Brief regering : Fiche: Verordeningen douanerechten en tariefcontingenten omtrent de invoer van bepaalde goederen vanuit de VS en het niet toepassen van douanerechten op de invoer van bepaalde goederen vanuit de VS
22 112 Nieuwe Commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de Europese Unie
Nr. 4189 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 oktober 2025
Fiche: [MFK] Verordening tot inrichting van het justitieprogramma 2028–2034 en terugtrekken
van verordening (EU) 2021/693 (Kamerstuk 22 112, nr. 4186)
Fiche: [MFK] Landen en gebieden overzee (LGO)-besluit (Kamerstuk 22 112, nr. 4187)
Fiche: [MFK] Verordening Interne Markt en Douane Programma (Kamerstuk 22 112, nr. 4188)
Fiche: Verordeningen douanerechten en tariefcontingenten omtrent de invoer van bepaalde
goederen vanuit de VS en het niet toepassen van douanerechten op de invoer van bepaalde
goederen vanuit de VS
De Minister van Buitenlandse Zaken, D.M. van Weel
Fiche: Verordeningen douanerechten en tariefcontingenten omtrent de invoer van bepaalde
goederen vanuit de VS en het niet toepassen van douanerechten op de invoer van bepaalde
goederen vanuit de VS
1. Algemene gegevens
a) Titel voorstel
Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de aanpassing van de
douanerechten op de invoer van bepaalde goederen van oorsprong uit de Verenigde Staten
van Amerika en de opening van tariefcontingenten voor de invoer van bepaalde goederen
van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika
Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het niet toepassen van
douanerechten op de invoer van bepaalde goederen
b) Datum ontvangst Commissiedocument
28 augustus 2025
c) Nr. Commissiedocument
COM(2025)471 & COM(2025)472
d) EUR-Lex
https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/HTML/?uri=CELEX:52025PC0…
eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/HTML/?uri=CELEX:52025PC0472&qid=1758184679031
e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie
Niet opgesteld
f) Behandelingstraject Raad
Raad Buitenlandse Zaken (Handel)
g) Eerstverantwoordelijk ministerie
Ministerie van Buitenlandse Zaken
h) Rechtsbasis
Artikel 207 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie
i) Besluitvormingsprocedure Raad
Gekwalificeerde meerderheid
j) Rol Europees Parlement
Medebeslissing
2. Essentie voorstel
a) Inhoud voorstel
De Europese Commissie (hierna: de Commissie) heeft op 28 augustus jl. twee voorstellen
gedaan voor verordeningen waarmee de barrières voor invoer van bepaalde producten
uit de Verenigde Staten van Amerika (hierna: VS) worden verlaagd. De conceptverordeningen
volgen uit de toezeggingen die de EU heeft gedaan in de Gezamenlijke EU-VS verklaring
inzake handel (hierna «gezamenlijke verklaring»), die op 21 augustus jl. is gepubliceerd.1 De gezamenlijke verklaring stelt een kader vast waarin door beide partijen te nemen
maatregelen zijn opgenomen. Met de voorliggende wetgevende voorstellen zet de Commissie
het proces in werking om de van EU kant toegezegde tariefverlagingen door te voeren.
Onderdeel van de afspraken is dat de EU tariefverlagingen doorvoert op industriële
goederen en een aantal agrarische goederen uit de VS.
Van VS zijde zijn al eerder, met ingangsdatum 7 augustus jl., de meeste tarieven die
op basis van de gezamenlijke verklaring moeten worden aangepast teruggebracht naar
15% danwel het bestaande zogenaamde «Most Favoured Nation» (MFN-)tarief. Na publicatie van de EU-wetgevingsvoorstellen heeft de VS vervolgens
op 25 september jl., en met terugwerkende kracht per 1 augustus 2025, tariefverlagingen
doorgevoerd op Europese auto’s en auto-onderdelen (van 27,5% naar 15%).
De Commissie zet middels het voorstel over aanpassingen aan de douanerechten en tariefcontingenten
omtrent de invoer van bepaalde goederen vanuit de VS in op (gefaseerde) tariefverlaging
voor industriële, landbouw- en visserijproducten uit de VS, en stelt voor om alle
Europese importheffingen op industriële goederen uit de VS naar 0% te verlagen. Dit
dekt alle industriële producten die de VS naar de EU exporteert, waarvan 34% nog niet
tariefvrij was. Daarnaast krijgt de VS preferentiële toegang voor geselecteerde landbouw-
en visserijproducten. Dit gebeurt door het invoeren van nultarieven op een brede selectie
landbouw- (zoals aardappelen, groenten, fruit, zaden, oliën, verwerkte groente/fruitproducten)
en visserijproducten. Ook komt er gedeeltelijke tariefverlaging voor een kleinere
selectie landbouwproducten. Dit geldt vooral voor verse groenten en fruit(sap). Tot
slot worden er ook een aantal nieuwe tariefcontingenten aangekondigd, dit betreft
o.a. varkensvlees, noten, sojaolie en bepaalde zuivelproducten.
Middels het voorstel over het niet toepassen van douanerechten op de invoer van bepaalde
goederen vanuit de VS, worden langoesten en (bereidingen van) zeekreeften vrijgesteld
van douanerechten. Bij Verordening 2020/2131 van 16 december 20202 betreffende de afschaffing van de douanerechten op bepaalde goederen zijn de douanerechten
op de invoer van bepaalde kreeftensoorten afgeschaft voor een periode van vijf jaar,
tot en met 31 juli 2025.3 Het voorliggende voorstel ziet op voortzetting van de niet-toepassing van douanerechten
op de invoer van bepaalde kreeftensoorten, en daarbij de productomschrijving uit te
breiden tot verwerkte (d.w.z. bereide) kreeften. De Verordening moet vanaf het moment
van inwerkingtreding met terugwerkende kracht worden toegepast met ingang van 1 augustus
2025. De douanerechten die tussen 1 augustus 2025 en de datum van inwerkingtreding
van deze verordening zijn betaald bovenop de krachtens deze verordening toepasselijke
rechten, moeten op verzoek worden terugbetaald.
In de voorstellen van de Commissie worden de tariefverlagingen niet in tijd beperkt.
Wel is er de mogelijkheid om de tariefverlagingen (gedeeltelijk) op te schorten bij
niet-naleving van afspraken door de VS. Dergelijke procedures lopen via het Trade Barriers Committee (comitologie).
b) Impact assessment Commissie
Er is door de Commissie geen impact assessment opgesteld. Het kabinet hecht belang
aan degelijke impact assessments binnen EU-beleidsvorming en zal dit blijven benadrukken.
Het kabinet betreurt dan ook dat er geen impact assessment is uitgevoerd en zal hier
bij de Commissie navraag naar doen.
3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel
a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein
Zoals eerder aangegeven in de Kamerbrief over de gezamenlijke verklaring4 is het kabinet geen voorstander van nieuwe importheffingen in de trans-Atlantische
handelsrelatie, aangezien dit nadelig is voor zowel Europese als Amerikaanse bedrijven
en consumenten.5 In 20206 steunde het kabinet al de eerste niet-toepassing van douanerechten op de invoer van
bepaalde kreeftensoorten. Het kabinet is van mening dat de afspraken gemaakt in de
gezamenlijke verklaring voor Nederland niet de meest wenselijke uitkomst zijn en dat
de overeengekomen afspraken de Nederlandse inzet op «nul-voor-nul heffingen» voor
industriële goederen slechts ten dele reflecteren.
Geconfronteerd met de uitzonderlijke situatie waarin de VS hoge tarieven oplegt op
invoer uit handelspartners wereldwijd, waaronder de EU, is de inzet van het kabinet
in de EU altijd geweest om de heffingen aan Amerikaanse kant zoveel mogelijk te beperken
en opnieuw voorspelbare voorwaarden en stabiliteit te creëren voor de trans-Atlantische
handel in het algemeen en Nederlandse bedrijven in het bijzonder.
Daarbij blijft het kabinet toenadering zoeken tot gelijkgestemde derde landen om samen
op te trekken om de internationale op regels gebaseerde handelsorde te beschermen
en versterken. Het is van belang dat een zo groot mogelijke groep landen, waaronder
de EU, zich blijft inzetten voor het naleven en versterken van internationale handelsregels.
b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel
Het kabinet steunt de Commissie bij het invoeren van de overeengekomen onderhandelingsafspraken
via beide conceptverordeningen en beschouwt de in het gezamenlijke statement gemaakte
afspraken als een eerste belangrijke stap in vervolgonderhandelingen tussen de EU
en de VS. Met de gezamenlijke verklaring lijkt de Commissie als onderhandelaar namens
de EU erin geslaagd te zijn de op dit moment best mogelijke situatie te bereiken,
die in ieder geval voorlopig enige stabiliteit brengt in de EU-VS handelsrelatie.
Ook dragen deze afspraken eraan bij dat Europese en Nederlandse exporteurs een concurrerende
positie op de Amerikaanse markt behouden vergeleken met exporteurs uit andere landen,
die veelal hogere tarieven opgelegd hebben gekregen. Dit laat onverlet dat de uitkomst
van de onderhandelingen niet de door Europa of Nederland gewenste uitkomst is, waarmee
handelsbelemmeringen aan Amerikaanse kant veel verdergaand zouden worden weggenomen.
Voor Nederland zijn verdere tariefverlagingen essentieel. Het kabinet blijft inzetten
op een nul-voor-nul uitkomst voor specifieke sectoren, zoals MedTech en (alcoholische)
dranken. Het kabinet vindt het zorgelijk dat er ook steeds meer producten worden toegevoegd
op de staal- en aluminiumderivatenlijst, waardoor hogere heffingen op steeds meer
producten uit die categorie worden toegepast. Het Kabinet benadrukt daarom bij de
Commissie dat het belangrijk is dat gesprekken met de VS over verdere uitzonderingen
voor staal en aluminium worden voortgezet.
Daarnaast blijft het Amerikaanse handelsbeleid zeer volatiel en kan niet worden uitgesloten
dat de VS nieuwe tarieven instelt, bijvoorbeeld op basis van de uitkomst van lopende
onderzoeken in de VS naar bepaalde productgroepen op basis van nationale veiligheid.
Er zijn op dit punt in het gezamenlijke statement specifieke afspraken gemaakt over
mogelijke tarieven voortkomend uit lopende onderzoeken van de VS naar o.a. de halfgeleidersector,
koper en hout.
Het kabinet acht het wenselijk dat de EU de mogelijkheid openhoudt om de op dit moment
opgeschorte rebalancerende maatregelen van de EU jegens de VS alsnog (gedeeltelijk)
in werking te laten treden als de ontwikkelingen daartoe nopen. Daarnaast acht het
kabinet het wenselijk dat de tariefverlagingen aan EU-zijde met regelmaat worden geëvalueerd,
in het kader van de zich ontwikkelende EU-VS handelsrelatie en dat de mogelijkheid
bestaat om deze tariefverlagingen ongedaan te maken indien de VS zich niet aan de
afspraken houdt.
Voor 66% van de industriële goederen afkomstig uit de VS geldt bij invoer in de EU
nu al een 0% invoerrecht. Het conceptvoorstel ziet toe op de overige 34%, waardoor
alle industriële goederen met 0% invoerrecht in de EU kunnen worden ingevoerd. Het
kabinet merkt voorts op dat veel van de landbouwgoederen die zijn opgenomen in de
voorstellen niet rechtstreeks concurreren met onze eigen landbouwsector. Daarnaast
waardeert het kabinet dat alle bestaande veterinaire en (fyto-)sanitaire voorwaarden
aan EU-zijde blijven gelden voor alle uit de VS geïmporteerde producten. De Commissie
heeft op dit punt dan ook geen toezeggingen gedaan, conform de wens van het kabinet.
Tegelijk kunnen de door de Commissie voorgestelde tariefverlagingen een steun in de
rug zijn voor EU verwerkende bedrijven en voor de consument, door een beter aanbod
van goederen en een lagere prijs.
Dit laat uiteraard onverlet dat het kabinet nauwgezet vinger aan de pols houdt bij
de implementatie van de afspraken in beide verordeningen en mogelijke negatieve gevolgen
voor EU (landbouw)producenten.
Net als in 20207 steunt het kabinet de niet-toepassing van douanerechten op de invoer van bepaalde
kreeftensoorten, evenals de uitbreiding naar verwerkte kreeft. Naar verwachting van
het kabinet zal er ook met dit voorstel geen concurrentie met kreeft van Nederlandse
herkomst zijn. De afgelopen jaren is hier geen sprake van geweest, met name ook omdat
er sprake is van zeer verschillende marktsegmenten.
Het kabinet zal aandacht blijven vragen voor de implementatie van beide voorstellen.
Zo heeft het kabinet al expliciete aandacht van de Commissie gevraagd voor de uitvoerbaarheid
van de maatregelen voor de douane en het bedrijfsleven, en de handhaafbaarheid van
de maatregelen door de douane. Het kabinet acht strikte monitoring op naleving door
de VS van de afspraken uit de gezamenlijke verklaring noodzakelijk. Daarnaast blijft
het kabinet in nauw contact met het bedrijfsleven staan over de consequenties van
de heffingen.
Om onze economie te beschermen tegen toenemend protectionisme door niet-EU-landen
en internationale onvoorspelbaarheid is het noodzakelijk verder te kijken dan onze
traditionele afzetmarkten. Diversificatie van handelspartners is daarom nog belangrijker
dan voorheen. Het kabinet acht het dus positief dat de EU reeds met een groot aantal
landen in gesprek is over nauwere economische samenwerking en blijft zich op Europees
niveau inzetten voor het aangaan van nieuwe handelsakkoorden onder de juiste voorwaarden.
De recente ontwikkelingen in de EU-VS-handelsrelatie maken volgens het kabinet het
belang hiervan des te duidelijker en versterken de noodzaak daartoe.
Het kabinet blijft aandacht houden voor de WTO-conformiteit van de handelsafspraken
met de VS, waaronder deze voorstellen. Het kabinet is van mening dat handel gebaseerd
op regels, waaronder de WTO-regels, essentieel is. De huidige uitdagingen onderstrepen
de noodzaak voor de inzet met gelijkgezinde partners op het handhaven en versterken
van de op regels gebaseerde multilaterale handelsorde, met de WTO als kern.
Tot slot benadrukt het kabinet de noodzaak de VS aan te blijven spreken op goede implementatie
van de in het gezamenlijke statement gemaakte afspraken. Het is echter aan de Europese
Commissie hierover met de VS het gesprek te blijven voeren en in eerste instantie
een inschatting te maken of het nodig is ook aan EU kant bepaalde tariefverlagingen
ongedaan te maken indien de VS zich niet volledig houdt aan de in het gezamenlijke
statement gemaakte afspraken. In de ogen van het kabinet is een regelmatige herziening
een goede manier om betrokkenheid van de medewetgevers hierbij te verzekeren en is
een standstill clausule (waardoor er geen verdere verhogingen of nieuwe heffingen worden opgelegd
zolang het akkoord geldt) in de verordeningen – die immers de VS niet binden – onnodig.
c) Eerste inschatting van krachtenveld
Het EP acht het van belang dat in een eventueel akkoord een duidelijke einddatum of
herzieningsmoment wordt opgenomen. Hiermee wil het EP voorkomen dat tijdelijke maatregelen
onbeperkt van kracht blijven. Enkele lidstaten hebben al opgeroepen tot een dergelijke
sunset clausule. Dergelijke oproepen sluiten aan bij de inzet van het kabinet gericht op
regelmatige herziening van de (implementatie) van de afspraken en de mogelijkheid
de tariefverlagingen aan EU zijde ongedaan te maken.
Ook hecht het EP eraan dat bij een eventueel vervolgakkoord expliciet aandacht wordt
besteed aan de conformiteit met WTO-regels. Dit biedt niet alleen rechtszekerheid
voor Europese bedrijven, maar draagt ook bij aan de bredere geloofwaardigheid van
de EU als voorstander van een multilateraal handelssysteem.
4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit
a) Bevoegdheid
Als onderdeel van de toets op de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het
kabinet of de EU handelt binnen de grenzen van de bevoegdheden die haar door de lidstaten
in de EU-verdragen zijn toegedeeld om de daarin bepaalde doelstellingen te verwezenlijken.
Het oordeel van het kabinet over de bevoegdheid is positief. De voorstellen zijn gebaseerd
op artikel 207 VWEU.
Artikel 207 geeft de EU de bevoegdheid om maatregelen vast te stellen in het kader
van de gemeenschappelijke handelspolitiek. Het kabinet kan zich vinden in deze rechtsgrondslag.
Op het terrein van de gemeenschappelijke handelspolitiek is sprake van een exclusieve
bevoegdheid van de EU (artikel 3, eerste lid, onder e VWEU).
b) Subsidiariteit
Niet van toepassing, gegeven de exclusieve bevoegdheid van de EU ten aanzien van de
voorstellen.
c) Proportionaliteit
Als onderdeel van de toets of de EU mag optreden conform de EU-verdragen toetst het
kabinet of de inhoud en vorm van het optreden van de Unie niet verder gaan dan wat
nodig is om de doelstellingen van de EU-verdragen te verwezenlijken (het proportionaliteitsbeginsel).
Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de proportionaliteit is positief. De voorgestelde
verordeningen hebben tot doel om de barrières voor invoer van bepaalde producten uit
de VS te beperken, in lijn met de gezamenlijke EU-VS verklaring inzake handel. Het
voorgestelde optreden is geschikt om deze doelstelling te bereiken, omdat de voorstellen
uitvoering geven aan de gezamenlijke verklaring door de handelstarieven van een aantal
categorieën producten ofwel te verlagen of geheel af te schaffen. Bovendien gaat het
voorgestelde optreden niet verder dan noodzakelijk, omdat deze voorstellen duidelijk
afgebakend zijn en de reikwijdten hiervan in lijn zijn met de afspraken die reeds
in het kader van het gezamenlijke verklaring zijn gemaakt.
5. Financiële implicaties, gevolgen voor regeldruk, concurrentiekracht en geopolitieke
aspecten
a) Consequenties EU-begroting
Het kabinet verwacht dat het terugbrengen van tarieven op industriële en agrarische
producten uit de VS een beperkt maar negatief effect zal hebben op de begroting van
de Unie. Er is echter wel sprake van gederfde douanerechten als gevolg van tariefliberalisering
voor de producten die onder de in de bijlage bij dit voorstel opgenomen tarieflijnen
vallen. De douanerechten komen, zoals overeengekomen in het eigenmiddelenbesluit,
voor 75% ten goede aan de EU-begroting. Lidstaten mogen 25% van de douanerechten zelf
houden.
Het totale geraamde effect van gederfde rechten door de opgeschorte tarieven op goederen
van oorsprong uit de Verenigde Staten wordt, als men vergelijkt met het jaar 2024,
geschat op EUR 3,6 miljard. Er zijn drie categorieën goederen: landbouwproducten,
visserijproducten en industriële producten. Voor landbouwproducten wordt het totale
geraamde verlies aan douane-inkomsten geschat op EUR 230 miljoen, voortvloeiend uit
zowel liberaliseringen als tariefcontingenten. Het verlies voor de EU-begroting wordt
derhalve geraamd op EUR 172,5 miljoen. Voor visserijproducten uit de Verenigde Staten
bedraagt het totale geraamde verlies aan inkomsten uit gederfde rechten EUR 63 miljoen,
wat neerkomt op een verlies voor de EU-begroting van circa EUR 47 miljoen. Voor industriële
goederen uit de Verenigde Staten zouden de geraamde gederfde rechten oplopen tot EUR 4,6 miljard,
hetgeen een verlies voor de EU-begroting van EUR 3,4 miljard impliceert.
De derving van de inkomsten uit douanerechten levert geen budgettair probleem op voor
de EU-begroting. Lage opbrengsten uit de douanerechten betekent namelijk dat de lidstaten,
waaronder dus Nederland, meer zullen moeten bijdragen via de bni-afdracht. De uitgaven
van de Unie blijven immers gelijk.
Het voorstel lijkt niet te leiden tot extra uitgaven van de EU. Indien dit wel het
geval is, is het kabinet van mening dat eventuele EU-middelen gevonden dienen te worden
binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van het Meerjarig Financieel Kader
2021–2027 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de EU-jaarbegroting.
Het kabinet wil niet vooruit lopen op de integrale afweging van middelen van het volgend
Meerjarig Financieel Kader na 2027.
b) Financiële consequenties (incl. personele) voor Rijksoverheid en/of medeoverheden
Het kabinet voorziet dalende inkomsten uit douanerechten. Nederland mag onder het
huidige MFK 25% van de geinde douanerechten zelf houden. Als de douane-inkomsten dalen
betekent dit dus een tegenvaller voor Nederland in de vorm van verminderde inkomsten.
Tegelijkertijd zal Nederland met dalende douane-inkomsten meer bni-afdracht moeten
betalen aan de EU-begroting. De verwachting is dat de Commissie dit via een aanvullende
Europese begroting zal verwerken in de EU-begroting. Dit zal vervolgens op het eerstvolgende
begrotingsmoment worden verwerkt in de raming van de EU-afdrachten op de begroting
van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Het voorstel leidt tot extra werk voor de Douane, omdat erop moet worden toegezien
dat het preferentiële tarief alleen wordt toegekend voor die goederen waarop de Verordeningen
betrekking hebben. Dit voorstel vraagt daarvoor relatief veel inzet aan controlecapaciteit
(zie punt 7.), wat kan betekenen dat de totaal beschikbare controlecapaciteit van
de Douane zal moeten worden uitgebreid
Eventuele budgettaire gevolgen o.a. als gevolg van benodigde extra capaciteit van
de douane moet worden ingepast op de begroting van het/de beleidsverantwoordelijke
departement(en), conform de regels van de budgetdiscipline.
c) Financiële consequenties en gevolgen voor regeldruk voor bedrijfsleven en burger
De toename in complexiteit van de Amerikaanse heffingen op EU-producten legt een extra
administratieve last op exporterende bedrijven. Dat geldt in het bijzonder voor de
groeiende groep producten die uit veel materialen bestaan maar waarvan het staal/aluminium
aandeel onder de staal/aluminium heffingen valt. Dergelijke maatregelen maken het
steeds lastiger om te voldoen aan de Amerikaanse administratieve eisen, naast de extra
barrière als gevolg van hogere heffingen.
Tegelijkertijd zullen aan de EU kant door gunstigere regelingen voor import van goederen
uit de VS bedrijven mogelijk voordeel ondervinden door een soepelere import. Het bedrijfsleven
en de burger in de EU kunnen dus voordeel genieten van de maatregelen aan EU zijde
ter implementatie van de gezamenlijke verklaring.
d) Gevolgen voor concurrentiekracht en geopolitieke aspecten
Door tariefliberalisatie worden industriële en agrarische producten goedkoper, wat
de productiekosten van Europese bedrijven verlaagt en hun concurrentievermogen op
de wereldmarkt kan versterken. Dit geldt met name in sectoren die sterk afhankelijk
zijn van geïmporteerde grondstoffen of halffabricaten. Tegelijkertijd neemt de druk
toe voor sectoren die zelf vergelijkbare goederen produceren. Goedkopere importen
kunnen marktaandeel verdringen en leiden tot herstructurering of verlies van banen.
Wanneer liberalisaties voornamelijk ten goede komen aan Amerikaanse exporteurs in
gevoelige sectoren, kan dit leiden tot percepties van ongelijkheid en politieke spanning
binnen de EU.
Het vergroten van de toegang tot Amerikaanse goederen kan de afhankelijkheid van de
VS versterken, zeker op het gebied van industriële producten. Bovendien kan de opening
die nu aan de VS wordt geboden spanningen opleveren met andere handelspartners die
gelijke behandeling of compenserende voordelen eisen, bijvoorbeeld in de WTO-context.
6. Implicaties juridisch
a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid
(inclusief toepassing van de lex silencio positivo)
De voorstellen hebben geen directe effecten op nationale of decentrale wetgeving,
aangezien de verordeningen rechtstreeks toepasselijk zijn. Beleidsmatig hebben ze
wel effect, aangezien de douane anders om zal moeten gaan met goederen vanuit de VS,
en er mogelijk ook een verschuiving zal zijn in het aantal goederen dat in en uit
de VS komt.
b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan
De voorstellen bevatten bevoegdheden voor de Commissie om uitvoeringshandelingen vast
te stellen (artikel 3 van COM(2025) 471 en artikel 2 van COM(2025) 472). De toegekende
bevoegdheden, identiek in beide voorstellen, stellen de Commissie in staat om, onder
bepaalde voorwaarden, uitvoeringshandelingen vast te stellen die de werking van de
desbetreffende verordening (gedeeltelijk) opschorten. De inschatting van het kabinet
is dat de toekenning van deze bevoegdheden juridisch kwetsbaar is, omdat deze in de
huidige vorm zien op essentiële onderdelen van de basishandeling. De opschortingsvoorwaarden
vergen namelijk een politieke afweging, en laten te veel speelruimte aan de Commissie.
Het kabinet zal de Commissie hier op wijzen, en ervoor pleiten om de bevoegdheden
nader af te bakenen en te concretiseren.
Toekenning van deze bevoegdheid acht het kabinet verder wel wenselijk, gelet op de
gewenste snelheid in de besluitvorming in het geval de VS zich niet aan de voorwaarden
uit de gezamenlijke verklaring zou houden. De keuze voor uitvoering in plaats van
delegatie ligt hier voor de hand, omdat het gaat om uitvoering van de verordening
volgens eenvormige voorwaarden. De uitvoeringshandeling worden vastgesteld volgens
de onderzoeksprocedure als bedoeld in artikel 5 van de verordening 182/2011. Toepassing
van deze procedure is hier volgens het kabinet wel op zijn plaats, aangezien de maatregelen
zien op de gemeenschappelijke handelspolitiek (art. 2 lid 2 Verordening 182/2011).
c) Voorgestelde datum inwerkingtreding
De Verordeningen treden in werking op de dag na bekendmaking hiervan in het Publicatieblad
van de Europese Unie.
d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling
Het kabinet acht het wenselijk een reguliere evaluatie door de Raad in te bouwen.
Met een evaluatie kan periodiek worden getoetst of de EU nog voldoende belang heeft
bij de (implementatie door de EU van de) gezamenlijke verklaring.
Het kabinet zal in Raadsverband pleiten voor het opnemen van een dergelijke reguliere
evaluatie, inclusief de mogelijkheid de verordeningen desgewenst te beëindigen. Eventueel
kan deze evaluatie bepaling de vorm krijgen van een sunset-clausule waarmee de voorgestelde maatregelen na een bepaalde periode automatisch
aflopen, tenzij de Raad en het Europees Parlement besluiten de regeling te verlengen.
Bij recente verordeningen waarin de EU tijdelijke handelsvoordelen verleent (zoals
tariefvrijstellingen of quota-uitbreidingen voor bijvoorbeeld Oekraïne of Moldavië),
wordt vaak een beperkte looptijd vastgelegd, bijvoorbeeld één jaar.
e) Constitutionele toets
Niet van toepassing.
7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving
a) Uitvoerbaarheid
Uit de gezamenlijke verklaring volgt dat de preferentiële oorsprongsregels voor het
toekennen van het preferentiële tarief uit het voorstel nader zullen worden uit onderhandeld.
Uit artikel 5 van het voorstel over aanpassingen aan de douanerechten en tariefcontingenten
volgt dat voorlopig de zogenaamde «niet-preferentiële oorsprongsregels» van artikel 59
van het Douanewetboek van de Unie moeten worden toegepast. Deze zijn daarin echter
expliciet uitgesloten voor het gebruik bij preferentiële maatregelen. Het toepassen
van niet-preferentiële oorsprongsregels voor een preferentiële maatregel heeft daarom
geen precedent. De Douane maakt zich dan ook zorgen over uitvoeringsproblemen die
ontstaan als niet-preferentiële oorsprongsregels gebruikt worden voor een preferentiële
tariefbehandeling. Snelheid in de onderhandelingen over de preferentiële oorsprongsregels
voor het toekennen van het preferentiële tarief is dan ook geboden.
Een deel van de zorg is gelegen in het feit dat de niet-preferentiële oorsprongsregels
veel minder handvatten bieden voor de bepaling van de oorsprong. Daarmee bieden zij
minder zekerheid dan de normaliter toegepaste «preferentiële oorsprongsregels». Dit
geldt voor alle partijen, dus zowel voor de Douane die dit moet uitvoeren en op de
juistheid van een aanspraak op het preferentiële tarief moet handhaven, als voor marktdeelnemers
die gebruik willen maken van het preferentiële tarief en uiteindelijk aansprakelijk
zijn voor het verkregen voordeel.
Ook zullen er mogelijk enkele aanpassingen in het aangiftesysteem van de Douane nodig
zijn, om op basis van een niet-preferentiële oorsprong een preferentieel tarief te
kunnen verlenen.
Bovengenoemde complexiteit geldt niet voor het voorstel over het 0%-tarief op de invoer
van langoesten en (bereidingen van) zeekreeften, aangezien voor deze goederen ongeacht
de oorsprong geen douanerechten worden toegepast. Het betreft grotendeels een voortzetting
van de situatie waarbij geen douanerechten worden toegepast op de invoer van bepaalde
kreeftensoorten. De invoer van verwerkte (d.w.z. bereide) kreeften wordt hier nu aan
toegevoegd.
b) Handhaafbaarheid
In de niet-preferentiële oorsprongsregels die voorlopig worden toegepast, conform
het voorstel over aanpassingen aan de douanerechten en tariefcontingenten, is niet
voor ieder afzonderlijk product vastgelegd wanneer zij aan deze oorsprongsregels voldoen.
Ook bevat het geen verplicht voorgeschreven oorsprongsbewijs en dus geldt voor aangevers
een zogenaamde «vrije bewijslast». Verder voorziet dit voorstel niet in een stelsel
van administratieve samenwerking met de VS, waardoor er geen mogelijkheid is om de
autoriteiten in de VS te vragen om assistentie bij de controle op de juistheid van
de aangegeven oorsprong. Om deze redenen, en gelet op het feit dat het voorstel ziet
op een grote groep goederen (in de periode september 2024–september 2025 goed voor
8.1 miljoen aangiften ten invoer), is het voor de Douane complex en veel werk om toe
te zien op de juistheid van aanspraken op het preferentiële tarief dat volgt uit dit
voorstel. Bovendien is het voor het bedrijfsleven door de complexiteit moeilijk om
aan de voorwaarden te voldoen. Dit legt niet alleen druk op het bedrijfsleven, maar
zorgt ook weer voor extra controledruk bij de Douane.
De handhavingscapaciteit van de Douane staat al langere tijd onder druk door extra
taken en ontwikkelingen zoals ondermijning, de sanctiepakketten op Rusland en Wit-Rusland
en e-commerce, met een enorme toename van het aantal aangifteregels dat jaarlijks
moet worden verwerkt.
Het huidige voorstel komt daar nog bij en vragen bovendien relatief veel inzet van
de beschikbare controlecapaciteit. Het voorstel heeft bij een gelijkblijvend aantal
controles dan ook een relatief groot verdringingseffect ten opzichte van andere fiscale
risico’s. Aangezien in het voorstel voor de invoer van bepaalde kreeftensoorten ongeacht
de oorsprong de douanerechten niet worden toegepast, zal de handhaving hiervan niet
voor dezelfde uitdagingen zorgen. Ook betreft het een relatief kleine goederenstroom.
De Douane brengt samen met zijn opdrachtgever(s) nader in kaart hoeveel controles
ten minste nodig zijn om de fiscale risico’s die dit voorstel met zich meebrengt tot
een acceptabel niveau te beperken. Dit kan betekenen dat de totaal beschikbare controlecapaciteit
van de Douane zal moeten worden uitgebreid.
8. Implicaties voor ontwikkelingslanden
Niet van toepassing.
Indieners
-
Indiener
D.M. van Weel, minister van Buitenlandse Zaken