Brief regering : Ontwikkelingen diergeneeskundige zorg
28 286 Dierenwelzijn
Nr. 1402
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN LANDBOUW, VISSERIJ, VOEDSELZEKERHEID EN NATUUR
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 1 oktober 2025
Dieren zijn onlosmakelijk verbonden met de Nederlandse samenleving. Ze spelen een
belangrijke rol in het leven van mensen. Wie een dier heeft, draagt de verantwoordelijkheid
daar goed voor te zorgen. Het is daarbij van belang dat er goede diergeneeskundige
zorg beschikbaar en toegankelijk is, zowel regulier als in de spoed. Naar aanleiding
van de zorgen en vragen over de prijsstijgingen in de diergeneeskundige zorg, heb
ik u mede namens de Minister van Economische Zaken in de brief van 3 april jl. geïnformeerd
over onze aanpak van dit vraagstuk (Kamerstuk 28 286, nr. 1388). Ik zet mij in voor een concurrerende markt en voor een consument die goed en juist
geïnformeerd wordt. Het is belangrijk dat consumenten vrij kunnen kiezen in de zorg
voor hun dier en weten welke behandelingen er zijn tegen welke kosten, zodat ze waar
mogelijk kosten kunnen besparen.
De veterinaire beroepsgroep heeft een belangrijke rol in het informeren van de consument
en het borgen van toegankelijke en goede diergeneeskundige zorg. Daarbij moet de veterinaire
professional zijn werk op een onafhankelijke manier kunnen uitvoeren. De beroepsgroep
heeft een belangrijke taak om de dierenarts, paraveterinair of andere veterinaire
professional daarbij te ondersteunen door het maken van professionele standaarden
die helpen bij de goede uitoefening van het vak. Hiervoor is een goed georganiseerde
beroepsgroep nodig die deze taak oppakt.
In deze brief ga ik in op recente ontwikkelingen in de veterinaire beroepsgroep, mijn
beleidsinzet voor de kwaliteitsborging in de diergeneeskundige zorg en mijn inzet
voor een gezonde arbeidsmarkt en vermindering van werkdruk. Daarnaast informeer ik
u, mede namens de Minister van Economische Zaken, in afwachting van het lopende marktonderzoek
van de ACM, over de aanvullende analyse met betrekking tot mogelijke prijsregulering
in de diergeneeskundige markt.
1. Kwaliteitsborging veterinaire beroepsgroep
Twee onderzoeksrapporten over de veterinaire beroepsgroep (Kamerstuk 29 683, nr. 276) vormen een belangrijke basis voor mijn inzet voor kwalitatief goed geborgde diergeneeskundige
zorg: het onderzoek van Berenschot over de rol, positie en kwaliteitsborging van de
veterinaire beroepsgroep en het onderzoek van SEO over de arbeidsmarkt voor dierenartsen.
Nieuwe beroepsorganisatie
De belangrijkste aanbeveling in het Berenschotrapport is de ontwikkeling van een nieuwe,
centrale beroepsorganisatie om de veterinaire professional te ondersteunen in zijn
vak en de kwaliteit van de diergeneeskundige zorg beter te borgen. Deze borging is
nu beperkt van opzet en versnipperd georganiseerd.
De beroepsverenigingen en sectorpartijen hebben daarom de afgelopen jaren onder leiding
van een onafhankelijke kwartiermaker, samen gewerkt aan een visie en een ontwerp voor
een nieuwe centrale beroepsorganisatie voor veterinaire professionals. Dit proces
is vanuit het Ministerie van LVVN in 2023 samen met de partijen gestart.
Recent hebben de vier beroepsverenigingen voor dierenartsen, paraveterinairen en dierfysiotherapeuten
(KNMvD, CPD, Vedias en NVFD) als resultaat van dit proces aangekondigd hun krachten
te bundelen en te gaan samenwerken in een nieuwe federatie. Deze federatie richten
zij per 1 juli 2026 op. De drie kerntaken van deze federatie zijn 1. het behartigen
van gedeelde en overstijgende belangen, 2. het bevorderen van de samenwerking tussen
de verschillende professionals, en 3. (mede)verantwoordelijkheid dragen voor het versterken
van de kwaliteitsborging van professionals door herregistratie, permanente educatie
en professionele standaardontwikkeling. Dit voorstel ligt momenteel voor bij de leden
van de vier belangenorganisaties. Ik ben blij dat de organisaties deze belangrijke
stap hebben gezet voor de ondersteuning van alle veterinaire professionals in hun
vak, en daarmee ook voor kwaliteit en toegankelijkheid van de zorg.
Met de oprichting van deze federatie creëert de beroepsgroep een stevige basis voor
zelfregulering in de toekomst. Op deze wijze wordt invulling gegeven aan de motie
Van Campen en Holman (Kamerstuk 28 286, nr. 1364), die vraagt om instrumentarium voor zelfregulering. Waar nodig wil ik de fase die
de partijen ingaan om te komen tot één organisatie ondersteunen. Een sterke veterinaire
beroepsorganisatie is van grote waarde voor het belang van het dier, de diereigenaar
en de diergeneeskundige.
Ontwikkeling van professionele standaarden
Professionele standaarden zijn beroepsnormen die de dierenarts, paraveterinair en
andere veterinaire professionals ondersteunen in de goede uitoefening van hun vak.
Ze vertalen de best beschikbare wetenschappelijke kennis naar de praktijk en geven
daarmee de standaard voor veterinaire professionals bij het nemen van beslissingen
in de zorg voor dieren.
Zoals gemeld in de Kamerbrief van 3 april (Kamerstuk 28 286, nr. 1388), ontwikkelt de beroepsgroep een professionele standaard transparantie, gericht op
het zo goed mogelijk informeren van consumenten in de zorg voor hun dier. Het is belangrijk
dat consumenten weten welke behandelingen er zijn tegen welke kosten, zodat ze waar
mogelijk kosten kunnen besparen. Voor de ontwikkeling van deze standaard is inmiddels
ook ervaring met beroepsorganisaties uit andere landen uitgewisseld.
Daarnaast werkt de beroepsgroep in de werkgroep spoedzorg aan een professionele standaard
spoedzorg, waarin beschikbaarheid en toegankelijkheid van de spoedzorg centraal staan.
Ik vind de ontwikkeling van professionele standaarden van groot belang en ondersteun
dit met een subsidie van 250.000 euro dit jaar. Naar verwachting zullen de twee standaarden
in de eerste helft van 2026 gereed zijn. Tevens maakt de beroepsgroep een plan van
aanpak voor de ontwikkeling van professionele standaarden (behandelrichtlijnen) die
de veterinaire professional zal ondersteunen bij het onafhankelijk veterinair handelen.
Ook dit plan is naar verwachting in de eerste helft van 2026 gereed. Tevens werkt
de beroepsgroep aan de actualisatie van de richtlijnen voor verantwoorde toepassing
van antibiotica, waarvoor ik eind 2024 subsidie heb toegekend en waarvan de eerste
nieuwe richtlijnen begin 2026 af zullen zijn.
Registratie van diergeneeskundigen
Het Diergeneeskunderegister vormt een belangrijke basis van de kwaliteitsborging van
veterinaire professionals. Mijn inzet is erop gericht een beter beeld te krijgen van
de omvang van het arbeidspotentieel, zodat dit optimaal benut kan worden. Alleen geregistreerde
dierenartsen, dierenartsassistenten-paraveterinair, embryotransplanteurs en -winners,
dierenfysiotherapeuten, dierverloskundigen en castreurs zijn bevoegd om diergeneeskundige
handelingen uit te voeren. Deze registratie biedt tevens titelbescherming aan het
beroep. De registratie in het Diergeneeskunderegister geldt in beginsel voor onbepaalde
tijd. Een diergeneeskundige staat ingeschreven en is bevoegd totdat de registratie
wordt doorgehaald. Doordat er geen herregistratieplicht is, blijven diergeneeskundigen
die de praktijk hebben verlaten vaak ingeschreven, wat een onjuiste weergave geeft
van het aantal praktiserende diergeneeskundigen. Zoals eerder aan u gemeld (TK 29 683, nr. 301), verken ik samen met de beroepsgroep een herregistratieplicht. Dit heeft als voornaamste
doel om de kwaliteitsborging verder te versterken en tegelijkertijd een beter beeld
te krijgen van het arbeidspotentieel en de in- en uitstroom van professionals op de
arbeidsmarkt. De invoering van herregistratie vraagt om een gedegen afweging en goede
samenwerking met de beroepsgroep. Een impactanalyse naar de (financiële) effecten
van een herregistratieplicht op de veterinaire praktijkvoering zal onderdeel uitmaken
van deze verkenning. Over de voortgang van deze verkenning en impactanalyse zal ik
de Kamer informeren in het voorjaar van 2026.
De afgelopen jaren heb ik mij ingezet om het Diergeneeskunderegister te vernieuwen,
zodat het een toekomstbestendiger en gebruiksvriendelijker register is. Als eerste
is de zoekfunctionaliteit waarmee diergeneeskundigen problemen ervoeren, in augustus
jl. geoptimaliseerd. Zo zijn diergeneeskundigen weer goed vindbaar door onder andere
eigenaren. Als tweede is er een vrijstellingsregeling voor de dierenartsassistenten-paraveterinair
gepubliceerd op 2 juli jl. (TK 29 683, nr. 311). Deze vrijstellingsregeling biedt de mogelijkheid voor registratie aan dierenartsassistenten-paraveterinair die hun diploma onder vervallen wetgeving hebben gehaald
en wel voldoen aan de huidig gestelde kwalificaties. Sinds het van kracht worden van
de vrijstellingsregeling is een aanzienlijke toename gezien in het aantal registratieverzoeken
ten opzichte van eerdere jaren en ten opzichte van de reguliere instroom van pas afgestudeerde
diergeneeskundigen in het Diergeneeskunderegister. Zo zijn in juli 556 aanvragen ingediend.
In vergelijking met het jaar ervoor zijn dit er 309 meer. Deze vrijstellingsregeling
heeft daarmee een oplossing geboden. De NVWA zal de komende periode actiever toezicht
houden op de registratie en inzet van dierenartsen en dierenartsassistenten-paraveterinair.
Evaluatie veterinair tuchtrecht
Diergeneeskundigen geregistreerd in het Diergeneeskunderegister vallen onder het veterinair
tuchtrecht. Dat is een belangrijk instrument voor de kwaliteitsborging en zorgvuldige
beroepsuitoefening van het veterinaire beroep. Bij twijfel over het handelen van een
diergeneeskundige kan een klacht ingediend worden bij het veterinair tuchtcollege.
Uitspraken van het tuchtrecht vullen de open norm uit de Wet dieren in en geven duiding
aan wat goede veterinaire praktijk is. Het Berenschotrapport beschrijft dat het tuchtrecht
op dit moment voornamelijk als corrigerend en repressief wordt ervaren en beveelt
daarom aan binnen het veterinaire tuchtrecht te experimenteren met een klachtenprocedure
met een duidelijk lerend karakter. Mede naar aanleiding van deze aanbeveling en in
gesprek met – en op verzoek van – de beroepsgroep heb ik besloten de werking van het
tuchtrecht te evalueren. Deze evaluatie wordt momenteel voorbereid in afstemming met
de beroepsgroep, zal dit jaar nog starten en worden uitgevoerd door een externe partij.
Doel van de evaluatie is om te onderzoeken of tuchtrecht het gewenste effect heeft,
namelijk de kwaliteit van de veterinaire gezondheidszorg te waarborgen en goede en
zorgvuldige beroepsuitoefening te bevorderen. Ik verwacht de resultaten eind 2026
met uw Kamer te kunnen delen.
