Verslag (initiatief)wetsvoorstel (nader) : Nader verslag
35 578 Wijziging van de Wet maatregelen woningmarkt 2014 II en de Woningwet (eenmalige huurverlaging huurders met een lager inkomen)
Nr. 8 NADER VERSLAG
Vastgesteld 9 oktober 2020
De vaste commissie voor Financiën, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand
wetsvoorstel, heeft de eer als volgt nader verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen
tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging
over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Tielen
De adjunct-griffier van de commissie, Buisman
De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de nota van wijziging Wet eenmalige
huurverlaging huurders met een lage inkomen (Kamerstuk 35 578) en hebben twee vragen.
Wanneer verwacht de regering de uitvoeringstoets gereed te hebben en te kunnen delen
met de Kamer?
De leden van de VVD-fractie lezen dat de woningbouwcorporatie de huur kan verhogen
met terugwerkende kracht als later blijkt dat het inkomen in 2022 te hoog was om aanspraak
te maken op de eenmalige huurverlaging. De leden vragen de regering of zij de mening
delen dat dit standaard zou moeten zijn en niet alleen op basis van de inkomensverklaring
over 2022?
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de nota van wijziging op de Wet
eenmalige huurverlaging huurders met een lager inkomen. Deze leden hebben in het verslag
aangegeven grote twijfels te hebben bij de uitvoering van de huurverlaging op het
moment dat de huurder zelf zijn inkomensgegevens mag aanleveren bij de woningcorporatie.
Woningcorporaties en later in het proces de Huurcommissie hebben niet de objectieve
gegevens die de Belastingdienst heeft en kunnen dus niet of nauwelijks controleren
of de aangeleverde bewijsstukken correct en volledig zijn. Het gaat hierbij met name
om huurders die in 2020 of 2021 een inkomensdaling gehad hebben, maar in 2019 volgens
de gegevens van de Belastingdienst nog een te hoog inkomen hadden. Bijkomend probleem
is dat de huurder zijn inkomensdaling over zes maanden moet aantonen, terwijl de Belastingdienst
kijkt naar het jaarinkomen. Voor het jaarinkomen geldt een wettelijk vastgelegd begrip,
het verzamelinkomen. Maar er is geen duidelijkheid over hoe een inkomen over een periode
van zes maanden moet worden vastgesteld en mogelijk gaan hier dus verschillen ontstaan
tussen woningcorporaties en Huurcommissies.
De leden van de CDA-fractie merken op dat in de nota van wijziging nu geregeld wordt
dat de woningcorporatie in 2024 het inkomen over 2022 mag opvragen bij de Belastingdienst.
Deze wijziging lijkt de leden van de CDA-fractie geen oplossing voor het geconstateerde
probleem. Ten eerste controleer je dan inkomens van verschillende jaren met elkaar
en ten tweede komt die informatie voor de woningcorporatie pas drie jaar na de huurverlaging.
En dan volgt in 2024 ineens een enorme huurverhoging! Als uit de inkomensverklaring
van de Belastingdienst in 2024 blijkt dat het huishoudinkomen in 2022 te hoog was,
dan schiet de huur in 2024 direct naar het oude niveau voor de huurverlaging vermeerderd
met de niet doorgevoerde huurverhogingen in de tussentijd. De leden van de CDA-fractie
vragen allereerst om een voorbeeldberekening van hoe de huur dan berekend wordt, omdat
de toekomstige inflatie niet bekend is, mag hierbij uitgegaan worden van de huren
in de jaren 2017 tot en met 2020. Deze leden merken namelijk op dat dit een enorme
huurverhoging ineens is van mogelijk honderden euro’s per maand. Deze huurverhoging
mag dan passend zijn bij het inkomen, bijvoorbeeld omdat de huurder in 2021 werkloos
is geworden en in 2022 weer een baan gevonden heeft, maar dat neemt niet weg dat een
huurder zich kapot schrikt als zijn huurlasten ineens meerdere duizenden euro’s per
jaar hoger uitvallen. Op welke wijze wordt de huurder voorbereid op en geïnformeerd
over dit zwaard van Damocles, dat boven zijn hoofd hangt?
De leden van de CDA-fractie merken daarbij op dat dit anders is voor de huurder die
bewust onjuiste of onvolledige inkomensgegevens heeft verschaft aan de woningcorporatie
om onterecht in aanmerking te komen voor de huurverlaging. Voor deze huurder is het
niet alleen terecht dat hij ineens de passende huur gaat betalen in 2024, maar is
het zelfs onrechtvaardig soepel dat de inkomensverlaging over de jaren 2021, 2022
en 2023 niet wordt teruggenomen. Hoe denkt de regering deze fraude tegen te gaan als
deze middels de nota van wijziging officieel gedoogd wordt?
De leden van de CDA-fractie vragen de regering waarom de regering niet heeft overwogen
om de basisregistratie inkomensgegevens te gebruiken? Die wordt nu ook gebruikt voor
het vaststellen van het inkomen om een uitkering op te baseren. En er zit een vertraging
in van maximaal twee maanden. Dan kan de woningcorporatie op een juist tijdstip bij
de Belastingdienst controleren of de juiste gegevens zijn aangeleverd, behalve voor
zelfstandig ondernemers.
De leden van de CDA-fractie achten het positief dat de Belastingdienst zelf, na informatie
van de woningcorporatie over de huurprijs, de huurtoeslag van de huurder aanpast.
Deze huurder is immers door de Belastingdienst geïnformeerd dat zijn inkomensgegevens
gebruikt zijn om te kijken of het huishouden in aanmerking komt voor een lagere huur.
Dit zou bij huurders ook de verwarring kunnen opwekken dat de Belastingdienst dus
op de hoogte is van die lagere huur en de huurder dit niet meer zelf hoeft aan te
passen. Deze maatregel lijkt de leden van de CDA-fractie dan ook passend om terugvorderingen
van huurtoeslag bij de huurder te voorkomen.
De leden van de fractie van D66 constateren dat bepaalde huurders die voor een huurverlaging
in aanmerking komen later geconfronteerd kunnen worden met een verhoging. Zij vragen
of huurders hier bij toekenning van de huurverlaging van op de hoogte worden gesteld.
Zij vragen tevens hoe huurders hierover worden geïnformeerd door woningcorporaties.
De leden van de fractie van D66 vragen of een inschatting kan worden gegeven van de
hoogte van de huurprijsverhoging die voor sommige huurders in 2024 zou kunnen worden
opgelegd, en om hoeveel huurders dit dan zou gaan.
De leden van de SP-fractie constateren dat met deze wijziging mensen die een eenmalige
huurverlaging hebben gekregen alsnog enkele jaren na dato kunnen worden geconfronteerd
met een huurverhoging, maar dat geen sprake zal zijn van terugvorderingen van onterecht
verlaagde huren. Deze leden vragen de regering om te verzekeren dat het hierbij gaat
om het niet terugvorderen van de huurkorting van de huurder, om enige begripsverwarring
te voorkomen. Zij vragen de regering voorts naar de gevolgen voor huurtoeslag waar
deze huurders mee te maken gaan krijgen. Betekent het ongedaan maken van de huurkorting
in het verleden tevens een wijziging van het recht op of hoogte van de huurtoeslag
en gaat er vervolgens worden teruggevorderd?
De leden van de SP-fractie uiten daarnaast hun zorgen over de term «structureel inkomen». Zij wijzen erop dat door de inspanningen van de huidige en voorgaande regeringen,
in weerwil van de pogingen van de leden van hun fractie om dit tegen te gaan, vele
lage inkomens ook uitzonderlijk flexibel in hoogte zijn geworden. Zij vragen de regering
in hoeverre in deze gevallen met een alles-of-nietsprincipe gaat worden gewerkt. Wat
gebeurt er als een huurder die in 2022 een «goed jaar» had maar van wie de inkomsten
in 2024 fors lager zijn? Krijgen deze huurders te maken met een huurverhoging met
terugwerkende kracht terwijl zij op basis van hun inkomen in 2023 of 2024 wél in aanmerking
zouden moeten komen voor de huurverlaging? Hoe wordt rekening gehouden met huurders
die in 2022 toch een hoger inkomen hadden dan opgegeven maar het jaar erop hun baan
kwijt raken? De leden van de SP-fractie vragen de regering welke mogelijkheden tot
verzet bestaan voor deze inhaalhuurverhoging.
De leden van de SP-fractie uiten hun zorgen over de zinsnede dat «in aanloop naar 2024 zal worden bezien wat de mogelijke alternatieven zijn van het
opvragen van gegevens op basis van het vastgestelde inkomen bij de Belastingdienst
door woningcorporaties» en het ontbreken van een uitvoeringstoets door de Belastingdienst. Zij vragen de
regering welke alternatieven zij mogelijk acht en waarom dit nog niet benoemd is.
Voorts geven zij aan zeer veel waarde te hechten aan de gegevensbescherming van betrokken
huurders en uiten zij hun zorgen over het feit dat woningcorporaties gegevens van
alle huurders met een eenmalige huurverlaging dienen te verstrekken aan de Belastingdienst/Toeslagen
om de huurtoeslag vast te kunnen stellen, inclusief degenen die geen toeslagen ontvangen.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, voorzitter van de vaste commissie voor Financiën -
Mede ondertekenaar
H.P.C. Buisman, adjunct-griffier
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 32 | Voor |
PVV | 20 | Voor |
CDA | 19 | Voor |
D66 | 19 | Voor |
GroenLinks | 14 | Voor |
SP | 14 | Voor |
PvdA | 9 | Voor |
ChristenUnie | 5 | Voor |
PvdD | 4 | Voor |
50PLUS | 3 | Voor |
DENK | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
FVD | 2 | Tegen |
Krol | 1 | Voor |
Van Haga | 1 | Tegen |
Van Kooten-Arissen | 1 | Voor |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.