Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de kabinetsappreciatie Digital Green Pass
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 3082
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 13 april 2021
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft een aantal vragen
en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over
de brief van 26 maart 2021 over de kabinetsappreciatie Digital Green Pass (Kamerstuk
22 112, nr. 3068).
De vragen en opmerkingen zijn op 2 april 2021 aan de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport voorgelegd. Bij brief van 12 april 2021 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Agema
Adjunct-griffier van de commissie, Krijger
Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsappreciatie betreffende
het voorstel voor de verordening met betrekking tot een digitaal groen certificaat.1 Zij hebben hierbij nog enkele vragen en/of opmerkingen.
De leden van de VVD-fractie willen allereerst weten wat het krachtenveld is in de
EU-lidstaten met betrekking tot het digitaal groen certificaat.
De leden van de VVD-fractie lezen dat lidstaten het recht behouden om, mits dat evenredig
en non-discriminatoir is, van de houders van certificaten te eisen dat zij na binnenkomst
in quarantaine gaan of een COVID-test laten uitvoeren. Wordt er, ondanks dat dit recht
voorbehouden is aan individuele lidstaten, harmonisatie tussen lidstaten met betrekking
tot deze aanvullende eisen betracht? Kan het kabinet er voorbeelden van geven wanneer
het bovenstaande evenredig en non-discriminatoir wordt geacht?
De leden van de VVD-fractie lezen bij de uitwerking op nationaal niveau over de quarantaineplicht.
Eerder heeft het kabinet aangekondigd te werken aan een quarantaineplicht bij reizen
uit risicogebieden. Wat is de stand van zaken van het voorstel voor quarantaineplicht
bij het reizen naar Nederland? Hoe moet dit gezien worden in relatie tot deze voorstellen
voor vaccinatie-, test- en herstelcertificaten?
De leden van de VVD-fractie lezen dat het herstelcertificaat volgens het voorstel
mag worden afgegeven vanaf de elfde dag na een eerste positieve test voor een SARS-CoV-2
infectie. Kan aangegeven worden wanneer meer informatie bekend wordt gemaakt over
wat de uiterste tijdsperiode mag zijn met betrekking tot de positieve test voor een
SARS-CoV-2 infectie? Met andere woorden, vanaf welke dag na een positieve test mag
het herstelcertificaat niet meer afgegeven worden, aangezien nog niet voldoende informatie
beschikbaar is over de duur van de bescherming na een besmetting en of de opgebouwde
afweer ook bescherming biedt tegen de verschillende varianten van het virus. Wordt
er bij het herstelcertificaat rekening gehouden met verschillende virusvariaties,
en zo ja, op welke manier?
De leden van de VVD-factie vragen in hoeverre rekening gehouden wordt met het feit
dat houders van een herstelcertificaat, als zij verplicht worden bij binnenkomst van
een andere EU-lidstaat een COVID-test te laten doen, alsnog een positieve testuitslag
kunnen krijgen binnen acht weken na de eerste positieve COVID-19 uitslag, omdat de
test geen onderscheid kan maken tussen intacte en niet-infectieuze virusresten.
Het kabinet geeft aan dat een herstelbewijs voor zowel grensoverschrijdend reizen
als toegang tot locaties en activiteiten grondig wetenschappelijk dient te worden
onderbouwd. Hoe werkt het kabinet daaraan? Tevens vragen de leden van de VVD-fractie
wanneer daarvan de resultaten te verwachten zijn.
Voorts lezen de leden van de VVD-fractie dat het voorstel aan de Europese Commissie
diverse bevoegdheden toekent voor uitvoeringshandelingen en gedelegeerde handelingen.
Hoe worden lidstaten daarbij betrokken? Hoe wordt de Kamer daarbij betrokken? Het
kabinet wil komen tot een nadere inkadering voor het vaststellen van gedelegeerde
handelingen en uitvoeringshandelingen. Waar denkt het kabinet dan aan?
De verordening geeft de Europese Commissie de bevoegdheid door middel van een gedelegeerde
handeling de toepassing van de bepalingen te hervatten indien de Wereldgezondheidsorganisatie
(WHO) een nieuwe pandemie afkondigt als gevolg van een uitbraak van SARS-CoV-2, een
variant daarvan, of soortgelijke besmettelijke ziekten met epidemisch potentieel.
De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat dit met voldoende waarborgen
wordt omgeven. Met welke waarborgen is deze bevoegdheid omschreven? Indien de bepalingen
hervat worden, gelden deze dan voor alle lidstaten? Zo ja, hoe wordt gewaarborgd dat
individuele lidstaten niet onevenredig getroffen worden door de bepalingen, indien
er in de desbetreffende lidstaat geen sprake is van een epidemie? Kan het kabinet
voorts aangeven waarom er uitgegaan is van een ziekte met een epidemisch potentieel
en niet een pandemisch potentieel? Hoe worden lidstaten betrokken bij de toepassing
van de bepalingen en hoe vindt daar dan eventueel besluitvorming over plaats? Hoe
ziet het krachtenveld eruit op dit punt, ook om de Uniewetgever over het stopzetten
of weer activeren van de verordening te doen besluiten? Tevens vragen genoemde leden
hoe het gesteld is met het tijdelijke karakter van de verordening.
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet zich ervoor zal inzetten dat het
element van non-discriminatie nog duidelijker wordt benoemd in de verordening. Kan
het kabinet aangeven hoe deze inzet eruit zal zien?
Kan het kabinet voorts aangeven wanneer het advies van de Gezondheidsraad verwacht
wordt over de transmissie van het virus na het vaccineren?
In de appreciatie wordt gesteld dat de inzet zou moeten zijn dat bewijzen die elders
ontwikkeld worden niet leiden tot een indirecte vaccinatieplicht voor het bezoek aan
non-EU landen, zo lezen de leden van de VVD-fractie. Hoe is het kabinet voornemens
deze inzet vorm te geven? Kan worden aangegeven welke overwegingen bij deze inzet
spelen? Welke positie neemt Nederland in, indien zich in de toekomst situaties voordoen
die tot een indirecte vaccinatieplicht leiden voor het bezoek aan een non-EU-land?
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre het vaccinatie-, test- en herstelcertificaat
straks ook kan worden gebruikt om te reizen naar andere landen, of wel non-EU-landen.
Welke afspraken gaat de Europese Unie dan wel Nederland daarover maken met non-EU-landen?
In hoeverre is straks een digitaal groen certificaat ook noodzakelijk en/of kan c.q.
moet deze ook gebruikt worden voor transfer-passagiers tussen EU- en non-EU-landen?
Nederland werkt aan de CoronaCheck app, waarmee een testbewijs kan worden gegenereerd
en getoond. De leden van de VVD-fractie vragen wat daarvan de stand van zaken is en
wat de planning is. Wanneer is de verkenning gereed of hierbij voor het vaccinatiebewijs
kan worden aangesloten? In hoeverre wordt ook gekeken of het herstelbewijs hier onderdeel
van kan uitmaken?
Tenslotte vragen de leden van de VVD-fractie wanneer het digitaal groen certificaat
operationeel kan zijn. Zij vragen tevens wanneer een en ander in Nederland operationeel
kan zijn. Wanneer wordt verwacht dat het Nederlandse digitale systeem gereed is voor
gebruik? Wat is het tijdpad daarvan? Is het kabinet het met de VVD-fractie eens dat
spoed gewenst is? Zo nee, waarom niet?
Vragen en opmerkingen van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de kabinetsappreciatie
betreffende het digitaal groen certificaat. Genoemde leden steunen de inzet van het
demissionaire kabinet grotendeels. Deze leden onderstrepen het feit dat het vrije
verkeer van personen een van de fundamenten is van de Europese Unie. Deze leden ondersteunen
dan ook de inzet van dit voorstel, omdat dit vrij reizen voor personen weer mogelijk
zou maken. Wel zijn deze leden van mening dat het goed waarborgen van de persoonlijke
levenssfeer essentieel is en zij zien dan ook graag dat dit in de verordening wordt
vastgelegd. Daarbij zijn zij van mening dat dit voorstel op Europees niveau snel behandeld
moet worden, zodat de bewijzen voor de zomer 2021 al in gebruik genomen kunnen worden.
Algemene onderwerpen
Tijdpad
De leden van de D66-fractie stellen het tijdpad van de onderhandelingen aan de orde.
Genoemde leden lezen dat het Portugees voorzitterschap binnen drie maanden tot een
politiek akkoord wil komen. Dat zou net in lijn zijn met de motie van het lid Jetten,2 waarin wordt verzocht om de vaccinatiepaspoorten vóór de zomer 2021 in te zetten.
De leden van de D66-fractie vragen of dat tijdpad nog versneld kan worden. Over drie
maanden zou er vlak voor het aanvangen van de zomer een akkoord bereikt worden. Dit
lijkt echter geen tijd over te laten voor deze Kamer om zich nog over het te bereiken
akkoord uit te spreken. Het is niet wenselijk dat dit proces vertraging op loopt,
waardoor een politiek akkoord pas in de zomer bereikt zou kunnen worden. Daarbij zijn
enkele lidstaten al plannen aan het voorbereiden voor nationale coronabewijzen. Denemarken
is van plan op 21 april 2021 een dergelijk bewijs te introduceren voor horeca en winkelcentra.
Dit bewijs heeft ook betrekking op mensen die reeds gevaccineerd zijn. Te lang wachten
met het implementeren van een Europees coronabewijs kan leiden tot een wildgroei aan
nationale coronabewijzen die onvoldoende met elkaar communiceren, wat de coördinatie
tussen lidstaten verder bemoeilijkt. Wat is de opvatting van het kabinet hierover?
De leden van de D66-fractie lezen daarnaast in de kabinetsreactie dat het voorstel
van de Europese Commissie wordt beschouwd als de uitvoering van de motie van het lid
Jetten.3 Deze leden gaan er vanuit dat momenteel wordt gewerkt aan het opzetten van een nationaal
vaccinatiebewijs en dat zodra deze klaar is en het verantwoord is om deze te gebruiken,
dit vaccinatiebewijs ook direct in Nederland wordt ingezet. De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport gaf immers in het plenaire debat over de ontwikkelingen rondom het
coronavirus van 24 maart jongstleden aan: «we zullen zorgen dat we er technisch klaar
voor zijn op het moment dat we het zouden kunnen gaan gebruiken.»4 Klopt het dat de voorbereidingen van het nationale vaccinatiebewijs, als onderdeel
van een breder bewijs van niet besmettelijkheid, doorgaan, ondanks de ontwikkelingen
op Europees niveau?
Horizonbepaling
De leden van de D66-fractie lezen dat de Europese Commissie wijst op het feit dat
de bepalingen van de voorgestelde verordeningen moeten worden opgeschort zodra de
Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) aangeeft dat de COVID-19-pandemie voorbij is. Tegelijkertijd
geeft de Europese Commissie aan dat de toepassing ervan moet worden hervat indien
de WHO een nieuwe internationale gezondheidscrisis (public health emergency of international concern) afkondigt als gevolg van een uitbraak van SARS-CoV-2, een variant daarvan, of soortgelijke
besmettelijke ziekten met epidemisch potentieel. De leden van de D66-fractie zetten
hier vraagtekens bij. Deze verordening is een zwaar instrument, waardoor de Europese
vrijheden van burgers kunnen worden aangetast. Zij zijn dan ook van mening dat het
coronabewijs enkel voor de huidige pandemie gebruikt moet worden en na afloop van
deze pandemie niet opgeschort dient te worden, maar moet komen te vervallen. Deelt
het kabinet deze opvatting en zo ja, hoe gaat hij zich daarvoor inzetten?
Ten tweede lezen de leden van de D66-fractie in het voorstel dat de verloopdatum van
deze verordening aan de wereldwijde epidemiologische situatie gekoppeld zou worden,
door deze af te laten lopen als de WHO verklaart dat het einde van de pandemie is
aangebroken. De pandemie kan echter nog jaren duren, vooral op andere continenten.5 Andere landen laten daarnaast zien dat bij een hoge vaccinatiegraad, bewijzen wellicht
ook niet meer nodig zijn omdat het aantal infecties aanzienlijk daalt. Graag zouden
genoemde leden zien dat een horizonbepaling in de verordening wordt opgenomen, om
zo een eindpunt in de wetgeving vast te leggen. Na dat punt zou de wet dus volledig
moeten vervallen, en niet opgeschort worden. Wat is het standpunt van het kabinet
over een dergelijke horizonbepaling? Is het kabinet bereid dit een prioriteit te maken
in zijn inbreng in de discussie in Brussel? Welke einddatum acht het kabinet geschikt?
Vaccinatiecertificaten
Over het vaccinatiecertificaat lezen de leden van de D66-fractie dat het kabinet het
certificaat pas wil gaan gebruiken nadat uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken
dat vaccinatie ook daadwerkelijk besmettelijkheid tegen gaat. Er wordt gesteld dat
een vaccinatiebewijs een gelijkwaardig alternatief moet zijn voor een negatieve testuitslag.
Het Amerikaanse Centers for Disease Control and Prevention (CDC) meldt op 29 maart
jl. dat op basis van een grote studie het risico op infectie bij mRNA-vaccins met
90% wordt gereduceerd.6 Ook het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) meldt dat een
eerste Europese studie aantoont dat de transmissiekans met 30% tot wel 60% wordt verminderd.
Daarnaast wordt aangegeven dat er bewijs is dat vaccinatie de virusconcentratie (viral load) en daarmee de symptomatische en/of asymptomatische besmetting significant reduceert.7 Dit zijn hoopvolle signalen. Er wordt hierover momenteel advies gevraagd aan de Gezondheidsraad.
Hoelang is het kabinet echter bereid hierop te wachten? Hoe definieert het kabinet
de zinsnede in zijn brief dat vaccinatiebewijzen een «gelijkwaardig alternatief» moeten
zijn voor een negatieve testuitslag»? Wat wordt bedoeld met de term «gelijkwaardig»?
Met name in het licht dat antigeen sneltesten in 58% tot 72% van de gevallen een persoon
met COVID-19 kunnen detecteren8 en dat herstelbewijzen ook geen 100% uitsluitsel geven over een kans op besmetting.
De leden van de D66-fractie zijn verder benieuwd naar de Europese afstemming over
de mate van besmettelijkheid na vaccinatie. Waarom heeft het kabinet dit aan de Nederlandse
Gezondheidsraad gevraagd? Waarom wordt dit niet in Europees verband onderzocht? Waarom
worden de adviezen van de ECDC, in samenspraak met de CDC in de VS, hier niet als
standaard genomen? Hoe staan andere Europese landen tegenover de opvatting dat dit
pas gebruikt kan worden als bewezen is dat met vaccinaties de besmettelijkheid wordt
tegengegaan? Vooral omdat andere lidstaten, zoals Denemarken vanaf 21 april, vaccinatiebewijzen
al gaan inzetten?
Met betrekking tot het verstrekken van vaccinatiecertificaten lezen de leden van de
D66-fractie tevens dat de relevante nationale autoriteiten dit certificaat mogen verstrekken
aan personen die een door het Europees Geneesmiddelen Agentschap (EMA) goedgekeurd
vaccin hebben gehad, of een vaccin dat op de WHO-lijst staat. Wat betekent dit voor
burgers van de Europese Unie die het Spoetnik vaccin hebben gehad? Hebben zij toegang
tot een vaccinatiebewijs? Tot slot vragen de leden van de D66-fractie wat dit precies
betekent voor personen die in een ander EU-land een vaccinatie hebben gekregen. Zij
vragen tevens wat dit betekent voor Europese burgers die buiten de EU gevaccineerd
zijn. Kunnen zij ook bij hun nationale autoriteiten een certificaat aanvragen? Hoe
gaat het kabinet erop toezien dat, in het complexe netwerk van de EU, waarin burgers
in verschillende landen wonen en werken, er niemand tussen wal en schip valt met betrekking
tot het vaccinatiebewijs?
Testcertificaten
De leden van de D66-fractie steunen van harte de inzet van zowel vaccinatie- als testcertificaten,
om zo de eventuele discriminerende werking en vaccinatieplicht van deze verordening
tegen te gaan. Het baart genoemde leden wel zorgen dat zij in de appreciatie niets
teruglezen over de kosten van de testen. Het kan niet zo zijn dat vaccinaties gratis
verstrekt worden door de GGD, maar dat testen die toegang verlenen tot een testcertificaat
voor hoge prijzen door private aanbieders worden verstrekt. Hoe gaat het kabinet waarborgen
dat deze testen voor iedereen betaalbaar blijven op belangrijke knooppunten zoals
treinstations, havens enzovoorts?
Herstelbewijs
De leden van de D66-fractie vragen ook met betrekking tot het herstelbewijs op welk
onderzoek het kabinet de beslissing over het al dan niet gebruiken van dit instrument
wil baseren, en welk tijdpad het kabinet hiervoor verwacht. Met name omdat het OMT
momenteel adviseert dat een geregistreerde positieve testuitslag of een positieve
serologische test niet bruikbaar zijn als vervanging van de negatieve NAAT(PCR)-test.
Zijn er lidstaten die juist wetenschappelijke adviezen krijgen dat het herstelbewijs
wél ingezet kan worden? Zo ja, welke landen zijn dat en hoe organiseren deze landen
dit «herstelbewijs»? Overwegen zij dit wel toe te voegen aan het Europese bewijs?
Ook vragen deze leden of dit herstelbewijs uiteindelijk met terugwerkende kracht verstrekt
kan worden. Zo ja, hoe wordt dit dan uitgevoerd?
Privacy- en veiligheidswaarborgen
De leden van de D66-fractie lezen dat persoonsgegevens voor de uitgifte van certificaten
niet langer bewaard mogen worden dan noodzakelijk. Zij steunen de inzet van het kabinet
dat deze termijn gespecificeerd dient te worden. Daarbij hechten deze leden er veel
waarde aan dat persoonsgegevens niet door de autoriteiten van lidstaten van bestemming
bewaard mogen worden. Deze leden zouden graag zien dat dit in de verordening wordt
vastgelegd.
Toepassing van de verordening
De leden van de D66-fractie lezen dat het kabinet het positief acht dat een voorschrift
in het voorstel ten aanzien van de toepassing van het certificaat ontbreekt. Kunnen
genoemde leden hieruit opmaken dat lidstaten zelf bepalen waarvoor het bewijs wordt
ingezet? Betekent dit dat het bijvoorbeeld voor Nederland mogelijk wordt het bewijs
ook te gebruiken voor de heropening van de horeca, maar dat Frankrijk ze alleen voor
grensoverschrijdende bewegingen wil gebruiken? Hoe wil het kabinet dit coördineren?
Derdelanders
De leden van de D66-fractie lezen dat het digitale groen certificaat ook beschikbaar
komt voor legaal in de EU verblijvende derdelanders. In de afgelopen periode hebben
deze leden herhaaldelijk aandacht gevraagd voor de positie van families en lange afstandsgeliefden.
Vanwege de reisbeperkingen hebben veel familieleden en geliefden elkaar voor een lange
tijd niet gezien. Het kan hier gaan om gehuwde partners, maar ook om personen met
een duurzame relatie zoals geformuleerd in de regeling lange afstandsgeliefden. Per
maart jl. is deze groep uitgezonderd van de reisbeperkingen. De leden van de D66-fractie
vragen in hoeverre deze groep ook in aanmerking komt voor een groen certificaat?
Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsappreciatie betreffende
het digitaal groen certificaat. Deze leden delen nadrukkelijk het uitgangspunt dat
het uitgeven van dergelijke certificaten er niet toe mag leiden dat er een (indirecte)
verplichting komt tot vaccinatie als voorwaarde voor de uitoefening van vrij verkeer
van personen. Daarnaast is het voor deze leden van belang dat een certificaat rekening
houdt met de persoonlijke levenssfeer en een veilige omgang met (medische) persoonsgegevens.
Verder mag het gebruik van een digitaal groen certificaat er niet toe leiden dat de
2,5 miljoen digitaal minder vaardige Nederlanders niet mee kunnen doen. Ten slotte
zijn de leden van de CDA-fractie van mening dat individuele lidstaten uiteindelijk
zelf mogen besluiten over de wijze waarop het certificaat ingezet zal worden. Deze
leden hebben daarom nog enkele vragen bij de kabinetsappreciatie.
Het kabinet zal zich ervoor inzetten dat het element van non-discriminatie nog duidelijker
wordt benoemd in de verordening. De leden van de CDA-fractie vragen wat hierbij precies
de inzet van Nederland wordt en wat de opvatting van andere lidstaten hierin is.
Momenteel lopen er nationaal en internationaal meerdere onderzoeken naar de effectiviteit
van vaccineren op virustransmissie. De leden van de CDA-fractie vragen welke onderzoeken
worden uitgevoerd naar de effectiviteit per toegelaten vaccin. Worden deze onderzoeken
ook in Nederland uitgevoerd en gefinancierd? Op welke termijn kan de Gezondheidsraad
advies geven over de transmissie na het vaccineren met de vaccins van de bedrijven
Pfizer, Moderna, AstraZeneca en Janssen? Is het de verwachting dat deze informatie
voor alle soorten vaccins vóór de zomer beschikbaar is? Zo niet, wat betekent dat
dan voor de mogelijkheid om het digitaal groen certificaat in te kunnen zetten voor
de komende zomervakantie? Is het bijvoorbeeld mogelijk dat mensen die met een vaccin
van Pfizer zijn gevaccineerd komende zomer wel zouden kunnen reizen, maar mensen die
met een vaccin van AstraZeneca zijn gevaccineerd dat (voorlopig) niet kunnen? Zo ja,
hoe wil het kabinet met een dergelijke situatie omgaan?
Nederland werkt aan een app, de CoronaCheck app, waarmee een testbewijs kan worden
gegenereerd en getoond. Op termijn zou deze app ook aangesloten kunnen worden op een
vaccinatiebewijs. Hierbij wordt de persoonlijke levenssfeer van de persoon gewaarborgd,
onder andere doordat op het scherm alleen een QR-code, initialen en een deel van de
geboortedatum getoond zullen worden. De leden van de CDA-fractie vragen of voor het
digitaal groen certificaat ook dergelijke privacy waarborgen gaan gelden. Wat is de
inzet van Nederland hierbij?
De leden van de CDA-fractie lezen dat in de verordening zal worden aangegeven dat
een testcertificaat kan worden afgegeven voor alle NAAT-testen en sneltesten zoals
opgenomen in Raadsaanbeveling 2021/C 24/01. In Nederland wordt echter in veel gevallen
alleen de NAAT(PCR)-testuitslag geaccepteerd. Betekent dit dat voor reizen naar Nederland
alleen de PCR-test mag worden gebruikt? Wat is de opvatting van andere lidstaten hierover?
Betekent dit bijvoorbeeld dat de situatie kan ontstaan waarin voor reizigers van Nederland
naar Spanje een sneltest genoeg is, terwijl voor reizen van Spanje naar Nederland
een PCR-test vereist is?
Op dit moment geeft Nederland geen bewijzen uit waaruit blijkt dat een persoon een
infectie heeft doorgemaakt en is hersteld van COVID-19, omdat er nog onvoldoende bewezen
is dat hersteld zijn van een vaccinatie kan betekenen dat veilig gereisd kan worden
of dat men veilig tot locaties kan worden toegelaten. De leden van de CDA-fractie
vragen hoe ermee omgegaan wordt als dit eenmaal wel bewezen veilig kan. Kunnen mensen
dan nog met terugwerkende kracht een dergelijk herstelbewijs krijgen? Of wordt hier
niets van bijgehouden?
Het kabinet geeft aan het van belang te vinden dat rekening gehouden wordt met specifiek
beleid voor personen jonger dan 18 jaar, omdat zij in Nederland (vooralsnog) niet
gevaccineerd worden. De leden van de CDA-fractie vragen wat de inzet van het kabinet
hierbij is. Hoe zorgt het kabinet ervoor dat met het groene certificaat gezinnen gezamenlijk
op reis kunnen?
Vragen en opmerkingen van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsappreciatie van het
voorstel voor een Europees digitaal groen certificaat. Zij maken zich zorgen over
de epidemiologische stand van zaken, met name omdat na de zomer van 2020 de tweede
golf begon. Hoe zorgt het kabinet ervoor dat de snelle ontwikkelingen met betrekking
tot het groen certificaat niet leiden tot een nieuwe stijging van het aantal besmettingen?
Hoe schat het kabinet het risico in met betrekking tot nieuwe virusvarianten, zoals
bijvoorbeeld de zeer besmettelijke Braziliaanse variant? Wat betekent het groene certificaat
voor thans geldende reisadviezen en eventuele vliegverboden? Hoe verhoudt het Europees
digitaal groen certificaat zich tot de Nederlandse CoronaCheck app? Wanneer worden
beide naar verwachting in gebruik genomen?
Voorts vragen de leden van de SP-fractie of onderscheid zal worden gemaakt tussen
noodzakelijke en niet-noodzakelijke reizen. Welke afwegingen worden gemaakt voor het
al dan niet verplicht stellen van een negatieve test of een quarantaineperiode voor
inreizigers met een groen certificaat? Hoe gaan andere lidstaten hiermee om? Hoelang
zal gebruik worden gemaakt van het digitale groen certificaat en/of welke voorwaarden
zijn er voor het opheffen van het gebruik van het certificaat?
De leden van de SP-fractie vinden het belangrijk dat er geen onderscheid wordt gemaakt
tussen mensen die al kans hebben gehad op een vaccinatie en zij die nog niet aan de
beurt zijn geweest, en dat dus ook mensen met een negatieve coronatest of immuniteit
na doormaking van een infectie in aanmerking komen voor een groen certificaat.
Genoemde leden hechten aan nationale bevoegdheden met betrekking tot het groen certificaat.
Met betrekking tot de CoronaCheck app die in Nederland is ontwikkeld, is de toezegging
gedaan dat er voor de aflezer niet duidelijk zal worden of het paspoort is bemachtigd
op basis van vaccinatie, een negatieve test, of immuniteit na doormaking van een infectie.
Dit is om de persoonlijke levenssfeer van de certificaathouder te beschermen en om
geen onderscheid te maken. Deze leden vragen of dit voor het Europese certificaat
ook kan worden gegarandeerd. Voorts vragen deze leden of andere lidstaten ook een
dergelijk nationaal «coronapaspoort» hebben en hoe het daar werkt.
De leden van de SP-fractie hebben tot slot vragen over de verwerking van (medische)
persoonsgegevens. Welke gegevens worden precies verwerkt en opgeslagen? Welke instanties
worden in de verschillende lidstaten verantwoordelijk voor het verwerken van deze
persoonsgegevens? Hebben zij hier voldoende ervaring mee? Wie heeft toegang tot de
gegevens? Worden alleen gegevens die essentieel zijn voor het doel opgeslagen? Welke
mogelijkheden biedt de verordening voor het opslaan van deze gegevens en op welke
wijze gaat het kabinet zich inzetten voor een nadere specificering van de bewaartermijn?
Welke eventuele risico’s voorzien deskundigen met betrekking tot het verwerken van
(medische) persoonsgegevens? Kan worden gegarandeerd dat de gegevens alleen voor dit
doel worden gebruikt en dat indien er sprake is van een nieuw doel, hier altijd goedkeuring
van de Kamer vereist is?
Vragen en opmerkingen van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de kabinetsappreciatie
met betrekking tot het digitaal groen certificaat. Genoemde leden zijn verheugd te
lezen dat de Europese Commissie voornemens is te verzekeren dat het introduceren van
het digitale groen certificaat niet mag leiden tot een (indirecte) verplichting tot
vaccinatie als voorwaarde voor het uitoefenen van het recht op vrij verkeer en personen.
Daarnaast vinden de leden van de GroenLinks-fractie het belangrijk dat de certificaten
die in alle Europese lidstaten worden afgegeven en erkend, de mogelijkheid moeten
bieden om te laten zien of een persoon gevaccineerd, getest dan wel hersteld is van
Covid-19.
Wel hebben de leden van de GroenLinks-fractie nog een aantal vragen. De kabinetsappreciatie
specificeert dat de voorgestelde verordening lidstaten verplicht tot de afgifte en
erkenning van certificaten inzake Covid-19 vaccinatie, -testen en -herstel. Genoemde
leden merken echter op dat het huidige voorstel slechts voorziet in de wederzijdse
erkenning van certificaten in de Europese Unie. Het voorstel laat de mogelijkheden
om restrictievereisten op te leggen echter volledig aan de lidstaten. Deze leden vragen
daarbij of het kabinet hier ruimte ziet om de Europese Commissie te verzoeken bredere
verplichtingen op te stellen die ervoor kunnen zorgen dat de verschillende lidstaten
deze certificaten eenduidig behandelen. Hoe is het kabinet voornemens te verzekeren
dat negatieve testbewijzen en positieve vaccinatiebewijzen in alle lidstaten worden
geaccepteerd? De leden van de GroenLinks-fractie zouden ervoor willen waken dat er
lidstaten zijn die alleen een positief vaccinatiebewijs accepteren als toegangsbewijs.
Deelt het kabinet deze opvatting?
De leden van de GroenLinks-fractie hebben tevens vragen over de tijdlijn. Het kabinet
geeft aan dat het voor hem van belang is dat aan «lidstaten voldoende tijd en middelen
geboden worden voor het faciliteren van de uitgifte van dergelijke bewijzen». Genoemde
leden vragen hierbij wat het kabinet verstaat onder «voldoende tijd», om hoeveel maanden
of weken gaat dit? Ook vragen deze leden wat het kabinet verstaat onder «voldoende
middelen»? Zou het kabinet dit verder kunnen specificeren?
Daarnaast vragen de leden van de GroenLinks-fractie of het kabinet voornemens is zich
op EU-niveau in te zetten om ervoor te zorgen dat de testcapaciteit in alle lidstaten
toegankelijk en tegen een redelijke prijs beschikbaar is. Genoemde leden beschouwen
betaalbare en toegankelijke testcapaciteit immers als een cruciaal onderdeel van het
waarborgen van non-discriminatie als een negatief testbewijs een voorwaarde voor vrij
verkeer van personen is. Deelt het kabinet deze opvatting? Zo ja, hoe gaat het kabinet
zich inzetten om dit te waarborgen?
De leden van de GroenLinks-fractie zijn daarnaast verheugd te lezen dat het kabinet
zich ervoor zal inzetten dat het element van non-discriminatie nog duidelijker wordt
benoemd in de verordening. Deze leden vragen hierbij wat specifiek de inzet van het
kabinet is. Zij vragen tevens welk doel het kabinet voor zichzelf heeft gesteld met
betrekking tot het verzekeren van non-discriminatie.
De leden van de GroenLinks-fractie hebben daarnaast nog enkele vragen betreffende
de persoonlijke levenssfeer. Genoemde leden zijn van mening dat het niet mogelijk
moet zijn voor de autoriteiten die de certificaten afgeven om de persoonsgegevens
geassocieerd met deze certificaten op te slaan in een centrale database. Deelt het
kabinet deze opvatting? Zo ja, gaat het kabinet zich inzetten voor een verbod op centrale
dataopslag op Europees niveau of het niveau van de lidstaten om te garanderen dat
lidstaten geen database van persoonsgegevens kunnen creëren waarin te zien is wie
op welk moment getest of gevaccineerd is? Genoemde leden hebben zorgen omtrent het
digitale groene certificaat en het eventuele gebruik hiervan voor massasurveillance.
Deze leden vragen daarom of het kabinet, om een systeem van massasurveillance te voorkomen,
voornemens is ervoor te zorgen dat niemand een melding krijgt of kan zien, ook de
uitgevende autoriteit niet, waar en wanneer personen hun digitale groene certificaat
laten scannen? Deelt het kabinet voorts de mening dat het voor een land van bestemming
enkel en alleen nodig is om te verifiëren of iemand in het bezit is van een geldig
certificaat en er geen reden is om welke informatie dan ook hieromtrent op te slaan,
bijvoorbeeld of iemand is gevaccineerd of getest? Bevat het voorstel zoals dat er
nu ligt een duidelijk verbod op het onnodig opslaan van informatie door bestemmingslanden?
Is het kabinet bereid om zich daarvoor in te zetten?
De leden van de GroenLinks-fractie constateren daarnaast dat het kabinet in zijn brief
aangeeft dat «het kabinet van mening [is] dat deze termijn in lijn met de AVG nader
gespecificeerd dient te worden». Wat is de inzet van het kabinet met betrekking tot
deze termijn? Hoeveel maanden of weken zou het kabinet de persoonsgegevens voor de
uitgifte van certificaten willen bewaren? Deze leden zijn ook benieuwd naar de uitwerking
van de digitale infrastructuur met betrekking tot het vertrouwenskader voor de afgifte
en verificatie van certificaten, zonder bij de verificatie persoonsgegevens te hoeven
delen. Zij vragen wie de digitale infrastructuur daadwerkelijk opzet en hoe de betrokken
partijen geselecteerd worden. Deze leden zijn bezorgd over de mogelijkheid dat grote
(niet-Europese) tech-bedrijven hierbij een dominante rol weten te bemachtigen, met
risico’s voor de persoonlijke levenssfeer, voor de veiligheid, en voor Europa’s strategische
autonomie in het digitale domein. Deelt het kabinet deze zorg? Zo nee, waarom niet?
Zo ja, wat onderneemt het kabinet om dit te ondervangen? Is het kabinet bijvoorbeeld
bereid om zich ervoor in te zetten dat universiteiten, maatschappelijke organisaties,
en privacy- en cybersecurity-deskundigen nadrukkelijk worden betrokken bij het opzetten
van de benodigde digitale infrastructuur? Hoe zal het kabinet verzekeren dat het systeem
wordt gebaseerd op een openbare open source Public Key Infrastructure (PKI) voor hoge
privacy standaarden, zoals afgesproken in de richtsnoeren over het bewijs van inenting
voor medische doeleinden binnen het eGezondheid Netwerk?
De leden van de GroenLinks-fractie merken daarnaast op dat het kabinet van mening
is dat «Mondiale interoperabiliteit of minimaal het streven naar hoe dit voorstel
zich verhoudt tot de inspanningen van bijvoorbeeld de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie
(ICAO), de International Air Transport Association (IATA) en de WHO ten aanzien van
test-, vaccinatie- en/of herstelbewijzen» wenselijk zou zijn. Kan het kabinet deze
wens verder specificeren? Wat zijn de doelen van het kabinet betreffende het voorstel
van de Europese Commissie en de wensen van de luchtvaartorganisaties?
Vragen en opmerkingen van de FvD-fractie
De leden van de FvD-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsappreciatie betreffende
het digitale groen certificaat.
Genoemde leden zijn erg bezorgd over het voornemen van het kabinet om een «digitaal
groen certificaat» in te voeren. Het invoeren van een dergelijk «vaccinatiepaspoort»
betekent dat Nederlanders die zich niet willen laten vaccineren niet langer onbelemmerd
door de EU kunnen reizen, maar zich voor elke Europese reis eerst zullen moeten laten
testen en wellicht ook een quarantaineperiode in acht moeten nemen. Voor deze leden
staat dit gelijk aan een (indirecte) vaccinatieverplichting én een beroving van een
fundamentele vrijheid: als u zich niet wil laten vaccineren kunt u straks niet langer
vrij reizen.
Dit terwijl onderzoek inmiddels heeft uitgewezen dat de Infection Fatality Rate (IFR)
van Covid-19 vergelijkbaar is met die van een (stevige) griep.9 Dit terwijl veel testen zoals de PCR-test bewezen onbetrouwbaar zijn.10 Dit terwijl het aantal aanwijzingen toeneemt dat (experimentele) vaccins serieuze
bijwerkingen hebben.11
Kan het kabinet uitleggen waarom een dergelijk vaccinatiepaspoort bij Covid-19 verplicht
wordt om vrij en onbelemmerd (dat wil zeggen zonder zich te moeten laten testen en
eerst in quarantaine te moeten) in de EU te kunnen reizen, terwijl dit soort zorgelijke
aanwijzingen met betrekking tot de veiligheid en betrouwbaarheid van de tests en vaccins
zich opstapelen en het nog maar een jaar geleden ondenkbaar zou zijn om dergelijke
belemmeringen op te leggen aan diegenen die ervoor gekozen hebben zich niet te willen
laten inenten tegen de jaarlijkse seizoensgriep met, nogmaals, een vergelijkbare IFR?
Het kabinet stelt op pagina 4/5 van zijn brief dat er geen sprake zal zijn van «drang
of dwang» bij vaccineren. Kan het kabinet dan echter vertellen welke reisbelemmeringen
concreet worden opgeworpen voor diegenen die zich niet kunnen of willen laten vaccineren?
Hoe lang zullen ze in quarantaine moeten? Wie bepaalt dat straks eigenlijk? De Europese
Unie? Hoe gemakkelijk kan men zich laten testen? Op een paar locaties in Nederland?
Of kan men de «reistesten» straks zelf kopen bij de apotheek? Tevens vragen deze leden
hoe duur deze testen worden.
De leden van de fractie van Forum voor Democratie vragen, dat gesteld dat men bij
elke Europese reis straks, bij gebrek aan een «digitaal groen certificaat», zoals
nu gebruikelijk is, 50 euro voor een sneltest moet betalen en vervolgens bijvoorbeeld
voor de zekerheid nog eerst een week in quarantaine moet in het Europese land van
aankomst, is er dan, volgens het kabinet, nog steeds sprake van «gelijkwaardige alternatieven»,
zoals gesteld op pagina 3 van de brief, en van «vrije keuze zonder drang of dwang»,
waar het kabinet over schrijft op pagina 4/5? Indien het antwoord hierop «ja» luidt,
wanneer is dan wél sprake van «drang»?
Vragen en opmerkingen van de ChristenUnie-fractie
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen
van de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister
van Justitie en Veiligheid over de kabinetsappreciatie betreffende het digitaal groen
certificaat. Zij hebben daarbij enkele opmerkingen en vragen.
De fractie van de ChristenUnie vindt het belangrijk dat een groen certificaat niet
discrimineert tussen gevaccineerden en niet-gevaccineerden. Het is goed dat deze notie ook terug te lezen is in het voorstel voor de
verordening. Genoemde leden zijn blij terug te lezen dat het kabinet voornemens is
dit non-discriminatiebeginsel nog duidelijker te laten benoemen in de verordening.
Deze leden stellen voor dat in het licht van het non-discriminatiebeginsel in de verordening
expliciet wordt opgenomen dat een digitaal groen certificaat geen onderscheid maakt
in de rechten die kunnen worden verleend op basis van een vaccinatiecertificaat, een
testcertificaat en een herstelcertificaat. Deze leden stellen tevens voor om met het
oog op de persoonlijke levenssfeer in de verordening op te laten nemen dat slechts
voor de eigenaar van het certificaat te zien is waarop het groene certificaat is gebaseerd
(vaccinatie, test of herstel). Wat is de mening van het kabinet over deze voorstellen
van deze leden?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen het kabinet naar de status van een digitaal
groen certificaat. Deze leden lezen in de kabinetsappreciatie dat het kabinet het
van belang acht dat vaccinatiebewijzen ingezet worden op basis van kennis over de
werking van vaccineren op transmissie van het virus en alleen als gelijkwaardig alternatief
voor een negatieve testuitslag of een bewijs van een doorgemaakte Covid-19-infectie.
Kan het kabinet bevestigen dat zolang er niet voldoende zekerheid is over de effectiviteit
van de vaccins op de transmissie van het virus, een vaccinatiebewijs niet wordt opgenomen
als mogelijke basis voor een digitaal groen certificaat?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen tevens welk orgaan het oordeel over de
werking van de vaccins geeft. Is dat het EMA? Of maakt elke lidstaat hierin zelfstandig
nog een afweging? Deze leden vragen tevens op welke termijn verwacht wordt dat voldoende
zekerheid is verkregen over het effect van de vaccinaties.
Deze leden refereren in dit kader ook aan het recente advies naar aanleiding van het
104e OMT (d.d. 15 maart 2021) 12 waarin wordt geadviseerd vooralsnog iedereen voor een toegangsbewijs met een antigeentest
op een actuele infectie dan wel op zogenaamde «besmettelijkheid» te testen, dus ook
de personen die een bewezen COVID-19 infectieziekte hebben doorgemaakt of die gevaccineerd
zijn. Behoudt elke lidstaat de bevoegdheid om zelf te bepalen hoe een digitaal groen
certificaat wordt ingezet en dit bijvoorbeeld alleen te laten baseren op een testcertificaat?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen het kabinet of mensen zonder klachten
die zich niet willen laten testen, bij het onderhavige voorstel van de Europese Commissie
wel te maken krijgen met belemmeringen in het vrije verkeer van personen.
Ten aanzien van de appreciatie door het kabinet van de subsidiariteit van het voorstel
vragen deze leden hoe dit voorstel nu hinder in het vrije verkeer van personen gaat
voorkomen. Afwezigheid van actie op EU-niveau zou er inderdaad toe kunnen leiden dat
lidstaten verschillende systemen vaststellen, waarmee burgers die gebruik maken van
hun recht op vrij verkeer hinder zouden kunnen ondervinden. De eisen die in het certificaat
worden gesteld, brengen toch ook hinder met zich mee? Deze leden vragen hier om een
uitleg.
De leden van de ChristenUnie-fractie zouden willen dat er een maximale termijn van
zes maanden gesteld wordt aan het certificaat, die niet automatisch verlengd wordt.
Gaat het kabinet zich hier niet slechts voor inzetten, maar dit als eis stellen aan
het voorstel?
Deze leden zijn van mening dat het besluit om bepalingen in de verordening al dan
niet op te schorten of in werking te laten treden, niet direct afhankelijk gemaakt
mag worden van het oordeel van de WHO. Uiteraard is het raadzaam de oordelen van de
WHO goed in ogenschouw te nemen, maar de EU moet beslissingen in het kader van deze
verordening zelf nemen op basis van het eigen oordeel. Gaat het kabinet deze eis stellen
aan het voorstel?
De leden van de ChristenUnie-fractie begrijpen uit de brief dat het certificaat in
de toekomst ook bij eventuele andere epidemieën ingezet kan worden. Is het kabinet
het met deze leden eens dat hiervoor steeds instemming van de Europese Raad nodig
moet zijn?
Tot slot vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie wanneer het kabinet gedetailleerder
ingaat op de garanties en randvoorwaarden die de Kamer stelt aan een digitaal groen
certificaat, aangezien herhaaldelijk is aangegeven dat dergelijke voorstellen pas
aan de orde zijn als er meer uitgewerkte kaders van het digitale groene certificaat
bekend zijn (bijvoorbeeld in het debat over de Europese Top van 25 en 26 maart 2021
(Handelingen II 2020/21, nr. 61, Debat over de Europese Top van 25 en 26 maart 2021)).
Welke zaken wil het kabinet alleen op nationaal niveau uitwerken en niet bepleiten
om te laten opnemen in de voorgestelde verordening van de Europese Commissie? Deze
leden vragen om een uitleg van deze keuze.
Vragen en opmerkingen van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de kabinetsappreciatie
over het «digitaal groen certificaat». Zij hebben de volgende vragen en opmerkingen.
BNC-fiche
Allereerst betreuren de leden van de SGP-fractie dat de brief met de kabinetsappreciatie
de BNC-fiches vervangt «gezien de snelheid van het Europese onderhandelingsproces».
Deze leden benadrukken dat snelheid nooit ten koste mag gaan van zorgvuldigheid en
volledigheid, zowel inhoudelijk als procedureel. Zij verzoeken het kabinet dringend
hierop (voortaan) geen uitzonderingen te maken, en vragen een heldere toezegging op
dit punt.
Rechtsgrondslag
De rechtsgrondslag van Verordening COM (2021) 130 wordt gevonden in het vrije verkeer
van personen in de Europese Unie zoals vastgelegd in artikel 21 van het Verdrag betreffende
de werking van de Europese Unie (VWEU).13 De leden van de SGP-fractie zijn van mening dat dit verdragsartikel dusdanig vaak
en breed wordt toegepast, dat het de functionaliteit krijgt van een «juridische passe-partout».
Het artikel wordt als het ware een loper om verschillende sloten, die normaal gesproken
allemaal met een aparte sleutel worden geopend, mee te openen. Zodoende kan door middel
van beroep op het vrije verkeer (van personen) vrijwel altijd een «Europese» oplossing
gezocht en gerechtvaardigd worden voor problemen die slechts in beperkte mate raken
aan grensoverschrijdend verkeer binnen de Europese Unie. Begrijpt en deelt het kabinet
deze zienswijze? Hoe wenselijk acht hij deze situatie? In hoeverre botst dit, of kan
dit conflicteren, met de letter en geest van de Unieverdragen, waarin de bevoegdheidsverdeling
tussen de EU en haar lidstaten is vastgelegd? Welke begrenzingen zijn er aan de toepassing
van artikel 21 VWEU als rechtsgrondslag, zo vragen de leden van de SGP-fractie.
De leden van de SGP-fractie zijn bezorgd over het beschreven fenomeen. De EU kan hiermee
aanzienlijke invloed claimen en verwerven op terreinen waar de EU anderszins geen,
of slechts een ondersteunende of gedeelde bevoegdheid heeft. Het gebruik van aparte
sleutels voor verschillende sloten, om op deze beeldspraak voort te bouwen, kan Unievoorstellen
voorzien van een meer solide rechtsbasis en de democratische legitimiteit ervan bevorderen,
omdat nationale parlementen (een kleiner aantal) EU-voorstellen op specifiekere criteria
kunnen toetsen. Dit doet niet alleen recht aan de positie van de lidstaten, maar is
ook wenselijk voor de rechtsstatelijkheid van de EU zelf. Het valt te begrijpen dat
de rechtsstaat van EU-lidstaten regelmatig onder een vergrootglas ligt, maar wie of
wat anders dan primair de Europese Raad, de Raad van de EU en de nationale parlementen
dienen te toetsen en signaleren wanneer de Europese Unie en haar instituties voorstellen
doen of initiatieven nemen die redelijkerwijs of aantoonbaar (veel) verder gaan dan
is vastgelegd in de verdragen waarop de Europese Unie gegrondvest is? De leden van
de SGP-fractie vragen of het kabinet de zienswijze van deze leden deelt inzake de
noodzaak van een solide rechtsbasis van EU-voorstellen, ten behoeve van optimale democratische
legitimatie en van kritische tegenmacht binnen de EU, en op welke wijze Nederland
daar zelf ook in dezen aan bijdraagt.
Subsidiariteit en alternatieven
De tweede vraag die de leden van de SGP-fractie stellen over de verordening, is of
deze nodig is om het beoogde doel te bereiken. Met andere woorden, hoe verhoudt het
voorstel zich tot het subsidiariteitsbeginsel? De Europese Commissie zegt met dit
voorstel te streven naar een «goed gecoördineerde, voorspelbare en transparante aanpak
van de vaststelling van beperkingen van het vrije verkeer». De Europese Commissie
wijst op het probleem van verschillende rondom door lidstaten opgelegde verplichtingen
of eisen aan personen die vanuit risicogebieden in een andere lidstaat reizen. Is
echter het doel van «uniformiteit» en van «coördinatie, transparantie en voorspelbaarheid»
niet eveneens te bereiken via gedegen onderlinge (bi-of multilaterale) afspraken tussen
de lidstaten, zodat een «digitaal groen certificaat» in het geheel niet nodig is,
zo vragen de leden van de SGP-fractie.
De Europese Commissie geeft aan dat dit voorstel «ten volle de bevoegdheden van de
lidstaten ten aanzien van de bepaling van hun gezondheidsbeleid (artikel 168 VWEU)
eerbiedigt». Hoe verhoudt deze «vrijheid van gezondheidsbeleid» zich echter tot het
voorgestelde vaste EU-kader in de context van Covid-19, zo vragen de leden van de
SGP-fractie.
De leden van de SGP-fractie wijzen voorts op de kritiek en tegenstand van de WHO inzake
een «vaccinatiepaspoort». Dan gaat het onder meer over de daadwerkelijke en langdurige
bescherming tegen besmetting met verspreiding van Covid-19 na vaccinatie.14 Kan het kabinet aangeven welk medisch-wetenschappelijk bewijs er inmiddels is voor
daadwerkelijke bescherming van vaccins tegen transmissie van het virus? Welke wetenschappelijke
grondslag bestaat er voor een zogenaamd «herstelbewijs»?
Evenredigheid
In de verordening doet de Europese Commissie voorstellen voor een EU-kader voor de
afgifte, verificatie en aanvaarding van vaccinatiecertificaten, en van documenten
ter staving van een negatief testresultaat en documenten waaruit blijkt dat de betrokkene
is hersteld van een eerdere besmetting. De leden van de SGP-fractie vragen, in het
licht van voorgenoemde noties, of een EU-kader niet verder gaat dan wat strikt noodzakelijk
is. Weliswaar maken niet-interoperabele systemen en certificaten het «lastig» om gebruik
te maken van het recht op vrij verkeer, zoals ook de kabinetsappreciatie verwoordt,
maar dit is tegelijkertijd ook niet «onmogelijk». Bovendien kan interoperabiliteit
ook door middel van coördinatie tussen lidstaten gerealiseerd worden. Deelt het kabinet
deze kritiek?
Voorts vragen de leden van de SGP-fractie hoe tijdelijk dit voorstel zal blijken wanneer
«de kogel eenmaal door de kerk is». Het valt op dat de Europese Commissie niet spreekt
over «beëindiging» maar over «opschorting» zodra de Covid-19-pandemie voorbij is.
Waarom is voor deze specifieke formulering gekozen? Onder welke voorwaarden kan toch
overgegaan worden tot behoud van een «digitaal groen certificaat», in plaats van beëindiging
zodra deze pandemie voorbij is? Met andere woorden: is dit voorstel tijdelijk, ja
of nee? Er kunnen zich immers altijd andere epidemieën of pandemieën voordoen, of
anderszins redenen en argumenten gevonden worden, om aan de eenmaal opgestelde kaders
vast te houden. Hoe zou het kabinet met een dergelijke discussie omgaan?
De leden van de SGP-fractie lezen dat het Portugese voorzitterschap zich ervoor inzet
binnen drie maanden tot een politiek akkoord te komen over het «groene certificaat».
Zij vragen hoe dit traject zich verhoudt tot het feit dat Europese landen alles op
alles zetten om aan het begin van de zomer een zo hoog mogelijke vaccinatiegraad te
bereiken. De Minister van VWS heeft aangegeven dat medio juli 2021 voor iedere Nederlander
ouder dan 18 jaar een vaccin beschikbaar is. Het is niet onwaarschijnlijk dat er in
juli 2021 al een dusdanig hoge vaccinatiegraad is bereikt, dat maatregelen kunnen
worden afgeschaald. Kan het kabinet aangeven of hij van mening is dat in een dergelijke
situatie een «groene pas» nog steeds gerechtvaardigd is om het vrije verkeer van personen
weer mogelijk te maken? Begrijpt hij de zorgen van de SGP-fractie dat het certificaat
weleens veel minder tijdelijk zal zijn dan het wordt gepresenteerd door de Europese
Commissie?
Ethische bezwaren
De leden van de SGP-fractie constateren dat het bezit van een digitaal groen certificaat,
met name een vaccinatiecertificaat, geen voorwaarde mag zijn voor de uitoefening van
het recht van vrij verkeer. Dat is op zichzelf een goede zaak: een «groene pas» mag
inderdaad geen «rode kaart» zijn voor niet-gevaccineerden. Wordt deze mening echter
ook gedeeld door andere lidstaten? Kunnen Nederland, Italië of Polen wellicht alsnog
kiezen voor het uitsluiten van niet-gevaccineerden?
Deze leden vrezen dat de voorgestelde oplossing discriminatie in de hand werkt. Ten
eerste bestaan er tussen EU-lidstaten belangrijke verschillen in het vaccinatie- en
testbeleid, zodat burgers in de ene lidstaat moeilijker en/of later aan de EU-kaders
zullen kunnen voldoen dan burgers in de andere lidstaat. Daarbij bestaan er binnen
lidstaten ook aanzienlijke verschillen tussen leeftijdsgroepen in termen van onder
meer vaccinatiegraad. Hoe verhoudt de verordening zich in dit licht tot het beginsel
van non-discriminatie op basis van nationaliteit of leeftijd? Geldt dit niet evenzeer
voor «derdelanders», voor wie geldt dat de ene overheid veel beter in staat zal zijn
de burgers aan EU-kaders te laten voldoen dan de andere, zo vragen de leden van de
SGP-fractie.
De leden van de SGP-fractie lezen dat de Europese Commissie benadrukt dat ongevaccineerde
EU-burgers en hun familieleden hun recht op vrij verkeer moeten kunnen blijven uitoefenen,
waar nodig met inachtneming van test- of quarantaineverplichtingen. Er mag geen (indirecte)
verplichting zijn tot vaccinatie als voorwaarde voor de uitoefening van vrij verkeer
van personen. Genoemde leden ondersteunen dit van harte, maar maken zich wel zorgen
over de situatie wanneer de vaccinatiegraad hoog is en vaccinatie voor iedereen beschikbaar
is. Kan het kabinet garanderen dat ook in een dergelijke situatie, waarin hoogstwaarschijnlijk
veel beperkende maatregelen zullen worden opgeheven, het alternatief van een testbewijs
in plaats van vaccinatiebewijs zal blijven bestaan? De leden van de SGP-fractie kunnen
zich namelijk indenken dat er druk zal ontstaan om vanaf dat moment het certificaat
te beperken tot een vaccinatiebewijs, wat veel eenvoudiger is in de uitvoering. Zij
horen graag hoe het kabinet hierover denkt.
Technologische bezwaren
Ook zijn de leden van de SGP-fractie bezorgd over de technologische risico’s van het
digitaal groen certificaat. Zijn de gegevens voldoende beveiligd? Het gaat om zeer
gevoelige privéinformatie, waar door EU-overheden inzicht in kan worden geëist. Hoe
wordt de databescherming vormgegeven? Hoe verhoudt het certificaat zich tot de AVG?
Hoe wordt voorkomen dat actoren, zowel binnen de EU als wat betreft derde mogendheden,
onbevoegd toegang krijgen tot deze gevoelige informatie en systemen? Kan bij een systeem
dat door maar liefst 27 lidstaten gebruikt wordt in geval van een digitale inbraak
nog vastgesteld worden hoe, waar, door wie, met welk doel deze inbraak plaatsvond
en welke partij(en) daarvoor aansprakelijk gehouden dienen te worden, zo vragen deze
leden. Onder meer uit recente rapportages van Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten
blijkt immers dat digitale aanvallen door bijvoorbeeld buitenlandse mogendheden allesbehalve
incidenteel zijn.15
«The Royal Society» in Groot-Brittannië heeft twaalf criteria opgesteld inzake de
ontwikkeling en het gebruik van «vaccinatiepaspoorten».16 Daarbij wordt onder meer ingegaan op zaken als databeveiliging. Kan het kabinet toelichten
of en hoe het digitaal groen certificaat voldoet aan elk van deze twaalf criteria,
zo vragen de leden van de SGP-fractie. Kan het kabinet aangeven of de Europese Commissie
überhaupt ethici heeft laten meedenken bij de totstandkoming van de «groene pas»?
Welke rol speelden zulke overwegingen binnen de kabinetsappreciatie?
Het kabinet werkt zelf aan een ««CoronaCheck app»». De leden van de SGP-fractie vragen
het kabinet om nader toe te lichten of, en zo ja, hoe deze app gekoppeld zal worden
aan het Europese digitale certificaat. Voorziet het kabinet hier problemen of risico’s
in de uitvoering en zo ja, welke?
Bijgaand ontvangt u de beantwoording van de vragen die zijn gesteld in het VSO betreffende
de kabinetsappreciatie over het voorstel van de Europese Commissie voor een verordening
van het Europees Parlement en de Raad voor een kader voor de afgifte, de verificatie
en de aanvaarding van interoperabele vaccinatie-, test- en herstelcertificaten ter
bevordering van het vrije verkeer van personen tijdens de COVID-19-pandemie (Digitaal
Groen Certificaat), die uw Kamer op 2 april jl. heeft toegezonden. Bij de beantwoording
is de volgorde van de vragen aangehouden zoals gesteld vanuit de verschillende fracties.
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsappreciatie betreffende
het voorstel voor de verordening met betrekking tot een Digitaal Groen Certificaat.17 Zij hebben hierbij nog enkele vragen en/of opmerkingen.
Vraag 1:
De leden van de VVD-fractie willen allereerst weten wat het krachtenveld is in de
EU-lidstaten met betrekking tot het Digitaal Groen Certificaat.
Antwoord 1:
Het merendeel van de lidstaten steunt de ontwikkeling van het Digitaal Groen Certificaat.
Wel verschillen de lidstaten van mening over de in-gebruik-name van het Digitaal Groen
Certificaat. Met name lidstaten die afhankelijk zijn van toerisme zijn voor een snelle
ingebruikname. Andere lidstaten geven, net als Nederland, aan dat er nog te veel onbekend
is over transmissie en immuniteit na vaccinatie en herstel. Nederland zet zich in
voor een goede balans tussen een voortvarende en zorgvuldige aanpak en houdt ontwikkelingen
op dit terrein nauwlettend in de gaten.
Vraag 2:
De leden van de VVD-fractie lezen dat lidstaten het recht behouden om, mits dat evenredig
en non-discriminatoir is, van de houders van certificaten te eisen dat zij na binnenkomst
in quarantaine gaan of een COVID-test laten uitvoeren. Wordt er, ondanks dat dit recht
voorbehouden is aan individuele lidstaten, harmonisatie tussen lidstaten met betrekking
tot deze aanvullende eisen betracht? Kan het kabinet er voorbeelden van geven wanneer
het bovenstaande evenredig en non-discriminatoir wordt geacht?
Antwoord 2:
Dit voorstel voorziet enkel in een kader voor de afgifte, de verificatie en de aanvaarding
van een interoperabel certificaat op basis van vaccinatie-, test-, of mogelijk herstelbewijs.
Omdat er momenteel nog onvoldoende duidelijk is over transmissie en immuniteit na
vaccinatie of herstel, kan er ook nog niet worden gedacht aan afstemming van aanvullende
eisen. Het voorstel voorziet wel in een grondslag om bij gedelegeerde handeling op
basis van nieuwe wetenschappelijke inzichten eventuele aanvullende eisen te stellen
aan de certificaten. De voorgestelde verordening kan echter niet regelen dat lidstaten
te allen tijde, naast vaccinatiecertificaten, ook testbewijzen en herstelbewijzen
accepteren in hun nationaal beleid, aangezien lidstaten hun eigen volksgezondheidsbeleid
bepalen.
Vraag 3:
De leden van de VVD-fractie lezen bij de uitwerking op nationaal niveau over de quarantaineplicht.
Eerder heeft het kabinet aangekondigd te werken aan een quarantaineplicht bij reizen
uit risicogebieden. Wat is de stand van zaken van het voorstel voor quarantaineplicht
bij het reizen naar Nederland? Hoe moet dit gezien worden in relatie tot deze voorstellen
voor vaccinatie-, test- en herstelcertificaten?
Antwoord 3:
Op dit moment wordt er gewerkt aan een wetsvoorstel dat voorziet in een quarantaineplicht
voor reizigers uit hoogrisicogebieden. Dit wetsvoorstel zal uw Kamer zo spoedig mogelijk
toekomen. Reizigers die beschikken over een negatief testbewijs zullen bij aankomst
in Nederland niet worden vrijgesteld van de quarantaineplicht. Een test is een momentopname.
Wanneer deze test bijvoorbeeld te vroeg in de incubatietijd wordt afgenomen kan het
testresultaat negatief zijn terwijl de reiziger wel besmet is met het coronavirus.
Op dit moment zullen reizigers die beschikken over een vaccinatiebewijs ook niet worden
uitgezonderd van de quarantainemaatregel. Of een vaccinatiebewijs kan dienen als alternatief
voor de negatieve testuitslag en/of de quarantainemaatregel is afhankelijk van wetenschappelijk
bewijs omtrent de rol van vaccinatie op transmissie. Op dit moment ontbreekt hiervoor
voldoende wetenschappelijke onderbouwing, ontwikkelingen hieromtrent worden nauwlettend
in de gaten gehouden.
Vraag 4:
De leden van de VVD-fractie lezen dat het herstelcertificaat volgens het voorstel
mag worden afgegeven vanaf de elfde dag na een eerste positieve test voor een SARS-CoV-2
infectie. Kan aangegeven worden wanneer meer informatie bekend wordt gemaakt over
wat de uiterste tijdsperiode mag zijn met betrekking tot de positieve test voor een
SARS-CoV-2 infectie? Met andere woorden, vanaf welke dag na een positieve test mag
het herstelcertificaat niet meer afgegeven worden, aangezien nog niet voldoende informatie
beschikbaar is over de duur van de bescherming na een besmetting en of de opgebouwde
afweer ook bescherming biedt tegen de verschillende varianten van het virus. Wordt
er bij het herstelcertificaat rekening gehouden met verschillende virusvariaties,
en zo ja, op welke manier?
Antwoord 4:
In het advies van de ECDC van 29 maart jl. (Risk of SARS-CoV-2 transmission from newly-infected
individuals with documented previous infection or vaccination 29 March 2021) wordt
op basis van wetenschappelijke onderbouwing een periode van natuurlijke immuniteit
van 5–7 maanden na een doorgemaakte infectie genoemd. Wel is deze natuurlijke bescherming
tegen re-infecties lager bij individuen boven 65 jaar. Hierbij moet opgemerkt worden
dat deze data afkomstig zijn van studies uit een periode waar virulente varianten
nog niet in groten getale in omloop waren. Het voorstel voor verordening biedt ruimte
om via gedelegeerde handelingen deze bepalingen aan te passen n.a.v. voortschrijdend
wetenschappelijk inzicht.
Vraag 5:
De leden van de VVD-factie vragen in hoeverre rekening gehouden wordt met het feit
dat houders van een herstelcertificaat, als zij verplicht worden bij binnenkomst van
een andere EU-lidstaat een COVID-test te laten doen, alsnog een positieve testuitslag
kunnen krijgen binnen acht weken na de eerste positieve COVID-19 uitslag, omdat de
test geen onderscheid kan maken tussen intacte en niet-infectieuze virusresten.
Antwoord 5:
In Nederland bestaat een alternatief voor personen die niet kunnen voldoen aan de
verplichte negatieve testverklaring, omdat zij na een doorgemaakt infectie nog langdurig
positief testen. Op dit moment dienen deze reizigers een positieve NAAT of antigeen-testuitslag
te laten zien die minimaal 2 en maximaal 8 weken oud is bij aankomst en daarnaast
een positieve NAAT-test van maximaal 72 uur en een negatieve sneltestuitslag voor
vertrek van maximaal 24 uur oud bij het aan boord gaan. Wanneer ook de antigentest
positief is, dient de reiziger aanvullend over een artsenverklaring te beschikken.
Dit voorstel laat nog steeds ruimte voor nationale en lokale teststrategieën van de
lidstaten. Het zou dus kunnen dat men ondanks een bewijs van herstel, toch in quarantaine
moet na aankomst of een test moet ondergaan. Op het herstelbewijs zal de datum van
de positieve test staan aangegeven. Nadere kennis over persisterende positieve PCR-testen
is op dit moment niet in de verordening verwerkt.
Vraag 6:
Het kabinet geeft aan dat een herstelbewijs voor zowel grensoverschrijdend reizen
als toegang tot locaties en activiteiten grondig wetenschappelijk dient te worden
onderbouwd. Hoe werkt het kabinet daaraan? Tevens vragen de leden van de VVD-fractie
wanneer daarvan de resultaten te verwachten zijn.
Antwoord 6:
Nederland pleit er in internationaal verband voor dat er eerst meer duidelijkheid
komt over de bijdrage van vaccinatie en herstel na een infectie aan de transmissie
van het virus. Het OMT heeft in eerdere adviezen (104 en 105) aangegeven dat hierover
meer duidelijkheid over nodig is. Er wordt op dit moment wereldwijd veel onderzoek
gedaan naar de bescherming van vaccinatie tegen transmissie. De wetenschappelijke
onderbouwing van die bescherming zal daarmee steeds vollediger worden. De gezondheidsraad
zal ons over de huidige stand van zaken op dit punt nog in april adviseren. Het ECDC
geeft aan dat de individuele bescherming van een eerder doorgemaakte infectie voor
ongeveer 6 maanden na die infectie aanwezig is. In diverse landen, zoals Oostenrijk
en Denemarken, waar gebruik wordt gemaakt van een herstelbewijs worden data verzameld
over de invloed van herstel op transmissie. Wij houden deze ontwikkelingen in de gaten.
Wanneer Nederland nationaal besluit herstelbewijzen en vaccinatiebewijzen te gaan
gebruiken voor toegang tot locaties en activiteiten, naast testbewijzen, kan dit als
de «Tijdelijk wet testbewijzen Covid-19» door beide Kamers is aangenomen.
Vraag 7:
Voorts lezen de leden van de VVD-fractie dat het voorstel aan de Europese Commissie
diverse bevoegdheden toekent voor uitvoeringshandelingen en gedelegeerde handelingen.
Hoe worden lidstaten daarbij betrokken? Hoe wordt de Kamer daarbij betrokken? Het
kabinet wil komen tot een nadere inkadering voor het vaststellen van gedelegeerde
handelingen en uitvoeringshandelingen. Waar denkt het kabinet dan aan?
Antwoord 7:
In het voorstel voor de verordening zijn bevoegdheden tot het vaststellen van gedelegeerde
handelingen en uitvoeringshandelingen voorgesteld. Voor wat betreft de betrokkenheid
van de lidstaten bij de vaststelling van uitvoeringshandelingen geldt dat de Commissie
bij de vaststelling daarvan wordt bijgestaan door een comité van vertegenwoordigers
uit de lidstaten. Dit betekent dat de Commissie een voorstel voor een uitvoeringshandeling
moet voorleggen aan dit comité. In dit geval dient de Commissie de uitvoeringshandelingen
vast te stellen door middel van de zogenoemde onderzoeksprocedure. Dit is de procedure
met de zwaarste controle vanuit de lidstaten, waarin de lidstaten vertegenwoordigd
in het comité de Commissie een «rood sein» kunnen geven. Met andere woorden: bij een
negatief advies van het comité, kan de Commissie de uitvoeringshandeling niet vaststellen.
Voor wat betreft de bevoegdheid voor de vaststelling van gedelegeerde handelingen
en de betrokkenheid van de lidstaten daarbij, geldt dat de Commissie verplicht is
deskundigen van de lidstaten te raadplegen bij de voorbereiding van gedelegeerde handelingen.
Verder beschikken het Europees Parlement en de Raad ieder over de bevoegdheid om bezwaar
aan te tekenen tegen een (ontwerp) gedelegeerde handeling. Daarnaast kunnen zij elk
voor zich, of samen, besluiten de bevoegdheidsdelegatie aan de Commissie in te trekken.
Wat betreft de vraag naar de betrokkenheid van de Tweede Kamer bij de vaststelling
van gedelegeerde en uitvoeringshandelingen, kan erop worden gewezen dat de informatieafspraken
die met uw Kamer in dit verband gemaakt zijn inhouden dat de Kamer wordt geïnformeerd
op moment van toekenning van de (nieuwe) bevoegdheid aan de Commissie tot het vaststellen
van gedelegeerde of uitvoeringshandelingen.
Het kabinet zet zich ervoor in, gesteund door andere lidstaten, de verschillende bevoegdheden
voor de Commissie om gedelegeerde handelingen vast te stellen zoveel mogelijk in te
kaderen met betrekking tot de inhoud, om de uitoefening van die bevoegdheid te beperken
tot daar waar dat strikt noodzakelijk is. Dit geldt voor de voorgestelde gedelegeerde
bevoegdheden t.a.v. de wijziging van de gegevensvelden in de bijlage en de vaststelling
van de geldigheidsduur van het herstelcertificaat.
Ten aanzien van de gedelegeerde bevoegdheid in het oorspronkelijke voorstel van de
Commissie om de toepassing van bepalingen van de verordening op te schorten of weer
te activeren is de inzet van Nederland erop gericht om deze gedelegeerde bevoegdheid
in zijn geheel te schrappen, omdat dit volgens het kabinet zou moeten worden voorbehouden
aan de Uniewetgever zoals in de kabinetsappreciatie van 26 maart jl. beschreven (Kamerstukken
22 112 en 25 295, nr. 3068).
Vraag 8:
De verordening geeft de Europese Commissie de bevoegdheid door middel van een gedelegeerde
handeling de toepassing van de bepalingen te hervatten indien de Wereldgezondheidsorganisatie
(WHO) een nieuwe pandemie afkondigt als gevolg van een uitbraak van SARS-CoV-2, een
variant daarvan, of soortgelijke besmettelijke ziekten met epidemisch potentieel.
De leden van de VVD-fractie vinden het belangrijk dat dit met voldoende waarborgen
wordt omgeven. Met welke waarborgen is deze bevoegdheid omschreven? Indien de bepalingen
hervat worden, gelden deze dan voor alle lidstaten? Zo ja, hoe wordt gewaarborgd dat
individuele lidstaten niet onevenredig getroffen worden door de bepalingen, indien
er in de desbetreffende lidstaat geen sprake is van een epidemie? Kan het kabinet
voorts aangeven waarom er uitgegaan is van een ziekte met een epidemisch potentieel
en niet een pandemisch potentieel? Hoe worden lidstaten betrokken bij de toepassing
van de bepalingen en hoe vindt daar dan eventueel besluitvorming over plaats? Hoe
ziet het krachtenveld eruit op dit punt, ook om de Uniewetgever over het stopzetten
of weer activeren van de verordening te doen besluiten? Tevens vragen genoemde leden
hoe het gesteld is met het tijdelijke karakter van de verordening.
Antwoord 8:
Het kabinet zet zich ervoor in om een verordening aan te nemen met een beperkte geldigheidsduur
zoals 12 maanden, waarbij in de tussentijd de effectiviteit van de verordening geëvalueerd
wordt. Het kabinet acht het van belang dat de verordening niet enkel wordt beëindigd
of opgeschort op basis van uitspraken van de Directeur-Generaal van de Wereld Gezondheidsorganisatie.
Het kabinet acht het bovendien onwenselijk dat dit instrument kan worden ingezet voor
andere epidemieën of pandemieën. In de aangepaste versie vanuit de onderhandelingen
is er van deze bevoegdheid ook geen sprake meer. Mocht de epidemiologische situatie
in Europa het noodzakelijk maken dat de geldigheidsduur van de verordening wordt verlengd,
dan is het de wens van het kabinet dat de Commissie met een voorstel komt om dit te
regelen. De Europese lidstaten steunen in overgrote meerderheid de kabinetsinzet hierop,
dit blijkt mede uit het feit dat voorgestelde aanpassingen tav bevoegdheid en tijdelijk
karakter meegenomen zijn in de laatste versie van het Voorzitterschap.
Vraag 9:
De leden van de VVD-fractie lezen dat het kabinet zich ervoor zal inzetten dat het
element van non-discriminatie nog duidelijker wordt benoemd in de verordening. Kan
het kabinet aangeven hoe deze inzet eruit zal zien?
Antwoord 9:
Het is voor het kabinet van belang dat Nederlanders die zich (nog) niet hebben kunnen
of willen laten vaccineren zo min mogelijk beperkt worden in hun bewegingsvrijheid.
Als het gaat om het reizen binnen de Unie zet het kabinet zich ervoor in dat er naast
een vaccinatiebewijs gelijkwaardige alternatieven beschikbaar zijn. Het huidige voorstel
is daarmee in lijn, omdat het lidstaten de mogelijkheid geeft naast vaccinatiebewijzen
ook testbewijzen en herstelbewijzen uit te geven en wederzijds te erkennen. Op basis
van het Unierecht geldt al dat beperkingen op het vrij verkeer met als doel het beschermen
van de volksgezondheid proportioneel en noodzakelijk moeten zijn. Deze voorgestelde
verordening kan, aangezien lidstaten het volksgezondheidsbeleid bepalen, niet regelen
dat lidstaten te allen tijde naast vaccinatiecertificaten ook testbewijzen en herstelbewijzen
accepteren in hun nationaal beleid. Het voorstel biedt volgens het kabinet in de huidige
versie wel voldoende mogelijkheden voor de inzet van alternatieven door lidstaten,
als onderdeel van het digitaal groen certificaat of in het kader van nationaal beleid.
Het kabinet zal zich inzetten voor het beschikbaar zijn van gelijkwaardige alternatieven
voor Nederlandse reizigers.
Vraag 10:
Kan het kabinet voorts aangeven wanneer het advies van de Gezondheidsraad verwacht
wordt over de transmissie van het virus na het vaccineren?
Antwoord 10:
De Gezondheidsraad is gevraagd wat de verwachting is over het effect van vaccinatie
op de transmissie van SARS-CoV-2 in Nederland en ook hoe dit moet worden beoordeeld
in de internationale context waarin verspreiding kan blijven plaatsvinden. Het advies
hierover wordtin de loop van april verwacht. Het ECDC speelt hierin ook een rol; op
29 maart jl. heeft het ECDC een technisch report gepubliceerd dat een review bevat
van beschikbare wetenschappelijke studies met betrekking tot transmissie na vaccinatie
en eerdere besmetting. In deze publicatie geeft het ECDC aan dat er aanwijzingen zijn
dat vaccinatie de viral load en symptomatische/asymptomatische infecties bij gevaccineerde personen significant vermindert.
Dit zou zich kunnen vertalen in verminderde overdracht. De werking verschilt echter
per vaccin en doelgroep. Het ECDC geeft echter ook aan dat de follow-up-periodes van
gevaccineerde personen nog niet lang genoeg zijn om conclusies te trekken over de
duur van de bescherming tegen infectie op lange termijn. Of lidstaten een vaccinatiebewijs
accepteren als bijvoorbeeld alternatief voor een negatief testbewijs en/of quarantaine
voor inkomende reizigers is aan de lidstaten zelf. Het kabinet is van mening dat hiervoor
eerst meer wetenschappelijk bewijs beschikbaar dient te zijn over de bijdrage van
vaccinatie en herstel na een infectie aan de transmissie van het virus. Het OMT heeft
in eerdere adviezen (104 en 105) aangegeven dat hierover meer duidelijkheid over nodig
is. Er wordt op dit moment wereldwijd veel onderzoek gedaan naar de bescherming van
vaccinatie tegen transmissie. De wetenschappelijke onderbouwing van die bescherming
zal daarmee steeds vollediger worden. De gezondheidsraad zal ons over de huidige stand
van zaken op dit punt nog in april adviseren. Het ECDC geeft aan dat de individuele
bescherming van een eerder doorgemaakte infectie voor ongeveer 6 maanden na die infectie
aanwezig is. In diverse landen, zoals Oostenrijk en Denemarken, waar gebruik wordt
gemaakt van een herstelbewijs worden data verzameld over de invloed van herstel op
transmissie. Ten slotte geldt in Nederland een andere situatie dan voor veel andere
gebieden in de wereld. Zo worden in Nederland momenteel drie verschillende vaccins
ingezet, en zijn er verschillende mutaties van het COVID-19 virus bekend. De resultaten
van de onderzoeken die in de verschillende landen zijn uitgevoerd, zijn daarom niet
één op één toe te passen in Nederland.
Vraag 11:
In de appreciatie wordt gesteld dat de inzet zou moeten zijn dat bewijzen die elders
ontwikkeld worden niet leiden tot een indirecte vaccinatieplicht voor het bezoek aan
non-EU landen, zo lezen de leden van de VVD-fractie. Hoe is het kabinet voornemens
deze inzet vorm te geven? Kan worden aangegeven welke overwegingen bij deze inzet
spelen? Welke positie neemt Nederland in, indien zich in de toekomst situaties voordoen
die tot een indirecte vaccinatieplicht leiden voor het bezoek aan een non-EU-land?
Antwoord 11:
Het kabinet acht het wenselijk te streven naar mondiale interoperabiliteit of, op
zijn minst mogelijke aansluiting bij de inspanningen van bijvoorbeeld de Internationale
Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO), de International Air Transport Association (IATA)
en de WHO ten aanzien van test-, vaccinatie- en/of herstelbewijzen. Aansluiting bij
mondiale initiatieven kan in de toekomst reizen, wanneer dat weer mogelijk is, vergemakkelijken.
Ook is de Nederlandse inzet dat bewijzen die elders ontwikkeld worden niet leiden
tot een indirecte vaccinatieplicht voor het bezoek aan non-EU landen. Overigens heeft
Nederland noch de EU mogelijkheden om die inzet bij non-EU landen af te dwingen.
Vraag 12:
De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre het vaccinatie-, test- en herstelcertificaat
straks ook kan worden gebruikt om te reizen naar andere landen, of wel non-EU-landen.
Welke afspraken gaat de Europese Unie dan wel Nederland daarover maken met non-EU-landen?
In hoeverre is straks een Digitaal Groen Certificaat ook noodzakelijk en/of kan c.q.
moet deze ook gebruikt worden voor transfer-passagiers tussen EU- en non-EU-landen?
Antwoord 12:
Het gebruik van het Digitaal Groen Certificaat buiten de Europese Unie valt niet onder
het voorstel en wordt op dit moment niet geregeld. Wel zal het kabinet zich inzetten
voor gelijkwaardige alternatieven voor Nederlandse reizigers. De verordening ziet
op dit moment alleen op personen die zich al binnen de Unie bevinden. De (wederzijdse)
erkenning van gelijkwaardige certificaten van derdelanders die geen rechtmatig verblijf
in de EU hebben en zich buiten de EU bevinden is op dit moment nog onderwerp van discussie.
Nederland maakt zich hier hard voor in de onderhandelingen over de EU-verordening.
Vraag 13:
Nederland werkt aan de CoronaCheck app, waarmee een testbewijs kan worden gegenereerd
en getoond. De leden van de VVD-fractie vragen wat daarvan de stand van zaken is en
wat de planning is. Wanneer is de verkenning gereed of hierbij voor het vaccinatiebewijs
kan worden aangesloten? In hoeverre wordt ook gekeken of het herstelbewijs hier onderdeel
van kan uitmaken?
Antwoord 13:
Een eerste versie van de app is inmiddels gereed en uitgetest bij de pilots toegang
voor testen. Momenteel worden aan de hand van bevindingen van deze tests de apps (Coronacheck
en Coronacheck scanner) verder verbeterd. Bij de doorontwikkeling wordt rekening gehouden
met de mogelijke toevoeging van het «Digitaal Groen Certificaat». De Kamer wordt in
de eerstvolgende stand van zaken brief geïnformeerd of voor het vaccinatiebewijs hierbij
kan worden aangesloten. Het kabinet hecht eraan op basis van verschillende typen bewijzen
toegang te kunnen bieden aan activiteiten en voorzieningen. Dus met een negatief testbewijs,
een bewijs van vaccinatie maar ook een bewijs van herstel. De wetenschappelijke onderbouwing
is nog niet volledig en daarmee onvoldoende om daar nu een besluit over te nemen.
Het kabinet wacht de Europese besluitvorming af en zal daarna met een eigen afweging
komen. Uw Kamer zal daarover worden geïnformeerd. Nederland pleit er in internationaal
verband voor dat er eerst meer duidelijkheid komt over de bijdrage van vaccinatie
en herstel na een infectie aan de transmissie van het virus. Het OMT heeft in eerdere
adviezen (104 en 105) aangegeven dat hierover meer duidelijkheid over nodig is. Er
wordt op dit moment wereldwijd veel onderzoek gedaan naar de bescherming van vaccinatie
tegen transmissie. De wetenschappelijke onderbouwing van die bescherming zal daarmee
steeds vollediger worden. De gezondheidsraad zal ons over de huidige stand van zaken
op dit punt nog in april adviseren. Het ECDC geeft aan dat de individuele bescherming
van een eerder doorgemaakte infectie voor ongeveer 6 maanden na die infectie aanwezig
is. In diverse landen, zoals Oostenrijk en Denemarken, waar gebruik wordt gemaakt
van een herstelbewijs worden data verzameld over de invloed van herstel op transmissie.
Vraag 14:
Tenslotte vragen de leden van de VVD-fractie wanneer het Digitaal Groen Certificaat
operationeel kan zijn. Zij vragen tevens wanneer een en ander in Nederland operationeel
kan zijn. Wanneer wordt verwacht dat het Nederlandse digitale systeem gereed is voor
gebruik? Wat is het tijdpad daarvan? Is het kabinet het met de VVD-fractie eens dat
spoed gewenst is? Zo nee, waarom niet?
Antwoord 14:
Ik verwijs u hiervoor graag naar het voorgaande antwoord.
Vragen en opmerkingen van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de kabinetsappreciatie
betreffende het Digitaal Groen Certificaat. Genoemde leden steunen de inzet van het
demissionaire kabinet grotendeels. Deze leden onderstrepen het feit dat het vrije
verkeer van personen een van de fundamenten is van de Europese Unie. Deze leden ondersteunen
dan ook de inzet van dit voorstel, omdat dit vrij reizen voor personen weer mogelijk
zou maken. Wel zijn deze leden van mening dat het goed waarborgen van de persoonlijke
levenssfeer essentieel is en zij zien dan ook graag dat dit in de verordening wordt
vastgelegd. Daarbij zijn zij van mening dat dit voorstel op Europees niveau snel behandeld
moet worden, zodat de bewijzen voor de zomer 2021 al in gebruik genomen kunnen worden.
Algemene onderwerpen
Tijdpad
Vraag 15:
De leden van de D66-fractie stellen het tijdpad van de onderhandelingen aan de orde.
Genoemde leden lezen dat het Portugees voorzitterschap binnen drie maanden tot een
politiek akkoord wil komen. Dat zou net in lijn zijn met de motie van het lid Jetten,18 waarin wordt verzocht om de vaccinatiepaspoorten vóór de zomer 2021 in te zetten.
De leden van de D66-fractie vragen of dat tijdpad nog versneld kan worden. Over drie
maanden zou er vlak voor het aanvangen van de zomer een akkoord bereikt worden. Dit
lijkt echter geen tijd over te laten voor deze Kamer om zich nog over het te bereiken
akkoord uit te spreken. Het is niet wenselijk dat dit proces vertraging op loopt,
waardoor een politiek akkoord pas in de zomer bereikt zou kunnen worden. Daarbij zijn
enkele lidstaten al plannen aan het voorbereiden voor nationale coronabewijzen. Denemarken
is van plan op 21 april 2021 een dergelijk bewijs te introduceren voor horeca en winkelcentra.
Dit bewijs heeft ook betrekking op mensen die reeds gevaccineerd zijn. Te lang wachten
met het implementeren van een Europees coronabewijs kan leiden tot een wildgroei aan
nationale coronabewijzen die onvoldoende met elkaar communiceren, wat de coördinatie
tussen lidstaten verder bemoeilijkt. Wat is de opvatting van het kabinet hierover?
Antwoord 15:
Het kabinet is het eens met de D66-fractie dat het voorstel zo snel mogelijk dient
te worden aangenomen om een lappendeken van initiatieven op de interne markt te voorkomen.
Snelle aanname van het voorstel geeft de Unie en haar lidstaten voldoende tijd om
de nodige praktische en technische voorbereidingen te treffen, zodat de verordening
zo snel mogelijk kan ingaan. Gezien de vele technische en praktische voorbereidingen
die nodig zijn, acht het kabinet het niet haalbaar dit proces verder te versnellen.
Wel is het zo dat naast de voorbereidingen in regelgeving, parallel in EU-verband
ook de technische voorbereidingen plaatsvinden. De technische voorbereidingen op nationaal
niveau houden zoveel mogelijk rekening met de voorbereidingen in EU-verband. Vice
versa wordt Nederlandse expertise ingezet bij de Europese technische voorbereiding.
Vraag 16:
De leden van de D66-fractie lezen daarnaast in de kabinetsreactie dat het voorstel
van de Europese Commissie wordt beschouwd als de uitvoering van de motie van het lid
Jetten.19 Deze leden gaan er vanuit dat momenteel wordt gewerkt aan het opzetten van een nationaal
vaccinatiebewijs en dat zodra deze klaar is en het verantwoord is om deze te gebruiken,
dit vaccinatiebewijs ook direct in Nederland wordt ingezet. De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport gaf immers in het plenaire debat over de ontwikkelingen rondom het
coronavirus van 24 maart jongstleden aan: «we zullen zorgen dat we er technisch klaar
voor zijn op het moment dat we het zouden kunnen gaan gebruiken.»20 Klopt het dat de voorbereidingen van het nationale vaccinatiebewijs, als onderdeel
van een breder bewijs van niet besmettelijkheid, doorgaan, ondanks de ontwikkelingen
op Europees niveau?
Antwoord 16:
Zoals in de Kamerbrief van 8 maart jl. (Kamerstuk 25 295, nr. 1032) is aangegeven, wil het kabinet een vaccinatiebewijs als onderdeel van het Digitaal
Groen Certificaat ontwikkelen om internationaal reizen te faciliteren deze zomer.
Dit is ook in lijn met de motie van 10 maart jl. van het lid Jetten, die de regering
verzoekt om zo snel mogelijk het coronapaspoort in te voeren en in ieder geval niet
te wachten tot de zomer. Daarom is het kabinet bezig met de technische voorbereidingen
hiervoor. Dit Digitaal Groen Certificaat zal gebruikt kunnen worden om te reizen binnen
de EU daar waar de epidemiologische situatie dit toelaat. Er zijn echter, zoals gemeld
in de Kamerbrief van 8 maart jl., nog een aantal voorwaarden voordat het bewijs ook in Nederland ingezet kan worden. Zo moet er eerst meer
duidelijkheid zijn over het effect van vaccineren op virustransmissie en het effect
van doorgemaakte COVID-19 op virustransmissie. Tevens moeten het vaccinatiebewijs
en het herstelbewijs niet discriminerend werken.
Horizonbepaling
Vraag 17:
De leden van de D66-fractie lezen dat de Europese Commissie wijst op het feit dat
de bepalingen van de voorgestelde verordeningen moeten worden opgeschort zodra de
Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) aangeeft dat de COVID-19-pandemie voorbij is. Tegelijkertijd
geeft de Europese Commissie aan dat de toepassing ervan moet worden hervat indien
de WHO een nieuwe internationale gezondheidscrisis (public health emergency of international concern) afkondigt als gevolg van een uitbraak van SARS-CoV-2, een variant daarvan, of soortgelijke
besmettelijke ziekten met epidemisch potentieel. De leden van de D66-fractie zetten
hier vraagtekens bij. Deze verordening is een zwaar instrument, waardoor de Europese
vrijheden van burgers kunnen worden aangetast. Zij zijn dan ook van mening dat het
coronabewijs enkel voor de huidige pandemie gebruikt moet worden en na afloop van
deze pandemie niet opgeschort dient te worden, maar moet komen te vervallen. Deelt
het kabinet deze opvatting en zo ja, hoe gaat hij zich daarvoor inzetten?
Antwoord 17:
Het kabinet acht het onwenselijk dat dit instrument kan worden ingezet voor andere
epidemieën of pandemieën en zet zich er voor in een verordening aan te nemen met een
geldigheidsduur van 12 maanden. Mocht de epidemiologische situatie in Europa het noodzakelijk
maken dat de geldigheidsduur van de verordening wordt verlengd, dan is het de wens
van het kabinet dat de Commissie met een wetsvoorstel komt om dit te regelen. Europese
lidstaten steunen in overgrote meerderheid de Nederlandse inzet hierop.
Vraag 18:
Ten tweede lezen de leden van de D66-fractie in het voorstel dat de verloopdatum van
deze verordening aan de wereldwijde epidemiologische situatie gekoppeld zou worden,
door deze af te laten lopen als de WHO verklaart dat het einde van de pandemie is
aangebroken. De pandemie kan echter nog jaren duren, vooral op andere continenten.21 Andere landen laten daarnaast zien dat bij een hoge vaccinatiegraad, bewijzen wellicht
ook niet meer nodig zijn omdat het aantal infecties aanzienlijk daalt. Graag zouden
genoemde leden zien dat een horizonbepaling in de verordening wordt opgenomen, om
zo een eindpunt in de wetgeving vast te leggen. Na dat punt zou de wet dus volledig
moeten vervallen, en niet opgeschort worden. Wat is het standpunt van het kabinet
over een dergelijke horizonbepaling? Is het kabinet bereid dit een prioriteit te maken
in zijn inbreng in de discussie in Brussel? Welke einddatum acht het kabinet geschikt?
Antwoord 18:
Het kabinet zet zich ervoor in een verordening aan te nemen met beperkte geldigheidsduur
zoals 12 maanden, met een tussentijdse evaluatie van de effectiviteit. Het kabinet
acht het van essentieel belang dat de verordening niet kan worden opgeschort op basis
van uitspraken van de Directeur-Generaal van de Wereld Gezondheidsorganisatie. Europese
lidstaten steunen in overgrote meerderheid de Nederlandse inzet hierop. In de meest
recente versie van de verordening is de kabinetsinzet hierover overgenomen.
Vaccinatiecertificaten
Vraag 19:
Over het vaccinatiecertificaat lezen de leden van de D66-fractie dat het kabinet het
certificaat pas wil gaan gebruiken nadat uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken
dat vaccinatie ook daadwerkelijk besmettelijkheid tegen gaat. Er wordt gesteld dat
een vaccinatiebewijs een gelijkwaardig alternatief moet zijn voor een negatieve testuitslag.
Het Amerikaanse Centers for Disease Control and Prevention (CDC) meldt op 29 maart
jl. dat op basis van een grote studie het risico op infectie bij mRNA-vaccins met
90% wordt gereduceerd.22 Ook het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) meldt dat een
eerste Europese studie aantoont dat de transmissiekans met 30% tot wel 60% wordt verminderd.
Daarnaast wordt aangegeven dat er bewijs is dat vaccinatie de virusconcentratie (viral load) en daarmee de symptomatische en/of asymptomatische besmetting significant reduceert.23 Dit zijn hoopvolle signalen. Er wordt hierover momenteel advies gevraagd aan de Gezondheidsraad.
Hoelang is het kabinet echter bereid hierop te wachten? Hoe definieert het kabinet
de zinsnede in zijn brief dat vaccinatiebewijzen een «gelijkwaardig alternatief» moeten
zijn voor een negatieve testuitslag»? Wat wordt bedoeld met de term «gelijkwaardig»?
Met name in het licht dat antigeen sneltesten in 58% tot 72% van de gevallen een persoon
met COVID-19 kunnen detecteren24 en dat herstelbewijzen ook geen 100% uitsluitsel geven over een kans op besmetting.
Antwoord 19:
Zoals in de vraag wordt aangegeven lijken de eerste resultaten van de onderzoeken
over het effect van vaccinatie op transmissie positief te zijn. De Gezondheidsraad
is op 2 maart jl. gevraagd om een uitspraak te doen over het effect van vaccineren
op transmissie aan de hand van de huidige stand van de wetenschap en om dit ook in
relatie te stellen tot de internationale ontwikkelingen. Dit advies wordt in de loop
van april verwacht. Om (in)directe vaccinatieplicht te voorkomen, moet een recent
negatief testbewijs – of mogelijk een herstel bewijs na een doorgemaakte infectie
– als alternatief beschikbaar zijn. Nederland pleit er in internationaal verband voor
dat er eerst meer duidelijkheid komt over de bijdrage van vaccinatie en herstel na
een infectie aan de transmissie van het virus. Het OMT heeft in eerdere adviezen (104
en 105) aangegeven dat hierover meer duidelijkheid over nodig is. Er wordt op dit
moment wereldwijd veel onderzoek gedaan naar de bescherming van vaccinatie tegen transmissie.
De wetenschappelijke onderbouwing van die bescherming zal daarmee steeds vollediger
worden. De gezondheidsraad zal ons over de huidige stand van zaken op dit punt nog
in april adviseren. Het ECDC geeft aan dat de individuele bescherming van een eerder
doorgemaakte infectie voor ongeveer 6 maanden na die infectie aanwezig is. In diverse
landen, zoals Oostenrijk en Denemarken, waar gebruik wordt gemaakt van een herstelbewijs
worden data verzameld over de invloed van herstel op transmissie.
Het is echter niet mogelijk om een kwantitatieve uitspraak te doen over de mate van
gelijkwaardigheid van deze alternatieven. Het gaat om het bewust aanvaarden van een
mogelijk restrisico als een geaccepteerde marge, gelet op de grote belangen die hier
spelen voor de maatschappij.
Vraag 20:
De leden van de D66-fractie zijn verder benieuwd naar de Europese afstemming over
de mate van besmettelijkheid na vaccinatie. Waarom heeft het kabinet dit aan de Nederlandse
Gezondheidsraad gevraagd? Waarom wordt dit niet in Europees verband onderzocht? Waarom
worden de adviezen van de ECDC, in samenspraak met de CDC in de VS, hier niet als
standaard genomen? Hoe staan andere Europese landen tegenover de opvatting dat dit
pas gebruikt kan worden als bewezen is dat met vaccinaties de besmettelijkheid wordt
tegengegaan? Vooral omdat andere lidstaten, zoals Denemarken vanaf 21 april, vaccinatiebewijzen
al gaan inzetten?
Antwoord 20:
De Gezondheidsraad is gevraagd wat de verwachting is over het effect van vaccinatie
op de transmissie van SARS-CoV-2 in Nederland en ook hoe dit moet worden beoordeeld
in de internationale context waarin verspreiding kan blijven plaatsvinden. Het ECDC
heeft op 29 maart jl. een technisch rapport gepubliceerd dat een review bevat van
beschikbare wetenschappelijke studies met betrekking tot transmissie na vaccinatie
en eerdere besmetting. In deze publicatie geeft het ECDC aan dat er aanwijzingen zijn
dat vaccinatie de viral load en symptomatische/asymptomatische infecties bij gevaccineerde
personen significant vermindert. Dit zou zich kunnen vertalen in verminderde overdracht.
De werking verschilt echter per vaccin en doelgroep. Het ECDC geeft echter ook aan
dat de follow-up-periodes van gevaccineerde personen nog niet lang genoeg zijn om
conclusies te trekken over de duur van de bescherming tegen infectie op lange termijn.
Of lidstaten een vaccinatiebewijs accepteren als bijvoorbeeld alternatief voor een
negatief testbewijs en/of quarantaine voor inkomende reizigers is aan de lidstaten
zelf. Het kabinet is van mening dat hiervoor eerst meer wetenschappelijk bewijs beschikbaar
dient te zijn met betrekking tot de rol van vaccinatie op transmissie. Ten slotte
dat resultaten van de onderzoeken die in de verschillende landen zijn uitgevoerd,
niet één op één toe te passen zijn in Nederland vanwege de verschillen in vaccins
die wereldwijd gebruikt worden.
Vraag 21:
Met betrekking tot het verstrekken van vaccinatiecertificaten lezen de leden van de
D66-fractie tevens dat de relevante nationale autoriteiten dit certificaat mogen verstrekken
aan personen die een door het Europees Geneesmiddelen Agentschap (EMA) goedgekeurd
vaccin hebben gehad, of een vaccin dat op de WHO-lijst staat. Wat betekent dit voor
burgers van de Europese Unie die het Spoetnik vaccin hebben gehad? Hebben zij toegang
tot een vaccinatiebewijs? Tot slot vragen de leden van de D66-fractie wat dit precies
betekent voor personen die in een ander EU-land een vaccinatie hebben gekregen. Zij
vragen tevens wat dit betekent voor Europese burgers die buiten de EU gevaccineerd
zijn. Kunnen zij ook bij hun nationale autoriteiten een certificaat aanvragen? Hoe
gaat het kabinet erop toezien dat, in het complexe netwerk van de EU, waarin burgers
in verschillende landen wonen en werken, er niemand tussen wal en schip valt met betrekking
tot het vaccinatiebewijs?
Antwoord 21:
Wanneer de verordening van kracht is, regelt het dat lidstaten elkaars certificaten
moeten erkennen wanneer deze certificaten gebaseerd zijn op een vaccin welke is goedgekeurd
door het EMA. Wanneer een Europese burger wordt gevaccineerd in een van de lidstaten,
is de lidstaat verplicht om automatisch of op verzoek een certificaat uit te geven
volgens de verordening. De Europese Commissie stelt in de verordening voor om lidstaten
nationaal te laten beslissen vaccinatiestatussen te accepteren gebaseerd op vaccins
die op basis van een noodverordeningen van andere lidstaten zijn goedgekeurd. Binnen
de EU is hier nog geen consensus over, verschillende lidstaten staan hier anders in.
Nederland pleit wel voor harmonisatie in de EU op dit gebied.
Testcertificaten
Vraag 22:
De leden van de D66-fractie steunen van harte de inzet van zowel vaccinatie- als testcertificaten,
om zo de eventuele discriminerende werking en vaccinatieplicht van deze verordening
tegen te gaan. Het baart genoemde leden wel zorgen dat zij in de appreciatie niets
teruglezen over de kosten van de testen. Het kan niet zo zijn dat vaccinaties gratis
verstrekt worden door de GGD, maar dat testen die toegang verlenen tot een testcertificaat
voor hoge prijzen door private aanbieders worden verstrekt. Hoe gaat het kabinet waarborgen
dat deze testen voor iedereen betaalbaar blijven op belangrijke knooppunten zoals
treinstations, havens enzovoorts?
Antwoord 22:
Deze problematiek heeft de aandacht, maar over de precieze uitwerking kan het kabinet
uw Kamer nog geen uitsluitsel geven. Het gaat in potentie om een grote hoeveelheid
testen per dag (ca. 30.000–160.000 testen per dag). Nederland zet zich ervoor in dat
de verordening ruimte blijft laten aan lidstaten om eventueel kosten aan reizigers
door te rekenen voor testen. Voor de nationale invulling van het rekenen van kosten
voor testen voor internationaal reizen zal het kabinet een standpunt innemen wanneer
ook besloten wordt over de inzet van testbewijzen vanaf mei voor toegang tot nationale
voorzieningen. Wat betreft de kosten van het Digitaal Groen Certificaat – dat zowel
een vaccinatiebewijs, een testbewijs of een herstelbewijs kan omvatten – zet het kabinet
zich ervoor in dat lidstaten de ruimte houden om het certificaat zelf gratis of tegen
een kosteneffectief tarief te verstrekken. Wanneer besluitvorming over de nationale
inzet van het Digitaal Groen Certificaat aan de orde is, zal het kabinet de Kamer
informeren over de nationale invulling hiervan.
Herstelbewijs
Vraag 23:
De leden van de D66-fractie vragen ook met betrekking tot het herstelbewijs op welk
onderzoek het kabinet de beslissing over het al dan niet gebruiken van dit instrument
wil baseren, en welk tijdpad het kabinet hiervoor verwacht. Met name omdat het OMT
momenteel adviseert dat een geregistreerde positieve testuitslag of een positieve
serologische test niet bruikbaar zijn als vervanging van de negatieve NAAT(PCR)-test.
Zijn er lidstaten die juist wetenschappelijke adviezen krijgen dat het herstelbewijs
wél ingezet kan worden? Zo ja, welke landen zijn dat en hoe organiseren deze landen
dit «herstelbewijs»? Overwegen zij dit wel toe te voegen aan het Europese bewijs?
Ook vragen deze leden of dit herstelbewijs uiteindelijk met terugwerkende kracht verstrekt
kan worden. Zo ja, hoe wordt dit dan uitgevoerd?
Antwoord 23:
Het Europees Centrum voor ziekte preventie en bestrijding (ECDC) geeft aan dat van
personen die onlangs zijn hersteld van een COVID-19-infectie, een certificaat dat
hun herstel bevestigt binnen de afgelopen 180 dagen (niet eerder afgegeven dan elf
dagen nadat een persoon zijn eerste RT-PCR, LAMP of RADTs SARS-CoV-2 positief testresultaat)
kan worden geaccepteerd als het equivalent van de SARS-CoV-2 negatieve test. Dit advies
is gebaseerd op het feit dat individuen RT-PCR-positief kunnen blijven gedurende 10
dagen na de diagnose, maar het is onwaarschijnlijk dat ze na 10 dagen besmettelijke
virusdeeltjes zullen dragen. Bewijs uit observationele en immunologische onderzoeken
wijst op een bescherming tegen herinfectie of een immunologisch geheugen in het bereik
van drie tot acht maanden na infectie. Maar meer longitudinale observationele studies
zijn nodig om de feitelijke bescherming die door het immuunsysteem wordt geboden beter
te definiëren en de duur van een dergelijke bescherming vast te stellen. In het licht
van het beschikbare bewijs is het, volgens het ECDC, redelijk om te overwegen om de
vereisten voor quarantaine en testen bij personen die in de afgelopen 180 dagen hersteld
zijn van een door laboratoriumonderzoek bevestigde SARS-CoV-2-infectie. Er ontbreekt
echter momenteel bewijs over de bescherming van eerdere immuniteit tegen de verschillende
mutaties en dit advies kan veranderen wanneer dergelijk bewijs beschikbaar komt. We
zien momenteel ook bij de bespreking van deze verordening in Brussel dat veel lidstaten
het te vroeg vinden voor het in gebruik nemen van het herstelcertificaat.
Privacy- en veiligheidswaarborgen
Vraag 24:
De leden van de D66-fractie lezen dat persoonsgegevens voor de uitgifte van certificaten
niet langer bewaard mogen worden dan noodzakelijk. Zij steunen de inzet van het kabinet
dat deze termijn gespecificeerd dient te worden. Daarbij hechten deze leden er veel
waarde aan dat persoonsgegevens niet door de autoriteiten van lidstaten van bestemming
bewaard mogen worden. Deze leden zouden graag zien dat dit in de verordening wordt
vastgelegd.
Antwoord 24:
De persoonsgegevens die ingevolge de verordening zijn verwerkt met het oog op de uitgifte
van certificaten mogen in ieder geval niet langer worden bewaard dan noodzakelijk
voor de uitoefening van het recht op vrij verkeer door betrokkene. Het voorstel regelt
voorts dat persoonsgegevens door de bevoegde autoriteiten van lidstaten van bestemming
mogen worden verwerkt om de certificaten en de authenticiteit daarvan te verifiëren,
doch dat deze gegevens niet mogen worden bewaard door deze autoriteiten. Dit wordt
zowel in de preambule genoemd als in het operatieve deel van de verordening.
Het voorstel regelt verder niet op welke wijze deze certificaten op nationaal niveau
mogen worden ingezet. De Europese technische voorbereidingen die reeds zijn gestart
zijn vooral bedoeld voor het digitaal authentiseren, valideren van de certificaten
bij grenspassage.
Toepassing van de verordening
Vraag 25:
De leden van de D66-fractie lezen dat het kabinet het positief acht dat een voorschrift
in het voorstel ten aanzien van de toepassing van het certificaat ontbreekt. Kunnen
genoemde leden hieruit opmaken dat lidstaten zelf bepalen waarvoor het bewijs wordt
ingezet? Betekent dit dat het bijvoorbeeld voor Nederland mogelijk wordt het bewijs
ook te gebruiken voor de heropening van de horeca, maar dat Frankrijk ze alleen voor
grensoverschrijdende bewegingen wil gebruiken? Hoe wil het kabinet dit coördineren?
Antwoord 25:
Dit voorstel voorziet enkel in de oprichting van een interoperabel systeem en niet
in voorwaarden voor de inzet van het Digitaal Groen Certificaat. Gezien het ontbreken
van wetenschappelijk bewijs voor herstel- en vaccinatiebewijzen, acht het kabinet
het van belang dat lidstaten zelf de mogelijkheid behouden te besluiten over inzet
de certificaten mits zij de beginselen van het EU-recht eerbiedigen. Wanneer er in
de toekomst meer bekend is over de mogelijke wetenschappelijke onderbouwing kan wel
worden bekeken hoe hier meer Europese afstemming voor te vinden. Voor het kabinet
is het echter wel van belang dat lidstaten de vrijheid behouden zelf te bepalen welke
maatregelen er gelden voor inkomende reizigers, aangezien het doel van deze maatregelen
het beschermen van de nationale volksgezondheid is.
Derdelanders
Vraag 26:
De leden van de D66-fractie lezen dat het digitale groen certificaat ook beschikbaar
komt voor legaal in de EU verblijvende derdelanders. In de afgelopen periode hebben
deze leden herhaaldelijk aandacht gevraagd voor de positie van families en lange afstandsgeliefden.
Vanwege de reisbeperkingen hebben veel familieleden en geliefden elkaar voor een lange
tijd niet gezien. Het kan hier gaan om gehuwde partners, maar ook om personen met
een duurzame relatie zoals geformuleerd in de regeling lange afstandsgeliefden. Per
maart jl. is deze groep uitgezonderd van de reisbeperkingen. De leden van de D66-fractie
vragen in hoeverre deze groep ook in aanmerking komt voor een groen certificaat?
Antwoord 26:
Op dit moment voorziet de verordening voor het Digitaal Groen Certificaat in verstrekking
van het certificaat aan EU-burgers en hun familieleden. Conform de bepalingen rond
vrijheid van verkeer vallen hieronder: gehuwde partners of partners met een geregistreerd
partnerschap; kinderen van de EU-burger of partner onder de 21 of oudere kinderen
die ten laste komen van de EU-burger of partner en, ouders van de EU-burger of partner
die van hen ten laste komen. De daaraan gekoppelde verordening waar ook over wordt
onderhandeld, voorziet in het gebruik van het certificaat voor (andere) derdelanders
die reeds legaal op het grondgebied van een lidstaat verblijven of wonen en gerechtigd
zijn om naar andere lidstaten te reizen in overeenstemming met het Unierecht.
De Regeling lange afstandsgeliefden valt niet onder de reikwijdte van deze verordeningen.
De erkenning van gelijkwaardige certificaten van derdelanders die geen rechtmatig
verblijf in de EU hebben en zich buiten de EU bevinden is op dit moment nog onderwerp
van discussie. Het kabinet maakt zich hier hard voor in de onderhandelingen over de
EU-verordening.
Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsappreciatie betreffende
het Digitaal Groen Certificaat. Deze leden delen nadrukkelijk het uitgangspunt dat
het uitgeven van dergelijke certificaten er niet toe mag leiden dat er een (indirecte)
verplichting komt tot vaccinatie als voorwaarde voor de uitoefening van vrij verkeer
van personen. Daarnaast is het voor deze leden van belang dat een certificaat rekening
houdt met de persoonlijke levenssfeer en een veilige omgang met (medische) persoonsgegevens.
Verder mag het gebruik van een Digitaal Groen Certificaat er niet toe leiden dat de
2,5 miljoen digitaal minder vaardige Nederlanders niet mee kunnen doen. Ten slotte
zijn de leden van de CDA-fractie van mening dat individuele lidstaten uiteindelijk
zelf mogen besluiten over de wijze waarop het certificaat ingezet zal worden. Deze
leden hebben daarom nog enkele vragen bij de kabinetsappreciatie.
Vraag 27:
Het kabinet zal zich ervoor inzetten dat het element van non-discriminatie nog duidelijker
wordt benoemd in de verordening. De leden van de CDA-fractie vragen wat hierbij precies
de inzet van Nederland wordt en wat de opvatting van andere lidstaten hierin is.
Antwoord 27:
Het is voor het kabinet van belang dat Nederlanders die zich (nog) niet hebben kunnen
of willen laten vaccineren zo min mogelijk beperkt worden in hun bewegingsvrijheid.
Als het gaat om het reizen binnen de Unie zet het kabinet zich er voor in dat er naast
een vaccinatiebewijs gelijkwaardige alternatieven beschikbaar zijn. Het huidige voorstel
is daarmee in lijn, omdat het lidstaten de mogelijkheid geeft naast vaccinatiebewijzen
ook testbewijzen en herstelbewijzen uit te geven en wederzijds te erkennen. Op basis
van het Unierecht geldt al dat beperkingen op het vrij verkeer met als doel het beschermen
van de volksgezondheid proportioneel en noodzakelijk moeten zijn. Deze voorgestelde
verordening regelt, aangezien lidstaten bevoegd zijn voor het volksgezondheidsbeleid,
niet dat lidstaten te allen tijde naast vaccinatiecertificaten ook testbewijzen en
herstelbewijzen accepteren in hun nationaal beleid. Het voorstel biedt volgens het
kabinet in de huidige versie wel voldoende mogelijkheden voor de inzet van alternatieven
door lidstaten, als onderdeel van het Digitaal Groen Certificaat of in het kader van
nationaal beleid. Het kabinet zal zich inzetten voor het beschikbaar zijn van gelijkwaardige
alternatieven voor Nederlandse reizigers.
Vraag 28:
Momenteel lopen er nationaal en internationaal meerdere onderzoeken naar de effectiviteit
van vaccineren op virustransmissie. De leden van de CDA-fractie vragen welke onderzoeken
worden uitgevoerd naar de effectiviteit per toegelaten vaccin. Worden deze onderzoeken
ook in Nederland uitgevoerd en gefinancierd? Op welke termijn kan de Gezondheidsraad
advies geven over de transmissie na het vaccineren met de vaccins van de bedrijven
Pfizer, Moderna, AstraZeneca en Janssen? Is het de verwachting dat deze informatie
voor alle soorten vaccins vóór de zomer beschikbaar is? Zo niet, wat betekent dat
dan voor de mogelijkheid om het Digitaal Groen Certificaat in te kunnen zetten voor
de komende zomervakantie? Is het bijvoorbeeld mogelijk dat mensen die met een vaccin
van Pfizer zijn gevaccineerd komende zomer wel zouden kunnen reizen, maar mensen die
met een vaccin van AstraZeneca zijn gevaccineerd dat (voorlopig) niet kunnen? Zo ja,
hoe wil het kabinet met een dergelijke situatie omgaan?
Antwoord 28:
De Gezondheidsraad is gevraagd wat de verwachting is over het effect van vaccinatie
op de transmissie van SARS-CoV-2 in Nederland en ook hoe dit moet worden beoordeeld
in de internationale context waarin verspreiding kan blijven plaatsvinden. Het advies
hierover wordt eind april verwacht. Ook het RIVM volgt de ontwikkelingen. Het ECDC
heeft op op 29 maart jl. heeft het ECDC een technisch report gepubliceerd dat een
review bevat van beschikbare wetenschappelijke studies met betrekking tot transmissie
na vaccinatie en eerdere besmetting. In deze publicatie geeft het ECDC aan dat er
aanwijzingen zijn dat vaccinatie de viral load en symptomatische/asymptomatische infecties
bij gevaccineerde personen significant vermindert. Dit zou zich kunnen vertalen in
verminderde overdracht. De werking verschilt echter per vaccin en doelgroep. Het ECDC
geeft echter ook aan dat de follow-up-periodes van gevaccineerde personen nog niet
lang genoeg zijn om conclusies te trekken over de duur van de bescherming tegen infectie
op lange termijn.
Of lidstaten een vaccinatiebewijs accepteren als bijvoorbeeld alternatief voor een
negatief testbewijs en/of quarantaine voor inkomende reizigers en of ze dan al dan
niet verbinden aan het gevaccineerd zijn met bepaalde vaccins is aan de lidstaten
zelf. Nederland pleit er in internationaal verband voor dat er eerst meer duidelijkheid
komt over de bijdrage van vaccinatie en herstel na een infectie aan de transmissie
van het virus. Het OMT heeft in eerdere adviezen (104 en 105) aangegeven dat hierover
meer duidelijkheid over nodig is. Er wordt op dit moment wereldwijd veel onderzoek
gedaan naar de bescherming van vaccinatie tegen transmissie. De wetenschappelijke
onderbouwing van die bescherming zal daarmee steeds vollediger worden. Ten slotte
geldt in Nederland een andere situatie dan voor veel andere gebieden in de wereld.
Zo worden in Nederland momenteel drie verschillende vaccins ingezet, en zijn er verschillende
mutaties van het COVID-19 virus bekend. De resultaten van de onderzoeken die in de
verschillende landen zijn uitgevoerd, zijn daarom niet één op één toe te passen in
Nederland.
Vraag 29:
Nederland werkt aan een app, de CoronaCheck app, waarmee een testbewijs kan worden
gegenereerd en getoond. Op termijn zou deze app ook aangesloten kunnen worden op een
vaccinatiebewijs. Hierbij wordt de persoonlijke levenssfeer van de persoon gewaarborgd,
onder andere doordat op het scherm alleen een QR-code, initialen en een deel van de
geboortedatum getoond zullen worden. De leden van de CDA-fractie vragen of voor het
Digitaal Groen Certificaat ook dergelijke privacy waarborgen gaan gelden. Wat is de
inzet van Nederland hierbij?
Antwoord 29:
Nederland heeft zich van meet af aan ingezet voor het belang van privacy bij de ontwikkeling
van een Europese interoperabiliteitsoplossing. Wij hebben daarbij onderstreept dat
de oplossing aan principes als data-minimalisatie, decentrale opslag van data en de
niet-herleidbaarheid naar de identiteit en bewegingen van individuele personen moeten
voldoen.
De Nederlandse opvattingen hebben concreet geleid tot de ontwikkeling van een Europees
systeem voor Digitale Groene Certificaten waar op Europees niveau geen enkele vorm
van persoonlijke gegevens centraal worden opgeslagen. Het systeem is decentraal; waarbij
de informatie zich op papier (bij de burger) of de mobiele telefoon van de burger
bevindt. Daarnaast wordt er ook geen data onder lidstaten uitgewisseld.
Vraag 30:
De leden van de CDA-fractie lezen dat in de verordening zal worden aangegeven dat
een testcertificaat kan worden afgegeven voor alle NAAT-testen en sneltesten zoals
opgenomen in Raadsaanbeveling 2021/C 24/01. In Nederland wordt echter in veel gevallen
alleen de NAAT(PCR)-testuitslag geaccepteerd. Betekent dit dat voor reizen naar Nederland
alleen de PCR-test mag worden gebruikt? Wat is de opvatting van andere lidstaten hierover?
Betekent dit bijvoorbeeld dat de situatie kan ontstaan waarin voor reizigers van Nederland
naar Spanje een sneltest genoeg is, terwijl voor reizen van Spanje naar Nederland
een PCR-test vereist is?
Antwoord 30:
De implementatie van het voorstel zal verder worden gekristalliseerd zodra de onderhandelingen
zijn afgerond. Op dit moment is in de meeste gevallen een negatieve NAAT-test verplicht
voor inkomende reizigers uit hoogrisicogebieden. Voor reizigers per vliegtuig en veerboot
geldt een aanvullende verplichting te beschikken over een sneltest van maximaal 24
uur oud voor aan boord gaan van het voertuig. De eisen die gesteld worden voor inkomende
reizigers zijn aan de lidstaten zelf om te bepalen, omdat het hier om maatregelen
gaat ter bescherming van de nationale volksgezondheid.
Vraag 31:
Op dit moment geeft Nederland geen bewijzen uit waaruit blijkt dat een persoon een
infectie heeft doorgemaakt en is hersteld van COVID-19, omdat er nog onvoldoende bewezen
is dat hersteld zijn van een vaccinatie kan betekenen dat veilig gereisd kan worden
of dat men veilig tot locaties kan worden toegelaten. De leden van de CDA-fractie
vragen hoe ermee omgegaan wordt als dit eenmaal wel bewezen veilig kan. Kunnen mensen
dan nog met terugwerkende kracht een dergelijk herstelbewijs krijgen? Of wordt hier
niets van bijgehouden?
Antwoord 31:
Er wordt nu verkend of herstelbewijzen ingezet gaan worden om de maatschappij te openen.
In die verkenning wordt ook gekeken naar de termijn waarin een herstelbewijs zou kunnen
gelden. Omdat positieve uitslagen de grondslag zijn van de documentatie van een doorgemaakte
infectie, zal de datum van de positieve test de geldigheid van een herstelbewijs gaan
bepalen. Onderzocht wordt of mensen een herstelbewijs kunnen krijgen op basis van
een positieve testuitslag in het verleden.
Vraag 32:
Het kabinet geeft aan het van belang te vinden dat rekening gehouden wordt met specifiek
beleid voor personen jonger dan 18 jaar, omdat zij in Nederland (vooralsnog) niet
gevaccineerd worden. De leden van de CDA-fractie vragen wat de inzet van het kabinet
hierbij is. Hoe zorgt het kabinet ervoor dat met het groene certificaat gezinnen gezamenlijk
op reis kunnen?
Antwoord 32:
Het kabinet acht het van belang dat er gelijkwaardige alternatieven bestaan voor personen
die zich niet kunnen laten vaccineren vanwege medische redenen, niet willen laten
vaccineren, bijvoorbeeld vanwege geloofsovertuigingen, of nog niet de mogelijkheid
hebben gehad zich te laten vaccineren. Personen onder de 18 jaar zouden bijvoorbeeld
moeten kunnen reizen met een recent negatief testbewijs. De verordening voorziet daar
in, voor zolang dit noodzakelijk is gelet op de epidemiologische situatie. In Nederland
zijn inkomende reizigers jonger dan 13 jaar vrijgesteld van de verplichte test voor
reizigers uit hoogrisicogebieden.
Vragen en opmerkingen van de SP-fractie
Vraag 33:
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsappreciatie van het
voorstel voor een Europees Digitaal Groen Certificaat. Zij maken zich zorgen over
de epidemiologische stand van zaken, met name omdat na de zomer van 2020 de tweede
golf begon. Hoe zorgt het kabinet ervoor dat de snelle ontwikkelingen met betrekking
tot het groen certificaat niet leiden tot een nieuwe stijging van het aantal besmettingen?
Hoe schat het kabinet het risico in met betrekking tot nieuwe virusvarianten, zoals
bijvoorbeeld de zeer besmettelijke Braziliaanse variant? Wat betekent het groene certificaat
voor thans geldende reisadviezen en eventuele vliegverboden? Hoe verhoudt het Europees
Digitaal Groen Certificaat zich tot de Nederlandse CoronaCheck app? Wanneer worden
beide naar verwachting in gebruik genomen?
Antwoord 33:
Ook met het Digitaal Groen Certificaat blijft het aan de lidstaten zelf om te bepalen
welke verplichtingen zij opleggen aan inkomende reizigers om influx en verspreiding
van het virus en virusvarianten te voorkomen, mits zij de beginselen van het EU-recht
eerbiedingen. Op dit moment zijn inkomende reizigers per vliegtuig, boot en internationale-
bus en trein verplicht te beschikken over een negatieve NAAT-testuitslag. Reizigers
per vliegtuig en veerboot zijn ook verplicht te beschikken over een aanvullende negatieve
sneltest die maximaal 24 uur voor aan boord gaan van het voertuig is afgenomen.
Daarnaast wordt op dit moment gewerkt aan een quarantaineplicht voor reizigers uit
een hoog risicogebied. Deze maatregelen helpen om verspreiding van het coronavirus
door inkomende reizigers en de introductie van zorgwekkende varianten uit het buitenland
tegen te gaan. Lidstaten besluiten zelf over de inzet van de certificaten. Het Digitaal
Groen Certificaat heeft daarom geen directe gevolgen voor de geldende negatieve reisadviezen
en de geldende vliegverboden. Eventuele opheffing van deze maatregelen is van veel
factoren afhankelijk, zoals de epidemiologische situatie in Nederland, de epidemiologische
situatie in het buitenland en de verspreiding van zorgwekkende varianten in het buitenland.
Op dit moment treft het kabinet de nodige technische voorbereidingen om naast testcertificaten
ook vaccinatiecertificaten te ondersteunen in de «CoronaCheck-app». Bij de technische
voorbereidingen wordt volledig rekening gehouden met de technische specificaties van
het Europese digitale groen certificaat. De inzet is er daarmee op gericht dat de
app tevens kan dienen om in de praktijk invulling te geven aan de Nederlandse verstrekking
van het Digitaal Groen Certificaat. Vooralsnog worden in de technische uitwerking
van dit certificaat in onze nationale CoronaCheck-app geen problemen of risico’s in
de uitvoering voorzien. Het is de inzet van het Portugees voorzitterschap dat de verordening
eind juni na afsluiting van de behandeling in triloog met het Europees Parlement wordt
aangenomen. Een aantal lidstaten pleit voor een opname van een transitieperiode. Het
kabinet zal ervoor pleiten deze kort te houden, zodat er voor de zomer een interoperabel
systeem is.
Vraag 34:
Voorts vragen de leden van de SP-fractie of onderscheid zal worden gemaakt tussen
noodzakelijke en niet-noodzakelijke reizen. Welke afwegingen worden gemaakt voor het
al dan niet verplicht stellen van een negatieve test of een quarantaineperiode voor
inreizigers met een groen certificaat? Hoe gaan andere lidstaten hiermee om? Hoelang
zal gebruik worden gemaakt van het digitale groen certificaat en/of welke voorwaarden
zijn er voor het opheffen van het gebruik van het certificaat?
Antwoord 34:
De afweging voor het instellen van een verplichte negatieve test of een quarantaineperiode
is van meerdere factoren afhankelijk. Belangrijke factoren zijn hierbij de epidemiologische
situatie in Nederland, de epidemiologische situatie in het buitenland en de verspreiding
van zorgwekkende varianten in het buitenland. Over de toepassing van het Digitale
Groen Certificaat worden in dit stadium nog geen besluiten genomen. Het is aan de
lidstaten zelf om te besluiten over de inzet van het Digitaal Groen Certificaat, het
is op dit moment nog onbekend wat de inzet van de verschillende lidstaten zal zijn.
Het voorstel richt zich op het ontwikkelen van het technisch kader. Voor de vragen
van de SP-fractie over het opheffen van gebruik van het certificaat zie antwoord 8.
Vraag 35:
De leden van de SP-fractie vinden het belangrijk dat er geen onderscheid wordt gemaakt
tussen mensen die al kans hebben gehad op een vaccinatie en zij die nog niet aan de
beurt zijn geweest, en dat dus ook mensen met een negatieve coronatest of immuniteit
na doormaking van een infectie in aanmerking komen voor een groen certificaat.
Antwoord 35:
Het kabinet deelt de mening van de SP-fractie dat er altijd een gelijkwaardig alternatief
beschikbaar moet zijn voor personen die nog niet de kans hebben gehad zich te laten
vaccineren, of zich, om bijvoorbeeld medische of andere redenen, niet kunnen of willen
laten vaccineren. De verordening voorziet daar in. Over de precieze invulling van
het Digitaal Groen Certificaat zult u op een later moment worden geïnformeerd.
Vraag 36:
Genoemde leden hechten aan nationale bevoegdheden met betrekking tot het groen certificaat.
Met betrekking tot de CoronaCheck app die in Nederland is ontwikkeld, is de toezegging
gedaan dat er voor de aflezer niet duidelijk zal worden of het paspoort is bemachtigd
op basis van vaccinatie, een negatieve test, of immuniteit na doormaking van een infectie.
Dit is om de persoonlijke levenssfeer van de certificaathouder te beschermen en om
geen onderscheid te maken. Deze leden vragen of dit voor het Europese certificaat
ook kan worden gegarandeerd. Voorts vragen deze leden of andere lidstaten ook een
dergelijk nationaal «coronapaspoort» hebben en hoe het daar werkt.
Antwoord 36:
Dit voorstel voorziet enkel in de oprichting van een interoperabel systeem, en niet
in voorwaarden voor de inzet van het Digitaal Groen Certificaat. Gezien het ontbreken
van wetenschappelijk bewijs voor herstel- en vaccinatiebewijzen, acht het kabinet
het van belang dat lidstaten zelf besluiten over de inzet van het certificaat, mits
zij de beginselen van het EU-recht eerbiedigen. Daarom mogen lidstaten onderscheid
maken in de rechten die worden ontleend aan het certificaat, afhankelijk van de basis
voor afgifte. Dit zou dus kunnen betekenen dat een land enkel testcertificaten accepteert.
Hierdoor moet de basis voor afgifte van het certificaat zichtbaar zijn.
Er zijn inderdaad enkele lidstaten die op nationaal niveau gebruik maken van een coronapaspoort.
Voorbeelden hiervan zijn Zweden en Denemarken, in deze landen wordt op dit moment
nationaal gewerkt aan de ontwikkeling van een coronapaspoort ten behoeve van reizen,
maar wellicht ook als toekomstig toegangsbewijs voor bijvoorbeeld concerten.
Vraag 37:
De leden van de SP-fractie hebben tot slot vragen over de verwerking van (medische)
persoonsgegevens. Welke gegevens worden precies verwerkt en opgeslagen? Welke instanties
worden in de verschillende lidstaten verantwoordelijk voor het verwerken van deze
persoonsgegevens? Hebben zij hier voldoende ervaring mee? Wie heeft toegang tot de
gegevens? Worden alleen gegevens die essentieel zijn voor het doel opgeslagen? Welke
mogelijkheden biedt de verordening voor het opslaan van deze gegevens en op welke
wijze gaat het kabinet zich inzetten voor een nadere specificering van de bewaartermijn?
Welke eventuele risico’s voorzien deskundigen met betrekking tot het verwerken van
(medische) persoonsgegevens? Kan worden gegarandeerd dat de gegevens alleen voor dit
doel worden gebruikt en dat indien er sprake is van een nieuw doel, hier altijd goedkeuring
van de Kamer vereist is?
Antwoord 37:
In lijn met het beginsel van dataminimalisatie bevatten de certificaten een beperkte
set persoonsgegevens. In de Verordening zijn de categorieën (persoons)gegevens genoemd
die op de certificaten mogen worden opgenomen, bepaald. Dit zijn dezelfde categorieën
gegevens voor de verschillende certificaten, namelijk gegevens betreffende de identificatie
van betrokkene, het desbetreffende vaccin of test en metadata betreffende de identificatie
van het certificaat of afgevende autoriteit. In de bijlage bij de verordening worden
de gegevens per type certificaat nader beschreven. Dit zijn de gegevens die op zijn
minst nodig zijn om een certificaat wederzijds te kunnen verifiëren en accepteren
voor alléén het doel reizen (grenspassage). De Verordening geeft niet aan welke instanties
verantwoordelijk zijn voor de uitgifte en verificatie van de certificaten. Dit is
namelijk per EU lidstaat verschillend. Wel bepaalt de Verordening dat de autoriteiten
die bevoegd zijn om de certificaten uit te geven, als verwerkingsverantwoordelijke
in de zin van de AVG worden aangemerkt. Dit betekent dat deze autoriteiten passende
maatregelen moeten treffen, bijvoorbeeld wat betreft de toegang tot of gebruik van
de gegevens en/of naleving van de bewaartermijnen, om te waarborgen dat de verwerking
van persoonsgegevens in overeenstemming met de AVG wordt uitgevoerd.
Meer in het algemeen is de AVG van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens
overeenkomstig de Verordening. De doelen waarvoor de gegevens mogen worden verwerkt,
namelijk de uitgifte en de verificatie van de certificaten, zijn in de Verordening
bepaald en kunnen dan ook uitsluitend aangepast worden door de Europese wetgever,
waardoor betrokkenheid van uw Kamer gegarandeerd is.
Op Europees niveau worden geen persoonsgegevens centraal opgeslagen, alleen codes
waarmee de echtheid en de geldigheid van een certificaat kunnen worden vastgesteld.
Op nationaal niveau worden ook geen concessies gedaan op privacy en informatie veiligheid.
De tijdelijke wet die hierop toeziet met betrekking tot testbewijzen wordt binnenkort
aan de Tweede Kamer aangeboden.
Vragen en opmerkingen van de GroenLinks-fractie
De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de kabinetsappreciatie
met betrekking tot het Digitaal Groen Certificaat. Genoemde leden zijn verheugd te
lezen dat de Europese Commissie voornemens is te verzekeren dat het introduceren van
het digitale groen certificaat niet mag leiden tot een (indirecte) verplichting tot
vaccinatie als voorwaarde voor het uitoefenen van het recht op vrij verkeer en personen.
Daarnaast vinden de leden van de GroenLinks-fractie het belangrijk dat de certificaten
die in alle Europese lidstaten worden afgegeven en erkend, de mogelijkheid moeten
bieden om te laten zien of een persoon gevaccineerd, getest dan wel hersteld is van
Covid-19.
Vraag 38:
Wel hebben de leden van de GroenLinks-fractie nog een aantal vragen. De kabinetsappreciatie
specificeert dat de voorgestelde verordening lidstaten verplicht tot de afgifte en
erkenning van certificaten inzake Covid-19 vaccinatie, -testen en -herstel. Genoemde
leden merken echter op dat het huidige voorstel slechts voorziet in de wederzijdse
erkenning van certificaten in de Europese Unie. Het voorstel laat de mogelijkheden
om restrictievereisten op te leggen echter volledig aan de lidstaten. Deze leden vragen
daarbij of het kabinet hier ruimte ziet om de Europese Commissie te verzoeken bredere
verplichtingen op te stellen die ervoor kunnen zorgen dat de verschillende lidstaten
deze certificaten eenduidig behandelen. Hoe is het kabinet voornemens te verzekeren
dat negatieve testbewijzen en positieve vaccinatiebewijzen in alle lidstaten worden
geaccepteerd? De leden van de GroenLinks-fractie zouden ervoor willen waken dat er
lidstaten zijn die alleen een positief vaccinatiebewijs accepteren als toegangsbewijs.
Deelt het kabinet deze opvatting?
Antwoord 38:
Dit voorstel voorziet enkel in de oprichting een interoperabel systeem, en niet in
voorwaarden voor de inzet van het Digitaal Groen Certificaat. Gezien het ontbreken
van wetenschappelijk bewijs over immuniteit en transmissie na vaccinatie en herstel,
acht het kabinet het van belang dat lidstaten zelf besluiten over de inzet van het
certificaat mits zij de beginselen van het EU-recht eerbiedigen.
Nederland pleit er in internationaal verband voor dat er eerst meer duidelijkheid
komt over de bijdrage van vaccinatie en herstel na een infectie aan de transmissie
van het virus. Het OMT heeft in eerdere adviezen (104 en 105) aangegeven dat hierover
meer duidelijkheid over nodig is. Er wordt op dit moment wereldwijd veel onderzoek
gedaan naar de bescherming van vaccinatie tegen transmissie. De wetenschappelijke
onderbouwing van die bescherming zal daarmee steeds vollediger worden. De gezondheidsraad
zal ons over de huidige stand van zaken op dit punt nog in april adviseren. Het ECDC
geeft aan dat de individuele bescherming van een eerder doorgemaakte infectie voor
ongeveer 6 maanden na die infectie aanwezig is. In diverse landen, zoals Oostenrijk
en Denemarken, waar gebruik wordt gemaakt van een herstelbewijs worden data verzameld
over de invloed van herstel op transmissie. Wij houden deze ontwikkelingen in de gaten.
Wanneer er in de toekomst meer bekend is over transmissie na immuniteit na herstel
of vaccinatie kan wel worden bekeken hier meer Europese afstemming voor te vinden.
Voor het kabinet is het echter wel van belang dat lidstaten de vrijheid behouden zelf
te bepalen welke maatregelen er gelden voor inkomende reizigers, gezien het doel van
deze maatregelen het beschermen van de nationale volksgezondheid is.
Vraag 39:
De leden van de GroenLinks-fractie hebben tevens vragen over de tijdlijn. Het kabinet
geeft aan dat het voor hem van belang is dat aan «lidstaten voldoende tijd en middelen
geboden worden voor het faciliteren van de uitgifte van dergelijke bewijzen». Genoemde
leden vragen hierbij wat het kabinet verstaat onder «voldoende tijd», om hoeveel maanden
of weken gaat dit? Ook vragen deze leden wat het kabinet verstaat onder «voldoende
middelen»? Zou het kabinet dit verder kunnen specificeren?
Antwoord 39:
Het is de inzet van het Portugees voorzitterschap dat de verordening eind juni na
afsluiting van de behandeling in triloog met het Europees Parlement wordt aangenomen.
Een aantal lidstaten pleit voor een opname van een transitieperiode. Het kabinet zal
ervoor pleiten deze kort te houden, zodat er voor de zomer een interoperabel systeem
is. Vanuit de Commissie worden er ondersteuning en gelden beschikbaar gesteld die
lidstaten kunnen aanspreken voor het ontwikkelen van een interoperabel systeem.
Vraag 40:
Daarnaast vragen de leden van de GroenLinks-fractie of het kabinet voornemens is zich
op EU-niveau in te zetten om ervoor te zorgen dat de testcapaciteit in alle lidstaten
toegankelijk en tegen een redelijke prijs beschikbaar is. Genoemde leden beschouwen
betaalbare en toegankelijke testcapaciteit immers als een cruciaal onderdeel van het
waarborgen van non-discriminatie als een negatief testbewijs een voorwaarde voor vrij
verkeer van personen is. Deelt het kabinet deze opvatting? Zo ja, hoe gaat het kabinet
zich inzetten om dit te waarborgen?
Antwoord 40:
Het is aan de lidstaten om hun eigen beleid in te richten met betrekking tot testcapaciteit.
Wel verplicht het voorstel de lidstaten tot het uitgeven van testcertificaten. Nederland
zet zich ervoor in dat de verordening ruimte blijft laten aan lidstaten om eventueel
kosten door te rekenen aan reizigers voor testen. Voor de nationale invulling van
het rekenen van kosten voor testen voor internationaal reizen zal het kabinet een
standpunt innemen wanneer ook besloten wordt over de inzet van testbewijzen vanaf
mei voor toegang tot nationale voorzieningen. Wat betreft de kosten van het Digitaal
Groen Certificaat – dat zowel een vaccinatiebewijs, een testbewijs of een herstelbewijs
kan omvatten – zet het kabinet zich ervoor in dat lidstaten de ruimte houden om het
certificaat zelf gratis of tegen een kosten reflectief tarief te verstrekken.
Vraag 41:
De leden van de GroenLinks-fractie zijn daarnaast verheugd te lezen dat het kabinet
zich ervoor zal inzetten dat het element van non-discriminatie nog duidelijker wordt
benoemd in de verordening. Deze leden vragen hierbij wat specifiek de inzet van het
kabinet is. Zij vragen tevens welk doel het kabinet voor zichzelf heeft gesteld met
betrekking tot het verzekeren van non-discriminatie.
Antwoord 41:
Het is voor het kabinet van belang dat Nederlanders die zich (nog) niet hebben kunnen
of willen laten vaccineren zo min mogelijk beperkt worden in hun bewegingsvrijheid.
Als het gaat om het reizen binnen de Unie zet het kabinet zich er voor in dat er naast
een vaccinatiebewijs gelijkwaardige alternatieven beschikbaar zijn. Het huidige voorstel
is daarmee in lijn omdat het lidstaten de mogelijkheid geeft naast vaccinatiebewijzen
ook testbewijzen en herstelbewijzen uit te geven en wederzijds te erkennen. Op basis
van het Unierecht geldt al dat beperkingen op het vrij verkeer met als doel het beschermen
van de volksgezondheid proportioneel en noodzakelijk moeten zijn. Deze voorgestelde
verordening regelt, aangezien lidstaten het volksgezondheidsbeleid bepalen, niet dat
lidstaten te allen tijde naast vaccinatiecertificaten ook testbewijzen en herstelbewijzen
accepteren in hun nationaal beleid. Het voorstel biedt volgens het kabinet in de huidige
versie wel voldoende mogelijkheden voor de inzet van alternatieven door lidstaten,
vanwege de mogelijkheid van herstel en testbewijzen, als onderdeel van het Digitaal
Groen Certificaat of in het kader van nationaal beleid. Het kabinet zal zich inzetten
voor het beschikbaar zijn van gelijkwaardige alternatieven voor Nederlandse reizigers
daar waar dat met een wetenschappelijke onderbouwing mogelijk is.
Vraag 42:
De leden van de GroenLinks-fractie hebben daarnaast nog enkele vragen betreffende
de persoonlijke levenssfeer. Genoemde leden zijn van mening dat het niet mogelijk
moet zijn voor de autoriteiten die de certificaten afgeven om de persoonsgegevens
geassocieerd met deze certificaten op te slaan in een centrale database. Deelt het
kabinet deze opvatting? Zo ja, gaat het kabinet zich inzetten voor een verbod op centrale
dataopslag op Europees niveau of het niveau van de lidstaten om te garanderen dat
lidstaten geen database van persoonsgegevens kunnen creëren waarin te zien is wie
op welk moment getest of gevaccineerd is? Genoemde leden hebben zorgen omtrent het
digitale groene certificaat en het eventuele gebruik hiervan voor massasurveillance.
Deze leden vragen daarom of het kabinet, om een systeem van massasurveillance te voorkomen,
voornemens is ervoor te zorgen dat niemand een melding krijgt of kan zien, ook de
uitgevende autoriteit niet, waar en wanneer personen hun digitale groene certificaat
laten scannen? Deelt het kabinet voorts de mening dat het voor een land van bestemming
enkel en alleen nodig is om te verifiëren of iemand in het bezit is van een geldig
certificaat en er geen reden is om welke informatie dan ook hieromtrent op te slaan,
bijvoorbeeld of iemand is gevaccineerd of getest? Bevat het voorstel zoals dat er
nu ligt een duidelijk verbod op het onnodig opslaan van informatie door bestemmingslanden?
Is het kabinet bereid om zich daarvoor in te zetten?
Antwoord 42:
Nederland heeft zich van meet af aan ingezet voor het belang van privacy bij de ontwikkeling
van een Europese interoperabiliteitsoplossing. Wij hebben daarbij onderstreept dat
de oplossing aan principes als data minimalisatie, decentrale opslag van data en de
niet-herleidbaarheid naar de identiteit en bewegingen van individuele personen moet
voldoen.
De Nederlandse opvattingen hebben concreet geleid tot de ontwikkeling van een Europees
systeem voor Digitale Groene Certificaten waarbij op Europees niveau geen enkele vorm
van persoonlijke gegevens centraal worden opgeslagen. Het systeem is decentraal; waarbij
de informatie zich op papier (bij de burger) of de mobiele telefoon van de burger
bevindt. Daarnaast wordt er ook geen data tussen lidstaten uitgewisseld.
Er is niet voorzien in een centrale gegevensopslag. Er is geen enkele grondslag voor
het gebruik van het certificaat ten behoeve van massasurveillance in de door de leden
bedoelde zin. Zoals reeds vermeld mogen de gegevens die ingevolge de verordening zijn
verwerkt, niet langer worden bewaard dan noodzakelijk voor de uitoefening van het
recht op vrij verkeer door betrokkene. Het voorstel (artikel 9) regelt voorts dat
de gegevens in het Digitaal Groen Certificaat door de bevoegde autoriteiten slechts
mogen worden geraadpleegd de verificatie van de certificaten, met name de authenticiteit van de certificaten,
doch niet door deze autoriteiten mogen worden opgeslagen.
Vraag 43:
De leden van de GroenLinks-fractie constateren daarnaast dat het kabinet in zijn brief
aangeeft dat «het kabinet van mening [is] dat deze termijn in lijn met de AVG nader
gespecificeerd dient te worden». Wat is de inzet van het kabinet met betrekking tot
deze termijn? Hoeveel maanden of weken zou het kabinet de persoonsgegevens voor de
uitgifte van certificaten willen bewaren? Deze leden zijn ook benieuwd naar de uitwerking
van de digitale infrastructuur met betrekking tot het vertrouwenskader voor de afgifte
en verificatie van certificaten, zonder bij de verificatie persoonsgegevens te hoeven
delen. Zij vragen wie de digitale infrastructuur daadwerkelijk opzet en hoe de betrokken
partijen geselecteerd worden. Deze leden zijn bezorgd over de mogelijkheid dat grote
(niet-Europese) tech-bedrijven hierbij een dominante rol weten te bemachtigen, met
risico’s voor de persoonlijke levenssfeer, voor de veiligheid, en voor Europa’s strategische
autonomie in het digitale domein. Deelt het kabinet deze zorg? Zo nee, waarom niet?
Zo ja, wat onderneemt het kabinet om dit te ondervangen? Is het kabinet bijvoorbeeld
bereid om zich ervoor in te zetten dat universiteiten, maatschappelijke organisaties,
en privacy- en cybersecurity-deskundigen nadrukkelijk worden betrokken bij het opzetten
van de benodigde digitale infrastructuur? Hoe zal het kabinet verzekeren dat het systeem
wordt gebaseerd op een openbare open source Public Key Infrastructure (PKI) voor hoge
privacy standaarden, zoals afgesproken in de richtsnoeren over het bewijs van inenting
voor medische doeleinden binnen het eGezondheid Netwerk?
Antwoord 43:
Zoals reeds vermeld mogen de gegevens die ingevolge de verordening zijn verwerkt met
het oog op de uitgifte van certificaten, niet langer worden bewaard dan daarvoor noodzakelijk
is. Deze termijn mag in ieder geval niet langer zijn dan nodig is voor de uitoefening
van het recht op vrij verkeer door betrokkene zoals geregeld in de richtlijn vrij
verkeer. Het voorstel van de Europese Commissie richt zich hoofdzakelijk op de wederzijdse
acceptatie van drie typen certificaten namelijk vaccinatie, test en herstel, door
de inhoud van deze certificaten te uniformeren. Daartoe zijn per certificaat datasets
overeengekomen door de EU lidstaten in het eGezondheids Netwerk; deze zijn opgenomen
in de artikelen betreffende de certificaten en uitgewerkt in de bijlage van de Verordening.
De ontwikkeling hiervan is gedaan in samenwerking met de WHO en ICAO om ervoor te
zorgen dat de Europese ontwikkeling in de pas loopt met de mondiale ontwikkelingen.
Echter, is het belangrijk te weten dat Europa voorop loopt in de ontwikkeling van
een zo privacy-vriendelijk en veilig mogelijke interoperabiliteitsoplossing voor het
Digitaal Groen Certificaat. De mondiale ontwikkelingen via de WHO/ICAO volgen de Europese
ontwikkelingen.
Vraag 44:
De leden van de GroenLinks-fractie merken daarnaast op dat het kabinet van mening
is dat «Mondiale interoperabiliteit of minimaal het streven naar hoe dit voorstel
zich verhoudt tot de inspanningen van bijvoorbeeld de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie
(ICAO), de International Air Transport Association (IATA) en de WHO ten aanzien van
test-, vaccinatie- en/of herstelbewijzen» wenselijk zou zijn. Kan het kabinet deze
wens verder specificeren? Wat zijn de doelen van het kabinet betreffende het voorstel
van de Europese Commissie en de wensen van de luchtvaartorganisaties?
Antwoord 44:
Voor het kabinet is van belang dat de systemen die internationaal worden ontwikkeld
op elkaar worden afgestemd ten behoeve van de internationale luchtvaart, zoals verwoord
door onder andere IATA, WHO en ICAO. Het voorstel van de EU voorziet in deze behoefte.
Experts van de EU zijn in nauw contact met deze organisaties om ervoor te zorgen dat
de oplossing wereldwijd interoperabel wordt. De EU loopt echter voorop in het formuleren
van de specificaties en het ontwikkelen van een Digitaal Groen Certificaat om zo in
eerste instantie reizen binnen de EU mogelijk te maken. De inspanningen van de EU
zijn erop gericht om het Digitaal Groen Certificaat te laten aansluiten bij de wereldwijde
systematiek van vaccinatiecertificaten.
Het kabinet is in gesprek met de luchtvaartsector om de wensen met betrekking tot
het ontwerp en het gebruik van het Digitaal Groen Certificaat op te halen. Veel genoemde
criteria zijn: zoveel mogelijk digitaal, internationaal geharmoniseerd en een logische
inpassing in het logistieke proces. Daarnaast ondersteunt het kabinet de uitgangspunten
van het voorgestelde Digitaal Groen Certificaat framework, waaronder de toegang voor
alle burgers en de zorgvuldigheid met betrekking tot gebruik van data.
Vragen en opmerkingen van de FvD-fractie
De leden van de FvD-fractie hebben kennisgenomen van de kabinetsappreciatie betreffende
het digitale groen certificaat.
Genoemde leden zijn erg bezorgd over het voornemen van het kabinet om een «Digitaal
Groen Certificaat» in te voeren. Het invoeren van een dergelijk «vaccinatiepaspoort»
betekent dat Nederlanders die zich niet willen laten vaccineren niet langer onbelemmerd
door de EU kunnen reizen, maar zich voor elke Europese reis eerst zullen moeten laten
testen en wellicht ook een quarantaineperiode in acht moeten nemen. Voor deze leden
staat dit gelijk aan een (indirecte) vaccinatieverplichting én een beroving van een
fundamentele vrijheid: als u zich niet wil laten vaccineren kunt u straks niet langer
vrij reizen.
Dit terwijl onderzoek inmiddels heeft uitgewezen dat de Infection Fatality Rate (IFR)
van Covid-19 vergelijkbaar is met die van een (stevige) griep.25 Dit terwijl veel testen zoals de PCR-test bewezen onbetrouwbaar zijn.26 Dit terwijl het aantal aanwijzingen toeneemt dat (experimentele) vaccins serieuze
bijwerkingen hebben.27
Vraag 45:
Kan het kabinet uitleggen waarom een dergelijk vaccinatiepaspoort bij Covid-19 verplicht
wordt om vrij en onbelemmerd (dat wil zeggen zonder zich te moeten laten testen en
eerst in quarantaine te moeten) in de EU te kunnen reizen, terwijl dit soort zorgelijke
aanwijzingen met betrekking tot de veiligheid en betrouwbaarheid van de tests en vaccins
zich opstapelen en het nog maar een jaar geleden ondenkbaar zou zijn om dergelijke
belemmeringen op te leggen aan diegenen die ervoor gekozen hebben zich niet te willen
laten inenten tegen de jaarlijkse seizoensgriep met, nogmaals, een vergelijkbare IFR?
Antwoord 45:
De verordening van de Europese Commissie zoals voorgesteld op 17 maart jl. biedt een
kader voor de afgifte, de verificatie en de aanvaarding van interoperabele vaccinatie-,
test- en herstelcertificaten ter bevordering van het vrije verkeer van personen tijdens
de COVID-19-pandemie, ook wel het Digitaal Groen Certificaat genoemd. De verordening
gaat niet in op welke versoepeling van maatregelen een vaccinatie- of een ander (test-
of herstel)certificaat moet gunnen. Welke versoepelingen lidstaten toekennen aan het
dragen van een dergelijk certificaat is aan de lidstaten zelf.
Vraag 46:
Het kabinet stelt op pagina 4/5 van zijn brief dat er geen sprake zal zijn van «drang
of dwang» bij vaccineren. Kan het kabinet dan echter vertellen welke reisbelemmeringen
concreet worden opgeworpen voor diegenen die zich niet kunnen of willen laten vaccineren?
Hoe lang zullen ze in quarantaine moeten? Wie bepaalt dat straks eigenlijk? De Europese
Unie? Hoe gemakkelijk kan men zich laten testen? Op een paar locaties in Nederland?
Of kan men de «reistesten» straks zelf kopen bij de apotheek? Tevens vragen deze leden
hoe duur deze testen worden.
Antwoord 46:
Nederland pleit er in internationaal verband voor dat er eerst meer duidelijkheid
komt over de bijdrage van vaccinatie en herstel na een infectie aan de transmissie
van het virus. Het OMT heeft in eerdere adviezen (104 en 105) aangegeven dat hierover
meer duidelijkheid over nodig is. Er wordt op dit moment wereldwijd veel onderzoek
gedaan naar de bescherming van vaccinatie tegen transmissie. De wetenschappelijke
onderbouwing van die bescherming zal daarmee steeds vollediger worden. De gezondheidsraad
zal ons over de huidige stand van zaken op dit punt nog in april adviseren. Het ECDC
geeft aan dat de individuele bescherming van een eerder doorgemaakte infectie voor
ongeveer 6 maanden na die infectie aanwezig is. In diverse landen, zoals Oostenrijk
en Denemarken, waar gebruik wordt gemaakt van een herstelbewijs worden data verzameld
over de invloed van herstel op transmissie. Wij houden deze ontwikkelingen in de gaten.
Nederland pleit er in internationaal verband voor dat er eerst meer duidelijkheid
komt over de bijdrage van vaccinatie en herstel na een infectie aan de transmissie
van het virus. Het OMT heeft in eerdere adviezen aangegeven dat hierover meer duidelijkheid
over nodig is. Er wordt op dit moment wereldwijd veel onderzoek gedaan naar de bescherming
van vaccinatie tegen transmissie. De wetenschappelijke onderbouwing van die bescherming
zal daarmee steeds vollediger worden. De gezondheidsraad zal ons over de huidige stand
van zaken op dit punt nog in april adviseren. Het ECDC geeft aan dat de individuele
bescherming van een eerder doorgemaakte infectie voor ongeveer 6 maanden na die infectie
aanwezig is. In diverse landen, zoals Oostenrijk en Denemarken, waar gebruik wordt
gemaakt van een herstelbewijs worden data verzameld over de invloed van herstel op
transmissie. Wij houden deze ontwikkelingen in de gaten. Uw Kamer zal nader worden
geïnformeerd over de exacte invulling van de uitgifte van testbewijzen ten behoeve
van reizen
Lidstaten bepalen zelf hun volksgezondheidsbeleid, niet de Europese Unie. Juist daarom
is het op dit moment niet mogelijk om uitspraken te doen over toekomstige reisbelemmeringen,
de wijze waarop Nederlanders daaraan kunnen voldoen of de kosten die daaraan verbonden
zijn. De Nederlandse inzet is erop gericht om het vrije verkeer van burgers zoveel
mogelijk te waarborgen en geen directe of indirecte vaccinatieplicht op te werpen.
Vraag 47:
De leden van de fractie van Forum voor Democratie vragen, dat gesteld dat men bij
elke Europese reis straks, bij gebrek aan een «Digitaal Groen Certificaat», zoals
nu gebruikelijk is, 50 euro voor een sneltest moet betalen en vervolgens bijvoorbeeld
voor de zekerheid nog eerst een week in quarantaine moet in het Europese land van
aankomst, is er dan, volgens het kabinet, nog steeds sprake van «gelijkwaardige alternatieven»,
zoals gesteld op pagina 3 van de brief, en van «vrije keuze zonder drang of dwang»,
waar het kabinet over schrijft op pagina 4/5? Indien het antwoord hierop «ja» luidt,
wanneer is dan wél sprake van «drang»?
Antwoord 47:
Het is aan lidstaten zelf om te bepalen welke versoepelingen lidstaten toekennen aan
het dragen van een test-, vaccinatie-, of herstelcertificaat. De verordening gaat
hier niet op in. Nederland pleit er in internationaal verband voor dat er eerst meer
duidelijkheid komt over de bijdrage van vaccinatie en herstel na een infectie aan
de transmissie van het virus. Het OMT heeft in eerdere adviezen (104 en 105) aangegeven
dat hierover meer duidelijkheid over nodig is. Er wordt op dit moment wereldwijd veel
onderzoek gedaan naar de bescherming van vaccinatie tegen transmissie. De wetenschappelijke
onderbouwing van die bescherming zal daarmee steeds vollediger worden. De gezondheidsraad
zal ons over de huidige stand van zaken op dit punt nog in april adviseren. Wanneer
die duidelijkheid er is, en aan enkele overige voorwaarden is voldaan, kan een vaccinatie
een alternatief zijn voor een negatieve testuitslag en vice versa zodat mensen hier
hun eigen keuze in kunnen maken. Het gaat er om dat iemand kan aantonen COVID-vrij
te zijn.
Vragen en opmerkingen van de ChristenUnie-fractie
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen
van de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister
van Justitie en Veiligheid over de kabinetsappreciatie betreffende het Digitaal Groen
Certificaat. Zij hebben daarbij enkele opmerkingen en vragen.
Vraag 48:
De fractie van de ChristenUnie vindt het belangrijk dat een groen certificaat niet
discrimineert tussen gevaccineerden en niet-gevaccineerden. Het is goed dat deze notie ook terug te lezen is in het voorstel voor de
verordening. Genoemde leden zijn blij terug te lezen dat het kabinet voornemens is
dit non-discriminatiebeginsel nog duidelijker te laten benoemen in de verordening.
Deze leden stellen voor dat in het licht van het non-discriminatiebeginsel in de verordening
expliciet wordt opgenomen dat een Digitaal Groen Certificaat geen onderscheid maakt
in de rechten die kunnen worden verleend op basis van een vaccinatiecertificaat, een
testcertificaat en een herstelcertificaat. Deze leden stellen tevens voor om met het
oog op de persoonlijke levenssfeer in de verordening op te laten nemen dat slechts
voor de eigenaar van het certificaat te zien is waarop het groene certificaat is gebaseerd
(vaccinatie, test of herstel). Wat is de mening van het kabinet over deze voorstellen
van deze leden?
Antwoord 48:
Het staat lidstaten vrij eisen te stellen aan het gebruik van de certificaten. Omdat
de wetenschappelijke onderbouwing voor de verschillende certificaten vooralsnog niet
bekend is en omdat het lidstaten vrij staat om niet alle beschikbare certificaten
te accepteren, moet derhalve zichtbaar zijn op basis waarvan een Digitaal Groen Certificaat
is afgegeven.
Vraag 49:
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen het kabinet naar de status van een Digitaal
Groen Certificaat. Deze leden lezen in de kabinetsappreciatie dat het kabinet het
van belang acht dat vaccinatiebewijzen ingezet worden op basis van kennis over de
werking van vaccineren op transmissie van het virus en alleen als gelijkwaardig alternatief
voor een negatieve testuitslag of een bewijs van een doorgemaakte Covid-19-infectie.
Kan het kabinet bevestigen dat zolang er niet voldoende zekerheid is over de effectiviteit
van de vaccins op de transmissie van het virus, een vaccinatiebewijs niet wordt opgenomen
als mogelijke basis voor een Digitaal Groen Certificaat?
Antwoord 49:
Het is aan lidstaten zelf om te bepalen welke versoepelingen lidstaten toekennen aan
het dragen van een test-, vaccinatie-, of herstelcertificaat. De verordening gaat
hier niet op in. Nederland pleit er in internationaal verband voor dat er eerst meer
duidelijkheid komt over de bijdrage van vaccinatie en herstel na een infectie aan
de transmissie van het virus. Het OMT heeft in eerdere adviezen (104 en 105) aangegeven
dat hierover meer duidelijkheid over nodig is. Er wordt op dit moment wereldwijd veel
onderzoek gedaan naar de bescherming van vaccinatie tegen transmissie. De wetenschappelijke
onderbouwing van die bescherming zal daarmee steeds vollediger worden. De gezondheidsraad
zal ons over de huidige stand van zaken op dit punt nog in april adviseren. Het ECDC
geeft aan dat de individuele bescherming van een eerder doorgemaakte infectie voor
ongeveer 6 maanden na die infectie aanwezig is. In diverse landen, zoals Oostenrijk
en Denemarken, waar gebruik wordt gemaakt van een herstelbewijs worden data verzameld
over de invloed van herstel op transmissie. Wij houden deze ontwikkelingen in de gaten.
Vraag 50:
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen tevens welk orgaan het oordeel over de
werking van de vaccins geeft. Is dat het EMA? Of maakt elke lidstaat hierin zelfstandig
nog een afweging? Deze leden vragen tevens op welke termijn verwacht wordt dat voldoende
zekerheid is verkregen over het effect van de vaccinaties.
Antwoord 50:
De EMA geeft advies over de veiligheid van vaccins. Verschillende internationale onderzoeken
buigen zich over transmissie. In Nederland is de Gezondheidsraad reeds op 2 maart
jl. gevraagd om een uitspraak te doen over het effect van vaccineren op transmissie
aan de hand van de huidige stand van de wetenschap en om dit ook in relatie te stellen
tot de internationale ontwikkelingen. Dit advies wordt eind april verwacht. De eerste
resultaten van de onderzoeken over het effect van vaccinatie op transmissie lijken
positief te zijn. Om (in)directe vaccinatieplicht te voorkomen, moet een recent negatief
testbewijs – of mogelijk een herstel bewijs na een doorgemaakte infectie – als gelijkwaardig
alternatief beschikbaar zijn. Het is echter niet mogelijk om een kwantitatieve uitspraak
te doen over de mate van gelijkwaardigheid. Het gaat om het bewust aanvaarden van
een klein restrisico als een geaccepteerde marge, gelet op de grote belangen die hier
spelen voor de maatschappij.
Vraag 51:
Deze leden refereren in dit kader ook aan het recente advies naar aanleiding van het
104e OMT (d.d. 15 maart 2021) 28 waarin wordt geadviseerd vooralsnog iedereen voor een toegangsbewijs met een antigeentest
op een actuele infectie dan wel op zogenaamde «besmettelijkheid» te testen, dus ook
de personen die een bewezen COVID-19 infectieziekte hebben doorgemaakt of die gevaccineerd
zijn. Behoudt elke lidstaat de bevoegdheid om zelf te bepalen hoe een Digitaal Groen
Certificaat wordt ingezet en dit bijvoorbeeld alleen te laten baseren op een testcertificaat?
Antwoord 51:
Ja, de verordening ziet enkel toe op een (technisch) kader voor de afgifte, verificatie
en acceptatie van interoperabele certificaten inzake COVID-19-vaccinatie, -testen
en -herstel. Lidstaten beslissen zelf over de mogelijke inzet van de certificaten.
Vraag 52:
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen het kabinet of mensen zonder klachten
die zich niet willen laten testen, bij het onderhavige voorstel van de Europese Commissie
wel te maken krijgen met belemmeringen in het vrije verkeer van personen.
Antwoord 52:
Mensen zonder klachten die zich niet willen laten testen, kunnen op dit moment niet
vrij door Europa reizen. Dit voorstel verandert daar vooralsnog niets aan. Testen
is en blijft voorlopig een heel belangrijk instrument bij de verdere verspreiding
van het virus en daarmee bescherming van de volksgezondheid. Als blijkt dat herstelcertificaten
en vaccins als grondslag kunnen worden gebruikt voor het reizen naar andere lidstaten,
dan is het mogelijk dat mensen die zijn gevaccineerd of eerder een besmetting van
het coronavirus hebben doorgemaakt, wel vrijer door Europa kunnen reizen.
Vraag 53:
Ten aanzien van de appreciatie door het kabinet van de subsidiariteit van het voorstel
vragen deze leden hoe dit voorstel nu hinder in het vrije verkeer van personen gaat
voorkomen. Afwezigheid van actie op EU-niveau zou er inderdaad toe kunnen leiden dat
lidstaten verschillende systemen vaststellen, waarmee burgers die gebruik maken van
hun recht op vrij verkeer hinder zouden kunnen ondervinden. De eisen die in het certificaat
worden gesteld, brengen toch ook hinder met zich mee? Deze leden vragen hier om een
uitleg.
Antwoord 53:
Het voorstel van de Commissie ziet enkel op het creëren van een interoperabel systeem
dat onder andere reizen binnen de Unie zou kunnen vergemakkelijken. Afwezigheid van
een interoperabel systeem zou kunnen leiden tot onvoorspelbaarheid en een gebrek aan
uniformiteit. Het is in de lijn der verwachtingen dat dit voorstel er juist voor zal
zorgen dat burgers makkelijker de grens over kunnen en minder hinder zullen ondervinden
dan nu het geval is. Lidstaten nemen ter bescherming van de volksgezondheid inderdaad
beperkende maatregelen. Op basis van het Unierecht moeten deze beperkingen op het
vrij verkeer met als doel het beschermen van de volksgezondheid, proportioneel en
noodzakelijk zijn. Het kabinet acht het ook van belang dat lidstaten deze mogelijkheid
houden. Deze verordening ziet ook op het wederzijds informeren over de maatregelen
die lidstaten nemen, hiermee wordt gezorgd voor meer duidelijkheid voor de burgers.
Vraag 54:
De leden van de ChristenUnie-fractie zouden willen dat er een maximale termijn van
zes maanden gesteld wordt aan het certificaat, die niet automatisch verlengd wordt.
Gaat het kabinet zich hier niet slechts voor inzetten, maar dit als eis stellen aan
het voorstel?
Antwoord 54:
Het kabinet vereist dat een vast te stellen termijn wordt gekoppeld aan een gedegen
wetenschappelijke onderbouwing voor de gewenste geldigheid van het certificaat gebaseerd
op de bescherming die kan worden geboden door de onderliggende test-, vaccinatie-
of mogelijke herstelbewijzen. Daar is op dit moment onvoldoende zicht op om een termijn
voor vast te stellen. Het kan zijn dat dit verschilt per onderliggend bewijs. Het
kabinet zet zich in voor het opnemen van een grondslag om hierover bij gedelegeerde
handelingen op termijn en op basis van nieuwe wetenschappelijke inzichten nadere regels
over te stellen
Vraag 55:
Deze leden zijn van mening dat het besluit om bepalingen in de verordening al dan
niet op te schorten of in werking te laten treden, niet direct afhankelijk gemaakt
mag worden van het oordeel van de WHO. Uiteraard is het raadzaam de oordelen van de
WHO goed in ogenschouw te nemen, maar de EU moet beslissingen in het kader van deze
verordening zelf nemen op basis van het eigen oordeel. Gaat het kabinet deze eis stellen
aan het voorstel?
Antwoord 55:
Het kabinet zet zich ervoor in een verordening aan te nemen met een beperkte geldigheidsduur
zoals 12 maanden. Het kabinet acht het van essentieel belang dat de verordening niet
kan worden opgeschort op basis van uitspraken van de Directeur-Generaal van de Wereld
Gezondheidsorganisatie. Het kabinet acht het bovendien onwenselijk dat dit instrument
kan worden ingezet voor andere epidemieën of pandemieën. In de aangepaste versie vanuit
de onderhandelingen is er van deze bevoegdheid ook geen sprake meer. Mocht de epidemiologische
situatie in Europa het noodzakelijk maken dat de geldigheidsduur van de verordening
wordt verlengd, dan is het de wens van het kabinet dat de Commissie met een voorstel
komt om dit te regelen.
Vraag 56:
De leden van de ChristenUnie-fractie begrijpen uit de brief dat het certificaat in
de toekomst ook bij eventuele andere epidemieën ingezet kan worden. Is het kabinet
het met deze leden eens dat hiervoor steeds instemming van de Europese Raad nodig
moet zijn?
Antwoord 56:
Het kabinet acht het onwenselijk dat dit instrument kan worden ingezet voor andere
epidemieën of pandemieën. De Europese lidstaten steunen in overgrote meerderheid de
Nederlandse inzet hierop.
Vraag 57:
Tot slot vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie wanneer het kabinet gedetailleerder
ingaat op de garanties en randvoorwaarden die de Kamer stelt aan een Digitaal Groen
Certificaat, aangezien herhaaldelijk is aangegeven dat dergelijke voorstellen pas
aan de orde zijn als er meer uitgewerkte kaders van het digitale groene certificaat
bekend zijn (bijvoorbeeld in het debat over de Europese Top van 25 en 26 maart 2021).
Welke zaken wil het kabinet alleen op nationaal niveau uitwerken en niet bepleiten
om te laten opnemen in de voorgestelde verordening van de Europese Commissie? Deze
leden vragen om een uitleg van deze keuze.
Antwoord 57:
Het kabinet is van mening dat lidstaten in ieder geval de vrijheid moeten behouden
om de inzet van het Digitaal Groen Certificaat te bepalen. Lidstaten dienen zelf te
kunnen bepalen welke verplichtingen zij opleggen aan inkomende reizigers. Daarnaast
is het voor het kabinet van belang dat lidstaten zelf kunnen bepalen hoe zij de uitgifte
van testcertificaten faciliteren. Hier is bij andere lidstaten breed draagvlak voor.
Vragen en opmerkingen van de SGP-fractie
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de kabinetsappreciatie
over het «Digitaal Groen Certificaat». Zij hebben de volgende vragen en opmerkingen.
BNC-fiche
Vraag 58:
Allereerst betreuren de leden van de SGP-fractie dat de brief met de kabinetsappreciatie
de BNC-fiches vervangt «gezien de snelheid van het Europese onderhandelingsproces».
Deze leden benadrukken dat snelheid nooit ten koste mag gaan van zorgvuldigheid en
volledigheid, zowel inhoudelijk als procedureel. Zij verzoeken het kabinet dringend
hierop (voortaan) geen uitzonderingen te maken, en vragen een heldere toezegging op
dit punt.
Antwoord 58:
Het kabinet hecht aan zorgvuldige, volledige en tijdige appreciaties van nieuwe Commissievoorstellen
volgens de BNC-systematiek. Het kabinet wijst in dit kader op de brief van 13 juli
2020 met een overzicht van afspraken rond de EU-informatievoorziening (Kamerstuk 22 112, nr. 2898). Deze brief volgde op de brief van 19 februari 2020 waarin de voorzitter van de
Tweede Kamer het kabinet het besluit deed toekomen van de vaste commissie voor Europese
Zaken van 13 februari 2020 inzake het verzoek tot een geactualiseerd overzicht van
de afspraken aangaande de informatievoorziening van het kabinet aan de Kamer over
Europese dossiers en onderhandelingen. Dit mede naar aanleiding van hetgeen hierover
is gewisseld tijdens het Algemeen Overleg EU-informatievoorziening van 15 januari
2020 (Kamerstuk 22 112, nr. 2851).
Uit dit overzicht (informatie-afspraak 1) blijkt dat, mocht het nodig zijn omwille
van de snelheid van het Brusselse besluitvormingsproces dat er eerder een kabinetspositie
op een wetgevingshandeling moet worden ingenomen, het mogelijk is een kabinetsappreciatie
aan de Kamer te sturen. Hierin wordt gemotiveerd waarom de brief het BNC-fiche vervangt.
Tevens wordt ernaar gestreefd zoveel mogelijk het format van het BNC-fiche te volgen
(m.n. ten aanzien van de bevoegdheid, subsidiariteits- en proportionaliteitstoets).
In lijn met de EU-informatievoorzieningsafspraken is voornoemde in acht genomen in de brief met de kabinetsappreciatie
(Kamerstukken 22 112 en 25 295, nr. 3068) van het voorstel van de Europese Commissie aangaande de Digitaal Groen Certificaat
met het oog op een zo zorgvuldig, volledig en tijdig mogelijke appreciatie van dit
nieuwe Commissievoorstel.
Rechtsgrondslag
Vraag 59:
De rechtsgrondslag van Verordening COM (2021) 130 wordt gevonden in het vrije verkeer
van personen in de Europese Unie zoals vastgelegd in artikel 21 van het Verdrag betreffende
de werking van de Europese Unie (VWEU).29 De leden van de SGP-fractie zijn van mening dat dit verdragsartikel dusdanig vaak
en breed wordt toegepast, dat het de functionaliteit krijgt van een «juridische passe-partout».
Het artikel wordt als het ware een loper om verschillende sloten, die normaal gesproken
allemaal met een aparte sleutel worden geopend, mee te openen. Zodoende kan door middel
van beroep op het vrije verkeer (van personen) vrijwel altijd een «Europese» oplossing
gezocht en gerechtvaardigd worden voor problemen die slechts in beperkte mate raken
aan grensoverschrijdend verkeer binnen de Europese Unie. Begrijpt en deelt het kabinet
deze zienswijze? Hoe wenselijk acht hij deze situatie? In hoeverre botst dit, of kan
dit conflicteren, met de letter en geest van de Unieverdragen, waarin de bevoegdheidsverdeling
tussen de EU en haar lidstaten is vastgelegd? Welke begrenzingen zijn er aan de toepassing
van artikel 21 VWEU als rechtsgrondslag, zo vragen de leden van de SGP-fractie.
Antwoord 59:
Het kabinet onderschrijft het belang van een kritische beoordeling van de mate waarin
een Europese oplossing noodzakelijk is (subsidiariteit). Zoals gesteld in de kabinetsappreciatie
van de verordening30 rechtvaardigt het grensoverschrijdende karakter van de pandemie dat, op basis van
artikel 21 VWEU, op EU-niveau maatregelen worden genomen om te komen tot interoperabele
systemen die onder andere reizen binnen de Unie kunnen vergemakkelijken als de epidemiologische
situatie dat toelaat. Als er geen sprake zou zijn van afstemming op EU-niveau zou
dit ertoe kunnen leiden dat lidstaten verschillende systemen vaststellen, waarmee
burgers die gebruik willen maken van hun recht op vrij verkeer hinder zouden kunnen
ondervinden.
Zoals gesteld in de kabinetsappreciatie van de verordening is er geen sprake van een
voorschrift ten aanzien van de toepassing van het certificaat. Het besluit over de
toepassing blijft onderdeel van nationale besluitvorming waardoor de verantwoordelijkheid
hiervoor op het juiste niveau ligt. De uiteindelijke inzet van het certificaat ligt
dan ook bij de lidstaten, dit waarborgt de juiste bevoegdheidsverdeling.
Vraag 60:
De leden van de SGP-fractie zijn bezorgd over het beschreven fenomeen. De EU kan hiermee
aanzienlijke invloed claimen en verwerven op terreinen waar de EU anderszins geen,
of slechts een ondersteunende of gedeelde bevoegdheid heeft. Het gebruik van aparte
sleutels voor verschillende sloten, om op deze beeldspraak voort te bouwen, kan Unievoorstellen
voorzien van een meer solide rechtsbasis en de democratische legitimiteit ervan bevorderen,
omdat nationale parlementen (een kleiner aantal) EU-voorstellen op specifiekere criteria
kunnen toetsen. Dit doet niet alleen recht aan de positie van de lidstaten, maar is
ook wenselijk voor de rechtsstatelijkheid van de EU zelf. Het valt te begrijpen dat
de rechtsstaat van EU-lidstaten regelmatig onder een vergrootglas ligt, maar wie of
wat anders dan primair de Europese Raad, de Raad van de EU en de nationale parlementen
dienen te toetsen en signaleren wanneer de Europese Unie en haar instituties voorstellen
doen of initiatieven nemen die redelijkerwijs of aantoonbaar (veel) verder gaan dan
is vastgelegd in de verdragen waarop de Europese Unie gegrondvest is? De leden van
de SGP-fractie vragen of het kabinet de zienswijze van deze leden deelt inzake de
noodzaak van een solide rechtsbasis van EU-voorstellen, ten behoeve van optimale democratische
legitimatie en van kritische tegenmacht binnen de EU, en op welke wijze Nederland
daar zelf ook in dezen aan bijdraagt.
Antwoord 60:
Het kabinet hecht aan een solide onderbouwing van de rechtsbasis in EU-voorstellen.
Het kabinet beoordeelt nieuwe voorstellen hierop en dit oordeel is te vinden in het
relevante BNC-fiche. Iedere EU-maatregel moet kunnen steunen op een rechtsgrondslag.
Die bepaling moet duidelijk maken dat de EU bevoegd is voor de vaststelling van die
maatregel. Het gaat om maatregelen zoals bedoeld in artikel 288 van het EU-Werkingsverdrag (verordeningen, richtlijnen, besluiten en aanbevelingen). De noodzaak van
een rechtsgrondslag vloeit voort uit artikel 5 lid 1 en 2, van het EU-Verdrag. De
rechtsgrondslag bepaalt dus de bevoegdheid van de Unie om op het betreffende terrein
een besluit te nemen. Daarnaast geeft de rechtsgrondslag aan welke middelen ter beschikking
staan om die bevoegdheid uit te oefenen. Bovendien bepaalt de rechtsgrondslag de procedure
van besluitvorming. Bij de onderhavige voorstellen bestaat er geen enkele twijfel
over de juistheid van de rechtsgrondslagen.
Subsidiariteit en alternatieven
Vraag 61:
De tweede vraag die de leden van de SGP-fractie stellen over de verordening, is of
deze nodig is om het beoogde doel te bereiken. Met andere woorden, hoe verhoudt het
voorstel zich tot het subsidiariteitsbeginsel? De Europese Commissie zegt met dit
voorstel te streven naar een «goed gecoördineerde, voorspelbare en transparante aanpak
van de vaststelling van beperkingen van het vrije verkeer». De Europese Commissie
wijst op het probleem van verschillende rondom door lidstaten opgelegde verplichtingen
of eisen aan personen die vanuit risicogebieden in een andere lidstaat reizen. Is
echter het doel van «uniformiteit» en van «coördinatie, transparantie en voorspelbaarheid»
niet eveneens te bereiken via gedegen onderlinge (bi-of multilaterale) afspraken tussen
de lidstaten, zodat een «Digitaal Groen Certificaat» in het geheel niet nodig is,
zo vragen de leden van de SGP-fractie.
Antwoord 61:
Het recht op het vrij verkeer van personen is een fundamentele vrijheid waar Unieburgers
het recht toe hebben. Het voorstel van de Commissie ziet enkel toe op het creëren
van een interoperabel systeem die onder andere reizen binnen de Unie zouden kunnen
vergemakkelijken. Afwezigheid van een interoperabel systeem zou kunnen leiden tot
onvoorspelbaarheid en een gebrek aan uniformiteit. Als lidstaten elk bilateraal of
in kleine groepjes met elkaar afspreken hoe een certificaat eruit komt te zien en
wat erin moet komen te staan, komt dit het vrij verkeer niet ten goede, omdat lidstaten
mogelijk elk andere eisen zullen stellen aan de certificaten of andersoortige bewijzen.
Zoals hierboven en in de kabinetsappreciatie gesteld, is het kabinet van mening dat
het grensoverschrijdende karakter van de pandemie een Europese aanpak rechtvaardigt.
Het ligt in de lijn der verwachting dat dit voorstel er juist voor zal zorgen dat
burgers makkelijker de grens over kunnen en minder hinder zullen ondervinden dan nu
het geval is.
Vraag 62:
De Europese Commissie geeft aan dat dit voorstel «ten volle de bevoegdheden van de
lidstaten ten aanzien van de bepaling van hun gezondheidsbeleid (artikel 168 VWEU)
eerbiedigt». Hoe verhoudt deze «vrijheid van gezondheidsbeleid» zich echter tot het
voorgestelde vaste EU-kader in de context van Covid-19, zo vragen de leden van de
SGP-fractie.
Antwoord 62:
De voorgestelde verordening betreft een (technisch) kader voor de afgifte, verificatie
en acceptatie van interoperabele certificaten inzake COVID-19-vaccinatie, -testen
en -herstel. Lidstaten worden verplicht deze certificaten af te geven, zowel digitaal
als op papier, en deze dienen interoperabel te zijn. Doel is om het vrij verkeer van
personen te faciliteren. Er dient een digitaal systeem te worden opgezet waarbij een
vaccinatie, negatieve testuitslag en verklaring van herstel kan worden omgezet in
een bewijs, dat als basis dient voor een EU Digitaal Groen Certificaat. Of en wanneer
landen maatregelen versoepelen aan de hand van een Digitaal Groen Certificaat wordt
niet in deze verordening geregeld. De verordening heeft daardoor nauwelijks impact
op het nationale beleid ten aanzien van de volksgezondheid. Overigens verbiedt artikel
168 VWEU niet dat de EU regelt stelt over volksgezondheid of die daaraan raken. Artikel
168 lid 7 VWEU bepaalt wel dat de EU de verantwoordelijkheden van de lidstaten met
betrekking tot de bepaling van hun gezondheidsbeleid, alsmede de organisatie en verstrekking
van gezondheidsdiensten en geneeskundige verzorging, eerbiedigt. De verantwoordelijkheden
van de lidstaten omvatten het beheer van gezondheidsdiensten en geneeskundige verzorging,
alsmede de allocatie van de daaraan toegewezen middelen.
Vraag 63:
De leden van de SGP-fractie wijzen voorts op de kritiek en tegenstand van de WHO inzake
een «vaccinatiepaspoort». Dan gaat het onder meer over de daadwerkelijke en langdurige
bescherming tegen besmetting met verspreiding van Covid-19 na vaccinatie.31 Kan het kabinet aangeven welk medisch-wetenschappelijk bewijs er inmiddels is voor
daadwerkelijke bescherming van vaccins tegen transmissie van het virus? Welke wetenschappelijke
grondslag bestaat er voor een zogenaamd «herstelbewijs»?
Antwoord 63:
Nederland pleit er in internationaal verband voor dat er eerst meer duidelijkheid
komt over de bijdrage van vaccinatie en herstel na een infectie aan de transmissie
van het virus. Het OMT heeft in eerdere adviezen (104 en 105) aangegeven dat hierover
meer duidelijkheid over nodig is. Er wordt op dit moment wereldwijd veel onderzoek
gedaan naar de bescherming van vaccinatie tegen transmissie. De wetenschappelijke
onderbouwing van die bescherming zal daarmee steeds vollediger worden.
De Gezondheidsraad is op 2 maart jl. gevraagd om een uitspraak te doen over het effect
van vaccineren op transmissie aan de hand van de huidige stand van de wetenschap en
om dit ook in relatie te stellen tot de internationale ontwikkelingen. Dit advies
wordt eind april verwacht. De eerste resultaten van de onderzoeken over het effect
van vaccinatie op transmissie lijken positief te zijn. Om (in)directe vaccinatieplicht
te voorkomen, moet een recent negatief testbewijs – of mogelijk een herstel bewijs
na een doorgemaakte infectie – als gelijkwaardig alternatief worden gesteld aan het
vaccinatiebewijs. Het is echter niet mogelijk om een kwantitatieve uitspraak te doen
over de mate van gelijkwaardigheid. Het gaat om het bewust aanvaarden van een klein
restrisico als een geaccepteerde marge, gelet op de grote belangen die hier spelen
voor de maatschappij.
Betreffende herstelbewijs, wordt in het advies van de ECDC van 29 maart jl. (Risk
of SARS-CoV-2 transmission from newly-infected individuals with documented previous
infection or vaccination 29 March 2021) wordt op basis van wetenschappelijke onderbouwing
een periode van natuurlijke immuniteit van 5–7 maanden na een doorgemaakte infectie
genoemd. Wel is deze natuurlijke bescherming tegen re-infecties lager bij individuen
boven 65 jaar. Hierbij moet opgemerkt worden dat deze data afkomstig zijn van studies
uit een periode waar virulente varianten nog niet in grote getalen in omloop waren.
In diverse landen, zoals Oostenrijk en Denemarken, waar gebruik wordt gemaakt van
een herstelbewijs worden data verzameld over de invloed van herstel op transmissie.
Wij houden deze ontwikkelingen in de gaten.
Evenredigheid
Vraag 64:
In de verordening doet de Europese Commissie voorstellen voor een EU-kader voor de
afgifte, verificatie en aanvaarding van vaccinatiecertificaten, en van documenten
ter staving van een negatief testresultaat en documenten waaruit blijkt dat de betrokkene
is hersteld van een eerdere besmetting. De leden van de SGP-fractie vragen, in het
licht van voorgenoemde noties, of een EU-kader niet verder gaat dan wat strikt noodzakelijk
is. Weliswaar maken niet-interoperabele systemen en certificaten het «lastig» om gebruik
te maken van het recht op vrij verkeer, zoals ook de kabinetsappreciatie verwoordt,
maar dit is tegelijkertijd ook niet «onmogelijk». Bovendien kan interoperabiliteit
ook door middel van coördinatie tussen lidstaten gerealiseerd worden. Deelt het kabinet
deze kritiek?
Antwoord 64:
De huidige situatie werpt belemmeringen op voor het vrij verkeer van personen. Het
vrij verkeer van personen geeft EU-burgers het recht zich vrij te verplaatsen, vrij
te verblijven op het grondgebied van de lidstaten en daar diensten te verlenen of
te ontvangen, dan wel zich daar te vestigen. Met dit voorstel wordt een interoperabel
systeem voorgesteld waardoor Lidstaten een systeem tot hun beschikking hebben om het
vrij verkeer van personen te faciliteren. Het kabinet zet zich er daarbij voor in
dat de verordening zoals die zal worden aangenomen niet verder gaat dan strikt noodzakelijk.
Zie ook het antwoord op vraag 62.
Vraag 65:
Voorts vragen de leden van de SGP-fractie hoe tijdelijk dit voorstel zal blijken wanneer
«de kogel eenmaal door de kerk is». Het valt op dat de Europese Commissie niet spreekt
over «beëindiging» maar over «opschorting» zodra de Covid-19-pandemie voorbij is.
Waarom is voor deze specifieke formulering gekozen? Onder welke voorwaarden kan toch
overgegaan worden tot behoud van een «Digitaal Groen Certificaat», in plaats van beëindiging
zodra deze pandemie voorbij is? Met andere woorden: is dit voorstel tijdelijk, ja
of nee? Er kunnen zich immers altijd andere epidemieën of pandemieën voordoen, of
anderszins redenen en argumenten gevonden worden, om aan de eenmaal opgestelde kaders
vast te houden. Hoe zou het kabinet met een dergelijke discussie omgaan?
Antwoord 65:
Het kabinet zet zich ervoor in een verordening aan te nemen met een beperkte geldigheidsduur
zoals 12 maanden. Het kabinet acht het van essentieel belang dat de verordening niet
kan worden opgeschort op basis van uitspraken van de Directeur-Generaal van de Wereld
Gezondheidsorganisatie. Het kabinet acht het bovendien onwenselijk dat dit instrument
kan worden ingezet voor andere epidemieën of pandemieën. In de aangepaste versie vanuit
de onderhandelingen is er van deze bevoegdheid ook geen sprake meer. Mocht de epidemiologische
situatie in Europa het noodzakelijk maken dat de geldigheidsduur van de verordening
wordt verlengd, dan is het de wens van het kabinet dat de Commissie met een voorstel
komt om dit te regelen.
Vraag 66:
De leden van de SGP-fractie lezen dat het Portugese voorzitterschap zich ervoor inzet
binnen drie maanden tot een politiek akkoord te komen over het «groene certificaat».
Zij vragen hoe dit traject zich verhoudt tot het feit dat Europese landen alles op
alles zetten om aan het begin van de zomer een zo hoog mogelijke vaccinatiegraad te
bereiken. De Minister van VWS heeft aangegeven dat medio juli 2021 voor iedere Nederlander
ouder dan 18 jaar een vaccin beschikbaar is. Het is niet onwaarschijnlijk dat er in
juli 2021 al een dusdanig hoge vaccinatiegraad is bereikt, dat maatregelen kunnen
worden afgeschaald. Kan het kabinet aangeven of hij van mening is dat in een dergelijke
situatie een «groene pas» nog steeds gerechtvaardigd is om het vrije verkeer van personen
weer mogelijk te maken? Begrijpt hij de zorgen van de SGP-fractie dat het certificaat
weleens veel minder tijdelijk zal zijn dan het wordt gepresenteerd door de Europese
Commissie?
Antwoord 66:
Op dit moment is nog veel onduidelijk over transmissie na vaccinatie en herstel. Het
kabinet zet daarom in op een verordening met een beperkte geldigheidsduur zoals 12
maanden met een evaluatie na 6 maanden. Mocht de verordening tijdens deze periode
niet meer van nut blijken te zijn, zal het kabinet de Commissie verzoeken met een
wetsvoorstel te komen ter eerdere beëindiging van de verordening.
Ethische bezwaren
Vraag 67:
De leden van de SGP-fractie constateren dat het bezit van een Digitaal Groen Certificaat,
met name een vaccinatiecertificaat, geen voorwaarde mag zijn voor de uitoefening van
het recht van vrij verkeer. Dat is op zichzelf een goede zaak: een «groene pas» mag
inderdaad geen «rode kaart» zijn voor niet-gevaccineerden. Wordt deze mening echter
ook gedeeld door andere lidstaten? Kunnen Nederland, Italië of Polen wellicht alsnog
kiezen voor het uitsluiten van niet-gevaccineerden?
Antwoord 67:
Het voorstel voorziet enkel de oprichting van een interoperabel systeem. Over de toepassing
van de voorgestelde certificaten bevat de verordening geen bepalingen. Het is dus
aan lidstaten om aan te geven hoe de voorgestelde certificaten mogen worden gebruikt.
Wel is van belang hierbij te benoemen dat Lidstaten niet mogen discrimineren in de
eisen die zij stellen aan hun eigen onderdanen en de eisen die zij stellen aan de
onderdanen van andere lidstaten. De verordening voorziet in het verstrekken van een
certificaat op basis van een vaccinatie-, test-, of mogelijk herstelbewijs. Dit moet
er voor zorgen dat er gelijkwaardige alternatieven ter beschikking zijn voor mensen
die niet gevaccineerd kunnen of willen worden.
Vraag 68:
Deze leden vrezen dat de voorgestelde oplossing discriminatie in de hand werkt. Ten
eerste bestaan er tussen EU-lidstaten belangrijke verschillen in het vaccinatie- en
testbeleid, zodat burgers in de ene lidstaat moeilijker en/of later aan de EU-kaders
zullen kunnen voldoen dan burgers in de andere lidstaat. Daarbij bestaan er binnen
lidstaten ook aanzienlijke verschillen tussen leeftijdsgroepen in termen van onder
meer vaccinatiegraad. Hoe verhoudt de verordening zich in dit licht tot het beginsel
van non-discriminatie op basis van nationaliteit of leeftijd? Geldt dit niet evenzeer
voor «derdelanders», voor wie geldt dat de ene overheid veel beter in staat zal zijn
de burgers aan EU-kaders te laten voldoen dan de andere, zo vragen de leden van de
SGP-fractie.
Antwoord 68:
Omdat de verordening voorziet in een technisch kader voor een certificaat op basis
van een vaccinatie-, test- of een mogelijk herstelbewijs is vaccinatiegraad niet de
enige factor die bepaalt of een certificaat kan worden afgegeven. Het kabinet blijft
hameren op die meervoudige basis voor een certificaat, juist om die discriminatie
tegen te gaan. Indien een persoon (nog) niet kan of wil worden ingeënt, mag dit volgens
het kabinet geen belemmering zijn voor het toekennen van een certificaat als aan bijvoorbeeld
de voorwaarden voor een testbewijs of mogelijk herstelbewijs wordt voldaan. Het in
gebruik nemen van het certificaat wordt niet in de verordening geregeld. Om discriminatie
te voorkomen zijn de alternatieven test en herstelcertificaat onderdeel van de verordening.
Deze alternatieven zullen bij een eventuele ingebruikname van het Digitaal Groen Certificaat,
zowel binnen de EU als mondiaal meegenomen dienen te worden.
In de toelichting van het voorstel wordt herhaald dat het bezit van het vaccinatiecertificaat
geen voorwaarde mag zijn voor het vrij verkeer van personen. Bij de vaststelling en
toepassing van beperkingen van het vrije verkeer moeten de lidstaten de beginselen
van het EU-recht, en met name evenredigheid en non-discriminatie op grond van nationaliteit
eerbiedigen. Enkel als daaraan is voldaan kunnen beperkingen, zoals quarantaine of
het Digitaal Groen Certificaat op basis van vaccinatie, negatieve test of mogelijk
herstel, worden opgelegd.
Vraag 69:
De leden van de SGP-fractie lezen dat de Europese Commissie benadrukt dat ongevaccineerde
EU-burgers en hun familieleden hun recht op vrij verkeer moeten kunnen blijven uitoefenen,
waar nodig met inachtneming van test- of quarantaineverplichtingen. Er mag geen (indirecte)
verplichting zijn tot vaccinatie als voorwaarde voor de uitoefening van vrij verkeer
van personen. Genoemde leden ondersteunen dit van harte, maar maken zich wel zorgen
over de situatie wanneer de vaccinatiegraad hoog is en vaccinatie voor iedereen beschikbaar
is. Kan het kabinet garanderen dat ook in een dergelijke situatie, waarin hoogstwaarschijnlijk
veel beperkende maatregelen zullen worden opgeheven, het alternatief van een testbewijs
in plaats van vaccinatiebewijs zal blijven bestaan? De leden van de SGP-fractie kunnen
zich namelijk indenken dat er druk zal ontstaan om vanaf dat moment het certificaat
te beperken tot een vaccinatiebewijs, wat veel eenvoudiger is in de uitvoering. Zij
horen graag hoe het kabinet hierover denkt.
Antwoord 69:
Behalve dat er mensen zijn die geen vaccin willen, zijn er ook mensen die geen vaccin
kunnen krijgen vanwege verschillende redenen. Het kabinet zal zich er daarom altijd
voor inzetten dat er alternatieven bestaan voor deze personen, zodat ook zij gebruik
kunnen maken van het recht op het vrij verkeer van personen. Het kabinet heeft meermaals
toegezegd dat er geen directe noch indirecte vaccinatieplicht zal zijn in Nederland.
Technologische bezwaren
Vraag 70:
Ook zijn de leden van de SGP-fractie bezorgd over de technologische risico’s van het
Digitaal Groen Certificaat. Zijn de gegevens voldoende beveiligd? Het gaat om zeer
gevoelige privéinformatie, waar door EU-overheden inzicht in kan worden geëist. Hoe
wordt de databescherming vormgegeven? Hoe verhoudt het certificaat zich tot de AVG?
Hoe wordt voorkomen dat actoren, zowel binnen de EU als wat betreft derde mogendheden,
onbevoegd toegang krijgen tot deze gevoelige informatie en systemen? Kan bij een systeem
dat door maar liefst 27 lidstaten gebruikt wordt in geval van een digitale inbraak
nog vastgesteld worden hoe, waar, door wie, met welk doel deze inbraak plaatsvond
en welke partij(en) daarvoor aansprakelijk gehouden dienen te worden, zo vragen deze
leden. Onder meer uit recente rapportages van Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten
blijkt immers dat digitale aanvallen door bijvoorbeeld buitenlandse mogendheden allesbehalve
incidenteel zijn.32
Antwoord 70:
Op Europees niveau worden geen persoonsgegevens centraal opgeslagen. Nederland heeft
zich hier van meet af aan ingezet voor het belang van privacy bij de ontwikkeling
van een Europese interoperabiliteitsoplossing. Het enige wat Europees wordt bijgehouden
is de zogenoemde Public Key Directory (PKD). Dit is een geanonimiseerde sleutel op
basis waarvan de echtheid en geldigheid van een certificaat kan worden vastgesteld.
Deze sleutels zijn niet tot een individuele persoon te herleiden.
Daarnaast bepaalt de Verordening dat de nationale autoriteiten die bevoegd zijn om
de certificaten uit te geven, als verwerkingsverantwoordelijke in de zin van de AVG
worden aangemerkt. Dit betekent dat deze autoriteiten passende maatregelen moeten
treffen, bijvoorbeeld wat betreft de beveiliging, toegang of gebruik van de gegevens,
om te waarborgen dat de verwerking van persoonsgegevens in overeenstemming met de
AVG wordt uitgevoerd, en dat deze autoriteiten daar ook verantwoordelijk voor zijn.
Het kabinet is zich bewust dat de persoonsgegevens die worden verwerkt voor de uitgifte
van certificaten gevoelig zijn. De persoonsgegevens die op nationaal niveau worden
verwerkt vallen onder de reikwijdte van de AVG. In de AVG is onder meer geregeld dat
er voor de beveiliging organisatorische en technische maatregelen moeten worden genomen
om persoonsgegevens adequaat te beschermen.
Vraag 71:
«The Royal Society» in Groot-Brittannië heeft twaalf criteria opgesteld inzake de
ontwikkeling en het gebruik van «vaccinatiepaspoorten».33 Daarbij wordt onder meer ingegaan op zaken als databeveiliging. Kan het kabinet toelichten
of en hoe het Digitaal Groen Certificaat voldoet aan elk van deze twaalf criteria,
zo vragen de leden van de SGP-fractie. Kan het kabinet aangeven of de Europese Commissie
überhaupt ethici heeft laten meedenken bij de totstandkoming van de «groene pas»?
Welke rol speelden zulke overwegingen binnen de kabinetsappreciatie?
Antwoord 71:
Het is het kabinet niet bekend of de Europese Commissie bij het schrijven van het
voorstel rekening heeft gehouden met de criteria van The Royal Society. Bij de appreciatie
heeft het kabinet, zoals gebruikelijk bij de beoordeling van voorstellen van de Europese
Commissie, gekeken naar aspecten als privacy, bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit.
Daarnaast vindt het kabinet het belangrijk dat het voorstel niet mag leiden tot (indirecte)
vaccinatie dwang. Het kabinet acht het ontbreken van een voorschrift in het voorstel
ten aanzien van de toepassing van het certificaat positief. Op deze wijze kunnen inzichten
over het effect van vaccineren op transmissie van het virus en de ontwikkeling van
de epidemiologische situatie in de EU zoveel mogelijk worden meegenomen in de uiteindelijke
nationale besluitvorming over de toepassing van de verordening34.
Vraag 72:
Het kabinet werkt zelf aan een ««CoronaCheck app»». De leden van de SGP-fractie vragen
het kabinet om nader toe te lichten of, en zo ja, hoe deze app gekoppeld zal worden
aan het Europese digitale certificaat. Voorziet het kabinet hier problemen of risico’s
in de uitvoering en zo ja, welke?
Antwoord 72:
Op dit moment treft het kabinet de nodige technische voorbereidingen om naast testcertificaten
ook vaccinatiecertificaten te ondersteunen in de «CoronaCheck-app». Bij de technische
voorbereidingen wordt volledig rekening gehouden met de technische specificaties van
de Europese digitale groen certificaat en houdt hierbij rekening met de vereisten
uit de AVG. Vooralsnog worden in de technische uitwerking van dit certificaat in onze
nationale CoronaCheck-app geen problemen of risico’s in de uitvoering voorzien.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M. Agema, Tweede Kamerlid -
Mede ondertekenaar
H.W. Krijger, adjunct-griffier