Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
36 100 VII Jaarverslag en slotwet Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2021
Nr. 6
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 9 juni 2022
De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst
van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 25 mei 2022 voorgelegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties. Bij brief van 8 juni 2022 zijn ze door de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Hagen
Adjunct-griffier van de commissie, Honsbeek
1
Vraag:
Wanneer verwacht u de uitvoeringsagenda Internationale Sociale Voorwaarden, waarin
duidelijk wordt op welke manier er uitvoering wordt gegeven aan de motie van het lid
Van Raan c.s. over ambitieuze en meetbare doelstellingen voor het toepassen van de
internationale sociale voorwaarden bij aanbestedingen van de rijksoverheid?
Antwoord:
Het kabinet streeft ernaar om de Uitvoeringsagenda Internationale Sociale Voorwaarden
(ISV) voor het zomerreces aan de Tweede Kamer te sturen. In de Uitvoeringsagenda ISV
geeft het kabinet aan welke stappen de komende jaren zullen worden gezet om de toepassing
van de ISV in de rijksinkoop te verbeteren. In de Uitvoeringsagenda ISV wordt ook
ingegaan op de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan de motie van het lid Van
Raan c.s. over ambitieuze en meetbare doelstellingen voor het toepassen van de ISV
bij aanbestedingen van de rijksoverheid.
2
Vraag:
Bent u bekend met het probleem dat gemeenten die een artikel 12 status hebben en tevens
een centrumfunctie voor de omliggende gemeenten tot last zijn? In hoeverre is het
wenselijk dat gemeenten met artikel 12 status centrumgemeente kunnen zijn? Wilt u
dit verkennen?
Antwoord:
De term «centrumgemeente» kan twee betekenissen hebben. Ten eerste dat de gemeente
voorzieningen (zoals musea, theater, bioscoop, horeca enz.) heeft waar inwoners van
omliggende gemeenten gebruik van maken. Ten tweede dat de gemeente als centrumgemeente
de middelen ontvangt voor de regio op het vlak van beschermd wonen (BW), maatschappelijke
opvang (MO) en vrouwenopvang (VO).
Indien een gemeente de artikel 12-status heeft doet de artikel 12-inspecteur samen
met de gemeente onderzoek. Daarbij wordt breed gekeken naar mogelijke oplossingen
voor de financiële problematiek, zodat de gemeente op termijn weer op eigen benen
kan staan. Hierbij worden ook de voorzieningen waar inwoners van andere gemeenten
gebruik van maken en de regiomiddelen BW/MO/VO meegewogen. Vanzelfsprekend zal hierbij
altijd rekening worden gehouden met de wettelijke kaders en bij de regiomiddelen zal
ook rekening worden gehouden met dat ook andere gemeenten gebruik maken van BW/MO/VO.
Dit onderzoek resulteert uiteindelijk in een inspectierapport, waarin de fondsbeheerders
van het gemeentefonds worden geadviseerd over de hoogte van de aanvullende uitkering
uit het gemeentefonds en de door de gemeente te nemen maatregelen om het ontstane
tekort te saneren. De bestuurlijke behandeling en besluitvorming vindt in een artikel
12-procedure vervolgens plaats na oplevering van het inspectierapport door de inspecteur,
te beginnen met de reacties van de gemeente die een beroep heeft gedaan op artikel
12 en de provincie. Ook is het dan mogelijk dat andere belanghebbende gemeenten, zoals
de regiogemeenten, op het inspectierapport reageren. Alvorens de fondsbeheerders besluiten
op grond van het inspectierapport en de reacties, kan er indien daartoe aanleiding
is een bestuurlijk overleg plaatsvinden om de resultaten van het artikel 12-onderzoek
en de gemeentelijke en provinciale reacties daarop te bespreken.
Gezien dit zorgvuldige proces hoeft het geen probleem te zijn als een artikel 12-gemeente
ook centrumgemeente is. Daarnaast is er op het ogenblik slechts één artikel 12-gemeente
(Vlissingen, centrumgemeente voor BW/MO/VO voor de regio Zeeland). Daarom zie ik voor
nu geen aanleiding te verkennen of het wenselijk is dat gemeenten met een artikel
12-status centrumgemeente kunnen zijn.
3
Vraag:
Hoeveel volwaardige vestigingen van bibliotheken zijn er het afgelopen jaar gesloten?
Hoeveel is dat voor de afgelopen vijf jaar?
Antwoord:
De cijfers over het aantal volwaardige vestigingen van bibliotheken in het jaar 2021
komen voor of na de zomervakantie beschikbaar. Deze cijfers zijn afkomstig uit de
jaarverslagen en jaarrekeningen van bibliotheken over 2021 en worden verzameld door
de Koninklijke Bibliotheek. De laatst beschikbare cijfers over het aantal bibliotheekvestigingen
hebben betrekking op het jaar 2020.
