Brief regering : Aanpak complexe scheidingen
31 839 Jeugdzorg
33 836 Personen- en familierecht
Nr. 1111 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARISSEN VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID EN VAN VOLKSGEZONDHEID,
WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 oktober 2025
1. Inleiding
Met deze brief informeren wij, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en de
Staatssecretaris Jeugd, Preventie en Sport uw Kamer, zoals toegezegd1, over de stand van zaken van de aanpak van complexe scheidingen.
Veel kinderen in Nederland krijgen in hun opgroeiende leven te maken met de scheiding
of het uit elkaar gaan van hun ouders. In 2024 waren dit circa 43.000 minderjarige
kinderen.2 Voor de meerderheid – ongeveer 80% – stabiliseert de situatie grotendeels binnen
enkele jaren na de scheiding. Dit ondanks de uitdagingen die een scheiding met zich
mee kan brengen, en de grote impact ervan in het leven van een kind en de ouders.
Helaas blijft voor 15 à 20% van de kinderen de gevolgen van de scheiding van hun ouders
ernstig en langdurig aanwezig. In sommige situaties heeft het kind zelfs helemaal
geen contact meer met één van de ouders. Naast de persoonlijke gevolgen voor kinderen
en gezinnen, is de maatschappelijke impact aanzienlijk. Kinderen van gescheiden ouders
zijn ook in grote mate vertegenwoordigd in de jeugdhulp en jeugdbescherming.3 Daarnaast zien we dat de impact van complexe scheidingen veel vraagt van gemeenten
en hulpverlening.4
We weten dat in de context van scheidingen ook sprake kan zijn van onveiligheid door
huiselijk-, ex-partnergeweld (waaronder intieme terreur) en/of kindermishandeling.
In het plan van aanpak «Stop femicide!» staan de prioriteiten van de aanpak huiselijk
geweld (inclusief femicide) en kindermishandeling, zoals is vermeld in de brief van
10 juli 2025.5 De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid voert met partners als de Rechtspraak,
de Raad voor de Kinderbescherming, en andere betrokken partijen het gesprek om te
komen tot een plan van aanpak om de aandacht voor huiselijk geweld in familierechtszaken,
zoals gezag en omgang, te vergroten. Dit ziet onder meer op het verbinden van het
straf- en civielrecht, het verbeteren van de informatievoorziening aan de familierechter,
kennisbevordering van de betrokken professionals, het ontwikkelen van een toetsingskader
en het inzetten van een uniform risicoscreeningsinstrument, zoals ook in het onderzoeksrapport
van het Verwey-Jonker Instituut is aanbevolen.6 In de eerste helft van 2026 wordt uw Kamer over de voortgang geïnformeerd.
In deze brief richten we ons op de verbeteringen die specifiek nodig zijn om zoveel
mogelijk te voorkomen dat een scheiding complex wordt, (verder) escaleert of leidt
tot (onnodige) juridische procedures. Ouders zijn primair zelf verantwoordelijk voor
het op een goede manier uit elkaar gaan en het maken van afspraken over het invullen
van het ouderschap. Het is echter vaak een emotionele, stressvolle periode in het
leven, waardoor het niet altijd lukt om er op een goede manier met elkaar uit te komen
en daarbij het belang en welzijn van het kind centraal te blijven stellen.
Voor deze situaties is het belangrijk dat informatie en ondersteuning door professionals
aan het gezin laagdrempelig is. Zoals eerder met uw Kamer gedeeld is hiervoor de afgelopen
jaren een nieuwe werkwijze ontwikkeld en gerichte kennis en expertise opgebouwd.7 Dit is ontwikkeld binnen het project «Een goed begin», in navolging op het programma
Scheiden zonder Schade.8 Het project «Een goed begin» is onlangs afgerond, inclusief een meerjarig onderzoek
van TNO naar de werkzaamheid van de werkwijze in de praktijk, zoals onlangs aan uw
Kamer aangeboden.9 Met de uitkomsten is een stevig fundament gelegd met handvatten voor gemeenten, organisaties
en professionals die in contact staan. De volgende stap ligt nu bij gemeenten en organisaties
in het land: zij kunnen hier gebruik van maken bij de eigen aanpak bij scheiding en
lokale ondersteuning aan gezinnen.
Graag informeren wij uw Kamer in deze brief over de uitkomsten van het TNO-onderzoek
(paragraaf 2), over onze inzet om de opgebouwde kennis en expertise verder beschikbaar
te stellen en te borgen (paragraaf 3) en over de stand van zaken van de nog lopende
inzet van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op het kindvriendelijker
inrichten van juridische procedures bij scheiding (paragraaf 4). Tot slot wordt uw
Kamer met deze brief geïnformeerd over de uitvoering van een aantal andere toezeggingen
en moties op het terrein van gezag en omgang (paragraaf 5).
2. Uitkomsten van «Een goed begin»
In de periode van 2023–2025 is binnen het project «Een goed begin» gewerkt aan:
a. een nieuwe werkwijze genaamd «Duurzaam Ouderschap na Scheiding»: toegepast in de praktijk
door gezinsvertegenwoordigers en met onderzoek door TNO;
b. een digitaal plein voor laagdrempelige informatie voor ouders en professionals: website
uitelkaarmetkinderen.nl;
c. inspiratiesessies over het denkkader (ook wel gedachtegoed) achter de nieuwe werkwijze.
