Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden : Verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden
35 300V Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2020
Nr. 5
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN
Vastgesteld 30 oktober 2019
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek
van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst
van vragen met de daarop gegeven antwoorden.
De vragen zijn op 9 oktober 2019 voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken.
Bij brief van 25 oktober 2019 zijn ze door de Minister van Buitenlandse Zaken beantwoord.
Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van
het wetsvoorstel voldoende voorbereid.
De voorzitter van de commissie, Pia Dijkstra
De griffier van de commissie, Van Toor
1
Hoeveel middelen zijn er beschikbaar voor de bestrijding van de grondoorzaken van
klimaatverandering?
Antwoord:
De voornaamste grondoorzaken van klimaatverandering zijn de uitstoot van broeikasgassen
en ontbossing. Vermindering hiervan wordt aangeduid als klimaatmitigatie. Het aandeel
van mitigatie in de Nederlandse publieke klimaatfinanciering (die in 2018 € 578 miljoen
beliep) is niet precies aan te geven, aangezien niet van alle bestedingen een uitsplitsing
mitigatie/adaptatie beschikbaar is. Dit geldt met name voor het deel van de klimaatfinanciering
dat wordt gerealiseerd via bijdragen aan multilaterale ontwikkelingsbanken en andere
internationale instellingen en fondsen (€ 189 miljoen in 2018 ofwel 33% van het totaal).
Voor de overige publieke klimaatfinanciering is wel een onderverdeling te maken: hiervan
wordt € 133 miljoen ofwel 23% van het totaal aangemerkt als mitigatie. Het betreft
zowel zuivere mitigatieactiviteiten (bijvoorbeeld strijd tegen ontbossing en toegang
tot hernieuwbare energie), als activiteiten die zowel bijdragen aan adaptatie als
aan mitigatie (vooral op het gebied van voedselzekerheid).
De met publieke middelen gemobiliseerde private klimaatfinanciering bedroeg in 2018
€ 498 miljoen. Hiervoor is geen onderverdeling in mitigatie en adaptatie beschikbaar.
Tot nu toe is het evenwel makkelijker gebleken privaat geld aan te trekken voor mitigatie
dan voor adaptatie.
2
Hoeveel fte wordt er via ambassades besteed aan het tegengaan van klimaatverandering,
natuur-, biodiversiteits- en milieuprojecten?
Antwoord:
De administratie van de formatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is gestoeld
op een Rijksbreed ontwikkelde systematiek: het Functie Gebouw Rijk (FGR). Met het
FGR worden functies ingedeeld in families (beleid, bedrijfsvoering, lijnmanagement,
etc). In de beschrijving van de functies komt het beleidsterrein niet naar voren.
Daarnaast werken de posten op ontschotte wijze (One Team), hetgeen betekent dat een
groot deel van de uitgezonden medewerkers een combi-functie van verschillende beleidsterreinen
uitoefent. De beperkte omvang van een groot deel van de posten maakt het immers niet
mogelijk dat voor elk beleidsterrein een volledige FTE wordt ingezet. Dit geldt in
het bijzonder voor de ambassadeur en zijn plaatsvervanger. Juist zij hebben een verantwoordelijkheid
voor het gehele Rijksbrede buitenlandbeleid en zullen dan weer met handelsbevordering
bezig zijn, dan weer met veiligheidsbeleid, dan weer met klimaatverandering en dan
weer met het onderhouden van contacten met mensenrechtenorganisaties. Dit leidt ertoe
dat slechts een globale inzage kan worden gegeven in het aantal formatieplaatsen dat
actief is op de verschillende beleidsterreinen
Rekening houdend met hetgeen hierboven is gesteld kan wel een indicatie gegeven worden
van de inzet op de verschillende beleidsterreinen door het postennet.
In het licht van de toenemende (inter)nationale aandacht voor klimaatverandering en
de klimaatcampagne van het kabinet (zie Kamerbrief Europese en mondiale klimaatdiplomatie
van 13 september jl., Kamerstuk nummer 31 793, 189), geldt dat ambassades en diplomaten een groeiend deel van hun tijd besteden aan
klimaatverandering en verwante thema’s, in het bijzonder om het Nederlandse streven
naar wereldwijde verhoging van de klimaatambitie te realiseren. Hierbij gaat het zowel
om de dialoog met overheden en andere belanghebbenden over duurzaam, klimaatslim beleid,
als om handels- en investeringsbevordering op het terrein van duurzame en circulaire
economie. Op posten met een OS-programma gaat het bovendien om inzet voor de uitvoering
van ontwikkelingsprojecten en -programma’s. De leiding van de post en andere medewerkers
geven hier invulling aan, waarbij de feitelijke inzet afhankelijk is van de omvang
van de post en het takenpakket. Op OS-posten is klimaat een geïntegreerd deel van
de programmering. Medewerkers houden zich voor een deel van hun tijd bezig met klimaatverandering,
en in het verlengde daarvan met natuur-, biodiversiteits- en milieuprojecten.
3
Hoeveel fte wordt er via ambassades besteed aan het promoten en beschermen van mensenrechten?
Antwoord:
In het antwoord op vraag 2 is aangegeven waarom slechts een globale inzage kan worden
gegeven in het aantal formatieplaatsen dat actief is op de verschillende beleidsterreinen.
Voor mensenrechten geldt daarnaast dat van de ruim 2500 medewerkers op onze posten-zo
schat ik- wel 50% direct (in meer of mindere mate) te maken heeft met mensenrechtendossiers
(van het beoordelen, begeleiden en monitoren van mensenrechtenprojecten, tot het bijwonen
van processen tegen mensenrechtenverdedigers, van het demarcheren over mensenrechtenzaken
tot het bespreken van zaken als MVO en arbeidsrechten, van het uitonderhandelen van
conclusies in Brussel of Geneve of New York, tot het rapporteren aan Den Haag van
mensenrechtenontwikkelingen).
De precieze omvang van het dossier en personele capaciteit is afhankelijk van de context
in een land (bijvoorbeeld: het aantal mensenrechtenprojecten) en de grootte van een
ambassade. Bij de uitbreiding en versterking van het postennet is voor een aantal
posten specifiek aangegeven dat de extra capaciteit ook voor de bevordering van mensenrechten
bedoeld is.
4
Welke activiteiten heeft de Klimaatgezant afgelopen jaren ondernomen?
Antwoord:
De Klimaatgezant heeft een tweeledig mandaat. Enerzijds vertegenwoordigt hij Nederland
in het buitenland in multilateraal en bilateraal verband, in aanvulling op bewindspersonen
en hoge ambtenaren. Anderzijds vertaalt en duidt hij internationale afspraken voor
een breed Nederlands publiek. Met een thematisch ambassadeur voor klimaat onderstreept
het kabinet dat het belang hecht aan ambitieus klimaatbeleid en vergroot het zijn
armslag. De Klimaatgezant heeft de afgelopen jaren bij uiteenlopende gelegenheden
op kunnen treden namens de bewindslieden van BHOS, EZK en I&W. Hieronder een aantal
voorbeelden van door hem ontplooide activiteiten.
Internationaal: deelname aan reguliere bijeenkomsten in het kader van het VN Klimaatverdrag,
inclusief bijzondere sessies zoals de Talanoa Dialoog; vertegenwoordiging in klimaatwerkgroepen
van drie opeenvolgende G20 voorzitterschappen (Duitsland, Argentinië, Japan); deelname
aan incidentele (top)ontmoetingen zoals de recente UN Climate Action Summit in New
York, de World Government Summit in Abu Dhabi, de Petersberg Climate Dialogue in Berlijn
en de Global Climate Action Summit in San Francisco; actieve rol in internationale
coalities en allianties, zoals de High Ambition Coalition, de Cartagena Dialoog, de
Powering Past Coal Alliance en het informele netwerk van kopgroeplanden. De prominente
rol die Nederland heeft op initiatieven als het NDC-Partnership, de Global Commission
on Adaptation, de Transport Decarbonization Alliance en Alignment of Financial Flows
zorgde voor specifieke accenten in de inzet van de Klimaatgezant.
In het kader van de klimaatcampagne van het kabinet, met als doel andere landen tot
hogere klimaatambities te bewegen, spreekt en bezoekt de Klimaatgezant ook individuele
landen.
Nationaal: de Klimaatgezant onderhoudt contact met uiteenlopende groepen in Nederland,
bijvoorbeeld met jongeren door gastlessen op een breed scala aan onderwijsinstellingen,
door op te treden voor bedrijven en hun koepelorganisaties in sectoren variërend van
de vastgoedsector tot de landbouw, en op een variëteit aan congressen en conferenties.
Met dit soort directe contacten bereikt hij per jaar gemiddeld 10.000 mensen. Daarnaast
bereikt hij velen via (sociale) media.
De Klimaatgezant vervult nevenfuncties die in dienst staan van het bereiken van de
doelstellingen van het Nederlandse klimaatbeleid. Hij is onder meer lid van het Platform
Duurzame Financiering bij DNB, ambassadeur van het platform voor duurzame mobiliteit
SamenOm, de Week zonder Vlees en Dutch Wavemakers. Hij is jurylid bij de jaarlijkse
verkiezing van de Nederlandse VN Jongerenvertegenwoordiger voor duurzame ontwikkeling
en bij de Kinderklimaattop. Hij schrijft een blog op het journalistieke duurzaamheidsplatform
OneWorld.
5
Met hoeveel middelen draagt Nederland bij aan de International Land Coalition?
Antwoord:
Nederland draagt vanaf 2019 niet meer bij aan de directe uitvoering van het huidige
meerjarenplan van de International Land Coalition (ILC). Via het in 2019 gelanceerde LAND-at-scale programma kunnen ILC leden betrokken blijven
of worden bij het versterken van landrechten en duurzaam landgebruik in ontwikkelingslanden.
Nederland en het ILC Nederland zijn wel een strategisch partnerschap aangegaan, waarbij
het ILC adviseert over LAND-at-Scale projecten en Nederland blijft deelnemen aan de
ILC Council Nederland bijeenkomst en via die weg het ILC adviseert over uitvoering
en planning van de ILC activiteiten.
6
Hoe ziet de Nederlandse bijdrage aan de International Land Coalition eruit?
Antwoord:
Zie antwoord vraag 5.
7
Hoeveel middelen uit het Programma Ondersteuning Buitenlands Beleid worden er besteed
aan het versterking van de Rule of Law in lidstaten van de Europese Unie (EU)? Welke
projecten worden hierbij allemaal gefinancierd?
Antwoord:
Binnen het Programma Ondersteuning Buitenland Beleid (POBB) bestaat een reservering
van € 100.000 voor ondersteuning van lokale projecten van organisaties ter verdediging
en bescherming van de rechtsstaat in EU-lidstaten waar die onder druk staat. Deze
inzet komt voort uit de kabinetsreactie op het advies van de Adviesraad Internationale
Vraagstukken (AIV) over de inzet van Nederland in multilateraal en bilateraal verband
om (verdergaande) erosie van de democratische rechtsstaat in Europa tegen te gaan.
Zodra de begroting is vastgesteld, zullen er projecten worden geïdentificeerd. Naar
alle waarschijnlijkheid zal het gaan om hetzelfde type projecten als in 2018 en 2019
vanuit dit budget gefinancierd werden, zoals educatieve programma’s over de Grondwet,
democratie, rechtsstaat en desinformatie, conferenties over frauderisico en corruptie
bij EU-subsidies en capaciteitsopbouw ten behoeve van de herkenning en mitigatie van
belangenverstrengeling bij volksvertegenwoordigers en ambtenaren.
8
Krijgen ambassades extra ondersteuning wanneer zij te maken krijgen met onverwachte
hogere aantallen gezinsherenigingsprocedures van vluchtelingen?
Antwoord:
In een situatie van verhoogde aantallen gezinsherenigingsprocedures waarbij posten
de nareiswerkzaamheden niet meer met de gebruikelijke personele inzet aankunnen, wordt
er conform in augustus 2018 door BZ, JenV en IND gemaakte samenwerkingsafspraken in
ketenverband bekeken hoe de betreffende posten ondersteund kunnen worden.
9
Wat is de streefwaarde voor de doorlooptijd voor het doen van onderzoek dat op de
ambassade moet plaats vinden ten behoeve van de gezinsherenigingsprocedure van vluchtelingen?
Antwoord:
Er is geen streefwaarde voor het verrichten van deze taak vastgesteld. In het algemeen
is het zo dat de inzet erop gericht is het onderzoek zo snel mogelijk te laten plaatsvinden
op de Nederlandse vertegenwoordiging. Daarbij is het belangrijk om op te merken dat
de tijd die met een onderzoek gepaard gaat afhankelijk is van verschillende factoren:
de aard van het onderzoek, bereikbaarheid en beschikbaarheid van het gezinslid van
de in Nederland verblijvende vluchteling (nareiziger), de beschikbaarheid van een
consulaire medewerker en (facilitaire) voorzieningen, en indien nodig beschikbaarheid
van een tolk, een IND medewerker en/of een verpleegkundige/arts.
10
Wat is de streefwaarde voor de termijn voor het afgeven van een visum (Machtiging
tot Voorlopig Verblijf) voor gezinsleden van vluchtelingen waarvan de Immigratie-
en Naturalisatiedienst toestemming tot afgifte heeft gegeven?
Antwoord:
Vreemdelingen hebben na ontvangst van de kennisgeving van de IND drie maanden de tijd
om zich te melden bij een Nederlandse vertegenwoordiging. Voor het afgeven van een
machtiging tot voorlopig verblijf (MVV) geldt het uitgangspunt «afgeven zo snel als
mogelijk», waarbij de inzet gericht is op afgifte binnen 15 dagen. Deze termijn loopt
vanaf het moment dat de aanvrager op de post is verschenen om de vereiste (reis)documenten
te overleggen en om biometrische gegevens af te staan, tot het moment dat de MVV sticker
is vervaardigd en uitgereikt kan worden.
11
Wat is de streefwaarde voor de termijn voor een afspraak voor het doen van nader onderzoek,
zoals dna-onderzoek, ten behoeve van gezinshereniging van vluchtelingen?
Antwoord:
Ook voor deze taak geldt dat de inzet erop gericht is de afspraak zo snel als mogelijk
in te plannen en dat er geen streefwaarde is vastgesteld. De IND verzoekt de Nederlandse
vertegenwoordiging om binnen vier weken een afspraak in te plannen met de nareiziger.
De Nederlandse vertegenwoordiging stemt vervolgens zo snel als mogelijk een beschikbare
datum af met betrokken partijen, waarbij factoren als bereikbaarheid en beschikbaarheid
van de nareiziger, beschikbaarheid van een consulaire medewerker en (facilitaire)
voorzieningen, en indien nodig beschikbaarheid van een tolk, verpleegkundige/arts,
of IND-medewerker van invloed kunnen zijn op de te realiseren termijn.
12
Komt er een herziening van de EU-Polaire Strategie? Zo ja, wanneer?
Antwoord:
De Europese Commissie en de EDEO hebben op 27 april 2016 een Gezamenlijke Mededeling
over een «Geïntegreerd EU-beleid voor het Noordpoolgebied» uitgebracht, gevolgd door
de Raadsconclusies over het Noordpoolgebied op 20 juni 2016. Samen bepalen deze het
Arctisch beleid van de EU.
Op 19 juli jl. heeft het European Political Strategy Centre, de denktank van de Europese Commissie, een paper uitgebracht met het advies een EU
Arctische Strategie te ontwikkelen. De verwachting is dat de nieuwe Europese Commissie,
na haar aantreden, hierover een besluit zal nemen.
13
Welke activiteiten heeft de Ambassadeur Duurzame Ontwikkeling en de Arctisch ambassadeur
de afgelopen jaren vervuld?
