Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
35 858 Wijziging van de Wet op het financieel toezicht ter implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1160 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 tot wijziging van Richtlijnen 2009/65/EG en 2011/61/EU met betrekking tot de grensoverschrijdende distributie van instellingen voor collectieve belegging (PbEU 2019, L 188) (Wet implementatie richtlijn grensoverschrijdende distributie van beleggingsinstellingen en icbe’s)
Nr. 7 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 27 augustus 2021
Inleiding
De regering is de vaste commissie voor Financiën erkentelijk voor de aandacht die
zij aan het onderhavige wetsvoorstel heeft geschonken en voor de door haar daarover
gestelde vragen. De vragen worden zo veel mogelijk beantwoord in de volgorde van het
door de commissie uitgebrachte verslag. Voor zover vragen, vanwege overeenkomst in
onderwerp, gezamenlijk beantwoord zijn, is dit vermeld.
Algemeen
1. Inleiding
De leden van de VVD-fractie vragen de regering wat de te verwachten gevolgen van het
nieuwe wettelijk kader voor de Nederlandse markt voor beleggingsfondsen zullen zijn.
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen de regering welke gevolgen zij
verwacht van het nieuwe wettelijk kader voor de Nederlandse markt voor beleggingsfondsen
en in hoeverre dit zal betekenen dat Nederlandse aanbieders hun activiteiten hierdoor
zullen uitbreiden naar andere EU-lidstaten.
Zowel de leden van de VVD-fractie als de leden van de ChristenUnie vragen wat de te
verwachten gevolgen zijn van het nieuwe wettelijk kader voor de Nederlandse markt
voor beleggingsfondsen. Verwacht wordt dat meer beheerders van beleggingsinstellingen
en icbe’s met zetel in een andere lidstaat deelnemingsrechten aan Nederlandse beleggers
zullen aanbieden doordat de kosten voor grensoverschrijdende distributie van beleggingsfondsen
zullen dalen. Dit zal tot meer keuzemogelijkheden leiden voor Nederlandse beleggers.
Aan de andere kant zullen naar verwachting ook meer Nederlandse beheerders deelnemingsrechten
in beleggingsfondsen aan beleggers in andere lidstaten aanbieden of hun bestaande
grensoverschrijdende activiteiten uitbreiden.
De leden van de SP-fractie vragen de regering of eerst niet een kader geschapen moet
worden voor icbe’s met de vraag hoe om te gaan met complexe financiële producten.
De leden willen weten of de regering zich bewust is van het geringe vertrouwen van
burgers in financiële markten. De leden vragen de regering of deze regeling daarin
verbetering gaat brengen.
Of sprake is van een complex financieel product of een niet-complex financieel product
is geregeld in de richtlijn markten voor financiële instrumenten1 (artikel 25, vierde lid, MiFID II) met het oog op de geschiktheidstoets2 die dient te worden uitgevoerd voor complexe financiële producten. De vraag hoe moet
worden omgegaan met complexe financiële producten staat los van de richtlijn grensoverschrijdende
distributie van beleggingsinstellingen en icbe’s die regels stelt voor het grensoverschrijdend
op de markt brengen van beleggingsfondsen. Doel van deze richtlijn is om grensoverschrijdende
distributie van beleggingsfondsen te bevorderen door regelgevende belemmeringen voor
de grensoverschrijdende distributie te reduceren (bijvoorbeeld door het harmoniseren
van de notificatieprocedures en het opnemen van de definitie van pre-marketing). Ik
ben mij ervan bewust dat het vertrouwen van burgers in de financiële markten als gevolg
van de financiële crisis is afgenomen. Sindsdien is er op Europees en nationaal niveau
veel gedaan om dit vertrouwen weer te vergroten. Zo had de wijzigingsrichtlijn instellingen
voor collectieve belegging in effecten (UCITS V)3 tot doel om het vertrouwen van beleggers in instellingen voor collectieve belegging
in effecten te vergroten door eisen te stellen aan het beloningsbeleid van beheerders
en het verscherpen van de vereisten betreffende de taken en de aansprakelijkheid van
bewaarders. Het doel van deze richtlijn is niet specifiek om bij te dragen aan het
toenemen van het vertrouwen van burgers, maar om grensoverschrijdende distributie
van beleggingsfondsen te stimuleren. De Europese Commissie heeft aangekondigd om in
2022 een retail investment strategy te presenteren, die gericht zal zijn op de individuele belangen van retail beleggers.
