Brief regering : Evaluatie Wet tegemoetkoming schade bij rampen
26 956 Beleidsnota Rampenbestrijding
Nr. 221
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 november 2025
In juli 2021 kregen de inwoners in Limburg en delen van Noord-Brabant te maken met
extreme neerslag en wateroverlast. Dit zorgde voor veel leed en schade. Het kabinet
heeft de Wet tegemoetkoming schade bij rampen (Wts) op 16 juli 2021 van toepassing
verklaard en ook verschillende andere maatregelen genomen om gedupeerden financieel
tegemoet te komen in geleden materiële schade.
De toepassing van de Wts op de wateroverlast in juli 2021 heeft aanleiding gegeven
tot vragen over onder meer de toekomstbestendigheid van de Wts. Dit vormde reden om
de Wts te laten evalueren. De evaluatie is uitgevoerd door een samenwerkingsverband
van de Universiteit Utrecht, de Erasmus Universiteit Rotterdam en onderzoekbureau
Andersson Elffers Felix (AEF) in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum
(WODC). Het onderzoeksrapport «Toekomstbestendigheid en werkingsgebied Wet tegemoetkoming
schade bij rampen» is bij brief d.d. 16 december jl. aan uw Kamer aangeboden.1 In deze brief zal ik, mede namens de Ministers van Financiën en van Infrastructuur
en Waterstaat, nader ingaan op het rapport.
Ook de toepassing van de Wts op de wateroverlast in juli 2021 is geëvalueerd.2 Een van de aanbevelingen in dit rapport was om het uitvoeringsproces voor gedupeerden
zo simpel mogelijk te maken. Daarnaast heeft uw Kamer opgeroepen om te verkennen op
welke wijze een publiek-private samenwerking met als doel een soepele en efficiënte
afhandeling van schades na een overstromingsramp kan worden bewerkstelligd.3 Naar aanleiding hiervan heb ik AEF gevraagd een verkenning uit te voeren naar de
mogelijkheden van een eenloketfunctie voor schadeafhandeling voor gedupeerden. Bijgaand
bied ik u daarom ook het rapport «Eén loket verkend» aan. Hieronder zal ik ook nader
ingaan op dat rapport.
Voordat ik in ga op de hiervoor genoemde rapporten wil ik u, zoals is toegezegd tijdens
het commissiedebat op 19 februari jl. (Kamerstuk 29 517, nr. 269), informeren over de toepassing van de Beleidsregel financiële nood als gevolg van
de wateroverlast in juli 2021.
Beleidsregel financiële nood als gevolg van de wateroverlast in juli 2021
Naar aanleiding van de extreme neerslag en wateroverlast in juli 2021 is de Wts toegepast.
Naar aanleiding hiervan zijn 2219 aanvragen ingediend (exclusief dubbele of ingetrokken
aanvragen) en zijn 1679 aanvragen toegewezen.4 Er is circa 90 miljoen uitgekeerd op grond van de Wts en de Coulanceregeling gezamenlijk.
Daarnaast heeft het kabinet, met name vanwege de uitzonderlijke situatie door de coronacrisis,
diverse extra maatregelen getroffen om gedupeerden te helpen. Gebleken is dat er gedupeerden
zijn die na de wateroverlast in juli 2021 met financiële rest- en/of gevolgschade
zijn geconfronteerd. Op nadrukkelijk verzoek van uw Kamer heeft de toenmalige Minister
van Justitie en Veiligheid tijdens het commissiedebat «crisisbeheersing en brandweerzorg»
op 1 februari 2023 toegezegd te bezien of voor gedupeerden die in een schrijnende
situatie zitten als gevolg van de wateroverlast in juli 2021 nog aanvullende maatregelen
genomen konden worden. Gelet hierop en op de motie-Mutluer c.s.5, is de Beleidsregel financiële nood als gevolg van de wateroverlast in juli 2021
opgesteld.6 Met de gemeenten zijn gesprekken gevoerd over de strekking van de beleidsregel. Dit
was complex, omdat het begrip «schrijnende situatie» zodanig moest worden beschreven
dat het enerzijds recht moest doen aan de problematiek van de gedupeerden en het anderzijds
objectiveerbaar en toepasbaar moest zijn in het kader van een beleidsregel. Kern van
de beleidsregel is dat een eenmalige financiële verstrekking aan gedupeerden kan worden
gedaan om de financiële nood te lenigen vanwege dubbele woonlasten of schade aan de
gebruiksfunctie van de woning, die is ontstaan als gevolg van de wateroverlast in
juli 2021. De beleidsregel is op 1 september 2024 in werking getreden en op 1 maart
2025 beëindigd.
Voor deze aanvullende regeling zijn dertien aanvragen binnengekomen, waarvan de meeste
vlak na het openstellen van de beleidsregel zijn ontvangen. Zowel de uitvoerder als
de gemeenten hebben zich ingespannen om de beleidsregel onder de aandacht van de doelgroep
te brengen. Zo is onder meer op gemeentelijke websites, op sociale media en in lokale
kranten aandacht besteed aan de beleidsregel en zijn er laagdrempelige inloopspreekuren
georganiseerd in verschillende gemeenten. Dit is in goed overleg met de betrokken
gemeenten gegaan.
Bij het in behandeling nemen van de aanvragen is richting iedere aanvrager sprake
geweest van persoonlijk contact en is maatwerk toegepast. Zo heeft de schade-expert
in voorkomend geval contact opgenomen met de verzekeraar. Dit heeft in één geval nog
geleid tot een aanvullende uitkering door de verzekeraar. Een ander voorbeeld is dat
aanvragers die geen goed inzicht hadden in eigen financiën, hierbij zijn geholpen,
waardoor duidelijk werd dat zij er financieel goed voor staan.
In drie gevallen is een financiële verstrekking gedaan op basis van de beleidsregel.
De afwijzingen van de aanvragen zijn veelal gelegen in het feit dat de schade niet
is te herleiden tot de wateroverlast in juli 2021. Bij bezoeken van de schade-experts
zijn wel vochtproblemen en schade waargenomen bij verschillende woningen. Deze problemen
hebben echter veelal achterliggende oorzaken, die niet waren te herleiden naar de
wateroverlast van juli 2021. Zo is schade onder andere het gevolg van verhoogde grondwaterstanden
als gevolg van extreme neerslag (met name in het vierde kwartaal van 2023 en het eerste
kwartaal van 2024) en de constructie van de woningen, vaak oudere woningen met steensmuren
zonder spouw. De schade-experts hebben de eigenaren van deze woningen zoveel mogelijk
geadviseerd hoe om te gaan met de vochtproblemen in hun huis en over (preventieve)
maatregelen die getroffen kunnen worden. Hoewel deze problemen uiteraard zeer vervelend
zijn voor de betrokken huiseigenaren kunnen de herstelkosten voor deze schades niet
onder de beleidsregel worden geschaard. De andere reden voor afwijzingen is gelegen
in het feit dat er geen sprake is van financiële nood of dat de nog te herstellen
schade geen betrekking heeft op de gebruiksfunctie van de woning.
Gelet op de inspanningen die het kabinet heeft gepleegd en het feit dat nagenoeg alle
getroffen regeling zijn afgerond, zie ik geen aanleiding om aanvullende of nadere
maatregelen te nemen.
Wetsevaluatie «Toekomstbestendigheid en werkingsgebied Wet tegemoetkoming schade bij
rampen»
In de evaluatie stonden twee onderzoeksvragen centraal. De eerste vraag was in hoeverre
de Wts voldoende toekomstbestendig is, gelet op de (ervaringen met de) toepassingen
van de Wts tot op heden, de (extra) schade en kosten die als gevolg van klimaatverandering
kunnen optreden en de bestaande en in ontwikkeling zijnde verzekeringsmogelijkheden
met betrekking tot de thans onderkende gevolgen van klimaatverandering (extreem weer).
De onderzoekers concluderen dat het stelsel van de Wts om twee redenen niet toekomstbestendig
is. De eerste reden is dat onder maatschappelijke en politieke druk de grenzen van
solidariteit bij rampen verschuiven en dat wringt met de doelstelling van de Wts om
rechtszekerheid en rechtsgelijkheid te waarborgen en met de vangnetfunctie van de
Wts. De tweede reden komt voort uit het feit dat het uitgangspunt van de Wts, de eigen
verantwoordelijkheid, problematisch is en aandacht vraagt met het oog op gevolgen
van klimaatverandering. Dit houdt verband met de verzekerbaarheid die als vertrekpunt
is genomen voor de Wts, maar die niet altijd tot stand komt.
De onderzoekers schetsen vervolgens twee opties. De eerste optie is om de Wts als
structureel vangnet voor rampschade te behouden met de nodige aanpassingen om hiaten
in de toekomstbestendigheid van de Wts op te lossen. De tweede optie is om de Wts
te vervangen door een verplichte verzekering met een zo breed mogelijke rampendekking.
Verplichte verzekering met brede rampendekking
Allereerst zal ik ingaan op de tweede optie die de onderzoekers benoemen, namelijk
het creëren van verzekeringsdekking voor rampen. In dit verband verwijs ik naar de
brief d.d. 18 juni 2024 aan uw Kamer.7 Daarin is uiteengezet dat er voordelen zijn aan een oplossing die zorgt voor verzekeringsdekking
van een ramp zoals een grote overstroming, maar dat daar ook aanzienlijke nadelen
aan kleven. In die brief is toegelicht dat het kabinet op basis van een verkenning
concludeert dat de nadelen zwaarder wegen dan de voordelen en deze optie daarom niet
verder wordt uitgewerkt.
De onderzoekers laten in hun rapport deze brief en afwegingen van het kabinet aan
bod komen. Zij bevelen desondanks aan om een onderzoek te initiëren naar de (te verwachten)
economische effecten van een publiek-private verzekeringsoplossing en naar die effecten
hiervan in andere landen. Het kabinet acht het evenwel niet opportuun om een dergelijk
onderzoek te initiëren naar een publiek-private verzekeringsconstructie met een verplichte
verzekering voor burgers. Reden hiervoor is dat het kabinet van oordeel is dat de
uitkomsten van zo’n onderzoek niet tot andere conclusies zouden leiden ten aanzien
van de keuze voor de Wts als structureel vangnet voor onverzekerbare schade als gevolg
van (klimaat)rampen, in plaats van verzekerbaarheid voor dit risico na te streven.
Daarbij is het volgende relevant.
De onderzoekers noemen een aantal redenen om nader onderzoek uit te voeren. Ze verwijzen
naar het buitenland, zoals België en Frankrijk, waar een publiek-private samenwerking
tot stand is gekomen. De situatie in Nederland is echter op belangrijke aspecten dusdanig
afwijkend dat een vergelijking met andere landen niet goed mogelijk is. Voor Nederland
zou een verplichte verzekering bij rampen met name zien op overstromingen van primaire
keringen.8 Vrijwel alle overige klimaatschade in Europees Nederland is immers redelijkerwijs
verzekerbaar. Dat geldt voor schade als gevolg van wind, hagel, natuurbranden, bliksem,
sneeuw, vorst en ijzel. Daarnaast is ook schade als gevolg van overstromingen uit
het regionale watersysteem en door neerslag verzekerbaar. Ten aanzien van bescherming
tegen hoog water ligt in Europees Nederland de nadruk meer op het investeren in preventie
dan in het buitenland en is het beschermingsniveau derhalve hoger.9 Als een rampenverzekering ingevoerd wordt dan zou dit betekenen dat burgers eerst
betalen voor de preventieve maatregelen via belastingen en vervolgens ook voor een
verplichte verzekering. Bovendien zal de overheid nog altijd als herverzekeraar moeten
optreden.
De onderzoekers stellen daarnaast dat een verzekering prikkels bevat tot preventie
en tot reductie van de mogelijke schadelast bij overstroming. Echter, het handelingsperspectief
voor de burger om zichzelf te beschermen tegen overstromingen door het falen van primaire
keringen, die doorgaans leiden tot grote waterdieptes, is zeer beperkt. Het voldoen
aan de voor de primaire waterkeringen geldende veiligheidsnormen is een wettelijke
taak die is belegd bij de overheid (Rijk en waterschappen). Dit handelingsperspectief
is er wel bij neerslag die leidt tot wateroverlast en overstromingen door het falen
van regionale waterkeringen, waarbij de waterdiepte doorgaans veel lager is dan bij
overstromingen door het falen van primaire keringen. Deze schadevormen zijn verzekerbaar.
Verder halen de onderzoekers het rapport van het onderzoeksbureau SEO aan, waarin
de dekking door middel van herverzekering wordt afgezet tegen het vormen van een fonds.
Het kabinet wijst er echter op dat voor beide oplossingsrichtingen er inherent hogere
macro-economische kosten zullen zijn dan bij het behouden van de Wts. Voor herverzekering
geldt dat een relatief hoge premieafdracht nodig is bij risico’s van deze aard (zeldzame,
maar zeer grote schades). Daarnaast zijn aan het opzetten en handhaven van een fonds
met voldoende middelen, te weten enkele tot tientallen miljarden, ook aanzienlijke
kosten verbonden. De extra kosten die met een verzekeringsoplossing gepaard zouden
gaan, moeten worden gedragen door de burger in de vorm van verzekeringspremies. Hierbij
merk ik op dat alle burgers deze kosten moeten dragen. Ook burgers die op plekken
in Europees Nederland wonen waar geen overstromingsgevaar bestaat. Daar komen de bedrijfseconomische
kosten van (her)verzekeraars bij, en daar bovenop is nog een overheidsbijdrage vereist.
Dit maakt dat de verzekeringsoplossing maatschappelijk duurder is dan een overheidsoplossing
door middel van een tegemoetkoming op basis van de Wts.
Herziening Wts
Op basis van het voorgaande kiest het kabinet derhalve voor de eerste optie in het
onderzoeksrapport: het behouden van de Wts als structureel vangnet voor rampschade
met de nodige aanpassingen om de Wts toekomstbestendigheid te maken. Daarbij is een
eenduidige en consequente toepassing van de Wts noodzakelijk. Hieronder ga ik daar
nader op in.
Door de gevolgen van klimaatverandering en de veranderende verzekerings-mogelijkheden
is de Wts volgens de onderzoekers niet meer toekomstbestendig. Ik herken ook de constatering
van het WODC dat de grenzen van solidariteit bij rampen onder grote maatschappelijke
en politieke druk telkens verschuiven. Bij de wateroverlast in juli 2021 is dat, mede
vanwege de coronacrisis, gebeurd en zijn er verschillende aanvullende maatregelen
genomen om gedupeerden te helpen. Hoewel er toen sprake was van bijzondere omstandigheden
past dit niet bij de doelstelling van de Wts om rechtsgelijkheid en rechtszekerheid
te waarborgen. Met de herziening van de Wts dient daarom, zoals de onderzoekers ook
aanbevelen, een toekomstbestendig en voorspelbaar vangnet te worden gerealiseerd voor
schade bij rampen, waarbij tegelijkertijd rekening dient te worden gehouden met het
unieke karakter van een ramp en met de massaliteit en pluriformiteit van getroffen
belangen. De aanbevelingen zoals die in dit verband zijn gedaan in het onderzoeksrapport
neemt het kabinet daarom ter harte. Bij het overnemen van de aanbevelingen zal steeds
moeten worden bezien of en hoe de uitvoering efficiënt, snel, doelmatig en met oog
voor de belangen van gedupeerden kan worden vormgegeven.
Reikwijdte Wts
Het kabinet onderschrijft de noodzaak om de reikwijdte van de Wts toekomstbestendig
in te richten en beter aan te laten sluiten op veranderende inzichten in waterveiligheid.
De aangereikte mogelijkheden tot herformulering zullen bij de herziening van de Wts
worden overwogen, met behoud van het karakter van de Wts als vangnet voor niet-verhaalbare
schade bij rampen. Daarnaast wordt in de herziening overwogen om het expliciete onderscheid
tussen zoetwateroverstroming en zoutwateroverstroming in de Wts te laten vervallen.
Hierbij worden juridische duidelijkheid, uitvoerbaarheid en de verhouding tot overheidsaansprakelijkheid
meegenomen.
Voorts wordt aanbevolen om de Wts uit te breiden naar enkele schadevormen die de Wts
bij rampen breder inzetbaar maken, te weten dubbele woonlasten, het verlies van arbeidsvermogen
bij letsel en het verlies van levensonderhoud voor de nabestaanden ingeval van overlijden,
voor zover dit alles niet redelijkerwijs verzekerbaar is. Het kabinet staat welwillend
tegenover deze aanbeveling. Het is immers zeer voorstelbaar dat mensen door een ramp
gewond raken of zelfs overlijden. Het is dan niet meer dan passend dat vanuit de overheid
wordt voorzien in een financiële tegemoetkoming bij verlies van inkomen bij letsel
of levensonderhoud bij overlijden voor nabestaanden, voor zover dit uiteraard niet
redelijkerwijs verzekerbaar of anderszins gedekt is. Dit geldt eveneens voor het ontstaan
van dubbele woonlasten. In overleg met deskundigen zal het kabinet bezien waar dit
wenselijk is en welke (norm)bedragen en schadedrempels hiervoor gehanteerd zouden
moeten worden. Uitgangspunt ook hier zal overigens zijn dat het een tegemoetkoming
betreft en dat niet wordt voorzien in een volledige schadecompensatie. In overleg
met de uitvoeringsorganisatie10 zal worden bezien hoe dit praktisch uitgevoerd zou kunnen worden, waarbij uiteraard
ook het perspectief van de burger wordt meegenomen.
Een andere aanbeveling in het rapport is het bieden van meer ruimte in de Wts voor
gedupeerden met beperkte financiële draagkracht. Bij de toepassing van de Wts naar
aanleiding van de wateroverlast in juli 2021 bleken zich schrijnende situaties te
hebben voorgedaan waar de behoefte aan een ruimere toepassing van deze mogelijkheid
werd gevoeld. Het kabinet heeft dan ook een positieve grondhouding ten aanzien van
deze aanbeveling. De wenselijkheid en de formulering hiervan luistert echter nauw.
Het risico op «charity hazard» waar in het rapport voor wordt gewaarschuwd is aanwezig
en dit dient vanzelfsprekend vermeden te worden. Bovendien kan dit de rechtsgelijkheid
onder druk zetten.
Communicatie en bewustwording
De aanbeveling om prudent en terughoudend om te gaan met het bieden van compensatie
buiten de Wts om en met beslissingen om de reikwijdte van de Wts ad hoc uit te breiden onderschrijft het kabinet ten zeerste. Voor een goede uitvoering van
de Wts, de bewustwording van de noodzaak voor burgers om zich adequaat te verzekeren
en vertrouwen in de overheid is een consequente toepassing van de Wts door de overheid
een vereiste. In dit licht constateren de onderzoekers dat het onduidelijk is wanneer
de Wts wordt toegepast. Het kabinet onderkent nadrukkelijk deze behoefte aan duidelijkheid
in de communicatie over het van toepassing verklaren van de Wts. Bij de overweging
om de Wts toe te passen zullen daarom expliciet de elementen van het begrip ramp worden
geadresseerd. Dit bevordert een consistente toepassing van de Wts. Wanneer de Wts
eenmaal wordt toegepast is het belangrijk om eerlijk en transparant te zijn naar burgers
over wat de overheid kan doen binnen de geldende kaders van de Wts. Op basis van de
Wts wordt weliswaar een financiële tegemoetkoming verstrekt, maar is geen sprake van
volledige compensatie van alle schade. Voorkomen moet worden dat de overheid verwachtingen
wekt die niet kunnen worden waargemaakt. Daarnaast is de toepassing van de Wts niet
altijd een automatisme. Dit vergt een besluit daartoe van de Minister van Justitie
en Veiligheid.
Aanbevolen wordt dat het bewustzijn van waterrisico’s en de verzekeringsgraad worden
bevorderd. Gebeurt dit niet, dan kan bij een volgende ramp de maatschappelijke en
politieke druk des te groter zijn om toch weer uitzonderingen te maken. Hier ligt
een rol voor de overheid om het bewustzijn onder burgers en bedrijven te vergroten
en de verzekeringsbereidheid te bevorderen. Het kabinet onderschrijft de constatering
van de onderzoekers dat het van belang is dat de burger zich bewust is van klimaatrisico’s,
zoals overstroming. Zo is recent het onderzoek «Waterbewust handelen bij wateroverlast door extreme regen» gepubliceerd.11 Dit onderzoek is naar aanleiding van aanbevelingen uit de Beleidstafel wateroverlast
en hoogwater gestart. De uitkomsten van dit onderzoek worden gebruikt voor het opstellen
van een landelijke aanpak waterweerbaarheid bij wateroverlast. Doel hiervan is om
het waterbewustzijn van de burger te vergroten. Ook de tool overstroomik.nl moet bijdragen
aan het waterbewustzijn van burgers.12
Voorts onderschrijft het kabinet de aanbeveling om de Wts in te zetten als een instrument
dat gedupeerden helpt om hun leven weer op orde te krijgen en om mensen te ondersteunen
bij de directe nasleep van de ramp. Nu is te lang onduidelijk of (en zo ja in hoeverre)
de Wts zal worden ingezet en in een tegemoetkoming zal voorzien. Een systeem van bevoorschotting
en snel be- en afhandelen, zodat mensen hun leven weer op de rit kunnen krijgen, kan
secundair leed voorkomen. Dit sluit ook aan bij de aanbevelingen van de Nationale
ombudsman in zijn rapport «Herstel bieden: een vak apart».13
Voor de uitsluitingsgrond van verhaalbaarheid van schade past het om in een verhaalsrecht
voor de Staat te voorzien, aldus de onderzoekers. In gevallen waarin de schade verhaalbaar
is, maar er geen reële mogelijkheden zijn tot afwenteling van de schade zijn er in
het verleden gedupeerden in de problemen geraakt. Hoewel het kabinet – zeker gelet
op de moeilijke positie van gedupeerden – hier positief tegenover staat, kunnen de
consequenties bij doorvoering hiervan, met name voor de uitvoeringsorganisatie, nu
niet worden overzien. Dit zal nader moeten worden onderzocht. Ik zal hierover daarom
advies vragen aan deskundigen.
Stimuleren verzekering
De aanbevelingen met betrekking tot het stimuleren van verzekeringen zien hoofdzakelijk
op het invoeren van een publiek-private verzekeringsoplossing. De optie van een verplichte
verzekeringsoplossing is hierboven reeds aan bod gekomen in de paragraaf «Verplichte
verzekering met brede rampendekking». Ik ga derhalve niet nader in op de aanbevelingen
die hier aan raken.
Aanbevolen wordt dat de rijksoverheid een actieve rol inneemt om in samenwerking met
het Verbond van Verzekeraars de verzekerbaarheid, ook voor regionale waterkeringen,
daadwerkelijk en actief te bevorderen. Hier ligt volgens onderzoekers een taak voor
het Rijk om met verzekeraars te kijken naar oplossingen voor onverzekerbaarheid, bijvoorbeeld
ook ter zake van de nog beperkte schadedekking voor bedrijven bij het falen of overlopen
van regionale waterkeringen. Het kabinet merkt op dat verzekeraars goede stappen voorwaarts
hebben gezet op het gebied van verzekerbaarheid van overstromingen van secundaire
keringen, waardoor dit risico nu als verzekerbaar te beschouwen is. Schade door overstromingen
van regionale waterkeringen is voor particulieren en het midden- en klein bedrijf
goed verzekerbaar in opstal- en inboedelverzekeringen. Grotere bedrijven en instellingen
die zich verzekeren via een zogeheten «beurspolis» – een polis gesloten via een assurantiebeurs
– kunnen er ook voor kiezen om dit risico te verzekeren door middel van een aanvullende
clausule. De nadruk moet vooral liggen op bewustwording van burgers over risico’s
en het stimuleren van het afnemen van verzekeringsproducten. Ontwikkelingen als een
modelclausule voor grootzakelijke verzekeraars en een vergroting van bewustwording
door middel van de «Waterwijzer», die bij het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
in onderzoek is, dragen hieraan bij. Daarnaast blijft het kabinet in overleg met het
Verbond van Verzekeraars kijken naar mogelijkheden om bewustwording te vergroten.
Het uitgangspunt is en blijft immers dat eenieder zijn eigen risico draagt. Het Verbond
van Verzekeraars werkt samen met verschillende partijen aan bewustwording en advisering
over verzekeringsproducten. Er is, zoals aangegeven, vanuit kabinet contact met het
Verbond van Verzekeraars over het bevorderen van verzekeringsproducten in relatie
tot klimaatrisico’s (extreem weer). Daarnaast staat klimaatadaptief schadeherstel
steeds meer op de agenda, het zogenaamde «building back better». In opvolging van
aanbevelingen uit de Beleidstafel wateroverlast en hoogwater start de Minister van
Infrastructuur en Waterstaat een onderzoek naar mogelijke maatregelen die verzekeraars,
particulieren en mkb-ers kunnen gebruiken om klimaatrobuust herstel te bevorderen.
Voor het inzichtelijk maken van onder meer het overstromingsrisico is voor nieuwbouw
het ruimtelijk afwegingskader opgesteld. De focus van het instrument ligt bij het
in beeld brengen van risico’s om ruimtelijke keuzes te kunnen maken over waar nieuwbouw
kan plaatsvinden.
Toepasbaarheid Wts voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba
De Wts geldt niet voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Om dezelfde rechtszekerheid
als in Europees Nederland te bieden aan de inwoners van Bonaire, Sint Eustatius en
Saba bevelen de onderzoekers aan om een maatwerkregeling op te stellen. De onderzoekers
hebben in dit kader geadviseerd nader onderzoek te doen naar de verzekerbaarheid tegen
rampen op Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De aanbeveling om onderzoek te doen neemt
het kabinet over. Er zijn inmiddels stappen genomen voor het laten uitvoeren van een
dergelijk onderzoek in opdracht van het WODC.
Rapport «Eén loket verkend»
In het rapport van het WODC wordt aanbevolen om er voor te zorgen dat gedupeerden
voor de afwikkeling van hun schade bij een centraal punt terecht kunnen in plaats
van bij verschillende loketten (bij de verzekeraar voor verzekerde schade en bij het
Rijk voor schade die onder de Wts valt). AEF was, zoals aan het begin van deze brief
is aangegeven, eerder al gevraagd een verkenning uit te voeren naar de mogelijkheden
van een eenloketfunctie voor schadeafhandeling voor gedupeerden. Het rapport verschaft
op een aantal punten duidelijkheid:
– Publiek-private samenwerking bij toepassing van de Wts biedt voordelen;
– De eenloketfunctie kan niet bij elke ramp waarop de Wts wordt toegepast, worden ingezet;
– Er zal altijd nog een publiek loket paraat moeten zijn;
– In alle fasen van één loket is nauwe samenwerking nodig tussen overheid en verzekeraars.
In nauw overleg met de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en het Verbond
van Verzekeraars is het kabinet op basis van dit rapport bezig een aantal principiële
vraagstukken te adresseren; het gaat hier om juridische vraagstukken, die samenhangen
met de inrichting van een eenloketfunctie, en de financiële kosten die gemoeid zijn
met het beleggen van de eenloketfunctie bij verzekeraars. Aangezien de overleggen
hierover nog lopen, kan ik op dit moment nog geen uitspraken doen of en hoe een eenloketfunctie
gerealiseerd kan worden. Ik verwacht hierop begin volgend jaar meer zicht te hebben
en zal uw Kamer informeren wanneer hierover uitsluitsel kan worden gegeven.
Zowel het toekomstbestendig maken en daarmee herzien van de Wts als de inrichting
van een eenloketfunctie kost tijd. Dit betekent dat de komende jaren de Wts in de
huidige vorm wordt toegepast. Naast stappen die nu al worden gezet op het gebied van
communicatie en bewustwording ben ik samen met RVO, die verantwoordelijk is voor de
afhandeling op grond van de Wts, aan het bezien welke mogelijkheden er voor de kortere
termijn zijn om het schadeproces efficiënter én met oog voor de belangen van de gedupeerden
in te richten. Hierbij wordt uitgegaan van het principe van verantwoord vertrouwen.
Met RVO zet het kabinet in op werkwijzen waarbij sprake is van efficiëntere schade-opname,
minder administratieve lasten voor gedupeerden en lagere uitvoeringskosten.
De Minister van Justitie en Veiligheid, F. van Oosten
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
F. van Oosten, minister van Justitie en Veiligheid