Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
35 830 VIII Jaarverslag en slotwet Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2020
Nr. 6 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 10 juni 2021
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm
van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 27 mei 2021 voorgelegd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap. Bij brief van 8 juni 2021 zijn ze door de Ministers van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap en voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De fungerend voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, Arends
1
Kunt u een overzicht geven van alle uitgaven die eerder begroot waren, maar uiteindelijk
niet uitgegeven zijn?
In onderstaande tabel vindt u een overzicht van alle uitgaven die eerder begroot waren
maar uiteindelijk niet zijn uitgegeven, uitgaven die gedaan zijn, maar niet begroot
waren en het saldo. Dit saldo komt overeen met de slotverschillen per artikel gemeld
in de Wijziging van de Begrotingsstaat in de Slotwet. Voor een nadere toelichting
van de bedragen verwijzen we u door naar de memorie van toelichting van de Slotwet.
Hierin worden de beleidsmatige mutaties en technische mutaties volgens de staffel,
vermeld in de leeswijzer, nader toegelicht.
Artikel
Bedrag (x € 1.000) niet uitgegeven, wel begroot
Bedrag (x € 1.000) niet begroot, wel uitgegeven
Saldo
1
– 46.288
44.094
– 2.194
3
– 12.347
3.630
– 8.717
4
– 3.165
1.372
– 1.793
6
– 3.125
1.855
– 1.270
7
– 12.939
11.541
– 1.398
8
– 100
7
– 93
9
– 3.598
979
– 2.619
11
– 79.664
72.026
– 7.638
12
– 6.216
706
– 5.510
13
– 116
0
– 116
14
– 5.461
3.706
– 1.755
15
– 13.686
3.784
– 9.902
16
– 149
102
– 47
25
– 2.277
42
– 2.235
95
– 20.334
17.516
– 2.818
2
Kunt u een overzicht geven van alle uitgaven die gedaan zijn in 2020 die in eerste
instantie niet begroot waren?
Zie het antwoord op vraag 1.
3
Waarom zijn de verplichtingen op de regelingen hoogbegaafdheid en vervanging schoolleiders
reeds eerder aangegaan?
De beschikkingen voor deze subsidieregelingen zijn vóór 2020 meerjarig aangegaan.
Daardoor is er op het verplichtingenbudget in het jaar 2020 niet gerealiseerd.
4
Waarom bleek het niet nodig te zijn om het verplichtingenbudget met de volledige loon-
en prijsontwikkeling op te hogen voor het jaar 2021?
De loon- en prijsbijstelling voor het jaar 2021 wordt in het jaar 2020 verplicht in
beschikkingen voor scholen. Dit is de reden dat het verplichtingenbudget bij najaarsnota
2020 is verhoogd. Bij Slotwet blijkt dat er voldoende verplichtingenbudget beschikbaar
was voor de verplichtingen voor de bekostiging van de vo-scholen in 2021. Het verplichtingenbudget
dat niet is gebruikt is bij Slotwet verlaagd.
5
Waarom zijn er minder aanvragen geweest voor de regeling bewegingsonderwijs?
Het al of niet volgen van een nascholingstraject is een individuele keuze van leraren.
Hoewel de termijn waarbinnen de opleiding moet worden afgerond aanzienlijk is verlengd,
hebben we signalen ontvangen dat COVID-19 een belangrijke rol heeft gespeeld in het
aantal aanvragen. Mogelijk hebben prioritering van capaciteit en onzekerheid over
de praktische uitvoerbaarheid van de leergang op afstand hier een rol in gespeeld.
6
Kunt u nader toelichten waarom er 218,4 miljoen euro minder is gerealiseerd aan verplichtingen
op de bekostiging? Waarom bleek het verplichtingenbudget met de volledige loon- en
prijsontwikkeling ophogen voor het jaar 2021 niet nodig te zijn?
Zie de beantwoording van vraag 4.
7
Waarom worden de verplichtingen met 6,8 miljoen euro verhoogd?
De verhoging van de verplichtingen met € 6,8 miljoen betreft nagenoeg geheel het saldo
aan garantieverplichtingen/rekening-courant kredieten aan instellingen voor hoger
beroepsonderwijs die in 2020 zijn aangegaan of vervallen en waar het Ministerie van
OCW garant voor staat.
8
Waarom wordt het budget onder artikel 6 met 1,3 miljoen euro verlaagd?
De verlaging van het budget met € 1,3 miljoen wordt met name veroorzaakt doordat het
aantal aangevraagde vouchers op het experiment vraagfinanciering deeltijds en duaal
hoger onderwijs 2015–2024 in 2020 lager uitkwam dan de laatste raming.
9
Waarom wordt het budget onder artikel 6 met 0,5 miljoen euro verhoogd?
