Brief regering : Verzamelbrief curatieve ggz
25 424 Geestelijke gezondheidszorg
Nr. 768
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 oktober 2025
Met deze Kamerbrief informeer ik u achtereenvolgens over vier onderwerpen binnen de
curatieve ggz:
1) Vervolg op het Onderzoeksprogramma ggz (ZonMw) periode 2026–2035
2) Moties systeemtherapeut beroepenlijst veldnorm
3) Motie afzonderlijke financieringsregeling voor topreferente ggz
4) Motie omzetplafonds in de ggz
1) Vervolg op het Onderzoeksprogramma ggz (ZonMw) periode 2026–2035
In 2016 is het Onderzoeksprogramma geestelijke gezondheidszorg van start gegaan bij ZonMw. In tien jaar tijd zijn met verschillende subsidierondes
meer dan 120 onderzoeken gestart die waardevol inzicht geven in hoe de ggz werkt,
welke knelpunten er zijn en hoe de ggz beter kan worden ingericht.1 Ik vind het van belang om zowel kortlopend, praktijkgericht onderzoek als langdurige
studies te verrichten om te onderzoeken hoe de structurele problemen in de ggz kunnen
worden aangepakt, de praktijk en de wetenschap beter te kunnen worden verbonden, en
te zorgen voor duurzame, effectieve- en patiëntgerichte zorg. Het huidige programma
heeft niet alleen tot nieuwe wetenschappelijke kennis geleid, maar heeft ook direct
bijgedragen aan betere zorg- en behandelmogelijkheden voor patiënten. Zo is er onderzoek
gedaan naar vroege herkenning en behandeling, de totstandkoming van gepersonaliseerde
psychische gezondheidszorg en is onderzocht hoe de implementatie van passende zorg
in de praktijk kan worden versneld. Ik heb daarom ZonMw verzocht een vervolgprogramma
in te richten voor de komende tien jaar (2026–2035). Voor het programma is € 30 miljoen
gereserveerd. Na vijf jaar zal een tussentijdse evaluatie worden overlegd, zodat er
gericht kan worden ingespeeld op voortschrijdend inzicht en maatschappelijke ontwikkelingen.
Ik zal daarbij sturen op concrete resultaten en handvatten om het ggz-beleid te verbeteren.
Het vervolgprogramma wordt ingericht naar de volgende thema’s:
1. Het vergroten van de door- en uitstroom van de curatieve ggz.
2. Het vergroten van passende zorg, waaronder expliciet het verlagen van de instroom
en mogelijkheden voor taakdifferentiatie.
3. Het trans-diagnostisch werken en context-gedreven onderzoek.
Binnen deze thema’s is daarnaast verzocht ruimte te houden voor initiatieven die vernieuwing
aanjagen en het opschalen van effectieve interventies. Ook vraag ik ruimte te houden
om onderzoek te doen naar vrouw-manverschillen binnen de ggz. Net als in het huidig
programma hecht ik ook grote waarde aan het verankeren van het patiënt- en naasten
perspectief. Ik ben van mening dat een verlenging van dit programma bijdraagt aan
oplossingen om de zorg toegankelijk en toekomstbestendig te houden.
2) Moties systeemtherapeut op beroepenlijst veldnorm
Op 10 september 2025 is binnen het Vertegenwoordigend orgaan, dat over de beroepenlijst
van de veldnorm gaat, gestemd met betrekking tot de opname van het beroep systeemtherapeut.
Het voorstel is aangenomen, waardoor ik positief ben te melden dat het beroep van
systeemtherapeut per 1 januari 2026 zal wordt opgenomen op de beroepenlijst van de
veldnorm. Hiermee is voldaan aan de moties (van het lid Bikker c.s.) (Kamerstuk 25 424, nr. 716) en (van de leden Joseph en Bikker) (Kamerstuk 25 424, nr. 717) over de opname van het beroep van systeemtherapeut op de beroepenlijst.
3) Motie afzonderlijke financieringsregeling voor topreferente ggz
Na het notaoverleg over de Initiatiefnota van het lid De Korte over een kritische
reflectie op euthanasie bij psychisch lijden van jonge mensen (Kamerstuk 36 624) op 16 juni jongstleden, is de motie van Westerveld c.s. aangenomen.2 De motie verzoekt de regering om, net als bij topreferente kankerzorg, een afzonderlijke
financieringsregeling te maken voor het onderzoeksdeel, de organisatie en kennisdeling
binnen de topreferente ggz, en om de Kamer voor de begroting van 2026 te informeren
over de plannen. Deze motie is door mijn ambtsvoorganger ontraden.
Ik ben niet in staat de motie uit te voeren. Allereerst ziet de motie deels toe op
staand beleid. Twee van de drie topreferente ggz-taken zijn verwerkt in de tarieven
van het zorgprestatiemodel.3 Dit betreffen de topreferente ggz-taken deskundigheidsbevordering & kennisdeling
en consultatie & advies. Kosten voor de derde topreferente ggz-taak «(toegepast) onderzoek
en innovatie» vallen uiteen in twee delen. Voor het uitvoeren van onderzoek kunnen
topreferente ggz-aanbieders reeds subsidies aanvragen via de Ministeries van VWS en
OCW. Daarnaast kost de infrastructuur van onderzoek ook geld: kosten die structureel
gemaakt worden, zoals licentiekosten van data-analysetools en personeel voor data-analyses.
Hier is geen alternatieve financieringsbron voor. Deze kosten voor de infrastructuur
bedragen jaarlijks 14 miljoen euro, zo blijkt uit een kosteninschatting van de Nederlandse
ggz (juni 2025). Omdat in de motie geen financiële dekking aangeleverd is, leidt dit
tot een ongedekte rekening van structureel 14 miljoen euro. Zoals de Minister van
Financiën per brief4 heeft laten weten, naar aanleiding van de (eventuele) wijzigingen in de voorjaarsnota
2025, kunnen moties zonder dekking niet uitgevoerd worden.
Overigens gaat de in de motie gemaakte vergelijking met «een afzonderlijke financieringsregeling»
voor topreferente kankerzorg niet op. Voor de Academische zorg is sprake van een beschikbaarheidbijdrage,
waarbij er sprake is van een combinatie van (fundamenteel) onderzoek en het leveren
van patiëntenzorg. Dit is de Beschikbaarheidbijdrage academische zorg (BBAZ). Deze
beschikbaarheidbijdrage kent zeer strenge eisen, waarbij de zorg en fundamenteel onderzoek
onlosmakelijk aan elkaar zijn verbonden. De NZa is belast met de uitvoering van deze
bijdrage en toetst of de aanvraag past binnen de BBAZ-systematiek. Bij topreferente
ggz-aanbieders, niet zijnde UMC’s, is er weliswaar een relatie tussen onderzoek en
het leveren van patiëntenzorg, maar betreft het type onderzoek «toegepast onderzoek» en geen «academisch/fundamenteel onderzoek». Fundamenteel/academisch onderzoek betreft
een criterium voor toekenning beschikbaarheidbijdrage, zodat de BBAZ niet voor topreferente
ggz van toepassing is.
4) Motie omzetplafonds in de ggz
Daarnaast informeer ik uw Kamer over het proces naar aanleiding van de aangenomen
motie Dobbe5, waarin de regering wordt verzocht een einde te maken aan het gebruik van omzetplafonds
in de geestelijke gezondheidszorg (en de palliatieve zorg). De motie raakt een essentieel
vraagstuk binnen de ggz: de toegankelijkheid van zorg, met name voor mensen met een
complexe zorgvraag. Dit roept begrijpelijkerwijs vragen op over het gebruik van omzetplafonds:
het hanteren van een patiëntenstop voor verzekerden van een specifieke zorgverzekeraar,
terwijl aan de andere kant sprake is van lange wachttijden en een dringende behoefte
aan zorg. Het is van groot belang dat individuele patiënten de zorg ontvangen waarop
zij recht hebben. Zorgverzekeraars hebben een zorgplicht ten opzichte van hun verzekerden,
waar de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) op toeziet. Beschikbare behandelcapaciteit
mag niet onbenut blijven zolang behoefte aan zorg bestaat.
Een omzetplafond is een budgettaire grens in een contract tussen een zorgverzekeraar
en een zorgaanbieder, waarin bepaald wordt hoeveel middelen een zorgaanbieder maximaal
kan ontvangen van een zorgverzekeraar voor geleverde zorg binnen een bepaalde periode
(meestal een jaar). Het omzetplafond is bedoeld om te sturen op de kosten in de ggz,
op een goede verdeling van de personele inzet en om aanbieders kritisch te kunnen
bevragen. De gedachte erachter is dat met het omzetplafond de schaarse middelen (personeel
en financieel) besteed worden aan waar die het hardst nodig zijn. Dit is nodig, bijvoorbeeld
omdat het voor zorgaanbieders relatief aantrekkelijk is om patiënten met een lichtere
zorgvraag eerder te helpen dan patiënten met een zwaardere zorgvraag.6 Tegelijkertijd zie ik dat, ondanks deze sturing, vooral de toegankelijkheid van de
ggz voor mensen met complexe problematiek ernstig onder druk staat. In het AZWA zijn
goede afspraken gemaakt met als doel om de toegankelijkheid van ggz, met name voor
patiënten met complexe zorgvragen, te verbeteren. Naar aanleiding van de motie ga
ik in gesprek met het veld over de werking van omzetplafonds, met bijzondere aandacht
voor de impact op de toegankelijkheid van zorg voor deze groep patiënten. Ik neem
hierin de volgende elementen mee:
• De vraag of omzetplafonds de beoogde werking hebben waarbij capaciteit verschuift
richting complexe zorgvragen en of dat niet beter zou kunnen.
• De vraag of er door omzetplafonds behandelcapaciteit onbenut blijft.
• De verschillen in beleid, waarbij sommige zorgverzekeraars voor bepaalde aanbieders
geen omzetplafonds hanteren.
• De structurele schaarste in de ggz, met name op het gebied van personeel.
• De samenhang tussen de AZWA-afspraken (zoals over passende zorg en samenwerking) en
omzetplafonds, en of zorgverzekeraars naar aanleiding van de uitwerking van deze afspraken
aanleiding zien om hun beleid aan te passen.
Deze gespreksronde is reeds ingepland. Ik informeer uw Kamer na het verkiezingsreces
over de uitkomsten.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
J.Z.C.M. Tielen
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.Z.C.M. Tielen, staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport