Brief regering : Landenbeleid Jemen
19 637 Vreemdelingenbeleid
Nr. 3489
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ASIEL EN MIGRATIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 oktober 2025
Op 18 april jl. heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken een nieuw algemeen ambtsbericht
over Jemen opgeleverd. Dit ambtsbericht beslaat de periode van 1 september 2023 tot
en met 28 februari 2025 en geeft aanleiding om het landenbeleid te wijzigen. In aanvulling
hierop heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling)
een uitspraak gedaan dat het landenbeleid Jemen herzien moet worden omdat niet goed
genoeg is gemotiveerd hoe en op welke manier er in de beoordeling van artikel 15,
onder c van de Kwalificatierichtlijn rekening is gehouden met de humanitaire omstandigheden
in Jemen. Met deze brief informeer ik u over de wijzigingen in het landenbeleid Jemen,
in lijn met de informatie uit het algemeen ambtsbericht en de Afdelingsuitspraak van
16 juli jl.1 Dit houdt in dat zowel de directe als indirecte gevolgen van het handelen en nalaten
van een strijdende partij gedurende de verslagperiode op de humanitaire omstandigheden
in Jemen in de huidige conflictsituatie globaal worden betrokken bij de beoordeling
in het kader van artikel 15c.
Huidige landenbeleid Jemen
In het huidige beleid wordt voor geheel Jemen aangenomen dat er sprake is van een
relatief hoger niveau van willekeurig geweld zoals bedoeld in artikel 15, onder c
van de Kwalificatierichtlijn.
Daarnaast zijn de volgende groepen aangemerkt als risicoprofiel:
1. Muhammasheen;
2. Christenen;
3. Joden;
4. baha’i;
5. lhbtiq+;
6. journalisten, activisten en personen die actief zijn in de politiek; en
7. Alleenstaande vrouwen en vrouwen die aannemelijk hebben gemaakt te vrezen voor gender-gerelateerd
geweld.
Verder wordt aangenomen dat bescherming door de Jemenitische autoriteiten niet mogelijk
is. Ook is in het huidige beleid opgenomen dat in het algemeen geen adequate opvang
voor amv mogelijk is.
Het huidige beleid zal ongewijzigd blijven behalve op de punten die met deze brief
gewijzigd worden.
Humanitaire situatie in relatie tot vrees op willekeurig geweld
Op 16 juli jl.2 deed de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) een
uitspraak die gevolgen heeft voor het landgebonden asielbeleid voor Jemen. De Afdeling
oordeelde dat in het huidige beleid niet goed genoeg gemotiveerd was op welke manier
de humanitaire situatie in Jemen was meegewogen bij de 15c beoordeling. Hiermee heeft
deze uitspraak gevolgen voor de beleidsvorming omtrent het meewegen van de humanitaire
situatie in relatie tot vrees om slachtoffer te worden van willekeurig geweld.
EU wet- en regelgeving biedt geen concrete aanknopingspunten voor de wijze waarop
de humanitaire omstandigheden betrokken dienen te worden bij de beoordeling of iemand
bij terugkeer het risico loopt om slachtoffer te worden van willekeurig geweld, zoals
bedoeld in artikel 15 onder c van de Kwalificatierichtlijn.
De formulering in de uitspraak van de Afdeling wijkt subtiel af van het standpunt
dat tot op heden is uitgedragen. Voorheen was het uitgangspunt dat enkel de directe
en doelbewuste pogingen van strijdende partijen betrokken dienen te worden bij de
beoordeling van het risico op ernstige schade in de zin van artikel 15c. In lijn met
de Afdelingsuitspraak zal voor Jemen echter uitvoeriger gemotiveerd worden of, en
zo ja welke, humanitaire omstandigheden die het directe of het indirecte gevolg zijn
van handelen en/of nalaten van een actor bij het conflict, betrokken zijn in de globale
beoordeling van 15c.
Deze interpretatie van de wijze waarop humanitaire omstandigheden betrokken dienen
te worden bij de beoordeling van 15c is ruimer geïnterpreteerd dan momenteel lijkt
te volgen uit EU-recht en jurisprudentie. Daarom bestudeer ik nog nader welke gevolgen
deze uitspraak heeft voor het algemene 15c beleid, zoals neergelegd in Vc C2/3.3.3.
In dit verband acht ik overigens het van belang om te benadrukken dat slechte humanitaire
omstandigheden als gevolg van bijvoorbeeld het klimaat, jarenlange slechte economie,
de cumulatieve gevolgen van een reeds jarenlang voortdurend conflict of de nasleep
daarvan na beëindiging niet betrokken zullen worden bij de beoordeling.
Humanitaire situatie in Jemen
De humanitaire situatie in Jemen is slecht. Uit het recente ambtsbericht blijkt dat
Jemen gekenmerkt wordt door armoede, voedseltekorten en honger, tribale tegenstellingen
en economische malaise. Zowel de provincies die onder de invloedsferen van de internationaal
erkende regering vallen als de provincies waar de Houthi-beweging controle over heeft,
kampen met een blijvend hoge voedselinstabiliteit. Dit weerhoudt de strijdende partijen
echter niet om oorlogsmethoden te gebruiken die invloed hebben op de toegang tot water
en voedsel. Uit de beschikbare informatie wordt duidelijk dat in sommige situatie
de humanitaire situatie direct wordt beïnvloed door de gehanteerde oorlogsmethoden,
maar ook dat de slechte humanitaire omstandigheden gezien moet worden in de context
dat Jemen reeds voor de start van de burgeroorlog een zeer slechte humanitaire situatie
kende. In de bijlage bij de beslisnota is nader uiteengezet op welke manier de humanitaire
situatie wordt meegewogen in de 15c beoordeling van de verschillende provincies in
Jemen.
15c gradatie Jemen
Met de informatie uit het recente ambtsbericht Jemen kan het Ministerie van Asiel
en Migratie een betere afweging maken om per provincie te beoordelen of er sprake
is van willekeurig geweld, zoals bedoeld in artikel 15 onder c van de Kwalificatierichtlijn.
Hieruit blijkt dat voor de volgende provincies het reeds bestaande beleid aangaande
artikel 15 onder c van de Kwalificatierichtlijn gecontinueerd wordt: Abyan, Aden,
Al Bayda, Al Dhale, Al Hudayda, Al Jawf, Ibb, Lahj, Marib, Sa’da, Sana’a (stad), Sana’a
(provincie), Shabwa en Taiz.
Voor de volgende provincies wordt aangenomen dat er sprake is van een relatief lager
niveau van willekeurig geweld zoals bedoeld in artikel 15 onder c van de Kwalificatierichtlijn:
Al Mahwit, Amran, Dhamar, Hajjah en Raymah.
Voor de provincies Al Mahra, Hadramaut en Socotra wordt aangenomen dat er geen sprake
is van een situatie zoals bedoeld in artikel 15 onder c van de Kwalificatierichtlijn.
Risicoprofielen
Verder blijkt uit de beschikbare informatie dat er voor Joden niet langer sprake is
van een structurele wijze waarop zij in de negatieve aandacht staan. Voorts blijkt
dat niet langer voldoende personen het Joodse geloof belijden in Jemen om voor joden
als groep een risicoprofiel aan te nemen. Indien er een Jemenitische asielzoeker om
bescherming vraag vanwege zijn Joodse geloof dan zal deze zaak uiteraard beoordeeld
worden indachtige de informatie uit het ambtsbericht. Voor de overige groepen die
nu als risicoprofiel worden aangemerkt, is de situatie ongewijzigd. Het beleid ten
aanzien van hen wordt derhalve niet gewijzigd.
Bescherming door de autoriteiten
Blijkens het ambtsbericht heeft er geen verbetering plaatsgevonden wat betreft de
mogelijkheid tot het verkrijgen van bescherming door de autoriteiten. Daarom continueer
ik het beleid dat bescherming door de Jemenitische autoriteiten niet mogelijk is.
Beschermingsalternatief
Met betrekking tot het beschermingsalternatief blijkt uit het ambtsbericht dat Jemenitische
burgers vanuit Nederland op een veilige en wettige wijze kunnen reizen naar de provincies
waar geen sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 15c. Daarom heb ik besloten
om voor vreemdelingen afkomstig uit de provincies: Abyan, Aden, Al Bayda, Al Dhale,
Al Hudayda, Al Jawf, Ibb, Lahj, Marib, Sa’da, Sana’a (stad), Sana’a (provincie), Shabwa,
Taiz, Al Mahwit, Amran, Dhamar, Hajjah en Raymah en die een reëel risico lopen op
ernstige schade vanwege de uitzonderlijke veiligheidssituatie, in beginsel aan te
nemen dat er een beschermingsalternatief is in Al Mahra en Hadramaut. Deze beoordeling
vindt plaats op basis van de individuele omstandigheden.
Adequate opvang
Ook continueer ik het beleid wat betreft de mogelijkheid tot adequate opvang voor
amv. Om het beleid meer in lijn te brengen met overig landenbeleid pas ik de tekst
in de Vreemdelingencirculaire aan. Er wordt niet aangenomen dat adequate opvang voor
amv mogelijk is, tenzij in een voorkomend geval – na onderzoek – kan worden vastgesteld
dat adequate opvang beschikbaar is en kan worden gerealiseerd.
De Minister van Asiel en Migratie,
D.M. van Weel
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
D.M. van Weel, minister van Asiel en Migratie