Dit project is met financiering van het Ministerie van Justitie en Veiligheid uitgevoerd
in de regio Haaglanden op twee locaties; het Kenniscentrum Kind en Scheiding10 en Delft Support.11 De uitkomsten lichten we hieronder toe:
Sub. A Werkwijze Duurzaam Ouderschap na Scheiding door gezinsvertegenwoordigers
Vanuit het programma Scheiden zonder Schade is een integrale werkwijze ontwikkeld
«Duurzaam Ouderschap na Scheiding».
Onderliggend is de visie «Duurzaam Samenwerken na Scheiding»; een nieuw denkkader
rondom scheidingen waarin vertrouwen en verbinding voorop staan.12 Het is bedoeld om professionals, organisaties en gemeenten handvatten te bieden rondom
scheidingen.
De werkwijze heeft tot doel om bij ouders in scheiding een duurzame vorm van samenwerking
rondom het ouderschap op gang te brengen. Daarbij staan het belang van het welzijn
en de ontwikkelkansen van het kind en de verantwoordelijkheid van ouders voor hun
eigen aandeel in het ouderschap centraal.
Gezinsvertegenwoordigers, professionals die daartoe zijn opgeleid, vervullen hierin
een centrale rol als begeleider van het gehele scheidingsproces. Een rol die, met
de juiste randvoorwaarden, kan worden belegd bij professionals die in hun werk te
maken krijgen met ouders met scheidingsproblematiek, bijvoorbeeld vanuit de gemeente
of een zorgaanbieder.13 De gezinsvertegenwoordiger staat in contact met beide ouders, schakelt tijdig aanvullende
deskundigheid in en ondersteunt met psycho-educatie, normalisering van de gewijzigde
omstandigheden van de gezinssituatie, en het versterken van de eigen verantwoordelijkheid
van ouders. De gezinsvertegenwoordigers kunnen in meer complexe situaties een Scheidings
Advies Team (SAT)14 consulteren: een team van specialisten uit verschillende disciplines (GZ-psycholoog,
systeemtherapeut en een mediator), die gezamenlijk vastgelopen casuïstiek analyseerden.
Over de hele looptijd van het onderzoek is bij ruim een derde van de afgeronde casussen
dit Scheidings Advies Team betrokken. Merendeels werd dit team betrokken voor consultatie
door de gezinsvertegenwoordiger(s). In enkele gevallen heeft het SAT direct contact
gehad met de ouders zelf.
Zoals hierboven al aangegeven, kan er rondom een scheiding ook primair sprake zijn
van onveiligheid door huiselijk geweld en/of kindermishandeling. In dat geval is de
werkwijze «Duurzaam Ouderschap na Scheiding» geen passende vorm van ondersteuning
en moeten er andere routes, afhankelijk van de situatie, worden gevolgd als de inzet
van Veilig Thuis of politie.
Tussen 2022 en 2025 deed onderzoeksinstituut TNO een pilotonderzoek naar de toepassing
en werkzaamheid van de werkwijze in de praktijk. In de regio Haaglanden zijn 100 ouders
begeleid door tweetallen van getrainde gezinsvertegenwoordigers. Daarbij is met name
gekeken naar wat werkt en verbeterd kon worden en naar belangrijke kansen en belemmeringen
voor effectieve implementatie van de werkwijze elders in het land. De reflectie van
betrokken professionals stond daarbij centraal. Ook betrokken ouders zijn anoniem
geconsulteerd.
De uitkomsten zijn bemoedigend en laten zien dat binnen het project «Een goed begin»
vanuit een nieuw denkkader is toegewerkt naar een overdraagbare methodisch onderbouwde
werkwijze. Wij zijn de onderzoekers en de regio Haaglanden erkentelijk voor het proefdraaien
met deze nieuwe werkwijze en het gedegen onderzoek dat de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden.
Het onderzoek levert een eerste onderbouwing op van de werking van deze methodische
werkwijze in de praktijk. Zo observeerden de gezinsvertegenwoordigers vooruitgang
in onder meer de onderlinge communicatie en dynamiek tussen ouders, vertrouwen van
ouders in zichzelf als opvoeder, het ouder-kindcontact, en in het maken van duurzame
afspraken in het belang van het kind. In deze pilot is doel, doelgroep, aanpak en
randvoorwaarden uitgewerkt, waardoor ook anderen deze werkwijze kunnen gebruiken.
Daarnaast is er onder meer een handreiking voor gemeenten en een opleiding tot gezinsvertegenwoordiger
ontwikkeld.
Sub. B Uitelkaarmetkinderen.nl
In april 2023 werd het landelijk DigiPlein uitelkaarmetkinderen.nl gelanceerd. Doel van deze website is ouders, hun directe omgeving en professionals
op één plek van neutrale en betrouwbare informatie voorzien. Op die manier kunnen
zij wegwijs worden in het scheidingsproces, zich bewust worden van het welzijn van
hun kinderen en de weg naar extra hulp en ondersteuning vinden.
Met deze Kamerbrief bieden we uw Kamer het onderzoeksrapport met de titel «Evaluatie
Digiplein» met de planevaluatie van de website uitelkaarmetkinderen.nl aan.
Uit de evaluatie blijkt dat het DigiPlein ouders in potentie vroegtijdig kan bereiken.
Het informatieaanbod draagt bij aan het zoveel mogelijk voorkomen van conflict en
juridische strijd tussen ouders, en het beperken van schade bij kinderen. Deze potentie
van het DigiPlein wordt echter nog niet volledig waargemaakt. Dit komt kortgezegd
doordat de vindbaarheid van de website nog niet optimaal is, ouders behoefte hebben
aan beknoptere informatie en een heldere structuur van informatieaanbod. Verbetering
is mogelijk op bijvoorbeeld het aanbieden van informatie in meerdere talen, toegankelijkheid
voor specifieke doelgroepen (zoals ouders met een licht verstandelijke beperking en
laaggeletterdheid) en overzichtelijke thematische presentatie van informatie waarin
rekening wordt gehouden met specifieke omstandigheden van ouders.
Verder komt naar voren dat het DigiPlein grotendeels aansluit bij wetenschappelijke
inzichten over dergelijke websites qua vorm en inhoud: bij 70% van de ouders sluit
de website aan op de informatiebehoefte van de ouders. Het DigiPlein wordt ook overwegend
positief gewaardeerd op de uitstraling en meelevende toon. Door professionals wordt
het vooral gebruikt om ouders naar door te verwijzen, maar minder voor eigen informatie-inwinning.
Naar aanleiding van de conclusies is er gewerkt aan de verbetering van de vindbaarheid
via zoekmachines en aan de algemene bekendheid van de website. Inmiddels maken per
maand circa 2000 unieke bezoekers gebruik van de website. Verdere doorontwikkeling
van de website, het aanvullen, herschrijven en herstructureren van informatie worden
met betrokken ketenpartners verkend.
Sub. C Inspiratiesessies Duurzaam Samenwerken na Scheiding
Het denkkader Duurzaam Samenwerken na Scheiding, de basis voor de ontwikkelde werkwijze,
kan behulpzaam zijn voor gemeenten, organisaties en professionals die te maken hebben
met ouders in scheiding.15 Om hen hiermee al laagdrempelig kennis te laten maken, werden de afgelopen jaren
in totaal 28 inspiratiesessies gehouden in ruim 20 gemeenten en aan 300–400 professionals
door heel Nederland, waaronder in Rotterdam, Amsterdam, Enschede, Breda en Goes. De
sessies werden onder andere verzorgd voor jeugd- en wijkteams, jeugdzorgorganisaties,
gemeenten en regionale samenwerkingsverbanden. De ervaringen van deelnemers waren
grotendeels positief. Meerdere organisaties en regio’s hebben, geïnspireerd door het
denkkader, verdere investeringen gedaan in hun aanpak op scheidingen, vaak in samenwerking
met Veilig Thuis en gecertificeerde instellingen (GI’s). Enkele voorbeelden zijn de
regio Utrecht-West, gemeente Gouda en de Raad voor de Kinderbescherming. Dit onderstreept
het belang van kennisverspreiding.
3. Hoe verder met de opgebouwde kennis en expertise?
Vooruitlopend op de afronding van het project «Een goed begin» werd er in september
2023 een begeleidingscommissie16 opgericht, om samen met betrokken partijen te werken aan het beschikbaar stellen
van de opgebouwde kennis en expertise en hoe dit vorm kan krijgen. Daarbij is ook
de stand van zaken onder gemeenten als het gaat om het hebben van een scheidingsaanpak,
en hun behoeften daarin, in beeld gebracht.
Rapport «Aandacht en aanpak gemeenten voor (echt)scheidingen, quickscan stand van
zaken»
Met de voortgangsbrief Jeugd van 13 juni jl. is het rapport «Aandacht en aanpak gemeenten
voor (echt)scheidingen» van Significant, met uw Kamer gedeeld.17 Dit rapport is in opdracht van het Ministerie van VWS en het Ministerie van JenV
uitgevoerd en is een vervolg op de in 2021 uitgevoerde quickscan onder gemeenten.18 Bij de aanbieding is aan uw Kamer toegezegd om nog inhoudelijk op dit rapport in
te gaan. In het rapport is in beeld gebracht in hoeverre er binnen gemeenten aandacht
is voor de aanpak van scheidingen, welke initiatieven al door gemeenten ontwikkeld
en geïmplementeerd zijn en welke behoeften er onder gemeenten leven.
Aan dit onderzoek namen 153 gemeenten deel, waarbij vijf meerdere gemeenten vertegenwoordigden,
resulterend in totaal 169 gemeenten. Uit het rapport blijkt een toename van het aantal
gemeenten met een aanpak op scheiden. Ongeveer driekwart van de deelgenomen gemeenten
in 2024 heeft een aanpak of pleegt inzet op het onderwerp relaties en (echt)scheidingen.