Zij dienen daarbij te profiteren van i) adequate bescherming, ii) onbevooroordeeld
advies, iii) open markten met concurrerende en kosten-efficiënte financiële producten
en diensten, en iv) transparante, vergelijkbare en begrijpelijke productinformatie.
De inzet van het kabinet zal erop gericht zijn dat deze retail investment strategy een bijdrage levert aan het vertrouwen van beleggers in financiële markten.
2. Richtlijn (EU) 2019/1160
2.2. Reikwijdte van de richtlijn en de verordening
De leden van de SP-fractie vragen de regering wat meer duidelijkheid te scheppen over
de reikwijdte van deze regeling. Zij merken dat er in de praktijk heel anders mee
wordt omgegaan. Voor welk probleem is deze richtlijn een oplossing, zo vragen de leden
van de SP-fractie. Zij willen weten of deze richtlijn slechts het doel heeft de kapitaalmarktunie
te verdiepen en daar eigenlijk een soort pre-marketing-functie vervult.
Het harmoniseren van EU-regelgeving met betrekking tot beleggingsfondsen kan bijdragen
aan het beter functioneren van de interne markt voor beleggingsfondsen binnen de Unie.
Doel van de richtlijn grensoverschrijdende distributie van beleggingsinstellingen
en icbe’s en de verordening grensoverschrijdende distributie van beleggingsinstellingen
en icbe’s is om een meer competitieve en geïntegreerde interne markt te bewerkstelligen.
Daartoe worden de belemmeringen voor het grensoverschrijdend aanbieden van beleggingsfondsen
verminderd. Het gaat hierbij onder meer om vereisten die gelden voor het aanbieden
van beleggingsfondsen in een andere lidstaat, kosten van het toezicht en notificatievereisten.
Zo mogen lidstaten op grond van de richtlijn geen vertegenwoordiger verplicht stellen
in de lidstaat waar beleggingsfondsen worden aangeboden. Bovendien is het niet toegestaan
dat reclame-uitingen dienen te worden goedgekeurd voordat een beleggingsfonds grensoverschrijdend
kan worden aangeboden in een lidstaat. Tevens dienen de kosten van het toezicht in
verhouding te staan tot de taken van de toezichthouders ten aanzien van grensoverschrijdende
activiteiten van beleggingsfondsen en dienen de toezichtskosten op de website van
de toezichthouder te worden vermeld. Het verbeteren van de mogelijkheden om beleggingsfondsen
grensoverschrijdend aan te bieden, kan het aanbieden van beleggingsfondsen efficiënter
maken door schaalvoordelen en vergroot het aanbod voor beleggers. Deze richtlijn heeft
derhalve vooral tot doel de kapitaalmarktunie te verdiepen.
3. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel
3.1. Pre-marketing
De leden van de PVV-fractie willen weten welke negatieve gevolgen de introductie van
regels ten aanzien van pre-marketing met zich mee kan brengen voor Nederlandse beleggingsinstellingen,
mede gelet op het gegeven dat er in Nederland op dit moment nog geen regels gelden
ten aanzien hiervan.
De pre-marketing regels zullen geen negatieve gevolgen met zich mee brengen voor Nederlandse
beheerders die via pre-marketing willen testen of er interesse is bij beleggers voor
deelnemingsrechten in een bepaalde Nederlandse beleggingsinstelling. Op dit moment
zijn er in Nederland geen regels met betrekking tot pre-marketing waardoor onzekerheid
bij marktpartijen kan bestaan over de vraag wanneer sprake is van het aanbieden van
rechten van deelneming in een beleggingsinstelling en de vraag of een vergunning bij
de AFM moet worden aangevraagd. De nieuwe regels met betrekking tot pre-marketing
geven duidelijkheid over wat wel en niet is toegestaan zonder vergunning. Overigens
sluit de definitie van pre-marketing aan bij hoe in de praktijk in Nederland wordt
omgegaan met pre-marketing.
De leden van de SP-fractie vragen de regering om een uitgebreide definitie te geven
van pre-marketing en met een aantal concrete voorbeelden te komen. De leden vragen
zich af wanneer marketing marketing is en wanneer er sprake is van pre-marketing.
Er is sprake van pre-marketing indien een beheerder van een beleggingsinstelling informatie
verstrekt of een mededeling doet over beleggingsstrategieën of beleggingsideeën aan
potentiële professionele beleggers. Daarbij moet het de bedoeling van de beheerder
zijn om na te gaan of deze professionele beleggers belangstelling hebben voor rechten
van deelneming in een beleggingsinstelling die nog niet is opgericht of waarvoor nog
geen vergunning is aangevraagd of notificatie bij de relevante toezichthouder heeft
plaatsgevonden. De beheerder mag geen informatie verstrekken die voldoende is om potentiële
beleggers ertoe te verbinden om deelnemingsrechten in de beleggingsinstelling te verwerven.
Er mogen geen (concept) inschrijfformulieren of definitieve oprichtingsdocumenten,
aanbiedingsdocumenten, prospectussen of soortgelijke documenten worden verstrekt.
Derhalve is sprake van «marketing» (aanbieden) als de beheerder informatie aan een professionele belegger verstrekt
over de beleggingsstrategie van een nog niet opgerichte beleggingsinstelling en daarbij
een concept-inschrijfformulier verstrekt. Door het invullen van het concept-inschrijfformulier
zou de belegger rechten van deelneming in de beleggingsinstelling kunnen verwerven.
Indien de beheerder geen concept-inschrijfformulier aan de professionele belegger
verstrekt maar wel een concept-prospectus en concept-oprichtingsdocument (mits de
informatie niet voldoende is voor de potentiële belegger om een beleggingsbeslissing
te nemen) dan zal niet snel sprake zijn van «marketing» maar van pre-marketing.
3.2. De-notificatie
De leden van de SP-fractie vragen de regering wanneer er sprake is van notificatie
en wanneer van de-notificatie. De leden vragen de regering of hier sprake is van het
verdiepen van de kapitaalmarktunie en hoe dat dan geregeld is.
Een Nederlandse beheerder van een beleggingsinstelling of een beheerder van een icbe
met zetel in Nederland die voornemens is deelnemingsrechten te gaan aanbieden in een
andere lidstaat dient een notificatieprocedure te doorlopen. De beheerder dient de
Autoriteit Financiële Markten (AFM) op de hoogte te stellen van haar voornemen en
bepaalde gegevens te verstrekken aan de AFM. De AFM stuurt de ontvangen informatie
door naar de toezichthoudende instantie van de lidstaat waarin de beheerder voornemens
is rechten van deelneming aan te bieden. Er is sprake van de-notificatie indien een
beheerder van een icbe de AFM in kennis stelt van het voornemen om te stoppen met
het aanbieden van rechten van deelneming in een icbe in een andere lidstaat. De AFM
stuurt de informatie door aan de toezichthoudende instantie van de lidstaat waar de
beheerder voornemens is te stoppen met het geheel of gedeeltelijk aanbieden van rechten
van deelneming en de Europese Autoriteit voor effecten en markten. Uit de consultatie
van de Europese Commissie kwam naar voren dat er verschillende nationale vereisten
en toezichtspraktijken zijn met betrekking tot het gebruik van het paspoort om grensoverschrijdend
beleggingsfondsen aan te bieden. Deze verschillende regels en praktijken belemmeren
de grensoverschrijdende distributie van beleggingsfondsen. Door de informatieverplichtingen
voor het grensoverschrijdend aanbieden van beleggingsfondsen en regels omtrent het
wijzigen van verstrekte gegevens aan de toezichthouder verder te harmoniseren en tevens
de regels voor de-notificatie te harmoniseren wordt de grensoverschrijdende distributie
van beleggingsfondsen bevorderd en daarmee wordt ook de kapitaalmarktunie verdiept.
5. Regeldruk
De leden van de VVD-fractie lezen voorts dat de mate waarin de kosten voor beheerders
met zetel in Nederland voor het grensoverschrijdend aanbieden van deelnemingsrechten
zullen afnemen, afhangt van de lidstaat waar de beheerder voornemens is deelnemingsrechten
aan te bieden. De regeldrukkosten zullen met name afnemen voor beheerders met zetel
in een andere lidstaat die voornemens zijn deelnemingsrechten in Nederland aan te
bieden. Kan de regering aangeven hoe in dezen het gelijke speelveld zoveel mogelijk
gewaarborgd wordt?
Bij het bepalen van de regeldrukkosten gaat het om de kosten die voortvloeien uit
Nederlandse wet- en regelgeving (zie blz 11 definitie van wet- en regelgeving in Handboek
meting regeldrukkosten).4 Derhalve is in paragraaf 5 (Regeldruk) van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel
opgenomen dat de regeldrukkosten door de Wet implementatie richtlijn grensoverschrijdende
distributie van beleggingsinstellingen en icbe’s met name zullen afnemen voor beheerders
met zetel in een andere lidstaat die voornemens zijn deelnemingsrechten in Nederland
aan te bieden. De normen zoals opgenomen in het wetsvoorstel (notificatieverplichtingen,
pre-marketing, de-notificatie eisen, etc.) zijn met name gericht op deze beheerders.
Nederlandse beheerders die rechten van deelneming willen gaan aanbieden in een andere
lidstaat zullen te maken krijgen met wetgeving die geldt in die andere lidstaat. Andere
lidstaten zullen ook de richtlijn grensoverschrijdende distributie van beleggingsinstellingen
en icbe’s moeten omzetten in hun nationale wetgeving echter de lastenvermindering
die hieruit voortvloeit voor Nederlandse beheerders telt niet mee voor het bepalen
van de regeldrukkosten. De verlaging van de regeldrukkosten die voortvloeit uit de
richtlijn zal voor Nederlandse beheerders die rechten van deelneming grensoverschrijdend
willen gaan aanbieden vergelijkbaar zijn met de vermindering van de regeldruk voor
beheerders met zetel in een andere lidstaat die in Nederland deelnemingsrechten willen
aanbieden. Het gelijke speelveld wordt gewaarborgd doordat alle Europese lidstaten
de richtlijn grensoverschrijdende distributie van beleggingsinstellingen en icbe’s
dienen te implementeren in hun nationale wetgeving.
De leden van de PVV-fractie willen weten of het klopt dat beleggingsinstellingen in
de afgelopen vijf jaar te maken hebben gehad met 883 nieuwe wetten en regels.5 Zo nee, om hoeveel gaat het dan? Tevens willen de leden van de PVV-fractie weten
hoe de regering de regeldruk van beleggingsinstellingen beoordeelt. Worden beleggingsinstellingen
met een te hoge regeldruk opgezadeld?
Verder merken de leden van de PVV-fractie op dat de kostenvermindering voor beheerders
met zetel in Nederland voor het grensoverschrijdend aanbieden van deelnemingsrechten
afhangt van de lidstaat waar de beheerder deelnemingsrechten wil aanbieden. De leden
van de PVV-fractie vragen om enkele voorbeelden hiervan. Wat zijn momenteel de kosten
voor beheerders met zetel in Nederland voor het grensoverschrijdend aanbieden van
deelnemingsrechten in bijv. België, Duitsland en Frankrijk en met hoeveel zullen deze
kosten afnemen? Tevens willen de leden van de PVV-fractie weten in hoeverre de toezichtkosten
zullen toe- of afnemen als gevolg van dit wetsvoorstel.
Ik kan niet nagaan of het klopt dat beleggingsinstellingen de laatste vijf jaar te
maken hebben gehad met 883 nieuwe wetten en regels. Uit het artikel blijkt dat de
regeldruk met name afkomstig is van regels die voortvloeien uit de richtlijn markten
voor financiële instrumenten en de verordening markten voor financiële instrumenten
(MiFID II/MiFIR) en anti-witwaswetgeving. Opgemerkt wordt dat de regels uit MiFID
II/MIFIR uitsluitend van toepassing zijn op beheerders van beleggingsinstellingen
die tevens beleggingsdiensten verlenen. Verder wordt in het artikel aangegeven dat
veel regeldruk wordt veroorzaakt door publicaties door ESMA (European Securities en
Markets Authority) zoals QenA’s, technische standaarden en consultaties. Ondanks het
feit dat deze publicaties tot meer werkzaamheden bij beheerders kunnen leiden, kwalificeren
deze publicaties niet als wet- en regelgeving (wet- en regelgeving van de rijksoverheid/Europese
verordeningen). Het aantal nieuw geïntroduceerde regels dat van toepassing is op beheerders
van beleggingsinstellingen en beheerders van icbe’s is gelet op het bovenstaande daarom
in ieder geval beperkter dan de aangegeven 883. Ik erken echter dat beleggingsinstellingen
de laatste vijf jaar met veel nieuwe regelgeving te maken hebben gehad.
De kostenvermindering voor beheerders met zetel in Nederland voor het grensoverschrijdend
aanbieden van deelnemingsrechten hangt inderdaad af van de lidstaat waar de beheerder
deelnemingsrechten wil aanbieden. Zo wordt op dit moment door een aantal lidstaten
een wettelijk vertegenwoordiger vereist (onder andere door België, Duitsland en Frankrijk)
of gelden nationale regels voor reclame-uitingen. De kostenbesparingen in die lidstaten
zullen groter zijn dan in lidstaten die dergelijke nationale regels niet kennen. In
het door de Europese Commissie opgestelde impact assessment (SWD (2018) 54 final)6 zijn de diverse kosten voor het grensoverschrijdend aanbieden van beleggingsfondsen
in kaart gebracht en is aangegeven wat de gemiddelde kosten zijn voor en na implementatie
van de richtlijn grensoverschrijdende distributie van beleggingsinstellingen en icbe’s.
Voor implementatie zijn de gemiddelde eenmalige kosten voor het grensoverschrijdend
aanbieden van een beleggingsfonds € 11.046 en de doorlopende kosten € 8.270 indien
er geen externe adviseurs worden ingeschakeld en de beheerder de fondsadministratie
zelf doet. De eenmalige kosten zullen na implementatie van de richtlijn grensoverschrijdende
distributie van beleggingsinstellingen en icbe’s afnemen tot gemiddeld € 6.148 per
beleggingsfonds. Dit betekent een eenmalige besparing van ongeveer € 5.000. Deze kostenbesparing
wordt vooral veroorzaakt doordat niet langer een wettelijk vertegenwoordiger door
lidstaten mag worden vereist. De doorlopende kosten zullen afnemen tot gemiddeld € 5.000.
Dit betekent een gemiddelde besparing op de doorlopende kosten per beleggingsfonds
van ongeveer € 3.200. Indien een beheerder wel externe adviseurs inschakelt en de
fondsadministratie uitbesteedt, zullen de gemiddelde eenmalige kosten voor het grensoverschrijdend
aanbieden van een beleggingsfonds € 14.899 bedragen. Na implementatie zullen de eenmalige
kosten afnemen tot gemiddeld € 7.593. Dit betekent een eenmalige kostenbesparing van
gemiddeld € 7.306. De doorlopende kosten bedragen gemiddeld € 14.107 en na implementatie
van de richtlijn bedragen de gemiddelde doorlopende kosten € 7.165. Dit betekent dat
de doorlopende kosten gemiddeld met € 6.942 zullen afnemen.
De Autoriteit Financiële Markten (AFM) krijgt er op grond van dit wetsvoorstel nieuwe
taken bij. Er moeten nieuwe procedures worden ingericht zoals bijvoorbeeld voor het
toetsen op de voorwaarden waaraan moet worden voldaan alvorens een beheerder mag stoppen
met het aanbieden van deelnemingsrechten en het toezicht op de aanwezigheid van voorzieningen
bij het grensoverschrijdend aanbieden van deelnemingsrechten aan niet-professionele
beleggers in Nederland. De AFM heeft aangegeven dat zij deze taken kan uitvoeren binnen
haar bestaande capaciteit. De toezichtskosten voor de sector zullen derhalve niet
toe- of afnemen door dit wetsvoorstel.
De regering hoopt hiermee de vragen en opmerkingen in het verslag afdoende te hebben
beantwoord.
De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
W.B. Hoekstra, minister van Financiën
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.