Verslag van een schriftelijk overleg : Verslag van een schriftelijk overleg over het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag
31 322 Kinderopvang
Nr. 421
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG
Vastgesteld 18 december 2020
De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen en
opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
over de brief van 11 december 2020 over het Ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit
kinderopvangtoeslag (Kamerstuk 31 322, nr. 420).
De vragen en opmerkingen zijn op 16 december 2020 aan de Staatssecretaris van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid voorgelegd. Bij brief van 17 december 2020 zijn de vragen
beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Rog
Adjunct-griffier van de commissie, Verouden
Vragen en opmerkingen vanuit de fractie en reactie van de Staatssecretaris
De leden van de SP-fractie vragen in het algemeen of het kabinet de opvatting deelt
dat de jaarsystematiek geen uitkomst biedt voor mensen die in deze periode aan het
eind van het jaar hun baan verliezen. Daarnaast vragen zij hoe het staat met de toezegging
om te heroverwegen om de uitlooptermijn te verlengen van drie naar zes maanden.
De verruiming van de koppeling gewerkte uren ziet inderdaad alleen op het jaar 2020.
Ongebruikte uren kunnen niet over de jaargrens heen meegenomen worden. Een ouder die
aan het eind van het jaar zijn of haar baan verliest kan zich beroepen op de uitlooptermijn.
Deze periode van drie maanden gaat wel over de jaargrens heen. Vanwege de verruimde
koppeling gewerkte uren biedt de uitlooptermijn meer ruimte dan normaal; namelijk
230 uren per maand voor de periode van drie maanden. Ongebruikte uren uit de uitlooptermijn
die over de jaargrens heen loopt kunnen in 2021 een oplossing bieden voor ouders die
aan het einde van 2020 werkloos raken.
Eerder heb ik aangegeven dat ik opnieuw ga bestuderen hoe effectief een verlenging
van de uitlooptermijn is.1 Dat is nodig om de beslissing over de verlenging goed te onderbouwen. Hiervoor doet
het CBS aanvullend onderzoek naar de effecten van verlenging van de uitlooptermijn
die plaatsvond in 2015 tot en met 2017. Helaas is het niet mogelijk gebleken dit onderzoek
in december, zoals gehoopt, af te ronden. De resultaten van dit onderzoek worden begin
2021 verwacht. Mede aan de hand van dit onderzoek wordt beoordeeld of een verlenging
een goede maatregel is. Hierover wordt uw Kamer separaat geïnformeerd.
De leden van de SP-fractie onderschrijven de noodzaak om ouders niet het slachtoffer
te laten worden van het feit dat ze door de eerdere lockdown minder uren konden werken.
Dit lag immer volkomen buiten hun schuld. De leden van de SP-fractie geven aan de
tijdelijke verruiming dan ook te steunen, maar zijn de mening toegedaan dat het omgekeerde
ook zou moeten gelden.
De tijdelijke verruiming van de koppeling gewerkte uren in toeslagjaar 2020 zorgt
ervoor dat ouders die minder uren konden werken, hun reguliere aanspraak op kinderopvangtoeslag
behouden. Dit is van belang omdat zij tijdens de sluiting van de kinderopvang in het
voorjaar de reguliere rekening hebben doorbetaald. De verruiming van de koppeling
gewerkte uren geldt voor alle werkende ouders die kinderopvangtoeslag ontvangen, dus
ook voor ouders die meer zijn gaan werken. Het ontwerpbesluit voorziet hier dus al
in.
De leden van de SP-fractie ontvangen zorgelijke geluiden van mensen die ondanks dat
de kosten voor kinderopvang uit de eerste lockdown terugbetaald gaan worden, in de
problemen komen. Naar de mening van deze leden zouden deze groepen ook in deze regeling
geholpen moeten worden. De leden geven aan dat het onder meer om ouders gaat die net
in de lockdown ofwel fors meer uren zijn gaan werken ofwel vanuit werkloosheid aan
het werk zijn gegaan en daardoor ineens meer kinderopvang nodig hadden.
De leden van de SP-fractie vragen of deze signalen ook bekend zijn bij het kabinet
en of het kabinet bereid is om conform de toezegging ouders te compenseren.
Zoals in eerdere brieven aan uw Kamer aangegeven, betreft de tegemoetkoming die ouders
met kinderopvangtoeslag hebben ontvangen, een benadering van de daadwerkelijke eigen
bijdrage.2 Net als bij andere noodmaatregelen waren ook bij de Tijdelijke
Tegemoetkomingsregeling KO een aantal versimpelingen nodig om snel tot vergoeding
over te kunnen gaan en te komen tot een sluitend en goed uitvoerbaar systeem zonder
grote lasten voor ouders en kinderopvangorganisaties. In het algemeen is het belangrijk
dat ouders hun opvanggegevens bij de Belastingdienst/Toeslagen actueel houden. Er
is gekozen voor 6 april als peildatum, een datum die in de periode van sluiting ligt.
Als ouders net waren gestart met de kinderopvang en nog geen kinderopvangtoeslag hadden
aangevraagd, dan hebben zij in oktober alsnog een vergoeding ontvangen, mits zij de
kinderopvangtoeslag voor september hebben aangevraagd.
Door de versimpelingen kan de hoogte van de vergoeding afwijken van de daadwerkelijk
betaalde eigen bijdrage. In eerdere Kamerbrieven en communicatie is hiervoor begrip
gevraagd. De vergoeding kan om verschillende redenen afwijken van de daadwerkelijk
betaalde eigen bijdrage. Een lagere vergoeding dan de daadwerkelijk betaalde eigen
bijdrage kan ontstaan doordat ouders voor de peildatum bijvoorbeeld wel al meer uren
kinderopvang af waren gaan nemen, maar dit nog niet hadden doorgegeven aan de Belastingdienst/Toeslagen.
Een hogere vergoeding dan de daadwerkelijk betaalde eigen bijdrage kan bijvoorbeeld
ontstaan doordat ouders per uur minder betalen dan de maximum uurprijs terwijl bij
de vergoeding automatisch gerekend wordt met de maximum uurprijs, of doordat ouders
een inkomensdaling nog niet hadden doorgegeven.
Het is belangrijk hierbij het verschil tussen de vergoeding voor de eigen bijdrage
en de hoogte van de kinderopvangtoeslag in het oog te houden. De eigen bijdrage waarvoor
ouders in het kader van deze tijdelijke tegemoetkomingsregeling vergoeding ontvangen
betreft het bedrag tot aan de maximum uurprijs dat zij betalen voor de kinderopvang
na aftrek van de kinderopvangtoeslag. Ook is het goed in ogenschouw te nemen dat bij
de vergoeding is uitgegaan van een relatief lange compensatieperiode. Ouders ontvangen
een vergoeding voor de periode van 16 maart t/m 7 juni, terwijl de kinderopvang en
gastouderopvang vanaf 11 mei al weer geheel open waren en de buitenschoolse opvang
vanaf die datum weer gedeeltelijk gebruikt kon worden. Vanuit de sector zijn ouders
grotendeels gecompenseerd voor het eventuele deel boven de maximum uurprijs die voor
de kinderopvangtoeslag geldt.
Ook is het goed nog te vermelden dat gebruik van noodopvang in de periode van (gedeeltelijke)
sluiting vanwege de uitoefening van een cruciaal beroep voor ouders gratis was. Als
ouders dus tijdens de sluiting meer uren (noodopvang) hebben afgenomen dan gebruikelijk
hebben zij dus niet voor deze aanvullende uren hoeven te betalen.
Daarnaast is van belang dat de kinderopvangtoeslag gedurende de sluitingsperiode is
doorgelopen. Ouders die structureel meer uren zijn gaan werken en om deze reden meer
kinderopvanguren zijn gaan afnemen, zullen later nog een nabetaling van de toeslag
ontvangen als uit de jaargegevens van de kinderopvangorganisatie blijkt dat meer uren
opvang – niet zijnde noodopvang – zijn afgenomen dan waarvoor kinderopvangtoeslag
is aangevraagd. Alleen de eigen bijdrage wordt niet extra gecompenseerd als meer opvang
is afgenomen dan op 6 april bij de Belastingdienst/Toeslagen bekend was.
De leden van de SP-fractie geven aan dat ze speciale zorgen hebben over de positie
van flexwerkers. Voor hen is het complex om in te schatten hoeveel ze zullen werken.
De lockdown en coronacrisis versterken dit en kunnen leiden tot forse uitschieters
naar boven en beneden. De leden van de SP vragen of de voorgenomen maatregel voldoende
oplossing biedt voor deze ouders.
Het is voor flexwerkers vaak lastig om in te schatten hoeveel uren ze zullen werken.
Door corona is dat voor deze groep mogelijk nog lastiger. Het kabinet vindt het van
belang dat ouders niet worden geconfronteerd met onnodig hoge terugvorderingen omdat
zij door corona minder uren konden werken. Dat wordt met dit ontwerpbesluit geregeld.
Dit is van belang omdat hen is gevraagd om tijdens de sluiting van de kinderopvang
wel de reguliere factuur te blijven doorbetalen. Hier stond een tegemoetkoming tegenover
die passend is voor de reguliere opvanguren zoals deze bekend waren bij de Belastingdienst/Toeslagen.
Met de voorgenomen maatregel ontstaat voldoende ruimte in de urenkoppeling. Werkende
ouders kunnen door de verruiming aanspraak maken op kinderopvangtoeslag voor maximaal
230 uren per kalendermaand dat zij gewerkt hebben, ook als zij door corona minder
uren zijn gaan werken. Dit is gelijk aan het huidige maximum recht per kalendermaand.
Bovendien biedt de jaarsystematiek daarbij nog de ruimte om ongebruikte uren op een
later moment binnen het kalenderjaar nog te gebruiken. Hierdoor behouden ouders die
door corona minder uren konden werken dezelfde aanspraak op de kinderopvangtoeslag
en worden zij niet geconfronteerd met terugvorderingen op basis van de koppeling gewerkte
uren.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
M.R.J. Rog, voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid -
Mede ondertekenaar
E.M. Verouden, adjunct-griffier