2. Arbeidsmarkt en werkdruk
Uit onderzoek en signalen uit de praktijk blijkt dat er een tekort aan dierenartsen
en een hoge werkdruk wordt ervaren. De beschikbaarheid van voldoende veterinaire professionals
is belangrijk voor het waarborgen van goede veterinaire zorg. Samen met de beroepsgroep
zet ik mij daarom in voor het zo goed mogelijk benutten van het arbeidspotentieel
in de veterinaire sector en het verminderen van de werkdruk zodat deze beheersbaar
is. Het onderzoek van SEO naar de arbeidsmarkt van dierenartsen bevat hiervoor belangrijke
aanbevelingen, die zowel aan de overheid als aan de sector gericht zijn. Ik heb deze
aanbevelingen en de opvolging hiervan besproken met de betrokken partijen.
De voornaamste aanbeveling waarbij een rol is weggelegd voor de overheid, is «het
verkennen van de (her)verdeling van bevoegdheden binnen de diergeneeskundige sector».
Het delegeren van bevoegdheden en taken van de dierenarts naar een paraveterinair
is één van de mogelijkheden om de werkdruk voor de dierenarts te verlagen en mogelijk
kosten te besparen. Ik zet mij in voor een maximale benutting en inzet van paraveterinairen
in de praktijk en verbetering van de taakverdeling en verantwoordelijkheden binnen
de diergeneeskundige zorg waar dat mogelijk is. Als eerste stap is een inventarisatie
uitgevoerd naar de mogelijkheden om paraveterinair meer bevoegdheden te geven binnen
het huidige wettelijke stelsel. Uit deze inventarisatie blijkt dat er binnen het huidige
wettelijke kader – door bijvoorbeeld technologische ontwikkelingen – meer ruimte lijkt
dan nu in de praktijk vaak wordt benut. Het is aan de beroepsgroep om hier nader invulling
aan te geven. Ik ben hierover met hen in gesprek. Ze hebben aangegeven gezamenlijk
te willen bezien hoe zij kunnen werken aan een actuele invulling van de ruimte binnen
het huidige wettelijke kader, zodat deze in de praktijk ook daadwerkelijk kan worden
benut.
Daarnaast kijk ik naar een mogelijke verruiming en aanpassing van de wettelijke bevoegdheden.
Hiervoor start ik dit jaar een onderzoek naar het bevoegdhedenstelsel, gericht op
verbetering van de taakverdeling en verantwoordelijkheden binnen de diergeneeskundige
zorg. Concreet onderdeel van dit onderzoek is de verkenning naar nut en noodzaak van
een hbo-opleiding en hbo-functie in het veld. Dit moet zorgvuldig gebeuren, om te
zien wat de impact is op het stelsel, welke praktijkbehoefte er is en wat het effect
is op de werkdruk. De beroepsgroep heeft een grote rol bij dit vraagstuk en wordt
nauw betrokken bij de huidige voorbereidingen van het onderzoek. Het streven is om
dit onderzoek voor het einde van dit jaar te starten. Ik verwacht de resultaten voor
eind 2026. Hiermee geef ik uitvoering aan de motie van de leden Van Campen en Holman
(Kamerstuk 28 286, nr. 1372). Om de werkdruk van de dierenartsen verder te verlagen ben ik ook in gesprek met
de dierenfysiotherapeuten en de dierenartsen. Zij ondersteunen de mogelijkheid om
een directe toegankelijkheid voor de dierenfysiotherapeut mogelijk te maken. Momenteel
werk ik aan wijziging van de regelgeving die hiervoor benodigd is. Dit naar analogie
van de humane geneeskunde waar dit sinds 2006 mogelijk is.
De opvolging van de overige aanbevelingen van SEO ligt bij partijen in het veld. Zo
bevelen de onderzoekers aan om het aantal studieplekken voor de studie Diergeneeskunde
te verhogen zodat vraag en aanbod meer in balans komen. De aansluiting van het opleidingsaanbod
op de vraag vanuit de sector is primair de verantwoordelijkheid van de opleidingsinstellingen.
De jaarlijkse instroom van dierenartsen stijgt naar verwachting van ongeveer 190 nu
naar circa 240 vanaf 2025. Dit komt door de gerealiseerde verhoging van het aantal
opleidingsplekken in de master Diergeneeskunde en door zij-instroom vanuit andere
opleidingen. Deze extra dierenartsen zullen vanaf dit najaar tot de arbeidsmarkt toetreden.
De overgang van studie naar werk wordt door pas afgestudeerde dierenartsen als uitdagend
ervaren en de aanbeveling is om deze overstap te vergemakkelijken. Er zijn de afgelopen
jaren verschillende initiatieven ontwikkeld om startende dierenartsen beter te begeleiden
in de overgang van studie naar werk. De aanbevelingen op salariëring en taalbeheersing
liggen ook bij partijen in het veld. Zij kunnen het beste beoordelen wat er op dit
gebied nodig is en waar behoefte aan is.
Ik zie verschillende initiatieven in het veld die opvolging geven aan de aanbevelingen
en die vaak ook langere tijd kosten om daadwerkelijk effect te hebben op de in- of
uitstroom van dierenartsen. De aanbevelingen zijn met de belangenbehartigers besproken
en de betrokken partijen hebben aangegeven ermee aan de slag te gaan. Met het onderzoek
en de opvolging van deze aanbevelingen heb ik tevens uitvoering gegeven aan de motie
van de leden Graus, Kostić en Beckerman (Kamerstuk 36 410 XIV, nr. 65), om de mogelijkheden te onderzoeken om de werkdruk voor dierenartsen te verlagen
en meer dierenartsen in het vak te krijgen en te behouden
Erkenning van diploma’s van buitenlandse dierenartsen
Mijn inzet om het arbeidspotentieel optimaal te benutten ziet ook op de instroom van
buitenlands gediplomeerde diergeneeskundigen. Het werk van de Commissie Buitenlands
Gediplomeerde Diergeneeskundigen (CBGD) is een belangrijk onderdeel van de kwaliteitsborging
van de veterinaire zorg. De CBGD adviseert mij over aanvragen tot toelating van personen
buiten de EER of Zwitserland tot het beroepsmatig verrichten van diergeneeskundige
handelingen en daartoe inschrijving in het Diergeneeskunderegister. De CBGD is continu
bezig hun toelatingsproces te optimaliseren. Als men niet voldoet aan de eindtermen
van de Nederlandse opleiding is het sinds dit jaar mogelijk om een remediëringstraject
te volgen aan de faculteit Diergeneeskunde. Dit individueel maatwerk traject is afgelopen
jaar met behulp van subsidie vanuit LVVN tot stand gekomen.
Dierenartsentekort bij de NVWA
De tekorten aan dierenartsen op de arbeidsmarkt worden ook bij de NVWA ervaren. Om
als officiële dierenarts bij de NVWA aan de slag te kunnen voor de uitvoering van
bepaalde handelingen, moet men beschikken over een afgeronde masteropleiding Diergeneeskunde.
Hierna moet men ook de interne opleiding toezichthoudend dierenarts (9 maanden) gevolgd hebben voordat men aan het werk kan. Voor de functie van officiële dierenarts
in het slachthuistoezicht heeft de NVWA doorlopend vacatures. De motie van het lid
Podt (Kamerstuk 33 835, nr. 246) vraagt de regering te onderzoeken wat er wettelijk nodig is om gerichte opleidingsmodules
mogelijk te maken, zodat instromers alleen hoeven te leren wat relevant is voor hun
functie bij de NVWA. Het beroep dierenarts is echter een gereglementeerd beroep. De
algemene kwalificatie van dierenartsen is met richtlijn 2005/36/EG voor alle Europese
lidstaten gelijk, evenals de opleidingseisen om de titel dierenarts te krijgen. Een
persoon kan alleen met die titel als dierenarts handelingen verrichten, en waar bepaald
is (in nationaal of Europees recht) dat een dierenarts bepaalde handelingen mag verrichten,
kan dat alleen door een persoon die de titel heeft behaald. Een gedeeltelijke of geclausuleerde
bevoegdheid voor een dierenarts, bijvoorbeeld voor specifieke taken bij de NVWA, is
dus niet mogelijk. Om de schaarste van dierenartsen bij de NVWA op te kunnen vangen,
heeft de NVWA haar wervingsinspanning geïntensiveerd en heeft zij bijvoorbeeld ook
dierenartsen uit andere EU-lidstaten aangetrokken. Daarnaast worden via instapteams
statushouders met een achtergrond als dierenarts binnen de NVWA opgeleid als toezichthouder.
