Nota n.a.v. het (nader/tweede nader/enz.) verslag : Nota naar aanleiding van het verslag
35 456 Wijziging van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg en de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten teneinde de uitvoerbaarheid op punten te vergroten en enkele technische onvolkomenheden en omissies te herstellen
Nr. 6 NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG
Ontvangen 2 juli 2020
Met belangstelling heeft de regering kennisgenomen van de vragen en opmerkingen van
de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 10 juni 2020 inzake
het voorstel van wet tot wijziging van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
en de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten
teneinde de uitvoerbaarheid op punten te vergroten en enkele technische onvolkomenheden
en omissies te herstellen (hierna: het spoedreparatiewetsvoorstel). De regering dankt
de commissie voor de spoedige agendering van dit wetsvoorstel en de leden van de VVD-fractie,
de PVV-fractie, de D66-fractie, de CDA-fractie, de GroenLinks-fractie, de SP-fractie
en de ChristenUnie-fractie voor hun bijdragen. De regering is verheugd te constateren
dat de commissie, onder het voorbehoud dat de gestelde vragen en gemaakte opmerkingen
voldoende zullen worden beantwoord, de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam
voorbereid acht. De regering gaat hieronder dan ook graag in op de door deze leden
gestelde vragen en gemaakte opmerkingen die betrekking hebben op de Wet verplichte
geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) en de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en
verstandelijk gehandicapte cliënten (Wzd) en de uitvoering van deze wetten.
Bij de beantwoording is zoveel mogelijk de indeling van het verslag aangehouden. Om
de overzichtelijkheid te vergroten is een nummering van de vragen aangebracht, zijn
enkele vragen gezamenlijk beantwoord en wordt waar dienstig naar antwoorden op andere
plaatsen verwezen.
Algemeen
1.
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan aangeven waar de Wzd-functionaris
wordt verankerd en in welke hiërarchische verhouding deze functionaris staat ten opzichte
van de cliënt en/of zijn vertegenwoordiger.
De functie van de Wzd-functionaris is omschreven in artikel 1, eerste lid, sub m,
van de Wzd. De Wzd-functionaris ziet toe op de inzet van onvrijwillige zorg en de
mogelijke afbouw ervan, en beoordeelt zorgplannen waarin onvrijwillige zorg is opgenomen.
Voorts houdt de Wzd-functionaris toezicht op de uitvoering van onvrijwillige zorg
en beoordeelt hij besluiten over verlof en ontslag van cliënten die op basis van een
inbewaringstelling of rechterlijke machtiging zijn opgenomen.
De Wzd biedt de Wzd-functionaris de ruimte om te bepalen hoe hij te werk gaat bij
de beoordeling van een zorgplan. Afhankelijk van de situatie kan de Wzd-functionaris
besluiten om de cliënt en/of vertegenwoordiger te spreken voorafgaand aan de beoordeling
van het zorgplan. De Wzd-functionaris kan echter ten aanzien van dezelfde cliënt niet
het zorgplan beoordelen en tevens bij de besluitvorming over opname van onvrijwillige
zorg in het zorgplan betrokken zijn. In een dergelijk geval dient een andere Wzd-functionaris
het zorgplan te beoordelen. De Wzd-functionaris heeft zodoende een autonome rol waarbij
hij conform het goed hulpverlenerschap het (medisch) belang van de cliënt behartigt.
2.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe de regering borgt dat de Wzd juist ingevoerd
en nageleefd wordt in de thuissituatie, en of de regering kan uiteenzetten hoe het
toezicht op de Wzd in de thuissituatie wordt vormgegeven.
De regering benadrukt dat zorgaanbieders niet verplicht zijn om ambulante onvrijwillige
zorg te verlenen wanneer zij van oordeel zijn dat zij deze zorg niet op een verantwoorde
en veilige manier kunnen verlenen. De regering is continu in gesprek met veldpartijen
om te bezien wat nodig is om op veilige en verantwoorde wijze ambulante onvrijwillige
zorg te verlenen. In opdracht van de regering start binnenkort een coördinerend team
met een pool waarin zowel juridische, medische als organisatorische expertise in opgenomen
is. Dit team heeft als taak om knelpunten die zich regionaal voordoen te inventariseren
en van een oplossing te voorzien, en kan worden ingezet om de samenwerking tussen
intramurale en extramurale zorgaanbieders in de regio te versterken. Daarnaast is
in januari 2020 het programma «Van Bopz naar Wzd» bij kenniscentrum Vilans van start
gegaan. Binnen dit programma heeft Vilans voorbereidingen getroffen voor een ambulante
leerkring waarbij met het veld onder meer formats voor een regio-convenant en beleidsplannen
worden ontwikkeld.
In algemene zin houdt de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) toezicht op de ambulante
zorg door inspectiebezoeken en thematisch onderzoek. Tevens worden meldingen van calamiteiten
en incidenten ten aanzien van cliënten die ambulant in zorg zijn, opgevolgd. Indien
de onvrijwillige zorg ambulant wordt verleend, bevat het Besluit zorg en dwang psychogeriatrische
en verstandelijk gehandicapte cliënten (Bzd) een aantal aanvullende eisen en waarborgen
voor onvrijwillige zorg. De IGJ ziet erop toe dat hieraan wordt voldaan. De inspectie
ontvangt informatie uit verschillende bronnen om toe te kunnen zien op het zorgvuldig
toepassen van onvrijwillige zorg. De IGJ zal deze gegevens gebruiken om te bepalen
welke ambulante locaties zij zal bezoeken.
3.
De leden van de VVD-fractie vragen verder of de regering de wijzigingen van het onderhavige
wetsvoorstel ook zal meenemen in de komende evaluaties van de Wvggz en de Wzd.
Vooropgesteld dat de in het onderhavige spoedreparatiewetsvoorstel opgenomen wijzigingen
nog gedurende de evaluatieperiode van kracht worden, zullen zij indien mogelijk als
onderdeel van de geldende wetten worden meegenomen in de wetsevaluatie.
4.
De leden van de PVV-fractie vragen hoe de regering terugkijkt op het wetgevingsproces
nu volgens deze leden blijkt dat de Wvggz en Wzd niet hebben gezorgd voor vermindering
van de administratieve lasten.
5.
Voorts vragen deze leden van de PVV-fractie welk effect deze wijzigingen op de rechtspositie
van cliënten hebben, of cliënten of hun vertegenwoordigers betrokken zijn bij deze
wetswijziging, en zo ja, op welke wijze.
De wetgevingsprocedures van de Wzd en de Wvggz hebben uiteindelijk ruim tien jaar
geduurd. Het gaat om complexe wetgeving waarin juist de balans die de leden noemen
tussen de rechtsbescherming enerzijds en de uitvoerbaarheid anderzijds, centraal staat.
Beide wetten versterken de rechtsbescherming ten opzichte van de Wet bijzondere opnemingen
in psychiatrische ziekenhuizen (Wet bopz). De regering constateert echter dat in sommige
gevallen de aangebrachte zorgvuldigheid in procedures de uitvoerbaarheid – en daarmee
het verlenen van goede zorg – in de weg kan staan.
Zo blijken eisen aan de onafhankelijkheid van de arts die de medische verklaring op
grond van de Wzd opstelt, strenger dan onder de Wvggz. De arts mag niet bij de behandeling
betrokken zijn en niet verbonden zijn aan de zorginstelling. Dat levert in de praktijk
problemen op bij het verkrijgen van een medische verklaring, waardoor cliënten langer
moeten wachten. In het onderhavige spoedreparatiewetsvoorstel wordt voor de Wzd voorgesteld
om de eisen ten aanzien van de onafhankelijkheid van de arts te harmoniseren met de
vereisten die worden gesteld aan de onafhankelijk psychiater in de Wvggz. Dat houdt
in dat de arts één jaar niet bij de zorg aan de cliënt betrokken mag zijn en dat hij
onafhankelijk van de zorgaanbieder moet kunnen opereren.
In het onderhavige spoedreparatiewetvoorstel en het voorstel van wet tot wijziging
van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg en de Wet zorg en dwang psychogeriatrische
en verstandelijk gehandicapte cliënten teneinde de uitvoering te vereenvoudigen en
technische onvolkomenheden en omissies te herstellen (hierna: tweede reparatiewetsvoorstel),
dat op 4 juni 2020 ter internetconsultatie is aangeboden, is de rechtspositie van
de betrokkene onverminderd zorgvuldig meegewogen in de voorgenomen wijzigingen. Beide
wetsvoorstellen beogen vergroting van de uitvoerbaarheid en een vermindering van administratieve
lasten voor zorgaanbieders met behoud van een adequate rechtsbescherming van cliënten
en betrokkenen. De voorstellen voor de Wzd in dit spoedreparatiewetsvoorstel zijn
het product van doorlopende gesprekken die met diverse partijen zijn gevoerd. Cliëntenorganisaties,
zowel uit de PG- als de VG-sector, maken hier ook deel van uit.
6.
Met betrekking tot de coronacrisis vragen de leden van de PVV-fractie hoe vaak en
bij hoeveel cliënten extra vrijheidsbeperkende maatregelen zijn getroffen, waaronder
de toediening van versuffende medicijnen zoals haldol en dipiperon. Deze leden vragen
of in alle gevallen de wet werd nageleefd en de rechtspositie van de cliënten werd
gewaarborgd.
De regering constateert een wisselend beeld wat betreft de toepassing van onvrijwillige
zorg in de verpleeghuissector en gehandicaptenzorg gedurende de coronacrisis. De IGJ
heeft het signaal ontvangen dat cliënten rustiger zijn doordat er minder bezoek is,
waardoor minder rustgevende medicatie wordt voorgeschreven. Een ander signaal is juist
dat een deel van de cliënten meer onrust ervaart en er bij deze groep meer rustgevende
medicatie wordt gebruikt. Aanbieders geven aan dat buitendeuren op dit moment vaker
gesloten blijven en dat cliënten minder vaak met een gps-tracker naar buiten kunnen.
Dit wisselende beeld zal door de IGJ worden geverifieerd in het toezicht door in gesprek
te gaan met zorgaanbieders. De IGJ heeft geen signalen ontvangen dat er sprake is
van meer dwang in de GGZ als gevolg van de coronacrisis.
7.
De leden van de D66-fractie vragen of de regering van mening is dat met de gerichte
aanpassingen sprake is van een betere balans tussen rechtsbescherming, goede zorg
en regeldruk en specifiek of de rechten van cliënten nog steeds goed zijn geborgd
ondanks deze wijziging.
De leden van de D66-fractie geven tot genoegen van de regering precies weer waar onderhavig
spoedreparatiewetsvoorstel over gaat: een betere balans tussen rechtsbescherming,
goede zorg en regeldruk. Onder verwijzing naar het antwoord op de vragen 4 en 5 van
de leden van de PVV-fractie, benadrukt de regering dat gedurende het wetgevingstraject
van de hoofdwetten deze aspecten altijd zorgvuldig zijn afgewogen en onderwerp geweest
van de consultaties en het debat met de leden van de Tweede en Eerste Kamer. Nadat
de wetten op 23 januari 2018 in de Eerste Kamer zijn aangenomen, hebben partijen zich
kunnen voorbereiden op de inwerkingtreding per 1 januari 2020. Op basis van ervaringen
in de eerste maanden zijn knelpunten geïnventariseerd en is geconstateerd dat de naleving
van sommige procedurele waarborgen ten koste gaat van goede zorg of zelfs averechts
werken. De voorliggende wijzigingen beogen een betere balans tussen rechtsbescherming,
goede zorg en regeldruk te bewerkstelligen.
8.
De leden van de D66-fractie vragen welke patiënten- en cliëntenrechtenorganisaties
zijn geconsulteerd voor deze wijziging en op welke wijze die organisaties betrokken
zijn om de rechtsbescherming van (psychiatrische) cliënten te vertolken. Deze leden
vragen tevens welke voorstellen van deze belangenorganisaties komen.
In de voorbereiding op het spoedreparatiewetsvoorstel zijn patiëntenorganisatie MIND
en de Stichting Patiëntenvertrouwenspersonen in de ggz (Stichting PVP) betrokken.
Zij namen, samen met de overige ketenpartners, deel aan de sessies die in maart en
april van dit jaar zijn georganiseerd en waarin de voorstellen tot wijziging van de
Wvggz van de ketenpartners werden besproken. MIND en Stichting PVP gaven aan geen
voorstander te zijn van een ingrijpende aanpassing van de Wvggz, vanwege de verbeterde
rechtspositie van de betrokkene ten opzichte van de Wet bopz en de nog beperkte ervaring
met de uitvoering van de wet. De voorstellen die nu zijn gedaan, konden op draagvlak
van alle ketenpartners rekenen.
Zoals aangegeven in het antwoord op vragen 4 en 5 van de leden van de PVV-fractie
zijn de voorstellen in dit wetsvoorstel ten aanzien van de Wzd het product van doorlopende
gesprekken die met diverse partijen zijn gevoerd. Cliëntenorganisaties maken hier
ook deel van uit.
9.
De leden van de D66-fractie vragen de regering welke knelpunten er nog zijn voor goede
en veilige verplichte zorg in de thuissituatie. Tijdens het vorige schriftelijk overleg
hebben deze leden zorgen geuit over personeelstekort en onduidelijkheid in de regelgeving
voor verplichte zorg specifiek in de thuissituatie. Voorts vragen zij in welke mate
de voorgestelde wijzigingen van invloed zijn op de verplichte zorg thuis.
De Wzd en Wvggz hebben de mogelijkheid gecreëerd om gedwongen zorg in de thuissituatie
toe te passen. In het Bzd en het Besluit verplichte geestelijke gezondheidszorg (Bvggz)
staan de eisen voor ambulante gedwongen zorg omschreven. Zorgaanbieders zijn niet
verplicht om ambulante gedwongen zorg te verlenen. De regering heeft naar aanleiding
van zorgen uit het veld diverse acties ondernomen om de uitvoering van de Wzd in de
thuissituatie te verbeteren. Hiervoor verwijst de regering naar het antwoord op vraag 2
van de leden van de VVD-fractie. Daarnaast voert de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)
een bekostigingsonderzoek uit waarin ook ambulante zorg wordt meegenomen. Hoewel dit
onderzoek vanwege COVID-19 is uitgesteld, worden enkele prestaties toch vanaf 1 januari
2021 aangepast om de uitvoerbaarheid van de Wzd in de ambulante setting te verbeteren.
De voorstellen in het onderhavige spoedreparatiewetsvoorstel zien niet specifiek op
de ambulante situatie.
10.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering kan inschatten of de huidige
en verwachte wachtlijstproblematiek binnen de ggz invloed zal hebben op het aantal
dwangopnamen, en zo ja, welke invloed dat zal zijn.
De regering betreurt het dat een dergelijke inschatting niet te maken is. Wel hecht
de regering er aan te onderstrepen dat haar beleid er op gericht is de lange wachttijden
in de ggz zoveel mogelijk terug te dringen. Over de stand van de wachttijden en de
aanpak daarvan wordt Uw Kamer met enige regelmaat geïnformeerd, zoals laatstelijk
op 4 juni jongstleden (Kamerstukken II, 2019/20, 25 424, nr. 531). In het algemeen overleg GGZ op 8 juni is toegezegd om nog voor het zomerreces hierover
een brief aan Uw kamer te sturen.
11.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering de signalen herkent dat reguliere
zorgmachtigingen in veel gevallen lang kunnen blijven liggen. Daarnaast vragen deze
leden op welke manier de regering kan borgen dat het openbaar ministerie (OM) reguliere
zorgmachtigingen correct en tijdig kan verwerken en welke problemen er binnen het
OM spelen. Zij vragen ook wat volgens de regering nodig is om deze cruciale uitgifte
van zorgmachtigingen tijdig te kunnen leveren.
De signalen over de achterstanden bij het OM zijn de regering bekend. Deze achterstanden
spelen in een beperkt aantal arrondissementen en komen onder andere door een combinatie
van aantallen aanvragen, het eigen maken van nieuwe wetgeving (ook in ondersteuning
van ketenpartners door uitleg te geven over de toepassing van de wet) en het nog moeten
aantrekken van nieuw personeel om de hogere administratieve lasten (door het nog ontbreken
van een aantal ketenkoppelingen) op te vangen. Het OM heeft hiervoor in het eerste
halfjaar van 2020 € 750.000,– aan extra tijdelijke financiële middelen gekregen. Ook
voor het tweede half jaar 2020 is € 750.000,– toegekend.
Het OM is in de betreffende regio’s in gesprek met geneesheer-directeuren en rechtbanken
over maatregelen om de achterstanden zo spoedig mogelijk in te lopen. Zo is afgesproken
dat als er zich een urgente casus voordoet waarbij de continuïteit van verplichte
zorg op korte termijn in gevaar komt, de geneesheer-directeur zich kan wenden tot
de Wvggz-officier van justitie in de betreffende regio om de zaak met voorrang te
behandelen. Daarnaast zet het OM waar nodig extra officieren van justitie, parketsecretarissen
en administratief medewerkers in om de achterstanden in te lopen. Met deze maatregelen
en beschikbaar gestelde financiële middelen kan voorkomen worden dat de continuïteit
van verplichte zorg in gevaar komt en wordt hard gewerkt om de achterstanden in te
lopen.
12.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de regering met de IGJ in gesprek is
om de vertraging bij het OM gezamenlijk aan te kunnen pakken.
De IGJ voert sinds maart regelmatig overleg met het OM over de achterstanden binnen
enkele arrondissementen. Ook is de IGJ, naar aanleiding van signalen uit het veld,
in gesprek met enkele zorgaanbieders. De betreffende regio’s hebben een plan om de
achterstanden in te lopen. De IGJ neemt het signaal serieus en zal nader bekijken
of deze achterstanden gevolgen hebben (gehad) voor de verlening van goede zorg, en
zo ja welke.
13.
De leden van de SP-fractie vragen om inzicht in de resultaten van deze wetten tot
nu toe, bijvoorbeeld hoeveel dwangmaatregelen er sinds de invoering afgegeven zijn
en wat de verhouding is tot het aantal dwangmaatregelen in de ggz vóór inwerkingtreding
van de Wvggz.
De ketenpartijen die de Wvggz uitvoeren hebben besloten om gezamenlijk een ketenmonitor
in te richten. De eerste ketenmonitor voor de Wvggz, die voorlopige cijfers bevat
over de eerste maanden van 2020 betreffende het aantal afgegeven zorgmachtigingen,
crisismaatregelen en inzet van patiëntenvertrouwenspersonen, is bijna gereed. De opzet
van de monitor van de Wzd wordt vanaf 1 juli ontwikkeld. Eind 2020 vindt hiervoor
de nulmeting plaats.
Naar verwachting wordt de eerste ketenmonitor (Wvggz) in de zomer aan Uw Kamer aangeboden.
Daarnaast worden, met betrekking tot de Wzd, de eerste cijfers over onvrijwillige
opnames, rechterlijke machtigingen en inbewaringstellingen rond de zomer gepubliceerd.
De opzet van de Wzd-monitor inclusief de resultaten van de nulmeting worden in december
2020 aan Uw Kamer aangeboden.
Van belang is daarbij op te merken dat de eerste maanden van 2020 vooral in het teken
stonden van twee bijzondere ontwikkelingen, namelijk de overgang van de Wet bopz naar
Wvggz en Wzd en de maatregelen die vanwege COVID-19 zijn genomen. In hoeverre deze
ontwikkelingen van invloed zijn geweest op de mate waarin gedwongen zorg is toegepast,
zal moeten blijken.
14.
De leden van de SP-fractie vragen of de problemen in de crisiszorg voor de Wzd-doelgroep
inmiddels opgelost zijn en in hoeverre deze problemen door middel van de voorgestelde
wijzigingen opgelost worden.
De regering heeft onderzoek laten doen naar de crisiszorg voor de Wzd-doelgroep in
verschillende regio’s. Daaruit blijkt dat op dit moment de crisiszorg voor mensen
met een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke handicap in vrijwel alle regio’s
nog wordt verleend door de ggz-instellingen, onder de voorwaarde dat een Specialist
Ouderengeneeskunde (SO) of Arts Verstandelijk Gehandicapten (AVG) geconsulteerd kan
worden en dat er crisisbedden beschikbaar zijn in instellingen voor Verpleging, Verzorging
en Thuiszorg (VVT)- en verstandelijk gehandicapten (VG). De ggz-instellingen hebben
aangegeven dat zij tot 1 januari 2021 bereid zijn om zorg te dragen voor de eerste
opvang en beoordeling van mensen met een psychogeriatrische aandoening of verstandelijke
handicap.
Dit onderzoek heeft ook laten zien dat in sommige regio’s sprake is van een tekort
aan SO’s en AVG’s, een tekort aan crisisbedden voor de Wzd-doelgroep of dat zorgaanbieders
moeite hebben om de beschikbare bedden te vinden.