De verhoging van het budget met € 0,5 miljoen betreft meer-ontvangsten dan geraamd
uit afrekening van in voorgaande jaren verstrekte bekostiging en (project-)subsidies.
10
Waarom worden de verplichtingen met 12,4 miljoen euro verlaagd?
De verlaging van de verplichtingen met € 12,4 miljoen betreft nagenoeg geheel het
saldo aan garantieverplichtingen/rekening-courant kredieten aan instellingen voor
wetenschappelijk onderwijs en onderzoek die in 2020 zijn aangegaan of vervallen en
waar het Ministerie van OCW garant voor staat.
11
Waarom wordt het budget onder artikel 7 met 1,4 miljoen euro verlaagd?
De verlaging van het budget met € 1,4 miljoen betreft minder-uitgaven in verband met
het feit dat voor 2020 voorziene betalingen ten behoeve van subsidies en in- en uitbesteding
van onderzoek, communicatie en overige ondersteunende activiteiten – mede door COVID-19 –
eerst in 2021 worden bekostigd c.q. gedeclareerd/ betaald.
12
Hoe komt het dat op het instrument bekostiging per saldo voor 46,3 miljoen euro minder
verplicht is dan geraamd?
Het bedrag van € 46,3 miljoen is het totaalsaldo van het financiële instrument bekostiging.
De specificatie hiervan is vermeld in de bullets die volgen op de bullet waarin de
€ 46,3 miljoen is vermeld.
Op het moment dat de verplichtingenraming voor 2020 voor de laatste keer via een suppletoire
begroting kon worden bijgewerkt, was nog niet voor alle na 2020 geplande uitgaven
duidelijk of in 2020 of later verplichtingen zouden worden aangegaan. Omdat overschrijding
van het verplichtingenplafond onrechtmatig is, wordt er in de ramingen, in geval van
onduidelijkheid, rekening gehouden met het scenario dat de hoogste verplichtingenrealisatie
oplevert. Aan het einde van het jaar blijft daardoor vaak wat verplichtingenruimte
over: sommige verplichtingen zijn dan voor een kortere periode gerealiseerd of worden
pas in een later jaar gerealiseerd dan waar in de raming rekening mee was gehouden.
Overigens zijn de lagere realisaties (€ 51 miljoen over het hele begrotingsartikel
14 cultuur) beperkt als deze worden afgezet tegen de totale verplichtingenrealisatie
in 2020 op begrotingsartikel 14 cultuur (bijna € 3 miljard).
13
Hoe komt het dat de verplichtingenrealisatie op de culturele BIS1 2021–2024 33,3 miljoen euro lager is dan geraamd?
Zie het antwoord op vraag 12.
14
Hoe komt het dat per saldo de verplichtingenrealisatie voor de vierjaarlijkse fondsen
en Cultuureducatie 16,0 miljoen euro lager is dan geraamd?
Zie het antwoord op vraag 12.
15
Hoe komt het dat op het instrument subsidies per saldo 22,8 miljoen euro minder verplicht
is dan geraamd?
Het bedrag van 22,8 miljoen is het totaalsaldo van het financiële instrument subsidies.
De specificatie hiervan is vermeld in de bullets die volgen op de bullet waarin de
€ 22,8 miljoen is vermeld Zie verder het antwoord op vraag 12.
16
Wat gebeurt er met het deel van de geraamde verplichtingen voor het verbreden van
de inzet van cultuur die niet is aangegaan in 2020, waardoor het verplichtingenbudget
wordt verlaagd met 10,4 miljoen euro?
Elk jaar wordt opnieuw gekeken hoeveel verplichtingenruimte in een begrotingsjaar
naar verwachting nodig is. Afhankelijk van het moment waarop na 2020 alsnog verplichtingen
worden aangegaan en of er dan voor één jaar of meerdere jaren verplichtingen worden
aangegaan, wordt zo nodig via de begrotingswetten extra verplichtingenruimte aangevraagd.
Omdat dit soort aanpassingen geen invloed heeft op de beschikbare kasruimte, leidt
dit niet tot meer of minder uitgaven aan het beleid.
17
Op welke wijze worden de 5,5 miljoen euro niet bestede middelen voor het steunfonds
lokale informatievoorziening in 2021 besteed? Wat is de reden van deze onderuitputting
in 2020?
De € 5,5 miljoen niet bestede middelen voor het Tijdelijk Steunfonds voor Lokale Informatievoorziening
uit 2020 zijn in 2021 ingezet voor de financiering van een volgende tranche van het
steunfonds. De onderuitputting is ontstaan doordat niet alle partijen die in aanmerking
kwamen voor de steun de steun ook hebben aangevraagd.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
M.H.R.M. Arends, adjunct-griffier
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.