Brief regering : Beleidsreactie op het rapport “Onderzoek toezicht en handhaving online seksueel geweld”
34 843 Seksuele intimidatie en geweld
Nr. 128
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 november 2025
Online seksueel geweld is een ernstig en groeiend probleem en heeft een verwoestende
impact op slachtoffers. De gevolgen van online seksueel geweld worden verergerd door
de aanhoudende circulatie van het beeldmateriaal op het internet en de angst voor
verdere verspreiding, wat de verwerking belemmert en slachtoffers isoleert. Online
seksueel geweld betreft ongewenst seksueel gedrag of een seksuele handeling die via
digitale middelen plaatsvindt, zoals websites, sociale media, apps, fora of berichtenservices,
waarbij iemand wordt lastiggevallen, bedreigd, geïntimideerd of misbruikt. Deze problematiek
heeft onze volledige aandacht en draagt een hoge urgentie.
Op 21 maart 2025 heeft Boekx Advocaten, in samenwerking met Offlimits, Stichting Landelijk
Centrum Seksueel Geweld, Privacy First en Fonds Slachtofferhulp, het rapport «Online
seksueel geweld» gepubliceerd, zoals meegezonden met deze brief. In dit rapport wordt
geconcludeerd dat de huidige aanpak van online seksueel geweld op bepaalde punten,
waaronder handhaving en toezicht, tekortschiet en worden aanbevelingen gedaan om de
aanpak te versterken. Op 3 april 2025 is tijdens het commissiedebat zeden en (on)veiligheid
van vrouwen (Kamerstuk 34 843, nr. 122) toegezegd een beleidsreactie op het rapport naar de Tweede Kamer te sturen. Met
deze brief voldoe ik aan deze toezegging. Eveneens wordt de motie van het lid Van
Nispen c.s. van 28 mei 2025 om de aanbevelingen uit het rapport over te nemen afgedaan
door aan te geven hoe de aanbevelingen worden overgenomen en toe te lichten waarom
sommige delen niet overgenomen worden. Ook wordt met deze brief het deel van de motie
afgedaan dat verzoekt de uitbreiding van de Autoriteit online Terroristisch en Kinderpornografisch
Materiaal te onderzoeken.1
Met deze brief reageer ik namens het kabinet op het rapport Online seksueel geweld.
Ik ga eerst in op de algemene kabinetsinzet en de reeds genomen maatregelen tegen
online seksueel geweld (zie onder 1). Vervolgens wordt ingegaan op de aanbevelingen
uit het rapport (zie onder 2).
Tenslotte wordt aandacht besteed aan de vraag of het mandaat van de Autoriteit online
Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal (ATKM) kan worden uitgebreid naar evident
onrechtmatig materiaal van volwassenen (zie onder 3). In de bijlage onderaan deze
brief treft uw Kamer een overzicht van de bevoegdheden van de betrokken toezichthouders.
1. Algemene reactie en kabinetsinzet
Het rapport Online seksueel geweld laat zien dat de exponentiële groei van de digitale
wereld ook haar schaduwzijden vergroot. Geconstateerd wordt dat het eenvoudig is om
online seksueel beeldmateriaal te plaatsen en te verspreiden, terwijl het complex
is om dit materiaal weer te verwijderen.2 Het rapport erkent de effectieve aanpak van online seksueel kindermisbruik maar benadrukt
dat er – ondanks de kabinetsinspanningen – op het gebied van online seksueel geweld
nog veel verbetering mogelijk is.3 Volgens het rapport vormen met name het gebrek aan prioriteit bij toezichthouders
en handhavers de grootste barrière voor een effectieve aanpak, wat leidt tot langdurig
leed bij slachtoffers. Daarnaast signaleert het rapport tekortkomingen in de strafrechtelijke
handhaving en de preventieve aanpak van online seksueel geweld.
Inzet kabinet op de bestrijding van online seksueel geweld
Het kabinet dankt de opstellers voor het rapport en voor hun betrokkenheid bij de
aanpak van deze ernstige problematiek. Online seksueel geweld is een breed en complex
fenomeen dat binnen de Rijksoverheid, politie en het Openbaar Ministerie (hierna:
OM) op verschillende niveaus en binnen diverse gespecialiseerde teams wordt behandeld.
De bestrijding van online seksueel geweld heeft prioriteit voor het kabinet, mede
door de impact van deze delicten op slachtoffers en daarmee op onze maatschappij als
geheel. De afgelopen jaren heeft het kabinet ingezet op versterking van de integrale
aanpak van deze problematiek waarin niet alleen is ingezet op het versterken van de
strafrechtelijke bescherming van slachtoffers, maar ook breed is ingezet op preventie,
slachtofferondersteuning en informatievoorziening. Dit wordt hieronder nader toegelicht.
Met de inwerkingtreding van de Wet seksuele misdrijven (hierna: WSM) op 1 juli 2024,
is de strafrechtelijke bescherming van slachtoffers tegen seksueel geweld in de digitale
dimensie versterkt. Het uitgangspunt is nu dat wat offline strafbaar is, ook online
strafbaar is.
Een belangrijk onderdeel van de integrale aanpak van JenV is onder andere de subsidie
aan de Stichting Offlimits. Offlimits biedt met haar hulplijnen en meldpunten preventie,
hulp en ondersteuning bij online seksueel geweld in vele vormen. Hun hulplijn Helpwanted
speelt dan ook een cruciale rol in de bestrijding van dit fenomeen. Een belangrijke
ontwikkeling is de toekenning van de formele trusted flagger status aan Offlimits door de Autoriteit Consument en Markt (hierna: ACM) op basis
van de Digital Services Act (hierna: DSA). Dit betekent dat verwijderverzoeken van
Offlimits prioritair en onverwijld door online tussenhandeldiensten behandeld moeten
worden. Offlimits is de eerste organisatie aan wie de ACM een dergelijke status heeft
toegekend.
Tevens dragen de Ministeries van JenV en OCW bij aan diverse preventietrajecten, waaronder
de recente actualisatie van de «Wegwijzer seksualiteit online». De wegwijzer biedt
(onderwijs)professionals praktische handvatten bij incidenten van online seksueel
grensoverschrijdend gedrag. Ook geeft de wegwijzer een overzicht van preventieve hulpmiddelen
en staan er handreikingen voor docentprofessionalisering, beleidsvorming en ouderbetrokkenheid
in. Het Ministerie van JenV onderzoekt, in samenwerking met een consortium met expertorganisaties,
politie en OCW, bovendien mogelijke aanvullende gedragsinterventies tegen het onderling
doorsturen van schadelijk materiaal (zoals seksueel beeldmateriaal) in besloten online
groepsgesprekken op bijvoorbeeld Whatsapp, Snapchat of Telegram.
Daarnaast zet het kabinet met het Nationaal Actieprogramma Aanpak seksueel grensoverschrijdend
gedrag en seksueel geweld (hierna: NAP) in een samenwerkingsverband tussen OCW, SZW,
VWS en JenV in op de meerjarige brede aanpak om dit maatschappelijke probleem aan
te pakken.4 Dit met het doel seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld te voorkomen,
te herkennen, aan te pakken en hulp te bieden aan de slachtoffers. Het NAP zet in
op een cultuurverandering waarin dergelijk gedrag, ook online, niet wordt getolereerd.
Het programma richt zich op preventie, wet- en regelgeving, hulpverlening en onderzoek.
Online gedrag krijgt hierin nadrukkelijk aandacht, onder meer via publiekscampagnes,
projecten zoals «Seksuele Opvoeding door Ouders» (Rutgers), de alliantie Act4Respect
en onderzoek als T@CKLE (Nationale Wetenschapsagenda). Jongeren leren over de impact
van online seksueel grensoverschrijdend gedrag en mediawijsheid krijgt een stevigere
plek in het onderwijs.
Verder wordt door de bij het NAP betrokken departementen en de regeringscommissaris
seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld verkend hoe omstanders online
actiever kunnen worden. Deze inzet sluit aan op bredere Rijksbrede trajecten, zoals
het Project Online Content Moderatie (JenV), het netwerk Mediawijsheid (OCW), Richtlijn
Gezond Schermgebruik voor opvoeders (VWS)5 en het project tegen online discriminatie, racisme en hate speech. Waar mogelijk
worden initiatieven met elkaar verbonden.
Nederland beschikt daarnaast over een uitgebreid en onafhankelijk toezichthouderslandschap,
bestaande uit verschillende autoriteiten met elk hun eigen expertise waarbij ieder
valt onder de verantwoordelijkheid van een departement. Binnen ons toezichthouderslandschap
bewaakt de Autoriteit Persoonsgegevens (hierna: AP) (JenV) onze persoonsgegevens,
terwijl de ACM (EZ) zorgt voor eerlijke concurrentie en consumentenbescherming online.
Het Commissariaat voor de Media (CvdM) (OCW) houdt toezicht op videoplatformdiensten
en video-uploaders («influencers»), bevordert betrouwbaar en pluriform media-aanbod
en zet zich in voor een veilige online omgeving voor jongeren. Relatief nieuw is de
ATKM: een autoriteit waar het Ministerie van Justitie en Veiligheid het initiatief
toe heeft genomen om een verschil te maken in de hosting van materiaal van seksueel
kindermisbruik in Nederland. De ATKM is gericht op het detecteren, beoordelen en laten
verwijderen van deze specifieke content op basis van haar bestuursrechtelijke bevoegdheden.
Hoewel de ATKM enkel kan acteren op materiaal van kinderen, is zij wel een belangrijke
speler in handhaving op online seksueel geweld.
De toezichthouders informeren burgers en bedrijven, voeren controles uit en handhaven
de regels met waarschuwingen, boetes of andere maatregelen. De toezichthouders werken
steeds vaker samen bij online kwesties. Deze samenwerking en hun autonomie zijn cruciaal
voor een betrouwbaar en veilig digitaal Nederland. Voor meer details over hun bevoegdheden
verwijs ik naar de bijlage onderaan deze brief.
Hoewel deze toezichthouders veelal zelfstandig opereren en een onafhankelijke juridische
positie innemen, draagt het kabinet de eindverantwoordelijkheid voor het stelsel van
het toezicht in Nederland. Deze verantwoordelijkheid betreft in de eerste plaats het
scheppen van de randvoorwaarden waarbinnen toezichthouders hun werk goed kunnen doen.
Denk hierbij aan het wettelijk kader, de governance, en de financiering. De inhoudelijke oordeelsvorming in individuele toezichtzaken
valt echter nadrukkelijk buiten de invloedsfeer van het kabinet. In beginsel moeten
toezichthouders hun wettelijke taken onafhankelijk en onpartijdig vervullen; politieke
of ambtelijke inmenging in operationele beslissingen is daarbij ongewenst en in strijd
met de beginselen van behoorlijk bestuur. Tegelijkertijd blijft het kabinet aanspreekbaar
op de werking van het toezichtstelsel als geheel. Indien zich structurele knelpunten
of disfunctioneren van een toezichthouder voordoen, wordt van het kabinet verwacht
dat het passende maatregelen treft.
2. Reactie op aanbevelingen
Om de in het rapport geschetste problematiek aan te pakken wordt een aantal aanbevelingen
gedaan. Hieronder wordt toegelicht op welke wijze invulling wordt gegeven aan de gedane
aanbevelingen en uitgelegd waarom niet alle aanbevelingen integraal worden overgenomen,
zoals de motie Van Nispen c.s. verzoekt.
a. Prioritering en samenwerking
De opstellers van het rapport bevelen aan dat toezichthouders en handhavende instanties
online seksueel geweld per 1 januari 2026 als prioriteit opnemen. Ze zouden hun rol,
verwachtingen en benodigdheden helder moeten definiëren. Ook dient er een periodiek,
niet-vrijblijvend overleg te worden georganiseerd tussen toezichthouders, handhavers
en relevante partijen zoals Offlimits. De opstellers van het rapport bevelen daarnaast
aan dat toezichthouders en handhavende instanties vanaf 1 januari 2026 jaarlijks rapporteren
over hun inspanningen ter bescherming van slachtoffers van online seksueel geweld.
Toezichthouders onderschrijven de aanpak van online seksueel geweld breed en zijn
bereid de samenwerking, waar mogelijk, verder te versterken. Toezichthouders werken
al effectief samen in verschillende verbanden, zoals de DSA-Kamer en het multilateraal
samenwerkingsprotocol.6
Naar aanleiding van het rapport hebben de betrokken toezichthouders, het OM en de
politie het initiatief genomen om te verkennen hoe hun samenwerking verder kan worden
verdiept en hoe de beschikbare bevoegdheden optimaal kunnen worden benut voor een
sluitende aanpak. Tegelijkertijd moet worden onderkend dat, ook bij maximale inzet,
juridische of capacitaire beperkingen kunnen blijven bestaan. Het kabinet benadrukt
in dit verband het grote belang van nauwere samenwerking, met inachtneming van ieders
wettelijke bevoegdheden en verantwoordelijkheden. Indien de toezichthouders op basis
van hun overleggen concrete verzoeken indienen bij het kabinet ter verbetering van
hun handhaving, zal hier met prioriteit aandacht aan worden besteed.
Aanvullend is het belangrijk dat concrete en kwalitatief hoogwaardige informatie wordt
aangeleverd aan de relevante toezichthouders, zodat zij hun toezichthoudende taken
effectief kunnen uitvoeren. Hoewel zij hun focus en prioriteiten zelf zorgvuldig bepalen,
kan kwalitatief hoogwaardige en gerichte informatie bijdragen aan het versterken van
het toezicht. Zo kunnen concrete meldingen van overtredingen van de Digital Services
Act (DSA) voor de ACM bijvoorbeeld aanleiding zijn om prioriteiten te heroverwegen.
Voor de ACM ligt de nadruk onder meer op de bescherming van minderjarigen en de aanpak
van hosterproblematiek. Deze thema’s maken deel uit van de toezichtstrategie Focus op digitale economie 2025, waarbij online seksueel geweld een rol kan spelen.7 Daarnaast neemt de ACM via de Digitale Dienstenraad deel aan een gezamenlijke actie
tegen adult content-platforms, die momenteel in een werkgroep verder wordt uitgewerkt.8
Voor de AP geldt dat ze de problematiek rondom online seksueel geweld uiterst serieus
nemen en in overleg zijn en blijven met andere toezichthouders om te zien waar ze
effectief kunnen optreden en, als blijkt dat ze dat niet kunnen, welk additioneel
instrumentarium daarvoor noodzakelijk is.
Het kabinet benadrukt dat deze toezichthouders onafhankelijk zijn. Het is daarom primair
aan hen om, binnen de wettelijke kaders en beschikbare middelen, hun prioriteiten
te stellen en de wijze van taakuitvoering te bepalen. In het lopende contact is uiteraard
ruimte om prioritering knelpunten in de handhaving te bespreken, hetgeen het kabinet
ook doet.
Voor de politie en het OM geldt eenzelfde autonomie. Bij de regionale recherches zijn
gespecialiseerde teams ingericht, die belast zijn met de opsporing van seksuele misdrijven
binnen het werkgebied van de politie-eenheid. De zedenteams behandelen zowel online
als offline zaken. De prioriteiten voor hun inzet worden bepaald door het bevoegd
gezag binnen de politie-eenheid. Gezien het omvangrijke werkaanbod zijn scherpe keuzes
onvermijdelijk. Om hierin te ondersteunen hebben de politie en het OM in 2024 de Handreiking
Sturing Seksuele Misdrijven OM-Politie opgesteld. Deze handreiking biedt een sturingsmodel
dat ondersteunt in de sturing op zedenzaken en landelijk door de politie en het OM
wordt toegepast. Dit betekent dat alle meldingen van seksuele misdrijven die bij de
zedenteams binnenkomen, worden voorzien van advies na triage. Daarbij wordt gekeken
naar spoedhandelingen, slachtofferbehoeften en passende interventies.
Bij een strafrechtelijk onderzoek worden impact, haalbaarheid en werkvoorraad meegewogen,
waarbij zaken met grote impact of spoed voorrang krijgen. Daarnaast heeft de aanpak
van online seksuele misdrijven binnen de zedenteams de volle aandacht van de politie.
Inspanningen richten zich onder meer op het operationaliseren (verbeteren van het
werkproces), de sturing en prioritering, het opdoen van ervaring en de stap naar datagedreven
werken.
b. Feitenonderzoek Offlimits
De opstellers van het rapport stellen voor om afspraken te maken met Offlimits, een
erkende «trusted flagger», zodat hun feitenonderzoek direct kan dienen als basis voor
handhavende maatregelen.
Offlimits levert een hele waardevolle bijdrage aan het signaleren van misstanden,
met name waar het slachtoffers betreft die anders buiten beeld blijven. Mede daarom
is het Ministerie van Justitie en Veiligheid dan ook de hoofdfinancier van Offlimits.
Omdat één melding van Offlimits vaak wijst op een bredere problematiek, geven politie
en het OM dergelijke meldingen extra aandacht. Meldingen van Offlimits worden derhalve
wel extra serieus opgepakt.
Desalniettemin richten toezichthoudende instanties, politie en OM hun handhavings-
en opsporingsactiviteiten onafhankelijk in. Deze onafhankelijkheid is cruciaal voor
een integere en effectieve rechtsgang en instanties in staat stelt feiten te verifiëren
en zelfstandig te kwalificeren conform de geldende wettelijke kaders, waarbij eigen
onderzoek noodzakelijk is voor objectiviteit en rechtsgeldigheid. Deze instanties
kunnen daarom geen afspraken maken over het één-op-één overnemen van feitenmateriaal
dat door Offlimits wordt aangedragen. Dit is ook niet een taak die past in de rol
van een meldpunt. Opsporing kan en mag niet enkel gebruik maken van bewijsmateriaal
dat alleen door een derde partij is vergaard zonder dat eigen onderzoek is gedaan.9 Uiteraard kunnen de feiten die Offlimits bloot legt wel een begin zijn voor een onderzoek.
Voor het OM geldt het opportuniteitsbeginsel: het uitgangspunt dat een officier van
justitie zelf beslist of een strafbaar feit wordt vervolgd. Dit biedt de ruimte om,
ook wanneer er voldoende bewijs is, in zorgvuldig overwogen gevallen af te zien van
vervolging. Het kan ook besluiten om af te zien van vervolging als dat in het algemeen
belang of het belang van de rechtshandhaving beter is, bijvoorbeeld bij geringe ernst,
onvoldoende maatschappelijke schade, of als andere maatregelen passender zijn.
c. Budgettaire en personele behoeften
De opstellers van het rapport adviseren om de budgettaire en personele behoeften van
de betrokken toezichthouders en handhavende instanties te inventariseren om hun taken
goed uit te kunnen voeren.
De financiële en personele behoeften van toezichthouders worden periodiek geïnventariseerd
binnen hun reguliere financieringscyclus. De betrokken toezichthouders onderzoeken
momenteel zelf de lacunes in hun aanpak. Tot dusver is daarbij niet gebleken dat een
tekort aan financiële middelen de primaire oorzaak van de gesignaleerde problematiek
rondom seksueel beeldmateriaal dat lastig offline te halen is.
Voor de opsporing geldt dat de formatie van de zedenteams van de politie de afgelopen
jaren flink is uitgebreid. Ook is er geïnvesteerd in opleiding en expertise van politiemedewerkers
vanwege de inwerkingtreding van de WSM op 1 juli 2024. Hoewel het is gelukt om extra
capaciteit voor de zedenteams te werven, zien we dat het door de pensioenuitstroom
(relatief veel ervaren politiemedewerkers stromen uit) en de krappe arbeidsmarkt momenteel
een uitdaging is om de bezetting op peil te houden. In het halfjaarbericht politie
wordt uw Kamer halfjaarlijks geïnformeerd over de situatie omtrent de zedenteams.
3. Uitbreiding ATKM
In de eerder genoemde motie van het lid Van Nispen c.s. is de regering verzocht te
bezien of het mandaat van de ATKM kan worden uitgebreid, zodat in de toekomst ook
verwijderbevelen kunnen worden afgegeven bij evident onrechtmatig materiaal van volwassenen.
Hoewel dit verzoek sympathiek lijkt vanuit het oogpunt van bescherming tegen schadelijk
online materiaal, is het op dit moment niet opportuun om het mandaat van de ATKM uit
te breiden.
De ATKM is een relatief jonge toezichthouder. Het is belangrijk dat zij de tijd krijgt
om verder te groeien om een gezaghebbende autoriteit te worden op het gebied van de
bestuursrechtelijke aanpak van online kinderpornografisch materiaal en terroristische
online inhoud. Gelet hierop moet de ATKM eerst de ruimte krijgen om zich te richten
op haar kerntaken, waarbij het gaat om twee essentiële onderwerpen die direct raken
aan de nationale veiligheid en fundamentele mensenrechten; twee van de meest verwerpelijke
vormen van online illegale content.
Daarbij merk ik op dat het vaststellen van «evident onrechtmatig materiaal van volwassen»
complexe materie is, waarbij het een andere beoordeling betreft dan de kwalificatie
die de ATKM nu uitvoert om haar wettelijke taken te vervullen. Bij het vaststellen
van de onrechtmatigheid is de toestemming van de betrokkene een belangrijk gegeven.
Daarbij kan het ook noodzakelijk zijn om in contact te staan met de desbetreffende
volwassene die is afgebeeld. Gezien de doelstelling van de ATKM – het tegengaan van
verspreiding van kinderpornografisch en terroristisch online materiaal – is dit nu
nooit het geval. Daarnaast vereist de vaststelling van onrechtmatigheid vaak een belangenafweging
waarbij context doorslaggevend is en open normen zoals «schadelijk» of «maatschappelijk
onaanvaardbaar» een rol spelen.
Concluderend is het op dit moment niet opportuun en in deze fase niet verstandig om
het mandaat van de ATKM uit te breiden naar evident onrechtmatig materiaal van volwassenen.
De prioriteit ligt nu bij het zorgvuldig opbouwen van een effectieve en gezaghebbende
toezichthouder binnen haar bestaande, wettelijk afgebakende opdracht.
Tot slot
Het vertrouwen in de digitale omgeving – een omgeving die in toenemende mate cruciaal
is voor het functioneren van onze samenleving – staat onder druk door het groeiende
misbruik van deze infrastructuur voor uiteenlopende vormen van criminaliteit. Deze
ontwikkeling is zorgwekkend en vraagt om een realistische benadering van de mogelijkheden
én beperkingen op het gebied van handhaving en opsporing binnen de digitale context.
De verwachtingen van burgers van de overheid bij het aanpakken van maatschappelijke
problemen zijn hoog en dat is begrijpelijk. Tegelijkertijd komen die verwachtingen
vaak niet overeen met wat de overheid kan waarmaken en is het niet altijd de rol van
de overheid: ook bedrijven dienen hun verantwoordelijkheid te nemen bij het tegengaan
van online seksueel geweld. Verder maakt de aard van het internet, waarin anonimiteit
en grensoverschrijdend handelen de standaard zijn, het opsporen en vervolgen van daders
bijzonder complex. Daarom is het ook van belang om in internationaal verband samen
te werken. Technologische hulpmiddelen maken het mogelijk dat kwaadwillenden hun identiteit
afschermen en zich vrijwel onvindbaar maken – wat effectieve handhaving vanuit nationale
kaders ernstig belemmert. De digitale leefwereld beperkt zich daarnaast niet tot de
landsgrenzen en verhoudt zich slecht tot nationale jurisdicties. In de praktijk is
digitale criminaliteit vaak lastig op te sporen en vervolgen. Dit staat op gespannen
voet met het rechtvaardigheidsgevoel en de normen die we in de fysieke wereld hanteren.
Dit is een ongemakkelijke constatering maar alleen door deze realiteit onder ogen
te zien, geven we vorm aan realistische en toekomstbestendige oplossingen die zowel
de weerbaarheid van onze digitale infrastructuur vergroten als het publieke vertrouwen
versterken.
Deze problematiek kan niet door de overheid alleen worden opgelost en daarom is het
belangrijk is dat alle actoren in de samenleving samen blijven optrekken, zoals de
organisaties die samen hebben gewerkt aan dit rapport, het bedrijfsleven en organisaties
die internationaal samen werken. We staan samen aan de lat om de problematiek rondom
online seksueel geweld te verbeteren, en zullen ons ook blijven inzetten om slachtoffers
te ondersteunen.
De Minister van Justitie en Veiligheid,
F. van Oosten
BIJLAGE SAMENVATTING VAN DE BEVOEGDHEDEN VAN DE VERSCHILLENDE TOEZICHTHOUDERS
In het licht van artikel 5:44 Algemene Wet Bestuursrecht (hierna: Awb) kan een toezichthouder
die handelt op basis van de Awb, slechts acties ondernemen bij gedragingen die tevens
een strafbaar feit zijn, nadat deze zijn voorgelegd bij de Officier van Justitie (hierna:
OvJ) (lid 2) en de OvJ heeft aangegeven af te zien van vervolging (lid 3).
Een toezichthouder zal gemiddeld genomen geen prioriteit geven aan zaken die minder
kansrijk zijn (datzelfde geldt voor het OM en politie). Voor effectief optreden is
een heldere norm nodig die is overschreden, die snel en makkelijk kan worden aangetoond,
gevolgd door handhavingsrecht dat ook toelaat dat er snel kan worden gehandhaafd en
met de Awb is dat laatste niet (altijd) evident.
Autoriteit Consument & Markt
De ACM is de primaire toezichthouder op de DSA in Nederland en houdt onder andere
toezicht op online platforms en webhostingdiensten. De DSA geeft de ACM geen directe
bevoegdheid om verwijderbevelen op te leggen. Wel bevat de DSA verplichtingen op grond
waarvan de ACM kan handhaven wanneer online platforms stelselmatig of structureel
onvoldoende optreden tegen illegale inhoud, bijvoorbeeld naar aanleiding van meldingen
van gebruikers en derden dan wel naar aanleiding van eigen onderzoek van de ACM. Tevens
kan de ACM organisaties aanwijzen als «trusted flagger». Meldingen van dat soort organisaties
moeten door platforms prioritair behandeld moeten worden. De ACM houdt ook toezicht
op «trusted flaggers» om bijv. te voorkomen dat zij hun positie misbruiken en daarnaast
kan de ACM de jaarlijkse rapportages van trusted flaggers eveneens gebruiken voor
hun eigen toezicht.
Autoriteit Persoonsgegevens
De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) is belast met het toezicht op de naleving van
de gegevensbeschermingswetgeving, zoals onder meer vastgelegd in de Algemene Verordening
Gegevensbescherming (AVG). De bevoegdheden van de AP zien op de verwerking van persoonsgegevens.
Dit betekent bijvoorbeeld dat als intieme beelden zonder toestemming worden verspreid,
de AP kan ingrijpen als deze beelden persoonsgegevens zijn die onrechtmatig verwerkt
zijn.
Slachtoffers van online seksueel geweld kunnen ook een klacht indienen bij de AP,
waardoor zij een actieve rol vervullen in het signaleren van mogelijke schendingen
van het gegevensbeschermingsrecht. Het is daarbij van belang te benadrukken dat de
AVG niet van toepassing is op verwerkingen die uitsluitend binnen de huishoudelijke
of persoonlijke sfeer plaatsvinden.10 Dit impliceert dat het maken van seksuele deepfakes voor uitsluitend «eigen gebruik»
niet onder de AVG valt.
De AP kan een onderzoek instellen naar personen of organisaties die verantwoordelijk
zijn voor het maken en verspreiden van dit soort materiaal. Dit kunnen online platforms
zijn, maar ook hostingproviders die de content hosten. De AP heeft een ruim mandaat
met uitgebreide bevoegdheden om te onderzoeken of partijen voldoen aan hun verplichtingen
uit de AVG. Als uit het onderzoek blijkt dat er overtredingen zijn, kan de AP aanwijzingen
geven. Ze kunnen bijvoorbeeld aanbieders van online diensten opdragen om het schadelijke
maontoegankelijk te maken (verwerkingsbeperking, waaronder een verwerkingsverbod).
Autoriteit online en Terroristisch Kinderpornografisch Materiaal
De ATKM kon reeds bevelen ter verwijdering of ontoegankelijk maken opleggen aan aanbieders
van hostingdiensten bij aangetroffen online terroristisch materiaal en bestuursrechtelijk
handhaven wanneer daar geen gehoor aan wordt gegeven. Op basis van de Europese Verordening
inzake het tegengaan van de verspreiding van terroristische online-inhoud en bijbehorende
nationale Uitvoeringswet. Vanaf 1 juli 2024 is de wet bestuursrechtelijke aanpak online
kinderpornografisch materiaal in werking getreden waarmee de ATKM eveneens bevoegdheden
heeft verkregen voor kinderpornografisch materiaal. Deze wet regelt onder meer de
bevoegdheid voor de ATKM om aanbieders van hostingdiensten en aanbieders van communicatiediensten
te verplichten online kinderpornografisch materiaal ontoegankelijk te maken of te
verwijderen en bestuursrechtelijk te handhaven wanneer zij dat niet doen. De ATKM
verwacht nog dit jaar handhavende maatregelen te kunnen treffen. De ATKM en Offlimits
hebben recentelijk samenwerkingsafspraken gemaakt om informatie te kunnen uitwisselen
over partijen die niet meewerken. Indien aanbieders van hostingdiensten niet meewerken
kan de ATKM een last onder dwangsom of bestuurlijke boete opleggen oplopend tot 10%
van de jaarlijkse omzet van de onderneming. Ook kan de ATKM ervoor kiezen om deze
sanctiebesluiten openbaar te maken en zal dat in beginsel ook doen, gelet op de diffamerende
werking die daarvan uitgaat.
Het Commissariaat voor de Media (CvdM)
Het Commissariaat is de toezichthouder die zich richt op het naleven van de Mediawet
binnen Nederland, waarbij de focus ligt op mediakanalen zoals radio, televisie en
bepaalde videoplatformdiensten en video-uploaders («influencers») die onder de Mediawet
vallen. De taak van het Commissariaat bestaat onder meer uit het waarborgen van pluriformiteit,
het beschermen van minderjarigen tegen schadelijke content en het handhaven van de
voorschriften omtrent aanstootgevende en schadelijke uitzendingen.
Met betrekking tot online seksueel geweld heeft het Commissariaat een beperkte maar
duidelijke rol. In gevallen waarin mediakanalen die onder zijn toezicht vallen uitzendingen
of content verspreiden waarin sprake is van seksueel geweld, kan het Commissariaat
toezien op de naleving van de geldende regels en indien nodig handhavend optreden.
Dit kan resulteren in waarschuwingen, het opleggen van boetes, of andere bestuursrechtelijke
maatregelen, zoals het opleggen van een last onder dwangsom. Het Commissariaat beschikt
niet over de bevoegdheid om zelfstandig online content te verwijderen of offline te
halen buiten zijn reguleringskader. De meerderheid van de online content wordt verspreid
via platforms die niet direct onder de Mediawet of het toezicht van het Commissariaat
vallen, zoals in het buitenland gevestigde social mediabedrijven, forums en andere
websites.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F. van Oosten, minister van Justitie en Veiligheid