Voor de regering is het uitgangspunt voor de organisatie van deze crisiszorg dat in
beginsel de crisiszorg binnen de Wvggz door psychiaters en de crisiszorg binnen de
Wzd door SO’s en AVG’s wordt uitgevoerd. Daarbij is het belangrijk dat alle partijen
op basis van kwaliteit van zorg, organiseerbaarheid en doelmatigheid tot onderlinge
afspraken komen over hoe de zorg georganiseerd kan worden. De regering is met ActiZ,
VGN, de Nederlandse ggz, Verenso, NVAVG, NVvP, NZa, ZN en vertegenwoordigers van cliëntenorganisaties
in gesprek om oplossingen te zoeken voor de bestaande knelpunten en afspraken te maken
over een goede samenwerking tussen de ggz- en de VVT- en VG-instellingen bij het inrichten
van de crisisdiensten. Er is overeenstemming over de wenselijkheid van één crisisdienst
in de regio en dat deze crisisdienst de triage uitvoert. Er is tevens overeenstemming
dat na de triage, de ggz-instellingen mensen met multiproblematiek zullen blijven
beoordelen. De landelijke uitgangspunten zullen regionaal nader moeten worden uitgewerkt.
15.
De leden van de SP-fractie vragen wat de signalen van geneesheer-directeuren die «hun
functie opgeven» omvatten en zij vragen de regering daarop te reageren. Verder vragen
deze leden of deze aspecten al hebben geleid tot het daadwerkelijk opzeggen van de
functie door geneesheer-directeuren.
Op 19 mei 2020 heb ik een brief ontvangen vanuit de grote GGZ-instellingen waarin
het signaal dat geneesheer-directeuren hun functie opgeven, is verwoord. Dit komt
voort uit de administratieve last die ervaren wordt door de Wvggz, die hoger is dan
zij vooraf hadden verwacht. De geneesheer-directeuren brengen twee knelpunten ter
sprake. Het eerste is dat veel tijd wordt besteed aan administratie met als gevolg
dat er minder tijd over is om rechtstreeks contact te hebben met de betrokkene en
diens familie. Dit kan volgens de geneesheer-directeuren tot gevolg hebben dat de
kans op de toepassing van verplichte zorg wordt vergroot. Het tweede knelpunt dat
de geneesheer-directeuren naar voren brengen, is dat de administratieve verplichtingen
ervoor zorgen dat psychiaters onvoldoende toekomen aan «het directe patiëntencontact»
en daardoor de aantrekkelijkheid van het werk afneemt. Het is de regering niet bekend
of psychiaters vanwege deze genoemde knelpunten de functie van geneesheer-directeur
hebben neergelegd.
Deze signalen neemt de regering uiterst serieus. De procedures van de Wvggz zijn juist
bedoeld om de rechtspositie en goede zorg aan de betrokkene te waarborgen. Tegen deze
achtergrond wordt ingezet op de vermindering van de administratieve lasten zonder
de rechtspositie van de betrokkene aan te tasten. De vermindering van administratieve
lasten krijgt vorm door middel van wetgeving, waar dit spoedreparatiewetsvoorstel
een eerste stap van is, aanpassing van ketenafspraken en door in te zetten op een
digitale keteninformatievoorziening.
16.
De leden van de SP-fractie vragen een reflectie op de stelling van de voorzitter van
de NVvP dat de Wvggz op papier de rechtsbescherming versterkt, maar in de praktijk
verzwakt omdat patiënten de formulieren niet kunnen doorgronden.
De Wvggz vereist dat betrokkene schriftelijk wordt geïnformeerd wanneer zijn grondrechten
worden geraakt als gevolg van verplichte zorg: hij moet weten waartegen hij een klacht
kan indienen. Met het ketenprogramma hebben de betrokken ketenpartijen zelf formats
voor brieven opgesteld voor deze informatiemomenten. Indien die brieven erg ingewikkeld
en juridisch geformuleerd zijn, zullen zij voor veel betrokkenen moeilijk te begrijpen
zijn. Met het ketenprogramma wordt dan ook gewerkt aan het vereenvoudigen van de informatiestroom,
door het combineren van brieven en eenvoudiger taalgebruik.
De stelling dat de Wvggz de rechtsbescherming verzwakt, onderschrijft de regering
niet. Rechtsbescherming is niet verankerd in brieven, maar in de belangrijkste uitgangspunten
van de Wvggz. Verplichte zorg mag alleen ingezet worden als uiterst redmiddel (ultimum
remedium). De wensen en voorkeuren van betrokkene moeten zoveel mogelijk worden gehonoreerd
en met de eigen zorgkaart worden die onderdeel van de procedure. De betrokkene krijgt
bijstand van een advocaat en van de patiëntenvertrouwenspersoon (pvp) als hij dat
wil. Hij kan een eigen plan van aanpak opstellen of een zelfbindingsverklaring, hij
wordt gehoord door de rechter of burgemeester voordat een zorgmachtiging of crisismaatregel
wordt afgegeven, en het klachtrecht in de Wvggz is uitgebreid ten opzichte van de
Wet bopz. De regering wil de komende tijd zicht krijgen op de mate waarin de praktijk
beantwoordt aan de uitwerking van deze uitgangspunten.
17.
De leden van de SP-fractie vragen een reactie op de constatering dat er grote zorgen
zijn over de werkachterstand bij het OM.
Voor de beantwoording van deze vraag verwijst de regering naar het antwoord op vraag 11
van de leden van de GroenLinks-fractie.
18–20.
De leden van de SP-fractie vragen of door ketenpartijen oplossingen of problemen zijn
geconstateerd die niet zijn geselecteerd of nog terugkomen in de reparatiewet. Deze
leden verzoeken daar punt voor punt een toelichting op. De leden van de SP-fractie
vragen welke verbeterpunten zijn beoogd met het tweede en omvangrijkere reparatiewetsvoorstel
Wvggz en Wzd. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering een overzicht
te geven van de door de ketenpartijen naar voren gebrachte punten om de uitvoerbaarheid
van de Wvggz te verbeteren, en daarbij aan te geven welke punten daarvan in het onderhavige
wetsvoorstel of het tweede reparatiewetsvoorstel zijn opgenomen, en welke punten niet
worden meegenomen.
Voorts vragen de leden van de SP-fractie wanneer dit voorstel kan worden verwacht
en waarom is gekozen voor een tweede wetsvoorstel in plaats van voor één grote reparatiewet.
In het mondelinge vragenuur van 19 november 2019 heeft de Staatssecretaris van VWS
de toezegging gedaan om niet tot de wetsevaluatie te wachten als er aanleiding is
om de Wvggz op onderdelen aan te passen. Om gehoor te geven aan de oproep uit het
veld1 om de uitvoering zo spoedig mogelijk op punten te vereenvoudigen, is er voor gekozen
om de punten die een breed draagvlak genieten bij ketenpartijen en zich voor een snelle
behandeling lenen door middel van dit spoedreparatiewetsvoorstel zo snel mogelijk
in procedure te brengen. Zo wordt getracht wijziging van de Wvggz en Wzd op die punten
op een zo vroeg mogelijk tijdstip te realiseren. De punten die nadere uitwerking of
afstemming met veldpartijen behoefden, zijn in het tweede, omvangrijkere reparatiewetsvoorstel
opgenomen. Dit wetsvoorstel is op 4 juni 2020 ter internetconsultatie aangeboden.
Het streven is om dit tweede reparatiewetsvoorstel rond de jaarwisseling aan Uw Kamer
aan te kunnen bieden. Met deze gefaseerde aanpak van deze twee reparatiewetsvoorstellen
kon worden voorkomen dat reeds voldoende uitgekristalliseerde punten op de plank moesten
blijven liggen totdat alle punten in één wetsvoorstel verwerkt konden worden. De inzet
is er dus op gericht om, waar de uitvoerbaarheid kan worden vergroot, dit in deze
twee etappes op de snelst mogelijke manier te realiseren.
Bij de totstandkoming van de beide reparatiewetvoorstellen zijn de ketenpartijen nauw
betrokken geweest. Voorafgaand aan drie sessies die in maart en april met de ketenpartijen
betrokken bij de Wvggz zijn georganiseerd, is de ketenpartijen gevraagd om een prioritering
aan te geven ten aanzien van de aangedragen knelpunten, zodat inzichtelijk kon worden
gemaakt welke knelpunten volgens de ketenpartijen niet tot aan de wetsevaluatie zouden
kunnen wachten. Op basis van deze prioritering zijn knelpunten en mogelijke oplossingen
in de sessies met alle ketenpartijen besproken en verwerkt in voornoemd tweede reparatiewetsvoorstel.
Tijdens de drie sessies met alle ketenpartijen zijn niet alleen oplossingen in wetswijzigingen
besproken, maar ook oplossingen gevonden door ketenafspraken te maken om de uitvoerbaarheid
te verbeteren. Deze oplossingen zijn binnen ketenverband opgepakt om de uitvoerbaarheid
te verbeteren. Waar nodig zijn of worden in de nabije toekomst de door de ketenpartijen
opgestelde handreikingen en informatieproducten daarop aangepast. Een voorbeeld is
dat te juridisch geformuleerde afschriften aan betrokkene toegankelijker worden gemaakt.
De volgende door partijen aangedragen voorstellen zijn in de twee wetsvoorstellen
verwerkt. Ten aanzien van het onderhavige spoedreparatiewetsvoorstel betreffen onderdelen
D, E en F van artikel I uitwerkingen van door partijen aangedragen voorstellen om
de uitvoerbaarheid van de Wvggz te verbeteren. Deze wijzigingsvoorstellen zien op
de verlenging van de geldigheidstermijn van de crisismaatregel en verduidelijking
van de bevoegdheid van de rechter om in afwijking van het verzoekschrift van de officier
van justitie andere vormen van verplichte zorg in de zorgmachtiging op te nemen, en
voorzien in een procedure tot tussentijdse wijziging van een machtiging tot voortzetting
van een crisismaatregel.
De door de ketenpartijen aangedragen punten die thans in het tweede reparatiewetsvoorstel
zijn opgenomen, zien op vereenvoudiging van de procedure van beëindiging van verplichte
zorg in het kader van een (machtiging tot voortzetting van een) crisismaatregel, de
beslistermijn van de rechter ingeval een deskundigenonderzoek wordt gelast, en de
mogelijkheid om – bijvoorbeeld bij multiproblematiek – na een crisismaatregel onder
de Wvggz de zorg te vervolgen met een machtiging tot voortzetting van een inbewaringstelling
onder de Wzd, of na een inbewaringstelling onder de Wzd over te stappen naar een machtiging
tot voortzetting van een crisismaatregel onder de Wvggz. Dit tweede reparatiewetsvoorstel
bevindt zich zoals hierboven vermeld momenteel nog in internetconsultatie. Naar aanleiding
van toetsing door onder meer de Autoriteit Persoonsgegevens en advies van de Raad
voor de Rechtspraak en de Afdeling advisering van de Raad van State kunnen nog wijzigingen
worden aangebracht in het tweede reparatiewetsvoorstel dat bij Uw Kamer zal worden
ingediend.
Voorstellen waarvoor vooralsnog onvoldoende draagvlak is of waar nadere beleidsvorming
of onderzoek voor nodig zijn, zijn niet in het onderhavige spoedreparatiewetsvoorstel
of in het tweede reparatiewetsvoorstel opgenomen. Deze zullen nader worden bezien
in het licht van de werking van de Wvggz in de praktijk en in samenhang met de wetsevaluatie
in 2021. Het gaat daarbij om meer omvattende thema’s als vermindering van regeldruk
ten aanzien van informatieverstrekking aan betrokkene, aanpassingen in de procedure
van de zorgmachtiging, beperking van de klachtgronden of andere zaken die raken aan
de rechtspositie van betrokkene, en die daarom met zorgvuldigheid en in samenhang
dienen te worden bezien.
21.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of er ook aandacht is voor het verbeteren
van de uitvoerbaarheid voor cliënten, die nu bijvoorbeeld worden geconfronteerd met
een veelheid aan brieven over hun dwangbehandeling die zij niet begrijpen en of de
informatievoorziening begrijpelijker kan worden gemaakt.
De ketenpartijen werken onder regie van het ketenprogramma aan het begrijpelijker
maken van de communicatie aan betrokkenen. Het taalgebruik wordt vereenvoudigd en
het streven is om het aantal brieven en documenten te verminderen. Dit wordt gedaan
door brieven samen te voegen, geen informatie dubbel te sturen en te zoeken naar andere
manieren om informatie over te brengen. Het is daarbij zoeken naar de juiste balans
tussen het recht van de betrokkene om goed geïnformeerd te zijn over zijn rechten
en plichten, en het niet confronteren van de betrokkene met een overvloed aan informatie.
De regering verwijst de leden van de ChristenUnie-fractie in dit verband ook naar
het antwoord op vraag 16 van de leden van de SP-fractie.
22.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de maatregelen uit het wetsvoorstel
worden gemonitord op hun effectiviteit, mede met het oog op het tweede wijzigingsvoorstel.
De Wvggz en de Wzd worden geëvalueerd bij de wetsevaluatie die vóór eind 2021 plaatsvindt.
De implementatie en uitvoerbaarheid van de wetten in de praktijk zijn een belangrijk
onderdeel van de evaluatie. Voor zover de in dit spoedreparatiewetsvoorstel en het
tweede wijzigingsvoorstel opgenomen wijzigingen in werking treden of zijn getreden
gedurende de evaluatieperiode, worden deze wijzigingen indien mogelijk als onderdeel
van de geldende wetten meegenomen in de evaluatie. De monitoring van het voorliggende
wetsvoorstel heeft geen gevolgen voor het tweede reparatiewetsvoorstel. Het tweede
wetsvoorstel is al ter internetconsultatie aangeboden en het voornemen is om dit wetsvoorstel
rond de jaarwisseling aan Uw Kamer te sturen.
23.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen in hoeverre de punten uit dit wetsvoorstel
en het tweede omvangrijkere wijzigingsvoorstel tegemoetkomen aan de zorgen die vanuit
de geneesheer-directeuren worden geuit.
De regering neemt het signaal van de geneesheer-directeuren uiterst serieus. De procedures
van de Wvggz zijn bedoeld om de rechtspositie van de betrokkene en het verlenen van
goede zorg aan de betrokkene te waarborgen. In dit verband verwijst de regering tevens
naar het antwoord op vraag 15 van de leden van de SP-fractie. Het onderhavige spoedreparatiewetsvoorstel
en het tweede reparatiewetsvoorstel beogen de uitvoering van de Wvggz te vereenvoudigen.
Vanwege de beperkte omvang zal het onderhavige spoedreparatiewetsvoorstel een beperkte
verlichting van de administratieve lasten bieden. Het tweede reparatiewetsvoorstel
is erop gericht om de uitvoering van de Wvggz verder te vereenvoudigen. Dat tweede
wetsvoorstel is op 4 juni 2020 ter internetconsultatie aangeboden, waarin expliciet
wordt verzocht te reageren op de vraag in hoeverre de voorgestelde wijzigingen de
administratieve lasten reduceren. Naast wetgeving wordt op twee andere manieren gewerkt
aan de vermindering van de administratieve lasten. De ketenpartijen worden ondersteund
door het ketenprogramma om de vastgestelde ketenafspraken, handreikingen en informatieproducten
beter te laten aansluiten bij de uitvoeringspraktijk. Het wijzigen van ketenafspraken
kan, afhankelijk van de complexiteit, binnen enkele weken tot een paar maanden gerealiseerd
zijn. Ten slotte wordt gewerkt aan de digitale informatievoorziening om gestructureerde
gegevensuitwisseling in de keten mogelijk te maken en zo de administratieve lasten
te verminderen.
24.
De leden van de factie van de ChristenUnie refereren aan het tweede reparatiewetsvoorstel
dat aangekondigd is voor indiening bij de Tweede Kamer rond de jaarwisseling en vragen
of de regering mogelijkheden ziet om het wetgevingsproces te versnellen.
Met het oog op de substantiële omvang van de inbreng van veldpartijen en signalen
in de media en de politiek acht de regering het van groot belang om zorgvuldig de
inbreng op het tweede reparatiewetsvoorstel vanuit de maatschappij, van veldpartijen
tot individuele betrokkenen, in het kader van de internetconsultatie, te wegen en
een gedegen toetsing door onder meer de Autoriteit Persoonsgegevens, het Adviescollege
toetsing regeldruk, de Raad voor de Rechtspraak en de IGJ te laten plaatsvinden, waarna
het wetsvoorstel via de ministerraad aan de Afdeling advisering van de Raad van State
en uiteindelijk Uw Kamer kan worden aangeboden. De regering blijft zich inspannen
om het wetgevingsproces zo vlot mogelijk te doorlopen, en verwijst de leden van de
fractie van de ChristenUnie in dit verband ook graag naar het antwoord op de vragen
18–20 van de leden van de SP-fractie.
25.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen hoe wordt geborgd dat de rechtspositie
van cliënten niet wordt aangetast door de maatregelen die worden genomen om de uitvoerbaarheid
te verbeteren. Ook vragen zij hoe patiëntenorganisaties hierbij worden betrokken.
Met onderhavig spoedreparatiewetsvoorstel worden enkele acute knelpunten weggenomen,
die goede zorg in de weg staan. Voor een voorbeeld daarvan verwijst de regering naar
het antwoord op de vragen 4 en 5 van de leden van de PVV-fractie. Voor beide wetten
geldt dat de voorstellen voor reparatie op dringend verzoek van het veld zijn opgesteld,
en dat vele gesprekken met zowel vertegenwoordigers van de zorgaanbieders, zorgprofessionals,
én de cliënten ten grondslag liggen aan de voorgestelde wijzigingen.
26.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering aan te geven wat de ervaringen
tot dusverre zijn met het opleggen van vrijheidsbeperkende maatregelen in de thuissituatie.
Biedt de huidige coronacrisis voldoende mogelijkheden om ervaringen op te doen met
ambulante vrijheidsbeperking, zo vragen deze leden.
Voor de praktijk van de Wvggz geldt dat ook zonder beperkingen door de coronacrisis
in eerste instantie terughoudend om wordt gegaan met dwang in de ambulante setting.
De NVvP heeft hiertoe een handreiking opgesteld, waarin wordt geadviseerd om dichtbij
de bekende praktijk van de voorwaardelijke machtiging, die de Wet bopz kende, te blijven.
Voor de praktijk van de Wzd geldt dat als zorgaanbieders van mening zijn dat zij ambulante
onvrijwillige zorg niet op verantwoorde en veilige wijze kunnen leveren, zij hiertoe
ook niet verplicht zijn. Het leren en ontwikkelen van de toepassing van de Wzd in
de thuissituatie is vanwege de coronacrisis grotendeels stil komen te liggen in de
afgelopen maanden.
Gevolgen voor de regeldruk
27.
De leden van de VVD-fractie verzoeken de regering te reageren op de geluiden van het
werkveld in relatie tot de keuze om niet kwantitatief het advies van het Adviescollege
Toetsing Regeldruk ter harte te nemen.
De regering onderschrijft het belang om de gevolgen voor de regeldruk nauwkeurig in
kaart te brengen, maar neemt tegelijkertijd de verzoeken uit het veld om de uitvoering
van de wetten spoedig te versoepelen serieus. Daarom heeft de regering ervoor gekozen
dit wetsvoorstel zo snel mogelijk in procedure te brengen, met een beperkt aantal
punten waar breed draagvlak voor is. Een onderzoek om de gevolgen van onderhavig wetsvoorstel
te kwantificeren, zou tot vertraging in de wetgevingsprocedure kunnen leiden waardoor
het veld langer moet wachten op een lastenreductie.
Het tweede reparatiewetsvoorstel is op 4 juni 2020 ter internetconsultatie aangeboden.
Aan partijen is expliciet gevraagd een oordeel te geven over de gevolgen voor de regeldruk
van de in dat tweede reparatiewetsvoorstel opgenomen wijzigingen.
28.
De leden van de VVD-fractie nodigen de Staatssecretaris uit om (met ambtelijke ondersteuning)
een werkdag mee te lopen in de ggz-sector om de Wvggz in de praktijk te zien en ervaringen
uit de praktijk mee te nemen in de eerstvolgende wetswijziging.
Uiteraard zijn wij hiertoe van harte bereid. Echter, de regering benadrukt dat gedurende
de voorbereiding en de wetgevingsprocedures van de Wvggz is geluisterd naar de partijen
die door de wet worden geraakt, zowel de zorgverleners als de betrokkenen en hun naasten.
De balans tussen de rechtsbescherming van betrokkenen, het verlenen van goede zorg
en de uitvoerbaarheid is voortdurend zorgvuldig afgewogen, ook in het debat in Uw
Kamer. Er is geconstateerd dat op bepaalde punten de uitvoering knelt. Onder meer
werkbezoeken aan ggz-instellingen en de gesprekken die daarbij met de zorgverleners
zijn gevoerd, hebben juist geleid tot de twee reparatiewetsvoorstellen. Bij de diverse
recente werkbezoeken aan ggz-instellingen is de uitvoerbaarheid van de Wvggz steeds
expliciet en soms zeer uitvoerig aan de orde geweest. Ook inhoudelijk zijn de twee
wetsvoorstellen tot stand gekomen in samenspraak met de partijen die de wet uitvoeren.
Ook wordt het tweede reparatiewetsvoorstel geconsulteerd, waarbij – in aanvulling
op wat uitgebreid is besproken met alle ketenpartijen -praktijkervaringen kunnen worden
ingebracht.
29.
De leden van de CDA-fractie merken op dat een twintigtal zorgbestuurders uit de ggz
een open brief naar de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft
gestuurd over de onderhavige wetswijziging met betrekking tot de Wvggz. Zij stellen
dat de wetswijzing niet ver genoeg gaat en vragen de regering hierop te reflecteren.
