Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over de voorhang ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit register onderwijsdeelnemers in verband met de uitbreiding van de gegevensverstrekking uit het register onderwijsdeelnemers ten behoeve van de uitvoering van wettelijke taken door bestuursorganen (Kamerstuk 34878-15)
34 878 Bundeling en aanpassing van regels over de registers met betrekking tot onderwijsdeelnemers (Wet register onderwijsdeelnemers)
Nr. 16 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 1 april 2021
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en
opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de
brief van 22 januari 2021 inzake voorhang ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit
register onderwijsdeelnemers in verband met de uitbreiding van de gegevensverstrekking
uit het register onderwijsdeelnemers ten behoeve van de uitvoering van wettelijke
taken door bestuursorganen (Kamerstuk 34 878, nr. 15).
De vragen en opmerkingen zijn op 2 februari 2021 aan de Minister van Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap voorgelegd. Bij brief van 1 april 2021 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Tellegen
De adjunct-griffier van de commissie, Bosnjakovic
Inhoud
blz.
I
Vragen en opmerkingen uit de fracties
2
•
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
2
•
Inbreng van de leden van de D66-fractie
2
II
Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
3
I Vragen en opmerkingen uit de fracties
Inbreng van de leden van de VVD-fractie
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de voorhang ontwerpbesluit tot
wijziging van het Besluit register onderwijsdeelnemers in verband met de uitbreiding
van de gegevensverstrekking uit het register onderwijsdeelnemers ten behoeve van de
uitvoering van wettelijke taken door bestuursorganen en hebben daarover geen vragen.
Inbreng van de leden van de D66-fractie
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van het onderhavig ontwerpbesluit.
Aangezien zij privacy en het borgen van een goede omgang van persoonsgegevens van
belang achten, wensen zij enkele vragen aan de Minister te stellen.
De leden van de D66-fractie vragen de Minister toe te lichten wat de nut en noodzaak
is van het kunnen opnemen van het geboorteland van de onderwijsdeelnemer en het geboorteland
van elk van de ouders in het register ex artikel 4, eerste lid, sub i en j van het
Besluit register onderwijsdeelnemers (hierna: Besluit). De leden vragen waarvoor de
Minister of andere bestuursorganen gebruik maken van deze gegevens.
De leden van de D66-fractie wijzen erop dat in het kader van de bescherming van persoonsgegevens
het opnemen van persoonsgegevens in een register ook een duidelijk doel moeten dienen.
Het enkele feit dat bepaalde gegevens interessant kunnen zijn voor beleidsvorming,
is geen rechtvaardiging voor de (centrale) registratie van persoonsgegevens. Immers,
door het uitzetten van beleidsonderzoek, het verbinden van een monitor aan experimenten
of door het vergelijken van scholen kan ook veel geleerd worden voor de beleidsvorming,
zonder dat iemand voor altijd een «kruisje» bij zijn of haar naam geregistreerd heeft.
Deze leden vragen de Minister nader te motiveren welke noodzaak er is om gegevens
in het register op te nemen betreffende het pedagogisch-didactisch onderwijsconcept,
plaatsing in een internationale schakelklas, deelname aan tweetalig onderwijs en de
aanduiding dat de deelnemer een talent is op het gebied van topsport, dans of muziek,
en deelname aan een experiment. Heeft de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) een nieuw
advies of oordeel uitgebracht na de wijzigingen van de Minister in het ontwerpbesluit,
zo vragen de leden.
De leden van de D66-fractie vragen de Minister toe te lichten waarom de Wet register
onderwijsdeelnemers (hierna: wet) niet van toepassing is op Caribisch Nederland? Op
welke termijn voorziet de Minister invoering voor Caribisch Nederland? Zou invoering
van de wet voor Caribisch Nederland ook enkele knelpunten wegnemen die de Nationale
ombudsman in het recente onderzoek «Kopzorgen voor Caribische studenten»1 adresseerde, zo vragen de leden.
De leden van de D66-fractie vragen de Minister nader te motiveren wat de nut en noodzaak
van het creëren van een grondslag voor het verstrekken van gegevens in het kader van
het lerarenregister (onderdeel F) is, nu het lerarenregister niet operationeel is.
De leden van de D66-fractie vragen de Minister of een evaluatie of doorlichting van
de wet of Besluit is voorzien om te bezien of het register niet meer gegevens blijkt
te bevatten dan noodzakelijk en wenselijk is.
II Reactie van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
In dit schriftelijk overleg heeft uw vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
enkele vragen gesteld naar aanleiding van de voorhang van het ontwerpbesluit tot wijziging
van het Besluit register onderwijsdeelnemers in verband met de uitbreiding van de
gegevensverstrekking uit het register onderwijsdeelnemers ten behoeve van de uitvoering
van wettelijke taken door bestuursorganen (Kamerstuk 34 878, nr. 15). Ik dank de leden voor de door hen gestelde vragen, waarop ik hierna zal ingaan.
De leden van de D66-fractie vragen de Minister toe te lichten wat de nut en noodzaak
is van het kunnen opnemen van het geboorteland van de onderwijsdeelnemer en het geboorteland
van elk van de ouders in het register ex artikel 4, eerste lid, sub i en j van het
Besluit register onderwijsdeelnemers (hierna: Besluit). De leden vragen waarvoor de
Minister of andere bestuursorganen gebruik maken van deze gegevens.
Het geboorteland van de onderwijsdeelnemer en dat van elk van diens ouders worden
vanuit de basisregistratie personen (BRP) toegevoegd aan het register onderwijsdeelnemers.2 Deze gegevens worden door de Minister van OCW gebruikt bij het bepalen van de migratieachtergrond
van onderwijsdeelnemers (analoog aan de definitie die het CBS gebruikt in statistieken
over het onderwijs). De migratieachtergrond van onderwijsdeelnemers speelt bijvoorbeeld
een rol bij de vaststelling van de aanvullende bekostiging voor onderwijsachterstandenbestrijding
in het speciaal basisonderwijs en speciaal onderwijs: de hoogte van die aanvullende
bekostiging is afhankelijk van het aantal leerlingen met een niet-Nederlandse culturele
achtergrond. De Minister gebruikt deze gegevens vervolgens ook in de communicatie
met het bevoegd gezag over de bekostiging (artikel 24 van het Besluit). Daarnaast
kan de Minister deze gegevens (in gepseudonimiseerde vorm) gebruiken bij beleidsvoorbereiding,
bijvoorbeeld op het terrein van doorstroom en kansengelijkheid (artikel 23 van het
Besluit). In gepseudonimiseerde vorm worden geboortelandgegevens tevens verstrekt
aan de Inspectie van het onderwijs, ten behoeve van het toezicht (artikel 26 van het
Besluit).
Deze gegevens kunnen op grond van artikel 27 van het Besluit worden verstrekt aan
het bestuur van de onderwijsinstelling waar de onderwijsdeelnemer staat ingeschreven,
bijvoorbeeld ten behoeve van opname van geboorteplaats en -land op een uit te reiken
diploma. Het bestuur van een onderwijsinstelling in het mbo of ho kan het geboorteland
van de onderwijsdeelnemer (maar niet het geboorteland van diens ouders) gebruiken
ten behoeve van inschrijvingsprocedures (artikel 28 van het Besluit).
Het CBS krijgt ten behoeve van statistische analyses de beschikking over alle basisgegevens
in het register onderwijsdeelnemers (artikel 34 van het Besluit). Strikt genomen vallen
daaronder dus ook de geboortelandgegevens, voor zover die in het register onderwijsdeelnemers
zijn opgenomen. Het CBS heeft echter al rechtstreeks toegang tot deze gegevens in
de BRP.
Op grond van het reeds geldende Besluit (artikel 38) worden gegevens over het geboorteland
van onderwijsdeelnemers ook verstrekt aan het Samenwerkingsverband beroepsonderwijs
bedrijfsleven (SBB). SBB kan deze gegevens bijvoorbeeld gebruiken bij onderzoek naar
stagediscriminatie. Gebleken is echter dat bij de gegevensverstrekking aan SBB ook
volstaan kan worden met geaggregeerde gegevens over de migratieachtergrond van onderwijsdeelnemers.
Het is dus niet langer noodzakelijk om hiervoor het geboorteland van onderwijsdeelnemers
aan SBB te blijven verstrekken. Het Besluit zal hierop worden aangepast.
Er zijn verder geen andere bestuursorganen die geboortelandgegevens uit het register
onderwijsdeelnemers verstrekt krijgen.
De leden van de D66-fractie vragen de Minister nader te motiveren welke noodzaak er
is om gegevens in het register op te nemen betreffende het pedagogisch-didactisch
onderwijsconcept, plaatsing in een internationale schakelklas, deelname aan tweetalig
onderwijs en de aanduiding dat de deelnemer een talent is op het gebied van topsport,
dans of muziek, en deelname aan een experiment.
Bij de nieuw in het register onderwijsdeelnemers op te nemen opleidingsgegevens gaat
het om gegevens die nu ook al in de eigen leerlingenadministratie van de scholen bijgehouden
worden. De opname in het register komt mede voort uit verzoeken vanuit de onderwijsinstellingen
zelf om deze gegevens centraal te kunnen registreren. Levering van deze gegevens door
de scholen aan DUO ten behoeve van opname in het register onderwijsdeelnemers kan
geautomatiseerd plaatsvinden. Dat leidt tot een lastenverlichting voor de schoolbesturen,
doordat de gegevens dan niet meer op verschillende momenten afzonderlijk bij de scholen
opgevraagd hoeven te worden door de Inspectie van het onderwijs, of voor onderzoeken
door of namens de Minister. Als onderzoeksbureaus en de inspectie per school aanvullende
vragen moeten stellen en informatie moeten inwinnen om aan deze gegevens te komen,
dan leidt dat tot hogere kosten en nemen ook de risico’s op onveilige gegevensuitwisseling
aanzienlijk toe.
Overigens leidt opname in het register er niet toe dat deze gegevens gelijk breed
gebruikt kunnen worden. De gegevens zijn afgeschermd en het besluit bepaalt aan wie
deze verstrekt kunnen worden. Voor beleidsvoorbereiding heeft de Minister alleen toegang
tot gegevens in gepseudonimiseerde vorm. Datzelfde geldt ten aanzien van het toezicht
door de inspectie.
De aanduiding dat een onderwijsdeelnemer een talent is op het gebied van topsport,
dans of muziek, of het gegeven dat hij of zij deelneemt aan een bepaalde pilot of
experiment zijn noodzakelijke gegevens voor de beleidsvoorbereiding door de Minister
en voor het toezicht door de inspectie.
Hieronder wordt specifieker ingegaan op de verschillende nieuwe opleidingsgegevens.
Internationale schakelklas (ISK):
Op basis van de huidige informatie uit het register onderwijsdeelnemers kunnen we
alleen zien hoelang een leerling in Nederland is en of de school voor deze leerling
vanaf april 2019 nieuwkomerbekostiging heeft ontvangen. De huidige registratiesystematiek
geeft geen inzicht in of de leerling onderwijs op de ISK volgt of heeft gevolgd. We
kunnen nu dus niet aangeven hoeveel leerlingen leskrijgen op de ISK, hoeveel leerlingen
daarvan (niet) aanvullend bekostigd worden, en wat de cijfers van deze leerlingen
zijn op de ISK, maar ook daarna. We kunnen nu niets zeggen over het effect van de
ISK op de onderwijsloopbaan van leerlingen. Het betreft hier een kwetsbare groep leerlingen
met een verhoogd risico op het oplopen van een onderwijsachterstand. Om snel passende
maatregelen te kunnen nemen om deze specifieke doelgroep zo goed mogelijk te kunnen
ondersteunen is registratie van plaatsing in een internationale schakelklas noodzakelijk.
Tweetalig onderwijs:
In het tweetalig onderwijs (TTO) wordt de helft van het onderwijs in het Engels gegeven.
Echter, niet alle leerlingen op een school die tweetalig onderwijs aanbiedt, volgen
ook daadwerkelijk tweetalig onderwijs. Registratie is noodzakelijk om te beoordeeld
of de school voldoet aan de voorwaarden voor het geven van TTO. Voor het onderzoek
hoe TTO-leerlingen presteren ten opzichte van overige leerlingen moet wel duidelijk
zijn welke leerlingen dit type onderwijs volgen. Hierbij is helder dat het verschil
tussen scholen die wel of geen TTO aanbieden zonder verdere registratie bepaald kan
worden. Binnen een school, op leerlingniveau, kan dat niet. Door extra gegevens vast
te leggen kan beter onderzoek gedaan worden naar de effecten van het volgen van TTO.
Zonder het centraal vastleggen van de gegevens zouden er extra gegevensstromen ontstaan
tussen scholen, onderzoeksbureaus en de Inspectie, buiten de beveiligde omgevingen
van DUO om. Dat is onwenselijk.
Topsport, dans en muziek onderwijs:
Bij zowel topsportonderwijs (LOOT) als bij dans- en muziekonderwijs (DAMU) zijn leerlingen
ingeschreven aan een reguliere school, waar ze een aangepast programma volgen. Daarnaast
moeten de scholen aan bepaalde verplichtingen voldoen. Ook hier geldt dat dit natuurlijk
per school door de verschillende instanties apart opgehaald kan worden buiten de beveiligde
gegevens van DUO om. Dit is echter meer risicovol, zeker als er (persoons)gegevens
gecombineerd moeten worden. Daarnaast is het ook belangrijk om te weten hoe deze leerlingen
het in het onderwijs «doen» t.o.v. andere leerlingen, en hier mogelijk gericht beleid
op te maken.
Experimenten en pilots:
Bij experimenten en pilots moeten scholen meewerken aan onderzoeken om te zien of
deze experimenten en pilots ook het verwachte resultaat hebben. Deze onderzoeken worden
over het algemeen uitgevoerd door onderzoeksbureaus. Ook de Inspectie van het onderwijs
heeft gegevens nodig, omdat bijvoorbeeld door het soort experiment gecorrigeerd moet
worden voor het rendementscijfer of een ander kwaliteitskenmerk van de Inspectie.
Ook hier speelt dat meestal slechts een deel van de leerlingen deelneemt aan het experiment
of de pilot. Voor de scholen kost het veel tijd als het doorgeven van specifieke gegevens
apart geregeld en verspreid moet worden.
Ook het inwinnen van specifieke gegevens door de Inspectie en de onderzoeksbureaus
kost bij deze organisaties extra tijd. Hierbij speelt dat hoe meer scholen mee doen
aan een experiment of pilot hoe meer capaciteit het vraagt van de Inspectie van het
onderwijs of het onderzoeksbureau om de gegevens op te vragen bij de scholen. Tot
slot spelen ook hier aspecten als datalekken een rol. Indien de gegevens direct uit
het register onderwijsdeelnemers kunnen worden gehaald, is de kans op een datalek
kleiner dan als alle scholen los de informatie aanleveren bij een onderzoeksbureau.
Pedagogisch-didactisch concept:
Binnen een school kan sprake zijn van het geven van onderwijs volgens een pedagogisch-didactische
concept. Dat is echter niet altijd op alle leerlingen van de school van toepassing,
of er zijn meerdere pedagogisch-didactische concepten van toepassing op verschillende
delen van de school. Het besluit maakt het voor schoolbesturen mogelijk om, indien
ze dat zelf wensen, gegevens over het pedagogisch-didactisch concept in het register
onderwijsdeelnemers op te nemen. Signalen uit het veld hebben duidelijk gemaakt dat
scholen het zelf fijn zouden vinden om dit gegeven te kunnen registreren. Door opname
in het register wordt bovendien voorkomen dat de Inspectie deze gegevens zelf nog
afzonderlijk op moet vragen ten behoeve van het toezicht.
Heeft de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) een nieuw advies of oordeel uitgebracht
na de wijzigingen van de Minister in het ontwerpbesluit, zo vragen de leden.
De AP is niet gevraagd opnieuw advies uit te brengen. Zoals in de nota van toelichting
bij het (ontwerp)besluit is aangegeven, is het advies van de AP in het besluit verwerkt.
Door de nieuwe gegevens in het besluit zelf te benoemen, in plaats van daarin een
meer algemeen gegeven «opleidingskenmerk» op te nemen, is uitvoering gegeven aan het
advies van de AP.3
De leden van de D66-fractie vragen de Minister toe te lichten waarom de Wet register
onderwijsdeelnemers (hierna: wet) niet van toepassing is op Caribisch Nederland? Op
welke termijn voorziet de Minister invoering voor Caribisch Nederland?
De scholen in Caribisch Nederland zijn nooit aangesloten op het basisregister onderwijsnummer
(bron), de voorloper van het register onderwijsdeelnemers. De regelgeving ten aanzien
van het register onderwijsdeelnemers is nu ook nog niet van toepassing op Caribisch
Nederland. De Wet register onderwijsdeelnemers en het Besluit register onderwijsdeelnemers
voorzien wel al in de invoering van het register onderwijsdeelnemers in Caribisch
Nederland.4 De bepalingen hierover zijn echter nog niet in werking getreden.
Op dit moment loopt er een pilot om te verkennen tegen welke (praktische en technische)
belemmeringen onderwijsinstellingen in Caribisch Nederland aanlopen voordat ze kunnen
worden aangesloten op het register onderwijsdeelnemers. De uitkomsten van deze pilot
worden voor het vo en mbo op korte termijn verwacht. Het po volgt daarna. De uitkomsten
van deze pilot zijn bepalend voor de vraag hoe lang er nodig is om aanpassingen aan
de kant van de scholen en/of DUO te doen om gegevenslevering via het register mogelijk
te maken. Er wordt naar gestreefd om het register zo spoedig mogelijk ook voor Caribisch
Nederland in te voeren, maar dat dient wel zorgvuldig te gebeuren. Aansluiting van
de scholen in Caribisch Nederland op het register onderwijsdeelnemers wordt op zijn
vroegst voorzien met ingang van schooljaar 2022–2023.
Zou invoering van de wet voor Caribisch Nederland ook enkele knelpunten wegnemen die
de Nationale ombudsman in het recente onderzoek «Kopzorgen voor Caribische studenten»5 adresseerde, zo vragen de leden.
Op 17 december 2020 zijn door de leden Diertens en Paternotte Kamervragen gesteld
naar aanleiding van het bericht «Ombudsman wil meer aandacht voor obstakels Caribische
studenten», dat ook betrekking heeft op het hiervoor genoemde onderzoek van de Nationale
ombudsman. In mijn brief d.d. 5 maart 2021 heb ik die vragen, mede namens de Staatssecretaris
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport, beantwoord (Aanhangsel Handelingen II 2020/21, nr. 1905). Zoals in die brief aangekondigd, ontvangt u later dit voorjaar van mij een brief
met een uitgebreidere reactie op onder andere het onderzoek «Kopzorgen voor Caribische
studenten» van de Nationale ombudsman.
De aansluiting van de scholen in Caribisch Nederland op het register onderwijsdeelnemers
zal op zichzelf geen van de door de Ombudsman geadresseerde knelpunten wegnemen. Door
aansluiting van de scholen in Caribisch Nederland op het register onderwijsdeelnemers
kunnen instellingen in het mbo en ho in de toekomst bij inschrijvingsprocedures ook
voor onderwijsdeelnemers afkomstig uit Caribisch Nederland gebruik gaan maken van
in het register onderwijsdeelnemers opgenomen gegevens met betrekking tot de vooropleiding
van deze (aankomende) studenten. Dat kan indirect een bijdrage leveren aan het wegnemen
van mogelijke studieknelpunten, doordat de ontvangende instellingen de Caribische
studenten bij inschrijving kunnen identificeren en gericht kunnen inspelen op de,
ook door de Nationale ombudsman gesignaleerde, noodzakelijke extra aandacht, hulp
en begeleiding, zoals dat bijvoorbeeld ook ten aanzien van internationale studenten
gebeurt. Gegevens in het register over de onderwijsloopbaan van onderwijsdeelnemers
uit Caribisch Nederland die vervolgonderwijs gaan volgen in Europees Nederland kunnen
de Minister helpen bij de vorming en monitoring van beleid dat deze overgang ondersteunt.
De leden van de D66-fractie vragen de Minister nader te motiveren wat de nut en noodzaak
van het creëren van een grondslag voor het verstrekken van gegevens in het kader van
het lerarenregister (onderdeel F) is, nu het lerarenregister niet operationeel is.
Met artikel I, onderdeel F, van het ontwerpbesluit wordt een omissie in het Besluit
register onderwijsdeelnemers hersteld. Het is correct dat de Wet beroep leraar, waarin
de invoering van het lerarenregister en het registervoorportaal is geregeld, grotendeels
nog niet operationeel is.6 De bepalingen met betrekking tot het lerarenportfolio, als onderdeel van het lerarenregister,
zijn echter wel al in werking getreden. Voor de taken rondom het lerarenportfolio
is ook nu al verwerking van diplomagegevens door de Minister nodig.7 Met artikel 48, derde lid, van het Besluit wordt voorzien in een grondslag voor de
verstrekking van diplomagegevens aan de Minister voor deze gegevensverwerking. Als
in de toekomst ook andere onderdelen van de Wet lerarenregister in werking zouden
treden, dan is met dit artikellid voorzien in de daarbij benodigde grondslag voor
verwerking van gegevens uit het register onderwijsdeelnemers door de Minister.
Op dit moment zijn er geen voornemens om het lerarenregister verder te operationaliseren.8 Ik ben me ervan bewust dat in de Tweede Kamer momenteel een initiatiefwetsvoorstel
aanhangig is van de leden Bisschop en Kwint tot afschaffing van het lerarenregister.9 Als dat wetsvoorstel tot wet wordt verheven en in werking treedt, dan zal ook het
Besluit register onderwijsdeelnemers daar zo nodig op aangepast worden.
De leden van de D66-fractie vragen de Minister of een evaluatie of doorlichting van
de wet of het Besluit is voorzien om te bezien of het register niet meer gegevens
blijkt te bevatten dan noodzakelijk en wenselijk is.
In artikel 54 van de Wet register onderwijsdeelnemers is een evaluatiebepaling opgenomen.
Op grond daarvan is uiterlijk in 2025 een evaluatie voorzien van de doeltreffendheid
en de effecten van de wet in de praktijk. Bij die evaluatie zal vanzelfsprekend ook
de nadere uitwerking van de wet in het Besluit register onderwijsdeelnemers worden
betrokken. Wet en Besluit samen bepalen immers welke gegevens er voor welke doelen
in het register worden opgenomen.
Met het oog op dataminimalisatie en de bescherming van de privacy dient het register
onderwijsdeelnemers niet meer gegevens te bevatten dan noodzakelijk. Zo zijn bij de
totstandkoming van het Besluit register onderwijsdeelnemers (in 2019) gegevens met
betrekking tot het gewicht van de leerling in het kader van het onderwijsachterstandenbeleid
geschrapt uit het register. Door een aanpassing van de groeiregeling was de registratie
van die gegevens niet langer noodzakelijk (er wordt nu gebruik gemaakt van geaggregeerde
gegevens van het CBS, zodat in het kader van het onderwijsachterstandenbeleid geen
persoonsgegevens meer nodig zijn). Doorlopend wordt door DUO en OCW bij toekomstige
ontwikkelingen bezien of het nog steeds noodzakelijk is om bepaalde gegevens in het
register te blijven registreren en of de verstrekking van die gegevens beperkt kan
worden. Als uit de evaluatie blijkt dat registratie van bepaalde gegevens in het register
niet meer noodzakelijk of wenselijk is, dan zal het besluit naar aanleiding daarvan
opnieuw aangepast worden.
In antwoord op uw vraag met betrekking tot het nut en de noodzaak van het opnemen
van het geboorteland in het register onderwijsdeelnemers gaf ik al aan dat de verstrekking
daarvan aan het SBB niet langer noodzakelijk is en daarom zal worden beëindigd. Uit
het huidige artikel 38 van het Besluit volgt tevens dat bij de gegevensverstrekking
aan het SBB gebruik zou worden gemaakt van het persoonsgebonden nummer. Dat is feitelijk
onjuist, bij de verstrekking van gegevens aan SBB wordt gebruik gemaakt van een pseudoniem.
Het nu voorliggende besluit zal ik op deze punten aanpassen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
O.C. Tellegen, voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap -
Mede ondertekenaar
C.H. Bosnjakovic , adjunct-griffier