(Kamerstuk 33 835, nr. 254). Hiermee heb ik opvolging aan de motie Podt gegeven. Tot slot ben ik in overleg
met de NVWA om te kijken waar, bijvoorbeeld door herverdeling van taken binnen de
wettelijke kaders, meer mogelijkheden liggen om tekorten aan te pakken.
3. Verdiepende analyse prijsregulering
Met de brief van 3 april jl. is uw Kamer geïnformeerd over de prijsontwikkelingen
in de diergeneeskundige zorg en over de aanpak van dit vraagstuk met inzet van de
beroepsgroep en het onafhankelijke ACM-marktonderzoek. In deze brief heb ik aangegeven
dat de Minister van Economische Zaken en ik het van belang achten dat er zorgvuldig
wordt bekeken of de situatie in de markt aanleiding geeft tot het treffen van eventuele
regulerende maatregelen door de overheid. Maatregelen die er bijvoorbeeld op gericht
zijn om te interveniëren in de prijsvorming en ketenvorming in een vrije markt zijn
vergaande maatregelen, waar een stevige onderbouwing voor nodig is. Prijsregulering
kan alleen toegevoegde waarde hebben als uit een grondige probleemanalyse blijkt dat
dit een passende maatregel is gezien de bijzondere en specifieke marktkenmerken en
marktproblemen die zich in deze markt voordoen.
De ACM voert op dit moment een marktonderzoek uit naar de diergeneeskundige zorg.
In afwachting het lopende ACM-onderzoek, en in voorbereiding op die afweging over
aanvullende maatregelen, heb ik samen met de Minister van Economische Zaken de afgelopen
maanden een eerste analyse gedaan naar de kaders en de mogelijke impact van mogelijke
prijsregulering in de diergeneeskundige markt, en naar de voorwaarden en te doorlopen
stappen voor een eventuele invoering daarvan. U treft mijn analyse aan in de bijlage.
Uit deze analyse blijkt dat prijsregulerende maatregelen op korte termijn een dempend
effect kunnen hebben, maar op langere termijn ook kunnen leiden tot hogere prijzen
en verschraling van het aanbod van zorg. Daarnaast heb ik in mijn analyse gekeken
naar de noodzakelijke randvoorwaarden en te doorlopen stappen om prijsregulerende
maatregelen te implementeren. Belangrijke randvoorwaarden zijn onder andere goed geregistreerde
markt- en sectordata, gedragen veterinaire behandelrichtlijnen en gedegen inzicht
in de kostenopbouw van dierenartsenpraktijken. Het implementeren van prijsregulering
is gezien de benodigde randvoorwaarden en te zetten noodzakelijke stappen in voorbereiding
van wetgeving, monitoring, uitvoering, handhaving en toezicht een meerjarig traject.
Ik heb het ACM-onderzoek naar de specifieke knelpunten in de markt voor diergeneeskundige
zorg nodig, om een zorgvuldige afweging te kunnen maken over de effectiviteit en proportionaliteit
van aanvullende maatregelen, waaronder prijsregulerende maatregelen waar de Kamer
eerder om heeft verzocht met verschillende moties (Kamerstuk 36 410 XIV, nr. 39 en Kamerstuk 36 410 XIV, nr. 40). De ACM verwacht aan het einde van 2025 een conceptrapport te publiceren over de
werking van de markt en de aanbeveling om de markt beter te laten functioneren. Ik
zal de Kamer informeren over de uitkomsten van het ACM-onderzoek en de te zetten vervolgstappen.
Afsluitend
Ik constateer dat de maatschappelijke uitdagingen in het veterinaire veld inzet vragen
van alle betrokken partijen. Met de in deze brief beschreven acties werken we gezamenlijk
aan beschikbare en toegankelijke zorg voor dieren, een goed geïnformeerde consument
die vrij kan kiezen in de zorg voor zijn dier èn aan ondersteuning van de veterinaire
professional door onder andere een betere kwaliteitsborging, optimale benutting van
het arbeidspotentieel, vermindering van werkdruk en een goed georganiseerde veterinaire
beroepsgroep. Iedere partij doet dit vanuit zijn eigen rol en verantwoordelijkheid.
Vanuit het ministerie stel ik in de begroting van 2026 ter ondersteuning van deze
inzet financiële middelen beschikbaar voor onder andere de opstart en ontwikkeling
van een centrale beroepsorganisatie, de ontwikkeling van professionele standaarden
en de genoemde onderzoeken. Ik zal uw Kamer op gezette tijden informeren over de voortgang.
De Staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur, J.F. Rummenie
BIJLAGE ANALYSE PRIJSREGULERING IN DE DIERGENEESKUNDIGE MARKT
In afwachting van het lopende ACM-onderzoek, en in voorbereiding op de afweging over
aanvullende maatregelen, is samen met de Minister van Economische Zaken de afgelopen
maanden een eerste analyse gedaan naar de kaders en de mogelijke impact van prijsregulering
in de diergeneeskundige markt, en naar de voorwaarden en te doorlopen stappen voor
een eventuele invoering daarvan. De resultaten van deze analyse treft u in deze bijlage.
Economische kaders prijsregulering voor diergeneeskundige zorg
In beginsel is het aan marktpartijen om hun prijzen te bepalen en aan consumenten
om een afweging te maken tussen de producten en prijzen van verschillende aanbieders.
Concurrentie tussen aanbieders stimuleert innovatie en efficiency, wat in zijn algemeenheid
leidt tot betere producten en diensten tegen lagere kosten. Prijzen veranderen bovendien
voortdurend door een samenspel van factoren, zoals verschuivingen in vraag en aanbod.
Indien sprake is van structureel marktfalen, kunnen verschillende vormen van overheidsingrijpen
of zelfregulering worden overwogen. Bij ingrijpen moet worden bezien of de maatregel
proportioneel is ten opzichte van het probleem. Ten aanzien van het instellen van
wettelijke maximumprijzen dient de overheid zeer terughoudend te zijn. Als minder
ingrijpende maatregelen niet het gewenste effect hebben, kan overwogen worden om meer
ingrijpende instrumenten in te zetten, waaronder prijsregulering.
Alleen in gevallen waar sprake is van structureel marktfalen in markten die niet of
moeilijk te corrigeren zijn met minder ingrijpende maatregelen en een effectieve concurrentie
in de weg staan, kan prijsregulering een effectief instrument zijn. De effecten van
prijsregulering zijn meerledig en zijn afhankelijk van de situatie in een specifieke
markt. Prijsregulering kan in principe tot lagere prijzen leiden voor de consument,
maar afhankelijk van het prijsniveau en de gevoeligheid van het aanbod voor de prijs,
ook tot een lager aanbod. De invoering van prijsregulering kan zorgen voor een hogere
druk op praktijken die door een duurdere kostenopbouw met tarieven zitten boven het
vastgestelde prijsplafond. Deze praktijken zullen keuzes moeten maken, om nog steeds
rendabel zorg te kunnen blijven aanbieden. Dat kan door te bezuinigen op de kosten,
het verhogen van de omzet of het beperken van het aanbod. De grootste kostenpost voor
veel praktijken is personeel, daarnaast kan bezuinigd worden op bijvoorbeeld huisvesting,
apparatuur en/of ICT. Er kan door een maximumtarief voor praktijken een prikkel ontstaan
om de omzet te verhogen, door een stapeling van verschillende vormen van diagnostiek
en behandeling, en dus maximumtarieven. Dit kan leiden tot hogere kosten voor de consument
en risico op overbehandeling en/of overdiagnostiek. Prijsregulering kan er bovendien
toe leiden dat praktijken stoppen met het aanbieden van zorg die voor het vastgestelde
tarief niet rendabel uit te voeren is. Dit kan leiden tot verschraling van het aanbod
van zorg en levert risico’s op voor het aanbod van zorg met hoge kosten, zoals bijvoorbeeld
spoedzorg of complexe en/of specialistische zorg. Dit betekent ook dat een kleiner
aantal (grotere) dierenartspraktijken overblijft om de vraag te bedienen. Dit terwijl
er in de diergeneeskundige zorg sprake is van een toenemende vraag, door een stijging
van het aantal huisdieren en hogere verwachtingen van de klant. Deze ontwikkeling
kan ook gevolgen hebben voor de arbeidsmarkt voor dierenartsen, en bijvoorbeeld de
werkdruk.
Directe prijsregulering kan mogelijk ook leiden tot hogere prijzen wanneer aanbieders
maximumprijzen als richt- of adviesprijzen gaan gebruiken, waardoor de kosten voor
de consument juist stijgen.
Implementatie van prijsregulering kan ook andere gevolgen hebben, zoals het ontstaan
van tekorten en minder innovatie. Het kan voor nieuwe aanbieders minder aantrekkelijk
worden om toe te treden, en investeringen in bestaande praktijken belemmeren. Dit
remt de professionalisering binnen de markt en beroepsgroep. Tegelijkertijd kan prijsregulering
ertoe leiden dat zelfstandige praktijken stoppen en grotere ketens een groter marktaandeel
en meer marktmacht verkrijgen. Regulering kan daarmee leiden tot verminderende keuzevrijheid
en regionale tekorten van diergeneeskundige zorg.
Tot slot leidt tariefregulering over het algemeen tot een toename van administratieve
lasten voor dierenartsenpraktijken. Deze uitvoeringsdruk drukt waarschijnlijk zwaarder
op kleinere praktijken dan op grotere zelfstandige of ketenpraktijken, die dit efficiënt
kunnen inrichten. Het is te verwachten dat een deel van de administratieve lasten
aan de consument zullen worden doorberekend.
Uitvoeringsaspecten van prijsregulering
De basis voor een goede invoering van prijsregulerende maatregelen zijn gedegen data
over de markt, de sector en de beroepsgroep. In de diergeneeskundige zorg is op dit
moment sprake van een beperkte registratie van gegevens. Daarnaast is een belangrijke
randvoorwaarde dat de beroepsgroep komt tot gedragen definities van behandelingen,
zodat er een basis ligt voor het vaststellen van een maximumprijs uit bijvoorbeeld
richtlijnen. Er is bovendien diepgaand inzicht nodig in de kostenopbouw van een dierenartspraktijk,
als onderdeel van een vast te stellen maximumprijs voor een behandeling. Daarnaast
zal een verkenning moeten worden uitgevoerd naar welke methode voor maximumtarieven
voor de diergeneeskundige zorg het meest passend, uitvoerbaar en effectief is. Naast
data is er een uitvoerende partij nodig voor het vaststellen van de tarieven, de monitoring,
het toezicht en de handhaving in de markt. Voor het instellen van een uitvoerende
partij, het creëren van een verplichting voor het aanleveren van data aan de uitvoerende
partij en andere uitvoeringsaspecten is bovendien aanpassing van wet- en regelgeving
nodig.
Het implementeren van prijsregulering is gezien bovenstaande noodzakelijke stappen
en randvoorwaarden een langjarig traject. De mogelijk invoering betekent bovendien
dat er een stelsel wordt gecreëerd dat structureel onderhoud nodig zal hebben, waarbij
rekening moet worden gehouden met nieuwe ontwikkelingen in de zorg en gewijzigde kosten
en tarieven. Prijsregulering brengt bovendien hoge administratieve lasten met zich
mee, die zullen landen bij zowel overheid als ook bij de individuele praktijk en doorberekend
zullen worden aan de consument en daarmee een prijsopdrijvend effect kunnen hebben.
Ondertekenaars
-
Eerste ondertekenaar
J.F. Rummenie, staatssecretaris van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur