Brief regering : Uitvoering van de motie van het lid Kostic over een nationaal uniform moratorium met een verbod op uitbreiding, verplaatsing en nieuwbouw van geitenstallen (Kamerstuk 29683-305)
29 683 Dierziektebeleid
28 973
Toekomst veehouderij
Nr. 315
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT EN VAN LANDBOUW, VISSERIJ,
VOEDSELZEKERHEID EN NATUUR
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 oktober 2025
Bij het tweeminutendebat Zoönosen en Dierziekten van 22 mei is een motie ingediend
door het lid Kostić en deze is aangenomen door de Kamer op 27 mei (Kamerstuk 29 683, nr. 305). Met deze brief informeren we de Tweede Kamer hoe wij invulling geven aan deze motie,
zoals toegezegd in de brief van 3 juli jl. van mijn ambtsvoorganger1.
In de motie wordt de regering verzocht een nationaal, uniform moratorium in te stellen
met een verbod op uitbreiding, verplaatsing en nieuwbouw van geitenstallen, in ieder
geval totdat het advies van de Gezondheidsraad gepubliceerd is. Uit de formulering
van de motie blijkt dat het verzoek is om snel een landelijk moratorium in te voeren,
aangezien de Gezondheidsraad eind dit jaar het tweede en tevens laatste deeladvies
over gezondheidsrisico’s rond geitenhouderijen zal publiceren. Ook zou het gaan om
een landelijke beperking van de geitensector van mogelijk tijdelijke aard.
We delen de opvatting van de Kamer dat het niet wenselijk is dat geitenhouders nu
investeren in uitbreiden, verplaatsen of nieuwbouw van stallen, terwijl de kans bestaat
dat als het advies van de Gezondheidsraad binnen is, zal blijken dat maatregelen nodig
zijn om de gezondheid van omwonenden te beschermen. Om die reden deden we in maart
bij het Bestuurlijk Overleg Landelijk Gebied, al het appèl op de provincies om de
bestaande provinciale moratoria voorlopig in stand te houden.
Juridische analyse
De afgelopen periode zijn de juridische mogelijkheden voor het uitvoeren van de motie
geanalyseerd. Daaruit blijkt dat we op korte termijn niet een nationaal, uniform (en
mogelijk tijdelijk) moratorium kunnen invoeren waar de Kamer in de motie om vraagt.
Hoewel een landelijk moratorium mogelijk zou zijn onder de Omgevingswet, kost de daarvoor
benodigde regelgevingsprocedure (bijvoorbeeld voor een instructieregel via een AMvB)
teveel doorlooptijd door de inhoudelijke uitwerking en de verplichte stappen in consultatie
en toetsing. Voor een, in voorbereiding op aankomende regelgeving sneller in te zetten,
voorbereidingsbesluit zou over de inhoud van de eventueel in te voeren regelgeving
al meer duidelijk moeten zijn. Daarvoor is een besluit nodig dat pas genomen kan worden
na het tweede Gezondheidsraadadvies. Dat past dus niet in het gevraagde tijdspad van
de motie. In de bijlage treft u de achterliggende juridische analyse aan.
Om zoveel mogelijk in de geest van de motie te handelen en zo goed als mogelijk uitvoering
te geven aan de motie, is vervolgens in overleg met andere overheden de huidige stand
van zaken in beeld gebracht en gezocht naar alternatieven.
Huidige stand van zaken en opbrengst verkenning
De situatie nu is dat op de meeste plekken in het land niet of nauwelijks nieuwe vergunningen
voor (het uitbreiden van) geitenhouderijen kunnen worden afgegeven. Er zijn negen
provincies waar een provinciaal moratorium geldt voor nieuwvestiging; de meeste daarvan
gelden ook voor uitbreiding. In het Bestuurlijk Overleg Landelijk Gebied is onze oproep
om de moratoria voorlopig in stand te houden, besproken. Er zijn geen aanwijzingen
dat de provincies hier op korte termijn andere keuzes in maken. In de drie provincies
waar geen moratorium geldt, Friesland, Groningen en Zeeland2, is een beperkt aantal geitenhouderijen gevestigd (respectievelijk 5%, 2,7% en 1,4%
van de geitenbedrijven) in over het algemeen minder dichtbevolkt gebied. Gemeenten
konden en kunnen hier hun eigen afwegingen maken bij de vergunningverlening, en voorzorg
toepassen eventueel na lokaal toegespitst advies van de GGD.
Bovendien is op verreweg de meeste plaatsen voor uitbreiden of vestigen van een veehouderij
een natuurvergunning nodig in verband met stikstofdepositie op kwetsbare natuurgebieden.
Door de stikstofproblematiek zijn de mogelijkheden voor uitbreiding in het algemeen
sterk ingeperkt.
Naar aanleiding van de motie en de juridische analyse is verkend hoe er toch meer
zekerheid kan komen dat er op korte termijn, (in ieder geval voor het advies van de
Gezondheidsraad), geen vergunningen worden afgegeven. Daartoe is op ambtelijk niveau
gesproken met provincies, met VNG en met GGD’en en is informatie ingewonnen over recent
afgegeven vergunningen of aanvragen daartoe. In de gesprekken is het beeld, dat er
in de praktijk niet of nauwelijks ruimte is voor uitbreiding of nieuwvestiging van
geitenhouderijen, bevestigd. De nog aanwezige ruimte binnen reeds bestaande vergunningen
om uit te breiden in provincies met moratoria is de afgelopen jaren zo goed als ingevuld.
In de overige provincies zijn vrijwel geen lopende vergunningaanvragen. In Zeeland
zijn dit jaar geen aanvragen gedaan voor geitenhouderijen; in de afgelopen jaren was
dat een incidenteel geval. In Friesland is in 2024 een uitvraag gedaan bij alle gemeenten;
daaruit bleek dat op dat moment in totaal 1 reeds lang lopende vergunning in aanvraag
was. In Groningen wordt een afname van geitenhouderijen gezien.
Mocht een vergunning worden aangevraagd dan kunnen gemeenten en GGD-en het eerste
deeladvies van de Gezondheidsraad betrekken bij de besluitvorming3. De GGD heeft hierover al informatie uitgezet4. Daarbij is het van belang dat gemeenten ervan op de hoogte zijn dat de Gezondheidsraad
over enkele maanden met zijn tweede deeladvies komt, zodat zij hier rekening mee kunnen
houden. VNG zal hier in hun informatievoorziening naar gemeenten binnenkort ook aandacht
aan besteden.
Tot slot
Uit bovenstaande blijkt dat verwacht wordt dat op korte termijn (vrijwel) geen nieuwe
vergunningen afgegeven zullen worden. Daarmee wordt feitelijk tegemoet gekomen aan
wat de motie beoogt.
De Kamer ontvangt het tweede deeladvies van de Gezondheidsraad zodra het gepubliceerd
is, waarschijnlijk aan het eind van dit jaar. Voor het bepalen van een vervolgaanpak
is informatie uit beide deeladviezen nodig. U ontvangt de beleidsreactie na het tweede
deeladvies.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
J.A. Bruijn
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, F.M. Wiersma
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.A. Bruijn, minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport -
Mede ondertekenaar
F.M. Wiersma, minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur