Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
35 350 XVI Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (XVI) voor het jaar 2019 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)
Nr. 4 VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 16 december 2019
De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, belast met het voorbereidend
onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm
van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 6 december 2019 voorgelegd aan de Ministers van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport en voor Medische Zorg en aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport. Bij brief van 13 december 2019 zijn ze door de Ministers van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport en voor Medische Zorg en aan de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Lodders
De adjunct-griffier van de commissie, Bakker
Vraag 1
Zitten er tussen de mutaties in deze suppletoire begroting ook generale mutaties?
Zo ja, welke zijn dat en wat is de reden dat deze uit de algemene middelen zijn vergoed
aan het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)? Zo nee, mag geconcludeerd
worden dat het Ministerie van VWS alle tegenvallers in 2019 zelf heeft opgelost en
daarenboven nog budget overhoudt?
Antwoord:
Met uitzondering van het aanhouden van de begrotingsreserve garanties en de kasschuiven
(zie vraag 2) zijn er op de VWS-begroting geen plafondrelevante generale mutaties.
Alle overige mutaties leiden per saldo tot een onderschrijding. Alle tegenvallers
worden binnen de VWS-begroting opgelost.
Vraag 2
Kunt u een meerjarig overzicht geven van alle kasschuiven op de VWS-begroting waarvoor
de Kamer nu autorisatie wordt gevraagd in de 2e suppletoire wet?
Antwoord:
Onderstaand overzicht geeft een meerjarig overzicht van de kasschuiven weer.
Overzicht van kasschuiven in 2e suppletoire begrotingswet 2019 VWS (x 1.000)
Omschrijving
2019
2020
2021
2022
2023
2024
Kasschuif Maatschappelijke Diensttijd
– 33.741
17.791
13.050
2.900
0
0
Kasschuif SectorplanPlus
– 23.800
0
0
23.800
0
0
Kasschuif Stimuleringsregeling E-health Thuis
– 21.300
– 10.000
– 2.500
19.800
12.000
2.000
Kasschuif HLA VIPP ggz
– 28.990
8.231
10.658
10.101
0
0
Kasschuif Onderzoeksprogramma gzz
– 3.174
– 2.008
– 975
– 540
– 350
7.047
Kasschuif Implementatie Wvggz
– 3.080
3.080
0
0
0
0
Kasschuif Opleidingsplaatsen ggz
– 6.616
2.531
2.469
1.057
425
134
Kasschuif Programma OPEN
– 8.309
2.057
4.834
1.418
0
0
Kasschuif Nationale onderzoeksagenda huisartsgeneeskunde
– 1.812
– 1.539
– 1.193
– 384
1.215
3.713
Kasschuif Flankerend beleid bestuurlijke akkoorden
– 1900
1300
300
300
0
0
Kasschuif Paramedische zorg
– 2.430
– 368
– 1.800
– 903
2.012
3.489
Kasschuif Babyconnect
– 1.787
– 776
992
1.571
0
0
Kasschuif Kunstmatige inseminatie donorzaad (KID)
– 1.000
1.000
0
0
0
0
Kasschuif Programma Langer Thuis
– 4.400
4.400
0
0
0
0
Kasschuif Programma Een tegen Eenzaamheid
– 2.500
2.000
500
0
0
0
Kasschuif Programma Onbeperkt meedoen (VN-verdrag)
– 1.000
400
400
200
0
0
Kasschuif Uitkomstgerichte zorg
– 7.200
7.200
0
0
0
0
Kasschuif Innovatie en zorgvernieuwing
– 9.000
9.000
0
0
0
0
Kasschuif ZonMW
– 4.091
– 7.885
– 1.341
1.398
5.538
6.381
Kasschuif Middelen Transitieautoriteit Jeugd
– 33.500
33.500
0
0
0
0
Kasschuif Jeugdautoriteit vangnet cruciale jeugdhulp
– 20.000
20.000
0
0
0
0
Vraag 3
Wanneer wordt ervoor gekozen om geld uit 2019 door te schuiven met een kasschuif en
wanneer gebeurt dat via de eindejaarsmarge?
Antwoord:
De eindejaarsmarge is onderdeel van de reguliere systematiek op de rijksbegroting
en bedraagt maximaal 1% van de uitgaven op de VWS-begroting. De eindejaarsmarge is
met name bedoeld voor overlopende verplichtingen aan het einde van het jaar. Kasschuiven
van middelen kunnen verschillende redenen hebben. In veel gevallen zijn ze terug te
voeren op gewijzigde inzichten over het kasritme van meerjarige programma’s. Vaak
gaat het daarbij om programma’s op basis van het regeerakkoord of bestuurlijke akkoorden.
Vraag 4
Hoeveel onderuitputting is er nu in totaal op de VWS-begroting in 2019 opgetreden
ten opzichte van de oorspronkelijke begroting 2019? Wat is er met de totale onderuitputting
2019 gedaan?
Antwoord:
Bij 2e suppletoire begroting 2019 is er € 93,6 miljoen aan onderuitputting. Een deel van
de onderuitputting blijft beschikbaar via de eindejaarsmarge. De omvang van de eindejaarsmarge
bedraagt maximaal 1% van de uitgaven op de VWS-begroting. De eindejaarsmarge wordt
dan bij 1e suppletoire begroting aan de begroting van VWS toegevoegd, het restant vloeit terug
naar de algemene middelen. Zie antwoord op vraag 7 voor de jaren 2016 t/m 2018.
Vraag 5
Hoeveel onderuitputting in 2019 mag het Ministerie van VWS (via de eindejaarsmarge)
maximaal meenemen naar de begroting 2020? Voor welke bedragen en voor welke posten
is nu al bekend dat er straks weer geld bijkomt in de Voorjaarsnota 2020 via de eindejaarsmarge?
Antwoord:
De omvang van de eindejaarsmarge bedraagt (in de regel) maximaal 1% van de uitgaven
op de VWS-begroting die onderdeel zijn van plafond Rijksbegroting en wordt berekend
aan de hand van de stand ontwerpbegroting. In 2019 bedraagt de maximale eindejaarsmarge
op basis van de stand ontwerpbegroting € 33,2 miljoen De definitieve eindejaarsmarge
is afhankelijk van de hoogte van de onderuitputting. De bestemming wordt betrokken
in de besluitvorming ter voorbereiding op de Voorjaarsnota 2020 en de 1e suppletoire begrotingswet VWS 2020.
Vraag 6
Zijn er op de VWS-begroting ook budgetten die nu doorgeschoven worden naar 2020, waarvoor
geldt dat dit van 2018 naar 2019 ook al gebeurde? Zo ja, welke budgetten en welke
bedragen betreft dit?
Antwoord:
Er zijn vier posten waarop budgetten staan die in 2018 naar 2019 zijn geschoven en
nu in 2019 weerdoorschuiven naar latere jaren. Het gaat hier om budgetten voor maatschappelijke
diensttijd, de uitvoering van het hoofdlijnenakkoord ggz, flankerend beleid bestuurlijke
akkoorden en waardig ouder worden. Er kunnen verschillende redenen zijn waarom middelen
worden doorgeschoven. Het uiteindelijke doel van de kasschuiven is het beschikbaar
houden van geoormerkte middelen voor de beoogde doelen. Bij de genoemde budgetten
zijn de middelen uit 2018 niet meerjarig verschoven en is in de loop van 2019 een
beter beeld verkregen van de verwachte meerjarige besteding.
Vraag 7
Hoe groot was de afgelopen drie begrotingsjaren de onderuitputting op de VWS-begroting?
Welk deel is daarvan doorgeschoven via de eindejaarsmarge en welk deel is daarvan
teruggevloeid in de algemene middelen?
Antwoord:
Onderstaande tabel geeft inzicht in de onderuitputting op de VWS-begroting van de
afgelopen drie jaar, de uitgekeerde eindejaarsmarge en het verschil dat terugvloeide
naar de algemene middelen.
Tabel: onderuitputting (- = meevaller) en eindejaarsmarge (+ = positieve uitkering)
in mln euro’s
2016
2017
2018
(1) Onderuitputting op de VWS-begroting
– 192
– 68
– 169
(2) Uitgekeerde eindejaarsmarge
80
25
35
(3) Restant naar de algemene middelen
– 112
– 43
– 134
Vraag 8
Wat is de reden dat het subsidiebudget 2019 voor Bevordering van seksuele gezondheid
bij de Miljoenennota nog werd opgehoogd met € 2,9 miljoen terwijl de Kamer nu voorgesteld
wordt het te verlagen met € 8,1 miljoen?
Antwoord:
In het regeerakkoord is voor het onderwerp preventie van en ondersteuning bij onbedoelde
zwangerschappen € 15 miljoen per jaar beschikbaar gesteld per 2018. Pas later dat
jaar (september 2018) is met veldpartijen het Zevenpuntenplan (32 279, nr. 123) tot stand gekomen, waardoor de € 15 miljoen dat jaar niet volledig besteed kon worden.
Er is toen € 10 miljoen uit 2018 doorgeschoven, verspreid over de jaren daarna. Daardoor
is in 2019 meer budget beschikbaar. Verder volgt de ophoging in 2019 onder andere
uit de amendementsgelden (€ 1,5 aan Siriz en € 0,5 miljoen voor zowel Rutgers als
Fiom) die zijn meegenomen in het brede plan van aanpak preventie en ondersteuning
onbedoelde (tiener) zwangerschappen. Ik heb u daarover tijdens de begrotingsbehandeling
van 2019 geïnformeerd. Door het zorgvuldige afstemmingsproces met veldpartijen, het
opstellen van de kwaliteitseisen van de open house voor de keuzehulp dat tijd heeft
gekost en het samenstellen van het stimuleringsplan collectieve preventie onderwijs,
zijn de daadwerkelijke kosten voor de uitvoering van het Zevenpuntenplan onbedoelde
zwangerschappen in 2019 € 8,1 miljoen lager uitgevallen dan begroot. Recent ontving
u een brief (Kamerstuk 32 279 nr 132) met de voortgangsrapportage van het Zevenpuntenplan. Hierin staan mijn voorstellen
rondom het stimuleringsplan onderwijs. Hiermee worden de middelen die beschikbaar
worden gesteld voor onbedoelde zwangerschappen uitgegeven in latere jaren. Voor de
gehele periode rekenend vanaf 2018 verwacht ik de volgende uitgaven te doen, 2018
€ 3,46 miljoen, 2019 € 10,6 miljoen, 2020 € 21,8 miljoen en 2021 € 16,3 miljoen, dit
sluit aan bij de middelen uit het regeerakkoord.
Vraag 9
Kunt u nader toelichten waarom van het oorspronkelijke beschikbare budget van Bevordering
van seksuele gezondheid voor 2019 bijna de helft niet wordt uitgegeven?
Antwoord:
Ik verwijs hierbij naar het antwoord op vraag 8.
Vraag 10
Waar wordt de nu ontstane meevaller van € 8,1 miljoen nu aan besteed? Komt (een deel
van) dit bedrag in latere jaren nog te goede aan Bevordering van seksuele gezondheid?
Zo ja, hoe en hoeveel? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Ik verwijs hierbij naar het antwoord op vraag 8.
Vraag 11
Wat is precies de reden dat er in 2019 in de curatieve zorg zo'n € 43 miljoen onbenut
blijft voor respectievelijk stimuleren E-health, versterken inzet ICT geestelijke
gezondheidszorg (ggz) en de hoofdlijnenakkoorden ggz en huisartsenzorg?
Antwoord:
De besteding van de middelen die zijn gereserveerd voor 2019 voor het stimuleren van
E-health en het versterken van de inzet van ICT in de GGZ valt € 27 miljoen lager
uit dan geraamd. Bij de raming is ervan uitgegaan dat 177 instellingen een beroep
zouden doen op de regeling. Tot op heden zijn er 106 aanvragen ontvangen. Een deel
van de instellingen heeft geen subsidie aangevraagd, aangezien instellingen zelf ook
een aanzienlijke inspanning moeten leveren om de doelstellingen uit de regeling te
behalen. Sommige instellingen hebben de afweging gemaakt niet deel te nemen. De middelen
die in 2019 niet worden besteed zijn inmiddels doorgeschoven naar latere jaren. De
besteding van de middelen die zijn gereserveerd voor 2019 voor de diverse onderdelen
van het hoofdlijnenakkoord huisartsen valt € 11 miljoen lager uit dan geraamd. Dit
is hoofdzakelijk doordat de regeling waarmee regionale coalities in de huisartsenzorg
subsidie kunnen aanvragen om patiënten digitaal en gestandaardiseerd te laten beschikken
over de eigen gezondheidsgegevens later is opengesteld. De middelen die in 2019 niet
worden besteed zijn inmiddels doorgeschoven naar latere jaren. In het kader van het
hoofdlijnenakkoord ggz is voor 2019 € 5 miljoen beschikbaar gesteld. Deze middelen
zijn ingezet voor het verhogen van het budget van een onderzoeksprogramma ggz door
ZonMW dat loopt sinds 2016. De verhoging van het bestaande budget was met name gewenst
vanaf 2021. Vandaar dat de middelen voor 2019 zijn doorgeschoven naar latere jaren.
Vraag 12
Waaruit bestaan de posten «Overig» op artikel 2 en waarom fluctueren ze zo fors gedurende
het jaar? Waarom is op artikel 2.1 «Kwaliteit en veiligheid» budget «Overig» voor
2019 ruimschoots verdubbeld (van € 15,7 miljoen naar € 33,7 miljoen)?
Antwoord:
De post overig is het saldo van verschillende beleidsmatige en technische mutaties.
Voor een toelichting van de posten Overig verwijs ik u kortheidshalve naar de pagina’s
13, 14 en 15 van de memorie van toelichting bij de tweede suppletoire wet.
De verdubbeling van het budget Overig op artikel 2.1 Kwaliteit en Veiligheid is het
saldo van verschillende beleidsmatige mutaties: de uitvoering van het programma Topzorg
en het Citrienfonds, het ontwikkelen van zorgstandaarden en richtlijnen in het kader
van de bestuurlijke afspraken paramedische zorg, de stichting Pallas voor het behoud
van leveringszekerheid van medische radio-isotopen en de uitvoeringskosten die samenhangen
met de uitvoering van diverse subsidieregelingen door de Dienst Uitvoering Subsidies
Interdepartementaal (DUS-I).
Vraag 13
Kunt u toelichten waarom op artikel 2.2 «Toegankelijkheid en betaalbaarheid van de
zorg» het budget «Overig» voor 2019 aanvankelijk op € 12,0 miljoen was geraamd, het
bij Miljoenennota verhoogd werd met € 9,0 miljoen, terwijl er nu een mutatie in de
Najaarsnota doorgevoerd wordt van minus € 16,5 miljoen?
Antwoord:
Per saldo neemt het totale budget geraamd onder het instrument «Subsidies» op artikelonderdeel
2.2 «Toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg» met € 6,4 miljoen af.
Deze verlaging met € 6,4 miljoen wordt veroorzaakt door een aantal mutaties:
• een verhoging van de middelen gereserveerd voor de regeling sluitende aanpak personen
met verward gedrag met 14,2 miljoen;
• een verlaging van de middelen gereserveerd voor de implementatie van de Wet verplichte
ggz met € 3 miljoen als gevolg van een overboeking van deze middelen naar het Ministerie
van Justitie en Veiligheid ten behoeve van het ketenprogramma implementatie van de
Wet verplichte ggz;
• een verlaging van de middelen gereserveerd voor de implementatie van de Wet verplichte
ggz met € 3 miljoen omdat deze middelen zijn doorgeschoven naar 2020;
• een verlaging van de middelen gereserveerd voor een sluitende aanpak voor personen
met verward gedrag met € 9,4 miljoen omdat deze zijn overgeboekt naar artikel 4 voor
de uitvoering van het Actieprogramma lokale initiatieven voor mensen met verward gedrag
door ZonMW;
• een verlaging van de middelen gereserveerd voor de subsidieregeling borstvergroting
transgenders met € 3,1 miljoen;
• een verlaging van de gereserveerde middelen met € 2,1 miljoen als gevolg van meerdere
kleine mutaties.
De € 3,1 miljoen waarmee het budget voor de subsidieregeling borstvergroting transgenders
wordt verlaagd valt vrij ten gunste van het VWS brede beeld. De overige mutaties die
zorgen voor een verlaging van het budget betreffen overboekingen en budgetherschikkingen
waarbij de middelen wel voor het gereserveerde doel worden aangewend.
Vraag 14
Wat is er gedaan met de € 16,5 miljoen waarmee het budget «Overig» op artikel 2.2
nu wordt verlaagd?
Antwoord:
Per saldo neemt het totale budget geraamd onder het instrument «Subsidies» op artikelonderdeel
2.2 «Toegankelijkheid en betaalbaarheid van de zorg» met € 6,4 miljoen af.
Deze verlaging met € 6,4 miljoen wordt veroorzaakt door een aantal mutaties:
• een verhoging van de middelen gereserveerd voor de regeling sluitende aanpak personen
met verward gedrag met 14,2 miljoen;
• een verlaging van de middelen gereserveerd voor de implementatie van de Wet verplichte
ggz met € 3 miljoen als gevolg van een overboeking van deze middelen naar het Ministerie
van Justitie en Veiligheid ten behoeve van het ketenprogramma implementatie van de
Wet verplichte ggz;
• een verlaging van de middelen gereserveerd voor de implementatie van de Wet verplichte
ggz met € 3 miljoen omdat deze middelen zijn doorgeschoven naar 2020;
• een verlaging van de middelen gereserveerd voor een sluitende aanpak voor personen
met verward gedrag met € 9,4 miljoen omdat deze zijn overgeboekt naar artikel 4 voor
de uitvoering van het Actieprogramma lokale initiatieven voor mensen met verward gedrag
door ZonMW;
• een verlaging van de middelen gereserveerd voor de subsidieregeling borstvergroting
transgenders met € 3,1 miljoen;
• een verlaging van de gereserveerde middelen met € 2,1 miljoen als gevolg van meerdere
kleine mutaties.
De € 3,1 miljoen waarmee het budget voor de subsidieregeling borstvergroting transgenders
wordt verlaagd valt vrij ten gunste van het generale beeld. De overige mutaties die
zorgen voor een verlaging van het budget betreffen overboekingen en budgetherschikkingen
waarbij de middelen wel voor het gereserveerde doel worden aangewend.
Vraag 15
Wat zijn de oorzaken van het feit dat er in 2019 minder kon worden uitgegeven in het
kader van E-health, dan geraamd was?
Antwoord:
De uitgaven in het kader van e-health bleven achter bij de verwachtingen als gevolg
van het ontwerpen van beleid in 2019.
De Stimuleringsregeling E-health Thuis (SET) is bijvoorbeeld in maart 2019 opengesteld.
De SET moet bekendheid genereren in het veld en ook het aanvraag- en beoordelingsproces
vraagt tijd. De aanvragen voor deze regeling komen inmiddels goed op gang, maar laat
onverlet dat het beschikbare budget 2019 wordt onderschreden.
Vraag 16
Kunt u de budgetverschuivingen van de herbestemming van de middelen Transitie jeugd
(van € 33,5 miljoen) en verschuiving van middelen voor continuïteit van de cruciale
jeugdhulp (van € 20 miljoen) nader toelichten?
Antwoord:
Ten aanzien van de middelen transitie jeugd geldt dat deze dateren van juli 2014 vanuit
de «Beleidsregels subsidieverstrekking bijzondere transitiekosten Jeudgwet» (hierna:
TAJ-regeling). Aanvragen voor de TAJ-regeling konden tot en met 2018 ingediend worden.
De regeling had twee doelen: het beperken van de frictiekosten als gevolg van de overgang
van de oude stelsels naar de nieuwe Jeugdwet en het tijdelijk verstrekken van liquiditeitssteun.
Beide doelen dienden ervoor de continuïteit van de jeugdzorg te borgen. Voor de uitvoering
van de regeling was € 200 miljoen begroot.
De middelen die beschikbaar waren voor de TAJ-regeling zijn niet volledig gebruikt.
Om de resterende middelen van € 33,5 miljoen beschikbaar te houden, zijn deze naar
2020 verschoven.
Continuïteit van cruciale jeugdhulp
Met gemeenten is bij voorjaarsnota afgesproken € 20 miljoen te reserveren voor het
borgen van continuïteit van cruciale jeugdhulp. Dit bedrag is het totaalbedrag dat
voor de jaren 2019 tot en met 2021 beschikbaar is. In 2019 is het niet noodzakelijk
gebleken om middelen vanuit dit gereserveerde budget uit te keren om continuïteit
van cruciale jeugdhulp te waarborgen. Om de middelen in 2020 en 2021 beschikbaar te
houden voor het met de VNG afgesproken doel worden de middelen nu in zijn geheel naar
2020 verschoven.
De subsidieregeling continuïteit cruciale jeugdzorg zal 1 januari 2020 gepubliceerd
worden.
Vraag 17
In welke jaren komen deze middelen weer voor de jeugdhulp beschikbaar? Voor welk doel
worden ze dan ingezet? Welke zekerheid is er dat ze dan ook daadwerkelijk worden uitgegeven?
Antwoord:
De resterende middelen van € 33,5 miljoen worden verschoven naar 2020 en zijn dan
weer beschikbaar. In 2020 wordt verder uitgewerkt op welke manier deze middelen ingezet
worden binnen artikel 5 (Jeugd) van de begroting.
De middelen voor continuïteit van cruciale jeugdhulp komen in 2020 weer beschikbaar.
Het doel van de middelen blijft gelijk aan het doel in 2019; continuïteit van cruciale
jeugdhulp waarborgen waar gemeenten en aanbieders dit ondanks een uiterste inspanning
niet op korte termijn georganiseerd krijgen. De liquiditeitssteun die geboden kan
worden vanuit de beschikbare middelen is bedoeld om de periode te overbruggen die
nodig is om orde op zaken te stellen. De liquiditeitssteun dient terugbetaald te worden.
Het is niet per se de bedoeling om de € 20 miljoen aan beschikbare middelen uit te
geven. De subsidieregeling die per 1 januari 2020 in werking treedt, geldt als last resort. Er wordt steeds meer toegewerkt naar een stelsel waarin gemeenten en aanbieders steeds
beter in staat zijn om hun verantwoordelijkheid voor de continuïteit van jeugdzorg,
bij financiële problemen, in te vullen.
Vraag 18
Wat is de ratio dat nieuwe begrotingsreserves wel ten laste komen van begrotingen
in 2019 (zoals van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en
VWS) en daarmee ten laste van het uitgavenplafond, terwijl er geen feitelijke uitgaven
in 2019 uit voortkomen?
Antwoord:
Een begrotingsreserve hoeft niet in het jaar van instellen te worden uitgegeven. Het
kenmerkende van een begrotingsreserve is dat nog niet bekend is wanneer er een beroep
op zal worden gedaan. Het gaat om een het treffen van een voorziening (technische
ruimte) die budgettair eenmalig ten laste van het kader wordt gebracht. In dit geval
belast de reserve het jaar 2019 vanwege het moment van instellen van de begrotingsreserve.
Vraag 19
Klopt het dat de toekomstige uitgaven ten laste van begrotingsreserves dan niet meetellen
voor de plafonds? Hoe worden deze toekomstige uitgaven budgettair beheerst en ingepast
in toekomstige begrotingen?
Antwoord:
De begrotingsreserve is bij Najaarsnota 2019 binnen de uitgavenplafonds gedekt. Het
aanhouden van een begrotingsreserve belast het uitgavenplafond alleen in het jaar
waarin deze wordt ingesteld. Het EMU-saldo wordt op dat moment niet belast. De uitgaven
die worden gedaan vanuit de begrotingsreserve belasten het uitgavenplafond niet. Eventuele
toekomstige uitgaven komen wel ten laste van het EMU-saldo.
Vraag 20
Wat is het totaalsaldo van alle begrotingsreserves op dit moment?
Antwoord:
De begroting van VWS kent op dit moment drie begrotingsreserves. Op artikel 3 Langdurige
zorg en ondersteuning is dit de stimuleringsregeling Wonen en Zorgen van € 30 miljoen.
Op artikel 4 Zorgbreed beleid staat € 200 miljoen en op artikel 9 Algemeen staat de
achterborg van het Waarborgfonds voor de Zorgsector (WFZ- garanties) voor € 5 miljoen.
De totale omvang is € 235 miljoen.
Vraag 21
Is er een raming beschikbaar van het moment waarop deze feitelijk tot uitgaven zullen
leiden?
Antwoord:
De verwachting is dat de garantiestelling Waarborgfonds voor de Zorgsector (WFZ) niet
tot uitkering komt. Deze garantiestelling wordt aangehouden voor het bevorderen van
de continuïteit van financiering, het beperken van de macrorentekosten en stimuleren
van goed financieel management bij zorginstellingen. Voor de begrotingsreserve op
artikel 4 geldt ook dat het niet de verwachting is dat deze tot uitkering komt. De
reserve stimuleringsregeling wonen en zorgt heeft een omvang van € 30 miljoen tot
en met 2021 en wordt gebruikt om nieuwe wooninitiatieven te ontwikkelen. Ten laste
van deze reserve worden wel uitgaven gedaan.
Vraag 22
Wat was de oorspronkelijke raming voor uitgaven aan de Zorgverzekeringswet (Zvw) en
Wet langdurige zorg (Wlz) in 2019 en hoe hebben deze uitgaven zich feitelijk ontwikkeld
in 2019?
Antwoord:
In de onderstaande tabel is een overzicht opgenomen van de ontwikkeling van de bruto
uitgaven van de Zorgverzekeringswet (Zvw) en Wet langdurige zorg (Wlz), uitgesplitst
in de oorspronkelijke raming in de ontwerpbegroting 2019 en de feitelijke ontwikkeling
tot en met de tweede suppletoire begroting 2019. Voor de tweede suppletoire zijn de
tweede kwartaalcijfers inclusief een prognose voor de resterende uitgaven in 2019
gebruikt die het Zorginstituut ontvangt van de zorgverzekeraars.
Ontwikkeling bruto uitgaven Zvw en Wlz 2019 (bedragen x € 1 miljoen)
Zvw
Wlz
Raming ontwerpbegroting 2019
50.359,8
23.730,1
Bijstelling 1e suppletoire begroting 2019
– 744,6
– 364,1
Bijstelling ontwerpbegroting 2020
– 360,0
224,6
Bijstelling 2e suppletoire begroting 2019
– 600,0
178,9
Totaal bijstellingen
– 1.704,6
39,4
Stand 2e suppletoire begroting 2019
48.655,2
23.769,5
Op basis van de meer definitieve realisatiecijfers zullen nog wijzigingen plaatsvinden
in het jaarverslag 2019 en latere budgettaire stukken.
Vraag 23
Wat is de inhoudelijke verklaring voor het feit dat de Zvw-uitgaven ten opzichte van
de laatste raming € 600 miljoen lager uitvallen? Bij welke partijen slaan deze meevallers
neer?
Antwoord:
De neerwaartse bijstelling van de geraamde Zvw-uitgaven in 2019 van € 600 miljoen
bij tweede suppletoire begroting is gebaseerd op gedeclareerde zorguitgaven bij zorgverzekeraars
in de eerste zes maanden van 2019 én een inschatting van de zorgverzekeraars over
de zorgdeclaraties die ze in de komende tijd met betrekking tot het jaar 2019 nog
verwachten. Deze cijfers hebben een zeer voorlopig karakter.
De onderschrijding heeft betrekking op de sectoren waarmee een hoofdlijnenakkoord
is afgesloten, waaronder de huisartsenzorg, wijkverpleging en medisch-specialistische
zorg. Informatie over de oorzaken van de lagere zorguitgaven in 2019 is nog zeer beperkt,
ook omdat de omvang van de lagere uitgaven nog zeer voorlopig is. Momenteel vindt
onderzoek plaats naar de oorzaken van deze onderschrijdingen. Daarover wordt in het
jaarverslag 2019 nader gerapporteerd.
Vraag 24
Is er een analyse gemaakt van de stelselmatige onderschrijding van het Uitgavenplafond
Zorg sinds 2013? Was deze additionele meevaller onder het Uitgavenplafond Zorg in
deze Najaarsnota voorzien? Past deze qua aard, omvang en oorzaken in het beeld van
eerdere jaren?
Antwoord:
In de diverse begrotingswetten wordt de informatie die beschikbaar is gebruikt om
een analyse te maken van de mutaties van de zorguitgaven. De achtereenvolgende jaarverslagen
geven wat dat betreft het beste overzicht. De additionele onderschrijding van 0,4 miljard
euro die in de Najaarsnota 2019 is verwerkt, is voor wat betreft de Zvw gebaseerd
op de tweedekwartaalcijfers van zorgverzekeraars die VWS ontvangt van het Zorginstituut
en voor wat betreft de Wlz gebaseerd op het oktoberadvies van de Nza. Deze gegevens
waren nog niet beschikbaar ten tijde van het opstellen van de ontwerpbegroting 2020.
Uit onderstaande tabel blijkt dat de omvang van de onderschrijding in 2019 in lijn
is met die van eerdere jaren, waarbij deze onder andere dankzij de versnelling in
de informatievoorziening over de zorguitgaven eerder dan voorheen beschikbaar komt.
Daarbij is van belang dat het plafond in 2017 voor de periode 2018 tot en met 2021
opnieuw is vastgesteld op basis van de MLT-raming van het CPB. De oorzaak is in alle
gevallen dat de daadwerkelijke uitgaven onder de Zorgverzekeringswet lager uitvallen
dan aan het begin van de kabinetsperiode, bij het vaststellen van het uitgavenplafond,
is voorzien.
Over- en onderschrijdingen Uitgavenplafond Zorg 2013–2019 (bedragen x 1 miljard)
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
Stand ontwerpbegroting (voor 2018 Startnota)
0,0
0,0
0,0
– 0,7
– 1,4
0,0
– 0,5
Mutatie 1e suppletoire begroting
– 0,1
– 0,6
– 0,3
– 0,1
– 0,3
– 0,5
0,1
Mutatie ontwerpbegroting t+1
– 0,1
– 0,1
0,0
0,0
0,0
– 0,4
– 0,5
Mutatie 2e suppletoire begroting
0,0
– 0,2
– 0,3
– 0,4
– 0,7
– 0,7
– 0,4
Mutatie jaarverslag
– 0,9
– 1,1
– 0,1
– 0,6
– 0,1
– 0,3
nvt
Stand jaarverslag
– 1,1
– 2,0
– 0,6
– 1,8
– 2,6
– 1,9
– 1,4
Bron: Financieel Beeld Zorg, VWS-jaarverslagen 2013 t/m 2018 en 2e suppletoire begroting 2019
Vraag 25
Kunt u specifiek voor de 2e suppletoire begroting van het Ministerie van VWS een uitsplitsing
geven op welk doel, plan, programma etc. de mutaties op de verplichtingen betrekking
hebben?
Antwoord:
Bij de tweede suppletoire begroting van VWS wordt het verplichtingenbudget in totaal
met 1,0 miljard euro verhoogd. Dit betreft vooral het naar voren halen van verplichtingenruimte
uit latere jaren, zodat er nu verplichtingen kunnen worden aangegaan die in latere
jaren tot uitgaven leiden.
Omvangrijke verplichtingenmutaties, waarbij de uitgaven niet tegelijkertijd vallen,
betreffen bijvoorbeeld verplichtingenmutaties bij het RIVM en ZonMw. Zo wordt het
verplichtingenbudget van ZonMw met € 565 miljoen verhoogd in verband met een dertigtal
meerjarenprogramma’s. De daadwerkelijke uitgaven vinden plaats in de komende jaren.
Bij het RIVM wordt verplichtingenruimte verhoogd in verband met nieuwe opdrachten
€ 62 miljoen. Voor het overige deel zijn het kleinere verplichtingenmutaties.
Vraag 26
Kunt u alle uitgaven die gemoeid zijn met de ggz uiteenzetten met daarbij de specificaties
om hoeveel geld het gaat en waar het geld aan wordt uitgegeven, zowel voor de Zvw,
Wlz, Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) als de Jeugdwet?
Antwoord:
In de begroting voor het jaar 2020 is op pagina 229 een tabel opgenomen met alle uitgaven
die gemoeid zijn met de ggz voor de Zvw, Wlz, Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)
en de Jeugdwet. De wijzigingen in de 2e suppletoire begroting hebben geen gevolgen voor deze tabel.
Vraag 27
Hoeveel was begroot voor 2019 (dus begroting 2019) voor de Sociale Verzekeringsbank
(SVB) voor de uitvoering van het persoonsgebonden budget (pgb)?
Antwoord:
Voor de uitvoering van het trekkingsrecht pgb door de SVB is in 2019 € 37,5 miljoen
begroot. Hiervan is € 35,6 miljoen voor de uitvoering van het trekkingsrecht voor
de Wmo en de Jeugdwet en € 1,9 miljoen voor de Zvw.
Vraag 28
Hoeveel wordt nu begroot (dus begroting 2020) voor de SVB in verband met de uitvoering
van het pgb in 2019?
Antwoord:
Voor 2020 is voor de uitvoering van het trekkingsrecht pgb door de SVB in 2020 voor
de Wmo, Jeugdwet en Zvw € 28,9 miljoen begroot.
Vraag 29
Wat stond er op de begroting van 2019 voor de SVB voor de uitvoering van het pgb voor
2020?
Antwoord:
In de begroting 2019 was € 35,6 miljoen opgenomen ten behoeve van de uitvoering van
het trekkingsrecht pgb voor de Wmo en Jeugdwet tezamen voor 2019. In de begroting
2019 was nog geen bijdrage opgenomen voor 2020.
Vraag 30
Hoeveel ontvangt de SVB in verband met de uitvoering van het pgb in 2020?
Antwoord:
De SVB ontvangt in 2020 € 28,9 miljoen t.b.v. de uitvoering van het trekkingsrecht
pgb voor de WMO, Jeugdwet en de Zvw.
Vraag 31
Klopt het dat ten aanzien van de uitvoeringskosten van de SVB voor 2020 voor de pgb-trekkingsrechten
€ 26,2 miljoen uit de algemene uitkering van gemeenten is genomen?
Antwoord:
Ja, dat klopt. Het betreft de bijdrage aan de uitvoeringskosten van de Sociale Verzekeringsbank
(SVB) voor de trekkingsrechten Persoonsgebonden budget (PGB) van het gemeentelijke
domein.
Vraag 32
Hoeveel droegen gemeenten in 2019 bij aan de uitvoeringskosten van de SVB in verband
met het pgb?
Antwoord:
Gemeenten droegen in 2019 € 35,6 miljoen bij aan de uitvoeringskosten van de SVB in
verband met het pgb.
Vraag 33
Welk bedrag is begroot voor stimulering van E-health in 2019 en 2020 (begroting 2019)?
Antwoord:
Voor het vergroten van de inzet van e-health en zorgvernieuwing was via het programma
Innovatie en Zorgvernieuwing in 2019 € 24 miljoen beschikbaar en voor 2020 is € 27 miljoen
beschikbaar.
Voor de SET was in 2019, 2020 en 2021 € 30 mln (totaal € 90 mln) beschikbaar. De looptijd
van de verleende subsidies in enig jaar is maximaal drie jaren waardoor de uitgaven
van de subsidies gespreid plaatsvinden en doorlopen na het jaar 2021. Daarnaast is
de regeling later opengesteld. Zie ook het antwoord op vraag 15. In de begroting 2020
is de meerjarenbegroting van de SET aangepast en verspreid over de jaren 2019–2024
(zie pag. 41 van de VWS-begroting).
Vraag 34
Wat zijn naar alle waarschijnlijkheid de daadwerkelijke uitgaven voor stimulering
E-health in 2019 (begroting 2020)?
Antwoord:
De daadwerkelijke uitgaven voor het programma Innovatie en Zorgvernieuwing zijn pas
bekend bij het opstellen van het Jaarverslag 2019. De verwachte uitgaven voor de SET
in 2019 zijn weergegeven in tabel 5 op pagina 16 van de tweede suppletoire begroting
en bedragen circa € 2,8 miljoen.
Vraag 35
Wat zijn de middelen voor stimulering van E-health in 2020 (begroting 2020)?
Antwoord:
Voor het vergroten van de inzet van e-health en zorgvernieuwing is via het programma
Innovatie en Zorgvernieuwing in 2020 € 27 miljoen beschikbaar.
Voor de SET is in de begroting 2020 een bedrag van € 19,2 mln opgenomen.
Vraag 36
Welk bedrag is begroot voor Waardig ouder worden in 2019 en 2020 (begroting 2019)?
Antwoord:
Hieronder treft u een overzicht van de begrote uitgaven voor Waardig ouder worden
voor 2019 en 2020, en de daadwerkelijke uitgaven in 2019.
Omschrijving
Begroot 2019
(€, mln.)
Uitgegeven 20191
(€, mln.)
Begroot 2020
(€, mln.)
Waardig ouder worden totaal
50,0
45,82
50,0
w.v. palliatieve zorg
8,0
6,3
w.v. Levensbegeleiders/geestelijke verzorging
10,0
10,0
12,0
w.v. Campagne herwaardering ouderdom
2,0
2,0
3,1
w.v. Programma Bestrijding eenzaamheid
8,0
6,4
7,0
w.v. Versteviging respijtzorg en dagopvang
10,0
9,2
7,6
w.v. Landelijke vrijwilligersorganisaties
2,0
2,0
3,4
w.v. Crisiszorg ouderen
10,0
9,9
5,1
X Noot
1
Dit is inclusief kasschuiven.
X Noot
2
In totaal valt in 2019 € 4,2 miljoen vrij.
Vraag 37
Wat zijn naar alle waarschijnlijkheid de daadwerkelijke uitgaven voor Waardig ouder
worden in 2019 (begroting 2020)?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 36.
Vraag 38
Wat zijn de middelen voor Waardig ouder worden in 2020 (begroting 2020)?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 36.
Vraag 39
Welk bedrag is begroot voor Waardigheid en trots in 2019 en 2020 (begroting 2019)?
Antwoord:
In de begroting 2019 is voor Waardigheid en trots / Thuis in het Verpleeghuis in 2019
€ 29,9 mln en in 2020 € 25,0 mln aan subsidies begroot. Aan opdrachten is in 2019
€ 0,9 mln en 2020 € 0,5 mln begroot. Vanwege de overlap in de beide programma’s is
per instrument één totaalbudget gepresenteerd.
Vraag 40
Wat zijn naar alle waarschijnlijkheid de daadwerkelijke uitgaven voor Waardigheid
en trots in 2019 (begroting 2020)?
Antwoord:
In de begroting 2020 zijn naar alle waarschijnlijkheid de daadwerkelijke subsidie
uitgaven voor Waardigheid en trots / Thuis in het Verpleeghuis in 2019 € 40,7 miljoen.
Voor opdrachten zou het gaan om € 0,5 miljoen. Vanwege de overlap in de beide programma’s
is per instrument één totaalbudget gepresenteerd.
Vraag 41
Wat zijn de middelen voor Waardigheid en trots in 2020 (begroting 2020)?
Antwoord:
De subsidiemiddelen in de begroting 2020 voor Waardigheid en trots / Thuis in het
Verpleeghuis in 2020 zijn € 35,9 miljoen. De opdrachten hebben een omvang van € 0,5 miljoen.
Vanwege de overlap in de beide programma’s is per instrument één totaalbudget gepresenteerd.
Vraag 42
Klopt het dat in de begroting voor 2019 er een post was opgenomen met als titel «Palliatieve
zorg»? Klopt het dat in de begroting voor 2020 er een post is opgenomen met als titel
«Palliatieve zorg en ondersteuning»? Waarin verschillen beide posten?
Antwoord:
De posten verschillen alleen voor wat betreft naamgeving. De inhoud is hetzelfde.
Palliatieve zorg beslaat zowel zorg als ondersteuning, om die reden is de naam verruimd.
Vraag 43
Welk bedrag wordt overgemaakt naar gemeenten voor de Wmo 2015 exclusief Beschermd
wonen voor de periode 2020–2024?
Antwoord:
Vanaf 2019 maken de integratie-uitkering huishoudelijke verzorging, de integratie-uitkering
Sociaal domein (deel Wmo, exclusief beschermd wonen) en het grootste deel van het
jeugdhulpbudget onderdeel uit van de Algemene Uitkering (AU) van het gemeentefonds.
Het budget voor voogdij en 18+ wordt nu nog via een decentralisatie-uitkering verdeeld.
Na aanpassing van het woonplaatsbeginsel in de Jeugdwet, zal, naar verwachting, ook
dit deel van het jeugdhulpbudget overgeheveld worden naar de AU. Voor beschermd wonen
geldt dat nu sprake is van een aparte integratie-uitkering beschermd wonen. In 2022
zal een deel van de middelen voor beschermd wonen voor het eerst objectief vanuit
de AU van het gemeentefonds verdeeld worden.
Binnen de AU is niet apart inzichtelijk welk budget een gemeente krijgt voor een specifieke
taak. Dit sluit aan bij de systematiek van de AU. Lokale keuzes en afwegingen passend
bij de eigen gemeentelijke situatie moeten leidend zijn voor de uitgaven van individuele
gemeenten, en niet de oorspronkelijke herkomst van de middelen.
Binnen de AU geldt de accressystematiek. De zogenoemde trap-op-trap-af systematiek.
De groei van de AU houdt gelijke tred met de ontwikkeling van de Rijksuitgaven.
Vraag 44
Wat is er overgemaakt naar gemeenten voor Wmo 2015 exclusief Beschermd wonen voor
de periode 2015–2019?
Antwoord:
In onderstaande tabel is weergegeven welk budget gemeenten hebben ontvangen voor de
integratie-uitkering huishoudelijke verzorging en de integratie-uitkering Sociaal
domein, deel Wmo exclusief beschermd wonen.
Jaar
2015
2016
2017
2018
20191
Totaal (€, mln.)
3.372
3.339
3.321
3.453
3.520
X Noot
1
In 2019 zijn de integratie-uitkering huishoudelijke verzorging en de integratie-uitkering
Sociaal domein (deel Wmo exclusief beschermd wonen) naar de Algemene Uitkering (AU)
van het gemeentefonds overgeheveld.
Vraag 45
Welk bedrag wordt overgemaakt naar gemeenten voor de Jeugdzorg exclusief Voogdij 18
plus voor de periode 2020–2024?
Antwoord:
Zie antwoord op vraag 43.
Vraag 46
Wat is er overgemaakt naar gemeenten voor Jeugdzorg exclusief Voogdij 18 plus voor
de periode 2015–2019?
Antwoord:
In onderstaande tabel is weergegeven welk budget gemeenten hebben ontvangen voor de
jeugdhulp (inclusief een uitsplitsing naar objectief verdeeld budget en budget dat
buiten het objectieve budget verdeeld wordt).
In miljoenen €
2015
2016
2017
2018
20191
Jeugdhulpbudget
3.757
3.651
3.578
3.715
4.139
X Noot
1
In 2019 is het jeugdhulpbudget van de Integratie-uitkering Sociaal Domein (IUSD) naar
de Algemene Uitkering (AU) van het gemeentefonds overgeheveld. Deze overheveling is
in de meicirculaire van 2018 inzichtelijk gemaakt. Vanaf het moment van overhevelen,
is niet meer apart inzichtelijk welk budget een gemeente krijgt voor een specifieke
taak. Het is daarmee niet inzichtelijk te maken hoeveel is overgemaakt voor jeugdzorg
exclusief voogdij 18 plus. Dit sluit aan bij de systematiek van de AU. In bovenstaande
tabel zijn ontwikkelingen in het jeugdhulpbudget 2019, waaronder indexatie en accresontwikkeling,
dan ook niet inzichtelijk. Wel zijn de extra financiële middelen ad. € 400 miljoen
voor de jeugdhulp, welke bij voorjaarsnota 2019 beschikbaar zijn gesteld voor 2019,
opgenomen.
Vraag 47
Kan aangegeven worden waar het precies in zit dat een aantal onderuitputtingen onder
het plafond Rijksbegroting bestaan? Kan een splitsing worden gemaakt per zorgsector
(onder andere medisch-specialistische zorg (msz), ggz en huisartsenzorg)?
Antwoord:
Op basis van de in de vraag genoemde sectoren gaan we ervan uit dat gevraagd wordt
naar de onderuitputting van de uitgaven onder het plafond zorg en niet het plafond
Rijksbegroting.
Binnen de Zvw zijn er diverse sectoren die de afgelopen jaren minder hard gegroeid
zijn dan waar in de achtereenvolgende begrotingen, op basis van de middellange termijnramingen
2013–2017 en 2018–2021 van het CPB, rekening mee werd gehouden.
In onderstaande tabel is een uitsplitsing van de actualisatie van de zorguitgaven
binnen de Zvw naar een aantal specifieke sectoren gemaakt. Het betreft hier de bijstellingen
tussen de achtereenvolgende ontwerpbegrotingen en jaarverslagen. Dat betekent in de
regel dat de realisatiecijfers van de jaren t-1 en t verwerkt zijn. Deze informatie
is ook terug te vinden in de respectievelijke jaarverslagen, waarin ook (mogelijke)
sectorspecifieke verklaringen worden genoemd.
Bron: Financieel Beeld Zorg, 2010 t/m 2018 stand VWS-jaarverslagen en 2019 stand 2e suppletoire begroting 2019.
1 Onder de post overige Zvw zijn opgenomen: opleidingen, grensoverschrijdende zorg,
ziekenvervoer en nominaal en onverdeeld.
2 Met betrekking tot de actualisering van de Zvw-uitgaven 2019 is bij de ontwerpbegroting
2020 een bedrag van € 222 miljoen en bij de 2e suppletoire begroting 2019 een bedrag van € 600 miljoen verwerkt op «nominaal en
onverdeeld» en opgenomen onder «overige Zvw». Bij jaarverslag 2019 kan op basis van
meer actuele informatie een toedeling naar sectoren worden gemaakt.
3 De actualisering van de ggz-uitgaven staat in de jaren 2013 tot en met 2015 op 0
omdat in de jaarverslagen nog geen realisatiecijfers verwerkt zijn. Deze werden te
voorlopig geacht en zijn pas nadien verwerkt.
Vraag 48
Hoe groot was de afgelopen tien begrotingsjaren de onderuitputting op de VWS-begroting?
Kan dit uitgesplitst worden per sector (bijvoorbeeld in ggz, huisartsen, medisch specialisten
enzovoorts)?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag 47.
Vraag 49
Waarom is vertraging opgelopen bij de programma's TopZorg, voorwaardelijke toelating
en Doelmatigheidsonderzoek?
Antwoord:
Het programma TopZorg is opgevolgd door het programma Topspecialistische Zorg en Onderzoek
(TZO). De beoordeling van de aanvragen voor het programma TZO zullen naar verwachting
in het voorjaar van 2020 worden afgerond door ZonMw. De vertraging is opgelopen omdat
er meer tijd nodig was om het programma zorgvuldig op te zetten en om de aanvragers
voldoende tijd te geven om hun aanvraag in te dienen en waar nodig nader toe te lichten.
Vorig jaar is de laatste ronde uitgezet en is Voorwaardelijke Toelating (VT) vervangen
door de subsidieregeling Veelbelovende Zorg. De VT kwam namelijk niet volledig tot
zijn recht en er werden knelpunten ervaren bij de uitvoering. Hierdoor zijn de programmakosten
van ZonMw lager uitgevallen dan destijds begroot. Het programma ZonMw DoelmatigheidsOnderzoek
is een langlopend programma. Voor dit programma worden jaarlijks onderzoeksrondes
uitgezet. In het afgelopen jaar is de realisatie achtergebleven ten opzichte van het
beschikbare budget.
Vraag 50
Waarom is minder gebruikgemaakt van het Vangnet cruciale jeugdhulp dan eerder verwacht?
Welke projecten heeft de Jeugdautoriteit in 2019 uitgevoerd en welke middelen zijn
daarvoor aangewend?
Antwoord:
Het is in 2019 niet noodzakelijk gebleken om middelen vanuit het gereserveerde budget
voor het vangnet van € 20 miljoen uit te keren om continuïteit van cruciale jeugdhulp
te waarborgen.
Eind 2018 zijn nog aanvragen gedaan waarop Jeugdautoriteit, als de opvolger van de
Transitie Autoriteit Jeugd, conform de Beleidsregels subsidieverstrekking bijzondere
transitiekosten Jeugdwet heeft geadviseerd. Het totaal van de op grond van deze Beleidsregels
door de Jeugdautoriteit geadviseerde subsidiebedragen lag lager dan het totaal van
de bedragen dat eind 2018 is aangevraagd.
In 2019 is de subsidie aan GGZ Friesland verleend van € 0,85 miljoen. Daarnaast is
conform bestuurlijke afspraken aan Juzt € 3 miljoen tijdelijke liquiditeitssteun en
€ 0,5 miljoen voor projectondersteuning verleend. Conform bestuurlijke afspraken met
Juzt wordt de subsidie voor projectondersteuning aan Juzt verhoogd met € 0,65 miljoen.
Tenslotte is conform bestuurlijke afspraken in 2019 nog € 1,2 miljoen aan Parlan verleend
Vraag 51
Hoeveel budget was er in 2019 in totaal beschikbaar op de VWS-begroting voor regelingen
of subsidies ter stimulering van E-health? Welk bedrag is daarvan daadwerkelijk uitgegeven
in 2019, hoeveel is vervallen aan de algemene middelen en hoeveel schuift door naar
latere jaren?
Antwoord:
Bij het opstellen van het Jaarverslag 2019 is inzichtelijk welke uitgaven er daadwerkelijk
in 2019 zijn gedaan, hoeveel er is vervallen in de algemene middelen en hoeveel er
doorschuift naar latere jaren. Tot nu toe is € 3 mln vervallen ten gunste van de algemene
middelen en € 2 mln doorgeschoven naar 2020.
Zie het antwoord op vraag 33 en 34 voor het oorspronkelijk beschikbare budget 2019
en de verwachte uitgaven voor de SET in 2019.
Van de beschikbare middelen voor de SET in 2019, 2020 en 2021 is in totaal € 33,8 mln
doorgeschoven naar de jaren 2022–2024. De precieze verdeling van deze kasschuif is
opgenomen in de tabel op pag. 41 van de VWS-begroting 2020.
Vraag 52
Kunt u van de 17 zogenaamde «belangrijkste suppletoire uitgavenmutaties» die u presenteert
in tabel 1 ook steeds aangeven of het eenmalige mee- of tegenvallers in 2019 betreft
of dat er ook meerjarige effecten zijn?
Antwoord:
In de onderstaande tabel worden de meerjarige effecten van deze mutaties weergegeven.
Nummer 17 ontbreekt aangezien dit een optelsom is van alle overige mutaties.
Belangrijkste mutaties 2e suppletoire begrotingswet 2019 VWS
Omschrijving
2019
2020
2021
2022
2023
2024
1
Kasschuif Versnellingsprogramma informatie-uitwisseling patiënt en professional (VIPP)
ggz
– 28.990
8.231
10.658
10.101
2
Subsidieregeling onverzekerde personen
14.000
7.000
7.000
7.000
7.000
7.000
3
Kasschuif Stimuleringsregeling E-health Thuis
– 21.300
– 10.000
– 2.500
19.800
12.000
2.000
4
Bijdrage in de kosten van kortingen (BIKK)
22.000
– 17.000
– 17.600
– 17.800
– 18.000
– 18.200
5
Rijksbijdrage Wlz
50.000
– 150.000
– 400.000
– 450.000
– 400.000
– 600.000
6
Kasschuif Sectorplan Plus
– 23.800
23.800
7
Opleidingsplaatsen in de ggz
– 15.000
8
Kasschuif Maatschappelijke Diensttijd
– 33.741
17.791
13.050
2.900
9
ZonMw programma's
– 14.500
10
Vangnet cruciale jeugdhulp (Jeugdautoriteit)
– 20.000
20.000
11
Middelen Transitieautoriteit Jeugd
– 33.500
33.500
12
Subsidieregeling Bouw en onderhoud van sportaccommodaties
– 15.000
13
Regeling Specifieke uitkering stimulering sport voor sportaccommodaties
22.000
22.000
22.000
22.000
22.000
22.000
14
Uitkeringen wetten voor oorlogsgetroffenen
– 11.000
15
Zorgtoeslag
– 10.000
– 282.300
– 126.700
– 118.800
– 92.600
– 65.800
16
Verhoging Zorgtoeslag
15.400
185.000
185.000
185.000
185.000
185.000
Vraag 53
Hoeveel extra opleidingsplaatsen zijn er inmiddels gerealiseerd in de ggz naar aanleiding
van het Hoofdlijnenakkoord ggz? Hoe verhoudt dit gerealiseerde aantal zich tot het
geplande aantal opleidingsplaatsen?
Antwoord:
Alle geplande extra opleidingsplaatsen voor gezondheidszorgpsychologen (185), verpleegkundig
specialisten ggz (23), psychiaters (8) en verslavingsartsen (9) zijn in 2019 toegewezen
aan opleidende zorginstellingen. Daarmee is in totaal € 16 mln gemoeid. In het voorjaar
van 2020 wordt bekend hoeveel van deze plaatsen daadwerkelijk zijn gerealiseerd.
De voorgenomen extra opleidingsplaatsen voor sociaal psychiatrisch verpleegkundigen
en de extra stageplaatsen voor hbo-verpleegkundigen konden niet worden gerealiseerd.
Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN) hebben afgezien van het indienen
van subsidieaanvragen, omdat de opleidingen al vol zaten. De daarvoor gereserveerde
€ 4 mln kon daarom niet beschikbaar worden gesteld.
Vraag 54
Kan er een toelichting gegeven worden waarom er € 15 miljoen minder is uitgegeven
dan er voor 2019 is gereserveerd is voor extra plaatsen ggz-opleidingen terwijl er
wachtlijsten zijn in de ggz?
Antwoord:
De middelen voor de realisatie van de extra opleidingsplaatsen in de ggz in 2019 waren
oorspronkelijk ondergebracht bij artikel 4, als begrotingsgefinancierde uitgaven.
Omdat de realisatie van de extra opleidingsplaatsen voor de gezondheidszorgpsychologen,
verpleegkundig specialisten ggz en psychiaters via de beschikbaarheidbijdrage plaatsvindt,
die onderdeel is van de premiegefinancierde uitgaven, is € 15 miljoen overgeheveld
van de begroting naar de premiegefinancierde beschikbaarheidbijdrage. Het gaat dus
om een schuif van budgetten, niet om onderuitputting. Voor de extra opleidingsplaatsen
voor verslavingsartsen (€ 1 miljoen) heeft VWS een projectsubsidie verstrekt.
Vraag 55
Kunt u toelichten hoe hoog het percentage onverzekerden op dit moment is in Nederland,
gezien er een stijging is in het gebruik van de subsidieregeling medisch noodzakelijke
zorg aan onverzekerden?
Antwoord:
Hoeveel mensen in Nederland niet verzekerd zijn tegen ziektekosten is niet bekend.
De opsporing van onverzekerde verzekeringsplichtigen door het CAK betreft alleen de
mensen die zijn ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP). Dit zijn er ongeveer
24.000.
Indien een ingezetene van Nederland zich uitschrijft of wordt uitgeschreven uit de
BRP is iemand voor de overheid niet meer vindbaar. Als iemand zich uitschrijft of
door een gemeente wordt uitgeschreven uit de BRP kan hij zich ook niet meer verzekeren.
Een zorgverzekeraar zal die persoon na enkele maanden uitschrijven. De toename van
het aantal dak- en thuislozen – die geen adres hebben of geen briefadres kunnen krijgen –
is mede de oorzaak van de stijging van het aantal onverzekerden.
Een deel van de onverzekerdenpopulatie bestaat voorts uit (Europese) arbeidsmigranten
die werkloos zijn geworden, in hun woonland niet (meer) verzekerd zijn, maar niet
naar hun woonland terugkeren. Ook deze mensen kunnen geen zorgverzekering meer sluiten
of worden uitgeschreven. Daarnaast zijn er ook buitenlanders, waaronder toeristen,
die geen verzekering hebben of een verzekering die niet voldoende dekking biedt bij
ziekte of ongevallen. Voor een deel betreft dit ook buitenlandse studenten.
Ten slotte is er de groep onverzekerbare vreemdelingen en illegalen. Zij kunnen geen
zorgverzekering sluiten en een particuliere ziektekostenverzekering sluiten is voor
deze groep vrijwel onmogelijk.
Vraag 56
Kan precies uiteengezet worden wat de «Overige mutaties» zijn?
Antwoord:
In het overzicht belangrijkste mutaties, op pagina 4 in tabel 1, worden de zeventien
grootste mutaties toegelicht. In de artikelen worden onder de tabel budgettaire gevolgen
vervolgens de mutaties groter dan € 2,5 miljoen of politiek relevant per artikel toegelicht.
In het totaal zijn er meer dan 900 mutaties verwerkt in de tweede suppletoire begroting
van VWS, waaronder ook veel kleine technische mutaties als het herverdelen van de
apparaatskosten en uitvoeringskosten. De overige mutaties geven een geaggregeerd beeld
van de kleinere mutaties.
Vraag 57
Waarom komen de middelen voor het Versnellingsprogramma informatie-uitwisseling patiënt
en professional (VIPP) in 2019 niet volledig tot besteding? Is dit te wijten aan te
strenge voorwaarden? Wat is er veranderd aan het VIPP zodat deze middelen in 2020
wel volledig besteed worden?
Antwoord:
De middelen van de VIPP GZZ zijn berekend op 177 instellingen die in aanmerking kwamen
om subsidie aan te vragen. Er zijn 106 inschrijvingen ontvangen. Dit betekent dat
een deel van de instellingen geen subsidie heeft aangevraagd. Instellingen moeten
zelf ook een aanzienlijke inspanning leveren om de doelstellingen uit de regeling
te behalen en sommige instellingen hebben daarom de afweging gemaakt om zich niet
in te schrijven voor de regeling. Binnen de VIPP GGZ konden naast instellingen, zogenaamde
gebruikersverenigingen subsidie aanvragen. Met gebruikersverenigingen trekken GGZ-instellingen
gezamenlijk op richting ICT-leveranciers om benodigde wijzigingen aan software te
bundelen en integraal in systemen door te laten voeren. Inmiddels heb ik een herziening
van de regeling gepubliceerd. Met deze herziening kunnen gebruikersverenigingen in
2020 een aanvullende aanvraag doen voor het inbouwen van zogenaamde zorginformatiebouwstenen.
Dit heeft tot doel om de patiënt meer regie te geven over het eigen zorgproces. Met
deze toevoeging worden de systemen van zorgverleners voorbereid op verpleegkundige
overdracht en kunnen bijv. behandelplannen uitgewisseld worden tussen ggz-instellingen.
Vraag 58
Klopt het dat er onderbesteding is in de Sectorplan Plus-middelen en derhalve een
kasschuif nodig is? Zo niet, waarom kunnen de tijdvakken niet goed begroot worden?
Antwoord:
Onderbesteding is niet de reden dat er een kasschuif nodig is. In de uitwerking van
de subsidie SectorplanPlus wordt er, met het oog op goed en verantwoord kasbeheer,
voor gekozen om geen bedragen te bevoorschotten die de subsidieontvanger niet op korte
termijn nodig heeft.
De bevoorschotting van de aanvragende instellingen, namens welke RegioCoöp de aanvragende
partij is, geschiedt pas wanneer voldoende verantwoordingsdocumenten zijn opgeleverd.
De liquiditeitsprognoses die RegioCoöp bij de aanvragen voor de tijdvakken indient
sluiten aan op deze systematiek en neemt eventuele onderrealisatie mee. VWS bevoorschot
in principe conform liquiditeitsprognoses.
Als gevolg van bovenstaande zijn de beschikbare budgetten bij aanvang van de verschillende
tijdvakken niet meteen nodig. Een kasschuif is daarmee noodzakelijk om de behoefte
aan middelen aan te laten sluiten op de beschikbaarheid van middelen en aldus te voorkomen
dat nodeloos middelen bij de subsidieontvanger op de bank komen te staan.
Vraag 59
Kunt u aangeven hoeveel geld er in 2019 is besteed aan het vangnet vanuit het gemeentefonds
beschikbaar gestelde middelen voor de periode 2019–2021 ten behoeve van de continuïteit
van cruciale jeugdhulp?
Antwoord:
Het is in 2019 niet noodzakelijk gebleken om middelen vanuit dit gereserveerde budget
uit te keren om de continuïteit van cruciale jeugdhulp te waarborgen.
Vraag 60
Kunt u toelichten wat er gebeurt met de € 33,5 miljoen uit de regeling Transitieautoriteit
Jeugd, die naar verwachting niet beschikt wordt?
Antwoord:
De resterende middelen van € 33,5 miljoen worden naar 2020 op artikel 5 (Jeugd) verschoven.
Vraag 61
Kunt u aangeven hoeveel geld er wordt uitgegeven aan projecten van de maatschappelijke
diensttijd die in januari 2020 starten?
Antwoord:
Voor de projecten die in begin 2020 zullen starten is € 25 miljoen beschikbaar. Dit
is de 1e ronde van de 3 ronden van projecten die in 2020 zullen starten;
zie hiervoor ook het financieel overzicht in de beantwoording van vraag 120 in kamerstuk
TK, 35 034, nr. 7.
Vraag 62
Kunt u aangeven of de projecten van de maatschappelijke diensttijd die in januari
2020 starten bij fase 1 of bij fase 2 van de maatschappelijke diensttijd horen?
Antwoord:
De projecten die in 2020 zullen starten horen bij de tweede fase van de maatschappelijke
diensttijd, waarin met het in de Tweede Kamer besproken ontwerp officieel zal worden
gestart. Zie voor meer informatie kamerbrief (TK, 35 034, nr. 6).
Vraag 63
Kan er een prognose gegeven worden voor de komende jaren, aangezien als gevolg van
een sterkere daling van het aantal personen dat gebruik maakt van de regelingen voor
voormalig verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen het budget met € 11 miljoen naar
beneden wordt gesteld?
Antwoord:
Het aantal mensen dat de Tweede Wereldoorlog heeft meegemaakt neemt af. Hierdoor maken
minder mensen gebruik van pensioenen en uitkeringen vanuit de oorlogswetten 1940–1945.
Op 1-1-2019 waren er 23.149 cliënten in beheer die in aanmerkingen kwamen voor pensioenen
en uitkeringen vanuit de oorlogswetten. De huidige prognose van de SVB voor januari
2020 gaat uit van 21.378 cliënten. De prognose voor 2025 – op basis van sterftecijfers –
laat een verdere daling zien naar ca. 15.000 cliënten. De afgelopen jaren bleek echter
dat er een sterkere daling was van het aantal uitkeringsgerechtigden dan voorspeld.
Daarom is in 2019 € 11 miljoen ingeleverd op het uitkeringenbudget.
Vraag 64
Hoe wordt ervoor gezorgd dat het herinneringscentrum in Den Haag daadwerkelijk zo
wordt ervaren door de gehele doelgroep aangezien er grote discussies plaatsvinden
over de vertegenwoordiging van de gehele doelgroep door het herinneringscentrum? Hoe
wordt bevorderd dat er een door de hele doelgroep gedragen oplossing wordt gevonden?
Antwoord:
De Sophiahof biedt de mogelijkheid aan Indische en Molukse gemeenschappen om te herinneren,
herdenken, ontmoeten, leren en onderzoeken. Het cultuurhistorisch erfgoed van voormalig
Nederlands-Indië wordt daarmee geborgd voor zowel de groepen zelf als de Nederlandse
samenleving. De Sophiahof biedt tevens onderdak aan een aantal Indische en Molukse
organisaties en één daarvan is het Indisch Herinneringscentrum. Met andere woorden:
de Sophiahof is niet het Indisch herinneringscentrum. De Indische en Molukse gemeenschappen
kenmerken zich door een grote verscheidenheid. Bij de Sophiahof kunnen verschillende
groepen en individuen uit de héle doelgroep met hun activiteiten en projecten terecht.
De Sophiahof beoogt een ontmoetingsplek voor allen te zijn. Dat laat onverlet dat
er ook altijd mensen binnen die gemeenschappen kunnen zijn die zich er niet mee verbonden
voelen.
Vraag 65
Waardoor zijn de uitgaven voor het programma Zorgevaluatie en gepast gebruik lager
uitgevallen?
Antwoord:
Het programma Zorgevaluatie en Gepast Gebruik is medio 2019 van start gegaan. De beschikbare
middelen 2019 voor dit programma zijn beperkt ingezet. Dit heeft ermee te maken dat
de toekenning van de onderzoeksronde 2019 die onderdeel van dit programma is, doorgeschoven
is naar begin 2020.
Vraag 66
Hoe wordt het feit dat de subsidieregeling Bouw en onderhoud van sportaccommodaties
in de beginfase zit beargumenteerd, terwijl de regeling al 1 januari 2019 is opengesteld?
Zijn de voorwaarden niet te streng?
Antwoord:
Om de bouw, het onderhoud en het beheer van sportaccommodaties, én de aanschaf en
het onderhoud van sportmaterialen te stimuleren, kunnen amateursportorganisaties subsidie
aanvragen. De subsidieregeling is in samenspraak met de sportbonden opgezet en opengesteld
op 1 januari 2019. Met beginfase wordt bedoeld dat in het eerste jaar van de regeling
ervaring is opgedaan met het type aanvragen en wat het uitputtingsritme van het beschikbare
budget is. Niet voor alle aanvragen geldt dat de investering volledig in 2019 is gevallen.
Als gevolg hiervan is onderbesteding opgetreden. Jaarlijks wordt met de sportbonden
bezien of aanpassingen noodzakelijk zijn. Er zijn op dit moment geen signalen vanuit
de sportbonden dat zij de voorwaarden te streng vinden.
Vraag 67
Hoe komt het dat naar verwachting € 33,5 miljoen uit de regeling Transitieautoriteit
Jeugd niet beschikt wordt? Waaraan gaat dit geld herbestemd worden?
Antwoord:
Eind 2018 zijn nog aanvragen gedaan waarop de Jeugdautoriteit, als de opvolger van
de Transitie Autoriteit Jeugd, heeft geadviseerd conform de Beleidsregels subsidieverstrekking
bijzondere transitiekosten Jeugdwet. Het totaal van de op grond van deze Beleidsregels
door de Jeugdautoriteit geadviseerde subsidiebedragen lag lager dan het totaal van
de bedragen dat eind 2018 is aangevraagd. De resterende middelen van € 33,5 miljoen
worden verschoven naar 2020. In 2020 wordt verder uitgewerkt op welke wijze deze middelen
ingezet worden binnen artikel 5 (Jeugd) van de begroting.
Vraag 68
Kan precies worden toegelicht op welk onderdeel van de Landelijke nota gezondheidsbeleid
/ het Nationaal Preventie Programma anderhalf miljoen euro in mindering wordt gebracht
ten behoeve van het programma Onbedoelde zwangerschap en kwetsbaar (jong) ouderschap?
Antwoord:
In het kader van de Regeerakkoord middelen voor Onbedoelde zwangerschappen was € 1,5 miljoen
toegevoegd aan het onderdeel van de Landelijke nota gezondheidsbeleid / het Nationaal
Preventie Programma voor ondersteuning van gemeenten door goede en nuttige kennis
over jong en kwetsbaar ouderschap. Deze € 1,5 miljoen is ingezet voor het ZonMw-programma
Onbedoelde zwangerschap en kwetsbaar (jong) ouderschap.
Vraag 69
Kan precies worden toegelicht op welk onderdeel van de Landelijke nota gezondheidsbeleid
/ het Nationaal Preventie Programma een half miljoen euro in mindering wordt gebracht
ten behoeve van apparaatsuitgaven voor communicatieactiviteiten voor het programma
Kansrijke start?
Antwoord:
In de begroting 2019 is op het onderdeel Landelijke nota gezondheidsbeleid / het Nationaal
Preventie Programma € 4,9 miljoen opgenomen voor het programma Kansrijke start. De
€ 0,5 miljoen voor communicatieactiviteiten van dit programma zijn hierop in mindering
gebracht.
Vraag 70
Wat gebeurt er met de € 1,3 miljoen onderuitputting die is opgetreden doordat het
beroep op de subsidieregeling Preventiecoalities lager is dan verwacht bij het opstellen
van de regeling? Blijft het budget beschikbaar voor de Landelijke nota gezondheidsbeleid
/ het Nationaal Preventie Programma?
Antwoord:
De € 1,3 miljoen die is opgetreden doordat het beroep op de subsidieregeling Preventiecoalities
is onderuitputting op de VWS begroting. Dit budget is hierdoor niet meer beschikbaar
voor de Landelijke nota gezondheidsbeleid / het Nationaal Preventie Programma.
Vraag 71
Wat is de «– 600» op artikel 1 sub 4 «Ethiek»?
Antwoord:
De «– 600» kent meerdere oorzaken. De betalingen voor de diverse maatschappelijke
dialogen en de onderzoeken op medisch-ethische onderwerpen volgen later dan aanvankelijk
voorzien. Met name de start van het onderzoeksprogramma pluripotent stamcelonderzoek
bij ZonMw was dit jaar voorzien, maar VWS ontvangt in januari 2020 het programmavoorstel
van ZonMw, waarna het programma pas van start kan. Tevens worden de RA-middelen van
€ 0,2 miljoen voor het terugdringen van onbedoelde zwangerschappen pas per 2020 uitgegeven,
wanneer de aangepaste Leidraad huisartsen bij een onbedoelde zwangerschap gereed is
en geïmplementeerd wordt.
Vraag 72
Blijft de € 0,6 miljoen euro die door vertraging in de uitvoering van het Digitaal
dossier Jeugdgezondheidszorg niet tot besteding komt, beschikbaar voor het onderwerp
antibioticaresistentie? Zo ja, hoe?
Antwoord:
De € 0,6 miljoen euro die door vertraging in de uitvoering van het Digitaal dossier
Jeugdgezondheidszorg (DDJGZ) niet tot besteding komt en vloeit terug naar de staatskas.
Dit budget is hierdoor niet meer beschikbaar. Overigens heeft de uitvoering van het
DDJGZ geen relatie met het onderwerp antibioticaresistentie.
Vraag 73
Wat is de verklaring voor de miljoen euro die niet tot besteding komt op het gebied
van tabak, alcohol en voeding? Blijft de miljoen euro die niet tot besteding komt
op het gebied van tabak, alcohol en voeding beschikbaar op het onderwerp? Zo ja, hoe?
Antwoord:
De maatregelen en acties uit het Nationaal Preventie Akkoord zijn eerst door de betrokken
partijen uitgewerkt en afgestemd zodat sprake is van gedragen en doelgerichte projectplannen.
Daarbij dienen de procedures om te komen tot opdrachten of subsidieverleningen zorgvuldig
te zijn en te voldoen aan de geldende wet- en regelgeving, waaronder de voorwaarde
dat bij een subsidietoekenning geen sprake is van staatssteun. Daarom is een klein
deel van de beschikbare middelen in 2019 niet tot besteding gekomen. Conform de Comptabiliteitswet
gaan niet bestede middelen in een kalenderjaar terug naar de staatskas.
Vraag 74
Welke voor 2019 geplande onderzoeken hebben geen doorgang gevonden en wat is hier
de reden voor geweest?
Antwoord:
In de begroting 2019 waren middelen gereserveerd voor uitbreiding van vaccinaties
en preventieve medicatie. Deze middelen zijn door lagere kosten én vertraging in de
opdrachtverlening niet volledig tot besteding gekomen.
Vraag 75
Kunt u toelichten waarom niet alle middelen van het Preventieakkoord tot besteding
komen in 2019?
Antwoord:
De maatregelen en acties uit het Nationaal Preventie Akkoord zijn eerst door de betrokken
partijen uitgewerkt en afgestemd zodat sprake is van gedragen en doelgerichte projectplannen.
Daarbij dienen de procedures om te komen tot opdrachten of subsidieverleningen zorgvuldig
te zijn en te voldoen aan de geldende wet- en regelgeving, waaronder de voorwaarde
dat bij een subsidietoekenning geen sprake is van staatssteun. Dit maakt dat in 2019
een klein deel van de beschikbare middelen niet tot besteding is gekomen.
Vraag 76
Hoe groot is de onderbesteding van de middelen voor 2019 op het vlak van effectieve
interventies?
Antwoord:
De besteding van de middelen voor effectieve interventies moet in samenhang worden
gezien met de totale middelen van het Nationaal Preventieakkoord. De onderbesteding
bedraagt circa € 1 miljoen.
Vraag 77
Kan helder worden weergegeven op welke onderwerpen de kosten voor het zevenpuntenplan
onbedoelde zwangerschappen goedkoper uitvalt (tot in totaal € 5,2 miljoen)?
Antwoord:
Ik verwijs hierbij naar mijn antwoord op vraag 8.
Vraag 78
Kunt u toelichten waarom middelen voor het VIPP in 2019 niet volledig tot besteding
komen?
Antwoord:
De middelen van de VIPP GZZ zijn berekend op 177 instellingen die in aanmerking kwamen
om subsidie aan te vragen. Er zijn 106 inschrijvingen ontvangen. Dit betekent dat
een deel van de instellingen geen subsidie heeft aangevraagd. Instellingen moeten
zelf ook een aanzienlijke inspanning leveren om de doelstellingen uit de regeling
te behalen en sommige instellingen hebben daarom de afweging gemaakt om zich niet
in te schrijven voor de regeling.
Vraag 79
Waardoor komen de middelen voor VIPP in 2019 niet tot een volledige bestemming, en
worden deze doorgeschoven om de uitgaven over een langere periode mogelijk te maken?
Antwoord:
De middelen van de VIPP GZZ zijn berekend op 177 instellingen die in aanmerking kwamen
om subsidie aan te vragen. Er zijn 106 inschrijvingen ontvangen. Dit betekent dat
een deel van de instellingen geen subsidie heeft aangevraagd. Instellingen moeten
zelf ook een aanzienlijke inspanning leveren om de doelstellingen uit de regeling
te behalen en sommige instellingen hebben daarom de afweging gemaakt om zich niet
in te schrijven voor de regeling. Binnen de VIPP GGZ konden naast instellingen, zogenaamde
gebruikersverenigingen subsidie aanvragen. Met gebruikersverenigingen trekken GGZ-instellingen
gezamenlijk op richting ICT-leveranciers om benodigde wijzigingen aan software te
bundelen en integraal in systemen door te laten voeren. Inmiddels heb ik een herziening
van de regeling gepubliceerd. Met deze herziening kunnen gebruikersverenigingen in
2020 een aanvullende aanvraag doen voor het inbouwen van zogenaamde zorginformatiebouwstenen.
Dit heeft tot doel om de patiënt meer regie te geven over het eigen zorgproces. Met
deze toevoeging worden de systemen van zorgverleners voorbereid op verpleegkundige
overdracht en kunnen bijv. behandelplannen uitgewisseld worden tussen ggz-instellingen.
Vraag 80
Kan worden toegelicht wat de stand van zaken is met betrekking tot het meerjarig onderzoeksprogramma
bij ZonMw met betrekking tot het Hoofdlijnenakkoord ggz? Klopt het dat op dit punt
nog geen bestedingen zijn geweest in 2019? Zo ja, kan worden toegelicht waarom hier
nog niet mee gestart is?
Antwoord:
Het onderzoeksprogramma ggz loopt sinds 2016. Het is een tienjarig programma, waar
€ 5 miljoen per jaar, dus in totaal € 50 miljoen voor beschikbaar is gesteld. Ook
voor 2019 is € 5 miljoen beschikbaar gesteld. Deze middelen zijn ingezet voor het
verhogen van het budget van een onderzoeksprogramma ggz door ZonMW dat loopt sinds
2016. Door de inrichting van het programma bij ZonMw wordt er in het ene jaar meer
en het andere jaar minder besteed. Bij de bestedingen in 2019 kon gebruik gemaakt
worden van de resterende middelen uit 2018. De verhoging van het bestaande budget
was met name gewenst vanaf 2021. Vandaar dat de middelen voor 2019 zijn doorgeschoven
naar latere jaren.
Elk jaar worden er subsidierondes uitgezet, zo ook in 2019. Dit jaar is er in samenwerking
met de partijen van het Hoofdlijnenakkoord ggz onderzocht welke nieuwe onderwerpen
vanaf 2020 aandacht zouden moeten krijgen binnen het programma. Er zijn drie centrale
thema’s: gepersonaliseerde zorg, implementatie- en praktijkprojecten en vroege herkenning
en behandeling.
Vraag 81
Kunt u uitleggen waarom er één regeling is waarmee financiële belemmeringen worden
weggenomen om medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerde personen te verlenen en
daarnaast ook voor de ondersteuning van de aanpak van personen met verward gedrag?
Geldt dit ook voor 2020?
Antwoord:
De «Subsidieregeling medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerden» bestaat sinds 2017
en is ingesteld om de aanpak van personen met verward gedrag te ondersteunen. Personen
met verward gedrag zijn vaak onverzekerd en met deze regeling werd beoogd de financiële
belemmeringen voor de kosten van zorg weg te nemen, zodat ook deze mensen de zorg
kunnen krijgen die zij nodig hebben. Omdat het niet mogelijk is de groep van personen
met verward gedrag juridisch af te bakenen, is de groep personen voor wie voor de
kosten van medisch noodzakelijke zorg subsidie kan worden verstrekt, ruimer geformuleerd.
Door deze ruimere formulering kunnen ook de kosten van zorg aan bijvoorbeeld onverzekerde
dak- en thuislozen worden gesubsidieerd. De Subsidieregeling loopt tot 1 maart 2022.
Naast deze Subsidieregeling bestaat ook nog de wettelijke regeling voor financiering
van medisch noodzakelijke zorg aan onverzekerbare vreemdelingen en illegalen. Aan
deze wettelijke regeling zijn andere voorwaarden verbonden.
Vraag 82
Wat is de precieze oorzaak voor de circa € 3 miljoen hoger uitvallende kosten in verband
met de nieuwe Donorwet?
Antwoord:
Het gaat hier om extra kosten die gemaakt worden tijdens de voorbereidingen voor de
nieuwe Donorwet, niet als gevolg daarvan. De kosten voor het agentschap CIBG stijgen
jaarlijks onder meer door hogere eisen ten aanzien van de privacy, beveiliging en
interoperabiliteit van andere systemen aan de door het CIBG gebruikte ICT. Als gevolg
hiervan stijgen de kosten van het huidige Donorregister met € 1 miljoen. Daarnaast
zijn er ook meer inschrijvingen in het huidige Donorregister als gevolg van de huidige
campagne rond de nieuwe Donorwet, die tot hogere kosten (€ 1,3 miljoen) leiden en
heeft een inhaalafschrijving plaatsgevonden in verband met de overgang naar een nieuw
Donorregister in 2020 (€ 0,2 miljoen). De overige kosten zijn toe te rekenen aan andere
opdrachten aan het CIBG zoals vergunningverlening. De gerapporteerde extra kosten
zien dus niet op de kosten van de herbouw van het Donorregister. Afgaande op de laatste
tussenrapportage zullen de kosten hiervan ruim binnen de daarvoor begrote ruimte vallen.
Vraag 83
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de invoering van de Wet verplichte ggz?
Antwoord:
De Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) treedt op 1 januari 2020 in
werking. Voor het kerstreces worden beide Kamers schriftelijk over de stand van zaken
van de invoering van de Wvggz geïnformeerd.
Vraag 84
Kunt u verklaren waarom het beroep op de subsidieregeling voor vrijgevestigde medisch
specialisten, ingesteld om de financiële belemmeringen voor een overstap naar loondienst
te verminderen, dit jaar € 7,1 miljoen lager uitvalt?
Antwoord:
Voor de subsidieregeling integrale tarieven medisch-specialistische zorg 2017–2019
was in totaal € 10 miljoen euro beschikbaar. Door beperkt gebruik van de regeling
in 2017 en 2018 zijn niet-bestede middelen doorgeschoven. Ook in het laatste jaar
2019 is beperkt gebruik gemaakt van de regeling.
Vraag 85
Hoe vaak is er in 2019 gebruik gemaakt van de subsidieregeling voor vrijgevestigde
medisch specialisten die overstappen naar loondienst?
Antwoord:
In 2019 hebben 9 medisch specialisten gebruik gemaakt van de regeling.
Vraag 86
Wordt het overgebleven budget van de subsidieregeling voor vrijgevestigde medisch
specialisten om de overstap naar loondienst te maken, doorgeschoven naar volgend jaar?
Zo nee, wat gebeurt er met het overgebleven budget?
Antwoord:
De regeling loopt dit jaar af. Het budget wordt daarom niet doorgeschoven, maar valt
met de tweede suppletoire begroting 2019 vrij.
Vraag 87
Kan toegelicht worden waarom er op artikel 3 sub 1 «Participatie en zelfredzaamheid
van mensen met beperkingen» «– 2.000» is te zien bij onafhankelijke cliëntondersteuning?
Blijven deze middelen, die bij de stand 1e suppletoire begroting al achterliepen op
de oorspronkelijke begroting, wel allemaal beschikbaar voor 2020?
Antwoord:
De middelen vallen in 2019 vrij. In de voorbereiding op de 1e suppletoire begroting
2020 wordt bezien of het opportuun is om via de eindejaarsmarge deze middelen in 2020
beschikbaar te houden. Zie hiervoor ook het antwoord op vraag 5. Voor 2020 is voor
cliëntenondersteuning momenteel € 19 miljoen begroot.
Vraag 88
Wat is de reden dat de vraag naar gratis Verklaringen omtrent Gedrag (VOG's) is achtergebleven?
Antwoord:
Het is niet met zekerheid te zeggen waarom de vraag naar gratis VOG’s is achtergebleven.
Op voorhand was het beperkt mogelijk om een inschatting te maken van het aantal gratis
VOG aanvragen.
Op dit moment laat ik enkele onderzoeken uitvoeren naar ervaringen van (potentiële)
gebruikers van de regeling Gratis VOG. Op basis van de uitkomsten van deze onderzoeken
zal ik de regeling mogelijk op onderdelen aanpassen. Tevens zal ik in 2020 meer inzetten
op communicatie en zal een poule van experts lokaal meer aandacht vragen voor het
belang van een adequaat preventie- en integriteitsbeleid en de regeling Gratis VOG.
Begin 2020 zal ik u meer uitgebreid informeren over de stand van zaken van de regeling
Gratis VOG.
Vraag 89
Kunt u toelichten, per (onderdeel van) programma, waarom enkele programma's van Waardig
ouder worden later starten dan verwacht?
Antwoord:
• De programma’s Eén tegen Eenzaamheid en Langer Thuis zijn niet later van start gegaan,
maar er zijn in 2019 voorbereidingen getroffen voor de verdere uitvoering van deze
programma’s.
• Vanuit het programma Eén tegen Eenzaamheid zijn middelen van 2019 naar 2020 verschoven
die deels zijn bestemd voor een subsidieregeling die lokale initiatieven helpt bij
schaalvergroting en effectiviteitstoetsing. Het opzetten van deze regeling heeft wat
vertraging gehad waardoor niet tijdig alle initiatieven toegekend konden worden. Het
andere deel is voor adviseurs die lokaal gemeenten ondersteunen, welke middels een
Europese aanbesteding uitgezet is in 2019. De inmiddels aanbesteedde partij kon in
december 2019 pas vol van start en zal het merendeel van het ondersteuningswerk in
2020 en 2021 verrichten.
• Ook vanuit het Programma Langer Thuis starten een aantal acties in 2020. Specifiek
gaat het om opdrachten en subsidies die worden verstrekt ter ondersteuning van regionale
samenwerking, stimulering van respijtzorg en de Taskforce Wonen en zorg.
• Voor de campagne herwaardering ouderdom zijn middelen doorgeschoven van 2019 naar
2020. Voor deze campagne moest eerst goed onderzoek worden gedaan en gesprekken worden
gevoerd met diverse partners, waardoor de campagne zelf in de eerste helft van 2020
van start kan gaan.
Vraag 90
Welke zestien samenwerkingsverbanden zijn in de zogenoemde Proeftuinen InZicht (de
subsidieregeling voor de versnelling van gegevensuitwisseling in de langdurige zorg
die per 2 september 2019 is opengesteld) gestart om ervaring op te doen met het uitwisselen
van gegevens, binnen en buiten de langdurige zorg?
Antwoord:
Er zijn in totaal 16 proeftuinen gestart, waarvan 7 gericht op het ontwikkelen van
een Persoonlijke Gezondheidsomgeving (PGO), 7 rondom eOverdracht en 2 rondom medicatieveiligheid.
In onderstaande tabel zijn de proeftuinen schematisch opgenomen.
PGO proeftuinen
Regio
Betrokken partners
Doel proeftuin
1
Twente
Carintreggeland Samen met:
ZiekenhuisGroep Twente
In 2019 klaar zijn om in een pilot van zes maanden te communiceren met de PGO’s van
de cliënten.
2
Achterhoek
Sensire Samen met:
Santiz Ziekenhuis
Slingeland Ziekenhuis
BV Zorg
Huisartsen Oude IJsel
Het inrichten van een zorgverlenersportaal voor COPD-patiënten in samenhang met een
PGO. Hierbij worden zoveel mogelijk de Nederlandse standaarden ingebracht.
3
Friesland
Tjongerschans Ziekenhuis Samen met:
Meriant
Het beproeven van de werking van een PGO binnen het expertisecentrum voor medisch
specialistische ouderenzorg, waarbij de toegevoegde waarde wordt gericht op het verstevigen
van regie door en eigenaarschap van cliënten/patiënten.
4
Utrecht
Stichting Careyn Samen met:
Gemeente Utrecht
UMC Utrecht
Health Hub Utrecht
Verbeteren van de levenskwaliteit van thuiswonende ouderen in de regio middels een
PGO. Een eigen digitale werkplek voor zorg en welzijn waarbij de gebruiker meer eigen
verantwoordelijkheid kan nemen om gezond en gelukkig te zijn.
5
Rotterdam
(regio Rotterdam/
Den Haag)
Stichting Aafje Thuiszorg Huizen Zorghotels Samen met:
Havenue (samenwerking tussen ziekenhuizen – Erasmus MC, Franciscus Gasthuis & Vlietland,
Maasstad Ziekenhuis en IJsselland Ziekenhuis – en VVT instellingen – Aafje, Fundis,
Humanitas, Laurens, Lelie zorggroep)
Focus op kwetsbare ouderen in de regio. Implementatie en versnelling van de negen
zorginformatiebouwstenen binnen 6 maanden, conform MedMij eisen, minimaal een PGO
bij vier organisaties die onder Havenue vallen.
6
Zoetermeer
(regio Rotterdam/
Den Haag)
Vierstroom Zorg Thuis B.V. i.c.m. In Beweging B.V.
Samen met:
Fundis (VVT)
LangeLand ziekenhuis (MSZ) Stichting Georganiseerde Eerselijnszorg Zoetermeer Parnassia
(GGZ)
Rivierduinen (GGZ)
Gemeente Zoetermeer
Menzis
CZ (Centraal Ziekenfonds)
25–50 cliënten zorginstellingen, mantelzorgers (indien v.t.) en zorgprofessionals
Focus op acute zorg, kwetsbare ouderen en chronische zorg. Versnelde uitwisseling
van de negen ZIB's van twee care organisaties (Vierstroom Zorg Thuis & In Beweging)
met een PGO (Ivido) i.s.m. LangeLand ziekenhuis (cure) conform MedMij afspraken in
6 maanden. Daarnaast leren van ervaringen van zowel cliënt als zorgprofessional met
uitwisseling van gegevens en gebruik daarvan in het PGO.
7
Midden-Limburg
Koraal Samen met:
Dichterbij
CWZ (Canisius-Wilhemina Ziekenhuis)
Maasziekenhuis Pantein
Laurentius-Roermond
VieCuri
Het verstrekken van de geregistreerde zorg- of medische Zorginformatiebouwsten vanuit
de zorgsystemen aan de cliënt in zijn PGO. De cliënt krijgt inzage in de gegevens
die binnen de instelling vastliggen. Verder het doorzetten van de beschikbaar gestelde
gegevens vanuit het PGO van de cliënt van de ene zorgverlener aan een andere zorgverlener
waar de cliënt zorg zal krijgen.
eOverdracht proeftuinen
Regio
Betrokken partners
Doel proeftuin
1
Amsterdam
Cordaan Samen met:
OLVG (Onze Lieve Vrouwe Gasthuis)
Zonnehuisgroep Amstelland
BovenIJ
Evean
SIGRA (Samenwerkende Instellingen Gezondheidszorg Regio Amsterdam)
Efficiëntere eOverdracht van ziekenhuis naar thuiszorg en van thuiszorg naar ziekenhuis.
2
Goeree-Overflakkee
(regio Rotterdam/Den Haag)
CuraMare (SZVGO + HVWBZ) Samen met:
SZVGO (Stichting Zorg en Verpleging Goeree-Overflakkee)
HVWBZ (Het Van-Weel Bethesda Ziekenhuis)
Efficiëntere eOverdracht van ziekenhuis naar thuiszorg en van thuiszorg naar ziekenhuis.
Tenminste 5 van de verplichte Zorginformatiebouwsten uit te wisselen en deze uitwisseling
daadwerkelijk onderdeel uit laten maken van het proces van de verpleegkundige overdracht
tussen de verschillende zorgaanbieders.
3
Twente
ThoeZ Twente Samen met:
Carintreggeland
TriviumMeulenbeltZorg
ZGT
ZorgAccent
Zorgverleners Wijkteam
Zorgverleners MTH-team
Medisch Specialisten ZGT
Thuiswonende cliënten ThoeZ Twente met actieve behandelrelatie met 1 of meerdere specialismen
in ZGT of in zorg bij wijkteam / MTH-team
ZorgNet Oost
Uitbreiding van huidige experimentele proeftuin. Het doel is om de beoogde versnelde
digitale gegevensuitwisseling eOverdracht binnen 6 maanden tot stand te brengen met
de daarbij behorende standaarden en afsprakenstelsels.
4
Arnhem
Stichting Siza Samen met:
Thuiszorg Groot Gelre
Attent Zorg- en behandeling
Op 15 december 2019 is gestandaardiseerde gegevensuitwisseling voor minimaal vier
Zorginformatiebouwsten van de eOverdracht informatiestandaard gerealiseerd door minimaal
twee proeftuindeelnemers.
5
Achterhoek
Transmuraal Managementberaad Samen met:
Sensire
Santiz Ziekenhuis
Sensire, Buurtzorg, Azora, Careaz, Marga Klompé, Markenheem, De Gouden Leeuwgroep
Bij alle betrokken organisaties de verpleegkundige overdracht op basis van het heringerichte
overdrachtsproces plaats te laten vinden (aanmeld-, overdrachts- en afrondingsfase,
gericht op continuïteit van verpleegkundige zorg in de keten).
Door alle betrokken organisaties in het kader van de verpleegkundige overdracht de
volgende vijf gegevenssets beschikbaar gesteld: administratieve gegevens, algemene
patiënten context, medische context en verpleegkundige context – zorgplan en specificatie
gezondheidstoestand.
De betrokken leveranciers stellen minimaal vier Zorginformatiebouwsten (patiënt, zorgverlener,
zorgaanbieder, betaler) beschikbaar in het juiste technische format (HL7FHIR).
6
Noord-Holland
Stichting Omring Samen met:
Noordwest Ziekenhuisgroep
Dijklander Ziekenhuis
De Zorgcirkel
Versnelde gegevensuitwisseling en geautomatiseerde verwerking daarvan realiseren.
De inschrijver richt zich op het efficiënter en kwalitatief beter maken van het overplaatsproces
van patiënten. De focus ligt hierbij op gegevensoverdracht tussen zorginstellingen
en ziekenhuizen en tussen instellingen en ziekenhuizen onderling. Het betreft de overdracht
van vier Zorginformatiebouwsten: Patiënt, Zorgverlener, Zorgaanbieder en Betaler.
7
Friesland
Stichting Kwadrant Groep Samen met:
Tjongerschans Ziekenhuis
Uitbreiding van huidige experimentele proeftuin. Het doel is om de beoogde versnelde
digitale gegevensuitwisseling eOverdracht binnen 6 maanden tot stand te brengen met
de daarbij behorende standaarden en afsprakenstelsels, voor de overdracht vanuit intramurale
zorg in het expertisecentrum Geriatrische Revalidatie Zorg met het Tjongerschans ziekenhuis.
Medicatieveiligheid proeftuinen
Regio
Betrokken partners
Doel proeftuin
1
Zwolle
VVT instelling IJselheem Samen met:
VVT instelling Driezorg
VVT instelling Carinova
VVT instelling Zonnehuisgroep
De proeftuin focust op het verbeteren van de medicatieveiligheid voor wijkzorg in
Zwolle door de samenwerking tussen apothekers en wijkverpleging duurzaam te versterken.
2
Oost-Brabant
Stichting Zorggroep Elde Samen met:
BrabantZorg
Vivent
Pantein
VanNeynsel
Laverhof
BrabantFarma
Concordant
Het verbeteren en digitaliseren van het proces rondom verstrekken en beheren van medicatie
die patiënten in een tehuis of via thuiszorg ontvangen. Hierbij komen eTDR apps ter
sprake.
Vraag 91
Wat is de verklaring voor het verschil tussen geraamde en gerealiseerde uitgaven op
de post «Palliatieve zorg»? Liggen hier structurele zaken aan ten grondslag? Zo ja,
zijn deze in de meerjarenbegroting opgenomen?
Antwoord:
Het verschil tussen geraamde en gerealiseerde uitgaven is vooral ontstaan door toevoeging
van 10 miljoen euro aan regeerakkoordmiddelen voor geestelijke verzorging bij tweede
suppletoire begroting. De regeerakkoordmiddelen hebben een structurele doorwerking
en zijn in de meerjarenbegroting opgenomen.
Vraag 92
Kunt u toelichten wat er valt onder de uitgaven «Overig» onder 1 «Positie cliënt –
Opdrachten» en waarom de pot «Overig» groter is qua bedrag dan de geoormerkte pot?
Antwoord:
Onder de uitgaven Overig valt o.a. het campagne- en communicatiebudget.
Er zijn door verschillende beleidsdirecties middelen overgeboekt naar de directie
Communicatie. Dit zijn middelen die bestemd zijn voor diverse campagnes of andere
communicatietrajecten voor verschillende dossiers. Hier valt onder andere te denken
aan NIX 18, LHBTI campagne, Nationaal Preventieakkoord of Waardig Ouder Worden.
Vraag 93
Kunt u het opdrachtenkader dat gezorgd heeft voor het ophogen van de uitgaven voor
het PGB 2.0 systeem specificeren? Kunt u dit ook doen voor de € 1,5 miljoen meerkosten?
Antwoord:
De mutatie op het opdrachtenkader betreft een saldopost. Onderdeel van deze saldopost
zijn de meerkosten voor het PGB2.0-systeem. In de brief Verslag schriftelijk overleg
Kostenoverzicht PGB2.0-systeem met kenmerk 25 657, nr. 319, is aangegeven dat de overgang van het Zorgdomein van DSW naar de Tijdelijke beheer-
en ontwikkelorganisatie meer inspanning heeft gekost dan was voorzien.
De overname van het systeem van een private naar een publieke omgeving waaronder kennisopbouw-
en overdracht (tijdelijk in stand houden van een dubbele organisatie), extra inspanningen
bij conversie en aansluitingen, alsmede noodzakelijke technische aanpassingen hebben
geleid tot de additionele kosten in 2019.
Vraag 94
Kan in één helder overzicht worden weergegeven welke beleidsdirecties middelen hebben
overgeboekt naar de directie Communicatie, welk bedrag precies naar welk programma
is overgeheveld én kan daarbij worden aangegeven om hoeveel middelen het in totaal
gaat?
Antwoord:
Voor 2019 gaat het om de onderstaande tabel:
Directie
Dossier
Bedrag
Voeding, gezondheidsbescherming en preventie (VGP)
NIX 18
1.560.000
VGP
Nationaal Preventie Akkoord
225.000
VGP
Problematisch Alcoholgebruik
200.000
VGP
Rookvrij Opgroeien
400.000
Publieke Gezondheid (PG)
Kansrijke Start
500.000
PG
AMR
450.000
Internationale Zaken (IZ)
Zorg van Nu
900.000
Curatieve zorg (CZ)
Depressie
1.000.000
CZ
LHBTI
175.000
Langdurige zorg (LZ)
Palliatieve Zorg
1.300.000
LZ / Macro-economische vraagstukken en arbeidsmarkt (MEVA)
Werken in de Zorg en Welzijn
1.978.000
Maatschappelijke ondersteuning (MO)
EenTegenEenzaamheid
1.025.000
MO
Langer Thuis
250.000
MO
Waardig Ouder Worden
600.000
MO
Herwaardering Ouderen
600.000
MO
Mantelzorg
600.000
Vraag 95
Wat is het precieze mediabudget van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
de Minister van Medische Zorg en Sport en de Staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport? Kunt u dit aangeven per bewindspersoon?
Antwoord:
De bewindspersonen hebben geen eigen mediabudget. Er zijn wel de campagnes die onder
de verantwoordelijkheid van de bewindspersonen vallen. Voor iedere campagnes is een
mediabudget opgenomen. Onder het mediabudget vallen kosten voor de Zendtijd rijksoverheid
(radio en TV), online inzet en print.
Minister van VWS
Geweld Huiselijke Kring 2019
€ 742.945
Ouderen en Eenzaamheid 2019
€ 547.106
Palliatieve zorg 2019
€ 328.653
€ 1.618.704
Minister van MZS
De Juiste Zorg op de Juiste Plek Linkedin 2019 ONLINE
€ 3.311
Antibitica Resistentie 2019
€ 334.749
Borstimplantaten 2019
€ 186.779
Eindejaarscampagne Zorgverzekeringen 2019
€ 314.727
Orgaandonatie 2019
€ 5.409.902
€ 6.249.468
Staatssecretaris van VWS
Nationaal comite – 4/5 mei campagne
€ 458.255
Hey het is oké 2019
€ 625.532
lhbti-jongeren 2019
€ 31.702
NIX18
€ 838.536
Rookvrij Opgroeien 2019
€ 265.096
Seksuele Gezondheid 2019
€ 12.100
€ 2.231.221
3 bewindspersonen
Werken in de Zorg 2019
€ 1.780.647
Vraag 96
Hoeveel communicatiemedewerkers zijn in dienst bij de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport, bij de Minister van Medische Zorg en Sport en bij de Staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport? Kunt u dit aangeven per bewindspersoon?
Antwoord:
Voor de cijfers verwijs ik naar het openbare overzicht op: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/publicaties/2019/03/01/fte-over…. De medewerkers van de directie communicatie zijn in dienst van het Ministerie van
VWS en niet van een bewindspersoon.
Er werken wel 7,5 fte specifiek voor 1 bewindspersoon vanwege de inhoudelijke kennis
die nodig is ten aanzien van de beleidsdossiers waar de bewindspersoon verantwoordelijk
voor is.
Vraag 97
Uit welke en hoeveel functies bestaat de staf van de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport, de Minister van Medische Zorg en Sport en de Staatssecretaris van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport? Kunt u dit aangeven per bewindspersoon?
Antwoord:
Voor de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is als directe staf beschikbaar:
een politiek adviseur, een ambtelijk adviseur, 2 secretaresses en twee chauffeurs.
Voor de Minister van Medische Zorg en Sport is beschikbaar: een politiek adviseur,
een ambtelijk adviseur, 1,5 secretaresse en twee chauffeurs.
Voor de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is beschikbaar: een
politiek adviseur, een ambtelijk adviseur, 1,5 secretaresse en twee chauffeurs.
Voor de ondersteuning qua woordvoering en organisatie wordt verwezen naar het antwoord
op vraag 96.
Daarnaast staat uiteraard het hele ministerie, zowel staf als beleid, tot de beschikking
van de bewindspersonen om hen te ondersteunen. Dit is niet separaat toe te rekenen
aan de verschillende bewindspersonen.
Vraag 98
Kunt u een verdeling van de totale meevaller uit hoofde van actualisering Zvw-uitgaven
van € 600 miljoen nader verdelen naar sectoren en daarbij ingaan op de belangrijkste
(veronderstelde) oorzaken van de meevallers per sector?
Antwoord:
De € 600 miljoen lagere Zvw-uitgaven bij tweede suppletoire begroting heeft betrekking
op de sectoren waarmee een hoofdlijnakkoord is afgesloten, waaronder de huisartsenzorg,
wijkverpleging en medisch-specialistische zorg. De verwachte onderschrijding op de
overige Zvw-sectoren is al bij begroting 2020 gemeld. Er is nog geen onderverdeling
naar sectoren, omdat de cijfers nog zeer voorlopig zijn (op basis van twee kwartalen).
Over de actualisatie over het gehele jaar 2019 wordt u bij jaarverslag 2019 per sector
nader geïnformeerd. Dan is er ook meer inzicht in de oorzaken van deze onderschrijdingen.
Vraag 99
Aan welke sectoren en voor welke prioriteiten zal de € 130 miljoen extra per jaar
voor de Wlz worden besteed?
Antwoord:
Uit de prognose in het addendum op het augustusadvies van de NZa bleek dat het Wlz-kader
2019 op dat moment € 130 miljoen tekort kwam om de verwachte benodigde zorg in 2019
te kunnen bekostigen. De ophoging van het Wlz-kader 2019 met € 130 miljoen was dan
ook nodig om te borgen dat er zorg geleverd kan worden aan de cliënten die daar recht
op hebben en daarmee ook om te voorkomen dat de wachtlijsten verder op zouden lopen.
Vraag 100
Wat is de reden dat in 2019 eenmalig een bedrag van € 60 miljoen beschikbaar wordt
gesteld? Waarop is dit bedrag gebaseerd?
Antwoord:
Van zorgkantoren en zorgaanbieders kreeg ik gedurende 2019 het signaal dat zij terughoudend
waren in het aannemen van nieuwe cliënten, omdat voor hen niet duidelijk was of deze
zorg (volledig) vergoed zou worden. Dit is uiterst ongewenst in een tijd waarin we
voor een belangrijke opgave staan ten aanzien van het tegengaan van de wachtlijsten
die met name in 2019 zijn opgelopen. Om die reden heb ik het Wlz-kader 2019 incidenteel
met € 60 miljoen extra verhoogd, zodat zorgkantoren en zorgaanbieders het vertrouwen
voelen deze terughoudendheid te laten varen. Ik ben van mening dat dit een belangrijke
bijdrage levert aan de aanpak van de wachtlijsten. De hoogte van het extra bedrag,
bovenop de € 130 miljoen uit het addendum op het augustusadvies van de NZa, is naar
aanleiding van consultatie van het addendum bij zorgkantoren.
Vraag 101
Voor welke wachtlijsten is dit eenmalige bedrag van € 60 miljoen beschikbaar gesteld?
Welke afspraken zijn hierover gemaakt en welke wachtlijstreductie wordt nagestreefd?
Antwoord:
Van zorgkantoren en zorgaanbieders kreeg ik gedurende 2019 het signaal dat zij terughoudend
waren in het aannemen van nieuwe cliënten, omdat voor hen niet duidelijk was of deze
zorg (volledig) vergoed zou worden. Dit is uiterst ongewenst in een tijd waarin we
voor een belangrijke opgave staan ten aanzien van het tegengaan van de wachtlijsten
voor intramurale instellingen. Deze wachtlijsten zijn met name in 2019 opgelopen.
Om die reden heb ik het Wlz-kader 2019 incidenteel met € 60 miljoen verhoogd en daarbij
aangegeven dat ik verwacht dat de mogelijke terughoudendheid van zorgkantoren om volume-
afspraken uit te breiden hiermee van de baan is. Ik ben van mening dat dit een belangrijke
bijdrage levert aan de aanpak van de wachtlijsten. Naast deze algemene afspraak zijn
er voor deze korte termijn geen concrete afspraken gemaakt over wachtlijstreducties,
omdat dit naast voldoende financiële middelen, ook afhankelijk is van beschikbaarheid
van vastgoed en personeel.
Vraag 102
Wat is de bestemming geweest van de € 60 miljoen die incidentele € 60 miljoen die
toegevoegd zijn in het licht van de toename van wachtlijsten? Voor welke wachtlijsten
is dit eenmalige bedrag van € 60 miljoen beschikbaar gesteld? Welke afspraken zijn
hierover gemaakt en welke wachtlijstreductie wordt nagestreefd?
Antwoord:
Van zorgkantoren en zorgaanbieders kreeg ik gedurende 2019 het signaal dat zij terughoudend
waren in het aannemen van nieuwe cliënten, omdat voor hen niet duidelijk was of deze
zorg (volledig) vergoed zou worden. Dit is uiterst ongewenst in een tijd waarin we
voor een belangrijke opgave staan ten aanzien van het tegengaan van de wachtlijsten
voor intramurale instellingen. Deze wachtlijsten zijn met name in 2019 opgelopen.
Om die reden heb ik het Wlz-kader 2019 incidenteel met € 60 miljoen verhoogd en daarbij
aangegeven dat ik verwacht dat de mogelijke terughoudendheid van zorgkantoren om volume-
afspraken uit te breiden hiermee van de baan is. Ik ben van mening dat dit een belangrijke
bijdrage levert aan de aanpak van de wachtlijsten. Naast deze algemene afspraak zijn
er voor deze korte termijn geen concrete afspraken gemaakt over wachtlijstreducties,
omdat dit naast voldoende financiële middelen, ook afhankelijk is van beschikbaarheid
van vastgoed en personeel.
Vraag 103
Waaruit bestaat de onderuitputting van € 93,9 miljoen op de VWS-begroting die genoemd
wordt in de Najaarsnota? Waarom komt dit VWS-bedrag uit de Najaarsnota nergens terug
in de suppletoire wet VWS?
Antwoord:
De onderuitputting op de VWS-begroting van € 93,9 miljoen betreft onderuitputting
onder het plafond Rijksbegroting. Dit is terug te vinden in de Verticale toelichting
(vanaf pagina 57) in de bijlage bij de Najaarsnota 2019. Dit betreft namelijk de mutaties:
(bedragen x mln.)
2019
Uitgaven Beleidsmatige mutaties – Rijksbegroting
Subsidieregeling BOSA
– 15,0
Diversen
– 60,1
Ontvangsten Beleidsmatige mutaties – Rijksbegroting
Diversen
18,8
Totaal (uitgaven minus ontvangsten)
– 93,9
NB. In de tweede suppletoire begroting worden ook mutaties toegelicht die onder het
plafond Zorg vallen.
De onderuitputting op de VWS-begroting is het saldo van een groot aantal in omvang
geringe mutaties (kleiner dan 15 miljoen per mutatie). De grootste betreft het niet
tot volledige besteding komen van de Subsidieregeling Stimulering Bouw en Onderhoud
Sportaccommodaties (15 miljoen euro). Daarnaast vallen onder meer middelen vrij voor
diverse ZonMw-programma’s (12 miljoen euro), voor de uitkeringen op grond van de Wetten
voor Verzetsdeelnemers en Oorlogsgetroffenen (11 miljoen euro) en niet-bestede loon-
en prijscompensatie (10,5 miljoen euro).
Ondertekenaars
-
, -
, -
, -
Eerste ondertekenaar
W.J.H. Lodders, voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
J. Bakker, adjunct-griffier