Lijst van vragen en antwoorden : Lijst van vragen en antwoorden over het Jaarverslag Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2021 (Kamerstuk 36100-XVII-1)
36 100 XVII Jaarverslag en slotwet Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2021
Nr. 8
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 15 juni 2022
De vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft een
aantal vragen voorgelegd aan de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
over de brief van 18 mei 2022 over het Jaarverslag Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
2021 (Kamerstuk 36 100 XVII, nr. 1).
De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 7 juni 2022. Vragen en antwoorden
zijn hierna afgedrukt.
De voorzitter van de commissie, Wuite
Adjunct-griffier van de commissie, Prenger
1
Wat zijn de vijf dodelijkste ziekten in ontwikkelingslanden?
Antwoord
De belangrijkste doodsoorzaken in lage inkomenslanden zijn volgens het Institute for Health Metrics and Evaluation (IHME)1 omstandigheden die leiden tot neonatale sterfte, lage luchtweginfecties, hartinfarcten,
diarree en malaria.
Zie ook het antwoord op vraag 72.
2
Hoeveel OS-geld heeft Nederland over 2021 uitgegeven aan Ethiopië, Kenia, Somalië,
Eritrea en Djibouti?
Antwoord
In totaal heeft Nederland over 2021 ruim EUR 208 miljoen uitgegeven in Ethiopië, Kenia
en Somalië, Eritrea en Djibouti. Het betreft hier zowel de directe door BZ naar land
geoormerkte ODA uitgaven als de raming van de uitgaven via regionale of wereldwijde
bijdragen aan b.v. multilaterale instellingen of internationale ngo’s.
ODA uitgaven
Djibouti
199.782
Eritrea
489.079
Ethiopië
107.272.448
Kenia
64.498.593
Somalië
35.844.984
Totaal
208.304.887
3
Waarom zijn de Theories of Change aangepast op basis van de nieuwe BHOS-nota? Waarom
is dit pas in 2021 aangepast? De nota was toch al jaren bekend?
Antwoord
De Theories of Change zijn in 2018 opgesteld naar aanleiding van de BHOS nota «investeren in perspectief».
Het afgelopen jaar is de Theory of Change voor private sectorontwikkeling geactualiseerd. Deze wordt in het licht van de nieuwe
beleidsnota nogmaals bezien en zal online bekend worden gemaakt zodra deze is gepubliceerd.
4
Waarom zijn alleen afwijkingen groter dan EUR 5 miljoen toegelicht? Hoe zou het beeld
zijn als afwijkingen groter dan EUR 1 miljoen worden toegelicht?
Antwoord
Voor het toelichten van de mutaties wordt gebruik gemaakt van de staffel zoals voorgeschreven
door de Rijksbegrotingsvoorschriften waarbij de omvang van het begrotingsartikel doorslaggevend
is voor toelichting.
De grens van EUR 5 miljoen heeft alleen betrekking op de toelichting op de landenprogramma’s
en is in lijn met de toezegging aan uw Kamer over het Jaarverslag en de Slotwet 2012.
Hiermee licht BHOS meer toe dan voorgeschreven in de Rijksbegrotingsvoorschriften.
Het blijkt dat de grens van EUR 5 miljoen ertoe leidt dat dat de meest betekenisvolle
afwijkingen worden toegelicht.
5
Uit welk begrotingsartikel zijn de 105 miljoen voor ACT-A gefinancierd? Is dit ten
koste gegaan van andere (juridische) verplichtingen op de begroting of is dit gefinancierd
uit het laten oplopen van het begrotingstekort?
Antwoord:
Uitgaven voor ACT-A zijn onderdeel van artikel 3.1. De extra middelen voor ACT-A zijn
gedekt vanuit de eigen begroting en toegevoegd aan dit begrotingsartikel. Dit is niet
ten laste gegaan van andere (juridische) verplichtingen, maar is gefinancierd uit
o.a. onverdeelde middelen (verdeelartikel 5.4) ten gevolge van de BNI-bijstelling
en uitgestelde betalingen van activiteiten onder artikel 3.3.
6
Welke 36 ontwikkelingslanden werden ondersteund door de Global Financing Facility
for Every Woman Every Child (GFF) en hoe werden daar gezondheidssystemen in versterkt?
Antwoord
De Global Financing Facility for Every Woman Every Child (GFF) werkt in de volgende landen:
Malawi
Senegal
Bangladesh
Ghana
Mali
Sierra Leone
Burkina Faso
Guatemala
Mauritanië
Somalië
Cambodja
Guinea
Mozambique
Tajikistan
Kameroen
Haïti
Myanmar
Tanzania
Centraal Afrikaanse Republiek
Indonesië
Niger
Uganda
Afghanistan
Ethiopië
Tsjaad
Kenia
Nigeria
Vietnam
Ivoorkust
Liberia
Pakistan
Zambia
Democratische Republiek Congo
Madagaskar
Rwanda
Zimbabwe
De GFF kenmerkt zich door een sterke focus op landenniveau. Voor elk land wordt samen
met de overheid van het betreffende land, nationale belanghebbenden, VN organisaties
en maatschappelijke organisaties een specifieke investment case gemaakt. De investment case beoogt uiteindelijk betere resultaten op het gebied van de gezondheid voor vrouwen,
kinderen en jongeren. Om dit te bereiken wordt eerst een analyse gemaakt van de onderliggende
oorzaken van knelpunten in de zorg voor vrouwen, kinderen en jongeren. De interventies
die in de investment case zijn opgenomen zijn sterk afhankelijk van de nationale context en kunnen daarom verschillen
tussen landen. Oplossingen liggen op het brede terrein van gezondheidssystemen en
omvatten verbetering van informatiesystemen, verbetering van de betaalbaarheid van
zorg door middel van bijvoorbeeld cash transfers of verzekeringen en kwaliteitsverbetering van basisgezondheidszorg en distributiesystemen.
7
Kunt u uiteenzetten hoeveel vluchtelingen en ontheemden zich in 2021 bevonden in het
eigen land of de eigen regio ten opzichte van het aantal vluchtelingen dat is gevlucht
naar EU-lidstaten?
Antwoord
Volgens recente informatie van de VN vluchtelingenorganisatie UNHCR was eind 2021 het aantal gedwongen ontheemden (intern ontheemden en vluchtelingen)
wereldwijd gestegen tot 90 miljoen en is inmiddels het recordaantal van 100 miljoen
behaald ten gevolge van o.a. de crises in Ethiopië, Afghanistan en Oekraïne. Volgens
UNHCR’s Global Trends in Forced Displascement 2020 rapport (gepubliceerd medio juni 2021) waren er eind 2020 meer dan 48 miljoen intern ontheemden
(ontheemd in eigen land) en 26,4 vluchtelingen (ontheemd niet in eigen land); 73%
van deze vluchtelingen verbleven in buurlanden en daarmee in de eigen regio. Het nieuwe
Global Trends rapport met cijfers voor 2021 wordt medio juni 2022 verwacht.
Het officiële aantal vluchtelingen in de EU is voor 2021 nog niet bekend. In 2020
waren er ongeveer 2,5 miljoen vluchtelingen in de EU. In totaal hebben de EU-landen
in 2021 aan ongeveer 257.000 personen bescherming verleend (inclusief vluchtelingenstatus,
subsidiaire en humanitaire bescherming (zie Statistieken over migratie naar Europa | Europese Commissie).
8
Op welke manier heeft Nederland directer sturing kunnen geven aan programma’s die
Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) namens Nederland uitvoert? Wat zijn
de resultaten hiervan? Hoeveel vreemdelingen zijn met behulp van IOM daadwerkelijk
teruggekeerd? Hoe is gemonitord of de re-integratie na terugkeer goed verloopt?
Antwoord
In 2021 is een nieuw migratiesamenwerkingspartnerschap tussen Nederland en IOM van
start gegaan, genaamd COMPASS (Cooperation on Migration and Partnerships for Sustainable Solutions initiative). Dit partnerschap bundelt de samenwerking op bescherming, vrijwillige terugkeer
en herintegratie, tegengaan mensenhandel en -smokkel en dataverzameling en onderzoek
onder één structuur, en vervangt de verschillende losse migratieprojecten van IOM
die Nederland financierde. Dit stelt Nederland in staat om prioriteiten te stellen
en samen met IOM te bepalen waar Nederlandse financiering de grootste toegevoegde
waarde heeft, maar ook om deze doelen en de werkwijzen tijdens de implementatie gezamenlijk
aan te passen wanneer bijvoorbeeld een veranderende context of nieuwe inzichten hierom
vragen. Met Nederlandse financiering heeft IOM afgelopen jaar onder andere bijna 58.000
migranten toegang tot directe hulp en bescherming gegeven.
Met hulp van IOM zijn daarnaast afgelopen jaar 755 migranten teruggekeerd naar het
land van herkomst vanuit transitlanden. COVID-19 en reisbeperkingen hadden effect
op de terugkeermogelijkheden in deze periode. Vrijwillige terugkeer vanuit Nederland
wordt niet vanuit de BHOS-begroting gefinancierd, maar door de Dienst Terugkeer en
Vertrek (DT&V). In 2021 zijn 1502 migranten met ondersteuning van IOM vanuit Nederland
vertrokken.
De herintegratie van migranten via IOM, zowel vanuit Nederland als vanuit transitlanden,
wordt vanuit de BHOS begroting gefinancierd. Afgelopen jaar zijn er 1700 migranten
ondersteund bij hun herintegratie. IOM monitort na terugkeer of de herintegratie goed
verloopt in het land van herkomst, door middel van individueel case management inclusief follow-up enquêtes. Ook financiert Nederland onderzoek naar factoren die
bijdragen aan succesvolle, duurzame herintegratie.
9
Op welke manier is tijdens de pandemie extra aandacht besteed aan assistentie en bescherming
van kwetsbare migranten? Om hoeveel migranten gaat het hier?
Antwoord
Door de COVID-19 pandemie waren veel grenzen tijdelijk gesloten. Hierdoor kwamen veel
migranten vast te zitten in transitlanden, waar de kans op uitbuiting, mishandeling
of misbruik groot is. NL financiert programma’s van UNHCR en IOM in Libië, Tunesië
en Niger om deze kwetsbare migranten te ondersteunen. In de rapportageperiode zijn
in totaal 84.365 migranten en vluchtelingen ondersteund met opvang, bescherming en
assistentie. Daarvan ontvingen 56.200 mensen psychosociale hulp. IOM bood met steun
van NL noodhulp aan 10.983 gestrande migranten in de woestijn van Niger. UNHCR beoordeelde
in Tunesië voor meer dan 1.619 mensen of zij in aanmerking kwamen voor een vluchtelingenstatus.
Deze lopende programma’s zijn waar nodig aangepast aan de omstandigheden rondom COVID-19,
bijvoorbeeld door het verstrekken van persoonlijke beschermingsmiddelen, het invoeren
van quarantaine maatregelen zodat migranten veilig en gezond konden terugkeren en
het bieden van voorlichting over COVID-19 om de verspreiding van het virus tegen te
gaan.
10
Welke resultaten van de landenspecifieke EU-Actieplannen voor de belangrijkste landen
van herkomst en transit heeft u in 2021 reeds waargenomen?
Antwoord
Migratiedialogen met prioritaire landen zijn door de formulering van EU-Actieplannen
geïntensiveerd. Stappen zijn onder Frans voorzitterschap in 2022 verder gezet om de
plannen te operationaliseren en concrete acties uit te voeren. Hiervoor is een coördinatiemechanisme
opgezet (Mocadem). Gelieerd aan dit proces wordt ook het visuminstrument ingezet om terugkeersamenwerking
met derde landen te verbeteren. Zo heeft de Raad in november 2021 de eerste negatieve
visummaatregelen onder art.25bis van de Visumcode aangenomen tegen Gambia. Gezien
het gevoelige karakter van de Actieplannen zijn deze van vertrouwelijke aard. Nederland
verwelkomt de inspanningen van de Commissie en zet conform motie van het lid Brekelmans2 in op verdere operationalisering van de Actieplannen op alle terreinen om partnerschappen
met landen van herkomst en transit te verstevigen, waarbij van belang is dat Raad
sturing houdt over de invulling ervan. Nederland benadrukt richting de Commissie het
belang van open communicatie en transparantie wanneer het gaat om de Actieplannen
en de manier waarop de brede partnerschappen met derde landen worden vormgegeven.
11
Welke resultaten van het Neighbourhood, Development and International Cooperation
Instrument heeft u in 2021 reeds waargenomen?
Antwoord
Enerzijds loopt de implementatie van migratieprogrammering onder het EU Trustfonds
voor Afrika (EUTF) nog door tot 2025. Voor behaalde resultaten onder het EUTF tot
nu toe, verwijs ik uw Kamer naar de website.3 Nieuwe programmering op het gebied van migratie zal vanuit het het Neighbourhood, Development and International Cooperation Instrument (NDICI) worden gefinancierd. Het NDICI trad op 14 juni 2021 in werking, nadat de Raad
en het Europees Parlement op respectievelijk 27 mei en 9 juni groen licht gaven.
Hoewel het instrument officieel met terugwerkende kracht van toepassing was vanaf
1 januari 2021, werden de programmeringsdocumenten veelal pas in de tweede helft van
2021 in beheerscomités aan de lidstaten ter goedkeuring voorgelegd. In de NDICI verordening
is voorzien dat indicatief 10% van de fondsen wordt ingezet voor acties ter ondersteuning
van management en governance van migratie en gedwongen ontheemding, passend binnen bredere doelstellingen van
de verordening. Daarnaast kunnen ook acties voor de aanpak van grondoorzaken worden
gefinancierd. Nederland heeft zich succesvol hard gemaakt voor het verankeren van
voldoende flexibele migratiefinanciering in de programmering, om in te kunnen spelen
op nieuwe ontwikkelingen en crises. In het Meerjarige Indicatieve Programma voor de
regio Sub Sahara Afrika4, is bijvoorbeeld beschreven wat de plannen zijn voor de komende jaren en de financiering
die hiervoor beschikbaar is. Na de goedkeuring van de programmering is een aanvang
gemaakt met de uitvoering van programma’s. Resultaten van programma’s onder het NDICI
zijn voor 2021 om die reden nog niet te geven.