Antwoord:
De Arctisch ambassadeur heeft een tweeledig mandaat. Enerzijds vertegenwoordigt zij
Nederland in het buitenland in multilateraal en bilateraal verband. Anderzijds onderhoudt
zij contact over Arctische kwesties met een breed Nederlands publiek. Deze contacten
dienen om visies op en informatie over de Poolgebieden continu mee te nemen in de
beleidsafweging en op transparante wijze overheidsinformatie te delen. Met een thematisch
ambassadeur voor het Arctisch gebied onderstreept het kabinet dat het belang hecht
aan een duurzame omgang met de Poolgebieden, in goede internationale samenwerking,
zoals uiteengezet in de Nederlandse Polaire Strategie 2016–2020 (Kamerstuk 34 300 V, nr. 58) en de Kamerbrief Actualisering Veiligheidsdeel Polaire Strategie van 5 juli jl.
(referentie Min-BuZa.2019.527). Hieronder een aantal voorbeelden van door haar ontplooide
activiteiten.
De Arctisch ambassadeur heeft de afgelopen jaren deelgenomen aan verschillende internationale
Arctische bijeenkomsten, zoals dit jaar aan de Arctic Frontiers-conferentie in Tromsø,
Noorwegen, waar zij onder andere een door Nederland georganiseerd side-event voorzat
over de connectie tussen marine litter en circulaire economie. Tevens heeft zij aan
diverse bijeenkomsten van de Arctische Raad deelgenomen, zoals in 2018 in Levi (Finland)
en dit jaar aan de Ministeriële Bijeenkomst van de Arctische Raad in Rovaniemi, Finland.
In Nederland is de Arctisch ambassadeur in gesprek met de Nederlandse Arctische stakeholders
via het Algemene Polaire Overleg en tijdens Arctische bijeenkomsten, zoals het jaarlijkse
Poolsymposium van de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO).
Tevens heeft zij bijgedragen aan de Toerisme Antarctica (ATCM) workshop in Rotterdam.
Eerder deze maand sprak zij bij de opening van de tentoonstelling «Strijd om het ijs»
en «Rijzend water» in het Scheepvaartmuseum te Amsterdam.
De Ambassadeur Duurzame Ontwikkeling vertegenwoordigt Nederland in binnen- en buitenland
op bijeenkomsten en overleggen over de biofysische aspecten van duurzaamheid. Enkele
voorbeelden betreffen optredens bij de COP van het VN-Klimaatverdrag, op Wereldwaterdag,
op Wereldvoedseldag, tijdens de Climate Action Summit in New York in september jl.
en uiteenlopende bilaterale contacten op hoogambtelijk niveau.
De Arctisch Ambassadeur en de Ambassadeur Duurzame Ontwikkeling zijn geen voltijdsfuncties;
het betreft hier neventitels van de Directeur Inclusieve Groene Groei van het Ministerie
van Buitenlandse Zaken.
14
Hoeveel middelen worden er in Europees verband besteed aan het tegengaan van klimaatverandering?
Antwoord:
De EU vermeldt op haar website dat de EU, de EU-lidstaten en de EIB gezamenlijk € 20,4
miljard publieke klimaatfinanciering verstrekten in 2017 (het meest recente jaar waarover
cijfers beschikbaar zijn).
15
Welke Europese en Nederlandse projecten zijn er in Syrië ter bevordering van wederopbouw,
democratie en mensenrechten?
Antwoord:
De vraag over de Europese projecten staat uit bij de Europese Unie. U komt een feitelijk
overzicht van de Europese en Nederlandse projecten toe voor de begrotingsbehandeling.
16
Verwacht u Amerikaanse sancties op bedrijven die onderdeel zijn van Nord Stream 2?
Antwoord:
In de VS wordt een aantal voorstellen besproken met mogelijke sancties tegen Nord
Stream 2 en/of de bedrijven die hieraan meebouwen, maar vooralsnog werd geen van deze
voorstellen definitief aangenomen. Het kabinet wil niet vooruitlopen op uitkomsten
van de discussies in de VS.
17
Wat zijn de gevolgen van de nieuwe Gasrichtlijn voor Nord Stream 2 en de South Gas
Corridor? Kan er een overzicht worden gegeven van alle pijpleidingen die zich moeten
aanpassen aan de nieuwe Gasrichtlijn?
Antwoord:
Belangrijkste gevolg van de gewijzigde Gasrichtlijn is dat de regels die al golden
voor interconnectoren (transmissieleidingen) die zich geheel binnen de interne markt
van de EU bevonden, nu ook gelden voor interconnectoren van en naar derde landen tot
aan de grens van het rechtsgebied van de EU. Concreet gaat het om de interconnectoren
die vanuit Noorwegen, Rusland, Algerije, Tunesië en Marokko rechtstreeks van of naar
de EU lopen (het traject vanaf het aansluitingspunt in het betreffende EU-land tot
aan het punt waar de gaspijpleiding de territoriale wateren van de EU verlaat). Deze
interconnectoren moeten nu worden geëxploiteerd conform EU-regelgeving, zoals eisen
op het gebied van ontbundeling (splitsing van eigendom enerzijds en productie, handel
en levering anderzijds), toegang van derde partijen tot de infrastructuur, niet-discriminerende
tarieven en transparantievereisten.
De EU-regelgeving voorziet in een mogelijkheid voor (de beheerders van) nieuwe infrastructuur
om een verzoek in te dienen voor (gedeeltelijke) ontheffing van de eisen die de gewijzigde
gasrichtlijn stelt en voor de toezichthouders in lidstaten om voor bepaalde bestaande
infrastructuur onder omstandigheden gedeeltelijk af te wijken. Wat betreft de Trans
Adriatic Pipeline (TAP) geldt dat het consortium dat deze pijpleiding beheert eerder,
namelijk in 2013 en 2015, een ontheffing heeft gekregen.
18
Kunt u een overzicht verschaffen van de in het kader van het Stabiliteitsfonds verstrekte
subsidies?
Antwoord:
Dergelijke overzichten zijn beschikbaar op: https://opendata.rijksbegroting.nl/. Het overzicht is opgenomen op subsidieoverzicht 2018, art. 2.4 Buitenlandse Zaken:
Bevordering van veiligheid, stabiliteit en rechtsorde in internationaal verband.
19
Kunt u, al dan niet na overleg met de gemeente Den Haag, een overzicht verschaffen
van de laatste stand van zaken rondom gebrekkig onderhoud en verval van «uitgeleende»
ambassadegebouwen in Den Haag?
Antwoord:
De gemeente Den Haag is verantwoordelijk voor toezicht op onderhoud van gebouwen;
indien er sprake is van achterstallig onderhoud bij een gebouw dat eigendom is van
een ambassade, kan het Ministerie van BZ op verzoek van de gemeente de betreffende
ambassade aanspreken. In dit kader heeft het Ministerie van BZ in 2019 gesprekken
gevoerd met (ambassadeurs van) vier ambassades. Op dit moment is er ten aanzien van
zes panden die eigendom zijn van een ambassade sprake van ernstig achterstallig onderhoud.
Eén pand is inmiddels door de betreffende ambassade verkocht.
20
Kunt u een overzicht verschaffen, uitgesplitst per beleidsartikel, van de middelen
die beschikbaar zijn voor opvang in de regio op de begroting van het Buitenlandse
Zaken voor het jaar 2020?
Antwoord:
Op de begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) staat hiervoor
onder art 4.2. € 128 miljoen opgenomen.
21
Wat is er op het gebied van zachte leningen en handelspreferenties voor eerste opvanglanden
veranderd sinds de Kamer de motie van de leden Ten Broeke en Servaes heeft aangenomen
(Kamerstuk 34 300-V, nr. 20)?
Antwoord:
Op 20 juli 2016 hebben de EU en Jordanië een overeenkomst bereikt over de versoepeling
van de oorsprongsregels voor Jordanië. Hierdoor konden Jordaanse bedrijven in een
van de 18 economische zones en met een bepaald percentage Syrische vluchtelingen in
dienst (15% in jaar 1 en 25% vanaf jaar 2) gemakkelijker producten exporteren naar
de EU. De versoepeling geldt voor veel producten, waaronder hout- en textielproducten.
Op deze producten zijn geen of verlaagde invoerrechten van toepassing. In december
2018 hebben de EU en Jordanië overeenstemming bereikt over verdere flexibilisering
van de overeenkomst omdat deze niet naar verwachting functioneerde. Zo is de geografische
reikwijdte van de overeenkomst uitgebreid naar heel Jordanië, is de verhoging naar
25% Syrische vluchtelingen afgeschaft en wordt de regeling van toepassing voor alle
bedrijven in Jordanië zodra en zolang minimaal 60.000 actieve werkvergunningen voor
Syrische vluchtelingen worden afgegeven. Jordanië is vooralsnog het enige land waarmee
de EU conditionele versoepeling van oorsprongsregels overeen is gekomen.
De Global Concessional Finance Facility richt zich op middeninkomenslanden die grote
aantallen vluchtelingen op duurzame wijze opvangen in hun regio van herkomst. Tot
voorkort kwamen alleen Jordanië en Libanon in aanmerking, maar het afgelopen jaar
zijn ook Colombia een Ecuador toegelaten tot de landen waaraan deze faciliteit van
de Wereldbank zachte leningen kan verstrekken voor programma’s op het gebied van onderwijs,
wegenbouw, werkgelegenheid, energie, afvalwater en gezondheidszorg. Voor de programma’s
is tot op heden $ 526,3 miljoen aan ODA beschikbaar gesteld, wat $ 3,1 miljard aan
zachte leningen heeft opgeleverd. Nederland droeg tot op heden € 50 mln. bij voor
programma’s in Jordanië en Libanon en het afgelopen jaar € 3 mln. voor een programma
in Colombia.
22
Hoeveel draagt Nederland in 2020 in totaal bij aan organisaties van de Verenigde Naties
(VN)? Welk deel daarvan is vrijwillig? Kunt u een overzicht verschaffen in de vorm
van een tabel?
Antwoord:
Nederlandse uitgaven in 2020 aan VN-organisaties
ten laste van BZ – begroting
(op basis van begrote uitgaven in miljoen EUR)
Organisatie
vrijwillige bijdragen en thematisch geoormerkt
verplichte bijdrage
totaal
International Impartial and Independent Mechanism (IIIM)
1,00
1,00
International Organisation for Migration (IOM)
0,60
0,60
Office of the UN High Commissioner for Human Rights (OHCHR)
8,03
8,03
UN Development Programme (UNDP)
19,34
19,34
UN Educational, Scientific and Cultural Organisation (UNESCO)
0,13
0,13
UNICEF
0,30
0,30
UN Institute for Disarmament
0,40
0,40
VN Secretariaat
0,14
0,14
VN-vredesmissies
99,80
99,80
VN-algemeen
34,50
34,50
International Atomic Energy Agency (IAEA)
7,30
7,30
Totaal
29,93
141,60
171,53
23
Kunt u concreet, of anders bij benadering, aangeven welk bedrag indirect vanuit de
Nederlandse schatkist naar Turkije gaat in het kader van de «pre-accessiesteun» in
2020?
Antwoord:
De Commissie werkt de programmering voor 2020 nog uit. Deze zal waarschijnlijk in
2020 aan de lidstaten voorgelegd worden. Derhalve is er nog geen bedrag bekend. De
programmering voor 2019 zal waarschijnlijk dit najaar aan de lidstaten worden voorgelegd.
De onzekerheid over de cijfers voor 2019 en 2020 hangt samen met de interne besluitvorming
binnen de Commissie over de bedragen en programmering van pretoetredingssteun aan
Turkije.
Voor de laatst beschikbare cijfers verwijs ik u naar het de beantwoording van de vragen
bij het Jaarverslag Ministerie van Buitenlandse Zaken 2018 (35 200-V nr. 7).
24
Kunt u exact aangeven hoeveel pre-accessiesteun er de komende jaren vanuit de EU-begroting
naar Turkije gaat, en kunt u inmiddels aangeven welke Turkse instellingen en organisaties
de steun ontvangen?
Antwoord:
De programmering voor 2020 en voor de jaren erna is momenteel nog niet bekend. Vanaf
2021 zullen onder IPA III, de opvolger van de huidige IPA II-verordening onder de
aankomende EU-begroting, geen allocaties per land worden gereserveerd.
25
Hoeveel betalen Noorwegen en Zwitserland in 2020 naar verwachting aan de EU?
Antwoord:
Noorwegen en Zwitserland nemen deel aan de Europese Vrijhandelsassociatie, en Noorwegen
is daarnaast partij aan het EER-Verdrag (Europese Economische Ruimte (Engels: EEA).
Noorwegen zal naar verwachting in 2020 ongeveer € 391 miljoen bijdragen middels de
EEA Grants en Norway Grants, en ongeveer € 447 miljoen voor deelname aan EU-programma’s
zoals Erasmus+ en Horizon2020. De bijdrage van Zwitserland aan de cohesiefondsen en
de kosten voor deelname aan EU-programma’s in 2020 zijn momenteel nog niet bekend.
26
Hoeveel betaalden Noorwegen en Zwitserland in de periode 2000–2019 aan de EU?
Antwoord:
De bijdragen van Noorwegen en Zwitserland worden in principe per cyclus van de EU-begroting
berekend. In de periode 1999–2021 draagt Noorwegen ongeveer € 5,8 mld. bij via de
EEA Grants en Norway Grants. Zwitserland draagt sinds 2008 bij aan de cohesiefondsen
– de bijdrage voor de periode 2008–2018 bedroeg ongeveer € 1,2 miljard [De precieze
bijdragen van Zwitserland en Noorwegen voor deelname aan EU-programma’s en agentschappen
in deze periode zijn niet bekend]
27
Hoe staat het met de onderhandelingen tussen Zwitserland en de EU over een nieuw raamakkoord
ter vervanging van de bestaande verdragen, welke knelpunten zijn er en is er een oplossing
in zicht?
Antwoord:
Na vijf jaar onderhandelen is in december 2018 op technisch niveau overeenstemming
bereikt tussen de Europese Unie en Zwitserland over een institutioneel raamwerkakkoord,
dat de implementatie van bestaande bilaterale akkoorden tussen beide partijen stroomlijnt.
De Zwitserse regering ging op politiek niveau echter nog niet akkoord, maar startte
maatschappelijke consultaties. Op basis van deze consultaties verzocht de Zwitserse
regering in juni jl. verduidelijking op de volgende punten: 1) de voorzieningen inzake
staatssteun in het akkoord; 2) de juridische zekerheid inzake de bescherming van het
Zwitserse loonniveau; 3) de garantie dat het akkoord geen verplichtingen voor Zwitserland
met zich meebrengt voortvloeiend uit de EU-richtlijn over het recht van vrij verkeer
en verblijf op het grondgebied van de lidstaten, voor de burgers van de Unie en hun
familieleden (2004/38/EG). In reactie heeft de Commissie aangegeven bereid te zijn
nadere toelichting te verschaffen doch zonder het bestaande akkoord te wijzigen. Sindsdien
zijn er geen ontwikkelingen in de onderhandelingen geweest. Deze zullen naar verwachting
onder de nieuwe Commissie worden hervat, de Zwitsers zijn daarbij aan zet.
28
Klopt het dat de bezetting op de posten wordt gestuurd op fte's en niet op kosten?
Waarom?
Antwoord:
De formatie van het postennet dient als sturingsinstrument voor het personeelsbudget:
– de goedgekeurde formatie in fte’s bepaalt de hoogte van het budget;
– de post toetst bij het opstellen van het jaarplan of de formatie passend is voor de
te realiseren beleidsdoelstellingen;
– wijzigingsvoorstellen in de formatie worden beoordeeld op inhoud en in relatie tot
beschikbare financiële middelen geprioriteerd door de dossiervoerende regio- en themadirecties.
De formatie helpt op deze wijze bij het objectiveren van personele claims en het stellen
van prioriteiten en posterioriteiten. Uiteraard worden bij de vaststelling van de
personeelsbudgetten op de posten ook de loon- en koersontwikkelingen meegenomen.
29
Welke kosten zijn in 2018 en 2019 gemaakt ten behoeve van (leden van) het Koninklijk
Huis? En welk bedrag is hiervoor precies gereserveerd in de begroting van 2020?
Antwoord:
In de begroting van Buitenlandse Zaken zijn kosten opgenomen voor gelegenheden waarbij
het Staatshoofd ingezet wordt als representatief vertegenwoordiger van Nederland.
In 2018 is € 1,5 miljoen uitgegeven aan officiële gelegenheden, werkbezoeken en staatsbezoeken.
De raming voor 2019 is € 1,85 miljoen en in 2020 is € 2 miljoen gereserveerd voor
deze uitgaven.
30
Hoe is de subsidie voor Europa.nu opgebouwd? Wordt de subsidie voor Europa.nu aangepast?
Zo ja, op welke wijze?
Antwoord:
Europa.nu ontvangt momenteel geen subsidie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
31
Op welke veranderingen in de Trans-Atlantische relatie doelt u?
Antwoord:
De afgelopen periode is er een toename van onzekerheid en instabiliteit in de wereld.
Het belang van de Trans-Atlantische betrekkingen neemt daardoor verder toe. De uitdagingen
waar Nederland en de EU daardoor voor staan kunnen we niet oplossen zonder onze Trans-Atlantische
partners. Sinds het aantreden van President Trump is America First een leidend principe
geworden van het Amerikaanse buitenlandbeleid en is de opstelling transactioneler
geworden, waarbij de VS minder vanzelfsprekend deelneemt aan alle facetten van het
multilaterale stelsel. Dit vergt van Nederland een nog nadrukkelijker inzet op dialoog,
tegenspraak daar waar dat nodig is en het zoeken naar onderwerpen waar we samen met
onze VS-partners voortgang kunnen boeken.
32
Op welke manier steunt het kabinet en de Europese Unie de democratisering in Algerije,
Armenië en Ethiopië?
Antwoord:
In Algerije worden democratisering, mensenrechten, goed bestuur en het maatschappelijk
middenveld door Nederland bilateraal gesteund met behulp van het Shiraka-programma
en het Mensenrechtenfonds. Een voorbeeld van een lopend project betreft het trainen
van jonge leiders en activisten om netwerken en strategieën ten behoeve van burgerparticipatie
te ontwikkelen. In het kader van het Europees Nabuurschapsbeleid onderschrijven de
EU en Algerije het belang van het versterken van democratische beginselen en de rechtsstaat
in Algerije, waarbij de EU een ondersteunende rol heeft. Middels het Europees Nabuurschapsinstrument
wordt financieel bijgedragen aan de verbetering van het openbaar bestuur in Algerije.
Ook via Europese fondsen als het European Instrument for Democracy and Human Rights
(EIDHR) en het Instrument contributing to Stability and Peace (IcSP) wordt democratisering
in Algerije gesteund.
In Armenië ondersteunt Nederland, waar mogelijk, bilateraal en via de EU, de democratische
omslag na de «fluwelen revolutie» die in 2018 plaatsvond. Bilateraal zet Nederland
via Matra-middelen en het Mensenrechtenfonds in op bevordering van rechtsstatelijkheid
en mensenrechten (waaronder de rechten van minderheden). Ook behoort Armenië tot de
Nederlandse Kiesgroepen bij het IMF, de Wereldbank en de Europese Bank voor Reconstructie
en Ontwikkeling (EBRD) en ontvangt het land via het kiesgroepprogramma technische
assistentie vanuit het Ministerie van Financiën. Ook de EU ondersteunt het democratiseringsproces
in Armenië op verschillende manieren. In december 2018 verleende de Unie technische
en financiële assistentie ter voorbereiding van de parlementsverkiezingen. Ook heeft
de Unie in 2019 de financiële steun voor Armenië, binnen bestaande middelen, ongeveer
verdubbeld ten opzichte van 2017. De nadruk bij deze steun ligt op het versterken
van de justitie-sector, hervorming van het openbaar bestuur en de bevordering van
mensenrechten.
Tot slot werkt Nederland ook in Ethiopië, zowel bilateraal als via de EU, aan het
ondersteunen van het democratiseringsproces. Nederland biedt via het Netherlands Institute
of Multiparty Democracy (NIMD) capaciteitsopbouw aan het federale parlement, het parlement
van de regionale staat Oromia, de kiescommissie en oppositiepartijen in Ethiopië.
De EU voert regelmatig op hoog niveau een politieke dialoog met Ethiopië over het
democratiseringsproces, waarvoor de Hoge Vertegenwoordiger Mogherini begin dit jaar
nog een bezoek bracht aan Ethiopië. Ook is er vanuit verschillende EU-fondsen (o.a.EIDHR,
IcSP en Europees Ontwikkelingsfonds) financiële steun beschikbaar waarmee onder andere
wordt bijgedragen aan de bevordering van goed bestuur, mensenrechten, fundamentele
vrijheden en het tegengaan van corruptie.
33
Wat is de inzet van Nederland bij de EU-Trans-Atlantische Beleidsagenda?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag nr. 57.
34
Ten aanzien van welke uitdagingen laat de EU volgens u «onvermogen» zien en ontbreekt
het volgens u aan «een adequaat antwoord»?
Antwoord:
Vanwege de unanimiteitsregel in het Gemeenschappelijk Buitenland en Veiligheidsbeleid
is het de afgelopen jaren, door de opstelling van een of enkele lidstaten, lastig
gebleken tijdig een adequaat antwoord te formuleren op geopolitieke uitdagingen. Zo
duurt het soms maanden overeenstemming te bereiken over de aanname van EU-sanctieregimes,
of het plaatsen van personen en entiteiten op sanctielijsten. Ook is het niet altijd
mogelijk gebleken om in de Mensenrechtenraad een gezamenlijke EU-verklaring uit te
spreken over mensenrechtensituaties die de aandacht van de Mensenrechtenraad vragen.
Zoals het kabinet ook heeft aangegeven in het BNC-fiche over efficiëntere besluitvorming
in het GBVB (Kamerstuk 22–112, nr. 2714), staat het kabinet mede om die reden open
voor de introductie van gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming ten aanzien EU-standpunten
over mensenrechten in multilaterale fora, uitvoeringsaspecten van civiele missies
en sancties.
35
Wat bedoelt u met kansen voor «het verbeteren van internationaal onderwijs»? En is
er bewust voor gekozen om dit eerder te noemen dan de kansen voor reizigers wereldwijd,
wat een kerntaak is voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken?
Antwoord:
«De open economie van Nederland biedt kansen voor onder andere het bedrijfsleven,
het reizigersverkeer als ook het internationaal onderwijs. In de Kamerbrief van 6 september
2019 van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de effecten van internationalisering
op het hoger onderwijs geeft het kabinet aan de internationale dimensie van het hoger
onderwijs van grote waarde te achten voor de Nederlandse kenniseconomie, het onderwijs
en de wetenschap. Daarbij komt in de toekomst meer aandacht voor verlichting van de
druk op het hoger onderwijs en het bevorderen van de Nederlandse uitdrukkingsvaardigheid.
Zo kan internationalisering blijvend bijdragen aan de wetenschap en de Nederlandse
(kennis)economie.»
36
Wat verstaat u precies onder eigen belangen en waarden?
Antwoord:
De waarden en belangen van de EU zijn vastgelegd in artikel 2 en 3 van het Verdrag
betreffende de Europese Unie en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
Het betreft onder meer het belang van vrede, veiligheid, welvaart, democratie, internationale
rechtsorde, en sociale cohesie en fundamentele waarden en rechten als vrijheid en
respect voor mensenrechten.
37
Geldt niet voor alle landen dat zij gebaat zijn met een op regels gebaseerde en goed
functionerende multilaterale wereldorde? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
Voor Nederland als relatief klein land is een goed functionerende multilaterale wereldorde
extra van belang. Via het gezamenlijk optrekken met andere landen kan Nederland internationaal
een sterkere vuist maken dan alleen. Nederland is ervan overtuigd dat het maken van
gezamenlijke internationale afspraken en de implementatie daarvan via multilaterale
instellingen de meest effectieve manier is om wereldwijde uitdagingen aan te pakken.
Ieder land maakt hierin zijn eigen, soevereine afwegingen.
38
In hoeverre zijn conflicten in uw visie beheersbaar? En wat verstaat u daar dan onder?
Antwoord:
De mate waarin een conflict beheersbaar is, hangt per definitie af van de aard van
het conflict en de belangen van de verschillende partijen die daarbij betrokken zijn.
Het beschermen van Nederlandse belangen en van de internationale rechtsorde zijn voor
Nederland het uitgangspunten voor het beheersen van conflicten, waarbij in eerste
instantie een einde van gewelddadigheden moet worden gezocht en het uiteindelijk doel
een vreedzame en duurzame politieke oplossing tussen de betrokken partijen is. Hierin
staan de belangen van burgers en het beschermen van mensenrechten en het humanitair
oorlogsrecht centraal.
39
Wat is de gewenste uitkomst van een conflict? En vanuit welk perspectief?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag nr. 38.
40
Kunt u een overzicht geven van de bestaande EU-sancties tegen Syrië en tot wanneer
deze gelden?
Antwoord:
In reactie op het gewelddadig neerslaan van vreedzame demonstraties door het Syrische
regime heeft de EU sinds voorjaar 2011 sancties ingesteld tegen Syrië. Deze sancties
zijn in de loop der jaren steeds verder uitgebreid.
Het huidige sanctiepakket omvat onder meer persoonsgerichte sancties (inreisverbod
en tegoedenbevriezing) tegen 269 personen en 69 entiteiten, een embargo voor ruwe
olie en vliegtuigbrandstof, een bevriezing van tegoeden van de Syrische centrale bank,
exportbeperkingen op apparatuur en technologie die ingezet kan worden voor interne
repressie en IT-surveillance, en een verbod op bepaalde investeringen in Syrië. Een
volledig, officieel overzicht kan worden teruggevonden in het Raadsbesluit 2013/255/GBVB,
als aangepast door opvolgende besluiten.
Deze sanctiemaatregelen zijn van kracht tot en met 1 juni 2020. Voor die tijd zal
de Raad van de Europese Unie een besluit over verlenging van de maatregelen moeten
nemen.
Tevens heeft de EU een thematisch sanctieregime ingesteld inzake chemische wapens.
Onder dit sanctieregime zijn sancties ingesteld tegen enkele personen alsook een onderzoeksinstituut
vanwege betrokkenheid bij het Syrische chemischewapensprogramma. Dit sanctieregime
is onlangs verlengd tot en met 16 oktober 2020.
41
Wat zijn de gevolgen van de sancties tegen Syrië en hoe dragen deze bij aan de gewenste
politieke oplossing?
Antwoord:
De enige duurzame oplossing voor het Syrische conflict is een inclusieve, politieke
oplossing. Het Syrische regime moet onder druk worden gezet om zich hier constructief
in op te stellen. Nederland, als ook EU, zijn daarom tegen normalisatie onder huidige
omstandigheden en stellen wederopbouwsteun voorwaardelijk aan een politieke transitie.
Continuering van sancties in EU-verband, in combinatie met VN en VS-sancties, is een
additioneel drukmiddel op het Syrische regime.
42
Hoeveel miljard euro is naar schatting nodig voorwederopbouw in Syrië?
Antwoord:
De Wereldbank schat dat er $ 400 miljard nodig is voor de wederopbouw van Syrië.
43
Hoe is het mogelijk dat «gerichte sancties» toch hulpverlening door ngo’s aan Syrië
bemoeilijken? Wat wordt hiertegen gedaan?
Antwoord:
Juist vanwege het belang van de voortzetting van humanitaire hulp kennen de meeste
sanctieregimes uitzonderingen voor humanitaire doeleinden. Ook voor het sanctieregime
tegen Syrië bestaan er, daar waar deze maatregelen humanitaire hulp belemmeren, uitzonderingen
en mogelijkheden tot verlenging van ontheffingen. Desondanks ervaren hulporganisaties
problemen bij de uitvoering, onder meer rondom het overmaken van humanitaire financiering
en import van hulpgoederen.
Financiële instellingen maken een eigen risicoafweging omtrent het al dan niet uitvoeren
van transacties. Financiële instellingen kunnen weigeren een transactie uit te voeren
wanneer regelgeving dit vereist maar ook wanneer financiële instellingen zelf de risico’s
te hoog achten. Hierbij kunnen zij verschillende aspecten laten meewegen, waaronder
het risico op (indirecte) sanctieovertredingen, (indirecte) financiering van terrorisme
of witwassen.
Daarnaast is gebrek aan kennis bij financiële instellingen en humanitaire organisaties
over sanctieregimes een bron van problemen. Om dit te ondervangen hebben EDEO en de
Europese Commissie zgn. guidance notes opgesteld.
Voorop moet worden gesteld dat de grootste obstakels voor het adequaat leveren van
humanitaire hulp worden opgeworpen door het Syrische regime. Gebrek aan duurzame humanitaire
toegang en (gerichte) aanvallen op hulpverleners is een constante uitdaging voor de
humanitaire gemeenschap in Syrië.
Het kabinet maakt zich grote zorgen over het gebrek aan toegang van humanitaire hulpverlening
tot slachtoffers in Syrië en pleit in vele internationale fora tot verbetering hiervan.
Zoals gezegd wordt hier in de eerste plaats het Syrische regime aangesproken op haar
verantwoordelijkheid. Maar daarnaast wordt ook gewerkt aan de complicaties die sanctieregimes
opwerpen. Samen met de Europese Commissie, EDEO, verschillende donoren, financiële
instellingen en humanitaire organisaties neemt NL deel aan een dialoog over humanitaire
transacties naar en binnen Syrië. Ook organiseren de Ministeries van Buitenlandse
Zaken en Financiën samen met de ngo Human Security Collective regelmatig rondetafelbijeenkomsten
met vertegenwoordigers uit de ngo-sector en de bankensector om deze problematiek aan
te pakken.
44
Wat is de Nederlandse positie ten opzichte van bijdragen aan wederopbouw in Syrië?
Is dit voorwaardelijk gemaakt aan het vertrek van president Assad?
Antwoord:
Nederland houdt vast aan de lijn dat er geen wederopbouwsteun naar Syrië gaat zonder
dat er sprake is van politieke transitie. De rol van Assad in een politieke transitie
is niet aan Nederland om te bepalen maar dient de uitkomst te zijn van een inclusief
politiek proces.
45
Is het mede een gevolg van tegen Syrië ingestelde sancties dat er medische tekorten
zijn in dat land?
Antwoord:
De EU-sancties tegen Syrië kennen geen maatregelen op het gebied van medische zaken,
en daar waar andere maatregelen invloed zouden kunnen hebben op levering van medische
zaken, zijn uitzonderingen voorzien.
Medische hulpverlening in de context van een gewapend conflict geniet speciale bescherming
in het humanitair oorlogsrecht. Nederland zet zich in internationaal verband ervoor
in dat sanctieregimes strikt in lijn met internationaal recht worden opgesteld. Hindernissen
die humanitaire organisaties ervaren komen veelal voor bij de implementatie van sancties.
In internationaal en nationaal verband zoekt Nederland naar oplossingen voor deze
hindernissen.
Voor verdere toelichting verwijs ik u naar vraag 43.
46
Hoe kansrijk acht u een twee-staten oplossing voor het Midden-Oosten Vredesproces?
Antwoord:
De twee-statenoplossing is in 2019 verder uit het zicht geraakt en er is geen perspectief
op spoedige hervatting van onderhandelingen. Beide partijen nemen evenmin zelfstandig
stappen die de twee-statenoplossing dichterbij brengen. Het uitblijven van Palestijnse
verzoening, de voortdurende uitbreiding van nederzettingen en retoriek over annexatie
van delen van de Westelijke Jordaanoever maken de twee-statenoplossing steeds moeilijker
en leiden de Israëliërs en Palestijnen naar een een-staat realiteit, die geen duurzame
oplossing biedt voor het conflict en de aspiraties van beide partijen. De huidige
realiteit biedt Israëliërs noch Palestijnen de veiligheid die ze zoeken, zoals blijkt
door de beschietingen uit Gaza op Israël, aanslagen op de Westelijke Jordaanoever,
maar ook het geweld door settlers en het hoge aantal slachtoffers bij de wekelijkse
demonstraties in Gaza. Daarom blijft het kabinet zich inzetten voor de twee-statenoplossing
en partijen aanspreken op hun inzet om deze mogelijk te maken.
47
In welke landen zijn Nederlandse ambassades niet proactief aanwezig bij rechtszaken
tegen mensenrechtenverdedigers?
Antwoord:
Nederlandse ambassades over de hele wereld wonen rechtszaken tegen mensenrechtenverdedigers
bij. Voorbeelden zijn onder meer onze aanwezigheid vorig jaar bij zaken in Turkije,
Egypte, Saudi-Arabië, China, Myanmar, Rusland, Thailand en Zimbabwe. Per casus wordt
bekeken wat mogelijke risico’s zijn en of er voldoende capaciteit is. In diverse landen
bekijken Nederlandse ambassades samen met andere EU-lidstaten per rechtszaak welke
ambassade het beste aanwezig kan zijn. Er zijn geen landen waar Nederland aangeeft
per definitie niet aanwezig te zijn bij rechtszaken tegen mensenrechtenverdedigers.
In niet alle landen worden Nederlandse diplomaten toegelaten om een rechtszaak bij
te wonen. In 2018 lukte dit bijvoorbeeld niet in Iran en Vietnam.
48
Kunt u voorbeelden geven van noodzakelijk punitief en preventief handelen?
Antwoord:
Een voorbeeld van preventief handelen is het VN-en EU-sanctie instrumentarium dat
gericht is op het doen veranderen van ongewenst gedrag van personen, bedrijven, organisaties
of landen. Hiervan zijn verschillende voorbeelden te noemen, zoals het brede pakket
aan sanctiemaatregelen die zijn opgelegd aan Noord-Korea, persoonsgerichte sancties
die onder andere zijn ingesteld tegen leden van de Venezolaanse veiligheids- en inlichtingendiensten
en tegen mensenhandelaren- en smokkelaars onder het Libië sanctieregime, en het EU-wapenembargo
jegens Myanmar en eveneens Venezuela. Van deze maatregelen gaat een krachtig politiek
signaal uit, waarbij de maatregelen gericht tegen personen door de geadresseerde als
zeer onaangenaam (en punitief) ervaren kunnen worden.
49
Vallen onder punitief en preventief handelen ook aanvallen dan wel verdediging in
het cyberdomein?
Antwoord:
Zoals vervat in de Nederlandse Cybersecurity Agenda, zet Nederland in op het beschikken
over capaciteiten en instrumenten om digitale aanvallen op onze nationale belangen
te kunnen afweren, te ontmoedigen en – in het uiterste geval – proportioneel te kunnen
vergelden.
50
Waaruit bestaat de Nederlandse inzet die zich om terrorisme zoveel mogelijk te voorkomen
dan wel te verminderen?
Antwoord:
Het gaat om vermindering en preventie in het buitenland («aan de bron»), met de Nederlandse
nationale aanpak («whole of government & society approach») als bron van inspiratie,
ervaring en kennis. In de eerste plaats houdt dat in de oorzaken («drivers») van extremisme
en terrorisme, uiteenlopend van extremistische en terroristische groeperingen («pull»)
tot grondoorzaken («push») goed te begrijpen en de ontwikkelingen op dit gebied goed
te blijven volgen. Vervolgens gaat het er om, in de specifieke context van het buitenland,
een aanpak te helpen ontwikkelen, op zowel bilateraal, Europees als multilateraal
niveau, samen met relevante partners in de nationale veiligheidsketen. Rode draad
daarin is het vinden van een juiste balans tussen verminderen (bestrijden) en voorkomen
(preventie).
51
Welke stappen heeft Israël gezet richting het tegengaan van straffeloosheid voor de
verantwoordelijken voor de meer dan tweehonderd doden en tienduizenden gewonden aan
de grens met Gaza vorig jaar? Hoeveel militairen zijn hiervoor inmiddels veroordeeld?
Antwoord:
Het staande beleid van de Military Advocate General (MAG) is dat deze gedurende lopende
onderzoeken geen berichtgeving naar buiten brengt over specifieke zaken. Sinds de
beantwoording van de Kamervragen van het lid Sjoerdsma d.d. 25 september 2019 met
kenmerk 2019D36758 zijn er geen nieuwe ontwikkelingen te melden over strafrechtelijke onderzoeken of
de eigen onderzoeken van het Israëlische leger incidenten door de inzet van het «Fact
Finding Mechanism».
52
Kan het kabinet bevestigen en waarborgen dat personen en bedrijven gevestigd in Israëlische
nederzettingen niet profiteren van voorzieningen in het kader van de zogenaamde Overeenkomst
tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Staat Israël tot het vermijden van dubbele
belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen
naar het inkomen en naar het vermogen(1974)? Hoe definieert het kabinet het territoriaal
bereik van deze bijeenkomst? (Bron: https://wetten.overheid.nl/BWBV0003781/1996-07-26)
Antwoord:
De territoriale gelding van het belastingverdrag met Israël (1974) is voor wat betreft
Israël gedefinieerd als «de Staat Israël en het onder de zee gelegen deel van de zeebodem
en ondergrond waarop de Staat Israël in overeenstemming met het internationale recht
soevereine rechten heeft». Gelet op het Nederlandse standpunt dat Israël geen soevereiniteit
heeft over de gebieden die het sinds 1967 bezet (Gazastrook, Westelijke Jordaanoever
met inbegrip van Oost-Jeruzalem, Golanhoogte) en deze gebieden naar Nederlands inzicht
dus ook niet tot het grondgebied van de «Staat Israël» behoren, betekent dit dat het
verdrag slechts binnen Israël op basis van de internationaal erkende grenzen van het
land geldt en niet van toepassing is op personen en bedrijven gevestigd in Israëlische
nederzettingen. Het kabinet heeft zijn standpunt ten aanzien van de territoriale gelding
van het belastingverdrag met Israël al bij eerdere gelegenheid kenbaar gemaakt. Zie
Kamerbrief d.d. 8 december 2015, Kamerstuk 23 432, nr. 417. In een Kamerbrief van 19 september 2018 naar aanleiding van de motie Kuzu heeft
het kabinet opnieuw bevestigd dat alle bilaterale verdragen tussen Nederland en Israël
alleen binnen Israël op basis van de grenzen van 1967 gelden. Zie Kamerstuk 23 432, nr. 471.
53
Kan het kabinet bevestigen en waarborgen dat bedrijven, instellingen en activiteiten
in Israëlische nederzettingen niet profiteren van voorzieningen in het kader van de
zogenaamde Agreement on scientific and technological cooperation in the field of agricultural
research tussen Nederland en de Staat Israël (1992)? Hoe definieert het kabinet het territoriaal
bereik van deze bijeenkomst? (Bron: https://treaties.un.org/doc/Publication/UNTS/Volume%201712/volume-1712-…)
Antwoord:
De betreffende afspraak bevat geen specifieke bepaling ten aanzien van de territoriale
gelding ervan. Gelet op het Nederlandse standpunt dat Israël geen soevereiniteit heeft
over de gebieden die het sinds 1967 bezet (Gazastrook, Westelijke Jordaanoever met
inbegrip van Oost-Jeruzalem, Golanhoogte) en deze gebieden naar Nederlands inzicht
dus ook niet tot het grondgebied van de «Staat Israël» behoren, betekent dit dat deze
afspraak slechts binnen Israël op basis van de internationaal erkende grenzen van
het land geldt en niet van toepassing is in Israëlische nederzettingen.
Het kabinet wijst er overigens op dat de betreffende afspraak uit 1993 is aangegaan
voor een looptijd van zeven jaar.
54
Welke (recente) inzet van machtsmiddelen beschouwt u als het beste voorbeeld van een
«krachtig politiek signaal»?
Antwoord:
Een goed voorbeeld is de recente veroordeling door Nederland en de EU van de militaire
acties van Turkije in Noordoost-Syrië en de afspraak tot strikte interpretatie van
criterium 4 van het Gemeenschappelijk Standpunt tot vaststelling van gemeenschappelijke
voorschriften voor de controle op de uitvoer van militaire goederen en technologie
(2008/944/GBVB). De EU-lidstaten hebben zich daarmee gecommitteerd aan het de facto
opschorten van alle verzoeken voor wapenleveranties naar Turkije, waarvan het risico
bestaat dat ze ingezet kunnen worden in de strijd in Noordoost-Syrië.
Ook de op 27 september 2019 door de Raad van de Europese Unie afgekondigde sancties
tegen zeven leden van de Venezolaanse veiligheids- en inlichtingendiensten, zijn hiervan
een recent voorbeeld. De aan de lijst toegevoegde personen zijn betrokken bij foltering
en andere ernstige schendingen van de mensenrechten. Met het besluit gelden nu voor
in totaal 25 personen een reisverbod en tegoedenbevriezing.
Ook de maatregelen die Nederland in VNVR-kader heeft weten te bewerkstellingen tegen
mensenhandelaren en -smokkelaars beschouwt het kabinet als een «krachtig politiek
signaal».
55
Welke concrete acties vloeien er voort uit het Planetary Security Initiative?
Antwoord:
Zoals aangegeven in de Kamerbrief inzet Planetary Security van 11 februari 2019 (Kamerstuk
31 793, nr 184) en de Kamerbrief Verslag Planetary Security Conferentie van 13 maart 2019 (Kamerstuk
31 793, nr 187) heeft het Planetary Security Initiative bijgedragen aan de ontwikkeling van kennis,
het voorspellend vermogen en interventiestrategieën om klimaat-gerelateerde veiligheidsrisico's
tijdig te identificeren en te mitigeren.
Er zijn nieuwe initiatieven en netwerken gecreëerd. Een voorbeeld hiervan is het door
Nederland gesteunde Water, Peace and Security Partnership, dat nieuwe instrumenten
en methoden ontwikkelt om tijdig water-gerelateerde conflicten en instabiliteit te
identificeren en te adresseren. Een ander voorbeeld is de «International Military
Council on Climate and Security». Dit initiatief van enkele denktanks, gelanceerd
tijdens de laatste Planetary Security Conferentie, beoogt onder anderen militairen
van over de hele wereld bijeen te brengen met het doel beleidsvorming, communicatie
en coördinatie op het gebied van klimaat en veiligheid te bespoedigen. Zie verder
het antwoord op vraag 56.
56
Wordt er opvolging gegeven aan het Planetary Security Initiative?
Antwoord:
Zoals aangegeven in de eerder genoemde Kamerbrief inzet Planetary Security van 11 februari
2019 (Kamerstuk 31 793, nr 184) en de Kamerbrief Verslag Planetary Security Conferentie van 13 maart 2019 (Kamerstuk
31 793, nr 187), zal het kabinet via multilaterale fora, eigen activiteiten en ondersteuning van
kennisopbouw actief blijven bijdragen aan het verminderen van klimaat-gerelateerde
veiligheidsrisico’s. Zo heeft Nederland dit jaar in EU-verband aandacht gevraagd voor
de relatie tussen klimaatverandering, water en veiligheid. De Raadsconclusies over
klimaatdiplomatie van 18 februari 2019 (nr. 6153/19) verwijzen specifiek naar het
Planetary Security Initiative en het belang van een veiligheidsperspectief om de destabiliserende
effecten van klimaatverandering te verlichten. Binnen de ontwikkelingssamenwerking
is aandacht voor de relaties tussen klimaat en veiligheid in uiteenlopende programma’s
en activiteiten. In het bijzonder het in antwoord 55 genoemde Water, Peace and Security
Partnership, het door de FAO uitgevoerde «Food and Nutrition Security Resilience Programme»
in Somalië, Sudan en Zuid-Sudan en bijvoorbeeld het door Nederland gesteunde Wereldbank-programma
«Cooperation in International Waters in Africa» hebben expliciete aandacht voor de
relaties tussen klimaat en conflict. De verdere ondersteuning van kennisopbouw op
het gebied van Planetary Security wordt op dit moment nader uitgewerkt. Een besluit
over de precieze vormgeving hiervan zal in de komende tijd worden genomen.
57
Wat is de inzet van Nederland bij de EU-VS Beleidsagenda?
Antwoord:
Nederland zal in 2020 inzetten op een verdieping van de samenwerking tussen de EU
en VS. De EU en de VS maken deel uit van dezelfde waardengemeenschap en inhoudelijke
analyses over bestaande en opkomende bedreigingen komen vaak in grote lijnen overeen.
Nederland zal zich inspannen deze gelijkgezindheid in concrete samenwerking te vertalen.
Nederland zal hiervoor pleiten en aan bijdragen, zowel in EU-verband als in contacten
met VS-counterparts.
En daar waar de EU en de VS van mening verschillen, moet er ruimte zijn om over deze
verschillen te spreken.
58
Hoe omvangrijk was de fraude bij de recente verkiezing in Afghanistan? Geeft de verkiezingsuitslag
een getrouw beeld?
Antwoord:
De officiële, definitieve uitslag van de Presidentsverkiezingen in Afghanistan wordt
op 7 november verwacht. Het is nu te vroeg om uitspraken te doen over de uitslag of
het verloop van het verkiezingsproces.
59
Hecht de regering belang aan het bijdragen aan 3D-missies of aan 3D-bijdragen aan
missies?
Antwoord:
Het kabinet onderschrijft het belang van de geïntegreerde benadering. Een dergelijke
aanpak is nodig om de complexiteit en de intensiteit van de huidige uitdagingen op
veiligheidsgebied aan te pakken. Hiervoor is een gecoordineerde inzet van verschillende
instrumenten (diplomatie, ontwikkelingssamenwerking, defensie, politie en justitie)
nodig. Deze intensieve samenwerking vindt plaats op het gebied van crisisbeheersing
en stabilisatie, onder andere in civiele en militaire missies op het gebied van conflictpreventie
en het bevorderen van duurzame vrede.
60
Hoe is de human security-benadering vertaald in het eigen veiligheidsbeleid? Waar in de pijlers Voorkomen,
Verdedigen en Versterken valt deze benadering terug te lezen? Welke departementen
zijn daarbij betrokken en met welke activiteiten?
Antwoord:
In het Nederlandse buitenland- en veiligheidsbeleid, alsook het buitenlandse handel
en OS-beleid, is human security een belangrijk uitgangspunt. In deze benadering staan
de belangen van burgers, duurzame en inclusieve vredesopbouw en het beschermen van
mensenrechten centraal. Het ontbreken daarvan is een van de belangrijkste oorzaken
van onveiligheid en instabiliteit. De Nederlands inzet is daarbij in het bijzonder
gericht op het voorkomen van conflicten en het versterken van de internationale rechtsorde
en duurzame vrede.
Nederland draagt hieraan onder andere bij door deelname aan vredesmissies en crisisbeersingsoperaties
op een geïntegreerde wijze, waarbij diplomatieke activiteiten, defensie en justitie-
en politie-inspanningen en ontwikkelingssamenwerking, zoveel mogelijk in onderlinge
afstemming worden ingezet. Het gaat daarbij tevens om inzet via lokale, internationale
en multilaterale partnerorganisaties op het gebied van onde meer rechtsstaatopbouw,
veiligheidshervormingen, conflictbemiddeling en humanitaire ontmijning.
61
Wat zijn de ambities van Nederland met betrekking tot samenwerking op het gebied van
klimaat met India?
Antwoord:
Nederland zet zich wereldwijd in om samenwerking op het gebied van klimaat te versterken.
Graag verwijs ik u naar de brief investering klimaatdiplomatie van 13 september jl.
[BZDOC-1806881966–74].
Bijna vier jaar na het bereiken van het akkoord in Parijs is de door de wetenschap
onderbouwde urgentie van het nemen van klimaatactie groter dan ooit. Nederland en
India hebben zich daarom aan de nodige nationale maatregelen gecommitteerd, net als
vele andere landen.
De kabinetsinzet voor klimaatsamenwerking in India verloopt middels bilaterale en
multilaterale kanalen en langs verscheidene sectoren en thema’s. Tijdens het uitgaande
staatsbezoek naar India heeft Nederland de noodzaak van meer klimaatambitie en -actie
in de bilaterale politieke dialoog aan de orde gesteld. Hierbij is actief gezocht
naar verdere concrete samenwerking waarbij Nederlandse kennis en kunde van toegevoegde
waarde is. Blijvende inzet op een groen groeipad voor India blijft noodzakelijk.
Voor het terugdringen van emissies (mitigatie) is vooral de energietransitie in India
van belang. Volgens het World Investment Report van de International Energy Agency
(IEA) investeert India voor het vierde jaar op rij meer in hernieuwbare dan in fossiele
elektriciteitsopwekking. De Indiase premier Modi kondigde tijdens de klimaattop van
de VN op 23 september jl. aan dat India de hernieuwbare energiedoelstellingen zelfs
nog verder opschroeft naar 450 GW in 2022. Ter vergelijking: NL heeft 160 GW nodig
om volledig te elektrificeren. India is op het gebied van hernieuwbare energie, met
name wind- en zonne-energie, daarom een prioriteitsland voor Nederlandse handel. Ook
met FMO steunt Nederland schone energieprogramma’s in India, met een portfolio van
ca. 300 miljoen.
Daarnaast is Nederland in India actief op het gebied van klimaatadaptatie, bijvoorbeeld
in de Clean Ganga Flagship Mission van premier Modi, een ambitieus programma om de
Ganges rivier schoon te maken, en met duurzame en circulaire landbouw.
Multilaterale banken spelen een centrale rol in de architectuur voor financiering
van klimaatactie, met name in ontwikkelingslanden en opkomende markten, zoals India.
Nederland vraagt de multilaterale banken dan ook om hun financiering van klimaatprojecten
in partnerlanden verder uit te breiden en klimaat prominent op te nemen bij de landendialogen
en nieuwe landenstrategieën. Nederland draagt als donor via de Wereldbank bij aan
hernieuwbare energieprojecten in India en vraagt de Wereldbank steun aan nieuwe fossiele
infrastructuur in India af te bouwen.
Ook in EU-India verband wordt hard gewerkt aan klimaatactie. De energie-dialoog tussen
de EU en India stamt uit 2005 en in 2016 sloten beide partijen een Joint Declaration
on Clean Energy and Climate Partnership. Deze declaratie bevat ook de intentie om
samen te werken in de context van de Montréal Protocol, het internationale akkoord
dat broeikasgassen die de ozonlaag aantasten adresseert. In EU-verband is de politieke
dialoog geïntensiveerd voor de indiening van de vernieuwde Indiase klimaatplannen
(Nationally Determined Contribution, NDC) bij de VN in 2020, om te stimuleren dat
die een zo hoog mogelijk ambitieniveau bevat. India en de EU werken samen aan transparantie
en accountability van de klimaatplannen en om India weerbaarder te maken tegen de
negatieve effecten van klimaatverandering.
62
Welke rol vervullen onze ambassades in het tegengaan van klimaatverandering?
Antwoord:
De ambassades zijn een essentieel onderdeel van de bilaterale klimaatdiplomatie (zie
Kamerbrief d.d. 13 september jl., Kamerstuk 31 793, 189). Zij rapporteren over beleidswijzigingen en andere belangrijke ontwikkelingen in
het ressort van de post; voeren dialogen over klimaat met overheid, maatschappelijk
middenveld en kennisinstellingen; identificeren samenwerkingsmogelijkheden en geven
deze vorm; signaleren kansen voor het Nederlandse bedrijfsleven op het gebied van
klimaatadaptatie en -mitigatie.
Diverse posten beheren voorts portefeuilles op het gebied van ontwikkelingssamenwerking,
waarbij zij zich inspannen hun programma’s klimaat-slim te maken (met name waar het
gaat om water en voedselzekerheid). Ook spelen deze posten een rol bij de monitoring
van centraal gefinancierde OS-programma’s, bijvoorbeeld op het gebied van de energietransitie,
de toegang tot hernieuwbare energie en de strijd tegen ontbossing en landdegradatie,
al dan niet gefinancierd via multilaterale ontwikkelingsbanken. Een aantal PV’s (VN
New York, EU Brussel, OESO Parijs) en ambassade Washington spelen eveneens een belangrijke
rol bij de bevordering van vergroening van portefeuilles en beleidscoherentie.
63
Kunt u een overzicht geven van de bestaande EU-sancties tegen Rusland en aangeven
tot wanneer deze gelden?
Antwoord:
In reactie op het Russische, destabiliserende optreden in Oekraïne heeft de Europese
Unie verschillende sanctiemaatregelen ingevoerd:
– Persoonsgerichte sancties tegen personen die betrokken zijn bij bedreiging of ondermijning
van de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne.
Op dit moment staan er 170 personen en 44 entiteiten op deze sanctielijst en tegen
deze personen zijn een tegoedenbevriezing en een inreisverbod van kracht. Deze sancties
zijn van kracht tot 15 maart 2020.
– Kapitaalmarktrestricties, wapenembargo, exportrestricties «dual-use» goederen en exportbeperkingen
ten aanzien van de olie- en gassectoren in Rusland. Deze sectorale sancties zijn van
kracht tot 31 januari 2020.
Als onderdeel van het niet-erkenningsbeleid van de EU van de Russische annexatie van
de Krim, geldt er bovendien een volledig importverbod van en een uitgebreid exportverbod
naar de Krim. Dit is van kracht tot 23 juni 2020.
De Raad moet voor de verloopdatum van de hierboven genoemde sanctiepakketten een besluit
tot verlenging nemen.
Tevens is «no business as usual»-beleid van kracht in de relatie EU-Rusland en zijn
EU-Rusland toppen opgeschort.
64
Wat is het doel en wat zijn de effecten van de EU-sancties tegen Rusland? In welke
mate dragen sancties tegen Rusland bij aan het behalen van gestelde doelen?
Antwoord:
In reactie op het destabiliserende optreden van Rusland in Oekraïne is een breed scala
aan maatregelen genomen, waar de sancties onderdeel van zijn. Ook hebben andere landen,
zoals de VS, sancties ingesteld tegen Rusland. Sinds het instellen van de eerste sancties
in 2014 is de situatie in het oosten van Oekraïne aan verandering onderhevig en zijn
de Minsk akkoorden gesloten. Het «Vienna Institute for International Economic Studies»
heeft in februari 2019 becijferd dat door de Westerse sancties Rusland tussen de 0,5%
en 1% BNP-groei is misgelopen.
65
Wat is er nodig om een begin te maken met het terugbrengen van sancties tegen Rusland?
Antwoord:
Sinds 2014 heeft de EU meerdere malen het sanctie-instrument aangaande Rusland ingezet
als drukmiddel. Hierbij geldt specifiek voor de sectorale maatregelen tegen Rusland
dat de Europese Raad deze expliciet heeft gekoppeld aan de voortgang op implementatie
van de Minsk akkoorden. Aangezien het kabinet concludeert dat er nog steeds geen sprake
is van volledige implementatie van de Minsk-akkoorden en Rusland volhardt in de illegale
annexatie van de Krim, ziet het kabinet vooralsnog geen reden de bestaande sanctieregimes
te herzien en blijft zich in EU-verband sterk maken voor verlenging hiervan.
66
Welke mogelijkheden tot samenwerking met India op het gebied van internationale veiligheid
ziet u op dit moment?
Antwoord:
India is een regionale grootmacht in opkomst en een belangrijke multilaterale partner
in het bevorderen internationale rechtsorde op dossiers als veiligheid, vrijhandel
en klimaat. Er zijn mogelijkheden voor nauwere samenwerking op onder andere het terrein
van terrorismebestrijding, cyber en maritieme veiligheid.
67
Op het departement houden ambtenaren zich thans bezig met het vroegtijdig identificeren
van conflictrisico’s onder de noemer «Early Warning & Early Action»; welke preventieve
actie hebt u al als gevolg van de identificaties van deze medewerkers in gang gezet?
Kunt u hier één of meerdere voorbeelden van geven?
Antwoord:
Als gevolg van de Nederlandse Early Warning/Early Action inzet is onder andere geïnvesteerd
in het versterken en hervormen van grensbewaking en de veiligheidssector in de MENA-regio;
zijn vrije en vreedzame verkiezingen in centraal Afrika ondersteund; is een bijdrage
geleverd aan vreedzame en inclusieve politieke en maatschappelijke hervormingen in
de Hoorn van Afrika; en is geïnvesteerd in het mitigeren van grondoorzaken van conflict
zoals de druk die bevolkingsgroei en de youth bulge op samenlevingen legt in bijvoorbeeld
Noord-Afrika.
Omdat geen enkele staat in zijn eentje een gewelddadig conflict kan voorkomen, investeert
Nederland tevens gericht in internationale samenwerking voor conflictpreventie. In
o.a. de EU, VN en binnen Internationale Financiële Instellingen en met bilaterale
like-minded partners maakt Nederland zich sterk voor een meer geïntegreerde en effectievere
conflictpreventie-aanpak. Dit betreft zowel internationale beleidsvorming als inzet
op specifieke landen waar significante conflictrisico’s zijn geïdentificeerd. Concreet
betekent dit bijvoorbeeld uitwisseling van early warning analyses, bevorderen van
de ontwikkeling van een gezamenlijke visie en aanpak voor conflictpreventie in specifieke
landen of regio’s, en het aanjagen van innovatie om een grotere impact te bereiken
met Early Warning & Early Action. Samen met Duitsland is Nederland voortrekker in
EU-verband door oprichting en voorzitterschap van het EU Early Warning & Early Action
Forum dat een belangrijk instrument is om Europese samenwerking op conflictpreventie
te bevorderen.
68
Hoeveel namen staan nu op de sanctielijsten als gevolg van het nieuwe Europese Cyber-sanctieregime?
Antwoord:
Het betreft vooralsnog een lege lijst. In mei 2019 is dit regime, mede op initiatief
van Nederland, tot stand gekomen. Nederland is vanzelfsprekend groot voorstander van
de ingebruikname van het regime door het plaatsen van personen of entiteiten verantwoordelijk
voor cyberaanvallen op de lijst en pleit hier momenteel in EU-verband actief voor.
Er is echter unanimiteit nodig om mensen of instellingen op die lijst te plaatsen.
69
Wat bedoelt u met de zinsnede «Het bevorderen van mensenrechten is ook in ons eigen
belang»? Is het naleven van mensenrechten niet iets waar landen zichzelf toe verplicht
hebben?
Antwoord:
De bescherming en bevordering van mensenrechten is een plicht van alle VN-lidstaten
met als basis de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Onze inzet voor
mensenrechten vloeit voort uit de volle overtuiging dat de naleving ervan leidt tot
een stabieler en welvarender wereld. Mensenrechten zijn het fundament van menselijke
waardigheid en vrijheid, en staan aan de basis van open en vrije samenlevingen overal
ter wereld.
Om die reden is het bevorderen van mensenrechten ook in ons eigen belang, omdat een
democratische rechtsstaat de beste voedingsbodem is voor welvaart, stabiliteit, groei
en ontwikkeling. Dat heeft ook positieve gevolgen voor Nederland.
70
Op welke wijze wilt u legale routes beter benutten?
Antwoord:
Het merendeel van de migratie naar Nederland vindt plaats op reguliere grondslag.
Volgens cijfers van de IND kwam driekwart van de mensen die naar Nederland reisden
voor studie, werk en gezinshereniging. Conform de integrale migratieagenda1 – waar uw Kamer op 14 oktober de voorgangsbrief Integrale Migratieagenda is toegekomen
– is verkend hoe reeds bestaande vormen van reguliere migratie, binnen bestaand beleid,
beter kunnen worden benut. Als uitkomst van deze verkenning is besloten om de informatievoorziening
over de bestaande mogelijkheden van arbeids- en studiemigratie te verbeteren en deze
gerichter in te zetten ten behoeve van het bevorderen van terugkeer en (daarmee) het
tegengaan van de irreguliere migratie.2
71
Op welke wijze wilt u welke vorm van multilaterale samenwerking inzetten om samenwerking
op terugkeer te stimuleren naast het volgen van de situatie op verschillende migratieroutes
en het verlenen van assistentie aan vrijwillige terugkeer?
Antwoord:
In EU-verband zet Nederland zich in voor de verbetering van de migratiesamenwerking
met landen van herkomst en transit, waaronder ook terugkeersamenwerking. Daarnaast
zijn er enkele geïnstitutionaliseerde multilaterale migratiedialogen, zoals de Rabat-,
Boedapest- en Khartoem-processen en de EU- migratiedialogen met specifieke landen.
72
Waaruit bestaat de assistentie aan vrijwillige terugkeer van migranten?
Antwoord:
Afhankelijk van plaats en situatie kan dergelijke assistentie bestaan uit levensreddende
hulp, water en voedsel, eerste opvang, onderdak, medische hulp en eerstelijns psychosociale
hulp, presentatie bij een ambassade van het land van herkomst, aanschaf van een vliegticket,
vervoer naar het vliegveld en aankomstbegeleiding in het land van herkomst.
73
Hoeveel middelen zijn er in 2020 beschikbaar vanuit de begroting van het Ministerie
van Buitenlandse Zaken voor humanitaire hulp en hulp aan vluchtelingen in het Caribisch
deel van het Koninkrijk?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag nr. 74.
74
Hoeveel middelen gaan er op dit moment vanuit de begroting van het Ministerie van
Buitenlandse Zaken naar humanitaire hulp en hulp aan vluchtelingen in het Caribisch
deel van het Koninkrijk?
Antwoord:
Vanuit de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken gaan er geen middelen
naar humanitaire hulp dan wel hulp aan vluchtelingen in het Caribisch deel van het
Koninkrijk.
Omdat Aruba en Curaçao niet op de OESO-DAC (Development Assistance Committee) lijst
staan van landen die in aanmerking komen voor Official Development Aid (ODA), zijn
de ODA-middelen daar niet inzetbaar.
Via de ongeoormerkte bijdragen vanuit de BHOS begroting aan organisaties als UNHCR,
IOM en WFP is het mogelijk dat er indirect en beperkt middelen in het Caribische deel
van het Koninkrijk besteed worden.
75
Zijn er extra kosten verbonden aan de inzet van externe dienstverleners (private partners)
bij de verbetering van consulaire diensten? Hoe is de kwaliteitstoezicht op het functioneren
van de externe dienstverleners geregeld? Welke waarborgen zijn er dat de consulaire
dienstverlening niet volledig afhankelijk zal worden van externe dienstverleners?
Antwoord:
Aan de inzet van externe dienstverleners zijn voor BZ enkel kosten verbonden met betrekking
tot de inzet van personeel in relatie tot de coördinatie van de uitrol van nieuwe
locaties en producten, centrale aansturing en monitoring. De diensten van de externe
dienstverlener worden niet bij BZ in rekening gebracht, deze worden doorberekend aan
de klant door middel van een (door BZ contractueel vastgestelde) service fee.
Tijdens de in 2018 afgeronde aanbestedingsprocedure voor het nieuwe raamcontract met
externe dienstverleners, zijn de (contractuele) eisen verder aangescherpt. Zo zijn
in de nieuwe contracten KPI’s (Key Performance Indicators) opgenomen, met een daaraan
gekoppelde bankgarantie. Hierdoor kan BZ financiële consequenties verbinden aan het
niet voldoen aan bepaalde voorwaarden. Voorts voert BZ bij de uitrol van elke nieuwe
EDV-locatie een specifieke audit uit en zal onder de nieuwe raamcontracten elke twee
jaar een externe audit op privacy- en databeveiliging plaatsvinden.
De KPIs worden centraal gemonitord. Er wordt op twee niveaus gekeken naar de prestaties
van de externe dienstverleners. Vanuit de partijen zelf worden er maandelijkse rapportages
toegestuurd die vergezeld worden van data. Deze data wordt gebruikt om de rapportages
te vullen. Naast deze aanlevering gebruikt BZ ook data uit eigen systemen als extra
interne controle. In de nabije toekomst zal de aanlevering van data op steeds korter
termijn gebeuren met als einddoel het leveren van data op dagbasis. Zo kan er nog
sneller gereageerd worden op de zaken die spelen in het veld.
Naast de bankgarantie kan het Ministerie bij langdurig niet nakomen van de afspraken
er ook voor kiezen om het contract met een externe dienstverlener eenzijdig op te
zeggen. Het Ministerie kan er dan voor kiezen om een andere partij aan te stellen
om de frontoffice activiteiten van de consulaire diensten uit te voeren. Er kan ook
voor gekozen worden om deze activiteiten weer terug te halen naar de lokale post.
De digitale oplossingen en het proces in de backoffice zijn zo ingericht dat er flexibel
omgegaan kan worden met wie deze activiteiten uitvoert. Alhoewel het dus wel extra
personele capaciteit zou kosten aan de kant van BZ is het mogelijk om activiteiten
terug te halen naar een post.
76
Met welk doel is het extra personeel op de posten ingezet?
Antwoord:
Mede naar aanleiding van het AIV-advies «de vertegenwoordiging van Nederland in de
wereld» van mei 2017 en het regeerakkoord is extra personeel op de posten ingezet
voor de volgende prioriteiten: economische groeikansen, veiligheid, stabiliteit en
armoedebestrijding, migratie en versterkte inzet op Europa. Voor een uitgebreid overzicht
van de posten die hiervoor zijn versterkt verwijs ik naar de brieven over de uitbreiding
en versterking van het Postennet van juli en oktober 2018 (Kamerstuk 32 734, nr. 31 en Kamerstuk 32 734, nr. 32).
77
Kunt u de bijzin «voor zover het wettelijk kader dat toelaat» nader toelichten? In
welke gevallen hebt u ambities waarbij het wettelijk kader de desbetreffende verbeteringen
van de dienstverlening niet toelaat?
Antwoord:
«voor zover het wettelijk kader dat toelaat» heeft betrekking op de vigerende Visumcode
waarin de procedures en voorwaarden voor afgifte van transit of verblijf van ten hoogste
drie maanden op grondgebied van de Schengenlanden is vastgelegd. De huidige Visumcode
– die op 5 april 2010 in werking is getreden – is gericht op een papieren aanvraag.
De Visumcode biedt weliswaar ruimte om het aanvraagformulier te digitaliseren maar
voorziet niet in bepalingen met betrekking tot het digitaal indienen en behandelen
van een aanvraag (zoals elektronische ondertekening, online betaling, scannen/uploaden
van documenten). De aanvrager moet zijn aanvraag nog steeds op papier en ondertekend
indienen.
Afgezien van het feit dat het digitale aanvraagformulier klantvriendelijker is dan
papieren versie, zorgt het er ook voor betere datakwaliteit (uniformiteit, volledigheid).
Bij een koppeling tussen het online aanvraagformulier en het systeem waarmee aanvragen
door BZ behandeld worden, kunnen de gegevens die de aanvrager heeft ingevuld automatisch
worden doorgezet. De Visumcode staat het verplicht gebruik van een digitaal aanvraagformulier
echter niet toe waardoor aanvragers nog steeds een handgeschreven formulier mogen
indienen.
In de nieuwe Visumcode die begin 2020 in werking zal treden is weliswaar rekening
gehouden met de voortschrijdende digitalisering, maar blijft de verschijningsplicht
ten behoeve van identificatie onverkort van kracht. Daarnaast blijft het plakken van
de visumsticker in het paspoort vooralsnog noodzakelijk.
78
Klopt het dat de afdrachten aan de EU op pagina 19 een doorberekening zijn van het
afdrachten-systeem in het huidige Meerjarig Financieel Kader (MFK), en dus anders
zullen zijn als het nieuwe MFK is ingegaan vanwege de daarin voorgestelde nieuwe berekeningen?
Antwoord:
De in de begroting gepresenteerde cijfers voor de EU-afdrachten zijn berekend op basis
van de afdrachtensystematiek en het uitgavenniveau (als percentage Bruto Nationaal
Inkomen (BNI)), zoals gehanteerd in het huidige Meerjarig Financieel Kader (2014–2020).
Op het moment dat er een akkoord wordt bereikt over het volgende MFK zullen de meerjarige
ramingen voor 2021 en verder dienovereenkomstig moeten worden bijgesteld.
79
Kunt u uitsplitsen wat de hoogte is van de niet-juridisch verplichte uitgaven onder
de centrale en decentrale mensenrechtenprogramma’s?
Antwoord:
Van de centrale mensenrechtenprogramma’s is 40% nog niet juridisch verplicht. Deze
40% zal worden ingezet voor onze jaarlijkse bijdrage aan OHCHR en aan de uitgaven
samenhangend met de organisatie van de World Press Freedom Day conferentie, die naar
aanleiding van de motie Ploumen/Sjoerdsma (Kamerstuk 35 000 V, nr. 30) wordt georganiseerd.
Van de decentrale mensenrechtenprogramma’s is 59% nog niet juridisch vastgelegd. Naar
verwachting zal dit budget volledig worden besteed in 2020. Zodra de posten in januari
hun budget voor 2020 hebben gekregen, kunnen voor de veelal kortlopende projecten
verplichtingen worden aangegaan.
80
Hoeveel geld is gereserveerd voor de verdere versterking van de consulaire dienstverlening?
Hoeveel geld is gereserveerd voor de IT-systemen? Hoeveel geld hiervan is nog niet
juridisch verplicht?
Antwoord:
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken is continu bezig de consulaire dienstverlening
te verbeteren. In dit kader wordt sinds 2017 gewerkt aan de digitalisering van de
consulaire dienstverlening waarvoor een bedrag tussen de € 28 en € 30 miljoen is gereserveerd
(zie ook het antwoord op vraag 81). Hiervan is inmiddels € 20 miljoen uitgegeven en
van het resterende bedrag is circa 50% juridisch verplicht.
81
Heeft de digitalisering van de consulaire dienstverlening tot hoger dan verwachte
kosten geleid? Zo ja, hoeveel? Hoeveel geld is naar verwachting nog nodig om dit systeem
volledig te kunnen laten werken?
Antwoord:
De digitalisering van de consulaire dienstverlening is initieel begroot op € 20 miljoen.
Vorig jaar (2018) heeft een budgetmutatie plaatsgevonden en is de begroting vastgesteld
op € 23 miljoen. In de loop 2019 is vertraging opgetreden en zullen de kosten tot
en met 2021 oplopen tot een bedrag tussen € 28 en € 30 miljoen.
82
Wat voor programma’s worden voorzien in het kader van de China-strategie?
Antwoord:
Om de Chinanotitie handen en voeten te geven is onder andere meer kennis, meer bewustwording
en dus meer geld nodig. Daarom komt de komende vijf jaar € 2,4 miljoen aan programmageld
beschikbaar voor het opzetten van een kennisnetwerk, onderzoek en bewustwording.
Via het kennisnetwerk kunnen China-experts vanuit verschillende invalshoeken de rijksoverheid
helpen om China’s motieven, beleid en visie beter te begrijpen en zo effectiever beleid
te ontwikkelen. Het kennisnetwerk krijgt de opdracht het langetermijnperspectief op
China binnen de overheid te bevorderen. Het kennisnetwerk zal worden verbonden aan
de China Taskforce van de rijksoverheid, waar de meest betrokken ministeries en posten
deel van uitmaken. Er is inmiddels een kwartiermaker aangesteld die in twee jaar tijd
het kennisnetwerk vorm zal geven.
De China Taskforce zal doorlopend inventariseren welke behoefte er bij de verschillende
ministeries bestaat aan beleidsondersteunend onderzoek, dat vervolgens gericht kan
worden uitgezet. Ook hiervoor is programmageld beschikbaar.
Tot slot worden er extra middelen ingezet voor voorlichting en bewustwording over
China bij Nederlandse stakeholders, zoals burgers, bedrijven, kennisinstellingen en
decentrale overheden.
83
Welk effect heeft het waarschijnlijke Nederlandse lidmaatschap van de VN-Mensenrechtenraad
op de begroting voor 2020?
Antwoord:
Naar verwachting zal het Nederlandse lidmaatschap van de VN-Mensenrechtenraad geen
effect hebben op de begroting van 2020.
Lidmaatschap levert mogelijk meer kosten op in verband met deelname aan en organisatie
van bijeenkomsten om onze mensenrechtenprioriteiten hoog op de agenda te houden. Dit
zal echter vanuit bestaande middelen betaald worden.
84
Welk percentage van de middelen in het kader van artikel 1.2, niet zijnde bijdragen
aan internationale organisaties, wordt in 2020 en is in 2019 besteed in landen van
de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO)?
Antwoord:
Voor 2020 zijn nog geen percentages te geven, aangezien de gedecentraliseerde budgetten
nog niet zijn toegekend. Net als in 2019 is de verwachting dat dit rond de 9% zijn.
De OESO-landen betreffen Frankrijk (PV Straatsburg en PV UNESCO), Griekenland, Oostenrijk
(PV Wenen), Polen, Turkije, VS, Zwitserland (PV Geneve), Hongarije, Israël, Mexico,
Polen en Zuid-Korea. Dit gaat voor ongeveer de helft om fondsen die via de uitvoerende
organisaties die gevestigd zijn in die OESO-landen elders in de wereld worden uitgegeven.
85
Welk bedrag is begroot voor de Nederlandse campagne voor een nieuwe zetel in de VN-Mensenrechtenraad
voor de periode 2020–2022? Waar worden deze campagnemiddelen aan besteed?
Antwoord:
Het Koninkrijk heeft sinds februari 2019 een bescheiden campagne gevoerd voor een
nieuwe zetel in de VN-Mensenrechtenraad. De gemaakte kosten voor promotiemateriaal
en lobby-bijeenkomsten in New York en Geneve bedragen ongeveer € 13.000 en zijn voldaan
uit de bestaande begroting (publieksdiplomatie).
86
Op welke manier zet u zich concreet in voor de bescherming van (vrouwelijke) mensenrechtenverdedigers?
Waar is de bescherming van (vrouwelijke) mensenrechtenverdedigers belegd bij de posten?
Wat zijn (inclusief de posten) de prioriteiten inzake de bescherming van (vrouwelijke)
mensenrechtenverdedigers?
Antwoord:
Het beschermen en ondersteunen van mensenrechtenverdedigers is een van de prioriteiten
van het mensenrechtenbeleid. Het kabinet zet zich specifiek in voor de bevordering
van fysieke en digitale veiligheid en mentaal welzijn van mensenrechtenverdedigers,
bijvoorbeeld via tijdelijke relocatie. Daarnaast werkt het kabinet aan het vergroten
van de capaciteit en kennis van mensenrechtenverdedigers. Ook richt het kabinet zich
op de bevordering van (lokale) publieke steun voor het werk van mensenrechtenverdedigers.
Hierbij gaat bijzondere aandacht uit naar het beschermen en ondersteunen van vrouwelijke
mensenrechtenverdedigers en de individuele en collectieve uitdagingen die zij ondervinden.
87
Welke mensenrechtenthema’s beschouwt u, gegeven het overzicht van prioritaire thema’s,
als niet-prioritair?
Antwoord:
Het kabinet ziet mensenrechten als universeel en ondeelbaar en draagt dit internationaal
uit, bijvoorbeeld in het aankomende lidmaatschap van de VN-Mensenrechtenraad.
Om in het mensenrechtenbeleid impact te hebben, heeft het kabinet een focus gekozen
op zes prioriteiten. Dit zijn thema’s waar Nederland een verschil kan maken, bijvoorbeeld
doordat we specifieke kennis, capaciteit of een bepaalde rol in internationale fora
hebben. Deze focus sluit ook aan op gesprekken met uw Kamer over de effectiviteit
van het mensenrechtenbeleid tijdens de verschillende notaoverleggen.
De overige mensenrechtenthema’s zijn ook belangrijk, maar vallen niet binnen de focus
die het kabinet heeft gekozen.
88
Hoe zijn de budgettaire verplichtingen en taken verdeeld tussen uw ministerie en de
gemeente Den Haag bij het lobbyen voor de acquisitie van Internationale Organisaties?
Antwoord:
Elk acquisitieproces is anders, afhankelijk van onder meer de omvang en activiteiten
van de organisatie, de concurrentie en het belang voor Nederland en de gemeente Den
Haag van vestiging van de betreffende organisatie. De gemeente Den Haag en het Ministerie
van Buitenlandse Zaken hebben daarom regelmatig overleg en verdelen op basis daarvan
de taken.
89
Op welke manier geeft u vorm en inhoud aan de bescherming van burgers – vrouwen en
kinderen in het bijzonder – in lijn met VNVR-resolutie 1325 over vrouwen, vrede en
veiligheid welke zoals opgenomen in de Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie
onlosmakelijk onderdeel uitmaakt van het geïntegreerd buitenland en veiligheidsbeleid?
En welke directies zijn hierbij betrokken?
Antwoord:
De inzet van Nederland op dit onderdeel is als volgt:
– NL speelt op het gebied van bescherming van burgers internationaal een actieve rol
qua agendering, beleidsontwikkeling en training van troepen. Zo heeft Nederland zich
samen met de VS en Rwanda ingespannen als pleitbezorger van de Kigali Principles,
die oproepen tot effectieve uitvoering van VN-mandaten op gebied van burgerbescherming.
– NL legt de focus op conflictpreventie, gezamenlijk optreden met partners, geïntegreerde
benadering, gender en de beschikbaarheid van voldoende capaciteit en op inzet in missies
gerichte trainingen.
– Integraal aandacht voor een genderperspectief en Women, Peace and Security binnen
het thema Protection of Civilians. Dit blijkt onder meer uit Nederlandse financiering
van train-the-trainer cursussen op gebied van Protection of Civilians (PoC) waar resolutie
1325 onderdeel van uitmaakt.
– Een ander voorbeeld is de aandacht voor 1325 in de versterking van accountability
voor schendingen van rechten van burgers in conflict. Zo wordt door NL ingezet op
het versterken van een culture of deterrence door het toevoegen van specifieke sanctiecriteria op het gebied van seksueel geweld
in conflict aan bestaande sanctieregimes. Zulke specifieke sanctiecriteria zijn succesvol
toegevoegd aan de sanctieregimes voor Zuid Soedan, Libië en Somalië.
– NL ziet toe op – en draagt waar mogelijk zelf bij aan – nauwere samenwerking met lokale
gemeenschappen en NGOs zoals PAX en CIVIC bij het realiseren van een protective environment.
– NL richt zich binnen het Nederlandse Nationaal Actieplan 1325 (NAP1325) specifiek
op 1) het tegengaan van schadelijke gendernormen, 2) het verbeteren van bescherming
en het voorkomen en tegengaan van seksueel geweld in conflict, en 3) het bevorderen
van de participatie van vrouwen en meisjes in conflictpreventie en -beslechting, vredesopbouw,
peacekeeping en relief & recovery.
De betrokken directies vanuit BZ zijn DVB, DSH, DMM en DSO.
90
Wat verklaart het wegvallen van de subsidie van de Organisatie voor het Verbod op
Chemische Wapens (OPCW) vanaf 2019?
Antwoord:
Het beleid ten aanzien van de OPCW is niet gewijzigd. De OPCW speelt een cruciale
rol bij het handhaven van de norm tegen het gebruik van chemische wapens.
De bijdragen aan de OPCW zijn niet opgenomen in het overzicht op blz. 3, maar worden
op blz. 36, 38 en 40 in de paragraaf «Veiligheid en Stabiliteit» genoemd.
Naast de jaarlijkse contributie financiert Nederland op ad hoc basis projecten en
werkzaamheden van de OPCW die niet uit de reguliere contributie kunnen worden betaald,
maar die Nederland wel van groot belang acht voor het goed functioneren van de OPCW.
Voorbeelden uit voorgaande jaren zijn plannen voor de bouw van een up to date laboratorium
waaraan Nederland € 2,3 miljoen heeft bijgedragen (totale kosten ongeveer € 33 miljoen)
en het Trustfonds voor missies in Syrië, waaruit onderzoek in Syrië door de OPCW (Fact
Finding Mission, Declaration Assessment Team, Information and Investigation Team)
wordt gefinancierd. Nederland heeft in 2019 € 1 miljoen bijgedragen aan dit Trustfonds.
Ook stelt Nederland fondsen beschikbaar aan TNO ten behoeve van het verrichten van
onderzoek in opdracht van de OPCW. Daarnaast subsideert Nederland nog kleinere projecten.
Voor 2020 heeft de OPCW nog geen concrete verzoeken om ondersteuning ingediend.
91
Wat verklaart de significante stijging op inzet in hoog-risico posten vanaf 2020?
Bestond die structurele bijdrage van 20 miljoen euro hiervoor niet?
Antwoord:
Er is geen sprake van een stijging. Op de begroting voor 2019 was hiervoor reeds een
budget van € 20 miljoen opgenomen. In het voorjaar wordt jaarlijks het budget voor
de inzet van de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten voor de beveiliging van de
hoog-risico-posten overgeheveld naar het Ministerie van Defensie. Voor 2019 was de
overheveling € 15,3 miljoen. Dit is verwerkt in de Eerste Suppletoire Begroting van
2019, met de lagere stand op dit budget op de BZ-begroting tot gevolg.
92
Hoe profiteert Nederland van de bijdrage aan het EU-Satellietcentrum?
Antwoord:
Het Satellietcentrum van de Europese Unie (SATCEN) ondersteunt besluitvorming en actie
in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de EU.
Daartoe levert het producten en diensten op basis van het gebruik van ruimte-infrastructuur
en aanverwante gegevens, zoals satellietbeelden en luchtfoto’s. Nederland maakt hier
actief gebruik van. De jaarlijkse bijdrage van BZ aan SATCEN betreft de financiële
verplichtingen van de in juli 2011 opgeheven West-Europese Unie (WEU). Sinds de ontbinding
van de WEU beheert het SATCEN deze verplichtingen namens de 10 WEU-lidstaten. Deze
verplichtingen omvatten onder andere het beheer van de pensioenen van de voormalige
personeelsleden van de WEU, het beheer van de ziektekostenverzekering van de gepensioneerde
voormalige personeelsleden van de WEU en het beheer van het sociaal plan van de WEU.
Deze verplichtingen zijn neergelegd in Raadsbesluit 2014/401/GBVB van 26 juni 2014.
93
Financiert u in 2020, in Nederland of in het buitenland, nog activiteiten in het kader
van deradicalisering? Zo ja, horen daar activiteiten als studentendebatreeksen, roadshows
en toneelprojecten bij?
Antwoord:
De Minister van Buitenlandse Zaken houdt zich primair bezig met vermindering en preventie
van gewelddadig extremisme en terrorisme in het buitenland («aan de bron»). Conform
de Nederlandse nationale aanpak («whole of government & society») speelt het versterken
van de weerbaarheid van kwetsbare groepen, die mogelijk gevoelig zijn voor radicale
boodschappen van gewelddadig extremistische respectievelijk terroristische groepen,
daarin een belangrijke rol. Afhankelijk van de groep wordt bekeken of en hoe het contact
kan worden aangegaan dan wel de weerbaarheid kan worden vergroot. Activiteiten kunnen
lokaal, innovatief en relatief kleinschalig van aard zijn, ondersteunend aan het verkrijgen
van een beter begrip van de (grond)oorzaken van radicalisering, het creëren van een
handelingsperspectief en een (politieke) beleidsdialoog daarover met het buitenland
(zie ook vraag 50).
94
Kunt u de ontvangsten in het kader van concurrentiekracht nader toelichten?
Antwoord:
De ontvangsten in het kader van concurrentiekracht betreffen de betalingen die naar
Nederlandse instellingen zijn gevloeid in het kader van de programma’s die betrekking
hebben op begrotingscategorie 1A van de EU-begroting. Concreet gaat het daarbij voor
Nederland met name om het Horizon 2020 programma.
95
Via welke kanalen bent u voornemens de prioritering binnen het Europees Ontwikkelingsfonds
bij te sturen?
Antwoord:
Momenteel wordt de EU ontwikkelingssamenwerking met landen in Afrika, het Caribisch
gebied en de Stille Oceaan (ACS) en de Landen en Gebieden Overzee (LGO) gefinancierd
vanuit 11e Europees Ontwikkelingsfonds (EOF). Dit fonds loopt van 2014 tot en met
2020. Prioriteiten van het fonds zijn door de Commissie en partnerlanden en met goedkeuring
van Europese lidstaten per land vastgesteld in meerjarige Nationale Indicatieve Programma’s
(NIPs). Momenteel zijn de onderhandelingen over een nieuw Meerjarig Financieel Kader
(2021–2027) gaande. De Europese Commissie heeft voorgesteld om het EOF in het nieuwe
MFK onder de EU-begroting te brengen en binnen het Neighbourhood, Development and
International Cooperation Instrument (NDICI) te integreren. Het Kabinet is hier voorstander
van. De verdere uitwerking van het NDICI is onderdeel van de lopende MFK onderhandelingen
waar Nederland actief bij betrokken is (zie ook het betreffende BNC fiche (22 112 nr. 2682).voor de Nederlandse inzet met betrekking tot het NDICI).
96
Om welke reden is een tabel over de streefwaarde van de behandeltermijn voor visa
opgenomen op pagina 44, terwijl deze streefwaarde gelijk blijft? Bent u voornemens
deze streefwaarde aan te passen?
Antwoord:
De doorlooptijd is één van de indicatoren die weergeeft of het visumproces conform
EU-wetgeving verloopt. De doorlooptijd voor Schengenvisa bedraagt 15 dagen conform
de Visumcode (Verordening (EG) nr. 810/2009). De Visumcode biedt tevens de mogelijkheid
tot verlengen naar 30 dagen en in bijzondere situaties naar 60 dagen. De meeste reguliere
visumaanvragen kunnen binnen 15 dagen kunnen worden afgehandeld. Maar in een deel
van de gevallen is het nodig om nader onderzoek te doen of zijn aanvullende documenten
vereist. Het verhogen van de streefwaarde is niet opportuun omdat zorgvuldige toetsing
noodzakelijk blijft.
97
Kunt u een overzicht verschaffen van alle lopende pilots, verkenningen en experimenten
die op dit moment lopen op het gebied van 1) uitbesteding van dienstverlening aan
externe dienstverleners; 2) mobiele documentverstrekking; en 3) digitalisering van
dienstverlening en documentverstrekking?
Antwoord:
1) Onder verwijzing naar de Kamerbrief d.d. 31 augustus 2018 (kenmerk 25 764 nr. 110) is de paspoortpilot bij externe dienstverlener VFS Global in Edinburgh positief
geëvalueerd en is deze dienstverlening inmiddels omgezet in staand beleid. Inmiddels
is deze dienstverlening succesvol uitgebreid naar VFS Global in Londen, VK, per november
2018 (ook buiten reguliere kantooruren tijdens avonduren op weekdagen en op zaterdagochtend),
Chicago, VS (maart 2019) en Edmonton, Canada (juni 2019). In november 2019 zal deze
dienstverlening verder worden uitgebreid naar Perth, Australië en medio 2020 naar
Birmingham, VK.
Wat betreft de criteria voor uitbreiding is in eerste instantie gekeken naar locaties
waar deze dienstverlening de grootste toegevoegde waarde heeft voor Nederlanders in
het buitenland, gelet op bijvoorbeeld de afstand tot de dichtstbijzijnde ambassade
of consulaat-generaal met een consulaire balie, de afstand tot Nederland en/of het
aanbieden van een extra service buiten reguliere openingstijden. Ook is gekeken naar
de omvang van de Nederlandse gemeenschap en het verwachte volume aan aanvragen en
de wensen van de Kamer. Op basis van deze bredere en diepere ervaring op deze aanvullende
locaties, zal ik bezien waar en op welke termijn deze dienstverlening wordt uitgebreid.
2) Wat betreft de inzet van mobiele apparatuur voor de verstrekking van paspoorten informeer
ik u dat er geen pilots gaande zijn. Alle posten die bevoegd zijn om paspoortaanvragen
in te nemen en die dus een paspoortbalie hebben, beschikken ook over een mobiel vingerafdrukopnameapparaat
en hebben instructie om die ook te gebruiken. Op sommige locaties is dat vaker nodig
dan op andere. Mobiele apparatuur wordt al jaren ingezet voor het innemen van paspoortaanvragen
en er is dus ook geen sprake meer van een experiment of een test.
3) Op dit moment is een pilot gaande met een digitaal paspoortaanvraagformulier bij de
Nederlandse ambassade in Bern. Het Ministerie van BZ werkt aan gefaseerde invoering
van een digitaal paspoortaanvraagproces voor aanvragers in het buitenland. Digitaal
aanvragen omvat het digitaal kunnen indienen van een paspoortaanvraag en het digitaal
uploaden en verzenden van documenten. Persoonlijk bezoek aan de aanvraagbalie zal
op grond van de regelgeving steeds nodig blijven voor identiteitsvaststelling en afgifte
van biometrie. Het formulier moet vooralsnog worden geprint en ondertekend worden
en meegebracht naar de ambassade. In het voorjaar van 2020 start fase 2, het direct
versturen van het aanvraagformulier en veilig uploaden van gevraagde documenten naar
de BZ-omgeving. Het Ministerie van BZ verkent daarnaast de mogelijkheden om de aanvrager
ook online te laten betalen.
98
Waarom financiert u programma’s gericht op jeugd en sociale innovatie in de ring van
landen grenzend aan de EU? Waarom staat deze uitgave niet op de begroting van Buitenlandse
Handel en Ontwikkelingssamenwerking? Kunt u daarnaast toelichten of deze uitgave toerekenbaar
is aan Official Development Assistance (ODA)? Zo nee, waarom niet?
Antwoord:
De subsidieregeling waar naar verwezen wordt (Creative Twinning) is onderdeel van
het Internationaal Cultuurbeleid 2017–2020, een gezamenlijke verantwoordelijkheid
van de Ministers van BZ, BHOS en OCW. De uitgaven voor dit beleid komen ten laste
van de drie respectieve begrotingen. Dit specifieke programma is een subsidieregeling
die wordt uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Deze stond open
voor voorstellen van samenwerkingsverbanden tussen Nederlandse en lokale culturele
actoren in landen grenzend aan Europa die niet op de OESO-DAC lijst van minst ontwikkelde
landen staan. Dit programma is complementair aan de ODA inspanningen onder deze doelstelling.
Voor meer informatie over dit programma en de gefinancierde projecten, zie rvo.nl
99
Wat bedoelt u met de opmerking dat er bij consulaire dienstverlening «meer» nadruk
ligt op zelfredzaamheid? Uit welke beleidswijzigingen blijkt dat dit meer is dan voorheen
of meer dan elders? Kunt u dit toelichten?
Antwoord:
Van iedereen die op reis gaat, mag een goede voorbereiding worden verwacht. Zo is
het de eigen verantwoordelijkheid van mensen om zich goed te informeren, goed voor
te bereiden en te verzekeren voor onverwachte omstandigheden. Via regelmatige publiekscampagnes
worden reizigers hier ook op gewezen.
In de Staat van het Consulaire (editie 2018 en 2019) is aangegeven welke consulaire
dienstverlening de rijksoverheid levert en op welke punten Nederlanders een eigen
verantwoordelijkheid hebben. Daarbij is aangegeven dat er in eerste instantie uitgegaan
wordt van zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid van Nederlanders die in het
buitenland verblijven of in het buitenland op reis gaan.
Uitgangspunt is dat geen consulaire bijstand (meer) wordt verleend zodra de Nederlander
in het buitenland, bijvoorbeeld na het leggen van contact met het thuisfront en specifieke
zorgverleners, zelfredzaam kan worden beschouwd. Ondersteuning vanuit de rijksoverheid
heeft dan immers geen toegevoegde waarde meer. Ook kan overwogen worden bijstand te
reduceren als Nederlanders wereldwijd zelf verantwoordelijk zijn voor de gevaarzetting.
Reizen naar conflictgebieden of het bewust opzoeken van «rode reisgebieden» zijn daarvan
voorbeelden. Met uitzondering van die personen die een noodzakelijke rol spelen in
dergelijke situaties (o.m. hulpverleners, journalisten). Verder kunnen kosten verhaald
worden op die personen die willens en wetens hebben bijgedragen aan hun eigen gevaarzetting.
Door een onderscheid te maken naar zelfredzame en niet- zelfredzame personen kan het
beleid en kunnen de handelingsperspectieven van de overheid meer toegespitst worden
op een intensievere consulaire hulp aan personen die dat echt hard nodig hebben (maatwerk).
Zoals genoemd in de Staat van het Consulaire (editie 2019, p. 24 e.v.) wordt bijvoorbeeld
ingezet op een intensivering van de consulaire dienstverlening aan kwetsbare personen.
Kwetsbare Nederlanders in het buitenland die in nood verkeren, behoeven extra aandacht
omdat zij veelal niet of verminderd zelfredzaam moeten worden geacht.
Zo is bij huwelijksdwang en achterlating een beroep op het thuisfront om voor de hand
liggende redenen vaak niet mogelijk en is zelfredzaamheid in het geval van minderjarige
personen (nog) niet aan de orde. Om recht te doen aan de situatie waarin deze personen
zich verkeren is maatwerk nodig en wordt per situatie bekeken waar de consulaire inzet
op moet zijn gericht.
100
Wat is de belangrijkste les die u hebt getrokken uit de doorlichting van de Directie
Internationaal Onderzoek en Beleidsevaluatie (IOB) van het internationaal cultuurbeleid
en hoe gaat u hier concreet opvolging aan geven?
Antwoord:
De kabinetsreactie op het betreffende IOB-rapport gaat specifiek in op de opvolging
van aanbevelingen uit deze beleidsdoorlichting. Het rapport vormde een bruikbare bouwsteen
bij de ontwikkeling van het nieuwe kader voor het internationaal cultuurbeleid 2021–2024.
Beide stukken zullen binnenkort aan de Tweede Kamer worden gezonden. Hierin is rekening
gehouden met zowel de positieve bevindingen (behoud strategische inzet cultuur in
buitenlandbeleid, monitoring en kennisuitwisseling) als met de verbeterpunten (versterk
capaciteit en coördinatie, en zorg voor heldere rolverdeling tussen de betrokken uitvoerders).
101
Zijn de subsidies voor gedetineerdenbegeleiding en de inkomensoverdrachten voor gedetineerdenbegeleiding
voldoende om de gedetineerden in het buitenland de consulaire bijstand en aandacht
te verlenen die zij nodig hebben? Heeft u deze groep mensen voldoende in beeld om
een goed beeld van de detentie-situatie in verschillende landen te monitoren?
Antwoord:
Voor de begeleiding van Nederlandse gedetineerden in het buitenland is in de periode
2020–2023 een bedrag van € 6.200.000 aan subsidie beschikbaar (€ 1.550.000 per jaar).
De van overheidswege gesubsidieerde activiteiten die worden uitgevoerd door onafhankelijke
organisaties bestaan naast de consulaire bijstand die aan Nederlandse gedetineerden
in het buitenland wordt gegeven door (medewerkers van) het Ministerie van Buitenlandse
Zaken. De organisatiekosten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken voor de consulaire
bijstand aan Nederlandse gedetineerden in het buitenland zijn niet afzonderlijk bekend.
Alle Nederlandse gedetineerden in het buitenland die hebben aangegeven prijs te stellen
op consulaire bijstand, ontvangen begeleiding door consulaire medewerkers van het
Ministerie van Buitenlandse Zaken als ook door vrijwilligers van de gesubsidieerde
organisaties. Deze gedetineerden zijn daarmee voldoende in beeld. Wat de begeleiding
van Nederlandse gedetineerden in het buitenland preciezer inhoudt, staat beschreven
in de Staat van het Consulaire 2018.
Thans vindt de beoordeling plaats van de subsidieaanvragen voor de begeleiding van
Nederlandse gedetineerden in het buitenland voor de periode 2020–2023. Bij de honorering
van subsidievragen moet het ministerie zich houden aan het in het subsidiekader vastgestelde
budget, zoals gepubliceerd in de Staatscourant (Stcrt. 18 juli 2019 nr. 39859).
102
Wat verklaart het wegvallen van de gedetineerdenbegeleiding na 2018 in de categorie
«opdrachten» onder 4.1?
Antwoord:
Het betreft een technische mutatie naar inkomensafdrachten en subsidies.
Binnen de begroting van Buitenlandse Zaken zijn in 2019 alle uitgaven en ontvangsten
aan de juiste instrumenten gekoppeld. Voor gedetineerdenbegeleiding zijn de instrumenten
subsidie en inkomensafdracht van toepassing, waardoor het instrument «opdrachten»
komt te vervallen na 2018.
103
Wat verklaart de structurele verlaging van het budget onder consulaire informatiesystemen
vanaf 2021 onder 4.1?
Antwoord:
Vanaf 2021 zullen conform de planning van de digitalisering van de consulaire dienstverlening
de nieuwe applicaties in gebruik genomen worden en zullen de ontwikkelkosten verminderen.
De structurele kosten voor beheer, onderhoud en gebruik resteren.
104
Wat verklaart dat de kosten voor Loket Buitenland eenmalig zijn in 2019?
Antwoord:
Loket Buitenland heeft een jaarlijkse toekenning van € 5 miljoen die in de 1e suppletoire
begroting wordt opgenomen. De meerjarige toekenning staat gereserveerd op artikel
7 van de begroting.
105
Hoeveel is er tot nu besteed aan het ontwikkelen van «het nieuwe verhaal van Nederland
en de visuele weergave?» Wat zijn de doelstellingen van dit beleid en dit verhaal?
Antwoord:
Tot nu toe is er ca. Euro 90.000,– besteed aan de nieuwe Nederland branding. Enerzijds
voor de met een brede, maatschappelijke adviesgroep ontwikkelde «International Positioning
Strategy of The Netherlands» door prof. Simon Anholt. Anderzijds voor het ontwikkelen
van een visuele vormgeving die de 25 jaar oude Holland branding stijl vervangt. Deze
vormgeving is zeer gebruiksvriendelijk, zodat bijvoorbeeld onze ambassades of RVO
de stijl makkelijk overal kunnen hanteren. Het betreft een logo, templates en beeldadvies
voor allerlei uitingen (social media, banners, beurspaviljoens etc.).
In de Handelsbrief van Minister Kaag aan de Tweede Kamer van september jl. is deze
strategie toegelicht. Doel is om tot een eenduidigere, krachtigere positionering van
Nederland te komen. Ons internationale imago is goed, maar het buitenland is bijvoorbeeld
matig op de hoogte van onze innovatiekracht, terwijl wij benoemd zijn tot meest innovatieve
economie van Europa (WEF, 7 okt 2019).
De bovengenoemde adviesgroep heeft daarom de ambitie geformuleerd dat Nederland bekend
komt te staan als samenwerkingspartner voor het behalen van de Global Goals. Deze
ambitie is ingegeven door verlicht eigenbelang: doing good en doing business gaan
erin samen.
106
Welke stappen hebt u het afgelopen jaar ondernomen, of bent u voornemens komend jaar
te nemen, in het kader van het bijstaan van gedwongen uitgehuwelijkte Nederlandse
vrouwen in het buitenland?
Antwoord:
Voor de beantwoording van de vraag wordt «gedwongen uithuwelijking» begrepen als «huwelijksdwang».
Er is sprake van «huwelijksdwang» als het huwelijk door één of beide partij(en) onvrijwillig
wordt gesloten ten gevolge van uitgeoefende druk, dreiging met geweld en/of gebruik
daarvan. Huwelijksdwang is in Nederland strafbaar.
Zoals ook aangegeven in de Staat van het Consulaire (editie 2019) werkt het Ministerie
van Buitenlandse Zaken aan een continue verbetering van de eigen aanpak voor de verlening
van consulaire bijstand aan slachtoffers van huwelijksdwang en achterlating in het
buitenland. Om een uniforme en adequate aanpak van huwelijksdwang en achterlatingszaken
te garanderen blijft het Ministerie van Buitenlandse Zaken werken aan verscherpte
aandacht voor het onderwerp en de juiste aanpak, binnen het bredere consulaire domein:
van baliemedewerker op een ambassade tot telefonist bij het 24/7 ContactCenter. Zo
is de introductie van communicatie via WhatsApp met het 24/7 Contact Center ook voor
deze doelgroep een belangrijke stap.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken zet zich in voor een integrale ketenaanpak van
huwelijksdwang en achterlating. Het ministerie werkt intensief samen met de overige
ketenpartners – waaronder het LKHA (hulpverlening) en het LEC EGG (politie) – ook
om de aanpak van concrete casuïstiek te verbeteren.
Daarnaast neemt het Ministerie van Buitenlandse Zaken actief deel aan de Rijksbrede
aanpak van Schadelijke Traditionele Praktijken, waarbij het Ministerie van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport een coördinerende rol heeft en waarbinnen mogelijkheden verkend worden
voor aanvullende bijstand aan deze groep in binnen- en buitenland, waaronder bijvoorbeeld
een structurele financiering van een noodfonds voor aanvullende hulp aan slachtoffers
in het buitenland die het LKHA beheert.
Tot slot werkt het Ministerie van Buitenlandse Zaken aan de zichtbaarheid en laagdrempeligheid
van de consulaire dienstverlening op dit terrein door middel van een jaarlijkse publiekscampagne
in samenwerking met het LKHA. Rondom de zomervakantieperiode wordt jaarlijks een speciale
campagne uitgevoerd om mogelijke slachtoffers, omstanders en professionals te attenderen
op het risico van huwelijks- dwang en achterlating en om hen beter te informeren over
de bestaande hulpverlening van zowel het LKHA (Veilig Thuis) als van het 24/7 Contact
Center van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
107
Kunt u een overzicht verschaffen van het aantal uitgezonden fte’s dat zich hoofdzakelijk
met migratie bezighoudt? Betreft het hier diplomaten van uw ministerie of ook attachés
van de Koninklijke Marechaussee?
Antwoord:
In het antwoord op vraag 2 is aangegeven waarom slechts een globale inzage kan worden
gegeven in het aantal formatieplaatsen dat actief is op de verschillende beleidsterreinen.
Mede naar aanleiding van het AIV-advies «de vertegenwoordiging van Nederland in de
wereld» van mei 2017 en het regeerakkoord, is extra personeel op de posten ingezet
voor o.a. migratie. Voor een uitgebreid overzicht van de posten die hiervoor zijn
versterkt verwijs ik naar de brieven over de uitbreiding en versterking van het Postennet
van juli en oktober 2018 (Kamerstuk 32 734, nr. 31 en Kamerstuk 32 734, nr. 32).
Daarnaast geldt dat medewerkers op de posten zich op verschillende manieren bezig
houden met het onderwerp migratie zoals neergelegd in de pijlers van de Integrale
Migratieagenda. Hierbij kan worden gedacht aan mensensmokkel en -handel, de grondoorzaken
van irreguliere migratie en programma’s gericht op bescherming van kwetsbare migranten
en vluchtelingen in de regio maar ook de politieke berichtgeving en consultaties en
de Europese onderhandelingen van het migratiebeleid. Zo berekend is ongeveer een derde
van onze medewerkers in het buitenland direct of indirect met migratie bezig. Ook
houden bijvoorbeeld verbindingsofficieren van de Koninklijke Marechaussee zich bezig
met migratieonderwerpen, zoals mensensmokkel en -handel, en irreguliere migratie.
108
Kunt u een overzicht verschaffen van het aantal medewerkers op posten – uitgedrukt
in fte’s – dat zich hoofdzakelijk met mensenrechten bezighoudt?
Antwoord:
Zie het antwoord op vraag nr. 3.
109
Kunt u een overzicht verschaffen van het aantal medewerkers op posten – uitgedrukt
in fte’s – dat zich hoofdzakelijk met ontwikkelingssamenwerking bezighoudt?
Antwoord:
De administratie van de formatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is gestoeld
op een Rijksbreed ontwikkelde systematiek: het Functie Gebouw Rijk (FGR). Met het
FGR worden functies ingedeeld in families (beleid, beheer, ondersteuning, etc). In
de beschrijving van de functies komt het beleidsterrein niet naar voren. Daarnaast
werken veel posten op een ontschotte wijze, hetgeen betekent dat een groot deel van
de uitgezonden medewerkers op een post een combi-functie van verschillende beleidsterreinen
uitoefent. Dit alles leidt ertoe dat geen exacte inzage kan worden gegeven in het
aantal fte’s dat actief is op het terrein van ontwikkelingssamenwerking.
110
Kunt u toelichten hoe het is afgelopen met de eerdere problemen rondom de accreditatie
van systemen, de problemen rondom het in de toekomst ontvangen van gerubriceerde EU-
en NAVO-informatie en de informatiebeveiliging in brede zin?
Antwoord:
Mede naar aanleiding van de geconstateerde onvolkomenheid is binnen het ministerie
een plan van aanpak opgesteld. De bevinding met betrekking tot de achterstand in accreditaties
wordt ingelopen doordat nieuwe accreditaties zijn verleend. Aan resterende accreditaties,
die van belang waren voor de in september en oktober gehouden EU- en NAVO-inspecties,
is gewerkt met de hoogste prioriteit. De uitkomst van de inspecties is nog niet bekend
en daarom kan hierover nog geen uitspraak gedaan worden.
Het hiervoor gemelde plan van aanpak wordt momenteel uitgevoerd. De uitvoering is
geborgd door periodieke overleggen en de voortgang wordt vastgesteld binnen het ministerie.
Tot slot wordt met het plan van aanpak gewerkt aan de verdere groei en verbetering
in volwassenheid voor wat betreft informatieveiligheid bij het Ministerie van Buitenlandse
Zaken.
111
Klopt het dat weduwen van door Nederland in Indonesië geëxecuteerde mannen nu ook
rechtsbijstand moeten betalen? Zo ja, waarom is dit beleid aangepast?
Antwoord:
De Raad voor de rechtsbijstand is als zelfstandig bestuursorgaan verantwoordelijk
voor de besluitvorming over de verlening van rechtsbijstand. De Raad beslist op basis
van individuele aanvragen. Mij is geen bijzonder beleid van de Raad bekend ten aanzien
van de weduwen, noch een wijziging daarvan.
112
Bent u bereid actief mee te werken aan onderzoek naar de in 2016 door het Nederlands
Instituut voor Militaire Historie (NIMH) gepubliceerde lijst met 350 namen van de
geëxecuteerde mannen op Zuid-Sulawesi, zodat hun weduwen ook onder de getroffen civielrechtelijke
regeling vallen?
Antwoord:
Weduwen die menen aanspraak te kunnen maken op een vergoeding kunnen reeds een claim
onder de civielrechtelijke regeling indienen. Deze regeling is in juli 2019 nogmaals
voor 2 jaar verlengd (Staatscourant 2019 nr. 39358). De door het NIMH gepubliceerde lijst is gebaseerd op informatie die voor een ieder
op dezelfde wijze toegankelijk is (zie ook: begrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken
2016 https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-653261).
113
Wordt de civielrechtelijke regeling die is getroffen voor weduwen van door Nederland
geëxecuteerde mannen in Indonesië met andere groepen, waaronder kinderen, uitgebreid
nu de rechter heeft geoordeeld dat ook zij recht op een schadevergoeding hebben? Zo
nee, waarom niet? (Bron: https://www.nrc.nl/nieuws/2015/03/11/indonesische-onafhankelijkheidsoor…)
Antwoord:
Het gerechtshof Den Haag heeft op 2 oktober geoordeeld dat de Staat ten opzichte van
onder meer kinderen van door Nederland geëxecuteerde mannen geen beroep op verjaring
toekomt. De inhoudelijke beoordeling van de vraag of deze kinderen een schadevergoeding
toekomt, is echter nog onderdeel van lopende procedures bij de rechtbank Den Haag.
Het kabinet beraadt zich op de vervolgstappen n.a.v. de uitspraak van het gerechtshof.
Ondertekenaars
-
, -
Eerste ondertekenaar
P.A. (Pia) Dijkstra, voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken -
Mede ondertekenaar
T.J.E. van Toor, griffier
Bijlagen
Stemmingsuitslagen
Aangenomen met handopsteken
Fracties | Zetels | Voor/Tegen |
---|---|---|
VVD | 32 | Voor |
PVV | 20 | Tegen |
CDA | 19 | Voor |
D66 | 19 | Voor |
GroenLinks | 14 | Voor |
SP | 14 | Voor |
PvdA | 9 | Voor |
ChristenUnie | 5 | Voor |
50PLUS | 4 | Voor |
PvdD | 4 | Tegen |
DENK | 3 | Voor |
SGP | 3 | Voor |
FVD | 2 | Tegen |
Van Haga | 1 | Voor |
Van Kooten-Arissen | 1 | Tegen |
Gerelateerde documenten
Hier vindt u documenten die gerelateerd zijn aan bovenstaand Kamerstuk.