Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
35 617 Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met het laten vervallen van de verplichting een proces-verbaal van aangifte bij de politie op te maken in geval van diefstal of vermissing van het rijbewijs, en enkele andere wijzigingen (Wet digitale melding vermissing rijbewijs)
Nr. 6
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 17 maart 2021
Algemeen
Met belangstelling heb ik kennisgenomen van het verslag dat de vaste commissie voor
Infrastructuur en Waterstaat over het onderhavige wetsvoorstel heeft uitgebracht.
In het verslag is een aantal vragen en opmerkingen gemaakt.
Hieronder wordt ingegaan op de gestelde vragen. Daarbij zal zo veel mogelijk de in
het verslag gehanteerde volgorde worden aangehouden. Waar mogelijk zijn vragen van
dezelfde aard en inhoud gezamenlijk beantwoord of is verwezen naar een eerder antwoord.
Aanleiding
Aanleiding voor de aanpassingen
De leden van de CDA-fractie vragen naar een verduidelijking van de directe aanleiding
van het wetsvoorstel en de link met het arrest Romet.
Het is van belang voor de burger dat in geval van vermissing of diefstal van zijn
rijbewijs dat rijbewijs zo snel mogelijk ongeldig wordt. Als het rijbewijs ongeldig
is geworden, kan worden voorkomen dat van dat rijbewijs misbruik wordt gemaakt. Hier
heeft de overheid ook een verantwoordelijkheid. Dat is bevestigd in het arrest Romet.
Op grond van de tot nu toe geldende regelgeving wordt een rijbewijs echter pas ongeldig
als van vermissing of diefstal aangifte is gedaan bij de politie en dit ook is geregistreerd
in het rijbewijzenregister of als een nieuw of vervangend rijbewijs is aangevraagd
en afgegeven. Afgifte van een nieuw of vervangend rijbewijs maakt het oude rijbewijs
ongeldig. De inmiddels gegroeide praktijk waarin het proces-verbaal van aangifte is
vervangen door een mededeling van betrokkene leidt echter niet tot ongeldigheid van
het rijbewijs. Daarvoor moet betrokkene eerst een nieuw of vervangend rijbewijs hebben
aangevraagd en verkregen of een melding van vermissing bij de gemeente hebben gedaan.
Als betrokkene op dat moment daar geen gelegenheid of mogelijkheid toe heeft, blijft
het rijbewijs dus geldig. Door de huidige regelgeving aan te passen en het rechtsgevolg
van ongeldigheid te koppelen aan de mededeling van betrokkene van diefstal of vermissing
of van het vermoeden van fraude, wordt uitvoering gegeven aan de zorgplicht die de
overheid op dit punt heeft, ook volgens het arrest Romet.
De leden van de CDA-fractie vragen tevens hoe lang al wordt afgeweken van de regelgeving
en waarom de formele regelgeving niet eerder is aangepast.
Na verschillende succesvolle proeven, waarvan de eerste begon in 2009, is het in de
jaren erna in alle Nederlandse gemeenten mogelijk geworden een vermissing van een
identiteitsbewijs (waaronder een rijbewijs) via een eigen verklaring te melden bij
de gemeente waarin de betrokkene is gevestigd.
Hoewel dit formeel niet in overeenstemming is met de regelgeving, heeft het enige
tijd geduurd voordat het onderhavige wetsvoorstel is ingediend. In de praktijk werkte
dit al, terwijl er andere zaken speelden die met grotere prioriteit moesten worden
opgepakt. Het ontbrak gezien de werkende praktijk bovendien lange tijd aan een directe
urgente noodzaak om de regelgeving daarmee in overeenstemming te brengen. De mogelijkheid
tot het digitaal melden van een vermissing van het rijbewijs of een vermoeden van
fraude en het daaraan koppelen van het rechtsgevolg van ongeldigheid van het rijbewijs
vormde een aanleiding om de wet in overeenstemming te brengen met de huidige praktijk.
Proeftuin
De leden van de CDA-fractie vragen wanneer de proeftuin heeft plaatsgevonden en of
er voldoende recente ervaringen zijn.
In 2009 is in Amsterdam een proef gestart om een uniforme vereenvoudigde procedure
te ontwikkelen voor het melden van vermiste Nederlandse identiteitsdocumenten (paspoort,
identiteitskaartkaart, rijbewijs) en het aanvragen van een nieuw document. Hierbij
werd de melding via een proces-verbaal vervangen door een melding bij de gemeente
door middel van een eigen verklaring. Het doel was om de administratieve lastendruk
te verminderen voor zowel de politie, de gemeente, als de burger en om nadrukkelijk
het accent te leggen op het voorkomen van misbruik. Na een eerste proefperiode is,
op basis van de opgedane ervaringen, in 2010 de pilot voortgezet en is een nieuwe
sterk vereenvoudigde procedure ingevoerd in de hele politieregio Amsterdam-Amstelland.
Vanwege het grote succes is de pilot vervolgens uitgebreid naar de regio’s Zuid-Holland-Zuid,
Gelderland-Midden en de stad Rotterdam. Met ingang van 1 oktober 2017 is met een aanpassing
van de wetgeving, de vereenvoudigde procedure voor het paspoort en de identiteitskaart
landelijk ingevoerd. De landelijke invoering is toen in de praktijk ook doorgezet
voor de rijbewijzen.
Hoofdlijnen van het voorstel
Buitenlandse rijbewijzen
De leden van de VVD-fractie vragen wat er precies gemonitord gaat worden en hoe deze
monitoring eventuele fraude of misbruik van de meldingsmogelijkheid gaat voorkomen.
In de proeftuin was voorzien in het automatisme dat bij een derde aanvraag voor een
nieuw of vervangend rijbewijs binnen vijf jaar direct aangifte zou worden gedaan bij
de politie van het vermoeden dat er fraude wordt gepleegd met dat rijbewijs door de
aanvrager. Zoals in de memorie van toelichting is aangegeven, is dit automatisme niet
overgenomen. Wel kan door de RDW worden gemonitord hoe vaak het vanaf de inwerkingtreding
van de wet voorkomt dat door aanvragers in een periode van vijf jaar meerdere malen
een aanvraag wordt ingediend voor een nieuw of vervangend rijbewijs, omdat het eerder
afgegeven rijbewijs gestolen of vermist zou zijn of omdat van de gegevens daarop misbruik
zou worden gemaakt. Op basis van de uitkomsten van deze monitoring kan dan worden
bekeken of het wenselijk en noodzakelijk is aanvullende maatregelen te treffen op
grond waarvan de aanvraagprocedure kan worden opgeschort of een aanvullende grond
op te nemen om een rijbewijs niet af te geven.
Gevolgen voor de regeldruk
Kwantificering van de merkbare effecten voor de burger
De leden van de VVD-fractie vragen zich af in hoeverre de digitale dienstverlening
van toegevoegde waarde is als men alsnog naar de gemeente moet voor het aanvragen
van een nieuw of vervangend rijbewijs. Deze leden begrijpen dat het noodzakelijk is
dat een burger zich uiteindelijk bij de gemeente meldt om te verifiëren of een rijbewijs
door de juiste persoon is aangevraagd. Deze leden zijn echter benieuwd of er mogelijkheden
zijn om dit proces nog meer te vereenvoudigen door bijvoorbeeld naast een digitale
melding van vermissing/diefstal ook direct een aanvraag voor een nieuw rijbewijs in
te kunnen dienen. De aanvrager hoeft dan slechts één keer naar de gemeente om het
rijbewijs op te halen.
Op dit moment wordt in 29 gemeenten een proef gedaan met het digitaal aanvragen van
nieuwe rijbewijzen die verlopen. Een digitale aanvraag van een nieuw rijbewijs bij
vermissing is technisch mogelijk, maar hiervoor is een verdergaande aanpassing van
de Wegenverkeerswet 1994 nodig. Op dit moment wordt besluitvorming voorbereid over
de wenselijkheid van het landelijk invoeren van de mogelijkheid van het elektronisch
aanvragen van rijbewijzen. Dit mede op basis van een evaluatie van de genoemde proef.
In dat kader zal ook de mogelijkheid van het elektronisch aanvragen van een nieuw
rijbewijs bij vermissing worden meegenomen.
Verder vragen de leden van de VVD-fractie of de regering een inschatting kan maken
in hoeveel gevallen een melding langs elektronische weg zal worden gedaan en of de
regering kan bevestigen dat de mogelijkheid om een vermissing fysiek door te geven,
in stand blijft. Is de regering bereid te bevestigen dat, mocht een toekomstige regering
voornemens zijn dit te wijzigen, dit eerst aan de Kamer zal worden voorgelegd?
Het is op dit moment niet mogelijk een betrouwbare inschatting te maken van het percentage
meldingen dat langs elektronische weg zal worden gedaan. Wel kan worden bevestigd
dat de mogelijkheid om een vermissing fysiek door te geven, in stand blijft. Mocht
dit wijzigen dan zal dit eerst aan de Kamer worden voorgelegd.
Advisering en consultatie
De leden van de CDA-fractie vragen op welke manier rekening wordt gehouden met de
administratieve verlenging voor 75-plussers.
Het CBR gaf in de uitvoeringstoets aan dat als de invoeringsdatum van de wetswijziging
eerder zou plaatsvinden dan het derde kwartaal van 2020, dat zou kunnen leiden tot
negatieve interferentie van de inspanningen voor de implementatie met de administratieve
verlenging voor 75-plussers, de doorlooptijden en het wegwerken van de werkvoorraad.
Er werd voor dat geval gevraagd om fasering, waarbij dan de relatief eenvoudige implementatie
van de digitale melding van verlies, diefstal of fraude als eerst zou worden uitgevoerd
en de overige aanpassingen ten aanzien van het afstand doen van het rijbewijs zou
volgen op het moment dat er geen negatieve interferentie meer zou worden voorzien.
Nu de invoeringsdatum naar verwachting 1 januari 2022 zal zijn, doet deze interferentie
zich veel minder sterk voor. Het aantal rijbewijshouders dat dan nog onder de regeling
zou vallen, is naar verwachting kleiner dan nu. Het is evenwel niet mogelijk een vervangend
rijbewijs af te geven indien het rijbewijs formeel verlopen, maar administratief verlengd
is. Er zal maatwerk moeten worden geleverd in het concrete geval dat een persoon die
onder de tijdelijke regeling voor 75-plussers valt het rijbewijs verliest. Dit is
niet alleen een probleem na de inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel,
maar speelt ook (in theorie) nu al.
Communicatie
De leden van de CDA-fractie vragen of de regering kan toelichten hoe het voorlichtingstraject
eruit zal komen te zien?
Alle rijbewijshouders zullen via een publiekscampagne op de hoogte worden gebracht
van de mogelijkheid van het digitaal melden van de vermissing van het rijbewijs. Hierbij
zal gebruik worden gemaakt van verschillende kanalen en media die de RDW, de rijksoverheid
en de politie ter beschikking staan.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga, minister van Infrastructuur en Waterstaat
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.