12
Kan er meer uitleg gegeven worden over de inzet op vrijwillige terugkeer en hoe dit
er in de praktijk concreet uitziet?
Antwoord
De inzet op vrijwillige terugkeer verloopt via verschillende routes. Ten eerste financiert
NL assistentie bij vrijwillige terugkeer via IOM. Vanuit de BHOS-begroting wordt terugkeer
vanuit transitlanden gefinancierd. De Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) financiert
de ondersteuning van vrijwillige terugkeer via IOM vanuit NL.
Naast directe ondersteuning van vrijwillige terugkeer financiert NL ook capaciteitsopbouw
van nationale autoriteiten in herkomst- en transit landen om vrijwillige terugkeer
te faciliteren. Zo financiert NL het International Centre for Migration Policy Development (ICMPD) voor assistentie aan Turkije bij het verbeteren van de mechanismen en capaciteit
voor vrijwillige terugkeer en herintegratie en de Internationale Organisatie voor
Migratie (IOM) voor assistentie aan Irak bij het verbeteren van wet- en regelgeving
voor terugkeer en herintegratie.
13
Hebben de bewustwordingscampagnes het gewenste effect om irreguliere migratie te remmen?
Antwoord
Door bewustwordingscampagnes zijn potentiële migranten beter geïnformeerd over de
risico’s van irreguliere migratie, alternatieven in eigen land en de realiteit in
het land van bestemming. Op basis van deze informatie kunnen ze een beter geïnformeerde
keuze maken en zien ze mogelijk af van irreguliere migratie.
Het meten van de effecten van deze campagnes blijkt in de praktijk echter moeilijk.
Als iemand verklaart zijn migratieplannen te hebben veranderd, is dit mogelijk een
effect van de campagne, maar ook andere omstandigheden spelen een rol. Binnen onze
programma’s wordt hier voortdurend onderzoek naar gedaan. Bijvoorbeeld de organisatie
IOM stelde binnen haar campagne Migrants as Messengers in West-Afrika voorafgaand en na afloop van de activiteiten vragen aan de migranten.
Deze metingen wezen uit dat 56% van de respondenten aantoonbaar betere kennis heeft
van de risico’s van irreguliere migratie zoals mensenhandel en -smokkel. 94% van de
respondenten heeft na de voorlichting gezegd plannen te willen heroverwegen (opgeven,
uitstellen of nog overdenken).
Uit bestaand onderzoek zijn reeds veel lessen te leren over wat wel en niet werkt
binnen bewustwordingscampagnes. Zo weten we dat afschrikboodschappen niet werken,
dat het cruciaal is dat migranten de bron van informatie vertrouwen en dat boodschappen
over risico’s meer effect hebben als ze worden gecombineerd met alternatieven voor
migratie.
Momenteel evalueert het Center for Evaluation and Development vier door NL gefinancierde campagnes, die worden uitgevoerd door de organisaties
IOM, Seefar, de Danish Refugee Council en Internews. Geleerde lessen uit deze evaluatie
worden in september 2022 verwacht, en zullen de opzet van toekomstige programma’s
beïnvloeden.
14
Heeft Nederland al geld toegezegd aan noodhulpprogramma's voor de crisis in de Hoorn
van Afrika?
Antwoord
Ja. In 2022 wordt noodhulp in de Hoorn ondersteund door middel van een bijdrage aan
het door OCHA beheerde humanitaire landenfonds voor Somalië en door ondersteuning
van de respons van de Dutch Relief Alliance (DRA) in Somalië en Ethiopië. Deze bijdragen komen bovenop de meerjarige, ongeoormerkte
bijdragen aan verschillende VN-organisaties, het wereldwijde humanitaire VN-noodfonds
CERF en de Rode Kruisbeweging. Met middelen uit CERF werden tot op heden o.a. de hulpverlening
in Djibouti en Eritrea ondersteund. Recent zijn de bijdragen aan CERF en het Wereldvoedselprogramma
(WFP) gezamenlijk met EUR 47 miljoen verhoogd ten behoeve van mitigatie van de gevolgen
van de crisis in Oekraïne op de wereldwijde voedselcrisis waarbij specifiek de Hoorn
van Afrika de aandacht heeft.
15
Kan er een overzicht worden gegeven in welke landen de 10 miljoen kleine boeren worden
ondersteund met ecologische verduurzaming van de voedselproductie? Zo ja, kunnen de
10 miljoen kleine boeren worden uitgesplitst over de landen?
Antwoord
Ondersteuning van kleinschalige voedselproducenten vindt met name, maar niet uitsluitend,
plaats in de landen waar de Nederlandse ambassades met gedelegeerde middelen inzetten
op voedselzekerheid: Bangladesh, Benin, Burkina Faso, Burundi, Egypte, Ethiopië, Jordanië,
Kenia, Mali, Mozambique, Niger, Nigeria, Oeganda, Palestijnse Gebieden, Rwanda, Soedan,
Zuid-Soedan. Voor de voedselzekerheidsresultaten per land van de ambassadeprogramma’s
verwijs ik graag naar de website Resultaten Ontwikkelingssamenwerking in Beeld (Externe link:www.nlontwikkelingssamenwerking.nl).
Uitsplitsing van het totaal aantal van 10 miljoen over de landen is niet mogelijk
op basis van beschikbare cijfers, omdat ook internationale en multilaterale programma’s
onderdeel uitmaken van de inzet en resultaten daarvan niet per land worden gerapporteerd.
16
Kan er een overzicht worden gegeven in welke landen de 8,5 miljoen mensen zijn bereikt
voor verbetering van hun voedselsituatie? Zo ja, kunnen de 8,5 miljoen mensen worden
uitgesplitst over de landen?
Antwoord
Met activiteiten ter verbetering van de voedselsituatie worden met name, maar niet
uitsluitend, mensen bereikt in de landen waar de Nederlandse ambassades met gedelegeerde
middelen inzetten op voedselzekerheid: Bangladesh, Benin, Burkina Faso, Burundi, Egypte,
Ethiopië, Jordanië, Kenia, Mali, Mozambique, Niger, Nigeria, Oeganda, Palestijnse
Gebieden, Rwanda, Soedan, Zuid-Soedan. Voor de voedselzekerheidsresultaten per land
van de ambassadeprogramma’s verwijs ik graag naar de website Resultaten Ontwikkelingssamenwerking
in Beeld (Externe link:www.nlontwikkelingssamenwerking.nl).
Uitsplitsing van het totaal aantal van 8,5 miljoen over de landen is niet mogelijk
op basis van beschikbare cijfers, omdat ook internationale en multilaterale programma’s
onderdeel uitmaken van de inzet en resultaten daarvan niet per land worden gerapporteerd.
17
Wat is de bijdrage aan SDG 2 (Zero hunger) die het kabinet in 2030 wil leveren? Kan
een meerjarig overzicht worden gegeven tot aan 2030 om SDG 2 te halen?
Antwoord
Conform de kamerbrief «Op weg naar een wereld zonder honger in 2030: de Nederlandse
inzet» (Kamerstuk 33 625, nr. 280) ambieert het kabinet de volgende bijdrage aan SDG 2:
1. Uitbannen van de huidige honger en ondervoeding (SDG 2.1 en 2.2), met als streven
een Nederlandse bijdrage aan een duurzaam betere voedingssituatie voor 32 miljoen
jonge kinderen over de periode 2016–2030.
2. Bevorderen van inclusieve en duurzame groei in de agrarische sector (SDG 2.3), met
als streven een Nederlandse bijdrage aan een duurzame verhoging van productiviteit
en inkomen voor 8 miljoen kleinschalig producerende boer(inn)en over de periode 2016–2030.
3. Realiseren van ecologisch houdbare voedselproductiesystemen (SDG 2.4 en 2.5), met
als streven een Nederlandse bijdrage aan ecologisch duurzaam gebruik van 8 miljoen
hectare landbouwgrond over de periode 2016–2030.
Op dit moment meten we nauwkeurig hoeveel ondervoede kinderen, kleinschalig producerende
boer(inn)en en hectare land worden bereikt dankzij de Nederlandse financiering. Maar
is het nog niet mogelijk om een meerjarig overzicht te geven van de effecten van dat
bereik in termen van SDG 2 doelen. Zoals in het jaarverslag vermeld zal daartoe de
methodologie van resultaatmeting de komende jaren verder worden ontwikkeld, zodat
een goed beeld kan worden gegeven van de gerealiseerde, duurzame veranderingen en
hun bijdrage aan de doelen van SDG 2.
18
Beter beschermd en hiermee ook ontbossing voorkomen of beter beschermd maar desondanks
geen ontbossing voorkomen?
Antwoord
Via de ondersteuning van programma’s in bosrijke landschappen investeerde Nederland
in de bescherming van divers en koolstofrijk bos, en droeg hiermee bij aan het voorkomen
van ontbossing, meer opslag van broeikasgassen, en grotere weerbaarheid van ecosystemen
en mensen. Er wordt gerapporteerd over de hectares bos die duurzaam beheerd worden,
dus in stand blijven en waarmee ontbossing wordt voorkomen. Onderdeel van duurzaam
beheer kan zijn dat er soms toch bomen worden gekapt voor gebalanceerd landgebruik.
19
Hoe worden bosbesturen gecontroleerd?
Antwoord
Nederland richt zich op bosbestuur – internationaal aangeduid als «forest governance»
– in de zin van het geheel van wet- en regelgeving, handhaving en inspraak van belanghebbenden
en niet specifiek op lokale comités die eventueel betrokken zijn bij het beheer van
het bos. Bosbestuur is de verantwoordelijkheid van de nationale en lokale autoriteiten.
Hoe de «checks and balances» in elkaar zitten, verschilt van land tot land. Nederlandse
inzet is gericht op het ondersteunen van de meest kwetsbaren in die processen en het
inclusiever maken van die processen.
20
Bestaan bosbesturen voornamelijk uit de lokale bevolking?
Antwoord
Idealiter komen bij bosbestuur de belangen van verschillende gebruikers samen bij
de beslissingen over behoud en gebruik van het bos. Nu zijn veelal de grote spelers
betrokken. De lokale gemeenschap inclusief inheemse groepen en kleine boeren is helaas
in veel gevallen nog onvoldoende vertegenwoordigd en heeft weinig middelen om zijn
belangen te doen gelden. Onze ondersteuning is er op gericht dat te verbeteren.
21
Hoeveel projecten zijn er in 2021 gefinancierd door Invest International? Wat voor
soort projecten waren dit?
Antwoord
Sinds het van start gaan van Invest International op 1 oktober 2021 zijn in 2021 zeven
projecten gefinancierd.
In het kader van de investeringstaak van Invest International (inzet middelen uit
het kernkapitaal) gaat het om twee projecten, te weten een bankfaciliteit waarmee
kleine transacties voor het MKB in Westelijk Afrika worden gefaciliteerd en de financiering
van een exportfaciliteit ten behoeve van een Nederlands MKB-bedrijf dat zich richt
op toepassing van (duurzamer) gasbeton.
In het kader van de ontwikkelingstaak van Invest International (ondersteuning van
projectontwikkelingsactiviteiten) zijn drie projecten gefinancierd. Het gaat om een
project van een Nederlands bedrijf voor duurzame energie in India, een bijdrage voor
de ontwikkeling van acht provinciale drinkwatervoorzieningen in Laos en een project
dat bijdraagt aan schoon drinkwater en sanitatie in Burkina Faso.
Tenslotte is in het kader van de regelingentaak (uitvoering van bepaalde subsidieregelingen
voor het Ministerie van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking) een project
gefinancierd in Bangladesh op het gebied van overstromingspreventie en is een schenkingsovereenkomst
afgesloten ten behoeve van een klimaatadaptatie project in de Vinh Long provincie
in Vietnam.
22
Worden de bouwstenen voor IMVO-wetgeving (Kamerstuk 26 485, nr. 377) als zodanig de basis voor de nationale IMVO-wetgeving die momenteel wordt voorbereid?
Zo nee, waarom niet?
Antwoord
De bouwstenen waren in de eerste plaats bedoeld voor beïnvloeding in de EU. Ze zijn
daartoe in een non-paper verwerkt, dat met uw Kamer is gedeeld (Kamerstuk 26 485, nr. 77). In het wetgevende Commissievoorstel voor de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) zien we de inzet van Nederland op verschillende onderdelen terug. De positie
van het kabinet over het voorstel voor de CSDDD is middels een BNC-fiche met uw Kamer
gedeeld Kamerstuk 22 112, nr. 3393). Met het oog op een gelijk speelveld met omringende landen en vooruitlopend op implementatie
van EU-regelgeving zal het voorstel van de Europese Commissie als basis dienen voor
het nationale wetsvoorstel en is het streven beide voorstellen parallel op te laten
lopen. Voor verdere toelichting verwijs ik graag naar de brief inzake het nationale
wetgevingstraject die op 27 mei 2022 met uw Kamer is gedeeld (Kamerstuk 26 485, nr. 398).
23
Wanneer verwacht u dat het IMVO-steunpunt en het instrument voor sectorale samenwerking
gereed zullen zijn?
Antwoord
Het instrument voor sectorale samenwerking is naar verwachting zomer 2022 gereed.
Het streven is om het IMVO-steunpunt in september 2022 van start te laten gaan.
24
Waarom is de publicatie van de Uitvoeringsagenda Internationale Sociale Voorwaarden
(ISV) vertraagd?
Antwoord
Het identificeren van de juiste acties om de toepassing van ISV te stimuleren en de
partijen betrokken bij overheidsinkoop zo goed mogelijk te ondersteunen, en het afstemmen
hiervan met de betrokken partijen nam meer tijd in beslag dan oorspronkelijk verwacht.
25
Wanneer is «in de loop van 2022»?
Antwoord
Het kabinet streeft er naar om de Uitvoeringsagenda Internationale Sociale Voorwaarden
(ISV) voor het zomerreces aan de Tweede Kamer te sturen.