Hiervan heeft een kwart van de gemeenten een duidelijke aanpak geïmplementeerd waarbij
wordt gewerkt aan borging. In het onderzoek uit 2021 bleek dat slechts zeven procent
van de gemeenten een aanpak had geïmplementeerd.19
Ook komt uit het rapport naar voren dat de meeste gemeenten regionaal samenwerken
rondom het onderwerp (echt)scheidingen en mogelijkheden hebben om elkaars kennis en
ervaring te benutten. Factoren die gemeenten belemmeren om te investeren in aanbod
en/of een aanpak liggen op het terrein van de financiering (beperkte middelen en het
ontbreken van samenhang tussen WMO- en Jeugdhulpmiddelen), maar ook de onbekendheid
of investeren in preventie op het gebied van relaties en scheidingen loont als het
gaat om besparingen op jeugdzorg en/of andere beleidsterreinen.
Verder blijkt dat gemeenten uiteenlopende keuzes maken in de investeringen die zij
doen in (preventief) aanbod voor ouders en kinderen. Er is geen eenduidig aanbod en
inherent aan de gedecentraliseerde bevoegdheden beoordelen gemeenten zelf welke prioriteiten
zij stellen passend bij de lokale situatie. Gemeenten baseren zich bij het maken van
keuzes onder andere op landelijk onderzoek naar effectiviteit van interventies, maar
het lijkt erop dat zij regelmatig (te) weinig houvast hebben, waar wel behoefte aan
is, om gerichte keuzes te maken. De urgentie om te investeren in preventie wordt wel
breed gedragen.
Een belangrijke aanbeveling uit het onderzoek is om met samenwerkende regio’s in gesprek
te gaan over de aanpak van complexe scheidingen. Daarnaast wordt aanbevolen om gemeenten
meer inzicht te geven in effectiviteit, kosten en baten van preventieve interventies
en vormen van hulp. Het streven is dat de positieve ontwikkeling verder wordt voortgezet
en ook de gemeenten bereikt die hierin nog geen stappen maken.
Landelijk congres en regionale bijeenkomsten
Op 18 september 2025 vond het congres «een Goed Begin na Scheiding» plaats. De uitkomsten
van «Een goed begin» stonden centraal. Daarnaast diende het congres als plek voor
kennisdeling en als inspirator voor professionals. Kennis is gedeeld over andere effectieve
initiatieven in het land, triage bij scheiding en onderscheid tussen scheidingen en
veiligheidsproblematiek. Het congres had een breed bereik; voor zorg, jeugd en wijkteam
professionals, beleidsmakers en managers. Vanuit het hele land is er grote belangstelling
getoond en door ruim 250 professionals deelgenomen.
In het najaar van 2025 en begin 2026 worden in samenwerking met gemeenten vijf regionale
bijeenkomsten georganiseerd. Bedoeld om met gemeenten en professionals in gesprek
te gaan over de toepassing van de werkwijze in de eigen regio. Het Kenniscentrum Kind
en Scheiding is verder bereid om tot en met medio 2026 richting gemeenten en andere
organisaties als centrale vraagbaak te fungeren en ondersteuning te bieden bij vragen
over het denkkader en de toepassing van de ontwikkelde werkwijze in de eigen praktijk.
In de regio Haaglanden worden momenteel mogelijkheden onderzocht om het aanbod van
gezinsvertegenwoordigers verder vorm te geven en te continueren. Zij spelen daarmee
ook een waardevolle rol in het faciliteren en borgen van de werkwijze op regionaal
niveau.
Opname werkwijze «Duurzaam Ouderschap na Scheiding» in databank effectieve jeugdinterventies
Naast deze inzet op korte termijn werken we ook aan structurele borging van kennis
en expertise op scheidingen. Zoals ook uit het rapport over de gemeentelijke inzet
naar voren komt, hebben gemeenten behoefte aan objectief bewezen effectieve jeugdinterventies.
Het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) biedt overzicht in haar databank effectieve jeugdinterventies.
Het proces voor erkenning en opname in de databank van de werkwijze «Duurzaam Ouderschap
na Scheiding» kan nu, na oplevering van het onderzoeksrapport van TNO, van start en
neemt doorgaans ongeveer een jaar in beslag.
Borging deskundigheidsbevordering en kennisdeling
Bredere kennisdeling in het land gebeurt via de gelanceerde website uitelkaarmetkinderen.nl,
via het Nederlands Jeugdinstituut en via de online groep Scheiden zonder Schade op
1sociaaldomein.nl waar inmiddels ruim 1.500 professionals lid van zijn.
In de kennisverspreiding wordt ook samenhang gezocht en verbinding gelegd met het
Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming en de Hervormingsagenda Jeugd. Om in de
kind- en gezinsbescherming tot meer eenduidige werkwijzen te komen wordt, zoals bij
uw Kamer bekend, samen met proeftuinen en betrokken organisaties een Handelingskader
ontwikkeld. Dit kader geeft richting aan de noodzakelijke verandering en biedt professionals
houvast en ruimte om te doen wat nodig is voor een gezin/huishouden. Binnen het handelingskader
worden verschillende modules ontwikkeld. Het onderwerp complexe scheidingen wordt
in een module uitgewerkt.
Ook wordt een Kompas ontwikkeld gericht op de organisatie van domeinoverstijgende
samenwerking bij onveiligheid in de thuissituatie. Aan de hand van enkele dialoogbijeenkomsten
is de reeds opgedane kennis over complexe scheidingen meegenomen20 in het Kompas Volwassenenproblematiek.
Deze kennis wordt benut bij de ontwikkeling van het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming.
Op dit moment verkennen wij op welke manier de motie Ceder en Bruyning21 over het verwerken van bewezen effectieve voorzieningen, ook voor gezinnen in complexe
scheidingen, in de Hervormingsagenda Jeugd vorm kan krijgen. We nemen de aanbeveling
uit het onderzoek van Significant om gemeenten meer inzicht te geven in effectieve
interventies hierin mee. Ook hebben de ontwikkelingen rondom stevige lokale teams
vanuit de Hervormingsagenda Jeugd onze aandacht. Deze teams hebben op lokaal niveau
een centrale rol bij een integrale en gezinsgerichte aanpak. Er is in het voorjaar
van 2024 een richtinggevend kader «toegang, lokale teams en integrale dienstverlening»22, vastgesteld door VNG en gemeenten. Hierin zijn de kenmerken van de lokale teams
vastgelegd. Verder is het de bedoeling dat er in het najaar van 2025 een convenant
stevige lokale teams wordt ondertekend. Dit bevat afspraken met de belangrijkste partijen
(ministeries, gemeenten, brancheorganisaties, beroepsverenigingen en clientvertegenwoordigers)
over wat er nodig is om de lokale teams te laten slagen. De voortgang op dit punt
zal worden meegenomen in de bredere jeugdbrieven aan uw Kamer.
4. Kindvriendelijke juridische scheidingsprocedures
Wanneer ouders er samen niet uitkomen en preventieve inzet om kinderen en ouders te
ondersteunen niet volstaat, kan het nodig zijn dat een rechter moet beslissen over
het gezag en omgang na scheiding. Deze juridische procedures hebben vaak een grote
impact op de betrokken kinderen. De voormalig Staatssecretaris Rechtsbescherming heeft
in 2024 de projectgroep «kindvriendelijke scheidingsprocedures» in het leven geroepen
en werkt hierin samen met de rechtspraak, de Raad voor de Kinderbescherming, stichting
Villa Pinedo en de advocatuur (vertegenwoordigd door de vFAS) aan een rapport waarin
is geanalyseerd op welke onderdelen juridische procedures kindvriendelijker ingericht
kunnen worden zodat kinderen op een manier worden betrokken waarin zij zich gehoord,
veilig en beschermd voelen, passend bij hun leeftijd.23 Dit rapport is inmiddels op hoofdlijnen gereed. De Raad voor Strafrechttoepassing
en Jeugdbescherming (RSJ) is gevraagd om vanuit haar expertise te reageren op de inhoud
hiervan. Daarbij zullen de eisen die voortvloeien uit het IVRK en andere internationale
normen als uitgangspunt worden genomen. De reactie van RSJ zal vervolgens meegenomen
worden in het eindrapport van de projectgroep. Dit rapport wordt begin 2026 opgeleverd,
waarna deze voorzien van een beleidsreactie aan uw Kamer wordt aangeboden.
Stand van zaken moties contactverlies
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is op het terrein van contactverlies
na scheiding aan de slag met een tweetal moties van de leden Dral en Ceder24, respectievelijk Ceder en Westerveld25 op het terrein van contactverlies na scheiding. In het recente commissiedebat Jeugdbeleid
en Jeugdbescherming van 2 september jl. is ook gevraagd naar de stand van zaken van
deze moties waarbij is toegezegd er in deze brief op terug te komen. Contactverlies
of ouderverstoting ziet op ingewikkelde omgangsproblematiek waarbij een kind een van
de ouders niet meer ziet. Het komt helaas voor dat het kind geen contact meer heeft
met een van zijn ouders zonder gegronde redenen.26 Dit kan leiden tot schrijnende situaties met verstrekkende gevolgen voor zowel kind,
ouders als de sociale omgeving. In bovengenoemde moties is verzocht om de aanpak in
Denemarken, België en Frankrijk te bestuderen, in overleg te treden met het OM voor
een effectiever vervolgingsbeleid met betrekking tot contactverlies, en in gesprek
te gaan met belangenorganisaties. Van de betrokken landen Denemarken, België en Frankrijk
is informatie ontvangen en op dit moment wordt bestudeerd welke maatregelen zij hebben
met betrekking tot contactverlies en of die toegepast kunnen worden in Nederland.
Uitgangspunt daarbij is wat in deze ingewikkelde scheidingszaken het beste is voor
het kind en zijn bescherming. Ook worden er gesprekken gevoerd met betrokken partijen,
waaronder zoals gevraagd met het Openbaar Ministerie en verschillende belangenorganisaties.
Helder is dat meningen en visies over mogelijke oplossingsrichtingen op dit onderwerp
zeer uiteenlopen. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid werkt eraan om al
deze meningen van partijen zo goed mogelijk in beeld te brengen. En zal begin 2026
de bevindingen van bovengenoemde activiteiten met reactie verzenden richting uw Kamer.
Stand van zaken motie kindvriendelijke rechtspraak
Daarnaast zet de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid zich, mede bezien vanuit
de verbetering van de rechtsbescherming van kinderen in het jeugdbeschermingsrecht,
nadrukkelijk in om het hoorrecht van kinderen te verbeteren. In het wetsvoorstel «Wet
versterking rechtsbescherming in de jeugdbescherming», wordt de rechtspositie voor
kinderen vanaf 12 jaar verbeterd en de leeftijdsgrens voor het voeren van een kindgesprek
verlaagd naar acht jaar. Het streven is om begin 2026 het wetsvoorstel ter advisering
voor te leggen aan de Afdeling advisering van de Raad van State.
Naar aanleiding van de motie van het lid Westerveld27 wordt onderzoek gedaan naar standaard ondersteuning van kinderen gedurende gerechtelijke
procedures. Het onderzoek richt zich op de verschillende vormen van ondersteuning.
Uw Kamer wordt over de resultaten en de verdere ontwikkeling van dit beleidstraject
in het najaar 2025 geïnformeerd. Daarnaast worden, zoals ook in de motie van het lid
Bruyning en Ceder verzocht,28 gesprekken gevoerd met de Raad voor de Rechtspraak en kinderrechters, over de kindvriendelijke
gespreksruimtes, wachtruimtes, en de loskoppeling van het kindgesprek en zitting met
de ouders. De rechtspraak heeft de afgelopen jaren hierin grote stappen gezet, maar
nog niet overal in het land zijn de rechtbanken hierin even ver. Hoe hierin landelijk
meer uniformiteit kan worden gerealiseerd, wordt de komende periode verder besproken.
Ook op dit punt informeert de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid uw Kamer
begin 2026.
5. Overige moties en toezeggingen op het terrein van gezag en omgang
a. Ondersteuning aan ouders tijdens juridische procedures
Zoals eerder met uw Kamer gedeeld, zijn in 2023 en 2024 pilots uitgevoerd, waaronder
met extra interventie van de Raad voor de Kinderbescherming ter zitting. Daarbij is
bekeken of onnodige instroom in de jeugdbescherming bij scheidingssituaties voorkomen
kan worden door nog tijdens de zitting de koers te verleggen, waardoor met ouders
nog tot afspraken over het ouderschap gekomen kan worden en de inzet van een raadsonderzoek
ten behoeve van een kinderbeschermingsmaatregel niet nodig is. Dit als onderdeel van
de uitvoering van de motie van het lid Ceder waarin de regering wordt verzocht te
bezien hoe onnodige uithuisplaatsingen kunnen worden voorkomen.29
Bij drie Rechtbanken30 hebben raadsmedewerkers bij gezag- en omgangszaken ter zitting bemiddelingsgesprekken
gevoerd met ouders. De eerste ervaringen met deze interventie waren positief en worden
van september 2025 tot september 2026 vervolgd bij dezelfde rechtbanken, om de toepassing
bij een groter aantal casussen te onderzoeken. Dit biedt de benodigde informatie voor
besluitvorming over bredere toepassing binnen de rechtspraak. De Staatssecretaris
van Justitie en Veiligheid houdt uw Kamer op de hoogte van de uitkomsten.
Hiermee wordt tevens tegemoet gekomen aan de toezegging tijdens het recente commissiedebat
Jeugdbeleid en Jeugdbescherming van 2 september jl., naar aanleiding van de vraag
van het lid Ceder, om instrumentarium niet alleen in het voorliggend veld beschikbaar
te stellen, maar ook aandacht te hebben voor ondersteuning van ouders tijdens de juridische
procedure. Daarnaast wordt ook op andere manieren ingezet om ouders tijdens juridische
procedures te ondersteunen; allereerst kan de hierboven genoemde werkwijze «Duurzaam
Ouderschap na Scheiding» met gezinsvertegenwoordigers niet alleen vroegtijdig, maar
als die situatie zich voordoet ook tijdens of na een juridische procedure worden ingezet.
Het doel van de werkwijze is immers om ouders te ondersteunen bij het vormgeven van
hun ouderschap na scheiding, los van het conflict. Daarnaast is er, om ouders en kinderen
in scheidingsprocedures beter te ondersteunen, een uniform hulpaanbod ontwikkeld en
landelijk ingevoerd. Het Uniforme Hulpaanbod (UHA) is een samenwerking tussen de rechtbanken
en gemeentes, waarbij een aantal basistrajecten voor hulp worden aangeboden, waar
de rechter naar kan verwijzen.31 Geprobeerd wordt te voorkomen dat scheidingsproblemen onnodig escaleren, en ouders
worden beter toegerust om alsnog afspraken te maken.
b. Registratie gescheiden en ongehuwd in de Basisregistratie Personen
Op 12 maart 2025 heeft de voormalig Staatssecretaris Rechtsbescherming aan uw Kamer
toegezegd terug te komen op de vraag of de registratie van de status «gescheiden»
binnen de basisregistratie, na verloop van tijd kan komen te vervallen. Oftewel, of
gegevens over het bestaan van een inmiddels ontbonden huwelijk kunnen worden geschrapt.
Over deze vraag zijn gesprekken gevoerd met onder meer de Nederlandse Vereniging voor
Burgerzaken, de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens en het Ministerie van Binnenlandse
Zaken.
Uit deze gesprekken blijkt dat de Basisregistratie personen (hierna: BRP) een registratie
van de status «gescheiden» niet kent, en dat enkel het begin en het einde van het
huwelijk wordt geregistreerd. Uit de gegevens in de BRP wordt afgeleid of er sprake
is van het einde van het huwelijk door overlijden van de partner of dat er sprake
is van een scheiding. In het laatste geval, komt op het uittreksel van de burger «gescheiden»
te staan. Op een standaard, beperkt uittreksel uit de BRP is de huwelijkse staat niet
opgenomen. Wel kan op een uittreksel op verzoek van de aanvrager van het uittreksel
de huwelijkse staat worden opgenomen, waarbij dan wel de term gescheiden als afgeleid
gegeven vermeldt wordt.
De waarde van de burgerlijke stand is juist gelegen in het feit dat het systeem de
belangrijkste gebeurtenissen in een mensenleven vastlegt op een wijze die waarborgt
dat het verloop van die gebeurtenissen – de historie – te allen tijde kan worden nagegaan.
De burgerlijke staat van personen wordt rechtstreeks ontleend aan de akten en registers
van de burgerlijke stand.32 Daardoor wordt voorkomen dat er onduidelijkheid kan ontstaan over de staat van een
persoon op enig moment. Er heeft een huwelijk bestaan waaraan de echtgenoten rechten
en plichten ontleenden, die ook consequenties kunnen hebben voor de periode na ontbinding
van het huwelijk, zoals alimentatieverplichtingen, het gezag over kinderen en pensioenverevening.
Hoewel de notie ongehuwd en gescheiden niet als zodanig worden gebruikt in de Basisregistratie
personen, is dat anders als het gaat om internationale documenten. Deze begrippen
spelen wel een rol in EU-regelgeving en internationale verdragen zoals de Overeenkomst
betreffende de afgifte van een verklaring van huwelijksbevoegdheid (Trb. 1981, 71). Het is aldus niet mogelijk om de registratie als «gescheiden» in zijn geheel te
laten vervallen.
c. Toezeggingen op het terrein van Internationale kinderontvoering
Een internationale kinderontvoering is een verstrekkende gebeurtenis die diep ingrijpt
in het leven van kinderen en hun ouders. In de afgelopen 5 jaar vonden de meeste ontvoeringen
plaats naar Polen (47), Turkije (27) en Duitsland (23).33 Het voorkomen en bestrijden van internationale kinderontvoering vraagt om voortdurende
inzet in nauwe samenwerking met de Nederlandse Centrale Autoriteit Internationale
Kinderaangelegenheden (Ca IKA), de Raad voor de Kinderbescherming, het Centrum Internationale
Kinderontvoering (CIKO) en het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Hieronder informeert
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid uw Kamer over de voortgang van een
aantal toezeggingen rondom internationale kinderontvoering.
i. Toezegging uitschrijven kind uit de BRP
Tijdens het commissiedebat personen- en familierecht van 12 maart 2025 (Kamerstuk
33 836, nr. 121) heeft de voormalig Staatssecretaris Rechtsbescherming toegezegd uw Kamer te informeren
over de mogelijkheid voor een ouder om een minderjarig kind uit te schrijven uit de
BRP, zonder dat de andere ouder met gezag daarvan op de hoogte wordt gesteld. Daarbij
valt vooraf op te merken dat het niet gaat om een uitschrijving uit de BRP, maar een
registratie van vertrek naar het buitenland van een minderjarig kind.
Uit de gesprekken die de afgelopen periode hierover zijn gevoerd met de Nederlandse
Vereniging voor Burgerzaken, het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
(BZK), het CIKO en de Ca IKA, komt het volgende naar voren.
De BRP is primair bedoeld om de feitelijke verblijfssituatie van personen weer te
geven. Het is geen instrument om kinderontvoering tegen te gaan, noch om juridische
conflicten tussen ouders te beslechten. Gemeenten dienen hierin een neutrale rol te
behouden. Om die reden kan het voorkomen dat één ouder een registratie van vertrek
naar het buitenland in de BRP laat vastleggen voor een minderjarig kind zonder toestemming
of medeweten van de andere ouder met gezag. Wel kan de ambtenaar van de burgerlijke
stand gebruik maken van een verschijningsplicht, wanneer er sprake is van vermoedens
van internationale kinderontvoering.
Hoewel in een groot deel van de gevallen de registratie niet direct verband houdt
met een ontvoering, zijn er volgens de Ca IKA en CIKO ook situaties bekend waarin
een registratie van vertrek naar het buitenland in de BRP voorafging aan een internationale
kinderontvoering. In dergelijke gevallen wordt een potentieel belangrijk signaal gemist.
Dit kan tot gevolg hebben dat effectieve preventiemaatregelen niet tijdig kunnen worden
ingezet, zoals bijvoorbeeld het plaatsen van een signalering in het Schengen Informatiesysteem.
Samen met de betrokken partners wordt daarom onderzocht of en in hoeverre het mogelijk
is om in situaties waarin beide ouders gezag hebben, de andere ouder te laten informeren
door de gemeente over een registratie van vertrek van een minderjarige naar het buitenland
in de BRP. Gemeenten denken graag mee over een zorgvuldige inrichting van een dergelijke
werkwijze, maar hebben ook aandachtspunten geuit ten aanzien van de uitvoerbaarheid
en juridische kaders. Het streven is uw Kamer in de eerste helft van 2026 hierover
nader te informeren.
ii. Toezegging procedures RvdK in het kader van kinderontvoering
Naar aanleiding van de toezegging tijdens het commissiedebat personen- en familierecht
van 12 maart 2025 om uw Kamer te informeren over de rol van de RvdK bij onttrekking
aan het gezag en de procedures rondom internationale kinderontvoering, informeert
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid u als volgt.
De RvdK vervult een centrale rol bij de aanpak van internationale kinderontvoeringen.
Zo is de RvdK aanwezig bij alle IKO-zittingen bij de rechtbank Den Haag om de rechter
te adviseren over het belang van het kind en contact met beide ouders. Dit betrof
in 2024 in totaal 52 IKO zittingen voor 34 kinderen, waarvan het merendeel (27 kinderen)
ontvoeringen uit het buitenland naar Nederland. In de periode van de zittingen kan
de RvdK ingezet worden om begeleide omgang uit te voeren, zowel fysiek als digitaal.
De RvdK levert ook een belangrijke bijdrage aan het voorkomen van kinderontvoeringen.
In alle 12.000 kinderbeschermingsonderzoeken van de RvdK per jaar wordt gesignaleerd
of er mogelijk sprake is van een dreigende IKO. Raadsonderzoekers zijn getraind om
risicofactoren of signalen te herkennen. De RvdK beschikt daarnaast over een gespecialiseerd
team met IKO experts dat optreedt bij vermoedens van kinderontvoering.
Daarnaast kan de RvdK verzoeken om een preventieve signalering via het Schengen Informatiesysteem.
Daarmee kan worden voorkomen dat in het hele Schengengebied een kind zonder toestemming
door één van de ouders naar het buitenland wordt meegenomen.
Wanneer er een kinderontvoering heeft plaatsgevonden heeft de RvdK de verantwoordelijkheid
om de rechter te adviseren in de rechtszittingen (rond gezag, hoofdverblijfplaats,
omgang, toestemming vakantie etc.), bij begeleiding bij een gedwongen teruggeleiding
op verzoek van de rechter, en bij het adviseren van ketenpartners zoals politie, Veilig
Thuis, gemeenten, de Ca IKA en het CIKO.
Tot slot ondersteunt de RvdK, in opdracht van de Ca IKA of de officier van justitie,
bij het teruggeleiden van het kind naar Nederland (de zogenoemde «soft landing»),
waarbij opvang, risicotaxatie, een veiligheidsplan en ambulante hulp worden geregeld.
Om een volledig beeld te schetsen over de rol en taken die de RvdK heeft bij internationale
kinderontvoering, is in de bijlage een infographic toegevoegd.
iii Leerstoel internationale kinderontvoering
In de brief van 13 januari 2025 heeft de voormalig Staatssecretaris Rechtsbescherming
uw Kamer geïnformeerd over de voortgang met betrekking tot het opzetten van een bijzondere
leerstoel Internationale Kinderontvoering aan de Universiteit Leiden.34 De eerste wervingsronde heeft inmiddels plaatsgevonden. Helaas is er nog geen geschikte
kandidaat gevonden die voldoet aan het destijds opgestelde profiel. Dit heeft geleid
tot vertraging in de beoogde inrichting van deze leerstoel. Deze vertraging doet niks
af aan het belang en de ambitie om het kennisdomein van internationale kinderontvoering
te versterken. Daarom wordt momenteel een enigszins aangepaste invulling van de leerstoel
onderzocht. Bijvoorbeeld door het profiel uit te breiden naar een sociaal-wetenschappelijke
invalshoek, naast de tot nu primair juridische benadering. Een dergelijke verbreding
biedt waardevolle kansen om niet alleen juridische aspecten, maar ook psychologische
en sociale dimensies van internationale kinderontvoering uitgebreid te bestuderen,
wat zal bijdragen aan een sterker handelingsperspectief voor professionals.
Uw Kamer wordt in de eerste helft van 2026 geïnformeerd over de voortgang van de inrichting
van de bijzondere leerstoel.
Tot slot
Ouders zijn primair verantwoordelijk voor het op een goede manier uit elkaar gaan
en het maken van afspraken over het invullen van het ouderschap. De afgelopen drie
jaar is er met het project «Een goed begin», in nauwe samenwerking met alle betrokken
partijen, een basis gelegd voor een meer effectieve benadering van gezinnen in scheiding.
Met de ontwikkelde en onderbouwde werkwijze, en de opgedane kennis en expertise ligt
er nu een gereedschapskist waarmee professionals scheidende ouders die er zelf niet
uitkomen beter kunnen steunen en begeleiden. Niet alle complexe situaties zijn hiermee
te voorkomen of te verhelpen. De uitdagingen zijn soms groot en verschillen onoverbrugbaar.
Maar met de uitkomsten van «Een goed begin» is het mogelijk om beter toegerust en
deskundig de ondersteuning te bieden. We moedigen professionals, organisaties en alle
gemeenten daarom graag aan hiermee aan de slag te gaan en de opgedane kennis, tools
en best practices op maat te verwerken in de eigen lokale aanpak.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, A.C.L. Rutte
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, J.Z.C.M. Tielen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
A.C.L. Rutte, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid -
Mede ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport