeft op het Nederlandse vestigingsklimaat voor
                     het bedrijfsleven.
Het onderhavige wetsvoorstel heeft waarschijnlijk weinig invloed op het Nederlandse
                  vestigingsklimaat. Trustdienstverlening is niet zozeer een oorzaak van het Nederlandse
                  vestigingsklimaat, als meer een gevolg. In het onderzoek naar de toekomst van de trustsector
                  komt naar voren dat trustdienstverlening wordt afgenomen in Nederland veelal als gevolg
                  van het Nederlandse fiscale vestigingsklimaat. Daarnaast zijn er ook niet-fiscale
                  redenen waarom vennootschappen zich met behulp van een trustkantoor in Nederland willen
                  vestigen. Voorbeelden zijn het Nederlandse civielrechtelijk stelsel en de Nederlandse
                  financiële infrastructuur.
               
Evenwel kan het zijn dat vennootschappen van plan waren om zich in Nederland te vestigen
                  om trustdienstverlening af te nemen die met onderhavig wetsvoorstel worden verboden.
                  Dit heeft echter geringe invloed op het vestigingsklimaat. Dit omdat het aantal (rechts)personen
                  dat in Nederland momenteel dergelijke trustdienstverlening afneemt beperkt is (zie
                  antwoord vraag 2). Het ligt niet in de lijn der verwachting dat er daarom veel (rechts)personen
                  voornemens zijn om verboden trustdiensten af te nemen. Daarbij komt in het onderzoek
                  naar de toekomst van de trustsector naar voren dat vooral grotere trustkantoren al
                  geen hoog-risico klanten meer aannemen en zelfs afscheid hebben genomen van dergelijke
                  klanten.21
36. De leden van de CDA-fractie vragen als laatste wanneer het wetsvoorstel in werking
                     treedt.
De wet treedt in werking op een nader te bepalen tijdstip. Daarbij zal in beginsel
                  rekening gehouden worden met de vaste verandermomenten van 1 januari en 1 juli, en
                  met de minimuminvoeringstermijn van 3 maanden.
               
De Minister van Financiën,
                  S.A.M. Kaag
Indieners
- 
              
                  Indiener
 S.A.M. Kaag, minister van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.
