Brief regering : Verslag Eurogroep en informele Ecofinraad 19 en 20 september 2025
21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken
Nr. 2137
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 september 2025
Hierbij ontvangt u het verslag van de Eurogroep en de informele Ecofinraad van 19
en 20 september in Kopenhagen, Denemarken.
Verder informeer ik in het verslag uw Kamer over de consultatie die de Europese Commissie
in de afgelopen maanden heeft gedaan over concept-richtsnoeren die voorschrijven onder
welke voorwaarden banken lagere kapitaaleisen kunnen hanteren voor aandelen met een
garantie, subsidie of deelneming van de overheid. Deze richtsnoeren komen voort uit
de verordening kapitaalvereisten voor banken. Nederland heeft op deze consultatie
gereageerd. Een kopie van de Nederlandse reactie op de consultatie is bij deze brief
bijgevoegd.
De Minister van Financiën,
E. Heinen
Verslag Eurogroep en informele Ecofinraad 19 en 20 september 2025
Eurogroep in reguliere samenstelling
Eurogroep werkprogramma tot en met juni 2026
De voorzitter van de Eurogroep Paschal Donohoe gaf een toelichting op het werkprogramma
voor de Eurogroep tot en met juni 2026. Voor de komende tijd zijn drie overkoepelende
thema’s prioritair, namelijk coördinatie van het economisch- en begrotingsbeleid,
de euro als internationale en digitale munt, en verdieping van en het concurrentievermogen
in de Economische en Monetaire Unie. Het werkprogramma en de voorlopige agenda van
de Eurogroep-vergaderingen zijn te raadplegen via de website van de Eurogroep.1
Macro-economische ontwikkelingen
De Eurogroep wisselde van gedachten over de macro-economische ontwikkelingen in de
eurozone. Daartoe was ook de voorzitter van het Comité van Economische en Monetaire
Aangelegenheden (ECON) van het Europees Parlement (EP), Aurore Lalucq, uitgenodigd.
De Europese Commissie (Commissie) gaf aan dat de economie in de eurozone relatief
weerbaar was in de eerste helft van 2025. De verwachting is dat de economische groei
stabiel blijft in de tweede helft van 2025. In het eerste kwartaal was er sprake van
sterker dan verwachte economische activiteit als gevolg van vervroegde uitvoer naar
de VS, anticiperend op hogere tarieven. De handelsonzekerheid is afgenomen doordat
er een handelsovereenkomst is gesloten met de VS, hoewel deze gepaard gaat met hogere
tarieven op Europese producten. Wel is de handelsonzekerheid nog altijd hoger dan
historisch het geval was.
De Europese Centrale Bank (ECB) gaf een toelichting op hun meest recente raming waaruit
blijkt dat de economische groei in de eurozone 1,2% in 2025, 1,0% in 2026 en 1,3%
in 2027 is. Op middellange termijn wordt de economische activiteit ondersteund door
de begrotingsimpuls als gevolg van hogere defensie-uitgaven. Met name Duitsland is
van plan de nationale uitgaven te verhogen. Naast defensie gaat het dan ook om investeringen
in infrastructuur. De inflatie in de eurozone wordt geschat op 2,1% in 2025, 1,7%
in 2026 en 1,9% in 2027. De lagere inflatie in 2026 heeft te maken met een verwachte
daling van energieprijzen. De beleidsrente is tussen juni 2024 en juni 2025 van 4%
naar 2% teruggebracht. In juli en september heeft de ECB de rente ongewijzigd gelaten
op 2%, wat DNB ziet als ongeveer de neutrale rente in het eurogebied.
De voorzitter van ECON lichtte toe dat het EP verdeeld is over de handelsovereenkomst
die met de VS is gesloten. Verder gaf zij aan dat in het EP veel aandacht is voor
de Spaar- en Investeringsunie.
Verschillende lidstaten namen daarna het woord, waarbij zij ingingen op de economische
situatie, het wisselkoersbeleid en het belang van handelsovereenkomsten door de EU.
Nederland gaf in dit gesprek aan twee grote uitdagingen te zien voor de EU: veiligheid
en welvaart. Daartoe is het vergroten van innovatie cruciaal, net als versterking
van de interne markt en vergroting van de handel met landen buiten de EU. Ook wees
Nederland op de stijgende kosten als gevolg van vergrijzing.
Eurogroep in inclusieve samenstelling
Digitale euro
Het Deense EU-voorzitterschap heeft de ambitie om dit jaar nog tot een raadspositie
voor de digitale euro te komen. De verwachting voor de aankomende maanden is daarom
dat er verschillende raadswerkgroepen op expertniveau worden georganiseerd om op de
belangrijkste thema’s tot overeenstemming te komen. Nederland zal hierbij met name
aandacht hebben voor het compensatiemodel van de digitale euro en voor de gelijktijdige
invoering van online en offline functionaliteiten.
De Ministers wisselden van gedachten over de wetsvoorstellen die de juridische basis
moeten vormen voor de mogelijke introductie van de digitale euro. Specifiek spraken
de Ministers over de procedure om de aanhoudingslimieten voor de digitale euro vast
te stellen, waar de Eurogroep overeenstemming over bereikte.
Die procedure ziet er als volgt uit. Minimaal 24 maanden voor een eventuele uitgave
van de digitale euro kondigt de ECB, na een gesprek hierover in de Europese Raad,
de voorgenomen lanceringsdatum van de digitale euro aan. Minimaal 12 maanden voor
lancering zal de ECB een technisch rapport opstellen over de aanhoudingslimieten van
de digitale euro. Vervolgens stelt de ECB, in afstemming met de Commissie, een aanbeveling
op voor een uitvoeringsbesluit van de Raad over het plafond voor de aanhoudingslimiet.
Uiterlijk zes maanden na de aanbeveling van de ECB, ofwel minimaal zes maanden voor
lancering, neemt de Raad een uitvoeringsbesluit aan over het plafond van de aanhoudingslimiet
met versterkte gekwalificeerde meerderheid (Qualified Majority Voting; QMV) onder euro-lidstaten. Versterkte QMV betekent minimaal 72% van de betreffende
lidstaten met minimaal 65% van de betreffende bevolking. Bij een Raadsbesluit waar,
zoals hier het geval is, geen Commissievoorstel aan vooraf gaat, is een dergelijke
stemprocedure met versterkte QMV een juridisch vereiste. De Raad kan het voorstel
van de ECB dus aanpassen op basis van de versterkte QMV van de eurozonelidstaten.
Invoering van de digitale euro vindt plaats op basis van een besluit van de ECB, die
ook de aanhoudingslimiet vaststelt die het plafond van de Raad respecteert. Het is
mogelijk dat de Raad niet tot overeenstemming komt inzake de aanhoudingslimiet, ofwel
dat er in de Raad geen versterkte gekwalificeerde meerderheid van eurozonelanden vóór
een bepaalde hoogte van dit plafond is. Als dit zich voordoet, kan de ECB zelf de
hoogte van het plafond vaststellen. Indien de Raad het op een later moment alsnog
met een versterkte gekwalificeerde meerderheid eens wordt over de hoogte van het plafond,
dient de ECB dit plafond te respecteren.
Nederland gaf in de discussie aan het in beginsel passend te vinden dat de ECB een
voorstel doet voor de hoogte van de aanhoudingslimiet, zolang gewaarborgd wordt dat
de digitale euro een betaalproduct is en niet een spaarproduct. De ECB heeft goed
zicht op mogelijke effecten van een bepaalde aanhoudingslimiet op bankbalansen en
op de monetaire transmissie. De hoogte van aanhoudingslimieten heeft ook effect op
de aard van de digitale euro (betaalmiddel en/of spaarmiddel) en op de financiële
stabiliteit, wat een gedeeld mandaat is tussen de ECB en de medewetgevers. Daarom
vindt Nederland dat het in de rede ligt dat medewetgevers betrokken zijn bij de bepaling
van de aanhoudingslimieten. In het huidige voorstel is dit gewaarborgd, waardoor Nederland
dit specifieke voorstel over de aanhoudingslimiet kan steunen. Tegelijkertijd gaven
Nederland en meerdere andere lidstaten aan dat er ook nog aspecten van de digitale
euro zijn waarover nog geen overeenstemming is bereikt. Het gaat hierbij met name
om offline functionaliteiten en het compensatiemodel. Het genoemde voorstel waar de
Eurogroep overeenstemming over vond, wordt op expert-niveau nog verder uitgewerkt
door het Deense voorzitterschap in de conceptverordening voor de digitale euro en
vervolgens voorgelegd tijdens een toekomstige raadswerkgroep.
Overig: terugkoppeling G7-bijeenkomsten
De voorzitter van de Eurogroep gaf een terugkoppeling van de discussies die werden
gevoerd in recente bijeenkomsten van Ministers van Financiën van de G7, op 12 september
jl. Tijdens die bijeenkomst werd vooral gesproken over de noodzaak van voortzetting
van de steun aan Oekraïne.
Informele Ecofinraad
Werklunch: Economische gevolgen van EU-wetgeving
De Ministers hadden tijdens de lunch een gedachtewisseling over de economische gevolgen
van EU-wetgeving. Het Deens voorzitterschap wil graag naast de inspanningen om regeldruk
van bestaande wetgeving te verminderen, vooruitkijken naar de regeldruk van aanstaande
en nieuwe EU-wetgeving. Denemarken maakte daartoe een overzicht met daarin de geschatte
kosten voor bedrijven en overheden van wetgevende voorstellen in onderhandeling of
reeds aangenomen wetgeving maar nog niet geïmplementeerd (gebaseerd op de impact assessments
van de Commissie, die in principe bij elke Commissievoorstel door de Commissie opgesteld
moeten worden).2 Het voorzitterschap agendeert het initiatief in de informele Ecofinraad, omdat de
Ministers van Financiën vanwege hun budgettaire verantwoordelijkheid horizontaal gepositioneerd
zijn.
Het merkbaar aanpakken van regeldruk is voor dit kabinet een topprioriteit, zonder
daarmee de verband houdende beleidsdoelstellingen te ondermijnen. Het kabinet steunt
de ambitie om integraal inzicht te hebben in de regeldruk- en implementatiekosten
en deze te betrekken bij het ontwerpen van en onderhandelen over nieuwe wet- en regelgeving
en aanpassingen aan bestaande regelgeving. Nederland kon daarom ook het voorstel van
het Deens voorzitterschap steunen dat de Ecofinraad een horizontale en permanente
rol moet hebben in de monitoring van regeldruk en kosten van nieuwe EU-wetgeving,
maar wees er daarbij wel op dat de Raad voor Concurrentievermogen beleidsverantwoordelijk
blijft voor de vraag hoe regeldruk te verminderen.
Werksessie I: Versimpeling van financiële regelgeving
Het Deense EU-voorzitterschap wil werk maken van de versimpeling van Europese financiële
wet- en regelgeving om de concurrentievermogen van het Europese bedrijfsleven te vergroten.
Hiertoe was de denktank «New Financial» verzocht om onderzoek te doen naar de mogelijkheden
om EU financiële regelgeving te versimpelen.3
Op basis van dit onderzoek identificeerde het Deens voorzitterschap zeven principes
als uitgangspunt voor het versimpelen van financiële wet- en regelgeving:
○ De pijlers van financiële wet- en regelgeving moeten behouden blijven, bijvoorbeeld
rond robuuste liquiditeits- en kapitaaleisen en consumentenbescherming.
○ Voorafgaand aan nieuwe wetgeving moet een sense check worden uitgevoerd om te bepalen of nieuwe wetgeving noodzakelijk is en welke uitkomsten
beoogd zijn.
○ Bestaande wet- en regelgeving moet per thema herzien worden.
○ Meer consistente en kwalitatief betere impact assessments door de Europese Commissie
zijn noodzakelijk om het wetgevingsproces te verbeteren.
○ Er is betere coördinatie nodig bij het implementeren van regelgeving: nieuwe rapportagestandaarden
mogen slechts ééns per jaar in werking treden.
○ Wetgeving moet minder vaak herzien worden en kan ook gedeeltelijk, in plaats van geheel
herzien worden.
○ Er moet een duidelijke ordening in de aard en doelstellingen van verschillende vormen
van wet- en regelgeving, van «level 1», de verordening, naar «level 2», gedelegeerde-
en uitvoeringshandelingen, naar «level 3», richtsnoeren en andere begeleidende documentatie.
Voor het kabinet is het verlichten van regeldruk een prioriteit. Het kabinet verwelkomt
daarom de inspanningen om de regeldruk te verminderen, zonder de daarmee verband houdende
beleidsdoelstellingen te ondermijnen. Voorspelbaarheid en rechts- en investeringszekerheid
voor bedrijven en betrouwbaarheid van het (Europese) wetgevingsproces blijven daarbij
een belangrijk aandachtspunt. Conform deze lijn nam Nederland deel aan de gedachtewisseling
tijdens de informele Ecofinraad. Een ruime meerderheid van de lidstaten steunde het
voorstel van het Deense voorzitterschap om toe te werken naar Raadsconclusies tijdens
hun voorzitterschap, gebaseerd op de principes over versimpeling.
Werksessie II: Nationale structurele hervormingen ter versterking van de productiviteit
en veerkracht
De Ecofinraad wisselde informeel van gedachten over het belang van nationale hervormingen,
welke nodig zouden kunnen zijn en de wijze waarop ze geïntroduceerd kunnen worden
om de economische groei in Europa te verhogen. Op verzoek van het Deense voorzitterschap
had het Internationaal Monetair Fonds (IMF) daartoe een analyse gemaakt van de baten
van nationale structurele hervormingen in Europa.4 Uit die analyse blijkt dat veel EU-lidstaten aanzienlijk achterblijven bij de VS
in termen van inkomen per hoofd en productiviteit. De verschillen tussen EU-lidstaten
zijn echter groot. In Nederland is het inkomen per hoofd gecorrigeerd voor koopkracht
nagenoeg even hoog als in de VS, en in bijvoorbeeld Luxemburg en Ierland ligt het
hoger. Een belangrijk deel van de achterstand in productiviteit en welvaart komt volgens
het IMF door achterblijvend binnenlands structureel beleid. Het wegnemen van de helft
van deze achterstand door hervormingen zou het bbp van de EU met 6% doen toenemen
op de middellange termijn, zonder noemenswaardige budgettaire kosten. Deze economische
baten zijn een veelvoud van het bbp-verlies van recente handelsdisputen. Belangrijk
is dat nationale hervormingen (zoals betere toegang tot durfkapitaal) en hervormingen
op Europees niveau (zoals het wegnemen van belemmeringen op de interne markt) complementair
aan elkaar zijn en elkaar kunnen versterken.
Het IMF toont aan dat brede structurele hervormingen in landen de afgelopen decennia
vaak gevolgd zijn door een periode van hoge groei, zoals Nederland, Denemarken en
Ierland in de jaren negentig van de vorige eeuw, Duitsland in de jaren nul van de
21e eeuw en Griekenland, Spanje en Portugal in de huidige periode. Het aantal doorgevoerde
hervormingen in Europa is sinds het eerste decennium van deze eeuw echter sterk afgenomen.
In het paper van IMF wordt Nederland genoemd als onderdeel van de top-3 bij arbeidsparticipatie,
innovatie en digitalisering en structureel begrotingsbeleid. Nederland scoort hoog
op digitalisering en toegang tot internet. Ook doet Nederland het goed inzake publiek-private
samenwerkingen, waarin lokale overheden een actieve rol spelen. Brainport Eindhoven
is een voorbeeld van een dergelijk ecosysteem.
Tijdens de bespreking in de informele Ecofinraad onderschreven diverse lidstaten de
noodzaak van nationale, structurele hervormingen. Tegelijkertijd wezen enkele lidstaten
op de specifieke, nationale omstandigheden die realisatie en uitvoering van hervormingen
kunnen compliceren. In de reacties van lidstaten kwamen veel en uiteenlopende aandachtsgebieden
en onderwerpen langs waarvoor hervormingen gewenst zijn, waaronder het dichten van
de innovatiekloof en bevorderen van digitalisering, integratie van Europese energiemarkten,
vergroten van energie-onafhankelijkheid van de EU en verlaging van energieprijzen,
productiviteitsverhoging door verbetering van arbeidsmarktparticipatie en meer scholing,
versimpeling van regelgeving, verlaging van administratieve lasten en verdieping van
de kapitaalmarktunie.
Werksessie III: Economische effecten van de geopolitieke situatie op Europa
Tot slot besprak de Ecofinraad informeel de economische effecten voor de EU van de
geopolitieke situatie. Daarbij was in het bijzonder aandacht voor de wijze waarop
de EU zich moet positioneren in een snel veranderende wereldorde, en welke beleidsrespons
daartoe gewenst is. Dit gesprek vond plaats op basis van een uitgebreide analyse van
denktank Bruegel.5 Bruegel schetst hoe de geopolitieke situatie zich de komende 10 jaar zou kunnen ontwikkelen
en wat dat betekent voor economisch en breder internationaal beleid. Daartoe heeft
Bruegel drie scenario’s uitgewerkt. Die zijn gedifferentieerd naar de intensiteit
van geopolitieke rivaliteit tussen de VS en China, en de capaciteit van andere belangrijke
spelers om een op regels gebaseerde wereldorde op te bouwen en te handhaven. De belangrijkste
boodschap van de onderzoekers van Bruegel is dat de EU een stuk actiever haar afhankelijkheden
van de VS en China moet afbouwen en haar veiligheid moet versterken, om zo ook haar
onderhandelingsmacht te versterken. Daartoe geven ze ook veel verschillende beleidsvoorstellen
voor de EU, zowel binnen de eigen grenzen als internationaal. De Ministers van Financiën
van Oekraïne, Canada, het Verenigd Koninkrijk (VK) en Noorwegen waren ook uitgenodigd
voor deze bespreking. Deze Ministers werden ook in de gelegenheid gesteld om hun visie
te geven op de samenwerking met de EU.
In de reacties van diverse lidstaten was veel aandacht voor de noodzaak van blijvende
steun aan Oekraïne, voor de relatie met de Verenigde Staten, voor het belang van defensie-investeringen
en de noodzaak om ook banden en partnerschappen met landen buiten de EU aan te gaan,
te verstevigen en te verdiepen, specifiek met het zuidelijk werelddeel. Nederland
gaf in het gesprek aan belang te hechten aan verdere marktintegratie, diversificatie
van handelsstromen en het sluiten van vrijhandelsverdragen, samenwerking met gelijkgezinde
landen als Canada, het VK en Noorwegen, hervorming van de economie en gezonde overheidsfinanciën.
Nederland onderstreepte ook nadrukkelijk het belang van blijvende steun aan Oekraïne,
en riep lidstaten op die steun ook te intensiveren, zowel bilateraal als op EU-niveau.
Overig
Consultatie richtsnoer verordening kapitaalvereisten en Nederlandse inbreng
De Europese Commissie heeft in de afgelopen maanden richtsnoeren geconsulteerd die
beschrijven onder welke voorwaarden banken lagere kapitaaleisen kunnen hanteren voor
aandelen met een garantie, subsidie of deelneming van de overheid. Het gaat om richtsnoeren
die nader ingaan op de werking en reikwijdte van artikel 133, vijfde lid, van de verordening
kapitaalvereisten voor banken (Capital Requirements Regulation, hierna: CRR).
In de Nederlandse reactie wordt bepleit dat de verlichting van kapitaaleisen niet
beperkt moet worden tot Europese aandelen met een garantie, subsidie of deelneming
van de overheid, maar moet gelden voor alle aandelen waarbij sprake is van een garantie,
deelneming of subsidie van een Europese instelling of nationale overheid. Daarbij
moet wel worden voldaan aan in de richtsnoeren geformuleerde eisen. Daarnaast stelt
Nederland in de reactie aanpassingen voor waardoor de richtsnoeren recht doen aan
de complexiteit van garanties die worden gegeven. Ook benadrukt Nederland het belang
van harmonisatie van in de richtsnoer voorgestelde percentages die maken dat een garantie,
subsidie of deelneming van de overheid inderdaad tot verlichting van kapitaaleisen
mag leiden. Tenslotte heeft Nederland ingebracht dat in het richtsnoer duidelijker
moet worden beschreven hoe toezicht moet worden gehouden op de naleving van de voorwaarden
die in de richtsnoeren worden voorgesteld. Nederland vindt het passend als de bewijslast
hiervoor bij de betreffende instelling ligt en niet bij de toezichthouder. De ingediende
consultatiereactie is als bijlage bij dit verslag gevoegd.
Indieners
-
Indiener
E. Heinen, minister van Financiën