Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
35 580 Wijziging van onder meer de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES in verband met het uitreiken van een schooldiploma aan leerlingen in het praktijkonderwijs en in het voortgezet speciaal onderwijs
Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 11 december 2020
1. Inleiding
De leden van de fracties van de VVD, het CDA, D66, de SP, de PvdA en het SGP hebben
met belangstelling, genoegen, veel interesse of instemming kennis genomen van het
wetsvoorstel. De leden van de GroenLinks-fractie zijn verheugd. Ik ben het eens met
de leden van de ChristenUnie-fractie dat een blanco verslag geen recht zou doen aan
dit wetsvoorstel. Ik dank de leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur
en Wetenschap voor hun vragen en opmerkingen. Hierna zal ik op die vragen en opmerkingen
ingaan. Daarbij is zoveel mogelijk de volgorde van het verslag aangehouden. Waar het
de leesbaarheid ten goede komt is de beantwoording van vragen van verschillende fracties
samengenomen. Voor de goede leesbaarheid van de beantwoording zijn de gestelde vragen
cursief weergegeven.
2. Hoofdlijnen van het voorstel
De leden van de CDA-fractie vragen waarom een deel van de scholen in het praktijkonderwijs
(pro) en in de uitstroomprofielen arbeidsmarktgericht en dagbesteding van het voortgezet
speciaal onderwijs (vso) nog geen schooldiploma uitreikte, terwijl het merendeel van
deze scholen dat al wel deed.
Er zijn scholen die wachten met uitreiken van een schooldiploma totdat dit wetsvoorstel
in werking is getreden en er een bijbehorend model van het schooldiploma is vastgesteld,
omdat ze er de voorkeur aan geven om in een keer te gaan werken conform het landelijk
model, dat nu nog niet beschikbaar is.
Tevens vragen zij in hoeverre de Inspectie van het Onderwijs scholen gaat controleren
of zij een schooldiploma uitreiken, zodra dit een wettelijke verplichting is geworden,
en op welke wijze scholen worden aangesproken als zij niet voldoen aan deze wettelijke
verplichting.
In de huidige situatie controleert de Inspectie of een school een getuigschrift heeft
uitgereikt aan de leerlingen, of een schooldiploma indien de desbetreffende school
daar al voor heeft gekozen. In de nieuwe situatie wordt gecontroleerd of er een schooldiploma
is uitgereikt dan wel een verklaring indien de leerling niet heeft voldaan aan de
vereisten om een schooldiploma te ontvangen. Als een school niet voldoet aan de wettelijke
verplichting zal de Inspectie als toezichthouder handhavend optreden. Concreet betekent
dit dat het schoolbestuur een herstelopdracht krijgt.
Deze leden vragen waarom het zo lang heeft geduurd voor het wetsvoorstel bij de Kamer
werd ingediend en wat de regering sinds het regeerakkoord heeft ondernomen om scholen
te bewegen een schooldiploma uit te reiken aan leerlingen in het praktijkonderwijs
die dat nog niet deden.
Dit wetsvoorstel is tot stand gekomen in samenwerking met het pro- en vso-veld om
zoveel mogelijk aan te sluiten bij de onderwijspraktijk. De tijd die de regering hiervoor
heeft genomen gaf de scholen de gelegenheid om vooruitlopend op de wetswijziging alvast
gesprekken te voeren over het reglement dat regelt wanneer een leerling succesvol
het pro heeft afgerond. De positieve berichtgeving rondom het schooldiploma in de
media en het alvast beschikbaar stellen van een model voor het schooldiploma door
de Sectorraad Praktijkonderwijs, hebben ervoor gezorgd dat in de tussenliggende periode
meer scholen schooldiploma’s zijn gaan uitreiken.
Deze leden vragen nader toe te lichten wat na aanname van deze wet redenen kunnen
zijn om een leerling toch geen schooldiploma te verlenen en in hoeverre de regering
dit wenselijk vindt.
De pro- of vso-school bepaalt op basis van een reglement wanneer een leerling het
onderwijs succesvol heeft afgerond. In dit reglement vermeldt de school duidelijk
waaraan een leerling moet voldoen om het onderwijs succesvol af te ronden. Het kan
echter voorkomen dat een leerling die (nog) niet voldoet aan de eisen de school verlaat,
bijvoorbeeld omdat de leerling een baan aangeboden krijgt, of wegens verhuizing. Het
is dan ook niet wenselijk om zonder meer elke leerling een schooldiploma te geven,
zeker niet als deze de opleiding niet heeft afgemaakt. Deze leerling ontvangt wel
een verklaring. Met het vervangen van het getuigschrift door een verklaring wordt
niet alleen aangesloten bij de andere schoolsoorten in het voortgezet onderwijs waar
een zelfde soort verklaring wordt verstrekt aan leerlingen die een school verlaten,
maar wordt ook aangesloten bij ontwikkelingen in het mbo om een mbo-verklaring te
verstrekken aan studenten die de mbo-opleiding zonder diploma verlaten. In een verklaring
staat welke onderdelen de student met goed gevolg heeft behaald.
Tot slot vragen de voornoemde leden wat in het portfolio kan worden opgenomen en in
hoeverre ouders en leerlingen hierop invloed hebben.
In het portfolio kunnen alle documenten worden opgenomen die de leerling in zijn of
haar schooltijd heeft behaald. Hierbij zullen de meest bekende documenten de Praktijkverklaring
van het Boris Praktijkloket of branche-certificaten zijn. Ook geleerde vaardigheden
en competenties kunnen bijvoorbeeld opgenomen worden. In het pro en het vso wordt
gewerkt met een individueel ontwikkelingsplan of ontwikkelingsperspectiefplan. Hierin
worden de doelen en sectorkeuze, en in het geval van het vso de uitstroombestemming
van de leerling vastgelegd. Dit plan wordt in overleg met de leerling en ouders/verzorgers
opgesteld. Daarbij kan ook worden meegenomen wat er in het portfolio opgenomen wordt.
Het plan kan ook deel uitmaken van het portfolio.
De leden van de GroenLinks-fractie horen graag waarom het opnemen van het diploma
in het diplomaregister van DUO een grote administratieve opgave is voor zowel de school
als DUO.
Om de schooldiploma’s op te nemen in het diplomaregister zullen scholen gegevens moeten
aanleveren via administratiepakketten. De leveranciers van deze pakketten zullen daar
aanpassingen voor moeten doen om de gegevenslevering aan BRON1 mogelijk te maken. Het is onduidelijk welke wijzigingen dat precies vergt, hoeveel
dat kost en hoeveel werk het alsnog vraagt van scholen om deze gegevens aan te leveren.
De geschatte investering die DUO maakt om het de gegevenslevering aan BRON mogelijk
te maken, drukt behoorlijk op de capaciteit van DUO op het gebied van beleidsopdrachten.
De beschikbare capaciteit is op dit moment al belegd.
Zij vragen of er ook nadelen voor de leerling zijn als het diploma niet in het register
komt te staan en zo ja, welke dat zijn. De leden van de PvdA-fractie vragen welke
overwegingen eraan ten grondslag liggen dat het schooldiploma niet in het diplomaregister
van DUO wordt opgenomen.
Een belangrijk aspect bij de keuze om het schooldiploma niet in het diplomaregister
op te nemen is het feit dat het diploma geen civiel effect heeft. Het diplomaregister
heeft een drieledig doel. Het draagt bij aan fraudebestrijding en helderheid over
wat erkende diploma’s zijn, het leidt tot lastenverlichting voor (toekomstige) diplomabezitters,
onderwijsinstellingen, potentiële werkgevers en overheidsinstanties en het dient als
een voorziening voor de diplomabezitter (bewijs behaald diploma) in geval van verlies
of diefstal van een diploma. In ieder geval de eerste twee doelen zijn gezien het
ontbreken van het civiel effect niet op het schooldiploma van toepassing. De praktische
toegevoegde waarde van het opnemen van het schooldiploma in het diplomaregister is
daarmee beperkt. Hierbij is ook van belang dat enkel het schooldiploma zelf opgenomen
kan worden in het diplomaregister. De achterliggende documenten die in het portfolio
verzameld worden kunnen niet worden opgenomen, omdat deze geen vast format kennen.
Door dit gegeven in combinatie met de hiervoor genoemde administratieve opgave bij
DUO en de scholen, heeft de regering aanvankelijk besloten het schooldiploma niet
in het diplomaregister op te nemen. Naar aanleiding van uw vragen is de regering bereid
te overwegen of het mogelijk is een uitzondering te maken voor deze groep leerlingen
en toch het schooldiploma van het praktijkonderwijs en van de uitstroomprofielen arbeidsmarktgericht
en dagbesteding in het voortgezet speciaal onderwijs in het diplomaregister op te
nemen. De regering heeft hierbij overwogen dat de opname in het diplomaregister van
het door hen behaalde schooldiploma een grote erkenning vormt voor hetgeen zij kunnen
bijdragen aan de maatschappij. Hoewel opname in het diplomaregister van dit schooldiploma
geen civiel effect sorteert, zou het daarmee wel een blijvend teken zijn van hun prestatie
en zouden zij ook via het diplomaregister hun diploma kunnen opvragen als ze er om
enige reden zelf niet meer de beschikking over hebben.
Daarom zal de komende tijd in overleg met DUO onderzocht worden of en hoe opname in
het diplomaregister gerealiseerd kan worden, hoe dit past in het stelsel van het diplomaregister
en op welke termijn dit gerealiseerd zou kunnen worden. Op dit moment beschikt DUO
niet over de benodigde capaciteit om het op zorgvuldige wijze te implementeren. In
overleg met DUO moet worden bekeken wanneer extra capaciteit beschikbaar kan worden
gesteld. Uw Kamer wordt hier in 2021 verder over geïnformeerd. De wijziging van het
Besluit register onderwijsdeelnemers die hiervoor nodig zou zijn, zou dan ook op een
later tijdstip plaatsvinden dan de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel. Op die manier
kan vanaf 1 augustus deze wet zonder vertraging in werking treden en het schooldiploma
worden uitgereikt.
De leden van de GroenLinks-fractie willen graag weten waarom er standaard geen civiel
effect vastzit aan het diploma. Zij vragen of het de positie en kansen van een leerling
sterker zou maken als zij ook kunnen kiezen voor een route die leidt naar een diploma
met civiel effect.
Om de diverse groepen leerlingen in het pro en vso goed te kunnen bedienen is maatwerk
voor elke leerling vereist: in het programma van de leerlingen wordt uitgegaan van
de mogelijkheden van het kind. Een landelijk examen met landelijk bepaalde eindtermen
en kerndoelen – voorwaarde voor civiel effect – past hier niet bij. Er is op dit moment
al een route die leidt naar een diploma met civiel effect. De doorstroom van pro-leerlingen
naar het mbo is stabiel en voor de meeste leerlingen succesvol.2 De meeste leerlingen stromen door naar de entreeopleiding, die drempelloos is. Het
is belangrijk dat jongeren in het praktijkonderwijs, voor wie een entree-opleiding
een geschikte vervolgopleiding is, een succesvolle overstap naar het mbo kunnen maken.
Daarom wordt naast het schooldiploma aan het versterken van de samenwerking van het
pro en mbo gewerkt.
De leden van de SP-fractie vragen hoe wordt voorkomen dat de reglementen die door
de verschillende bevoegde gezagen worden vastgesteld te veel van elkaar gaan verschillen.
Voor deze leden is dit schooldiploma namelijk juist van belang om kansenongelijkheid
tussen leerlingen tegen te gaan.
Het bevoegd gezag stelt het reglement voor een schooldiploma vast om zoveel mogelijk
bij de praktijk van de eigen school te kunnen aansluiten. Ter inspiratie stelt de
Sectorraad Praktijkonderwijs landelijk reglementen beschikbaar waarmee een groot deel
van de scholen al jaren werkt. Daarnaast heeft de Sectorraad Praktijkonderwijs een
voorbeeldreglement opgesteld en verspreid onder de scholen. Voor het voortgezet speciaal
onderwijs verzorgen de sectorraden met Simea, Vivis en Lecso in overleg met de Inspectie
van het Onderwijs een modelreglement. Naar verwachting zullen de meeste scholen bij
dit voorbeeldreglement aansluiten.
Ook vragen deze leden of leerlingen – via LAKS en LBVSO – betrokken worden bij het
overleg over het model voor het schooldiploma.
LAKS en LBVSO zullen betrokken worden bij het overleg over het model voor het schooldiploma.
Zij vragen voorts of de directeur beslist of een leerling het diploma uitgereikt krijgt
en in hoeverre de leraren van de betreffende leerling ook betrokken worden bij dit
besluit.
De directeur beslist op basis van het schooleigen reglement of de leerling het schooldiploma
krijgt uitgereikt. Met dit voorstel wordt aangesloten bij de systematiek van artikel 2.58
van de Wet voortgezet onderwijs 2020. In dat artikel worden de bevoegdheden omtrent
het afnemen en beoordelen van examens en het uitreiken van diploma’s in de andere
schoolsoorten van het voortgezet onderwijs bij de rector of directeur gelegd. De medezeggenschapsraad
heeft op grond van artikel 10, onderdeel b, van de Wet medezeggenschap scholen instemmingsrecht
op de vaststelling of wijziging van het schoolreglement. De leraren, maar ook ouders
en leerlingen hebben dus invloed op de inhoud van het schoolreglement. Het ligt uiteraard
in de rede dat net zoals bij de overige schoolsoorten in het vo de rector of directeur
ook de leraren van de betrokken leerlingen betrekt bij dit besluit.
De leden van de SGP-fractie vragen hoe de maatschappelijke erkenning van het diploma
zich verhoudt tot de keuze om geen landelijke normen te ontwikkelen. Kunnen deze keuzes
in de praktijk toch op gespannen voet komen te staan?
Anders dan bij de andere schoolsoorten binnen het voortgezet onderwijs, is in het
pro en vso maatwerk noodzakelijk. Dit is vanwege het persoonlijke karakter: niet elke
leerling behaalt dezelfde resultaten. Een landelijk examen met landelijk bepaalde
eindtermen en kerndoelen past hier niet bij. Ondanks het ontbreken van landelijke
normen zal het model voor het schooldiploma wel landelijk worden vastgesteld. Zo wordt
enerzijds recht gedaan aan de behaalde resultaten van de leerling én wordt het voor
de maatschappij en het bedrijfsleven anderzijds inzichtelijk dat de leerling succesvol
het praktijkonderwijs of het vso heeft afgerond.
Deze leden vragen of de bedoeling van het reglement vooral is een beschrijving van
de onderdelen die de leerling heeft gevolgd of dat ook een bepaald niveau wordt verwacht.
Scholen zijn vrij om te kiezen welke opzet past binnen het schooleigen reglement.
Naar verwachting zullen veel scholen zich laten inspireren door het voorbeeldreglement.
In het reglement zullen bepaalde voorschriften opgenomen worden, zoals over bewijzen
op het gebied van leergebieden of vakken, maar ook over de minimale aanwezigheidsplicht.
Zodoende wordt zeker een bepaald niveau van de leerlingen verwacht.
De voornoemde leden vragen de inhoud van het model nader toe te lichten en aan te
geven hoe het model zich verhoudt tot de vrijheid voor het bevoegd gezag om het reglement
op te stellen. Zij vragen in hoeverre het voorschrijven van de onderdelen van het
model bepalend zijn voor de inhoudelijke keuzes in het reglement.
Er is uitsluitend sprake van een model van het schooldiploma. Bij de totstandkoming
van het model voor het schooldiploma zijn de Sectorraad Praktijkonderwijs, de sectorraden
en Simea, Vivis en Lecso betrokken en zoals hiervoor aangekondigd zullen ook LAKS
en LBVSO betrokken worden. In het overleg met deze vertegenwoordigers van de sector
wordt rekening gehouden met het feit dat het model schooldiploma niet beperkend zal
werken op de vrijheid van het bevoegd gezag om het reglement op te stellen. Het model
zal geen specifieke onderdelen voorschrijven waaraan voldaan moet zijn. Er is overigens
nog geen definitief model van het schooldiploma. Wanneer dit het geval is, zal het
worden vastgesteld bij ministeriële regeling.
3. Relatie met andere wet- en regelgeving
De leden van de GroenLinks-fractie en de PvdA-fractie wijzen erop dat leerlingen die
een entree-opleiding volgen in het praktijkonderwijs geen recht hebben op een ov-kaart
en leerlingen die een entree-opleiding volgen in het mbo wel. De leden van de GroenLinks-fractie
vragen waarom de ene groep wel een ov-kaart krijgt en de andere groep niet en welk
idee hierachter zit. Zij vragen of de regering voornemens is om deze ongelijkheid
recht te trekken. De leden van de PvdA-fractie vragen of de Minister mogelijkheden
wil verkennen om leerlingen op de praktijkscholen in aanmerking te laten komen voor
een ov-kaart.
Dit verschil is een gevolg van het feit dat het enerzijds gaat om leerlingen in het
voortgezet onderwijs (de leerlingen die een entree-opleiding volgen in het praktijkonderwijs)
en anderzijds om leerlingen in het mbo. Voor de leerlingen die een entree-opleiding
volgen in het praktijkonderwijs geldt, net als voor alle andere leerlingen in het
vo, dat zij geen gebruik kunnen maken van een studentenreisproduct. Een studentenreisproduct
is immers een onderdeel van het systeem van studiefinanciering, en daar kunnen alleen
studenten met een inschrijving in het MBO-BOL en het (voltijd/duaal) hoger onderwijs
aanspraak op maken. Een wijziging van deze situatie ligt op dit moment niet in de
rede. Voor jongeren in het vo bestaan immers reeds andere mogelijkheden voor financiële
ondersteuning. Scholieren vanaf 18 jaar kunnen in aanmerking komen voor een «tegemoetkoming
scholieren» op basis van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten Voor
scholieren tot 18 jaar geldt dat ouders in aanmerking komen voor kinderbijslag of
– onder voorwaarden – een kindgebonden budget.
De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering erkent dat de erkenning van de
leerprestaties van jongeren in het praktijkonderwijs een logisch vervolg verdient
in de vorm van bekostiging van het praktijkonderwijs. Dat wil zeggen rechtstreekse
volwaardige bekostiging buiten de systematiek van het passend onderwijs. Zo ja, welke
consequenties verbindt zij daaraan? Zo neen, waarom niet?
Zoals ik u in het notaoverleg over passend onderwijs van d.d. 16 november 2020 heb
meegedeeld, voer ik op dit moment, samen met de Sectorraad Praktijkonderwijs en de
sectorraad samenwerkingsverbanden VO, een verkenning uit inzake directe bekostiging
voor het praktijkonderwijs. De uitkomsten van deze verkenning deel ik in het voorjaar
van 2021 met uw Kamer.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A. Slob, minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media
Bijlagen
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.