Over de periode van 2015 (770) tot en met 2019 (743) zijn er 27 bibliotheekvestigingen
gesloten. In 2020 waren er 757 vestigingen. Over vijf jaar (2015–2020) bezien, zijn
er dus 13 bibliotheken minder. De toename tussen 2019 en 2020 is mede het resultaat
van de motie Asscher c.s. Op grond van deze motie is in de periode 2019–2020 de terugkeer
of verbetering van bibliotheken in kleine kernen gestimuleerd (Kamerstukken II 2017/18,
34 775 VIII, nr. 27).
4
Vraag:
Hoeveel buurthuizen en wijkcentra zijn er het afgelopen jaar gesloten? Hoeveel is
dat voor de afgelopen vijf jaar?
Antwoord:
Er wordt niet centraal bijgehouden hoeveel buurthuizen en wijkcentra er zijn, worden
geopend of gesloten in gemeenten.
5
Vraag:
Hoeveel samenwerkingsverbanden zijn er in 2022?
Antwoord:
De meest recente cijfers van het totaal aan samenwerkingsverbanden komen uit 2020.
In dat jaar is door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een
inventarisatie van het totaal aan samenwerkingsverbanden van decentrale overheden
laten maken. Het totaal geïnventariseerde samenwerkingsverbanden kwam daarbij uit
op 1284. Het gaat hierbij om samenwerkingsverbanden waarin tenminste twee overheden
participeren, waarvan minstens één decentrale overheid, en waarbij de samenwerking
is vastgelegd. Dit zijn ook samenwerkingsverbanden die niet onder de definitie «verbonden
partij» vallen. Deze samenwerkingsverbanden zijn vervolgens in kaart gebracht en terug
te vinden op de overheidswebsite regioatlas.nl.
Er zijn vele soorten samenwerkingsverbanden. Samenwerkingsverbanden waarin gemeenten
zowel een bestuurlijk als financieel belang hebben noemen we «verbonden partijen».
Het kan hierbij gaan om gemeenschappelijke regelingen, vennootschappen (waarin de
gemeente een direct of indirect belang kan hebben), corporaties, verenigingen en stichtingen.
In elke gemeentebegroting is terug te vinden aan welke verbonden partijen een gemeente
deelneemt. Veel gemeenten kennen daarnaast een register verbonden partijen, maar het
is niet meer verplicht om een dergelijk register bij te houden. Met de wijziging van
de Wet gemeenschappelijke regelingen, die per 1 juli 2022 in werking treedt, zijn
overheden wel verplicht een register bij te houden van de gemeenschappelijke regelingen
waaraan zij deelnemen.
6
Vraag:
Onder 3.1 Woningmarkt. Bij Huurcommissie wordt gesteld dat er meer uitgegeven is dan
begroot om achterstanden weg te werken. Wat is de verwachting hoeveel verruiming er
nodig is in de begroting om de Huurcommissie te ondersteunen wanneer de gereguleerde
woonsector uitgebreid wordt?
Antwoord:
Met de regulering van de middenhuursector wordt de taak van de Huurcommissie uitgebreid.
De exacte vorm en omvang van de taakuitbreiding is nog niet geheel duidelijk. Op het
moment wordt middels zogenoemde botsproeven in samenwerking met lokale belanghebbenden
gekeken hoe regulering uit zou pakken. Aan de hand van de resultaten worden belangrijke
keuzes gemaakt, bijvoorbeeld over de bovengrens van regulering. Daarnaast wordt onderzocht
of en hoe huurders in het middensegment tegelijkertijd ook de mogelijkheid kunnen
krijgen om geschillen over andere zaken voor te leggen aan de Huurcommissie, zoals
geschillen over bijvoorbeeld huurverhogingen, onderhoudssituaties of de afrekening
van servicekosten.
Zolang deze zaken nog niet vaststaan, zijn ook de verwachte uitvoeringskosten door
de Huurcommissie onzeker. Wel is zeker dat een deel van de capaciteitsuitbreiding
al in 2023 zal moeten plaatsvinden, om de organisatie klaar te stomen voor de taakuitbreiding
per 1 januari 2024. De Huurcommissie wordt als uitvoeringsorganisatie nauw betrokken
bij de uitwerking van haar taakuitbreiding. Samen met de Huurcommissie bezie ik in
het offertetraject voor haar opdracht in 2023 hoeveel middelen nodig zijn om de effecten
op te vangen.
7
Vraag:
Onder 4.4 Energietransitie. Ontzorging gebouweigenaren. Wordt hierbij ook de gemeentelijke
verduurzamingsregeling (GVR) meegenomen en welke struikelblokken zijn er om de GVR
niet toe te passen?
Antwoord:
Zoals ik heb toegezegd in het Commissiedebat van 6 april 2022, bekijk ik, mede op
basis van de ervaringen in een aantal gemeenten, de mogelijkheden en uitdagingen van
gebouwgebonden financiering, dus ook voor de gemeentelijke verduurzamingsregeling
(GVR).
8
Vraag:
Onder 4.4 Energietransitie. Aardgasvrije wijken. Met hoeveel zou het budget verhoogd
moeten worden om alle aanvragen die in het kader van de proeftuinen zijn gedaan, te
honoreren?
Antwoord:
Met de selectie van 14 nieuwe proeftuinen (budget ruim 50 miljoen euro) in de derde
ronde komt het totale aantal op 64 proeftuinen. Deze selectie bevat een evenwichtige
verdeling over het land, met verschillende aanpakken op het gebied van bijvoorbeeld
participatie en technische oplossingen. Met deze selectie kan voldoende geleerd worden
over de inrichting van de wijkgerichte aanpak. De niet-geselecteerde aanvragen in
de derde ronde proeftuinen tellen op tot een bedrag van ruim € 138 mln. De Adviescommissie
aardgasvrije wijken is tot een zorgvuldige selectie gekomen op basis van de algehele
kwaliteit, uitvoeringsgereedheid, energiebesparing en -efficiëntie en opschalingsperspectief
en spreidingscriteria.
9
Vraag:
Onder 4.2 bouwregelgeving en bouwkwaliteit. Hier wordt gesteld dat er meer ontvangen
is dan begroot door de eindafrekening van RVO. Waarom heeft RVO het budget niet volledig
gebruikt?
Antwoord:
Het RVO budget is niet volledig gebruikt, omdat sommige opdrachten vanwege o.a. coronamaatregelen
en een bezwaarschrift van een externe partij geen doorgang hebben gevonden.
10
Vraag:
Onder 2.1 Artikel 1. Openbaar bestuur en democratie en dan toelichting staat dat «de
subsidie voor de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) in het kader van de Parlementaire
Ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag (POK) niet tot besteding gekomen.»
Waardoor is dit gekomen? En blijft het geld beschikbaar zodat het in 2022 wel besteed
kan worden?
Antwoord:
De subsidie voor de VNG in het kader van de POK is in 2021 niet tot besteding gekomen,
omdat in het derde kwartaal van 2021 pas duidelijk werd dat het bedrag van € 150 mln.
voor versterking van de dienstverlening bij gemeenten daadwerkelijk beschikbaar zou
komen. Het was op dat moment voor de VNG niet meer mogelijk om voor 2021 een aanvraag
in te dienen en de werkzaamheden, ter ondersteuning van de versterking van de dienstverlening
van gemeenten, uit te voeren. Voor de ondersteuning waren middelen beschikbaar voor
2021 en 2022. De middelen van 2021 zijn naar 2024 doorgeschoven. Omdat de VNG verwachtte
niet alle middelen voor 2022 te kunnen besteden is een deel doorgeschoven naar 2023.
11
Vraag:
Onder 2.2 Artikel 2 nationale veiligheid is vermeld dat er een overschrijding van
het de uitgaven op IT onderdeel groter is dan in de veegbrief is gemeld; het gaat
om 5,5 miljoen euro verschil. De oorzaak is dat er meer verplichtingen zijn aangegaan
dan is voorzien. Om welke verplichtingen gaat dit precies?
Antwoord:
In de vraag lijken de begrippen uitgavenbudget en verplichtingenbudget door elkaar
gehaald te worden, Het uitgavenbudget is met circa € 1,1 mln. overschreden. Dit is
wordt veroorzaakt door meer uitgaven op de IT-onderdelen. Het verplichtingenbudget
is ten opzichte van de veegbrief met € 5,5 mln. overschreden. De oorzaak is dat er
meer verplichtingen zijn aangegaan dan eerder verwacht. Dit heeft met name te maken
met het eerder in de tijd verlengen van contracten van externe inhuur dan was voorzien.
12
Vraag:
De definitieve overschrijding op het verplichtingenbudget komt echter doordat in 2021
de meerjarige opdracht aan de Uitvoeringsorganisatie Bedrijfsvoering Rijk (UBR) is
vastgelegd voor het project Platform Open Overheidsinformatie (PLOOI).
Wat zijn de totaal begrote kosten en voor hoeveel jaar is dit project gepland?
Antwoord:
De totale kosten zijn voorlopig geraamd en worden nog getoetst door een aanvulling
op de MKBA en uitvoeringtoetsen. In de tweede helft van het jaar zal ik de Kamer berichten
over de uitkomsten hiervan. De voorlopige raming bedraagt € 29,1 mln. aan kosten voor
de periode tot en met 2024.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
K.B. Hagen, voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
G.C. Honsbeek, adjunct-griffier
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.