De leden van de CDA-fractie verwijzen naar een open brief van verschillende zorgbestuurders
van ggz-instellingen van 19 mei 2020, waarin zij stellen dat het spoedreparatiewetsvoorstel
niet ver genoeg gaat. Zoals is aangegeven in de brief van 24 maart 2020 in reactie
op de petitie «Uitvoerbaarheid Wet verplichte ggz. Vereenvoudiging van de wet is noodzaak»
(Kamerstukken 2019–20, 35 370, nr. 3), is reparatiewetgeving één van de drie sporen waarop actie wordt ondernomen om de
regeldruk in verband met de Wvggz te verminderen. Naast aanpassing van de Wvggz wordt
gewerkt aan de aanpassing van ketenafspraken en informatieproducten en de implementatie
van digitale informatie-uitwisseling. Het tweede omvangrijkere reparatiewetsvoorstel
is sinds 4 juni 2020 ter internconsultatie aangeboden en wordt naar verwachting rond
de jaarwisseling aan Uw Kamer aangeboden. Meeromvattende wijzigingen raken aan de
kern van de Wvggz, de versterking van de rechtspositie van betrokkene, en vragen meer
voorbereidingstijd. De zorgvuldige afweging die nodig is ten aanzien van die meeromvattende
wijzigingen, loopt mee met het evaluatietraject. De evaluatie wordt eind 2021 aan
Uw Kamer aangeboden.
30.
De leden van de CDA-fractie vragen welke voorstellen niet in dit wetsvoorstel zijn
meegenomen.
Voor het antwoord op deze vraag verwijst de regering de leden van de CDA-fractie graag
naar de antwoorden op vraag 19 van de leden van de SP-fractie en vraag 20 van de leden
van de fractie van de ChristenUnie.
31.
De leden van de CDA-fractie vragen hoeveel aanvragen in de regio Overijssel en Gelderland
op de plank liggen bij het OM en of dit alleen een probleem in de regio Overijssel
en Gelderland is. Voorts vragen deze leden welke actie wordt ondernomen om de achterstand
weg te werken en zij vragen wat het betekent voor de verlening van verplichte zorg.
De achterstanden doen zich voor in een beperkt aantal regio’s, met name in het arrondissementsparket
Oost Nederland en in mindere mate in de arrondissementen Rotterdam en Amsterdam.
Op dit moment zijn er ruim honderd zaken in het arrondissementsparket Oost Nederland
waarvan de indieningstermijn is verstreken. Het OM is in de betreffende regio’s in
gesprek met de geneesheer-directeuren en rechtbanken over maatregelen om de achterstanden
zo spoedig mogelijk in te lopen. Zo is onder andere afgesproken dat als er zich een
urgente casus voordoet waarbij de continuïteit van verplichte zorg in gevaar komt,
de geneesheer-directeur zich kan wenden tot de Wvggz-officier van justitie in het
betreffende arrondissement om de zaak met voorrang te behandelen. Daarnaast zet het
OM waar nodig tijdelijk extra officieren, parketsecretarissen en administratief medewerkers
in om de achterstanden in te lopen. Ook wordt getracht om te voorkomen dat de continuïteit
van zorgverlening in het gedrang komt als gevolg van de achterstanden. Dreigt met
het eindigen van de rechterlijke machtiging op grond van de Wet bopz een gat in de
zorgverlening te ontstaan, dan zal het OM in samenwerking met de geneesheer-directeur
en de rechterlijke macht deze casus met voorrang behandelen. Indien noodzakelijk wordt
contact opgenomen met de burgemeester, zodat deze ter overbrugging een crisismaatregel
kan treffen om de benodigde verplichte zorg te kunnen verlenen. In dit verband verwijst
de regering de leden van de CDA-fractie ook graag naar het antwoord op vraag 11 van
de GroenLinks-fractie.
32.
De leden van de CDA-fractie vragen of er wordt gekeken of brieven aan ggz-patiënten
(die gedwongen zorg ontvangen) in begrijpelijke taal kunnen worden gestuurd.
Met betrekking tot de maatregelen die worden genomen om de informatie aan de betrokkenen
te vereenvoudigen, verwijst de regering de leden van de CDA-fractie naar het antwoord
op vraag 21 van de leden van de ChristenUnie-fractie.
33.
De leden van de CDA-fractie merken op dat gemeentes last hebben van complexe procedures
en vragen hoe de VNG betrokken is geweest bij de huidige voorstellen.
De VNG is één van de ketenpartners in het ketenprogramma Wvggz. De VNG is de afgelopen
jaren zowel bij het uitwerken van werkafspraken, als op bestuurlijk niveau betrokken
geweest bij de implementatie van de Wvggz. De VNG heeft daarnaast een aantal handreikingen
opgesteld, dat gemeenten ondersteunt bij het uitvoeren van hun taken, onder andere
op het gebied van de crisismaatregel en het verkennend onderzoek. Het Ministerie van
VWS heeft alle ketenpartijen, inclusief de VNG, de mogelijkheid geboden om voorstellen
in te dienen voor wetswijzigingen. De voorstellen zijn afgelopen maart en april met
ketenpartijen in drie sessies besproken. Deze sessies hebben geleid tot het onderhavige
spoedreparatiewetsvoorstel en het tweede reparatiewetsvoorstel dat op 4 juni 2020
ter consultatie is aangeboden. Ook worden enkele voorstellen gebruikt om de ketenafspraken
beter aan te laten sluiten bij de uitvoeringspraktijk.
34.
De leden van de CDA-fractie vragen wat in de wijziging van artikel 26 van de Wzd precies
wordt bedoeld met «ten opzichte van de zorgaanbieder onafhankelijk functioneert».
Thans is in artikel 26 van de Wzd bepaald dat de arts die een medische verklaring
opstelt niet betrokken mag zijn bij de behandeling van de desbetreffende cliënt, en,
in geval van cliënten die al zijn opgenomen in een accommodatie van een zorgaanbieder,
deze arts ook niet verbonden mag zijn aan die zorgaanbieder. Voorgesteld wordt te
bepalen dat de arts die een medische verklaring opstelt ten minste gedurende één jaar
geen zorg heeft verleend aan de cliënt en ten opzichte van de zorgaanbieder onafhankelijk
functioneert.
«Ten opzichte van de zorgaanbieder onafhankelijk functioneert» betekent dat de zorgaanbieder
ervoor moet zorgen dat de arts in de uitoefening van zijn functie ten behoeve van
de Wzd onafhankelijk en daardoor onbevooroordeeld kan functioneren om uitsluitend
het belang van de cliënt te dienen. De zorgaanbieder moet zich ter zake onthouden
van het geven van aanwijzingen. Het houdt niet in dat de arts niet in dienst mag zijn
bij de zorgaanbieder. Dat vereiste is in de praktijk niet praktisch en moeilijk uitvoerbaar.
Er zijn immers regio’s waar één grote zorgaanbieder het hele gebied bestrijkt. In
een dergelijk geval is het nagenoeg onmogelijk om in de regio een arts te vinden die
voldoet aan de eis dat hij niet in dienst mag zijn van de zorgaanbieder.
35.
De leden van de CDA-fractie geven aan dat zij begrijpen dat het eerdere artikel 26
voor zorgaanbieders niet altijd uitvoerbaar is. Zij vragen waaruit zou blijken dat
de arts gedurende een jaar geen zorg heeft verleend aan die cliënt en hoe dit wordt
gecontroleerd.
Thans wordt in artikel 26 van de Wzd ten aanzien van de medische verklaring vereist
dat de arts niet bij de behandeling van de cliënt betrokken is. Dat die arts niet
bij de behandeling betrokken mag zijn, vloeit voort uit jurisprudentie van het Europees
Hof, waarin wordt gesproken van »objective medical expertise«. Met de voorgestelde
formulering dat de arts gedurende een jaar geen zorg heeft verleend wordt deze eis
geconcretiseerd op dezelfde wijze als in de Wvggz. Artsen zullen veelal zelf weten
of zij al dan niet gedurende het afgelopen jaar zorg hebben verleend aan de desbetreffende
cliënt; dit zal ook in het medisch dossier van cliënt vermeld staan. Vanuit het oogpunt
van goed hulpverlenerschap zullen artsen er juist ook zelf voor waken aan deze eis
te voldoen, zodat de verklaring daadwerkelijk onafhankelijk tot stand komt. De inbewaringstelling
of rechterlijke machtiging mag niet worden afgegeven als niet wordt voldaan aan de
vereisten die daaraan worden gesteld in de Wzd.
36.
Vervolgens vragen de leden van de CDA-fractie of de wijziging van artikel 26 de keuze
in de praktijk makkelijker maakt en hoe de regering dit voor zich ziet. Deze leden
vragen zich af of het praktisch te organiseren is dat artsen nachtdiensten «draaien»
waardoor ze verantwoordelijk zijn voor de hele populatie van de betreffende zorginstelling,
met name in dunbevolkte regio’s.
De beschikbaarheid van een arts voor een medische verklaring kan soms lastig zijn,
bijvoorbeeld in regio’s die dunbevolkt zijn. Met de voorgestelde aanpassing van de
Wzd wordt het mogelijk dat een arts die wel bij dezelfde zorgaanbieder werkt als de
behandelend arts van een cliënt, maar het afgelopen jaar geen zorg heeft verleend
aan die cliënt, de medische verklaring kan opstellen. Het maakt het aantal beschikbare
artsen, ook voor kleinschalige voorzieningen, daarmee groter. Zorgaanbieders in dezelfde
regio kunnen afspraken met elkaar maken over het «uitwisselen» van artsen. Het belang
van een verklaring door een onafhankelijk arts is gelegen in het beschermen van de
rechtspositie van de cliënt, hetgeen wenselijk is vanwege de inperking van grondrechten
die met de toepassing van onvrijwillige zorg gemoeid zijn.
37.
De leden van de CDA-fractie vragen of bij de evaluatie getoetst wordt of de aanpassing
van artikel 26 van de Wzd leidt tot minder onafhankelijke medische verklaringen en
tot minder rechtsbescherming van cliënten. Voorts vragen zij of de Kamer hierover
een rapportage kan ontvangen.
Voor het antwoord op het eerste gedeelte van deze vraag verwijst de regering naar
het antwoord op vraag 3 van de leden van de VVD-fractie. De regering zegt toe Uw Kamer
op dit punt te informeren.
38.
De leden van de CDA-fractie vragen of de regering meent dat sprake is van een weging
tussen de gevolgen voor de regeldruk en de rechtsbescherming van de patiënt of cliënt,
omdat het punt van een onafhankelijke arts gezien de wetsgeschiedenis altijd een punt
van discussie is geweest. Voorts vragen deze leden in hoeverre patiëntenorganisaties
betrokken zijn geweest bij de onderhavige wetswijziging.
De regering beaamt dat er altijd sprake is van een weging tussen de gevolgen voor
de regeldruk en de rechtsbescherming, waarbij de rechtsbescherming van de patiënt
of cliënt voorop staat. De huidige situatie ten aanzien van de medische verklaring
leidt in de praktijk echter tot zodanige uitvoeringsproblematiek dat dit juist niet
in het belang is van de cliënt. Zij moeten thans langer wachten totdat een medische
verklaring kan worden opgesteld. De regering is continu in gesprek met vertegenwoordigers
van zorgaanbieders, professionals en cliënten, ook over reparatiewetgeving van de
Wzd.
39.
Heeft de regering de signalen, dat tijdens de coronamaatregelen dwangzorg is toegepast
zonder overleg met naasten, ook ontvangen en deelt zij de mening dat ook juist in
deze periode er volgens de wet zou moeten worden gehandeld, zo vragen de leden van
de CDA-fractie.
De regering verwijst voor het eerste gedeelte van de vraag naar het antwoord op vraag 6
van de leden van de PVV-fractie. In zijn algemeenheid is de regering uiteraard van
mening dat men zich aan geldende wet- en regelgeving dient te houden. Tegelijkertijd
heeft de regering oog voor de situatie waarin zorgaanbieders en professionals zich
sinds de coronacrisis bevinden. Op www.dwangindezorg.nl heeft de regering uiteengezet hoe zij moeten omgaan met de regels van de Wzd tijdens
de coronacrisis. Voor collectieve maatregelen (geldend voor alle cliënten en/of bezoekers)
die genomen worden op basis van besluiten van de ministeriële commissie crisisbeheersing
(MCCB) of adviezen en richtlijnen van het RIVM, geldt dat het stappenplan van de Wzd
niet van toepassing is. Voor individuele dwangmaatregelen in deze periode geldt als
uitgangspunt dat de juiste professionele afwegingen worden gemaakt over welke zorg
het best passend is, ook ten aanzien van onvrijwillige zorg, binnen het kader van
de daarbij behorende procedures en de beschikbare capaciteit van zorgpersoneel.
40.
De leden van de CDA-fractie vragen of de AMvB, waarin de gelijkgestelde aandoeningen
worden benoemd, reeds beschikbaar is.
Tegelijkertijd met de Wzd is het Bzd in werking getreden (Stb. 2020, 129). Met ingang van 1 mei 2020 is aan het Bzd Hoofdstuk 1a toegevoegd. Dat hoofdstuk
ziet op gelijkgestelde ziekten en aandoeningen. Met een psychogeriatrische aandoening
of een verstandelijke handicap zijn thans gelijkgesteld:
a. het syndroom van Korsakov, indien dit syndroom bij de cliënt zich uit als een neurocognitieve
stoornis met daaruit voortkomende significante beperkingen overeenkomstig die van
een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke handicap;
b. de ziekte van Huntington, indien deze ziekte bij de cliënt zich uit als een neurocognitieve
stoornis met daaruit voortkomende significante beperkingen overeenkomstig die van
een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke handicap; en
c. niet-aangeboren hersenletsel, indien dit letsel bij de cliënt een neurocognitieve
stoornis veroorzaakt met daaruit voortkomende significante beperkingen overeenkomstig
die van een psychogeriatrische aandoening of een verstandelijke handicap.
41.
Met betrekking tot de regeldrukvermindering vragen de leden van de D66-fractie welke
vermindering niet wordt ondervangen met deze wijziging. Tevens vragen deze leden welke
wijzigingen nog noodzakelijk zijn om tot verdere regeldrukvermindering te komen, waarbij
de rechten van de cliënt in ogenschouw blijven. Daarnaast vragen genoemde leden of
de doorlooptijd van het verlenen van een zorgmachtiging door deze wijzigingen wordt
verkort.
Het is niet mogelijk om precies aan te geven welke regeldrukvermindering niet met
het spoedreparatiewetsvoorstel wordt ondervangen. De regering zet voor de vereenvoudiging
van de Wvggz-procedures niet alleen in op regelgeving, maar ook op uitvoeringsafspraken
en digitale uitwisseling.
In het onderhavige spoedreparatiewetsvoorstel worden geen wijzigingen in de procedure
voor het verlenen van een zorgmachtiging voorgesteld. In het tweede reparatiewetsvoorstel,
dat sinds 4 juni 2020 ter internetconsultatie wordt aangeboden, worden enkele wijzigingen
voorgesteld om de uitvoering van de Wvggz te vereenvoudigen, waaronder de indieningstermijn
voor een opvolgende zorgmachtiging. Voor een overzicht van wijzigingen die met het
tweede reparatiewetsvoorstel en met de evaluatie worden meegenomen, verwijst de regering
de leden van de D66-fractie tevens graag naar de antwoorden op vraag 18–20 van de
leden van de SP-fractie en de leden van de fractie van de ChristenUnie.
42.
De leden van de D66-fractie vragen of door deze wetswijziging de achterstanden en
vertragingen bij het Openbaar Ministerie die bekend zijn bij de IGJ, teruglopen.
Het onderhavige spoedreparatiewetsvoorstel heeft voor het OM geen significant effect
met betrekking tot het terugdringen van achterstanden. Hoewel dit wetsvoorstel geen
grote effecten zal hebben op de doorlooptijden van de processen, worden hiermee wel
een aantal noodzakelijke verbeteringen in de processen opgenomen, waar niet tot aan
de wetsevaluatie op kan worden gewacht. Zoals is aangegeven op vraag 11 van de leden
van GroenLinks heeft het OM werkafspraken gemaakt met de GGZ en de rechtspraak om
de achterstanden terug te dringen. Voor een goede uitvoering van de wettelijke taken
onder de Wvggz heeft het OM hiervoor in het eerste halfjaar van 2020 € 750.000,– aan
extra tijdelijke financiële middelen gekregen. Ook voor het tweede half jaar 2020
is € 750.000,– toegekend.
43.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen een reflectie op de noodkreet van verschillende
ggz-instellingen, die de toegenomen administratieve druk zien als een «ontmenselijking»
van de zorg, omdat er door de regeldruk simpelweg minder tijd overblijft voor de mens
achter de formulieren en zij vragen wat de regering doet om deze tijd en aandacht
voor de patiënten zo goed mogelijk in balans te brengen met het vereiste aantal administratieve
handelingen.
Voor het antwoord op deze vraag verwijst de regering de leden van de GroenLinks-fractie
graag naar de antwoorden op vraag 15 van de leden van de SP-fractie en vraag 23 van
de leden van de fractie van de ChristenUnie.
44.
De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering om een inschatting te geven
in de mate waarin onderhavige wetgeving de administratieve lasten en regeldruk daadwerkelijk
vermindert. Daarnaast vragen deze leden op welke manieren gemonitord wordt of de aanpassingen
inderdaad op korte termijn het gewenste effect sorteren.
Ten eerste verwijst de regering naar het antwoord op vraag 27 van de leden van de
VVD-fractie. In de wetsevaluatie, die eind 2021 naar Uw Kamer wordt gestuurd, wordt
onder meer de uitvoerbaarheid van de Wvggz en de Wzd, waaronder de regeldruk, nader
onderzocht. De wijzigingen in onderhavig spoedreparatiewetsvoorstel maken daar, voor
zover zij in werking treden of zijn getreden gedurende de evaluatieperiode, onderdeel
van uit.
45.
De leden van de SP-fractie vragen een toezegging dat de voorliggende wijziging geen
verandering brengt met betrekking tot het zoveel mogelijk voorkomen van dwang en dat,
als het echt nodig blijkt, deze dwang zo beperkt en kort mogelijk moet zijn.
Het uitgangspunt van de Wvggz en de Wzd, alsmede van het spoedreparatiewetsvoorstel,
is dat gedwongen zorg altijd een uiterste middel is als er geen vrijwillig alternatief
voorhanden is. De regering onderschrijft dat gedwongen zorg zoveel mogelijk moet worden
voorkomen en indien gedwongen zorg toch noodzakelijk blijkt, deze zo beperkt en kort
mogelijk moet worden verleend.
46.
De leden van de SP-fractie vragen de regering een meer inhoudelijke toelichting op
de afname van de administratieve lasten te geven in aantal procent of uur dat de administratieve
last ongeveer zal afnemen.
Zoals de regering in het antwoord op vraag 27 van de leden van de VVD-fractie en het
antwoord op vraag 44 van de leden van de GroenLinks-fractie aangaf, is dit gelet op
de urgentie van het spoedwetsvoorstel niet in kaart gebracht. Het is daarbij goed
om te vermelden dat de voorliggende wijzigingsvoorstellen voortkomen uit concrete
suggesties van betrokken partijen die met het oog op vermindering van de administratieve
lasten deze hebben ingebracht. In de consultatie van het tweede reparatiewetsvoorstel
is aan partijen is expliciet gevraagd een oordeel te geven over de gevolgen voor de
regeldruk van de in dat tweede reparatiewetsvoorstel opgenomen wijzigingen.
47.
De leden van de SP-fractie vragen waarom niet is gekozen om parallel aan de wetgeving
de regeldruk zoveel mogelijk in kaart te brengen om op termijn te voorkomen dat er
mogelijk belangrijke knelpunten worden gemist in het proces.
In de wetsevaluatie, die eind 2021 naar Uw Kamer wordt gestuurd, is de uitvoerbaarheid
van de Wvggz en de Wzd, waaronder de regeldruk, een belangrijk onderdeel. Dat is conform
de toezegging die de regering bij de wetsbehandeling heeft gedaan. De voorbereidingen
op de wetsevaluatie worden momenteel getroffen. Verder verwijst de regering naar het
antwoord op vraag 27 van de leden van de VVD-fractie: de regeldruk wordt expliciet
uitgevraagd in de consultatie van het tweede reparatievoorstel.
Gateway Reviewrapport
48.
De leden van de VVD-fractie vragen naar aanleiding van het Gateway Reviewrapport2 hoe het kan dat er een doorstart met het ketenprogramma gemaakt gaat worden, waar
het is misgegaan, welke verkeerde inschattingen gemaakt zijn, en wat dit betekent
voor het proces in zijn geheel. Deze leden vragen de regering dit dan ook uitvoerig
aan te geven, inclusief de financiële gevolgen die deze vertraging en doorstart met
zich mee brengen, en daarbij specifiek in te gaan op de risico's en problemen die
in het rapport geconstateerd zijn.
Bij een Gateway Review (hierna: review of rapport) wordt onderzocht wat er in het
verleden is gebeurd en wat de situatie van het huidige moment is. Er wordt uitsluitend
een beoordeling gegeven over hetgeen voor de toekomst gepland staat. Het rapport doet
daarmee niets af aan de inspanningen die de afgelopen jaren zijn gedaan ten behoeve
van de implementatie van de Wvggz.
Het ketenprogramma heeft veel bereikt in de voorbereiding van de implementatie van
de Wvggz. Er zijn door de ketenpartners gezamenlijk werkafspraken gemaakt over de
uitvoering van de wet en deze zijn vertaald in «informatieproducten» die door de sector
in de uitvoering kunnen worden gebruikt. Deze informatieproducten worden onder andere
gebruikt om informatie uit te wisselen in de keten en bieden formats om betrokkene
te informeren. Ook zijn er oefensessies en proefimplementaties georganiseerd. Mede
dankzij de inspanningen van de ketenpartners en het ketenbureau wordt de wet sinds
1 januari 2020 uitgevoerd. Crisismaatregelen en zorgmachtigingen worden afgegeven
zonder grote uitvoeringsproblemen en ketenpartners weten elkaar waar nodig te vinden.
Dit betekent echter niet dat de implementatie al volledig is afgerond. De digitale
keteninformatievoorziening is nog niet volledig gerealiseerd. Door het realiseren
van volledige gestructureerde en geautomatiseerde gegevensuitwisseling tussen ketenpartners,
kunnen de administratieve lasten voor de ketenpartners dalen. In het ketenprogramma
is met twee scenario’s gewerkt voor de informatievoorziening. In scenario 1 is sprake
van gedeeltelijke realisatie van gestructureerde informatievoorziening, met daarnaast
het uitwisselen van gegevens via veilige mail. Scenario 2 is de realisatie van een
volledige digitale, gestructureerde informatievoorziening. In de loop van 2019 is
reeds door de ketenpartijen gezamenlijk geconstateerd dat scenario 2 niet volledig
gerealiseerd kon worden op 1 januari 2020. Daarom is scenario 1 op 1 januari 2020
geïmplementeerd.
De inspanningen van de ketenpartners zijn er onverminderd op gericht om de digitale,
gestructureerde informatievoorziening te realiseren. Daarvoor zijn al veel stappen
ondernomen. De conclusie van de Gateway Review is echter dat een geslaagde implementatie
van dit onderdeel van het programma onzeker is op basis van de gekozen werkwijze en
plannen. De redenen die daarvoor worden genoemd in het rapport, zoals de uitgebreide
governancestructuur en de focus op ondersteuning in plaats van regie door het ketenprogramma,
zijn herkenbaar voor de ketenpartners. De ketenpartners onderschrijven dan ook dat
de aanbevelingen van de review voortvarend opgepakt moeten worden. Dat betekent dat
deze nieuwe fase van de implementatie van de informatievoorziening vraagt om een aanpak
met meer regie en om een doorstart van het ketenprogramma met een bijgewerkt programmaplan
en governance-structuur. Hierop wordt in onder andere het antwoord op vragen 51 en
52 van de leden van de VVD-fractie nader ingegaan.
Daarnaast zal het ketenprogramma een ferme doorstart maken op het gebied van de verbetering
van de uitvoering van de Wvggz. Op dit moment worden bijvoorbeeld brieven aan betrokkenen
aangepast, waardoor de informatie voor betrokkenen begrijpelijker en overzichtelijker
wordt. Tevens wordt gewerkt aan het maken van nadere werkafspraken, met als doel de
situatie voor betrokkene te verbeteren en de administratieve lasten voor ketenpartners
te verminderen. Dit zal ook een belangrijk onderdeel zijn van de opdracht van het
ketenprogramma.
De doorstart van het ketenprogramma per 1 juli 2020 heeft ook financiële gevolgen.
De omvang van de kosten worden in beeld gebracht op basis van het programmaplan dat
nu wordt opgesteld en door de ketenpartners moet worden vastgesteld. Daarnaast levert
het realiseren van een digitale, gestructureerde informatie-uitwisseling en het maken
van nadere werkafspraken over de uitvoering van de Wvggz een administratieve lastenvermindering
en daarmee een kostenbesparing op voor onder andere ggz-instellingen. Hierop wordt
in het antwoord op vraag 50 van de leden van deze-fractie nader ingegaan.
49.
De leden van de VVD-fractie vragen of met de voorziene wijzigingen van de wet voldoende
basis gecreëerd wordt om de implementatie daadwerkelijk succesvol af te ronden, en
op welke termijn dat zal zijn.
Een belangrijke taak van het ketenprogramma is de implementatie van de benodigde voorzieningen
om veilig en digitaal informatie in de keten uit te kunnen wisselen. Die voorzieningen
zijn nog niet gereed. De daarvoor verantwoordelijke partijen werken met het ketenprogramma
aan het tot stand brengen van de technische koppelingen tussen hun systemen en de
implementatie van een digitale informatiestandaard iWvggz, die door het Zorginstituut
wordt ontwikkeld. De wijzigingen in het onderhavige spoedreparatiewetsvoorstel hebben
geen invloed op het afronden van die koppelingen. Wetswijzigingen ten behoeve van
voor het beheer van de digitale informatiestandaard zelf worden meegenomen in het
tweede reparatiewetsvoorstel. Uiteraard wordt waar nodig in het bijgewerkte programmaplan
van het ketenprogramma rekening gehouden met de voorgenomen wetswijzigingen.
50.
De leden van de VVD-fractie vragen wat de gevolgen zijn van een onvolledig afgerond
programma en of er een beheersbare overdracht naar een effectief werkend stelsel voor
de medewerkers in ggz-instellingen kan zijn. Deze leden verzoeken de regering een
volledige schets te geven binnen een ggz-instelling om de huidige en de wenselijke
situatie naast elkaar te zetten, de implicaties daarvan op de werkzaamheden en een
schatting van de financiële gevolgen van deze doorstart.
De doorstart van het programma is erop gericht om een belangrijk doel van het programma,
namelijk de implementatie van een digitale keteninformatievoorziening, te bereiken.
De Wvggz wordt ook nu uitgevoerd, met dien verstande dat de informatie-uitwisseling
in de keten voor een groot gedeelte via veilige e-mail en gestandaardiseerde documenten
plaatsvindt. Het werken met veilige mail is een technisch eenvoudige wijze, maar het
heeft tot gevolg dat meer administratieve handelingen nodig zijn, bijvoorbeeld het
voegen van een document bij de e-mail en het verwerken – en soms handmatig overtypen
– van het document in het eigen systeem. Overigens zijn de ketenpartners zelf verantwoordelijk
voor de implementatie van de informatievoorziening in hun eigen systeem en werkprocessen.
In de huidige situatie wordt door ggz-instellingen gebruik gemaakt van veilige mail
voor de procedure van de zorgmachtiging. De beoogde situatie is dat de zorgverlener
zonder veel handelingen gegevens kan delen met de ketenpartners (en vice versa) door
middel van eenmalige registratie en meervoudig gebruik. Dit houdt in dat niet iedere
ketenpartij telkens alle gegevens hoeft over te nemen, maar dat die gegevens eenmalig
in het begin van het proces worden ingevoerd en vervolgens automatisch in het systeem
van de volgende ketenpartij worden verwerkt. Per instelling kan het interne werkproces
uiteraard verschillen. De beoogde werkwijze draagt ook bij aan een hogere betrouwbaarheid
van de overgedragen gegevens, hetgeen de kwaliteit van het proces van voorbereiding
en uitvoering van verplichte zorg ten goede komt.
Onderdeel van de doorstart van het ketenprogramma is te onderzoeken of een versnelling
mogelijk is in de realisatie van een informatievoorziening, waarmee de administratieve
lasten op korte termijn kunnen worden verminderd. Op dit moment wordt bezien of en
onder welke condities versnelling mogelijk is. De financiële gevolgen hiervan voor
de ketenpartners worden hierbij in beeld gebracht.
51.
De VVD-fractie vraagt de regering om aan te geven op welke termijn over elk van de
vijf genoemde punten voor een succesvolle implementatie van de Wvggz besluiten genomen
worden en welke doorlooptijd nog noodzakelijk is per stap om de implementatie te kunnen
afronden.
Het Gateway Reviewteam doet de aanbeveling om besluiten te nemen over de volgende
vijf punten:
1. Een thematische compartimentering en aansturing;
2. Een herijking van de opdracht, opzet en werking van het programma en de tijdelijke
Ondersteuningseenheid;
3. De urgente aanpak van en sturing op de realisatie van de ICT- en IV-voorzieningen;
4. Een herijking van de positie en opdracht van iWvggz met korte termijn en lange termijn
acties (tweesporenbenadering);
5. Een overall en integraal plan van aanpak.
De departementen en ketenpartners onderschrijven de conclusies van het rapport met
een enkele nuance en nemen de aanbevelingen over. Eind mei 2020 is een nieuwe programmadirecteur
aangesteld die uitvoering zal geven aan de doorstart van het ketenprogramma mede op
basis van de aanbevelingen van de gateway. Er is een voorstel voor de vernieuwde opdracht
voor het programma opgesteld, inclusief nieuw mandaat, waarbij ook een doorstart wordt
voorgestaan op het gebied van het verbeteren van de uitvoerbaarheid van de wet door
het herzien van werkafspraken en informatieproducten. Deze opdracht wordt besproken
in het Bestuurlijk Ketenberaad waarin alle Ketenpartijen vertegenwoordigd zijn. Vervolgens
kan de programmadirecteur een nieuw programmaplan uitwerken, inclusief een planning
en een nieuwe governance-structuur, die in de eerste BKR na de zomer wordt geagendeerd.
52.
De VVD-fractie vraagt de regering om per aanbeveling aan te geven wat met de aanbevelingen
gedaan wordt en wanneer de regering voornemens is om dat op te pakken.
De eerste aanbeveling, te weten het maken van een doorstart, wordt al uitgevoerd.
Zoals uiteengezet in het antwoord op vraag 51 van deze leden, is er een nieuwe programmadirecteur
aangesteld die op verzoek van de ketenpartners in de BKR werkt aan de plannen voor
deze doorstart, mede op basis van de aanbevelingen uit de Gateway Review. De overige
aanbevelingen uit het rapport zijn onder te verdelen in enerzijds aanbevelingen over
de organisatie en de
opdracht van het programma en anderzijds aanbevelingen die specifiek betrekking hebben
op de informatievoorziening. Op dit moment wordt op beide vlakken gewerkt aan de voorstellen.