26
Welke rol heeft de Nederlandse overheid in de onderhandelingen voor het nieuwe IMVO-convenant
voor kleding en textiel?
Antwoord
De overheid sluit conform de motie van het lid Amhaouch c.s. (Kamerstuk 35 925 XVII, nr. 33) aan bij de gesprekken over de Next Generation Agreement (NGA) en verwerkt de ervaringen hiervan in de ontwikkeling van het nieuwe instrument
voor sectorale samenwerking. De NGA-partijen en de overheid verkennen ook mogelijke
samenwerking op duurzaamheids- en ontwikkelingssamenwerkingsthema’s als leefbaar loon
en kinderarbeid, circulaire economie en andere milieuthema’s. De overheid neemt niet
als partij deel aan de NGA.
27
Wat is de stand van zaken van de ontwikkeling van beleidsmaatregelen ter mitigatie
van risico’s van ongewenste strategische afhankelijkheden zoals eerder aangekondigd
(Kamerstuk 35 925 XVII, nr. 54)?
Antwoord
Het beleid om de risico’s van strategische afhankelijkheden te mitigeren wordt primair
vormgegeven in EU-verband, vanwege het belang van de interne markt, de marktmacht
die de EU kan uitoefenen en de noodzaak van een gezamenlijke Europese strategie richting
andere grootmachten. Uitgangspunt blijft dat open markten diversificatie faciliteren
en daarmee de weerbaarheid vergroten. Hierbij is een belangrijke rol weggelegd voor
de positieve handelsagenda: handelsakkoorden die markttoegang vergroten en diversificatiemogelijkheden
bevorderen. Daarnaast wordt gewerkt aan de versterking van de positie van de EU binnen
strategische waardeketens, met behulp van IPCEI’s (Important Projects of Common European Interest). Ook heeft de Europese Commissie een voorstel gelanceerd voor een EU Chips Act
Ter versterking van het geopolitiek handelingsvermogen van de EU heeft de Europese
Commissie een wetsvoorstel voor een anti-dwang instrument gepubliceerd. Dit biedt
de EU de mogelijkheid om maatregelen te nemen wanneer een derde land economische dwang
uitoefent tegen de EU of een lidstaat. De Europese Commissie heeft ook een nieuw instrument
voorgesteld tegen buitenlandse subsidies die het gelijke speelveld op de interne markt
verstoren.
Voor het adresseren van strategische afhankelijkheden van kritieke grondstoffen zijn
het EU Action Plan on Critical Raw Materials, de European Raw Materials Alliance, en strategische partnerschappen omtrent grondstoffen met derde landen (tot dusver
Oekraïne en Canada) leidende EU-kaders. Het kabinet zet komende tijd in op het concreet
vormgeven van nationaal grondstoffenbeleid dat aansluit op het EU beleid en tegelijkertijd
in nauwe verbinding staat met het nationale programma circulaire economie.
Samen met het bedrijfsleven en kennisinstituten werkt het kabinet verder aan het identificeren
van specifieke Nederlandse risicovolle strategische afhankelijkheden. Er is aandacht
voor strategische afhankelijkheden bij verschillende vakministeries, zoals in het
kader van het industriebeleid, leveringszekerheid van medische producten, energieleveringszekerheid
en voedselzekerheid (mede in het kader van de oorlog in Oekraïne). Op 22 november
2021 is uw Kamer per brief geïnformeerd over het beleid met betrekking tot strategische
afhankelijkheden (Kamerstuk 35 925 XVII, nr. 54) naar aanleiding van de moties van de leden Alkaya en Weverling (Kamerstuk 35 570 XVII, nr. 26), van het lid Sjoerdsma c.s. (Kamerstuk 35 663, nr. 15) en van het lid Brekelmans (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2383). In de BHOS beleidsnota zal ik nader ingaan op grondstoffenbeleid, diversificatie
van handelspartners en de interdepartementale lange termijn visie op handelsketens.
Samen met mijn collega’s van EZK en I&W werk ik aan een grondstoffenstrategie die
uw Kamer voor het einde van het jaar zal toegaan.
28
Welke en hoeveel middelen van het BHOS-instrumentarium zijn ingezet om het MKB via
Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen te ondersteunen?
Antwoord
Van de publiek-private samenwerkingsbegroting is vanaf april 2020 voor twee jaar EUR
2.000.000 ingezet voor het Trade Relations Programma dat door de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen en de drie Mainports
is uitgevoerd. Daar is n.a.v. de motie van het lid Amhaouch5 voor 2022 uit dezelfde begroting EUR 200.000 aan toegevoegd.
29
Hoeveel van de circa 1000 gesprekken met mkb’ers hebben geleid tot het verzilveren
van internationale kansen?
Antwoord
De gesprekken hebben tot doel individuele mkb-bedrijven vanuit de regio te ondersteunen
met internationaal zakendoen. Ecorys heeft de tevredenheid van gesproken mkb’ers onderzocht6. Van de onderzochte bedrijven heeft 88% het contact positief tot zeer positief ervaren.
Bij meer dan de helft (51%) van de bedrijven heeft het contact impact gehad op hun
internationalisering. Bijvoorbeeld doordat ze hun strategie hebben aangepast of via
Trade en Innovate NL nieuwe contacten hebben gelegd waardoor deze mkb’ers kansen kunnen
verzilveren.
30
Welke concrete acties heeft u ondernomen om het beleidsstreven van 25% vrouwelijke
deelnemers bij handelsmissies te bereiken? En geldt dit streven ook voor andere handelsbevorderende
activiteiten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Om minstens 25% vrouwelijke deelname aan handelsmissies met bewindspersonen te bereiken,
worden vorm, inhoud en de wijze van werving aangepast. Inspanning wordt bijvoorbeeld
geleverd voor genderbalans in sprekers, panels en missieleiders, maar ook worden gerichte
uitnodigingen verspreid onder relevante (vrouwen)netwerken. Om zo veel mogelijk vrouwen
te bereiken is de campagne «Groei over Grenzen» opgezet. Onderdeel hiervan is een
goed bekeken online vlogreeks waarin rolmodellen en kwartiermakers praktijkverhalen
en hun ervaringen met ons handelsinstrumentarium delen.
BZ en RVO organiseren regelmatig bijeenkomsten met vrouwennetwerken om ons contact
met de doelgroep verdiepen. Hier staat het onderwerp handelsmissies op de agenda en
bespreken we hoe deze nog beter op de behoeftes van vrouwelijk ondernemers kunnen
worden aangepast. Via dezelfde netwerken inspireren en informeren we vrouwelijk ondernemers
met ambities over de grens over wat we als overheid voor hen kunnen betekenen. Hoewel
er geen specifiek streefgetal aan andere instrumenten dan missies verbonden is, ligt
focus in deze activiteiten nadrukkelijk op het brede handelsinstrumentarium en niet
alleen op missies.
31
Waarom is er maar eenmalig voor extra middelen gezocht voor startup liaison officers
(SLO’s), terwijl de doelgroep de dienstverlening waardeert? Hoe is de continuïteit
geborgd?
Antwoord
Het kabinet hecht belang aan de meerjarige continuering van de functie startup liaison officer op de voor startups belangrijkste posten. Hiermee wordt aangesloten bij de aanbevelingen
van de mid term review die in 2021 is uitgevoerd naar deze functie. De invulling hiervan wordt meegenomen
in de door het kabinet aangekondigde versterking van het postennet.
32
Blijft de taskforce handelsbevordering Nederland-Afrika in 2022 bestaan om nu, zonder
reisbeperkingen, de samenwerkingen nog meer uit te breiden?
Antwoord
Ja, de taskforce handelsbevordering Nederland-Afrika wordt voortgezet. In de afgelopen
maanden vonden drie uitgaande missies en twee inkomende missies plaats gericht op
Afrikaanse markten. Daarnaast wordt een aantal missies voorbereid voor de periode
na de zomer. De missies zijn gericht op bestaande én nieuwe kansentrajecten voor het
mkb in de beloftevolle Afrikaanse markten onder de vlag van deze taskforce.
33
Wat zijn beloftevolle Afrikaanse markten?
Antwoord
Dit zijn de landen die het kabinet en private partners zien als de meest interessante
Afrikaanse markten voor het mkb om mee te handelen of in te investeren, op basis van
het handels- en investeringsklimaat en de omvang van de kansen in die markten. Deze
beloftevolle Afrikaanse markten zijn op dit moment: Marokko, Egypte, Kenia, Zuid-Afrika,
Nigeria, Ghana, Ivoorkust en Senegal.
34
Waarom is de indicator «verbeterde randvoorwaarden voor vrouwenrechten en gender gelijkheid»
opgenomen als de streefwaarde nog vastgesteld moet worden?
Antwoord
In de BHOS begroting (Kamerstuk 35 925 XVII) voor 2022 (p. 22–23) is aangegeven dat de indicator voor het resultaatgebied «Verbeterde
randvoorwaarden voor vrouwenrechten en gender gelijkheid» is gewijzigd om deze in
lijn te brengen met de resultatenkaders «Versterking Maatschappelijk Middenveld» en
«Vrouwenrechten en Gendergelijkheid» als onderdeel van de strategische partnerschappen
binnen het beleidskader Versterking Maatschappelijk Middenveld (2021–2025).
In diezelfde begroting is aangegeven dat de streefwaarde in overleg met de partners
nog zou worden vastgesteld. Het vaststellen van streefwaarden is een secuur proces
dat gebeurt op basis van partnerschap documenten (baseline studies). Deze waren eerder niet beschikbaar. De streefwaarde, die inmiddels op basis van
de partnerschap documenten is vastgesteld, zal worden opgenomen in de begroting voor
2023.
35
Waarom is de indicator «rechten» opgenomen als de streefwaarde nog vastgesteld moet
worden?
Antwoord
In de BHOS begroting voor 2022 is aangegeven dat de streefwaarde in overleg met de
partners nog zou worden vastgesteld. Het vaststellen van streefwaarden is een secuur
proces dat gebeurt op basis van partnerschap documenten (baseline studies). Deze waren eerder niet beschikbaar.
De streefwaarde, die inmiddels op basis van de partnerschap documenten is vastgesteld,
zal worden opgenomen in de begroting voor 2023.
36
Waarom is de indicator «bevorderen internationaal ondernemerschap» opgenomen als de
streefwaarde nog vastgesteld moet worden?
Antwoord
De begrotingsindicator «internationaal ondernemerschap» kent vanaf de eerste meting
geen streefwaarde. Het is een cijfer dat export relateert aan inzet op een select
aantal handelsbevorderende instrumenten en geeft een beeld van geregistreerde positieve
exporttoename. Er zijn geen exacte waarden aan te verbinden, omdat uiteindelijke export
van bedrijven door vele factoren wordt beïnvloed en het exportresultaat dus niet direct
te koppelen is aan het ingezette handelsinstrumentarium (beperkte causaliteit).
37
Klopt het dat sinds 2019 er geen beleidsdoorlichtingen meer zijn geweest? Zo ja, wat
is daarvan de reden?
Antwoord
Dat klopt. De beleidsdoorlichting van het begrotingsartikel 1 stond aanvankelijk gepland
voor 2020 maar is mede door de COVID-pandemie vertraagd en is in maart 2022 naar uw
Kamer gestuurd (Zie Kamerstuk 34 124, nr. 25).
Door de introductie van de Strategische Evaluatie Agenda bij de begroting van 2021
zijn de geplande beleidsdoorlichtingen voor de andere beleidsartikelen op de BHOS
begroting omgezet in Periodieke Rapportages voor beleidsthema’s, conform de concept
RPE 2022 (zie Kamerstuk 31 865, nr. 203). Het betreft twee Periodieke Rapportages voor twee beleidsthema’s van begrotingsartikel
2 (beide gepland voor 2023), een Periodieke Rapportage voor het beleidsthema Sociale
Vooruitgang dat samenvalt met begrotingsartikel 3 (2025, zie ook Kamerstuk 35 925 XVII, nr. 8) en een Periodieke Rapportage voor het beleidsthema «Vrede, Veiligheid en Duurzame
Ontwikkeling» dat samenvalt met begrotingsartikel 4 (2023).
38
Wat is de betekenis van de EUR 3,192 miljard aan uitstaande garanties (t) en/of wisselfinancieringen
(de verhouding t.o.v. andere jaren; is het hoog/laag)?
Antwoord
Het op artikel 1 uitstaande bedrag betekent dat de Staat aangesproken kan worden om
deze bedragen uit te betalen als de onderliggende financiële transactie mislukt, bijvoorbeeld
wanneer een crediteur niet betaalt.
Voor de garantieverplichtingen die uitstaan op artikel 5 ten behoeve van de regionale
ontwikkelingsbanken (Asian Development Bank, African Development Bank en Inter-American Development Bank) betreft dit het niet gestorte deel van het aandelenkapitaal. Slechts indien de banken
in ernstige financiële problemen komen kan om storting van het volledige garantiekapitaal
gevraagd worden (zie ook pg. 86 MvT). De gerapporteerde waarde toename van deze garanties
aan ontwikkelingsbanken is toe te schrijven aan de valutakoersontwikkelingen. De stand
van de garanties is verder stabiel en verandert verder alleen in omvang ingeval van
nieuwe aandelenaankoop. Sinds hun oprichting in de jaren ’60 is bij alle drie deze
regionale ontwikkelingsbanken nog nooit het niet gestorte aandelenkapitaal opgeëist.
De openstaande garanties/wisselfinancieringen voor de risicoregelingen uit artikel
1 (FOM, DRIVE, DGGF en DTIF) zijn per saldo met EUR 171.000 afgenomen. Het niveau
van de openstaande garanties voor de instrumenten FOM, DTIF, DRIVE en DGGF is in lijn
met voorgaande jaren en valt binnen de grenzen van de vermelde garantieplafonds. Het
garantieplafond van FOM wordt jaarlijks bijgesteld, vanwege de aflopende transacties.
De overige plafonds zijn in overleg met het Ministerie van Financiën tot stand gekomen.
39
Zijn de revolverende fondsen op bladzijde 34–35 alle revolverende fondsen van BHOS?
Antwoord
Ja, dit zijn alle revolverende fondsen.
40
Heeft u de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer, met name aanbeveling 3 en 4,
uit het onderzoek «Zicht op revolverende fondsen van het Rijk» Bijlage bij Kamerstuk
31 865, nr. 133 (2019, blz. 54) overgenomen? Zo ja, op welke wijze?
Antwoord
Voor het antwoord op deze vragen verwijs ik naar de brieven aan de Tweede Kamer van
4 juni 2019 (Kamerstuk 31 865, nr. 146) en 9 november 2021 (Kamerstuk 31 865, nr. 202).
41
In welke mate komen de uitgezette middelen ook daadwerkelijk terug in deze fondsen?
Antwoord
De mate waarin uitgezette middelen terug komen in de fondsen verschilt per fonds.
Dit is onder andere afhankelijk van de gekozen ontwikkelingsdoelen, de sectoren en
landen, de mate van ontwikkeling van de markt en de noodzaak voor projectontwikkeling
voor opbouw van de portfolio. Voor fondsen die leningen verstrekken met een lange
looptijd (bijvoorbeeld het DGGF en DTIF, die leningen verstrekken van zeven tot acht
jaar) is het pas na langere tijd mogelijk om vast te stellen in welke mate middelen
terug komen. In het overzicht van revolverende fondsen in het jaarverslag is de beoogde
mate van revolveerbaarheid opgenomen.
42
Welke maatregelen neemt u om te voorkomen dat revolverende financiering leidt tot
verstoring van de marktverhoudingen en tot ongeoorloofde staatssteun?
Antwoord
Revolverende fondsen worden alleen opgezet indien de betreffende financieringen niet
door de markt worden aangeboden. Dat kan bijvoorbeeld zijn omdat voor reguliere financieringsinstellingen
het risicoprofiel te hoog is of de omvang van de kredieten te klein. Daarbij wordt
door de uitvoerder getoetst of de voorwaarden van de financieringen niet concurreren
met voorwaarden van commerciële aanbieders. Het Ministerie ziet hierop toe. Overigens
wordt het risico op marktverstoring al deels gemitigeerd doordat de middelen uiteindelijk
worden geacht terug te vloeien.
Bij het opzetten van revolverende fondsen wordt ook standaard getoetst op ongeoorloofde
staatssteun aan de uitvoerder van het fonds. Van ongeoorloofde staatssteun op het
niveau van de financiering van revolverende fondsen aan klanten is over het algemeen
geen sprake, omdat de financieringen vanuit de revolverende fondsen overwegend aan
klanten buiten de Europese Unie plaatsvindt.
43
Op welke wijze is de democratische verantwoording en controle geborgd van de besteding
van het publieke geld in deze revolverende fondsen?
Antwoord
Democratische verantwoording en controle is voor revolverende fondsen niet wezenlijk
anders dan voor andere manieren van besteding van publiek geld. Zie ook antwoord vraag
40.
44
Zijn er begrotingsposten waarop al twee begrotingsjaren of meer onderbesteding is?
Antwoord
Het ODA-budget wordt ieder jaar uitgeput, zowel het ODA budget op de BHOS-begroting
als Rijksbreed. Het ODA-budget wordt meestal beperkt overschreden. 2020 was hier een
uitzondering op door een meevaller in de uitgaven voor de eerstejaarsopvang van asielzoekers
(EUR 28,4 miljoen) die in de tweede suppletoire begroting van 2020 is verwerkt en
via de HGIS-eindejaarsmarge is toegevoegd aan 2021.
Het non-ODA budget op de BHOS-begroting kende een beperkte onderuitputting van ongeveer
EUR 8 miljoen in zowel 2020 als 2021. De onderuitputting in 2020 is via de HGIS-besluitvorming
ingezet voor de Dubaï Expo en IMVO op de BHOS-begroting in de jaren 2021 t/m 2024.
In 2021 betreft de onderuitputting een lagere realisatie op humanitaire hulp non-ODA
voor de bosbranden in Albanië en toegenomen ontvangsten op artikel 1 (internationaal
ondernemen) en artikelonderdeel 5.23 (rente-ontvangsten vanuit een achtergestelde
converteerbare schuldenfaciliteit).
In zijn algemeenheid geldt dat wanneer er sprake is van onderuitputting of overschrijding
van het BHOS-budget (zowel ODA als non-ODA) in enig jaar, dit op de gebruikelijke
manier via de HGIS-eindejaarsmarge en -besluitvorming wordt verrekend met de budgetten
in de drie jaren erna.
Daarnaast vindt indien nodig gedurende het jaar herprioritering plaats als er versnelling
of vertraging optreedt bij individuele programma’s/projecten. Als hier sprake van
is wordt uw Kamer hierover op de geëigende begrotingsmoment geïnformeerd.
45
Zijn er begrotingsposten op de begrotingen van andere departementen, die thematisch
raken aan de doelen van uw departement, waarop al twee begrotingsjaren of meer onderbesteding
is?
Antwoord
In de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) worden de uitgaven van de
verschillende ministeries op het gebied van buitenlandbeleid gebundeld, waarmee de
onderlinge samenhang geïllustreerd wordt.
Onderbesteding van begrotingsposten bij andere departementen die onderdeel zijn van
de HGIS zijn zichtbaar in de respectievelijke departementale jaarverslagen en het
HGIS-jaarverslag.
De volgende begrotingsposten kende de afgelopen twee jaar de grootste onderuitputting
binnen de HGIS:
– De apparaatsuitgaven op de BZ-begroting. Dit had met name te maken met lagere uitgaven
als gevolg van COVID 19. Hier stonden tegenvallende visa ontvangsten tegenover, doordat
er ook minder reisbewegingen waren en een koersverlies door positieve koersontwikkelingen
ten opzichte van de euro.
– Het Budget Internationale Veiligheid op de Defensie begroting. Dit komt met name doordat
de vrije ruimte/voorziening BIV/HGIS niet volledig is aangewend voor het aangaan van
nieuwe missies of verlenging van bestaande missies. De druk op dit budget neemt inmiddels
weer toe, o.a. vanwege de oorlog in Oekraïne.
In zijn algemeenheid geldt dat wanneer er sprake is van onderuitputting of overschrijding
van HGIS-budgetten op de departementale begrotingen, dit op de gebruikelijke manier
via de HGIS-eindejaarsmarge en -besluitvorming wordt verrekend met de budgetten op
deze begrotingen in de drie jaren erna.
46
Kunt u inzicht geven in het percentage van de bestedingen dat is uitgegeven via lokale
partners, uitgesplitst per beleidsartikel?
Antwoord
Onderstaande tabel geeft per beleidsartikel alle uitgaven en percentages ten laste
van de BHOS begroting 2021 (Kamerstuk 35 570 XVII) naar lokale en andere partners weer. Het betreft hier de uitgaven die Nederland
direct aan lokale partners uitgeeft. De bedragen zijn in miljoenen Euro’s.
Lokale partners
Overige partners
Beleidsartikel
1 Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen
11
0,3%
539
16,9%
2 Duurzame ontwikkeling, voedselzekerheid, water en klimaat
6
0,2%
751
23,6%
3 Sociale vooruitgang
36
1,1%
790
24,8%
4 Vrede, veiligheid en duurzame ontwikkeling
8
0,2%
777
24,4%
5 Multilaterale samenwerking en overige inzet
0
0,0%
271
8,5%
Totaal
61
1,9%
3,127
98,1%
47
Wanneer wordt de herziening van het Nationaal Actieplan Mensenrechten en Bedrijfsleven
gepubliceerd?
Antwoord
Het kabinet verwacht het herziene Nationale Actieplan voor Mensenrechten en het Bedrijfsleven
(NAP) deze zomer naar de Kamer te sturen.
48
Bedoelt u met de «bouwstenen voor IMVO wetgeving» de bouwstenen zoals beschreven in
de brief van 5 november 2021 (Kamerstuk 26 485,nr. 377)? Zo nee, waarom niet en welke bouwstenen bedoelt u dan?
Antwoord
Ja, het klopt dat met de «bouwstenen voor IMVO wetgeving» de bouwstenen worden bedoeld
zoals beschreven in Kamerstuk 26 485, nr. 377.
49
Hoeveel handelsbevorderende activiteiten hebben plaatsgevonden in 2021? Kunt u een
overzicht geven van al deze activiteiten en daarbij opnemen of zij fysiek, hybride
of digitaal zijn gehouden?
Antwoord
Handelsbevordering 2021
Aantal
Fysiek
Hybride
Digitaal
Vraagbeantwoording (incl. telefonie, chat)
17.323
X
Landeninfo op Maat
3.830
X
Zakenpartnerscan op Maat
720
X
Website RVO – aantal bezoekers
2.389.450
X
App NL Exporteert – gebruikers
6.000
X
International Business Academy – platformbezoekers
10.000
X
Evenementen
12
X
X
Business events incl. kansenseminars
131
X
X
X
Missies met Bewindspersoon (zie separate rapportage aan TK)
9
X (1-Expo Dubai)
X (8)
Missies zonder Bewindspersoon
14
X (4)
X (10)
Strategische Beurzen
53
X
X
Trade & Innovate Webinars
89
X
Trade & Innovate Digitale Missies
23
X
Trade Relations Account gesprekken
644
X
X
Vouchers Starters Int Business
1.127
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
Marktstudies
27
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
Partners Int Business collectieve trajecten
55
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
Demonstratieprojecten
43
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
Haalbaarheidsstudies
12
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
Investeringsvoorbereidingsprojecten
19
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
Dutch Trade & Investment Fund financieringen aangegaan
6
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
50
Hoeveel procent van de ondernemers aanwezig bij de handelsbevorderende activiteiten
was vrouw? Kunt u dit uitsplitsen naar fysieke, hybride en digitale activiteiten?
Antwoord
In het jaar 2021 vonden missies met bewindspersonen grotendeels digitaal plaats. Hier
was gemiddeld 19% van de deelnemers vrouw.
De enige fysieke missie in 2021, naar Expo Dubai onder leiding van de Minister voor
BHOS, telde 23% vrouwelijke deelnemers. Bij start- en scale up missies, die veelal
zonder bewindspersoon plaatsvinden, was afgelopen jaar 24% vrouw.
51
Welke rol had IMVO in de voorbereiding van handelsbevorderende activiteiten en bij
de selectie van zowel Nederlandse als internationale deelnemers?
Antwoord
De overheid verwacht van alle bedrijven in Nederland dat zij internationaal maatschappelijk
verantwoord ondernemen (IMVO). IMVO is een belangrijke voorwaarde voor de inzet van
het BHOS-overheidsinstrumentarium. Dit geldt bijvoorbeeld voor handelsmissies, alsook voor financiële
instrumenten zoals de exportkredietverzekering. Een expliciete voorwaarde is dat de
OESO-richtlijnen worden onderschreven en nageleefd. Handelsmissies en de verschillende
instrumenten kennen allen een IMVO-kader. Het uitgangspunt bij de toepassing van de
IMVO-eisen, is dat deze gericht zijn op verbetering en een proportionele toepassing
van de voorwaarden. In alle gevallen geldt: als blijkt dat een bedrijf zich niet aan
de OESO-richtlijnen houdt of een verbetertraject onvoldoende uitvoert, dan kan dit
beëindiging (en terugvordering) van de steun of uitsluiting van een missie tot gevolg
hebben.
52
Hoe wordt de follow up van handelsbevorderende activiteiten vormgegeven? Heeft de
covid-pandemie hier impact op gehad en zo ja, op welke manier?
Antwoord
In de prioriteitsmarkten zijn handelsbevorderende activiteiten, zoals economische
missies, beursbezoeken en (digitale) evenementen, onderdeel van een strategische meerjarige
inzet. Opvolging krijgt dus ook vorm binnen die inzet. Daarnaast kan afhankelijk van
het type activiteit, opvolging plaatsvinden in de vorm van individuele ondersteuning
aan deelnemers. Bijvoorbeeld bij de beantwoording van vragen of het bemiddelen in
het zoeken naar lokale partners achteraf. Ook kunnen collectieve opvolgingsactiviteiten
worden georganiseerd, zoals een overleg om mogelijkheden voor clustervorming tussen
bedrijven te faciliteren om een lokale markt te betreden. Bedrijven hebben ook een
eigen verantwoordelijkheid in het opvolgen van handelsbevorderende activiteiten waaraan
zij deelnemen en kunnen daarbij gebruik maken van het beschikbare publiek-privaat
netwerk. Tijdens de COVID-19-pandemie zijn handelsbevorderende activiteiten in digitale
of hybride vorm voortgezet wanneer door COVID-beperkingen het bijvoorbeeld niet mogelijk
was om een markt fysiek te bezoeken. De opvolging hiervan gebeurde eveneens digitaal
of hybride. Hoewel een virtuele handelsmissie een nuttig middel is om informatie te
delen, contacten op te doen en te onderhouden, tonen effectmetingen in 2020 en 2021
dat zij geen volwaardig alternatief zijn voor een echt bezoek aan een markt. Het percentage
deelnemers dat verwacht een overeenkomst te sluiten ligt bij virtuele missies 15–25%
lager dan bij fysieke missies. De positieve aspecten van digitale handelsbevordering,
zoals online evenementen die de effectiviteit van een fysieke missie verhogen, worden
behouden.
53
Hoe verklaart u het verschil van € 8.940.000 in de begroting en realisatie voor de
subsidie voor Invest International?
Antwoord
Het verschil tussen de begroting en de realisatie voor de subsidie voor Invest International
wordt verklaard door het feit dat diverse uitgaven ten laste zijn gebracht van andere
budgetten. Dit betreft:
– Een bijdrage van EUR 2 miljoen aan de opstartkosten van Invest International is overgeheveld
aan het Ministerie van Financiën bij de Tweede suppletoire begroting.
– Een bijdrage van EUR 0,8 miljoen aan de opstartkosten van Invest International is
betaald aan RVO en geboekt onder «RVO Uitvoeringskosten».
– Een bedrag van EUR van 5,4 miljoen voor het programma Development Accelerator is betaald aan Invest International. Dit bedrag is geboekt onder «Programma’s Internationaal
Ondernemen Subsidies».
54
Hoe komt het dat de realisatie van uitgaven met betrekking tot de China-strategie
op € 0 is uitgekomen?
Antwoord
De opdracht «Uitvoering China notitie» wordt uitgevoerd door de RVO, in opdracht van
BZ. De kosten daarvan zijn in inmiddels in de reguliere begrotingsposten voor de RVO
opdracht verwerkt. In het verleden werd hier echter een andere begrotingsplaats voor
gebruikt. Deze begrotingsplaats is dus niet meer in gebruik, waardoor deze op EUR
0 staat. Om op juiste wijze te kunnen archiveren, kan deze begrotingsplaats pas na
een aantal jaar verwijderd worden.
55
Waarom waren banken in 2021 minder bereid om transacties te financieren? Is deze bereidheid
inmiddels toegenomen?
Antwoord
Dit beeld heeft zich ook in 2021 voortgezet. Banken zijn terughoudend bij het financieren
van «kleinere transacties» in het buitenland. Afhankelijk van de bank kan deze grens
liggen bij transacties onder EUR 25 miljoen. Deze ontwikkeling is al langer gaande
en hangt samen met toegenomen regelgeving voor banken, waaronder compliance- en administratielasten.
Daar kwamen in de afgelopen jaren ook extra financiële risico’s bij samenhangend met
de COVID-19-pandemie. Overigens is sprake van publiek-private samenwerking (tussen
Invest International en de grootbanken) om financiering van deze transacties samen
met het Nederlandse bankwezen te ondersteunen.
56
Kan er uitleg gegeven worden over hoe het ministerie is omgegaan met de «grilliger
wordende uitvoeringscontext,» bij beleidsconclusies en hoe dit er in de praktijk uitziet?
Antwoord
Sinds 2014 verslechtert de wereldwijde voedselzekerheidssituatie, met name als gevolg
van klimaatopwarming, gewapende conflicten en COVID-19 en, recent, de gevolgen van
de Russische oorlog tegen Oekraïne. Voedselzekerheidsprogramma’s spelen hier op in
door de weerbaarheid van voedselsystemen, producenten en consumenten, tegen schokken
en stressfactoren te vergroten. In de praktijk betekent dit b.v. dat gewaskeuzes moeten
worden afgestemd op klimaatscenario’s, dat conflicten over toegang tot land en water
moeten worden beheerst, dat de lokale voedselproductie crisisbestendig moet worden
gemaakt, dat bij stagnerende markten terugvalopties voor toegang tot voedsel moeten
worden ontwikkeld en dat bij stijgende voedselprijzen vangnetten voor de meest kwetsbaren
beschikbaar moeten zijn. Dit vergt extra inzet en verhoogt de kosten van resultaatbereik.
57
Kunnen specifieke voorbeelden van programma’s worden gegeven van langjarige, coherente
inzet en aansluiting bij lokaal verankerde benaderingen?
Antwoord
Voorbeelden van dergelijke programma’s zijn Pro-ARIDES, een programma geleid door
SNV, met een looptijd van 10 jaar, dat lokale boeren en bedrijven in Burkina Faso,
Niger en Mali ondersteunt in samenwerking met ngo’s en overheid; en het West Africa Food Systems Resilience Program van de Wereldbank, met een eerste fase van 6 jaar, waarin de regionale organisaties
op gebied van economische samenwerking (ECOWAS), landbouw informatievoorziening (CILSS)
en onderzoek en innovatie (CORAF) de weerbaarheid van voedselproductiesystemen ondersteunen.
58
Wat is de definitie van kleinschalige voedselproducenten? Zijn ook voedselproducenten
van een grotere schaal ondersteund om ondervoede mensen te helpen?
Antwoord
Deze terminologie is ontleend aan de formulering van SDG 2. Er is echter geen algemeen
geaccepteerde definitie van kleinschalige voedselproducenten. Vaak wordt bedrijfsoppervlakte
als criterium gebruikt, bijvoorbeeld kleiner dan 2 hectare, maar dat houdt geen rekening
met de grote verschillen tussen landen. Een andere benadering is om per land de gemiddelde
bedrijfsomvang te bepalen en op grond daarvan klein- en grootschalig van elkaar te
onderscheiden. Overigens kan in de meeste landen waar de inzet van het kabinet zich
op richt, met name Sub Sahara Afrika, bijn2a de gehele voedsellandbouwsector als kleinschalig
(kleiner dan 2 hectare) worden aangemerkt. Investeren in deze sector is daar de meest
effectieve manier om ondervoede mensen te helpen.
Schaalgrootte is geen criterium voor ondersteuning vanuit het voedselzekerheidsprogramma,
wat telt is de impact op het terugdringen van rurale armoede en ondervoeding. Veel
activiteiten dragen bij aan publieke goederen die toegankelijk zijn voor alle voedselproducenten,
bijvoorbeeld informatiesystemen, wegen of verbeterde zaden.
59
Hoe groot is het aandeel van het promoten en bevorderen van agro-ecologische productieprincipes
onder het realiseren van ecologische houdbare voedselsystemen?
Antwoord
Het promoten en bevorderen van de 10 elementen van agro-ecologie, zoals gedefinieerd
door de FAO, zijn integraal onderdeel van de uitvoering van het voedselzekerheidsbeleid.
Die inzet vormt echter geen afzonderlijk af te bakenen geheel, c.q. is er geen sprake
van een binnen de besteding en resultaatmeting te onderscheiden aandeel van agro-ecologische
productieprincipes.
60
Onder welke begrotingslijn valt het financieren van participatief landbouwkundig onderzoek
met en door kleinschalige boeren?
Antwoord
Het financieren van participatief landbouwkundig onderzoek valt onder artikelonderdeel
2.1 Voedselzekerheid (Kennis – Kennis & capaciteitsopbouw ten behoeve van voedselzekerheid).
61
Kan worden aangegeven hoeveel budget is uitgegeven aan participatief landbouwkundig
onderzoek met en door kleinschalige boeren? Zo ja, hoeveel? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
In de budgetallocatie of in de verantwoording door partners bestaat geen aparte categorisering
van «participatief landbouwkundig onderzoek met en door kleinschalige boeren». Co-creatie
met eindgebruikers is wel een algemene beleidslijn bij de ondersteuning van landbouwkundig
onderzoek. Naast boeren en boerinnen kunnen dat ook lokale of lokaal actieve maatschappelijke
organisaties, bedrijven of overheden zijn. Het leeuwendeel van de financiering van
landbouwkundig onderzoek gaat naar de CGIAR (EUR 25 miljoen/jaar) waar het kleinschalige
boerenbedrijf de expliciete focus is. Aanvullend loopt er een programma gericht op
wetenschappelijke samenwerking tussen Nederland en de CGIAR, beheerd door NWO (ca.
EUR 3 miljoen/jaar).
62
Hoe zijn de EUR 18,2 miljoen «nog te verdelen» onder 2.1 Voedselzekerheid verdeeld?
Antwoord
Het ODA-budget is gekoppeld aan de ontwikkeling van het Bruto Nationaal Inkomen (BNI).
Als gevolg van de tegenvallende economische raming ten tijde van de COVID-pandemie
nam het ODA-budget in 2020 meerjarig af. Deze meerjarige afname werd bij de BHOS-begroting
2021 op de verschillende beleidsartikelen op het instrument «Nog te verdelen» geboekt.
In het geval van artikel 2 werd de afname geboekt op artikelonderdeel 2.1 Voedselzekerheid.
Bij de eerste suppletoire begroting 2021 was juist sprake van een positieve macro
economische raming, waardoor de afname van EUR 18,2 miljoen op artikelonderdeel 2.1
kon worden teruggedraaid.
63
Hoe komt het dat voor onderdeel «klimaat algemeen» ruim EUR 30 miljoen meer is uitgegeven
t.o.v de vastgestelde begroting? Wat valt allemaal onder deze verhoging?
Antwoord
Zoals in het BHOS Jaarverslag 2021 is toegelicht valt de uitgavenrealisatie op artikelonderdeel
2.3 (Klimaat) ten opzichte van de Ontwerpbegroting 2.021 EUR 18,2 miljoen hoger uit.
Verder zijn vertragingen in enkele programma’s op het onderdeel «hernieuwbare energie»
en het Dutch Fund for Climate and Development (DFCD) gecompenseerd door additionele
bijdragen onder «klimaat algemeen». Onder deze uitgaven vallen onder meer de bijdrage
aan de herkapitalisatie van de Climate Investment Funds (CIFs), het multilaterale
klimaatfonds van de gezamenlijke multilaterale ontwikkelingsbanken, extra middelen
voor het Least-Developed Countries Fund (LDCF) dat zich richt op klimaatadaptatie
in lage-inkomenslanden, een extra bijdrage aan het tegengaan van ontbossing in het
Congo bekken door een verhoging van de bestaande financiering aan het Central African
Forest Initiative (CAFI) en enkele andere bijdragen aan klimaatgerelateerde bijdragen.
64
Kunt u uiteenzetten hoe de bijdrage van EUR 105 miljoen aan ACT-A is verdeeld over
de inzet op de aankoop van vaccins, vaccinatiegereedheid en de versterking van gezondheidssystemen?
Antwoord
De Nederlandse bijdrage van 105 miljoen EUR in 2021 is als volgt opgebouwd:
– COVAX: 68 miljoen EUR voor de aankoop van vaccins. COVAX zet echter ook fondsen in
voor vaccinatiegereedheid.
– De Global Financing Facility van de Wereldbank: 10 miljoen EUR voor vaccinatiegereedheid en versterking van gezondheidssystemen.
– Global Fund to fight AIDS, TB and Malaria: 17 miljoen EUR voor vaccinatiegereedheid en versterking van gezondheidssystemen.
– Strategic Preparedness and Response Plan van de WHO: 10 miljoen EUR voor vaccinatiegereedheid en versterking van gezondheidssystemen
De Nederlandse bijdragen zijn ongeoormerkt. Bovengenoemde partners kunnen op basis
van noden zelf besluiten voor welk doel en aan welk landen de bijdrage wordt besteed.
Het is dus niet mogelijk een exacte onderverdeling te maken hoeveel is bijgedragen
aan vaccins, vaccinatiegereedheid en versterking van gezondheidssystemen.
65
Kunt u inzichtelijk maken welke uitgaven in het kader van de bestrijding van de Covid-19
pandemie hebben bijgedragen aan het tegengaan van de indirecte effecten van de pandemie
op SRGR in Afrika?
Antwoord
Nederland heeft in het kader van de respons op de COVID-19 pandemie 20 miljoen euro
extra bijgedragen aan de Global Financing Facility for Women, Children and Adolescents (GFF). GFF maakt deel uit van de Access to COVID-19 Tools Accelerator (ACT-A) en combineert
de directe respons op COVID-19 met het versterken van primaire gezondheidssystemen
en SRGR.
Zo helpt GFF niet alleen bij het verbeteren van de distributie van vaccins, maar ook
van andere medische producten en hulpmiddelen zoals anticonceptie. Ook versterkt GFF
gezondheidsinformatiesystemen om knelpunten in dienstverlening in kaart te brengen.
66
Hoeveel bedraagt de aangehouden bijdrage in 2021 aan Ethiopië in het Productive Safety Net Program (PSNP) van de Wereldbank? Wordt deze bijdrage nog in 2022 gedaan aangezien het een
verplichting is die wordt doorgeschoven naar 2022? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer
verwacht het kabinet de bijdrage te voldoen en heeft deze doorgeschoven verplichting
invloed op andere begrotingslijnen?
Antwoord
De aangehouden bijdrage voor PSNP voor 2021 bedraagt EUR 500.000. Vooralsnog is geen
besluit genomen over betaling van de bijdrage aan PSNP. Het betreft hierbij zowel
de aangehouden betaling voor 2021, als de bijdrage voor 2022. Bij dit besluit wordt
een afweging gemaakt op basis van vooruitgang op een aantal voorwaarden die in EU-verband
zijn gemaakt aan de Ethiopische overheid voor continuering van de bijdrage aan Ethiopische
overheidsprogramma’s zoals PSNP. Deze voorwaarden betreffen vrije doorgang voor humanitaire
hulp, onderhandelingen over een staakt-het-vuren, en verantwoording voor de daders
van mensenrechtenschendingen. Afhankelijk van het te nemen besluit zal de bijdrage
van EUR 500.000 worden voldaan.
67
Wanneer verwacht u het nieuwe kader van het Fonds Product Development Partnerships
naar de Tweede Kamer te kunnen sturen?
Antwoord
Het streven is om het nieuwe kader van het Fonds Product Development Partnerships, PDP IV in de zomer te publiceren.
68
Onder welke begrotingslijn is de extra bijdrage van EUR 105 miljoen aan Access to
Covid-19 Tool Accelerator (ACT-A) geboekt? Waarom worden de bijdragen voor Covid-19
niet op een aparte begrotingsregel geboekt?
Antwoord
De bijdrages voor ACT-A zijn geboekt onder subsidies en bijdragen SRGR en hiv/aids
onder artikelonderdeel 3.1. Hiermee sluiten we lopende het jaar aan bij de thematische
indeling die de begroting kent. Dit is van belang voor het meerjarig kunnen ramen
en vergelijken van uitgaven.
69
Hoeveel budget is uitgegeven aan de verbetering van de distributie en toediening van
vaccins? Aan welke landen danwel programma’s is dit budget gealloceerd?
Antwoord
Zie antwoord op vraag 64.
70
Hoeveel budget is uitgegeven aan het versterken van gezondheidssystemen? Aan welke
landen danwel programma’s is dit budget gealloceerd?
Antwoord
In de respons op COVID-19 is bijgedragen aan de versterking van gezondheidssystemen
via GFF (10 miljoen EUR), Global Fund to fight AIDS, TB and Malaria (17 miljoen EUR) en de WHO (10 miljoen EUR). Ook uit het reguliere budget voor SRGR
wordt bijgedragen aan versterking van gezondheidssystemen onder andere door bijdragen
aan multilaterale organisaties, gezondheidsfondsen en landenprogramma’s. Omdat deze
bijdragen veelal ongeoormerkt zijn is het niet goed mogelijk aan te geven hoeveel
budget precies door de door Nederland gefinancierde organisaties naar het versterken
van gezondheidssystemen gaat of in welke landen dit wordt ingezet.
71
Welk percentage van de subsidies zijn besteed aan de kernthema’s?
Antwoord
De subsidies worden 100% besteed aan de kernthema’s van artikel 3 (SRGR en HIV/AIDS,
Vrouwenrechten en gendergelijkheid, Versterking maatschappelijk middenveld en Onderwijs).
72
Hoeveel van de middelen van BHOS worden aan de 5 dodelijkste ziekten in ontwikkelingslanden
uitgegeven?
Antwoord
De belangrijkste doodsoorzaken in lage inkomenslanden zijn volgens het Institute for
Health Metrics and Evaluation (IHME)7 omstandigheden die leiden tot neonatale sterfte, lage luchtweginfecties, hartinfarcten,
diarree en malaria.
In totaal investeert het kabinet in 2.022 EUR 529 miljoen in internationale gezondheid.
Het kabinet voert geen ziektespecifiek mondiaal gezondheidsbeleid. Door inzet op het
versterken van primaire gezondheidssystemen, community engagement en ongeoormerkte
bijdragen aan mondiale gezondheidsfondsen en – organisaties zoals de Wereldgezondheidsorganisatie
(WHO), de Global Financing Facility for Every Woman Every Child (GFF) en de Global Fund to end Aids, TB and Malaria draagt het kabinet bij aan de capaciteit van ontwikkelingslanden om deze doodsoorzaken
tegen te gaan en verspreiding van ziekten te voorkomen.
73
Vaak zijn vrije vakbonden een tegenmacht in niet democratische landen. Ondersteunt
BHOS programma's ter ondersteuning van vrije vakbonden in landen als China, Cuba,
Venezuela, Rusland en Myanmar?
Antwoord
Nederland ondersteunt het maatschappelijk middenveld, waaronder vrije vakbonden, middels
wereldwijde programma’s. Deze zijn ook actief in niet democratische landen, waaronder
in een aantal van de genoemde landen.
74
Geeft BHOS ook geld uit om de arbeidsomstandigheden te bevorderen in landen die te
welvarend zijn om onderdeel uit te maken van de landenprogramma’s maar waar geen sprake
is van het recht van vrije vakbondsvorming?
Antwoord
Nee.
75
Hoe staat het met de uitvoering van het amendement van de leden Ceder en Kuik over
de EUR 5 miljoen voor bestrijding van kinderprostitutie (Kamerstuk 35 925 XVII, nr. 14).
Antwoord
Zoals gecommuniceerd in de Kamerbrief van 18 mei 2022 (Kamerstuk 34 952, nr.160) is besloten de directe financiering voor de bestrijding van seksuele uitbuiting
van kinderen meerjarig voort te zetten.
Hiertoe wordt een internationale subsidietenderprocedure opgesteld van maximaal EUR
5 miljoen per jaar waarop allianties van maatschappelijke organisaties aanspraak kunnen
maken.
Gestreefd wordt het beleidskader in juli 2022 te publiceren. Met deze subsidietender
wordt zowel uitvoering gegeven aan de motie van het lid Ceder c.s. (Kamerstuk 35 925 XVII, nr. 41) als het amendement van de leden Ceder en Kuik (Kamerstuk 35 925 XVII, nr. 14).
76
Kunt u toelichten waarom er in 2021 een onderbesteding van EUR 62,327 miljoen was
voor de uitgaven aan subsidies voor de versterking van het maatschappelijk middenveld?
Antwoord
Deze daling houdt verband met een aantal overhevelingen vanuit artikelonderdeel 3.3.
In 2020 heeft er een overheveling plaats gevonden van artikelonderdeel 3.4 (Onderwijs)
naar artikelonderdeel 3.3 (Maatschappelijk Middenveld) als gevolg van het niet doorgaan
van International Finance Facility for Education (IFFEd) in 2020. Deze overheveling werd in 2021 deels teruggedraaid (EUR 29,5 miljoen).
Daarnaast vond er een overheveling plaats van artikel 3.3 naar artikel 3.1 (SRGR en
hiv/aids) ter dekking van een extra bijdrage aan COVAX en voor een bijdrage aan de
nieuwe SRGR-partnerschappen (EUR 20 miljoen).
Tot slot heeft een administratieve verschuiving plaatsgevonden binnen artikelonderdeel
3.3 van subsidies voor de versterking van het maatschappelijk middenveld naar opdrachten voor de versterking van het maatschappelijk middenveld (EUR 13 miljoen).
77
Kunt u toelichten waarom er in 2021 een onderbesteding van EUR 5,024 miljoen was voor
de bijdragen aan (inter-)nationale organisaties voor de versterking van het maatschappelijk
middenveld?
Antwoord
De oorspronkelijke inschatting van de benodigde uitgaven in 2021 voor de bijdragen
aan (inter-)nationale organisaties voor de versterking van het maatschappelijk middenveld
bleek te hoog. De vrijgekomen middelen zijn elders binnen artikelonderdeel 3.3 (Maatschappelijk
Middenveld) ingezet.
78
Kunt u toelichten hoe consultatie plaatsvindt met het maatschappelijke middenveld
over de besteding van de Civic Space Fonds middelen en richtlijnen hierover?
Antwoord
Non-gouvernementele organisaties uit het mondiale Zuiden kunnen via ambassades een
aanvraag indienen. Het maatschappelijk middenveld wordt in samenwerking met brancheorganisatie
Partos en via nieuwsbrieven geïnformeerd hun Zuidelijke partners te attenderen op
het Civic Space Fund en de bijbehorende richtlijnen.
79
Hoe wordt bekendheid gegeven aan de beschikbaarheid van de fondsen onder maatschappelijk
middenveld organisaties?
Antwoord
Zie beantwoording van vraag 78.
80
Welke bijdrage verwacht u dit jaar te maken bij de zevende replenishment conferentie
voor het Global Fund voor de investeringsperiode 2024–2026
Antwoord
Het kabinet is voornemens opnieuw meerjarig bij te dragen aan het Global Fund to Fight AIDS, Tuberculosis and Malaria (GFATM). Over de hoogte van de Nederlandse bijdrage is nog geen besluit genomen.
Nederland zal de nieuwe bijdrage bekend stellen tijdens replenishment conferentie die september 2022 wordt gehouden.
81
Hoeveel geld is er in totaal in 2021 besteed aan COVAX? Hoe zag de spreiding van deze
bijdrage er door het jaar heen uit? Kunt u dit uitsplitsen per kwartaal? Hoeveel geld
wordt er in 2022 uitgegeven aan COVAX? Kunt u dit ook uitsplitsen per kwartaal?
Antwoord
In 2021 heeft Nederland EUR 68 miljoen bijdragen aan COVAX.
In maart 2021 werd EUR 25 miljoen overgemaakt, in juni 2.021 EUR 40 miljoen en in
december 2.021 EUR 3 miljoen.
De Nederlandse bijdrage aan COVAX voor 2022 ter grootte van EUR 20 miljoen is in maart
2022 aan COVAX overgemaakt.
82
Kunt u aangeven welk percentage voor non-compliance wordt gehanteerd in contracten
met de Dutch Relief Alliance?
Antwoord
In contracten met de DRA wordt geen percentage voor non-compliance gegeven.
In de huidige versie van het audit protocol van de DRA wordt een variabele materialiteitsgrens
gehanteerd van maximaal 3%.
83
Kunt u aangeven welk percentage voor non-compliance wordt gehanteerd in contracten
met de strategische partnerschappen?
Antwoord
In de huidige versie van het audit protocol van de strategische partnerschappen wordt
een materialiteitsgrens gehanteerd van 2%.
84
Als er een verschil in verantwoordingsvereisten bestaat voor de Dutch Relief Alliance
en de strategische partnerschappen, kunt u dan toelichten wat de reden is voor dat
verschil?
Antwoord
Het Dutch Relief Alliance audit protocol stamt uit 2017. Dat protocol is verouderd ten opzichte van het gehanteerde
protocol bij de strategische partnerschappen. In 2022 wordt i.s.m. met de Dutch Relief Alliance een nieuw audit protocol vastgesteld, waarbij de materialiteitsgrens aangepast zal
worden.
85
Welk percentage binnen de begrotingspost humanitaire hulp (artikel 4.1) was voorafgaand
niet juridisch verplicht?
Antwoord
Voorafgaand was 21% niet juridisch verplicht. Dit was bestemd voor crisis-specifieke
bijdragen humanitaire hulp, voor acute noodhulp en voor bijdragen thematische noodhulp,
waaronder aan geestelijke gezondheid en psychosociale hulp (MHPSS).
In het begin van 2021 is de Kamer met de brief over Humanitaire Hulp en diplomatie
in 2021(Kamerstuk 34 952, nr. 128) over de voorziene aanwending in 2021 geïnformeerd.
86
Hoeveel van het totale humanitaire (nood)hulp budget (artikel 4.1) is in de loop van
het begrotingsjaar ingevuld, en welk aandeel was aan het begin van het begrotingsjaar
al toegezegd?
Antwoord
In de loop van 2021 is ingevuld:
– Het bij aanvang van het begrotingsjaar niet juridisch verplichte deel van het budget
van ca 21%, over de invulling waarvan de Kamer is geïnformeerd met Kamerstuk 34 952, nr. 128 van 19 februari 2021. Gezien het publieke karakter van de brief kan dit als toegezegd
worden beschouwd;
– Ophoging van de begroting. In 2021 is met de 2e suppletoire begroting het humanitaire (nood)hulp budget met EUR 46 miljoen verhoogd.
Bij de ophoging is de invulling toegelicht (CERF, CBPF Sahel, Afghanistan, DRA, bosbranden
Albanië). Bij slotwet is het humanitair budget met ca. EUR 11 miljoen verhoogd, waarvan
de invulling via de decemberbrief is toegelicht (CERF, UNRWA).
87
Hoeveel heeft Nederland over 2021 bijgedragen aan het OCHA Donor Support Group (ODSG)
programma?
Antwoord
De OCHA Donor Support Group (ODSG) is een informele groep van de belangrijkste donoren van noodhulpcoördinator
OCHA; het gaat dus niet om een programma waaraan Nederland financieel heeft bijgedragen.
OCHA heeft geen executive board of soortgelijke bestuursstructuur voor verantwoording aan lidstaten, omdat OCHA onderdeel
is van het VN-secretariaat. In plaats daarvan fungeert de ODSG als hét platform voor
donoren om OCHA advies en richting te geven bij beleids-, management- en financiële
vraagstukken.
Aan OCHA zelf heeft Nederland in 2021 overigens EUR 7 miljoen bijgedragen om noodhulpcoördinatie
mogelijk te maken. Daarnaast droeg Nederland bij aan door OCHA beheerde humanitaire
fondsen: EUR 81,5 miljoen aan het Central Emergency Response Fund (CERF), een noodhulpfonds
met wereldwijde reikwijdte, en EUR 77 miljoen aan acht landenspecifieke fondsen. Meer
informatie over OCHA, inclusief de Nederlandse appreciatie van de organisatie, is
te vinden in de Scorekaart OCHA 2021 van november jl. (Kamerstuk 2021D43344).
88
Hoeveel heeft Nederland toegezegd aan het OCHA Donor Support Group (ODSG) programma?
En hoeveel heeft Nederland hiervan over 2021 daadwerkelijk gerealiseerd?
Antwoord
Zie het antwoord op vraag 87.
89
Waarom is het budget van artikel 4.1 (noodhulp) met EUR 56 mln. hoger uitgevallen?
Antwoord
De belangrijkste mutaties zijn in de tweede suppletoire begroting (stijging met EUR
46 miljoen) benoemd. Dit betrof enerzijds een miljoenennotamutatie in verband met
hogere bijdragen aan het Centraal VN-fonds voor humanitaire hulp (CERF), het CBPF
Sahel en aan de Dutch Relief Allience (DRA) en anderzijds een verhoging van het budget in verband met niet meer inzetbare
gedelegeerde middelen van post Kaboel ten behoeve van de humanitaire appeals voor
Afghanistan en regio. Ook werd het budget voor humanitaire hulp non-ODA verhoogd voor
de bestrijding van bosbranden in Albanië. In de decemberbrief is vervolgens een hogere
realisatie aangekondigd (per saldo een stijging met EUR 11 miljoen) voornamelijk vanwege
extra bijdragen aan CERF en UNRWA, tegenover een lagere dan eerder verwachte realisatie
op humanitaire hulp non-ODA voor de bestrijding van de bosbranden in Albanië.
90
Waaruit bestaat het verschil van de EUR 56,343 miljoen aan uitgaven humanitaire hulp
en de EUR 58,918 miljoen genoemd in het jaarverslag HGIS (blz. 34)? Zijn er ODA uitgaven
aan humanitaire hulp die worden gedaan buiten de begroting Buitenlandse Handel en
Ontwikkelingssamenwerking? Zo ja, welke? Welk deel van de 56,343 miljoen is ODA en
welk deel is non-ODA?
Antwoord
Het vertrekpunt voor de berekening van de verschillen in het HGIS-jaarverslag is de
ontwerpbegroting BHOS 2021. Het vertrekpunt voor de berekening van de verschillen
in het BHOS jaarverslag 2021 is de vastgestelde BHOS begroting 2021. Het verschil
is toe te schrijven aan de verwerking van het amendement (Kamerstuk 35 570 XVII, nr. 11) van het lid Bouali c.s. over opvang en bescherming in de regio ten bedrage van EUR
5 miljoen. Dit amendement is wel verwerkt in de stand van de vastgestelde BHOS begroting.
Het restant van het verschil is te verklaren doordat het genoemde bedrag van EUR 58,918
miljoen uit het HGIS jaarverslag de ODA-mutatie betreft, terwijl het genoemde verschil
van EUR 56,343 uit het BHOS jaarverslag de som van de ODA en non-ODA mutatie is. Het
non-ODA deel van de mutatie van EUR 56,343 miljoen bedraagt EUR 2,425 miljoen.
Dit leidt tot de volgende rekensom: Mutatie BHOS jaarverslag ODA en non-ODA ad EUR
56,343 miljoen minus het non-ODA deel ad EUR 2,425 miljoen komt uit op EUR 53,918
miljoen ODA-deel. Dit bedrag vermeerderd met het amendement van het lid Bouali c.s.
ad EUR 5 miljoen komt uit op de EUR 58,918 miljoen ODA mutatie uit het jaarverslag
HGIS.
91
Kunt u een overzicht geven van de mutaties van de afgelopen 5 jaar die plaats hebben
gevonden in de budgetregel 4.1 «humanitaire hulp»?
Antwoord
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de mutaties die de afgelopen 5 jaar hebben
plaats gevonden in de budgetregel 4.1 «humanitaire hulp»:
bedragen x EUR 1.000
2017
2018
2019
2020
2021
Stand Ontwerpwet
220.017
205.191
370.017
370.017
370.017
Amendementen etc.
0
140.000
10.000
0
5.000
Stand vastgestelde begroting
220.017
345.191
380.017
370.017
375.017
Mutatie eerste suppl.
174
17.000
0
43.300
0
Stand eerste suppl.
220.191
362.191
380.017
413.317
375.017
Mutatie tweede suppl.
26.000
14.100
10.600
52.165
45.500
Stand tweede suppl.
246.191
376.291
390.617
465.482
420.517
Stand realisatie
261.906
377.391
386.951
470.807
431.360
De toelichtingen op de mutaties zijn terug te vinden in de bijbehorende begrotingsstukken
van de betreffende jaren, te weten de ontwerpbegroting, de eerste suppletoire begroting,
de tweede suppletoire begroting en het jaarverslag.
92
Kan een overzicht worden gegeven welke noodhulpprogramma’s met bijbehorende bedragen
zijn verhoogd met EUR 46,744 miljoen?
Antwoord
Zie beantwoording van de vragen 86 en 89.
93
Kan een uitsplitsing worden gegeven van noodhulpprogramma’s met bijbehorende bedragen
van het totaal van EUR 246,744 miljoen?
Antwoord
De uitsplitsing voor programma’s > EUR 2 mln is als volgt:
Omschrijving activiteit
Betaald in 2021 (EUR)
UNOCHA_CERF
81.500.000
Bijdrage ICRC
40.000.000
CBPF Hum Fund Afghanistan
20.000.000
UNICEF unearmarked fund human prog
17.000.000
CBPF Hum Funds Syrie
13.000.000
CBPF Hum Funds Jemen
12.000.000
CBPF Hum Fund Zuid Soedan
8.000.000
CBPF Hum Fund Somalia
7.000.000
Voluntary contribution OCHA
7.000.000
CBPF Hum Fund DRC
6.000.000
CBPF Hum Fund Soedan
6.000.000
CBPF Hum Funds Sahel (Burkina Faso)
5.000.000
Add.Contr.UNRWA upd.Gaza&W.Bank Appeal21
4.000.000
Contribut Regional Response Plan Afghanistan
3.479.412
Add. Contrib. to ICRC Tigray Resp. 2021
2.800.000
Minimum Services Package Mental Health
2.750.112
OCHA Data Centre, Phase 2
2.659.888
Education Cannot Wait
2.000.000
Activiteiten (12) < 2.000.000
6.555.031
Totaal
246.744.442
94
Kunt u een overzicht geven van de ODA financiering per land waar Nederland een OS-relatie
mee heeft, waarin een uitsplitsing wordt gemaakt tussen humanitaire en niet-humanitaire
financiering?
Antwoord
Onderstaande tabel toont alle landen met meer dan EUR 5 miljoen ODA-uitgaven uit de
BHOS begroting in 2021, gefinancierd uit de humanitaire of overige budgetten. Het
gaat hierbij om de door BZ naar land geoormerkte uitgaven en de raming van de land
specifieke uitgaven via intermediaire organisaties zoals multilaterale organisaties
en internationale ngo’s. Alle bedragen zijn in Euro’s.
Humanitair
Niet humanitair
Totaal
Afghanistan
23.878.395
10.241.786
34.120.181
Bangladesh
253.688
42.519.716
42.773.403
Benin
43.065.113
43.065.113
Bolivia
5.993.184
5.993.184
Brazilië
5.225.656
5.225.656
Burkina Faso
5.100.000
47.496.539
52.596.539
Burundi
38.413.940
38.413.940
Centraal-Afrikaanse Republiek
4.090.163
3.216.976
7.307.139
Colombia
11.466.495
11.466.495
Democratische Republiek Congo
11.623.361
15.187.963
26.811.324
Egypte
25.415.639
25.415.639
Ethiopië
2.800.000
104.472.448
107.272.448
Filipijnen
6.607.391
6.607.391
Ghana
25.320.055
25.320.055
India
10.421.312
10.421.312
Indonesië
26.686.332
26.686.332
Irak
398.983
35.179.602
35.578.585
Ivoorkust
13.054.219
13.054.219
Jemen
17.817.168
26.589.361
44.406.528
Jordanië
4.388.983
40.663.593
45.052.576
Kenia
684.000
63.814.593
64.498.593
Libanon
3.566.113
52.996.363
56.562.475
Liberia
5.309.656
5.309.656
Mali
398.983
72.916.634
73.315.617
Mozambique
50.250.688
50.250.688
Myanmar
7.671.782
7.671.782
Nepal
8.299.881
8.299.881
Niger
42.640.704
42.640.704
Nigeria
4.910.014
37.719.354
42.629.368
Oeganda
85.853.810
85.853.810
Palestijnse Gebieden
14.830.000
33.398.834
48.228.834
Rwanda
30.145.252
30.145.252
Senegal
8.487.001
8.487.001
Soedan
9.887.943
20.051.198
29.939.141
Somalië
11.637.903
24.207.081
35.844.984
Syrië
20.264.448
2.294.730
22.559.178
Tanzania
24.735.197
24.735.197
Tunesië
20.174.147
20.174.147
Vietnam
15.139.329
15.139.329
Zambia
9.232.100
9.232.100
Zuid Afrika
684.000
8.875.082
9.559.082
Zuid-Soedan
13.448.667
36.245.906
49.694.573
Totaal
150.662.811
1.197.696.640
1.348.359.451
95
Welke non-ODA noodhulpprogramma’s liepen in 2021? Welke non-ODA noodhulpprogramma’s
zijn gerealiseerd zonder dat deze waren begroot?
Antwoord
Het non-ODA budget werd gebruikt voor ondersteuning van de humanitaire respons door
UNICEF, het Nederlandse Rode Kruis en Stichting Vluchteling op de Griekse eilanden
(EUR 1 miljoen), waaronder mentale en psychosociale hulpverlening, en de inzet van
het Ministerie van Defensie bij de bestrijding van bosbranden in Albanië (EUR 2,4
miljoen). De inzet van het Ministerie van Defensie bij het blussen van branden in
Albanië was vooraf niet begroot.
96
Kan er een overzicht worden gegeven van gerealiseerde noodhulpprogramma’s van 2020
en 2021? Op welke noodhulpprogramma’s is in het jaar 2021 minder gedaan en op welke
noodhulpprogramma’s meer?
Antwoord
Onderscheiden naar bijdragen en subsidies zijn de volgende overzichten te geven. De
kleinere bijdragen en subsidies (< EUR 2 miljoen per jaar) zijn niet nader gespecificeerd
om het overzicht hanteerbaar te houden.
Noodhulpprogramma’s bijdragen met uitgaven > EUR 2 mln. in 2020 of 2021:
Omschrijving activiteit
2020 (EUR)
2021 (EUR)
UNOCHA_CERF
87.000.000
81.500.000
Bijdrage ICRC
50.000.000
40.000.000
CBPF Hum Fund Afghanistan
4.000.000
20.000.000
UNICEF_unearmarked fund human prog
17.000.000
17.000.000
CBPF Hum Funds Syrië
14.800.000
13.000.000
CBPF Hum Funds Jemen
13.100.000
12.000.000
CBPF Hum Fund Zuid Soedan
10.100.000
8.000.000
CBPF Hum Fund Somalië
5.600.000
7.000.000
Voluntary contribution OCHA
7.000.000
7.000.000
WHO – Contingency Fund for Emergencies
13.547.059
994.118
CBPF Hum Fund DRC
9.200.000
6.000.000
CBPF Hum Fund Soedan
4.000.000
6.000.000
CBPF Hum Funds Sahel (Burkina Faso)
5.000.000
CBPF Hum Funds Nigeria
4.500.000
0
Add.Contr.UNRWA upd.Gaza &W.Bank Appeal21
4.000.000
Contribut Regional Response Plan Afghanistan
3.479.412
Add. Contrib. to ICRC Tigray Resp. 2021
2.800.000
Minimum Services Package Mental Health
1.857.431
2.750.112
OCHA Data Centre, Phase 2
1.121.400
2.659.888
Education Cannot Wait
9.000.000
2.000.000
UNHCR_Regional Appeal Venezuela Crisis
2.000.000
0
Activiteiten met jaarlijkse bijdragen < 2.000.000
7.824.000
5.560.913
261.649.890
246.744.442
Noodhulpprogramma’s subsidies met uitgaven > EUR 2 mln. in 2020 of 2021
Omschrijving activiteit
2020 (EUR)
2021(EUR)
DRA Acute Block Allocatie
22.500.000
18.000.000
NRK Blokallocatie
23.000.000
13.000.000
DRA Joint Response Jemen
6.886.662
5.690.324
DRA Zuid-Soedan
7.186.713
5.429.667
DRA DRC JR
6.149.306
5.375.673
DRA Joint Response Nigeria
4.858.137
4.910.014
DRA JR Somalië
5.459.401
4.644.903
Humanitarian Innovation Fund
811.390
4.424.000
Core START Network
3.867.270
4.224.992
DRA Joint Response Centraal Afrikaanse Rep.
5.709.345
4.090.163
DRA Joint Response Sudan
3.087.142
3.893.943
DRA Joint Response Syrië
5.597.577
3.893.083
Humanitarian Grand Challenge
3.012.425
Dutch Innovation Funds (DRA)
2.850.000
2.850.000
NRK Response Preparedness II
3.000.000
2.172.486
Activiteiten met jaarlijkse subsidie < EUR 2 mln.
11.298.527
7.562.126
112.261.470
93.173.798
97
Kan er een overzicht worden gegeven van alle programma’s met bijbehorende bedragen
die in Somalië lopen?
Antwoord
Onderstaande tabel toont alle op dit moment lopende programma’s in Somalië die uit
de BHOS begroting worden gefinancierd. Alle bedragen zijn cumulatief in Euro’s tot
en met eind 2021.
Activiteit naam
Verplichtingen
Uitgaven
ARC_SOMALIE CONFLICT DYNAMICS
6.750.000
6.412.500
ARC_SOMALIE SAFERWORLD
7.917.682
7.517.682
Somalia Stability Fund – Phase II
10.500.000
10.500.000
UNODC MPCC
1.500.000
1.500.000
UN Joint Justice Programme Somalia
7.951.500
7.951.500
SDF II
12.447.837
11.317.969
ADR Somalia
1.499.977
1.329.986
DRA JR Somalie 2019–2021
15.741.055
15.332.737
Security and Justice Policy Support Fund
211.060
169.163
4–2562_DRA JR_Somalia_Add Covid-19
1.000.000
1.000.000
NAI – Integrity Icon Somaliland
844.011
227.797
NAI – Skills & Jobs Policy Support Fund
145.917
91.282
NAI – Miisaan Transitional Justice
6.448.006
1.515.448
NAI – UN JPLG Phase III
7.268.250
6.350.250
NAI Improv Social Contract through DRM
8.499.170
2.540.587
NAI Access Justice Somalia / Somaliland
8.500.000
1.900.200
NAI – CYWEE
235.005
211.949
NAI – Somali Agripreneurship Project
241.065
111.228
NAI – YEEL
142.818
128.796
NAI Skills and Jobs off the Tarmac
155.193
139.956
NAI Guriga Oranje Kick Starter & Dig.Pla
150.450
0
Totaal
98.148.995
76.249.029
98
Kan er een overzicht worden gegeven van alle programma’s met bijbehorende bedragen
die in Jemen lopen?
Antwoord
Onderstaande tabel toont alle op dit moment lopende programma’s in Jemen die uit de
BHOS begroting worden gefinancierd. Alle bedragen zijn cumulatief in Euro’s tot en
met eind 2021.
Activiteit naam
Verplichtingen
Uitgaven
Project in Yemen
1.336.094
1.271.014
DRA Joint Response Jemen – 2018–2021
22.140.418
21.572.708
SRHR for Women and Adolescents in Yemen
3.162.635
3.004.502
Psychological and Social Response
1.437.962
1.366.064
Enhance Capacity Female Police Yemen
2.214.205
2.103.494
Enhanced Security and Protection
1.471.363
1.471.363
Rethinking Yemen Economy Towards Sustain
594.144
565.000
Mine Action Support to Yemen III
2.527.537
2.527.537
SAA WPS II
1.020.681
776.696
Yemen Peace Forum
852.232
650.078
SAA Expanding Albaidha City and Suburbs
2.975.000
1.190.000
SAA 2nd phase, My Safety, Our Future
2.418.148
2.418.148
SAA Yemen – Expanded Peace PHASE III
1.997.156
1.480.531
SAA Strengthening Community Safety Yemen
150.000
111.200
DRA joint Response Yemen COVID-19
1.000.000
1.000.000
SAA Family Planning&Reproductive Health
15.500.060
4.410.248
SAA SI (R-WaSH)
3.012.896
1.692.123
SAA Reprod Health Commodity Secur Ph VI
6.018.582
5.159.875
COVID-19: Contr to the Humanitarian Fund
4.600.000
4.600.000
WPS – Yemen
4.737.075
2.296.503
SAA Yamaan voucher program (Phase IV)
10.000.000
1.985.910
Project in Yemen
4.018.934
800.000
Sana’a Basin Project Phase II, Yemen
4.282.250
1.732.250
SAA Promoting Incl Access Justice Yemen
7.633.555
2.779.216
Project in Yemen
2.202.954
408.007
SAA Mine Action Support to Yemen
6.366.750
1.394.250
Project in Yemen
483.136
458.979
SAA Partnerships (Sharakat)
376.740
80.907
Totaal
114.530.507
69.306.604
NB: activiteiten met de naam «Project in Yemen» zijn om veiligheidsredenen geanonimiseerd.
99
Maken Rusland en China ook deel uit van de Club van Rome om mee te werken aan schuldenverlichting
voor landen die daarvoor in aanmerking komen?
Antwoord
De Club van Parijs, en niet de Club van Rome, houdt zich bezig met schuldverlichting.
Rusland is sinds 1997 lid van de Club van Parijs. De Club van Parijs is een informeel
gremium en eventuele opschorting van lidmaatschap kan alleen plaatsvinden op basis
van consensus onder de leden, die er momenteel niet is.
China is ad hoc lid van de Club van Parijs. Dit betekent dat er informatie uitgewisseld
wordt met China, maar dat China niet betrokken is bij besluitvorming omtrent schuldverlichting.
100
Hoe wordt voorkomen dat Nederland meewerkt aan een programma om mee te werken aan
schuldenverlichting, terwijl bijvoorbeeld dat land enorme leningen heeft uitstaan
bij Chinese en Russische financiers, die daar niet aan meewerken?
Antwoord
Om te komen tot structurele oplossingen voor de schuldenproblematiek is door de G20
en de Club van Parijs in november 2020 het Common Framework for Debt Treatments beyond the DSSI opgericht. Het Common Framework is een belangrijke stap in de multilaterale samenwerking
op het gebied van schuldkwetsbaarheden en biedt een kader voor internationale crediteurencoördinatie
voor overeenstemming over schuldherstructureringen. Nederland neemt deel aan het Common
Framework en de afspraken die daaruit voortvloeien.
Het raamwerk van het Common Framework kent uitdagingen, met name ten aanzien van het tempo waarmee momenteel schuldherstructureringen
worden behandeld. Omdat het raamwerk nieuw is duurt implementatie langer dan ideaal
is, onder andere omdat bijvoorbeeld landen als China lang bezig zijn met interne goedkeuring.
Nederland maakt zich hier zorgen over en maakt zich internationaal hard om de implementatie
te verbeteren met de invoering van tijdslijnen en betere betrokkenheid van de debiteur.
Over deze maatregelen is helaas nog geen consensus bereikt.
Nederland zet er in de Club van Parijs op in dat alle officiële en private crediteuren
bijdragen aan oplossingen voor de schuldenproblematiek. Het «comparability of treatment» principe is daarbij leidend voor de schuldbehandeling onder het Common Framework.
Dit betekent dat bij een herstructurering of consolidatie van een schuld, alle officiële
crediteuren, dus ook China en Rusland, een vergelijkbare inzet leveren. Daarbij is
het van belang dat transparantie over openstaande schulden door crediteuren en debiteuren
zo groot mogelijk is. Op dit moment vindt behandeling van schulden onder het Common
Framework plaats voor Tsjaad, Ethiopië en Zambia.
101
De landen met de grootste onderuitputting zijn beschreven. Wat zijn de landen (en
met welk) bedrag in de landenprogramma’s met de grootste overschrijdingen?
Antwoord
De programma’s met de grootste overschrijdingen zijn Tunesië met een bedrag van EUR
3.082.583 en het regionale programma voor de Grote Meren met EUR 364.825.
102
Kan de financiële bijdrage van Nederland aan ACT-A worden uitgesplitst in de jaren
2020 tot en met 2022? Hoeveel verwacht Nederland nog extra bij te dragen in 2022?
Antwoord
Overzicht Nederlandse steun aan ACT-A voor 2020, 2021 en 2022:
Bedrag x miljoen EUR
2020
2021
2022
Totaal/partner
COVAX
5
68
20
93
GFF
10
10
20
40
GFATM
17
10
27
WHO, SRPR
10
20
30
FIND
5
0
0
5
CEPI, non-oda begroting VWS
50
0
0
50
Totaal ACT-A
70
105
70
245
De totale Nederlandse bijdrage aan ACT-A 2020–2022 bedraagt EUR 245 miljoen. De in
het coalitieakkoord voorziene extra bijdrage aan ACT-A wordt nader toegelicht in de
voorjaarsnota.
103
Waar is de EUR 69,220 miljoen van het verdeelartikel 5.4 naartoe gegaan? Kan de rekensom
worden gegeven hoe tot EUR 69,220 miljoen is gekomen?
Antwoord
Om de stabiliteit van de algehele BHOS-begroting te versterken worden aanpassingen
naar aanleiding van bijgestelde BNI-ramingen en ODA-toerekeningen op het verdeelartikel
5.4 opgevangen. Dit verdeelartikel wordt zoals gebruikelijk aan het eind van het begrotingsjaar
tot nul teruggebracht. De mutaties van EUR 69,2 miljoen betreft de volgende som van
mutaties:
Mutaties verdeelartikel 5.4
(bedrag x EUR 1 miljoen)
Stand verdeel 5.4
Mutaties
Toelichting
Begroting 2021
69,2
Mutaties eerste suppletoire begroting
– 67,4
Enerzijds was er sprake van een verhoging verdeelartikel door CEP 2021 raming (EUR
50 miljoen) en meevaller door de verlaging van de asieltoerekening (EUR 199 miljoen).
Met deze verhoging is de in 2020 doorgevoerde kasschuif op ODA teruggedraaid en de
oplopende buffercapaciteit op artikel 5.4 herstelt. Daarbij is ook EUR 72 miljoen
overgeheveld naar beleidsartikel 3.1 (EUR 52 miljoen) en 5.1 (EUR 20 miljoen) voor
bestrijding COVID-19.
Stand VJN 2021
1,8
Mutaties tweede suppletoire begroting
– 1,5
Per saldo neemt de stand van het verdeelartikel 5.4 af. De belangrijkste oorzaak is
een tegenvaller van de ODA-toerekening van eerstejaarsopvang van asielzoekers uit
DAC-landen (EUR – 38,2 miljoen). Hiertegenover staat een overheveling vanuit artikel
5.2 vanwege de Verdragsmiddelen voor Suriname (EUR 16,5 miljoen) en een meevaller
naar aanleiding van macro economische ramingen (EUR 17,7 miljoen). Ten slotte vloeit
er een beperkt bedrag terug vanuit de begroting van Buitenlandse Zaken vanwege onderbesteding
op ODA-programma's.
Stand NJN 2021
0,3
Realisatie
0
104
Hoe komt het dat voor onderdeel «schuldverlichting» ruim EUR 8,5 miljoen meer is uitgegeven
t.o.v de vastgestelde begroting? Wat valt allemaal onder deze verhoging?
Antwoord
Deze verhoging is, zoals gemeld in de Decemberbrief en in het BHOS-Jaarverslag op
blz. 70, een vooruitbetaling op de schuldverlichting aan African Development Bank voor 2022.
105
Waar is de 308 miljoen van het verdeelartikel 5.4 naartoe gegaan? Hoe zit het dan
met de buffercapaciteit?
Antwoord
Ten tijde van de tweede suppletoire begroting 2021 was de stand van het verdeelartikel
5.4 EUR 308.000 voor 2021 (dus niet EUR 308 miljoen). Deze stand is zoals gebruikelijk
aan het eind van het jaar teruggebracht tot nul. Dit heeft geen gevolgen voor de buffercapaciteit
van het verdeelartikel.
(Zie ook de beantwoording vraag 103.)
106
Kan het zijn dat de vermoedens van malversaties in 2019 en 2020 met 74 meldingen te
laag is doordat per 2021 de registratiemethodiek is aangepast en er nu meer zicht
op fraude en corruptie is?
Antwoord
Bij de eerdere registratiemethodiek werden vermoedens binnen één programma van dezelfde
organisatie geclusterd en zodoende geregistreerd onder één meldingsnummer. De verdere
afhandeling van deze vermoedens geschiedde echter wel op individuele basis en was
zodoende gelijk aan de huidige werkwijze. De registratiemethodiek is daarmee niet
van invloed op het zicht op fraude en corruptie.
107
Wanneer zullen de nog 14 openstaande integriteitsmeldingen uit 2021 afgerond worden?
Antwoord
Het betreft integriteitsmeldingen bij partnerorganisaties. Een partnerorganisatie
is zelf verantwoordelijk voor de opvolging van meldingen en het informeren hieromtrent.
Het Ministerie kan daarom geen uitspraak doen over wanneer openstaande meldingen afgerond
worden. De duur van afronding hangt onder andere af van de aard van de melding, uitvoeren
van onderzoek kan tijd in beslag nemen. Het Ministerie ziet wel toe op tijdige en
adequate opvolging. Sinds publicatie van het BHOS-Jaarverslag 2021 zijn twee van de
veertien openstaande meldingen nog afgerond.
108
Op p.92 zijn er 111 vermoedens van malversaties in 2021, terwijl het op p.73 116 zijn.
Wat is het juiste aantal?
Antwoord
Het totaal aantal vermoedens van malversaties in 2021 is 116. Daarvan hebben 111 betrekking
op ODA-middelen en vijf op non-ODA-middelen.
109
Wanneer zijn de 12 gemelde ODA malversaties uit de periode 2017–2019 die in onderzoek
zijn afgerond? Zijn er nog gemelde malversaties van voor 2017 in onderzoek?
Antwoord
Het valt niet op voorhand te zeggen wanneer een onderzoek zal worden afgerond. Het
Ministerie zet in op adequate en tijdige afhandeling van vermoedens van malversaties
en monitort alle zaken om dit te borgen. Tegelijkertijd dient aangetekend te worden
dat meerdere factoren van invloed kunnen zijn op de duur van een onderzoek. Hierbij
valt te denken aan een onveilige context waarin dit soort onderzoeken (deels) moeten
worden uitgevoerd en de complexiteit van een fraudezaak. Ook de reisbeperkingen veroorzaakt
door COVID-19 kunnen op de duur van een onderzoek van invloed zijn geweest.
Er zijn geen gemelde malversaties van voor 2017 in onderzoek.
110
Waarom heeft het kabinet geen nieuwe tussenmeting van het onderschrijven van de OESO-richtlijnen
door grote bedrijven in Nederland laten uitvoeren, zoals aangekondigd in 2020?
Antwoord
De opname van IMVO-wetgeving in de doordachte mix van maatregelen om IMVO te bevorderen
is mede gebaseerd op de meting van 2019. Daaruit bleek dat 35 procent van de grote
bedrijven met een internationale waardeketen de OESO-richtlijnen onderschreef. De
uitsluitend vrijwillige benadering bleek onvoldoende effectief. In het coalitieakkoord
is opgenomen dat Nederland in de EU de internationaal maatschappelijk verantwoord
ondernemen wetgeving bevordert en nationale IMVO-wetgeving invoert in die rekening
houdt met een gelijk speelveld met de omringende landen en implementatie van mogelijke
EU-regelgeving.
Het besluit om (nationale) IMVO-wetgeving voor te bereiden leidde tot de vraag of
een nieuwe tussenmeting op deze vrijwillige onderschrijving door bedrijven nog doelmatig
is. De aanbesteding voor een nieuwe tussenmeting is gepauzeerd in afwachting van een
besluit hierover.
111
Waarom overweegt het kabinet de begrotingsindicator en doelstelling dat 90 procent
van de grote bedrijven in 2023 de OESO-richtlijnen onderschrijft niet meer te meten?
Antwoord
Zie beantwoording vraag 110.
112
Hoeveel heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken tussen 2018 en 2021 uitgegeven
aan externe onderzoeken en consultancy-opdrachten in het kader van de voorbereidingen
op IMVO-wetgeving, waaronder het project «IMVO-maatregelen in perspectief» en de bouwstenen
voor IMVO-wetgeving?
Antwoord
Hieronder staat een overzicht van de middelen die zijn besteed aan externe onderzoeken
en consultancy-opdrachten in het kader van het project «IMVO-maatregelen in perspectief»8, dat het IMVO-beleid in den brede evalueerde en resulteerde in de beleidsnota «Van
voorlichten tot verplichten: een nieuwe impuls voor IMVO»9. Daarin is wetgeving opgenomen als kernelement van een doordachte mix van verplichtende
en vrijwillige IMVO-beleidsmaatregelen. In voorbereiding op de bouwstenen zijn geen
externe kosten gemaakt.
Onderzoek / opdracht
Kosten
Organisatie van consultaties en bijeenkomsten ten behoeve van de herziening van het
IMVO-beleid
128.662,64
Onderzoeksrapport «Opties voor afdwingbare IMVO-instrumenten»
57.959,00
Onderzoeksrapport «Dwingende en vrijwillige maatregelen»
39.809,00
Onderzoeksrapport «IMVO-maatregelen in bedrijfsperspectief»
29.669,20
Rapport «Gepaste zorgvuldigheid en monitoring»
39.542,80
Onderzoeksrapport «IMVO-maatregelen in markttransformatieperspectief»
54.450,00
Evaluatie IMVO-convenanten
298.131,90
Monitoringsproject onderschrijving OESO-richtlijnen en UNGPs
60.499,00
Totaal
708,716.54
113
Hoeveel heeft de campagne startmetoesorichtlijnen.nl gekost?
Antwoord
Voor de uitvoering van de campagne 90-procentdoelstelling is een extern communicatiebureau
ingehuurd voor een bedrag van EUR 109.208,55.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
J. Wuite, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking -
Mede ondertekenaar
M. Prenger, adjunct-griffier