Het hiervoor reeds aangekondigde bijgewerkte programmaplan zal worden opgesteld inclusief
de nieuwe governance en planning. In dit programmaplan wordt uitgewerkt hoe het programmabureau
eruitziet, wat de hernieuwde opdracht voor het programma is en hoe meer regie wordt
gevoerd op de voortgang (aanbevelingen 2 en 3). Bij het uitwerken van de vernieuwde
governance- en overlegstructuur worden de aanbevelingen meegenomen over vereenvoudiging,
de aanwezigheid van de juiste expertise en het maken van onderscheid tussen de informatievoorziening
enerzijds en de monitoring en uitvoering van de wet anderzijds (aanbevelingen 4, 5,
6 en 8). Daarnaast wordt een apart voorstel gemaakt voor de informatievoorziening,
waarin wordt onderzocht of en zo ja, op welke wijze versnelling mogelijk is (aanbeveling
7). Ook kan vervolgens samen met de ketenpartners een integraal plan van aanpak voor
de informatievoorziening worden vastgesteld (aanbeveling 10). De niet-essentiële aanbeveling
over een eenvoudiger ontwerp voor de IV-structuur (nr. 9) wordt ook meegenomen in
het bijgewerkte programmaplan.
53.
De leden van de VVD-fractie vragen op welke manier het ketenbureau zijn taken voortzet,
of er gekeken wordt naar de samenstelling van het ketenbureau en of er eventueel aanpassingen
gedaan worden.
Eind mei is een nieuwe programmadirecteur gestart, die onder andere als taak heeft
om de doorstart van het programmabureau vorm te geven en daarbij te kijken naar de
samenstelling van het team dat daarvoor benodigd is. Onderdeel van dit team zijn enkele
medewerkers van de ketenpartijen die de verdere uitvoerbaarheid en implementatie van
de Wvggz mede gaan realiseren.
54 en 55.
De leden van de VVD-fractie vragen hoe een integrale planning kan worden opgesteld.
Genoemde leden zijn van mening dat er eind 2020 een implementatie gereed moet zijn,
waarbij de voorgestelde wetswijzigingen zoals die nu tegelijkertijd bij de Kamer voorliggen,
worden meegenomen. De leden vragen om een toelichting en of de regering de toezegging
kan doen dat eind 2020 de implementatie gereed is. Ook vragen de leden wie de regie
heeft, keuzes voorlegt, beslist, bijstuurt, controleert en de vinger aan de pols houdt.
Het Zorginstituut en de ketenpartners werken aan de volledige implementatie van de
digitale, gestructureerde informatie-uitwisseling. Het gateway rapport geeft het volgende
aan: «er is een duidelijke gemeenschappelijke behoefte om zo snel mogelijk de informatievoorziening
en automatisering af te ronden. Met name gestructureerde data uitwisseling vindt men
van belang. Over nut en noodzaak van deze voorzieningen bestaat dus geen twijfel.»
Zoals beschreven in het antwoord op vraag 52 van de leden van de VVD-fractie onderzoekt
het ketenprogramma de mogelijkheden om de implementatie van de digitale informatievoorziening
te versnellen. Daarnaast wordt voorgesteld om de opdracht van het ketenprogramma aan
te passen, zodat er meer regie is op de voortgang van dit deel van de implementatie.
Op basis daarvan kan een integrale planning worden opgesteld, waarop ketenpartners
hun commitment geven en waar het programma op stuurt. Een toezegging dat eind 2020
de implementatie gereed is kan nu niet worden gedaan. De wijzigingen in het onderhavige
spoedreparatiewetsvoorstel dragen ook los van het realiseren van de digitale, gestructureerde
informatie-uitwisseling binnen de keten bij aan de uitvoerbaarheid van de Wvggz.
56.
De leden van de CDA-fractie vragen om te reageren op de stelling van MIND dat er (te)
veel tijd wordt gestoken in ICT-zaken en het koppelen van informatiestromen tussen
de institutionele actoren, maar dat er te weinig aandacht is voor de doelstelling
van de wet, waardoor cliënten te veel buiten de boot dreigen te vallen of uit zicht
raken. MIND stelt dat hierop meer regie van de kant van het ketenbureau moet komen.
Het is van groot belang dat bij de implementatie van de Wvggz te allen tijde de doelen
van de wet worden nagestreefd. Daarom blijft het ketenprogramma werken aan het verbeteren
van de kwaliteit van informatie richting betrokkene en het voeren van regie op werkafspraken
in het belang van betrokkene. Het verminderen van administratieve lasten voor ketenpartijen
is op zichzelf ook van groot belang voor betrokkene. Indien psychiaters minder tijd
kwijt zijn met de procedurele kanten van de Wvggz, kan dit bijdragen aan de kwaliteit
van zorg. Hierbij wordt tevens verwezen naar de antwoorden op vraag 16 van de leden
van de SP-fractie en vraag 23 van de leden van de ChristenUnie-fractie. Dat er in
de implementatie veel aandacht is voor de informatievoorziening draagt dus niet alleen
bij aan het verminderen van administratieve lasten, maar is ook in het belang van
betrokkene.
57.
De leden van de VVD-fractie vragen wat de regering er van vindt dat vanuit de gemeente
wordt gewezen op de gebrekkige ICT die snel doorklikken c.q. historie bekijken enorm
bemoeilijkt en waaraan de verbonden kosten veel hoger zijn dan geraamd.
Gemeenten dragen een eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van het door gemeenten
te gebruiken ICT-systeem en zijn partner in het ketenprogramma Wvggz waar de systeemkoppelingen
worden besproken. Voor de taken die de gemeente heeft in het kader van de Wvggz wordt
structureel € 20 miljoen aan het gemeentefonds bijgedragen.
58.
De leden van de D66-fractie vragen of de regering een nadere indicatie kan geven van
de inwerkingtreding van het wetsvoorstel.
Gezien de aard van de aangedragen knelpunten vanuit het veld zijn de inspanningen
van de regering erop gericht om dit wetsvoorstel zo snel mogelijk in werking te laten
treden, zodat de uitvoerbaarheid van de Wvggz en de Wzd op een zo kort mogelijke termijn
kan worden vergroot.
59.
Voorts vragen deze of de deadline van inwerkingtreding van de wetswijziging realistisch
is wanneer gekeken wordt naar de benodigde randvoorwaarden zoals gesteld in de eerdere
correspondentie met de Kamer en in het Gateway Reviewrapport.
De beoogde inwerkingtreding van deze wetswijziging is niet afhankelijk van het opvolging
geven aan de aanbevelingen uit het gateway rapport.
Deze aanbevelingen zien met name op de governance en de implementatie van de digitale,
gestructureerde gegevensuitwisseling in de keten. Dit met als doel om de informatie
uitwisseling in de keten zoveel mogelijk digitaal te laten plaatsvinden en daarmee
de administratieve lasten te verminderen.
60.
De leden van de D66-fractie vragen of de regering van mening is dat de informatievoorziening
aan zorgaanbieders onvoldoende is geweest om hen voor te bereiden op de invoering
van deze wet en of het mogelijk is dat ook hierdoor veel kritiek is gekomen van verschillende
belangenorganisaties.
De voorbereiding op de implementatie van de Wvggz voor professionals was uitgebreid.
Op de website https://www.dwangindezorg.nl/uitvoering/wvggz zijn handreikingen geplaatst, waarin werkafspraken tussen de ketenpartners zijn uitgewerkt,
en informatieproducten die in de uitvoering kunnen worden gebruikt als format voor
bijvoorbeeld informatie-uitwisseling of brieven aan betrokkenen. Daarnaast zijn door
het ketenprogramma oefensessies en proefimplementaties georganiseerd in de regio’s.
De regering is dan ook niet van mening dat de informatievoorziening onvoldoende is
geweest. De kritiek van zorgaanbieders over de uitvoering van de Wvggz gaat met name
over de administratieve lasten in het kader van de uitvoering van de wet. Deze lasten
vloeien deels voort uit de wet, maar deels ook uit de werkafspraken en informatieproducten
die de ketenpartners hebben opgesteld.
61.
De leden van de D66-fractie vragen om de tijdsplanning van het overleg dat de regering
voert met de ketenpartners over succesvolle implementatie. Ook vragen zij of de regering
het met de leden eens is dat een geslaagde implementatie van het programma niet langer
onzeker mag zijn en wat de regering doet om de randvoorwaarden zoals ICT-voorzieningen,
gegevensuitwisseling en informatievoorziening te verbeteren op korte termijn.
Graag verwijst de regering de leden van de D66-fractie in dit kader naar de antwoorden
op vragen 51 en 52 van de leden van de VVD-fractie, waarin nader wordt toegelicht
op welke wijze de aanbevelingen over het afronden van de implementatie uit de Gateway
Review worden uitgewerkt.
62.
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de regering de noodzaak erkent om in
het ketenprogramma de nadruk meer te leggen op de regie op de voortgang en minder
op overleg, en hoe de regiefunctie van het ketenprogramma wordt versterkt. Voorts
vragen deze leden vraagt welke belangrijke opgaven de regering ziet voor het programmabureau
voor het komende jaar.
De regering erkent dat in het ketenprogramma veel aandacht is uitgegaan naar overleg.
Dat overleg was ook van belang in de fase waarin er gezamenlijk werkafspraken moesten
worden gemaakt. De regering onderschrijft de aanbevelingen van de Gateway Review dat
voor het afronden van de implementatieopgave, met name op het gebied van de digitale
keteninformatievoorziening, regie op de voortgang van belang is. Daartoe worden, zoals
in antwoord op vragen 51 en 52 van de leden van de VVD-fractie is uiteengezet, voorstellen
voorgelegd aan de bestuurders van de ketenpartners in de BKR op basis van de Gateway
Review, onder leiding van de nieuw aangestelde programmadirecteur van het ketenprogramma.
Een grote opgave voor het programmabureau voor het komende jaar is om regie te voeren
op het afronden van de implementatieopgave op het gebied van de informatievoorziening,
waardoor de administratieve lasten kunnen worden gereduceerd. Een belangrijke stap
is het vaststellen van een integrale planning waarop ketenpartners commitment geven.
Daarnaast is monitoring en ondersteuning van de uitvoering van de Wvggz van belang,
waarbij onder andere wordt gewerkt aan goede en begrijpelijke informatie voor betrokkene
en het maken van nadere werkafspraken die de uitvoering van Wvggz voor betrokkene
en professionals verbeteren.
1. Artikelsgewijs
63.
De leden van de SP-fractie vragen inzicht in het aantal mensen dat meer dan vijf jaar
aaneengesloten gedwongen zorg heeft ontvangen.
De IGJ publiceert cijfers op haar website over de Bopz-meldingen van de aanvang van
dwangbehandelingen, middelen of maatregelen. De IGJ verwerkt de Bopz-gegevens die
zij krijgt niet zodanig dat er inzicht gegeven kan worden welke gedwongen zorg gedurende
meerdere jaren op individuele cliënten is toegepast. In dit verband verwijst de regering
de leden van de SP-fractie tevens naar het antwoord op vraag 13.
Mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister voor
Rechtsbescherming,
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
P. Blokhuis, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport